GEBRUIKSAANWIJZING
NL
6
12. Draag een goedgekeurde veilig-
heidsbril of een gezichtsmasker.
13. Draag goedgekeurde oor be-
scherming tegen het lawaai.
Het geluidsdrukniveau aan de ar-
beidsplaats kan 80 dB (A) over-
schrijden. In dit geval zijn geluids-
isolatiemaatregelen voor de be-
diener noodzakelijk (bijv. dragen
van een gehoorbescherming).
14. Draag een veiligheidshelm bij
risico van vallende voorwerpen.
15. Draag stevige werkschoenen met
antislipzolen.
16. Draag stevige handschoenen.
17. Maak alleen gebruik van de HEG-
GENSCHAAR als u in goede
conditie bent.
18. GEBRUIK het apparaat NIET
wanneer u vermoeid bent, zich
niet lekker voelt of onder invloed
bent van alcohol of andere verdo-
vende middelen.
19. ATTENTIE! De uitlaatgassen zijn
giftig en verstikkend. Bij inade-
ming kunnen ze zelfs dodelijk
zijn. Laat de motor niet draaien in
een gesloten en schaars geventi-
leerde ruimte.
20. Langdurig gebruik van het ap-
paraat kan een verstoring van
de bloedsomloop in de handen
veroorzaken (ziekte van de witte
vingers), die toegeschreven wordt
aan de trillingen.
Factoren die van invloed kunnen
zijn op deze verschijnselen zijn:
- Persoonlijke aanleg van de ge-
bruiker voor schaarse bloedtoe-
voer naar de handen.
- Gebruik van het apparaat bij
lage temperaturen (het gebruik
van warme handschoenen wordt
aanbevolen).
- Langdurig gebruik zonder on-
derbrekingen (het wordt aanbe-
volen pauzes in te lassen).
- Tinteling en verstijving, in dit ge-
val wordt aanbevolen een arts te
raadplegen.
21. Houd het apparaat altijd met
beide handen vast. Neem een
stabiele en veilige houding op
beide benen aan. Zorg dat u uw
evenwicht niet verliest. Ga tijdens
het werk niet op onstabiele trap-
pen staan. Om hoge heggen te
knippen kunt u beter een stabiele
steiger gebruiken.
22. ATTENTIE! De benzine en de
benzinedampen zijn uiterst ont-
vlambaar, dus gevaar voor:
BRANDWONDEN EN BRAND.
23. Breng de motor tot stilstand voor
het toevoeren van brandstof.
24. Rook niet tijdens de brandstof-
toevoer.
25. Droog de eventueel gemorste
brandstof. Stel het apparaat in
werking op grote afstand van de
plaats waar de brandstoftoevoer
plaatsvond.
26. Overtuig u ervan dat de dop van
de tank goed vast zit. Let op
eventuele lekkages.
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
27. De BLOKKERING VAN DE BE-
DIENING VAN DE VERSNEL-
LING (zie afb. 1 detail 17) voor-
komt de onvrijwillige inschakeling
van de versnellingshendel.
28. SCHAKELAAR (ON/OFF) voor
stilstand van de motor (afb. 1
detail 10).
29. GEVAAR! Attentie, de messen
blijven gedurende een bepaalde
tijd doorgaan met draaien, ook
nadat de schakelaar op “OFF”
gezet is.