Kemppi Master MLS 400 Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding
Master S
400, 500
1910110
R05
GEBRUIKSAANWIJZING
Nederlands
Master S 400, 500
2
NL
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding .............................................................................................................. 3
1.1 Algemeen .................................................................................................................................. 3
1.2 Inleiding over het product .................................................................................................. 3
1.3 Inleiding op het apparaat .................................................................................................... 4
2. Installatie ............................................................................................................ 5
2.1 Voor het gebruik ..................................................................................................................... 5
2.2 Plaatsing van het apparaat ................................................................................................. 5
2.3 Stroomnet ................................................................................................................................. 5
2.4 Aansluitingen voor las- en werkstukkabels .................................................................. 6
2.4.1 De laspolariteit kiezen voor MMA-lassen ....................................................................... 6
2.4.2 De laspolariteit kiezen voor TIG-lassen .......................................................................... 6
2.4.3 Aarding ............................................................................................................................. 6
3. Bediening ........................................................................................................... 6
3.1 Lasprocessen ............................................................................................................................ 6
3.1.1 MMA-lassen ...................................................................................................................... 6
3.1.2 TIG-lassen ......................................................................................................................... 6
3.2 Bedieningsfuncties ................................................................................................................ 6
3.2.1 Stroombron ...................................................................................................................... 6
3.2.2 Bedieningspaneel en SETUP-functies ............................................................................ 7
3.2.3 Activering en instelling van setup-parameters ............................................................. 8
3.3 MMA-lassen .............................................................................................................................. 9
3.3.1 Toevoegmaterialen en -uitrusting .................................................................................. 9
3.3.2 Werkstukkabel en -klem .................................................................................................. 9
3.3.3 Booglassen met beklede elektrode (MMA) .................................................................... 9
3.3.4 Parametertabel voor lassen met elektroden ...............................................................10
3.3.5 Boogdynamiek ............................................................................................................... 10
3.3.6 Hot start ..........................................................................................................................10
3.4 TIG-lassen ................................................................................................................................11
3.5 Gutsen met koolstofelektrode(n) ...................................................................................12
3.6 Draadloze afstandsbediening..........................................................................................12
4. Onderhoud ......................................................................................................13
4.1 Regelmatig onderhoud ...................................................................................................... 13
4.1.1 Iedere 6 maanden ..........................................................................................................13
4.2 Onderhoudscontract ..........................................................................................................13
4.3 Opslag ....................................................................................................................................... 13
4.4 Afvoer van het apparaat ....................................................................................................13
5. Problemen verhelpen ..................................................................................14
5.1 Problemen verhelpen .........................................................................................................14
5.2 Foutcodes bedieningspaneel ..........................................................................................15
6. Bestelnummers ..............................................................................................16
7. Technische gegevens ................................................................................... 17
3
© Kemppi Oy / R05
NL
1. INLEIDING
1.1 Algemeen
Gefeliciteerd met uw keuze voor de stroombron uit de serie Master S. Bij correct gebruik
kunnen Kemppi-producten de productiviteit van uw laswerkzaamheden verhogen gedurende
een economische levensduur van vele jaren.
Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke informatie over het gebruik, het onderhoud en
de veiligheid van uw Kemppi-product. De technische specicaties van het apparaat vindt u
achterin de handleiding.
Lees de gebruiksaanwijzing en het boekje met veiligheidsinstructies zorgvuldig voordat u het
toestel voor het eerst gebruikt. Voor uw eigen veiligheid en die van uw werkomgeving dient u
de veiligheidsvoorschriften aandachtig te bestuderen.
Voor meer informatie over Kemppi-producten kunt u contact opnemen met Kemppi, een
geautoriseerd Kemppi-dealer, of een bezoek brengen aan de Kemppi-website,
www.kemppi.nl.
De specicaties en ontwerpen in deze gebruiksaanwijzing kunnen zonder voorafgaande
berichtgeving gewijzigd worden.
Belangrijke opmerkingen
Punten in de gebruiksaanwijzing die bijzondere aandacht vereisen met het doel schade en
persoonlijk letsel te vermijden, zijn voorzien van de aanduiding OPMERKING!’. Lees deze
opmerkingen zorgvuldig door en volg de instructies op.
Disclaimer
Hoewel wij alles in het werk hebben gesteld om ervoor te zorgen dat de informatie in deze
gebruiksaanwijzing accuraat en volledig is, aanvaarden wij geen aansprakelijkheid voor
onjuistheden of drukfouten. Kemppi heeft te allen tijde het recht om zonder voorafgaand
bericht de specicaties van het beschreven product te wijzigen. Zonder voorafgaande
toestemming van Kemppi mag de inhoud van deze handleiding niet worden gekopieerd,
vermenigvuldigd of verzonden.
