nl
53
Apparaat aansluiten
Na het plaatsen van het apparaat moet
u minimaal een 1 uur wachten voordat
u het apparaat in gebruik neemt. Tijdens
het transport kan het gebeuren dat de
olie van de compressor in het
koelsysteem terecht komt.
Vóór het eerste gebruik de binnenruimte
van het apparaat schoonmaken
(zie hoofdstuk Schoonmaken).
Het stopcontact dient zich dichtbij het
apparaat te bevinden en ook na de
inbouw vrij toegankelijk te zijn.
Het apparaat uitsluitend via een volgens
de voorschriften aangebracht,
randgeaard stopcontact
op 220 - 240 V/50 Hz wisselstroom
aansluiten. Het stopcontact moet zijn
beveiligd met een zekering van 10 A tot
16 A.
Bij apparaten die in niet Europese
landen worden gebruikt op het
typeplaatje controleren of de
aansluitspanning en de stroomsoort
overeenkomen met de waarden van uw
elektriciteitsnet. Het typeplaatje bevindt
zich links onderaan in het apparaat. Een
eventueel noodzakelijke vervanging van
de aansluitkabel mag alleen door een
vakkundig monteur worden uitgevoerd.
! Waarschuwing
Het apparaat mag nooit worden
aangesloten op elektronische
energiebesparende stekkers of op
omvormers die gelijkstroom omzetten in
230 V wisselstroom (bijv. installaties
voor zonneënergie of netwerken voor
schepen).
Inschakelen van het
apparaat
Toets Aan/Uit afb. !/1 indrukken.
Het apparaat begint te koelen.
De binnenverlichting is bij geopende
deur ingeschakeld.
In de fabriek is het apparaat op de
gemiddelde instelling 3 ingesteld.
Aanwijzingen bij het gebruik
Terwijl de koelmachine loopt, vormen
zich dooiwaterdruppels of een laagje rijp
op de achterwand van de koelruimte. Dit
is normaal. U hoeft de
dooiwaterdruppels niet af te wissen of
de rijp af te schrapen. De achterwand
wordt automatisch ontdooid. Het
dooiwater loopt via het afvoergootje
afb. $ naar de koelmachine, waar het
verdampt.
Instellen van de
temperatuur
De temperatuur kan van stand 1 tot 5
worden ingesteld.
Insteltoets Afbeelding !/6 drie
seconden lang ingedrukt houden, tot het
display knippert. Daarna de insteltoets
net zo vaak indrukken tot de gewenste
instelling wordt weergegeven.
De laatste instelling wordt opgeslagen.
Instelling 1 lage koelcapaciteit
Instelling 5 hoogste koelvermogen
Bij een instelling op 3 wordt, afhankelijk
van omgevingstemperatuur en belading,
in de koelruimte een temperatuur van
+8 °C tot +12 °C bereikt.