5
12 - Gebruik geen brandstof (mengsels) voor het
schoonmaken.
13 - Controleer de vonk van de bougie niet dicht
bij het cilindergat.
14 - Controleer dagelijks de motor om na te gaan
of alle (veiligheids) voorzieningen goed
werken.
15 - Vermijd de motor te gebruiken in gesloten of
slecht geventileerde ruimtes. De uitlaatgassen
zijn giftig: ze bevatten koolstofmonoxide.
16 - Houd de draaiende (of nog warme)
motor goed verwijderd van ontvlambare
materialen.
17 - Pas op met de katalysator en andere warme
onderdelen.
18 - Schakel de motor uit en ga na of die goed
afgekoeld is alvorens u de brandstoftank
opnieuw vult. Vul de tank niet helemaal.
19 - Haal de dop nooit van de tank en vul de tank
nooit terwijl de motor nog warm is of loopt
(laat de motor 2 minuten afkoelen alvorens
bij te vullen).
20 - Laat de motor niet draaien als er
brandstofmengsel gelekt is, als u benzine
ruikt of als er ontplongsgevaar is (verwijder
het toestel van mogelijke brandstoekken en
vermijd vonken zolang het brandstofmengsel
niet volledig verdampt is).
21 - Wijzig op geen enkele wijze de afstellingen
van de motor (laat de motor draaien aan de
snelheid bepaald door de producent).
22 - Maak de benzinetank leeg bij transport op
oneen wegen of over lange afstanden.
23 - Bewaar de motor op een droge plaats, ver van
warmtebronnen en opgetild van de grond.
24 - Aangezien sommige onderdelen kunnen
stuk gaan en op gevaarlijke wijze
weggeslingerd worden, mag u het vliegwiel
en de koppeling uitsluitend bij een Erkend
Assistentiecentrum laten herstellen.
25 - Voer nooit zelf handelingen of herstellingen
uit die niet tot het normale onderhoud
behoren. Wend u uitsluitend tot een Erkend
Assistentiecentrum.
26 - Vergeet niet dat de eigenaar of de gebruiker
aansprakelijk is voor ongevallen of risico’s
geleden door derden of voor schade aan
goederen.
LET OP
- Pak bij draaiende motor altijd de voorste
handgreep met de linkerhand vast en de
werking van de motor. Ze houden geen
rekening met gevaarlijke situaties die
voortvloeien uit het gebruik van de
machine waar de motor deel van uitmaakt.
- Het ontstekingssysteem van uw apparaat
produceert een elektromagnetisch veld met
een zeer lage intensiteit. Dit veld kan
interferentie veroorzaken met bepaalde
pacemakers. Om het risico op ernstig letsel
of overlijden zo klein mogelijk te houden
moeten personen met een pacemaker hun
eigen arts en de fabrikant van de
pacemaker raadplegen voordat ze deze
machine gebruiken.
LET OP: Nationale voorschriften kunnen
het gebruik van de machine beperken.
1 - Gebruik de motor niet als u vermoeid bent
of wanneer u alcohol, drugs, of medicatie
heeft gebruikt.
2 - Draag geschikte kleding en
veiligheidsartikelen, zoals laarzen, een stevige
broek, handschoenen, een veiligheidsbril,
oorkappen en een veiligheidshelm. Draag
strak aansluitende maar gemakkelijke kledij.
3 - De motor mag uitsluitend gebruikt
worden door meerderjarigen die de
veiligheidsnormen, voorzorgsmaatregelen
en instructies in deze handleiding kunnen
begrijpen en naleven. Minderjarigen mogen
de motor nooit gebruiken.
4 - Gebruik de motor ver verwijderd van andere
personen of dieren.
5 - Controleer voor het starten of de
versnellingshendel vrij werkt.
6 - Vul de tank uit de buurt van warmtebronnen
en bij stilstaande motor. Rook niet tijdens het
vullen van de tank.
7 - De tank niet bijvullen in gesloten of niet-
geventileerde ruimtes.
8 - Start de motor nooit zonder dat alle
onderdelen gemonteerd zijn, met inbegrip
van de katalysator, de luchtfilter, het
lterdeksel en het startcarter, en bevestig
deze stevig op hun plaats.
9 - Het toestel mag niet draaien als de motor op
het stationair toerental draait. Zoniet moet
u de minimumschroef afstellen.
10 - Voer bij draaiende motor geen onderhoud
uit.
11 - Werk niet met een beschadigde katalysator.