1.2 Inleiding over het product
Lasmachines van het model Master S zijn ontworpen voor industrieel gebruik en voor het
lassen van allerlei soorten beklede elektroden. Master S is ook geschikt voor gutsen met
koolstofelektrode(n).
De modellen Master S 400 en 500 beschikken, behalve over de basisfuncties, ook over
geavanceerde functies zoals HotStart, ArcForce, TIG-modus en afstandsbediening, die
allemaal via het paneel worden ingesteld.
Beide modellen zijn uitgerust met een spanningsreductieapparaat (VRD) dat is ontworpen om
de nullastspanning (OCV) onder 35 volt te houden.
De modellen Master S 400 en 500 kunnen ook onder constante spanning (CV) functioneren als
voedingsbron voor draadaanvoersystemen met spanningsdetectie en in-line TIG-oplossingen
– zoals ArcFeed en MasterTig LT 250 van Kemppi.
In Australische en Nieuw-Zeelandse modellen is VRD altijd actief en voldoet deze aan de AS-/
NZS-normen en mijnbouwregels. VRD heeft een betrouwbaar veiligheidssysteem.
Master S 400, 500
4
NL
1.3 Inleiding op het apparaat
Master S 400 en 500
1.
5.
7. 9.
12.
6.
8.
16.
10.
4.
11.
13.
14.
15.
2.
3.
1. Aan/uit-lampje
2. Indicatielampje oververhitting
3. Indicatielampje CV-modus
4. Indicatielampje VRD ON
5. Ampèragemeterdisplay
6. Spanningsmeterdisplay
7. Arcforce
8. HotStart
9. Afstandsbediening
10. Lasmodus
11. Regelknop voor de lasstroom
12. Negatieve (-) aansluitpool
13. Positieve (+) aansluitpool
14. Hoofdschakelaar (AAN/UIT)
15. Netstroomkabel
16. Aansluiting afstandsbediening
De display-afdekking wordt standaard meegeleverd met de Master S 400 en 500. Deze biedt
bescherming tegen vonken, stof en krassen.
5
© Kemppi Oy / R05
NL
2. INSTALLATIE
2.1 Voor het gebruik
Het product is verpakt in speciaal daarvoor ontwikkelde kartonnen dozen. Toch moet u, voor
gebruik controleren of de producten niet tijdens het transport beschadigd zijn.
Controleer ook of u de bestelde componenten en de bijbehorende gebruikshandleidingen
hebt ontvangen. Het verpakkingsmateriaal kan gerecycled worden.
OPMERKING! Als u de lasmachine wilt verplaatsen, moet u deze altijd aan de handgreep optillen.
Nooit aan de kabels van het laspistool of andere kabels trekken om het te verplaatsen.
Werkomgeving
Dit apparaat is geschikt voor gebruik zowel binnen als buiten. Zorg er altijd voor dat de
luchtstroom in het apparaat niet gehinderd wordt. De aanbevolen bedrijfstemperatuur ligt
tussen –20…+ 40 °C.
Lees eerst de veiligheidsinstructies betreende de bedieningsomstandigheden.
2.2 Plaatsing van het apparaat
Plaats het apparaat op een stevige, vlakke ondergrond die droog is en waarvan geen stof of
andere onzuiverheden in de koelluchtstroom van het apparaat terecht kunnen komen. Plaats
het apparaat bij voorkeur op een geschikte transportunit, zodat het boven het vloerniveau
blijft.
Opmerkingen betreende de plaatsing van het apparaat
De hellingshoek van de vloer mag niet meer zijn dan 15 graden.
< 15°
Zorg voor een vrije circulatie van de koellucht. Voor en achter het apparaat moet ten
minste 20 cm vrije ruimte zijn voor koelluchtcirculatie.
Bescherm het apparaat tegen zware regenval en direct zonlicht.
Het apparaat mag niet worden gebruikt in de regen, omdat de beschermingsklasse van het
apparaat, IP23S, alleen opslag in de buitenlucht toestaat.
OPMERKING! Laat nooit een vonkenregen van een slijpmachine richting het apparaat gaan.
2.3 Stroomnet
Alle gewone elektrische apparaten zonder speciaal ontstoorde circuits veroorzaken
harmonische stromen in het stroomnet. Grote harmonische stromen kunnen bij bepaalde
apparaten uitval en storingen veroorzaken.
Mits het kortsluitvermogen van het openbare laagspanningsnet op het punt van
gemeenschappelijke koppeling groter dan of gelijk is aan 4.8 MVA, voldoet dit apparaat
aan IEC 61000-3-11 en IEC 61000-3-12 en kan het worden aangesloten op openbare
laagspanningssystemen. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur of de gebruiker
van het apparaat te controleren, indien nodig in overleg met de beheerder van het stroomnet,
of de systeemweerstand voldoet aan de weerstandsbeperkingen.
Master S 400, 500
6
NL
2.4 Aansluitingen voor las- en werkstukkabels
2.4.1 De laspolariteit kiezen voor MMA-lassen
U kunt de laspolariteit wijzigen door de kabelaansluiting (+) of (–) te kiezen. Bij MMA-
lassen wordt de laskabel gewoonlijk aangesloten op de positieve aansluitpool (+) en de
werkstukkabel op de negatieve aansluitpool (-).
2.4.2 De laspolariteit kiezen voor TIG-lassen
Bij TIG-lassen moet de laskabel worden aangesloten op de negatieve aansluitpool (-) en de
werkstukkabel op de positieve aansluitpool (+).
2.4.3 Aarding
Maak, indien mogelijk, de klem van de werkstukkabel altijd rechtstreeks vast aan het
werkstuk.
1. Verwijder verf en roest van het contactoppervlak van de klem.
2. Maak de klem zorgvuldig vast, zodat het contactoppervlak zo groot mogelijk is.
3. Controleer of de klem stevig genoeg vastgemaakt is.
3. BEDIENING
OPMERKING! Het is verboden te lassen op plaatsen met een onmiddellijk brand- of explosiegevaar!
Lasrook kan leiden tot letsel; zorg daarom voor voldoende ventilatie tijdens het lassen!
3.1 Lasprocessen
3.1.1 MMA-lassen
Master S-stroombronnen zijn geschikt voor MMA-lassen, evenals gutsen met
koolstofelektrode(n).
3.1.2 TIG-lassen
Voor TIG-lassen is een afzonderlijke TIG-toorts met gasventiel vereist. Zie 'Bestelnummers'.
3.2 Bedieningsfuncties
3.2.1 Stroombron
OPMERKING! Schakel de machine alleen in en uit met de hoofdschakelaar. U mag nooit de
netstekker gebruiken om het apparaat in of uit te schakelen!
OPMERKING! Kijk nooit in de boog zonder speciale gezichtsbescherming voor booglassen!
Bescherm uzelf en de omgeving tegen de lasboog en hete spatten!
7
© Kemppi Oy / R05
NL
3.2.2 Bedieningspaneel en SETUP-functies
WeldData
Nadat u klaar bent met lassen, toont het display de gemeten gemiddelde stroom van de
laatste lasnaad. Deze lasgegevens worden alleen weergegeven als de lascyclus 5 seconden of
langer duurt.
Geavanceerd bedieningspaneel
1.
8.
7.
2. 3.
9.
5.
10.
6.
11.
4.
1. Het groene ON-lampje geeft aan de stroom ingeschakeld is.
2. Signaallampje thermische overbelasting. Als dit lampje brandt, dan is dat ter indicatie
dat de machine oververhit is.
3. CV-moduslampje. Een brandend lampje geeft aan dat de machine in de CV-modus staat.
De modus kan worden gewijzigd via Setup.
4. VRD-indicator. Lichtindicatie dat VRD is ingesteld. Wanneer niet wordt gelast en het
lampje uit is, is ook VRD uit.
Constant brandend groen lampje: VRD is ingesteld.
Geen lampje: VRD is ingesteld, het apparaat last.
Knipperend rood lampje: VRD heeft de machine gestopt vanwege een storing.
OPMERKING! In de AU-modellen kan de VRD-functie niet worden uitgeschakeld.
5. Spanningsmeterdisplay. Toont de spanning.
6. Regelknop voor de lasstroom. Draai aan de knop om de waarde van de lasstroom in te
stellen.
7. Ampèragemeterdisplay. Toont de gebruikte stroomwaarde tijdens het lassen en de
ingestelde stroomwaarde als niet wordt gelast.
8. ArcForce. Hoe lager de waarde, hoe zachter de boog. Hoe groter de waarde, hoe harder
de boog. Instelbereik is -9...9. De waarde wordt getoond op het rechterdisplay wanneer u
aan de regelknop draait. De fabrieksinstelling is 0 (regelknop wijst omhoog).
9. HotStart. Waarde 0 = no HotStart, waarde 10 = HotStartMax. De waarde wordt getoond
op het rechterdisplay wanneer u aan de regelknop draait. De fabrieksinstelling is 5
(regelknop wijst omhoog).
10. Lasmodus. Druk op deze knop om de TIG- of MMA-modus te kiezen. Een brandend
lampje geeft de keuze aan.
11. Afstandsbediening. Druk op deze knop om de afstandsbediening of paneelbediening
te kiezen. Als dit lampje brandt, dan is dat ter indicatie dat de afstandsbediening is
gekozen.
Door deze knop (langer dan 3 seconden) ingedrukt te houden wordt de setup-functie
geactiveerd.
Master S 400, 500
8
NL
3.2.3 Activering en instelling van setup-parameters
1. Houd de afstandsbedienings-keuzeknop (11) ten minste 3 seconden lang ingedrukt
totdat op het scherm de tekst ”Set verschijnt.
2. Kies de gewenste parameter met de regelknop (6) voor de lasstroom.
3. Druk op de afstandsbedienings-keuzeknop (11). U kunt van de instellingsmodus naar de
keuzemodus gaan door de knop (11) opnieuw in te drukken.
4. Gebruik de regelknop (6) voor de lasstroom om de parameterwaarde in te stellen.
5. U kunt de Setup-modus verlaten door de afstandsbedienings-keuzeknop (11) lang
ingedrukt te houden. De setup-parameters worden opgeslagen als u de Setup verlaat.
Structuur Setup-menu
Geavanceerd bedieningspaneel
Naam Functie Beschrijving Fabrieksinstelling Instelbereik
Ant. Antivries Indien de antivrieskeuze ingeschakeld
is, wordt door de machine de stroom
afgesloten en de elektrode beschermd
als tijdens de laswerkzaamheden kleven
optreedt
Aan Aan/UIT
Cab. Lange kabels Modus 'lange kabel' voor lascircuits van
50 meter en langer (max. 80 m)
UIT Aan/UIT
Gen. Generator Generatormodus voor generatorgebruik
en uctuerende elektriciteitsnetwerken
UIT Aan/UIT
CU CV-modus CV-moduskeuze UIT Aan/UIT
rc Keuze
afstandsbediening
Afstandsbedieningsmodus. Keuze
tussen analoge en draadloze
afstandsbedieningen (R10/R11T)
r10 r10/r11
rcL Lage stroomlimiet
afstandsbediening
Beperkt het instelbereik van de
afstandsbediening. Voor een meer
nauwkeurige instelling van de
afstandsbediening.
30 30–MAX
rcH Hoge stroomlimiet
afstandsbediening
Beperkt het instelbereik van de
afstandsbediening. Voor een meer
nauwkeurige instelling van de
afstandsbediening.
MAX 30–MAX
Urd VRD-keuze Reduceert de nullastspanning tot onder
35V
UIT
(apparaatspeciek)
Aan/UIT
Fac. Fabrieksinstellingen
herstellen
Hiermee worden de setup- en
paneelinstellingen teruggezet naar de
fabriekswaarden
UIT rES/UIT
Constante spanning (CV)
In de CV-modus handhaaft de lasmachine een relatief stabiele, consistente spanning,
ongeacht het ampèrage. Aangeraden wordt deze modus te gebruiken bij gutsen
met koolstofelektrode(n) en bij MIG/MAG-lassen met de draadaanvoersystemen met
spanningsdetectie van Kemppi. De CV-modus wordt geactiveerd via het setup-menu.
Spanningsreductieapparaat (VRD)
De Master S 400 en 500 bevatten een spanningsreductieapparaat (VRD), dat de
nullastspanning reduceert tot onder 35 V. Het risico op elektrische schokken wordt hiermee
gereduceerd bij het werken in speciek gevaarlijke omgevingen, zoals afgesloten of vochtige
ruimtes. VRD wordt geactiveerd via het setup-menu.
OPMERKING! In de AU-modellen kan de VRD-functie niet worden uitgeschakeld.
9
© Kemppi Oy / R05
NL
3.3 MMA-lassen
Bij booglassen met beklede elektrode (MMA) wordt het toevoegmateriaal van de elektrode
afgesmolten om het smeltbad te vormen. De lasstroom wordt geselecteerd op basis van
het elektrodeformaat en de laspositie. De boog vormt zich tussen de elektrodetip en het
werkstuk. De smeltende elektrodebekleding vormt een gas- en slaklaag die het gesmolten
metaal tijdens de overgang naar het smeltbad en tijdens de stollingsfase beschermt. De
slaklaag stolt op het hete lasmetaal en voorkomt metaaloxidatie van de lasnaad. De slaklaag
wordt verwijderd na het lassen, bijv. met een bikhamer. Bescherm bij verwijdering van de
slaklaag uw ogen en gezicht met een geschikte uitrusting.
Zie voor verdere info www.kemppi.nl > Las ABC.
3.3.1 Toevoegmaterialen en -uitrusting
Alle gebruikelijke DC-elektrodetypen kunnen worden gebruikt met Master S machines.
De elektrodeformaten staan vermeld onder de Technische Gegevens verderop in deze
handleiding. Neem de lasspecicaties op de elektrodeverpakking in acht.
1. Controleer of de aansluitingen van de laskabel en werkstukkabel handvast bevestigd
zijn. Wanneer een kabelaansluiting los zit, zal dit resulteren in een verminderd
lasresultaat en/of oververhitting van de aansluiting. Het kan bovendien gevolgen
hebben voor de garantiedekking.
2. Selecteer het correcte elektrodetype en plaats deze stevig in de houder.
3.3.2 Werkstukkabel en -klem
Bevestig de werkstukkabel en -klem indien mogelijk altijd rechtstreeks aan het laswerkstuk.
1. Verwijder verf, vuil en roest op het aansluitingsvlak van de klem.
2. Sluit de klem zorgvuldig aan zodat het contactoppervlak zo groot mogelijk is.
3. Controleer ten slotte of de klem goed vastzit.
3.3.3 Booglassen met beklede elektrode (MMA)
Selecteer de gewenste lasparameters volgens de aanbevelingen van de producent van het
toevoegmateriaal en op basis van de te lassen naad.
1. Selecteer de gewenste polariteit (+ of -) van de lasstroomkabel (gewoonlijk +) en de
werkstukkabel (gewoonlijk -), in overeenstemming met de aanbevelingen van de
producent van het toevoegmateriaal.
2. Selecteer de MMA-lasmodus door op het bedieningspaneel op de proceskeuzeknop te
drukken.
3. Selecteer een geschikte lasstroom door de stroomregelknop anders in te stellen.
4. Maak een kleine proeas om de gemaakte keuzes te veriëren.
Master S 400, 500
10
NL
Plaats uw apparaat op een geschikte locatie en verzeker u ervan dat er voldoende speling in
de kabellengte is om de lasnaad in één keer af te maken. Voordat u begint met lassen, moet
u ervoor zorgen dat u comfortabel vóór het werkstuk staat en dat u in balans bent door een
evenwichtige verdeling van uw gewicht.
Controleer of de stroombroninstelling correct is voor het gekozen elektrodetype. Trek het
lasmasker over uw ogen. (Elektronische lasmaskers, zoals de Kemppi BETA 90X, stellen u in
staat om het lasstartpunt nauwkeuriger te zien en u beter te concentreren op het lasproces.
Dit verlaagt het risico op een boogits.)
OPMERKING! Zorg ervoor dat andere personen in de omgeving waar gelast wordt, zich bewust zijn
van het feit dat u gaat lassen.
Om de boog tot stand te brengen, strijkt u met de elektrode over het oppervlak van het
werkstuk.
Zet, zodra de boog start, de laselektrode in een trekhoek. De grens van de gevormde slak
wordt zichtbaar na de gesmolten lasnaad. Deze moet zich achter de gesmolten las bevinden.
De afstand van de slakgrens vanaf de gesmolten las kan worden afgesteld met de lasstroom
en de hoek van de elektrode. Concentreer u tijdens het gehele lasproces op de lengte van
de boog en houd deze zo kort mogelijk. De lengte van de boog wordt gemakkelijk groter
naarmate de lengte van de elektrode tijdens het lassen kleiner wordt. Stop met lassen door
de laselektrode enigszins terug te bewegen naar de voltooide las en de elektrode vervolgens
recht vanaf het werkstuk omhoog te halen.
De uiteindelijke lasrups moet recht zijn, met een gelijkmatige breedte en hoogte, en moet
er gelijkmatig uitzien. Bij een te langzame beweging tijdens het lassen zal het smeltbad te
groot worden en kan dit door het laswerkstuk heen branden. Bij te snelle beweging zal de las
te smal zijn en kan slakmateriaal ingesloten raken, wat de lasnaad kan verzwakken. Na het
lassen zou de gestolde slaklaag op het lasoppervlak gemakkelijk verwijderd moeten kunnen
worden met een bikhamer. Zorg ervoor dat u oog- en gezichtsbescherming draagt tijdens de
verwijdering van de slaklaag van de lasnaad.
3.3.4 Parametertabel voor lassen met elektroden
Elektrodediameter (mm) Rutiel E6013 (A) Basisch E7018 (A)
1,6 30-60 30-55
2,0 50-70 50-80
2,5 60-100 80-110
3,25 80-150 90-140
4,0 100-200 125-210
5,0 150-290 200-260
6,0 200-385 220-340
7,0 280-410
3.3.5 Boogdynamiek
De ruwheid van de boog wordt beïnvloed door aan de ArcForce-knop te draaien om de
boogdynamiek in te stellen. De fabrieksinstelling voor alle elektrodetypes is nul. Als de
waarde ingesteld wordt op -9...-1, dan wordt de boog zachter, en de hoeveelheid spatten
neemt af wanneer wordt gelast aan het boveneinde van het aanbevolen stroombereik van de
elektrode. De boog wordt ruwer als de waarde wordt ingesteld op 1...9.
De waarde wordt tijdens instelling getoond op het rechterdisplay.
3.3.6 Hot start
HotStart verhoogt kortstondig de stroom voor de boogontsteking. Met zeer dunne
werkstukken is een hot start gewoonlijk niet nodig (hangt af van het elektrodetype).
De waarde van de hot start wordt gekozen tussen 0 en 10. Bij nul wordt HotStart
uitgeschakeld (no HotStart) en bij 10 wordt HotStartMax geselecteerd.
De fabrieksinstelling is 5.
De waarde wordt tijdens instelling getoond op het rechterdisplay.
11
© Kemppi Oy / R05
NL
3.4 TIG-lassen
OPMERKING! Bij TIG-lassen moet de laskabel worden aangesloten op de negatieve aansluitpool (-)
en de werkstukkabel op de positieve aansluitpool (+).
Selecteer de gewenste lasparameters volgens de aanbevelingen van de producent van het
toevoegmateriaal en op basis van de te lassen naad.
1. Kies de vereiste polariteit van de lasstroomkabel (-) en werkstukkabel (+) voor TIG-lassen.
2. Selecteer de TIG-lasmodus door op de proceskeuzeknop op het bedieningspaneel te
drukken.
3. Selecteer een geschikte lasstroom door de stroomregelknop anders in te stellen.
4. Maak een kleine proeas om de gemaakte keuzes te veriëren.
Bij DC TIG-lassen wordt beschermgas gebruikt. Uw dealer kan u helpen bij het kiezen van gas
en apparatuur.
U kunt beginnen met lassen nadat u de vereiste keuzes hebt gemaakt. Open het gasventiel
op de TTM 15 V BC. Wanneer het gas begint te stromen, dan wordt de boog ontstoken door
het werkstuk licht aan te strijken met de punt van de wolfraamelektrode, of met behulp van
de 'lift-arc'-methode (zie 'Ontsteking met Lift TIG'). Als de boog ontstoken is, dan wordt de
lengte hiervan geregeld door de punt van de wolfraamelektrode op een passende afstand
vanaf het werkstuk te houden. Een geschikte booglengte is ongeveer gelijk aan de halve
diameter van de kerndraad van de elektrode. Beweeg de toorts vanaf het startpunt naar
voren. Stel, indien nodig, de stroomwaarde af.
Het toevoegmateriaal, de wolfraamelektrode en de lasstroomsterkte worden gekozen op basis
van materiaaltype en -dikte, de vorm van de lasnaad en de laspositie.
Stop met lassen door de lastoorts vanaf het werkstuk omhoog te brengen en het gasventiel
op de toorts te sluiten.
OPMERKING! De toortsspanning is dan nog steeds ingeschakeld.
OPMERKING! Plaats de gascilinder altijd veilig rechtop in een speciaal wandrek of op een
gascilinderkar. Sluit na het lassen altijd de cilinderklep.
Ontsteking door Lift TIG
U kunt de TIG-boog ontsteken met Lift TIG-methode. Raak het werkstuk zachtjes aan met de
elektrode en haal de elektrode snel tot een geschikte lasafstand vanaf het werkstuk omhoog
om de boog te ontsteken. Als het contact van de elektrode met het werkstuk langer is dan 1
seconde, dan wordt de ontsteking door de stroombron automatisch uitgeschakeld om schade
aan de elektrode te voorkomen.
Om te stoppen met lassen, trekt u de elektrode snel weg van het werkstuk.
< 1,0 s
Bestelinformatie voor de extra apparatuur (TIG-toorts) die nodig is voor TIG-lassen, is te
vinden in het hoofdstuk 'Bestelnummers' verderop in deze handleiding.
Master S 400, 500
12
NL
3.5 Gutsen met koolstofelektrode(n)
De modus 'constante spanning' (CV) wordt aanbevolen voor gutsen met koolstofelektrode(n).
In de CV-modus wordt de spanning afgesteld. Gutsen is ook mogelijk in de MMA-modus.
Raadpleeg de tabel hieronder voor spannings- en ampèrage-instellingen.
Elektrode Voltage (V) / CV-modus Ampèrage (A) / MMA-modus
6,35 mm (1/4”) 36-45 V 170-330 A
8 mm (5/16”) 39-45 V 230-450 A
9,5 mm (3/8”) 43-45 V 300-500 A
3.6 Draadloze afstandsbediening
De Master S ondersteunt behalve de analoge afstandsbediening ook de draadloze
afstandsbediening. De draadloze afstandsbediening wordt geactiveerd door in het paneel
met de 'Remote'-knop de afstandsbedieningsmodus te selecteren en met de setup-functie
van het paneel vervolgens 'r11' (draadloze afstandsbediening R11T) te kiezen.
De VRD-modus moet uitgeschakeld zijn. De draadloze afstandsbediening werkt niet als VRD
ingeschakeld is.
Gebruik van de draadloze afstandsbediening:
1. Stel de gewenste lasstroom in met de regelaar op de afstandsbediening.
2. Raak het werkstuk aan met de punt van de afstandsbediening en raak tegelijkertijd met
de elektrode het contactoppervlak van de afstandsbediening aan.
13
© Kemppi Oy / R05
NL
4. ONDERHOUD
OPMERKING! Pas op voor netspanning wanneer u met elektrische kabels werkt!
Bij de onderhoudplanning moet rekening worden gehouden met de mate waarin de machine
wordt gebruikt evenals de gebruiksomstandigheden. Zorgvuldig gebruik en preventief
onderhoud helpen onnodige productieverstoringen en -onderbrekingen te voorkomen.
Controleer de toestand van de las- en aansluitkabels dagelijks. Gebruik geen beschadigde
kabels.
4.1 Regelmatig onderhoud
4.1.1 Iedere 6 maanden
OPMERKING! Haal de stekker van de machine uit de wandcontactdoos en wacht ca. 2 minuten
voordat u de behuizingsplaat losmaakt.
De volgende onderhoudswerkzaamheden moeten ten minste iedere zes maanden
worden uitgevoerd:
Elektrische aansluitingen van de machine – reinig geoxideerde delen en maak losse
verbindingen weer vast.
OPMERKING! U moet de juiste aanhaalmomenten weten voordat u de aansluitingen begint te
repareren.
Ontdoe de inwendige delen van het apparaat van stof en vuil, bijv. met een zachte
borstel en stofzuiger. Gebruik geen perslucht, want dat brengt het risico met zich mee
dat vuil zich nog vaster in de spleten van de koelproelen vastzet. Gebruik nooit een
hogedrukspuit.
OPMERKING! Alleen een bevoegde elektricien mag de machine repareren.
OPMERKING! De machine en het bedieningspaneel zijn aangesloten op de netspanning. De
afdekking of het bedieningspaneel MOGEN NIET WORDEN VERWIJDERD, tenzij u de bevoegdheid
hebt om dat te doen. Alleen bevoegd en getraind personeel mag onderhoud en reparatie
uitvoeren.
4.2 Onderhoudscontract
De onderhoudwerkplaatsen van Kemppi sluiten met klanten voor periodiek onderhoud
speciale onderhoudscontracten af. Alle onderdelen worden gereinigd, gecontroleerd en,
indien nodig, gerepareerd. Ook de werking van de lasmachine wordt getest.
4.3 Opslag
Het apparaat moet worden bewaard in een schone en droge ruimte. Bescherm de machine
tegen regen en direct zonlicht op plaatsen waar de temperatuur hoger wordt dan +25°C.
4.4 Afvoer van het apparaat
Gooi elektrische apparatuur niet bij gewoon huishoudelijk afval!
Elektrische apparatuur die het einde van zijn levensduur heeft bereikt, moet afzonderlijk
worden ingezameld en naar een geschikte recyclingsfaciliteit worden gebracht.
De eigenaar van het apparaat is verplicht het af te voeren apparaat aan te bieden bij een
regionaal inzamelpunt volgens de instructies van de lokale overheid of die van een Kemppi-
medewerker. Hierdoor levert u een bijdrage aan een beter milieu en handelt u in het belang
van de volksgezondheid.
Master S 400, 500
14
NL
5. PROBLEMEN VERHELPEN
Op het bedieningspaneel worden systeemfouten getoond. Op het display worden
foutcodenummers weergegeven en deze kunnen worden vergeleken met de tabel hieronder.
5.1 Problemen verhelpen
Aan/uit-lampje brandt niet.
Er staat geen elektrische stroom op de machine.
Controleer of de netvoeding aangesloten is.
Controleer de zekeringen van het stroomnet, vervang gesprongen zekeringen.
Controleer het netsnoer en de stekker, vervang defecte onderdelen.
De machine last niet goed. Bij het lassen ontstaan spatten. De lasnaad is poreus of de
voeding is ontoereikend.
Controleer de instellingen van de lasparameters en wijzig deze als dat nodig is.
Raadpleeg de lasparametertabel op pagina 10.
Controleer of de werkstukklem goed bevestigd is en de werkstukkabel niet defect is.
Wijzig, indien nodig, de locatie van de klem en vervang defecte onderdelen.
Controleer de laskabel en aansluiting. Controleer de aansluiting(en) en vervang defecte
onderdelen.
Het indicatielampje voor oververhitting van de stroombron brandt.
De stroombron heeft de aangegeven werktemperatuur overschreden. De ventilators zijn in
werking en de machine bevindt zich in een koelingcyclus. De machine wordt automatisch
gereset.
Controleer of er genoeg vrije ruimte is rondom het apparaat om de koellucht te laten
circuleren.
In sommige gevallen wordt de machine uitgeschakeld wanneer er zich fouten voordoen.
De gebruiker moet de hoofdschakelaar dan uit- en weer aanzetten.
Controleer of het lascircuit open is.
15
© Kemppi Oy / R05
NL
5.2 Foutcodes bedieningspaneel
Fout 1 (E1) Stroombron is niet gekalibreerd. Kalibreer de stroombron.
Fout 2 (E2) Onderspanning Controleer de aansluiting van het stroomnet en de
zekeringen.
Fout 3 (E3) Overspanning Controleer de aansluiting van het stroomnet en de
zekeringen.
Fout 4 (E4) Oververhitting. Ook het indicatielampje van de
oververhitting brandt. De machine verlaagt de
lasstroom gedurende 30 seconden. Als de fout
aanhoudt:
Stopt de machine met lassen.
Zorg voor een vrije luchtstroom. Laat de machine
afkoelen.
Fout 5 (E5) ---
Fout 6 (E6) ---
Fout 7 (E7) NTC-waarschuwing. (IGBT-oververhitting). De
machine verlaagt de lasstroom.
Zorg voor een vrije luchtstroom. Laat de machine
afkoelen. Controleer de omgevingstemperatuur.
Fout 8 (E8) NTC-fout. (IGBT-oververhitting). Als de fout
(Err7) aanhoudt:
stopt de machine met lassen (model A)
en wordt de machine uitgeschakeld (model R).
Zorg voor een vrije luchtstroom. Laat de machine
afkoelen. Controleer de omgevingstemperatuur.
Fout 9 (E9) Fase-alarm stroomnet. Controleer de aansluiting van het stroomnet en de
zekeringen. Controleer de setup-jumper Gen indien
machine aangesloten is op een generator.
Fout 10 (E10) ---
Fout 11 (E11) VRD-fout. Start de machine opnieuw en controleer de open
spanning. Neem contact op met uw leverancier als de
fout blijft bestaan.
Fout 12 (E12) Stroombron is geblokkeerd. Te lange
kortsluiting. stopt de machine met lassen.
Voorkom lange kortsluitingen (20 seconden).
Fout 13 (E13) Verkeerd paneeltype. Controleer het paneel.
Fout 14 (E14) Stroomterugkoppeling ontbreekt. Neem contact op met uw leverancier.
Master S 400, 500
16
NL
6. BESTELNUMMERS
Master S 400 632140001
Master S 500 632150001
Master S 400 (Australië, Nieuw-Zeeland) 6321400AU
Master S 500 (Australië, Nieuw-Zeeland) 6321500AU
Laskabel 50 mm², 5 m 6184501H
70 mm², 5 m 6184701H
Werkstukkabel 50 mm², 5 m 6184511H
70 mm², 5 m 6184711H
Schuifbalken SP007023
Afstandsbediening R10 5 m 6185409
10 m 618540901
Draadloze afstandsbediening R11T 6185442
TTM 15 V BC 4 m 627143201
17
© Kemppi Oy / R05
NL
7. TECHNISCHE GEGEVENS
Master S 400 500
Primaire aansluitspanning 3~50/60 Hz 380 – 440 V (-10%…+10%) 380 – 440 V (-10%…+10%)
Opgenomen vermogen bij max.
stroom
60% ID 18 kVA 26 kVA
Zekering (traag) 25 A 35 A
Afgifte bij 40 °C MMA 60% ID 400 A/36 V 500 A/40 V
80 % ID 310 A/32,4 V 390 A/35,6 V
Afgifte bij 40 °C TIG 60% ID 400 A/26 V 500 A/46 V
80 % ID 310 A/22,4 V 390 A/26,5 V
Max. lasspanning 400 A/48 V 500 A/46 V
Onbelaste spanning 80 – 95 V 80 – 95 V
VRD aan 20 – 50 V 20 – 50 V
Elektroden diameter ø 1,6...6,0 mm ø 1,6…7,0 mm
Lasstroomregeling Traploos Traploos
Vermogensfactor bij 100% 0,89 0,90
Efficiëntie bij 100% 0,89 0,89
Beschermingsgraad IP23S IP23S
Werktemperatuur -20…+50 °C -20…+50 °C
EMC-klasse A A
Minimaal kortsluitvermogen SSC
van elektriciteitsnet*
4,8 MVA 4,8 MVA
RSCE 265 265
Uitwendige afmetingen L x B x H 570 x 270 x 370 mm 570 x 270 x 370 mm
Gewicht 20,5 kg 23,5 kg
*) Zie paragraaf 2.3.
www.kemppi.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20

Kemppi Master MLS 400 Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding