Suzuki DF115A de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Prepared by
Outboard Motor Engineering Department
July, 2012
Part No. 99011-90J30-054
Printed in Japan
© COPYRIGHT SUZUKI MOTOR CORPORATION 2012
If you cannot find your local language in this owner’s manual please contact your Suzuki Marine dealer.
English
Si vous ne trouvez pas la langue que vous cherchez dans ce manuel du propriétaire, contactez vote
concessionnaire marine Suzuki local. French
Se il presente manuale non include la vostra lingua, entrare in contatto con un rivenditore di prodotti
marini Suzuki. Italian
Wenn Sie Ihre Landessprache in dieser Bedienungsanleitung nicht finden können, setzen Sie sich bitte
mit Ihrem Suzuki-Marine-Händler in Verbindung. German
Si no puede encontrar su idioma local en este manual del propietario, póngase en contacto con su pro-
veedor Suzuki Marine. Spanish
Kontakta din återförljare av Suzukis marinprodukter, om du inte hittar ditt lokala språk i denna bruks-
anvisning. Swedish
Hvis du ikke finner ditt språk i denne bruksanvisningen ber vi deg vennligst om å kontakte din Suzuki
Marine forhandler. Norwegian
Jos omaa kielsi eiydy näistäyttöohjeista, pyydämme ottamaan yhteyt Suzuki Marine -jälleen-
myyjään. Finnish
Als uw taal in deze gebruikshandleiding niet te vinden is, neemt u dan alstublieft contact op met uw
Suzuki Marine dealer.
Dutch
Se você não puder encontrar o seu idioma neste manual do proprierio, entre em contato com o seu
revendedor marítimo Suzuki.
Portuguese
Kontakt venligst din Suzuki Marine forhandler, hvis du ikke kan finde dit sprog i denne vejledning.
Danish
Pokud v tomto návodu na použi, nenaleznete Váš mateřský jazyk, obraťte se prosím, na Vašeho
obchodho zástupce Suzuki Marine.
Czech
W przypadku, gdy niniejsza instrukcja obsługi użytkownika nie zawiera tekstu w Państwa języku,
uprzejmie prosimy skontaktować się z dealerem Suzuki Marine. Polish
Kui te ei leia sellest kasutusjuhendist oma kohalikku keelt, pöörduge palun kohaliku Suzuki Marine
edasimüüja poole. Estonian
Ако в този наръчник на потребителя не откривате Вашият език, моля обърнете се към
регионалният дилър на Suzuki Marine. Bulgarian
Jeigu šioje naudotojo instrukcijoje negalite surasti informacijos reikiama kalba, prome kreiptis į
„Suzuki Marine“ bendrovės atstovą. Lithuanian
V prípade, že sa v tejto príručke majiteľa nenacdza jazyková verzia Vašej krajiny, skontaktujte sa s
Vaším distribútorom Suzuki Marine. Slovak
Če v priročniku za lastnika ne najdete svojega lokalnega jezika, se prosimo obrnite na predstavnika
podjetja Suzuki Marine.
Slovene
Dacă nu puteţi găsi limba dumneavoastră în acest manual, vă rugăm să contactaţi distribuitorul Suzuki
Marine.
Rumanian
Ja Jūs neatrodat savu vietējo valodu šajā lietotāja rokasgrāmatā, lūdzu kontaktējaties ar savu Suzuki
Marine pārstāvi.
Latvian
Amennyiben e kézikönyvben az Ön országában beszélt nyelv szerinti útmutató nem elérhető, kérjük
lépjen kapcsolatba a Suzuki Marine helyi kereskedelmi képviselővel. Hungarian
Εάν δεν μπορείτε να βρείτε την τοπική σας γλώσσα σε αυτό το εγχειρίδιο ιδιοκτήτη παρακαλούμε να έλθετε σε
επαφή με την αντιπροσωπία της Suzuki Marine.
Greek
2
BELANGRIJK
WAARSCHUWING/
VOORZICHTIG/
LET OP/
AANWIJZING
Lees deze handleiding aandachtig door en volg
de instructies zorgvuldig op. Belangrijke infor-
matie wordt benadrukt aan de hand van het
symbool en de woorden WAARSCHUWING,
VOORZICHTIG, LET OP en AANWIJZING.
Besteed extra aandacht aan passages die voor-
afgegaan worden door één van de boven-
staande woorden.
AANWIJZING:
Geeft belangrijke informatie om onderhoud te
vergemakkelijken of instructies te verduidelij-
ken.
Dit symbool, dat op diverse plaatsen op uw
Suzuki product staat aangegeven, dient om u te
attenderen op belangrijke informatie in de
gebruikshandleiding.
BELANGRIJKE AANWIJ-
ZING VOOR DE EIGE-
NAAR
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan
die kan resulteren in ernstig of fataal letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan
die kan resulteren in min of meer ernstig let-
sel.
LET OP
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan
die kan resulteren in beschadiging van de
motor of de boot.
WAARSCHUWING
Neem altijd de vereiste voorzorgsmaatrege-
len om ernstig of fataal letsel voor u en uw
passagiers te voorkomen.
Voordat u de buitenboordmotor de eerste
maal gebruikt, dient u dit instructie-
boekje zorgvuldig door te lezen. Zorg dat
u op de hoogte bent van alle voorzienin-
gen van de buitenboordmotor en de vei-
ligheids- en onderhoudsvoorschriften.
Inspecteer de boot en de motor vóór elke
tocht. Zie het hoofdstuk CONTROLE VÓÓR
HET VAREN voor belangrijke punten.
Zorg dat u volledig vertrouwd bent met alle
gebruiks- en vaareigenschappen van uw
boot en motor. Vaar met een gematigde
snelheid totdat u het gebruik van de boot en
de motor goed beheerst. Vaar niet met
maximaal vermogen voordat u alle eigen-
schappen kent en volledig onder controle
hebt.
Zorg dat er veiligheids- en nooduitrusting in
uw boot aanwezig is. De belangrijkste uit-
rusting is: drijfbanden voor alle opvarenden
(plus een uitgooibare boei in elke boot van
langer dan 5 meter), brandblusser, voorzie-
ning voor noodgeluidssignalen en zichtbare
noodsignalen, anker, lenspomp, emmer,
kompas, noodstartkoord, extra brandstof
en olie, ehbo-doos, zaklantaarn, eten en
water, spiegel, roeispanen, gereedschaps-
set en transistorradio. Zorg dat u de ver-
eiste uitrusting voor uw tocht hebt voordat
u vertrekt.
U mag de motor niet starten of stationair
laten draaien in een afgesloten ruimte of op
een andere plaats waar er geen of weinig
ventilatie is. De uitlaatgassen bevatten kool-
monoxide, een kleurloos en reukloos gas
dat dood door verstikking, of ernstig letsel
kan veroorzaken.
Neem de tijd om uw passagiers uit te leggen
hoe de boot werkt, wat er in een noodgeval
moet worden gedaan en hoe de veiligheids-
en nooduitrusting moet worden gebruikt.
Pak niet de motorafdekking of andere
onderdelen van de buitenboordmotor vast
wanneer u in of uit de boot stapt.
Zorg dat iedereen aan boord een zwemvest
draagt.
Vaar niet met de boot wanneer u onder
invloed bent van alcohol of drugs.
Verdeel alle gewicht gelijk over de boot.
Laat alle voorgeschreven onderhoudsbeur-
ten uitvoeren. Raadpleeg indien nodig uw
officiële Suzuki Marine dealer.
3
AANWIJZING:
Wanneer de antenne van een radio-transceiver
of navigatie-apparatuur te dicht in de buurt van
de motorafdekking wordt gemonteerd, kan dit
elektrische ruisinterferentie veroorzaken.
Suzuki raadt u aan de antenne ten minste 1
meter uit de buurt van de motorafdekking te
monteren.
Breng geen modificaties aan en verwijder
ook geen standaarduitrusting van de bui-
tenboordmotor. Dit kan de buitenboordmo-
tor onveilig maken.
Leer alle vereiste navigatieregels en neem
deze in acht.
Zorg dat u op de hoogte bent van de weers-
voorspellingen. Ga niet varen bij onzekere
weersomstandigheden.
Ga zorgvuldig te werk bij de aanschaf van
vervangingsonderdelen of accessoires.
Suzuki raadt u aan uitsluitend originele
Suzuki vervangingsonderdelen/accessoi-
res of gelijkwaardige onderdelen te gebrui-
ken. Gebruik van vervangingsonderdelen of
accessoires van inferieure kwaliteit kan
resulteren in een onveilige werking.
Verwijder nooit het vliegwieldeksel (behalve
voor de noodstart).
Dit instructieboekje dient te worden
beschouwd als een onderdeel van de bui-
tenboordmotor en moet bij verkoop
samen met de buitenboordmotor aan de
nieuwe eigenaar worden overhandigd.
Lees dit instructieboekje zorgvuldig door
voordat u uw nieuwe Suzuki buitenboord-
motor gebruikt en bewaar het boekje voor
naslag in de toekomst. Dit boekje bevat
belangrijke informatie over de veiligheid,
de bediening en het onderhoud.
VOORWOORD
Dank u voor het feit dat uw keuze is gevallen op
een buitenboordmotor van Suzuki. Lees deze
handleiding aandachtig door en herhaal dit
regelmatig. Deze handleiding bevat belangrijke
informatie betreffende veiligheid, werking en
onderhoud. Een grondige kennis van de infor-
matie die in deze handleiding gegeven wordt,
draagt bij tot een veilige en plezierige vaarerva-
ring.
Alle informatie in dit handboek is de meest
recente op het tijdstip van publicatie. Als gevolg
van verbeteringen of wijzigingen kunnen er ver-
schillen bestaan tussen de beschrijvingen in
het boekje en de werkelijke uitvoering van de
buitenboordmotor. Suzuki behoudt zich het
recht voor om op ieder gewenst moment wijzi-
gingen aan te brengen zonder voorafgaande
kennisgeving.
5
PLAATS VAN HET
IDENTIFICATIENUMMER
Het model- en identificatienummer zijn ingesla-
gen op het plaatje dat zich op de ophangsteun
van de motor bevindt. De beide nummers zijn
belangrijk voor het bestellen van onderdelen en
bij eventuele ontvreemding van uw motor. Het
is dan ook aan te bevelen om dit nummer in uw
administratie vast te leggen.
BRANDSTOF EN OLIE
BENZINE
Suzuki adviseert met klem alcoholvrije onge-
lode brandstof met een octaangetal van mini-
maal 91 (RON) te gebruiken. Het is echter
toegestaan om, met inachtneming van de
onderstaande richtlijnen, gebruik te maken van
benzine/alcoholmengsels waarvan het octaan-
getal minimaal 91 (RON) is.
AANWIJZING:
Geoxygeneerde brandstof is brandstof die zuur-
stofdragende toevoegingen bevat zoals MTBE
of alcohol.
LET OP
Gebruik van loodhoudende benzine kan
beschadiging van de motor veroorzaken.
Gebruik van benzine van inferieure kwaliteit
kan van invloed zijn op de prestatie en kan
beschadiging van de motor en het brand-
stofsysteem veroorzaken.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Gebruik
geen benzine met een lager octaangetal dan
het aanbevolen getal, of benzine die ver-
schaald is of verontreinigd met vuil/water enz.
Suzuki adviseert de montage van een brand-
stoffilter met waterafscheider tussen de brand-
stoftank(s) van de boot en de
buitenboordmotor(en). Dergelijke brandstoffil-
ters helpen te voorkomen dat water dat even-
tueel in de brandstoftank aanwezig is,
terechtkomt in het elektronisch brandstofin-
spuitsysteem van de motor. Water in de brand-
stof kan leiden tot slechtere prestaties van de
motor en kan tevens resulteren in schade aan
de onderdelen van het elektronisch brandstofin-
spuitsysteem.
Uw officiële Suzuki-dealer kan u informeren
over brandstoffilters met waterafscheiders en
de montage daarvan.
Benzine met MTBE
Loodvrije benzine met MTBE (3-methyl butyle-
theen) mag toegepast worden als het percen-
tage MTBE niet hoger is dan 15%. Deze met
zuurstof verzadigde brandstof bevat geen alco-
hol.
Benzine/ethanolmengsels
Mengsels van benzine en ethanol zijn in som-
mige streken verkrijgbaar. Bij schade als gevolg
van het toepassen van een brandstofmengsel
met een ethanolpercentage van meer dan 10%
kan geen aanspraak op garantie worden
gemaakt.
Benzine/methanolmengsels
Mengsels van benzine en methanol zijn in som-
mige streken verkrijgbaar. Onder geen enkele
voorwaarde mogen mengsels met meer dan
5% methanol gebruikt worden. Het gebruik van
deze mengsels valt dan ook niet onder de ver-
antwoordelijkheid van Suzuki. Eventuele
schade als gevolg van het gebruik van derge-
lijke mengsels valt buiten de Suzuki-garantiebe-
palingen.
Brandstofmengsels met maximaal 5% metha-
nol mogen uitsluitend toegepast worden als ze
aanvullende oplosmiddelen en roestwerende
additieven bevatten.
6
Vermelding van benzine/alcoholmengsels
bij tankstations
In sommige landen zijn pompstations verplicht
om bij verkoop van benzine/alcoholmengsels
zowel het soort en het percentage alcohol als
de toevoeging van belangrijke additieven te ver-
melden. Deze vermeldingen moeten u vol-
doende informatie geven over de
toepasbaarheid voor uw buitenboordmotor. In
sommige landen geldt deze verplichting echter
niet. Overleg daarom in geval van twijfel met de
pomphouder of brandstofleverancier.
AANWIJZING:
Ga over op alcoholvrije ongelode benzine als
bij gebruik van benzine/alcoholmengsels de
prestaties van de motor niet optimaal zijn of het
brandstofverbruik hoog is.
Verzeker u ervan dat het octaangetal van het
benzine/alcoholmengsel minimaal 91 (RON) is.
Voeg een ander merk brandstof toe zodra pin-
gelen optreedt. Er zijn namelijk verschillen tus-
sen de merken brandstof.
Loodvrije benzine verlengt de levensduur van
de bougies.
WAARSCHUWING
Benzine is uiterst ontvlambaar en giftig. Ben-
zine kan brand veroorzaken en kan gevaarlijk
zijn voor mensen en huisdieren.
Neem altijd de volgende voorzorgsmaatrege-
len bij het bijvullen van benzine:
Het bijvullen van benzine mag uitsluitend
door een volwassene worden gedaan.
Als u een draagbare brandstoftank hebt, zet
u de motor af en verwijdert u de brandstof-
tank van de boot voordat u deze vult.
Vul de brandstoftank niet helemaal tot de
rand, want anders kan er brandstof uit de
tank lopen wanneer deze uitzet als gevolg
van verhitting door de zon.
Weer voorzichtig dat u geen benzine morst.
Als dit toch gebeurt, moet u het meteen
opvegen.
Rook niet en houd open vuur en vonken uit
de buurt.
AANWIJZING:
De brandstoftank die bij deze motor wordt gele-
verd, is een speciaal brandstofreservoir en mag
niet als een brandstofopslagtank worden
gebruikt.
LET OP
Benzine die langere tijd in de brandstoftank is,
produceert vernis en gom wat de motor kan
beschadigen.
Gebruik altijd verse benzine.
LET OP
Brandstof die alcohol bevat kan de lak
beschadigen, wat niet onder de garantie valt
van de Beperkte garantie voor een nieuwe bui-
tenboordmotor.
Wees voorzichtig dat u tijdens het bijvullen
van brandstof met alcohol geen brandstof
morst. Als dit toch gebeurt, moet u het meteen
opvegen.
7
MOTOROLIE
De kwaliteit van de motorolie draagt in aanzien-
lijke mate bij aan de prestaties en de levens-
duur van uw motor. Kies altijd motorolie van
goede kwaliteit.
Suzuki beveelt het gebruik aan van SAE 10W-
40 NMMA-gewaarmerkte FC-W olie. Als er
geen NMMA-gewaarmerkte FC-W olie verkrijg-
baar is, kiest u dan uit het volgend overzicht
een goede kwaliteit 4-takt motorolie die
geschikt is voor de gemiddelde temperaturen in
uw woongebied.
AANWIJZING:
Bij erg koud weer (onder 5°C) gebruikt u SAE
(of NMMA FC-W) 5W-30 voor gemakkelijk star-
ten en een soepele werking.
LET OP
Gebruik van motorolie van inferieure kwaliteit
kan van invloed zijn op de prestatie en levens-
duur van de motor.
Suzuki raadt u aan Suzuki Marine 4-takt
motorolie of een gelijkwaardige olie te gebrui-
ken.
–20 –10 0 10 20 30
–4 14 32 50 68 86
40
104
TEMP.
API-classificatie SAE-viscositeitswaarde
10W–40
10W–30
˚F
˚C
SG
SH
SJ
SL
SM
STAARTSTUKOLIE
Suzuki beveelt het gebruik van SUZUKI OUT-
BOARD MOTOR GEAR OIL aan. Als deze niet
verkrijgbaar is, kunt u SAE 90 hypoïde staart-
stukolie gebruiken met een classificatie van GL-
5 onder het API-classificatiesysteem.
8
PLAATS VAN DE VEILIGHEIDSLABELS
Lees alle veiligheidslabels op uw buitenboord-
motor en de brandstoftank en volg de instruc-
ties nauwkeurig. Raadpleeg uw dealer als u
niet helemaal begrijpt wat er wordt bedoeld.
Laat de labels op de buitenboordmotor en de
brandstoftank zitten. Verwijder ze onder geen
beding.
WARNING
AVERTISSEMENT
ADVERTENCIA
8
• Fuel can leak creating a fire hazard if
you lay motor on its side. Drain fuel
completely from vapor separator or
carburetor before laying motor on its side.
• See owner’s manual for details.
• Le carburent risque de fuir et de
présenter un danger d’incendie si le
moteur est placé sur le côté.
Vidanger entièrement le carburant du
séparateur de vapeurs ou du
carburateur avant de procéder.
• Pour plus de détail, voir le manuel
du propriétaire.
• Si pone el motor apoyado en uno
de sus lados, el combustible se
puede derramar creando peligro
de incendio. Vacíe completamente el
combustible del separador de vapores
o del carburador antes de apoyar el
motor en uno de sus lados.
• Consulte el manual del propietario
para conocer detalles.
10
PLAATS VAN DE ONDERDELEN
Elektrische trim- en
kantelverstelling (ETK)
(achterzijde)
Aftapplug voor olie
Ophangsteun
Anode
Niveauplug staartstukolie
Waterinlaat
Aftapplug staartstukolie
Afdekkap
Controle-opening
Plug voor het spoelen
(achterzijde)
Anticavitatieplaat
Trimplaat
MONITOR – TOERENTELLER
BRANDSTOFTANK
Schakelaar elektrische trim- en
kantelverstelling (ETK)
Bedieningshendel
Handgashendel
Vergrendelknop
neutraalstand
Contactslot
Noodstopschakelaar
Stelknop bedieningskracht gashendel
AFSTANDSBEDIENING
Balgpomp
Brandstofslang
Ventilatieschroef
11
PLAATSEN VAN DE
MOTOR
Suzuki beveelt u ten zeerste aan uw buiten-
boordmotor, de bedieningsmechanismen en de
meters door een Suzuki-dealer te laten monte-
ren. Hij heeft de juiste gereedschappen, goede
faciliteiten en de kennis om de motor vakkundig
te bevestigen.
WAARSCHUWING
Overbelast uw boot nooit want dit is gevaar-
lijk. Wanneer het vermogen van de motor te
groot is voor uw boot, kan dit de veiligheid en
de besturing/vaareigenschappen van de boot
nadelig beïnvloeden. Ook kan er te veel belas-
ting op de boot komen te staan met mogelijk
beschadiging van de romp tot gevolg.
Plaats nooit een buitenboordmotor waarvan
het vermogen hoger is dan het door de fabri-
kant aanbevolen maximaal toelaatbare vermo-
gen aangegeven op het “Specificatieplaatje”
van de boot. Neem contact op met een offi-
ciële Suzuki Marine dealer als u het “Specifi-
catieplaatje” niet op de romp van de boot kunt
vinden.
WAARSCHUWING
Wanneer de buitenboordmotor en de bijbeho-
rende bedieningselementen en meters niet
juist zijn gemonteerd, kan dit resulteren in
persoonlijk letsel of beschadigingen.
Suzuki raadt u met klem aan dat u uw buiten-
boordmotor, de bedieningselementen en de
meters door een officiële Suzuki Marine dealer
laat monteren. Hij heeft het gereedschap en
de vaardigheden om deze werkzaamheden
correct uit te voeren.
PLAATSEN VAN DE ACCU
VEREISTEN VOOR DE ACCU
Kies een 12 Volt starttype loodzuuraccu die vol-
doet aan de onderstaande specificaties.
650 marine-startcapaciteit (MCA)/ABYC,
of 512 koudstartcapaciteit (CCA)/SAE
of 160 reservecapaciteit (RC) minuten/SAE
of 12 Volt 100 AH
AANWIJZING:
De bovenstaande specificaties zijn de mini-
mumvereisten voor de accu om de motor te
kunnen starten.
Bij een extra elektrische belasting van de
boot moeten accu’s met een grotere capaci-
teit worden gebruikt. Neem contact op met
uw Suzuki-dealer voor het bepalen van de
juiste accu voor uw boot en motor.
Het is mogelijk om accu’s bedoeld voor twee
doeleinden (starten/diepe-cyclus) te gebrui-
ken mits deze voldoen aan de hierboven ver-
melde minimumvereisten (MCA, CCA of RC).
Gebruik geen diepe-cyclus accu voor de
hoofdstartaccu.
Gebruik van onderhoudsvrije, afgedichte of
Gel-Cell accu’s wordt afgeraden omdat deze
mogelijk niet geschikt zijn voor het laadsys-
teem van Suzuki.
Wanneer accu’s parallel worden aangesloten,
moeten deze van hetzelfde type zijn,
dezelfde capaciteit hebben, van dezelfde
fabrikant zijn en ongeveer even oud zijn. Bij
vervanging moeten de accu’s als set worden
vervangen. Neem contact op met uw Suzuki-
dealer voor de juiste montagemethode van
de accu’s.
12
PLAATSEN VAN DE ACCU
Monteer de accu in een droog, trillingsvrij
gedeelte van de boot.
AANWIJZING:
• Het verdient aanbeveling de accu in een
afgesloten ruimte te monteren.
Bij het aansluiten van de accu’s moeten zes-
kantmoeren worden gebruikt om de accuka-
bels aan de accupolen te bevestigen.
Sluit eerst de rode kabel van de motor aan op
de pluspool van de accu en sluit daarna de
zwarte kabel van de motor aan op de minpool
van de accu.
Neem bij het verwijderen van de accu eerst de
zwarte minkabel en daarna de rode pluskabel
los.
WAARSCHUWING
Als u de accu in de buurt van de brandstof-
tank plaatst, kan een vonk van de accu de
benzine tot ontbranding brengen, met brand
en/of een ontploffing tot gevolg.
Plaats de brandstoftank niet in hetzelfde com-
partiment/ruimte als de accu.
Zeskantmoer
WAARSCHUWING
Accu’s produceren ontbrandbaar waterstof-
gas en kunnen ontploffen als zij in de buurt
van open vuur of vonken zijn geplaatst.
Rook nooit en veroorzaak geen vonken wan-
neer u in de buurt van de accu werkt. Houd de
accu uit de buurt van open vuur. Om te voor-
komen dat er een vonk ontstaat wanneer de
accu wordt opgeladen, moet u de acculaadka-
bels op de juiste polen aansluiten voordat de
acculader wordt ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Accuzuur is giftig en corrosief. Accuzuur kan
ernstig letsel veroorzaken en kan het lakwerk
beschadigen.
Vermijd contact met de ogen, huid, kleding en
gelakte oppervlakken. Als accuzuur met een
van deze dingen in contact komt, moet u de
betreffende plaats met veel water afspoelen.
Als accuzuur in de ogen of op de huid terecht-
komt, dient u meteen de hulp van een arts in
te roepen.
LET OP
Het elektrisch systeem of de componenten
ervan kunnen worden beschadigd als de
juiste voorzorgsmaatregelen voor de accu niet
worden opgevolgd.
Zorg dat de accukabels correct zijn aange-
sloten.
Maak de accukabels niet los van de accu
terwijl de motor draait.
13
GEBRUIK VAN ELEKTRI-
SCHE ACCESSOIRES
Het vermogen dat beschikbaar is voor de
accessoires is afhankelijk van het toerental van
de motor. Raadpleeg de officiële Suzuki-dealer
voor meer gedetailleerde informatie.
AANWIJZING:
Bij gebruik van elektrische accessoires met een
te hoog vermogen kan onder sommige omstan-
digheden de accu uitgeput raken.
KEUZE EN PLAATSING
VAN DE SCHROEF
KEUZE VAN DE SCHROEF
Het is essentieel om een schroef op de motor
toe te passen, die aansluit bij de vaar- karakte-
ristieken van uw boot. De maximale snelheid
die uw boot bij volgas bereikt is direct afhanke-
lijk van de keuze van de schroef.
Een te hoog toerental kan de motor ernstig
beschadigen terwijl een te laag toerental bij vol-
gas een nadelige invloed heeft op de prestatie.
De belasting van de boot is ook van invloed op
de keuze van de schroef. Een lage belasting
vereist meestal een schroef met een grote
spoed; een hoge belasting vereist een schroef
met een kleine spoed. Een officiële Suzuki
Marine dealer kan u helpen bij de keuze van
een geschikte schroef voor uw boot.
U kunt controleren of uw schroef geschikt is
voor gebruik met uw boot door een toerenteller
te gebruiken voor het meten van het toerental
wanneer u met volgas vaart bij een minimale
belasting. Als u een geschikte schroef hebt, is
het toerental binnen het volgende bereik:
Als het toerental niet binnen dit bereik is, moet
u contact opnemen met een officiële Suzuki
Marine dealer voor advies over de juiste
schroef.
LET OP
Wanneer u een schroef met een te grote of te
kleine spoed monteert, wordt een verkeerd
maximumtoerental verkregen, met mogelijk
ernstige beschadiging van de motor tot
gevolg.
Uw officiële Suzuki Marine dealer kan u hel-
pen bij de keuze van een geschikte schroef
voor uw boot.
Maximaal
toerental
DF100A
5.000 – 6.000
omw/min
DF115A
5.000 – 6.000
omw/min
DF140A
5.600 – 6.200
omw/min
14
PLAATSEN VAN DE SCHROEF
Volg tijdens het plaatsen van de schroef de
onderstaande procedure:
1. Breng royaal speciaal Suzuki waterbesten-
dig vet aan op de schroefas 1, zodat roest-
vorming wordt voorkomen.
2. Plaats de aanslag 2 op de as.
3. Breng de groeven in naaf 3 van de schroef
in lijn met de spiebanen op de schroefas en
schuif de schroef op de as.
4. Plaats de vulring 4 en de borgring 5 op de
as.
5. Plaats de moer 6 en draai deze met een
aanhaalmoment van 50 – 60 Nm (5,0 – 6,0
kgm) vast.
6. Plaats de splitpen 7 en buig de uiteinden zo
om dat deze niet los kan raken.
Het verwijderen van de schroef geschiedt in
omgekeerde volgorde.
WAARSCHUWING
Nalatigheid betreffende de juiste voorzorgs-
maatregelen bij het monteren of verwijderen
van de schroef kan resulteren in ernstig letsel.
Wanneer u de schroef monteert of verwijdert:
Schakel altijd in de “neutraalstand” en ver-
wijder het borgplaatje van de noodstop-
schakelaar zodat de motor niet per ongeluk
kan worden gestart.
Draag handschoenen om uw handen te
beschermen en “vergrendel” de schroef
door een blok hout tussen de bladen en de
anticavitatieplaat te plaatsen.
AFSTELLEN
AFSTELLING VAN DE TRIMHOEK
Voor een goede koersvastheid en goede pres-
taties is het belangrijk dat de trimhoek steeds
overeenkomt met de positie die in de afbeelding
is aangegeven. De trimhoek is afhankelijk van
de boot, de motor, de schroef en de bedrijfsom-
standigheden.
Te grote trimhoek (boot wordt achter
naar beneden gedrukt).
Te kleine trimhoek (boot wil duiken).
Juiste trimhoek.
Bereik trimhoek
Bereik
kantelhoek
15
WAARSCHUWING
De trimhoek is van grote invloed op de
stuurstabiliteit. Als de trimhoek te klein is, kan
de boot “ploegen” of “boegsturen”. Als de
trimhoek te groot is, kan de boot van zij naar
zij “schommelen” of omhoog en omlaag “gol-
ven”. Deze omstandigheden resulteren in ver-
lies van controle over de besturing waardoor
de opvarenden overboord kunnen worden
geslingerd.
Zorg altijd voor de juiste trimhoek overeen-
komstig de combinatie van uw boot, motor,
schroef en de vaaromstandigheden.
WAARSCHUWING
Wanneer de motor verder dan de maximale
trimstand wordt gekanteld, heeft de draai-
steun niet de zijwaartse ondersteuning van de
klemsteun en kan het kantelsysteem de bewe-
ging van de motor niet opvangen als het
staartstuk een obstakel raakt. Dit kan resulte-
ren in letsel van de opvarenden.
Gebruik de motor niet boven 1500 omw/min
en vaar ook niet met de boot glijdend over het
water terwijl de motor voorbij de maximale
trimstand is gekanteld.
LET OP
Als u met de boot vaart terwijl de motor voor-
bij de maximale trimstand staat, kunnen de
waterinlaten boven het water liggen met ern-
stige beschadiging van de motor als gevolg
van oververhitting tot gevolg.
Vaar niet met de boot wanneer de motor voor-
bij de maximale trimstand staat.
Maak een testvaart om te bepalen of de trim-
hoek aangepast moet worden. Corrigeer de
trimhoek met de elektrische trim- en kantelver-
stelling. De trimhoek kan kleiner gemaakt wor-
den door naast het bedienen van de elektrische
verstelling ook de kantelpen te verplaatsen.
De uitslag van de wijzer op de meter (optie)
geeft de grootte van de trimhoek weer. Gebruik
de wijzer als richtlijn bij het afstellen van de
trimhoek.
(Optie)
16
AFSTELLEN VAN DE TRIMPLAAT
De afstelling van de trimplaat is essentieel voor
de rechtuitstabiliteit van de boot. De boot is
namelijk als gevolg van het reactiekoppel van
de schroef en door onjuiste plaatsing van de
motor geneigd naar stuur- of bakboord te trek-
ken.
Stel de trimplaat als volgt af:
1. Draai de bout A die de trimplaat in positie
houdt los.
2. Draai de trimplaat naar stuurboord als de
boot geneigd is om naar stuurboord te trek-
ken. Draai de trimplaat naar bakboord als de
boot geneigd is om naar bakboord te trek-
ken.
3. Draai de bout vast.
Controleer na het afstellen de rechtuitstabiliteit.
Corrigeer deze indien nodig opnieuw.
AFSTELLEN VAN DE BEDIENINGS-
KRACHT VAN DE GASHENDEL
De bedieningskracht van de schakel/gashen-
del kan naar wens afgesteld worden. Draai de
knop A rechtsom om de kracht te vergroten.
Draai de knop A linksom om de kracht te ver-
kleinen.
AFSTELLEN STATIONAIR
TOERENTAL
Het stationair toerental is af-fabriek afgesteld
op 650 – 750 omw/min.
AANWIJZING:
Neem contact op met uw officiële Suzuki-dealer
als de motor niet (stationair) blijft draaien indien
de vooruit- of achteruitstand ingeschakeld
wordt.
INSTELLEN VAN DE BOVENSTE KANTEL-
GRENS
Als de buitenboordmotor in contact komt met de
motorput van de boot bij volledig omhoogkante-
len, moet de bovenste kantelgrens opnieuw
worden ingesteld.
Voer deze instelling uit nadat de instelling voor
de huidige kantelgrens is geannuleerd, zoals
hierna wordt beschreven.
17
ANNULEREN VAN DE INSTELLING VOOR
DE BOVENSTE KANTELGRENS
1. Draai de contactsleutel in de stand “ON”.
2. Trek het borgplaatje van de noodstopscha-
kelaar naar buiten.
3. Controleer of de afstandsbedieningshendel
in de stand “NEUTRAL” staat.
4. Gebruik de alleen-gas functie van de
afstandsbediening en breng de opwarmhen-
del naar boven totdat de waarschuwingszoe-
mer eenmaal klinkt.
5. Houd de “UP” kant van de ETK-schakelaar
drie seconden ingedrukt zodat de zoemer
tweemaal even klinkt waarmee wordt aange-
geven dat de instelling geannuleerd is.
6. Breng het gas terug naar de volledig geslo-
ten stand.
“NEUTRAL
UP
Schakelaar elektrische trim- en
kantelverstelling (E.T.K.)
INSTELLEN VAN DE NIEUWE BOVENSTE
KANTELGRENS
7. Druk op de “UP” kant van de ETK-schake-
laar totdat de optimale bovenste kantel-
grens voor de boot is verkregen.
8. Draai de contactsleutel in de stand “ON”.
9. Trek het borgplaatje van de noodstopscha-
kelaar naar buiten.
10. Controleer of de afstandsbedieningshendel
in de stand “NEUTRAL” staat.
11. Gebruik de alleen-gas functie van de
afstandsbediening en breng de opwarm-
hendel naar boven totdat de waarschu-
wingszoemer eenmaal klinkt.
12. Druk binnen drie seconden driemaal op de
“UP” kant van de ETK-schakelaar. De zoe-
mer zal eenmaal even klinken waarmee
wordt aangegeven dat de instelling is aan-
vaard.
13. Breng het gas terug naar de volledig geslo-
ten stand en monteer het borgplaatje op de
noodstopschakelaar. Druk op de ETKscha-
kelaar en kantel de motor enkele malen vol-
ledig omhoog en omlaag, waarbij u
controleert of de bovenste en de onderste
kantelgrens correct zijn ingesteld.
WAARSCHUWING
De instelling van de bovenste kantelgrens kan
niet voorkomen dat de buitenboordmotor vol-
ledig omhoogkantelt en de motorput raakt als
het onderste gedeelte van de motor met hoge
snelheid een voorwerp raakt. Een dergelijke
kantelbeweging kan uw motor en boot
beschadigen en gevaar voor de inzittenden
opleveren.
Zorg dat alle inzittenden uit de buurt van de
motor blijven, wanneer die op hoge snelheid
draait.
18
AFSTELLEN VAN BEVESTIGING AFDEK-
KAP MOTOR
Als de afdekkap van de motor tijdens het
bevestigen te los of te vast komt te zitten, stel
dit dan als volgt af:
1. Draai de bouten 1, 2 en 3 los.
2. Stel de steunen 4, 5 en 6 af. Draai de
steunen in de richting A om de kap vaster te
zetten. Draai de steunen in de richting B om
de kap losser te zetten.
3. Draai de bouten vast.
WAARSCHUWINGSSYS-
TEEM
De waarschuwingssystemen zijn ontworpen om
u op de hoogte te stellen van situaties die ern-
stige motorschade kunnen veroorzaken.
CONTROLE VAN WAARSCHUWINGS-
LAMPJES
De lampjes 14 zullen kort gaan branden en
de zoemer zal gedurende 2 seconden geluid
maken als het contactslot in de stand “ON”
gezet wordt om de werking van de lampjes en
de zoemer te controleren.
Daarna zal gedurende drie seconden door de
monitor/toerenteller met behulp van de naald
en het knipperen van de lampjes het totaal aan-
tal bedrijfsuren van de motor worden aangege-
ven. Hierna zal de monitor/toerenteller weer
terugkeren naar de uitgangspositie en een
waarschuwingssignaal geven als de omstandig-
heden daartoe aanleiding geven.
LET OP
Uw buitenboordmotor kan beschadigd raken
als u op het waarschuwingssysteem wacht
om u te attenderen op een defect dat kan
optreden of om u attent te maken op noodza-
kelijk onderhoud.
Om beschadiging van uw buitenboordmotor
te voorkomen, moet u deze regelmatig inspec-
teren en onderhouden.
LET OP
Wanneer u de buitenboordmotor blijft gebrui-
ken terwijl het waarschuwingssysteem is
geactiveerd, bestaat er kans op ernstige
schade van uw buitenboordmotor.
Als het waarschuwingssysteem geactiveerd
wordt terwijl u de buitenboordmotor gebruikt,
moet u de buitenboordmotor zo spoedig
mogelijk stoppen en het probleem verhelpen
of een officiële Suzuki Marine dealer om hulp
vragen.
19
AANWIJZING:
Raadpleeg voor het uitlezen van het totaal aan-
tal bedrijfsuren de laatste bladzijde van deze
handleiding.
TOERENTALBEGRENZING
Het systeem begrenst het toerental als het
maximum toerental gedurende meer dan 10
seconden overschreden wordt.
Zodra het begrenzingssysteem in werking is
getreden gaat het rode lampje “REV LIMIT”
branden. Het maximum toerental wordt auto-
matisch naar een toerental van ongeveer 3.000
omw/min afgeregeld.
LET OP
Als het waarschuwingssysteem niet juist
werkt, wordt u mogelijk niet attent gemaakt op
een toestand die kan resulteren in beschadi-
ging van uw buitenboordmotor.
Als een van de vier lampjes niet gaat branden
of als de zoemer niet klinkt wanneer de con-
tactsleutel in de stand “ON” wordt gezet, kan
het lampje of de zoemer defect zijn of is er
wellicht een defect in het systeemcircuit.
Neem contact op met uw officiële Suzuki
Marine dealer.
De toerentalbegrenzing kan opgeheven worden
door de gasklep gedurende 1 seconde in de
stationairstand te zetten.
WAARSCHUWINGSSYSTEEM OLIEDRUK
Dit waarschuwingssysteem treedt in werking
als de oliedruk te laag wordt.
Het systeem werkt als volgt:
Als de oliedruk te laag wordt gaat het rode
lampje “OIL” branden en geeft de zoemer een
serie pieptonen. Daarnaast zal, als het systeem
in werking treedt bij een toerental hoger dan
1.000 omw/min het toerental automatisch wor-
den verlaagd tot ongeveer 1.000 omw/min en
zal het lampje “REV LIMIT” gaan branden.
Als u blijft varen, zal de motor automatisch
stoppen 3 minuten nadat het bovenstaande
WAARSCHUWING systeem is geactiveerd.
AANWIJZING:
Wanneer de motor automatisch stopt als gevolg
van de werking van het WAARSCHUWING sys-
teem, kan de motor opnieuw gestart worden.
Het WAARSCHUWING systeem zal echter
weer geactiveerd worden totdat de oorzaak van
de storing is verholpen.
LET OP
Als de toerentalbegrenzing geactiveerd wordt
bij het voorgeschreven volgas en u zeker weet
dat de spoed van de schroef voldoende is en
er geen factoren zijn zoals “over-trimming” of
“ventilatie”, kan er een probleem zijn met het
waarschuwingssysteem zelf.
Neem contact op met een officiële Suzuki
Marine dealer als de toerentalbegrenzing om
onduidelijke reden wordt geactiveerd.
20
Stop de motor onmiddellijk als dit systeem in
werking treedt (wanneer de omstandigheden dit
toestaan).
Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie
bij. Raadpleeg uw officiële Suzuki-dealer als
het oliepeil in orde is.
WAARSCHUWING
Als u probeert om de afdekkap van de motor
te verwijderen of monteren terwijl de motor
draait, kunt u letsel oplopen.
Om het oliepeil te controleren, zet u de motor
af en verwijdert dan de afdekkap van de
motor.
LET OP
De motor kan zwaar beschadigd raken als u
enkel op het waarschuwingssysteem voor de
oliedruk vertrouwd als aanwijzing voor het bij-
vullen van motorolie.
Controleer het motoroliepeil regelmatig en vul
indien nodig olie bij.
LET OP
Gebruik van de motor terwijl het waarschu-
wingssysteem voor de oliedruk is geacti-
veerd, kan resulteren in ernstige
beschadiging van de motor.
Als het waarschuwingssysteem voor de olie-
druk wordt geactiveerd, moet u de motor zo
spoedig mogelijk uitzetten en dan indien
nodig motorolie bijvullen, of het probleem op
andere wijze verhelpen.
WAARSCHUWINGSSYSTEEM KOELING
Het systeem wordt geactiveerd als de motor te
heet wordt.
Het rode lampje “TEMP” gaat branden en de
zoemer produceert geluid. De toerentalbegren-
zing treedt in werking zodra het waarschu-
wingssysteem geactiveerd is en het toerental
hoger dan 3.000 omw/min is en het lampje
“REV LIMIT” zal gaan branden.
Als u blijft varen, zal de motor automatisch
stoppen 3 minuten nadat het bovenstaande
WAARSCHUWING systeem is geactiveerd.
AANWIJZING:
Wanneer de motor automatisch stopt als gevolg
van de werking van het WAARSCHUWING sys-
teem, kan de motor opnieuw gestart worden.
Het WAARSCHUWING systeem zal echter
weer geactiveerd worden totdat de oorzaak van
de storing is verholpen.
Als het waarschuwingssysteem voor oververhit-
ting geactiveerd wordt, vermindert u meteen
het toerental en controleert dan of er water uit
de controle-wateruitlaat naar buiten stroomt.
Als er geen water te zien is, volgt u de onder-
staande procedure.
Als de toestand van het water en de wind het
toelaat, zet u de motor af, kantelt de motor ver-
volgens uit het water en verwijdert dan veront-
reinigingen zoals zeewier, plastic zakken of
zand dat een verstopping van de waterinlaten
heeft veroorzaakt.
Laat de motor daarna weer in het water zakken,
controleer of de waterinlaten onder water zijn
en start de motor opnieuw.
21
Controleer (A) of er water uit de controle-
wateruitlaat komt en (B) het rode TEMP lampje
niet meer brandt.
Houd er rekening mee dat het rode TEMP
lampje weer kan gaan branden als de tempera-
tuur van de motor te hoog oploopt. Als een van
de bovenstaande situaties zich voordoet, moet
u zo spoedig mogelijk contact opnemen met
een officiële Suzuki Marine dealer.
WAARSCHUWINGSSYSTEEM ACCUSPAN-
NING
Dit systeem wordt geactiveerd zodra de accus-
panning zo laag wordt dat het functioneren van
de motor in gevaar komt.
Als het systeem geactiveerd wordt, zal het rode
lampje “CHECK ENGINE” gaan branden en zal
de zoemer geluid gaan maken.
LET OP
Gebruik van de motor terwijl het waarschu-
wingssysteem voor oververhitting is geacti-
veerd, kan resulteren in ernstige
beschadiging van de motor.
Als het waarschuwingssysteem voor overver-
hitting geactiveerd wordt, zet u de motor zo
spoedig mogelijk af, mits de toestand van de
wind en het water dit toelaat, en inspecteert
dan de motor overeenkomstig de boven-
staande instructies. Neem contact op met een
officiële Suzuki Marine dealer als u het pro-
bleem niet kunt verhelpen.
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld
zodra de accuspanning weer op peil is. Gebruik
als het waarschuwingssysteem aangeeft dat de
accuspanning te laag is geen elektrische of
elektrisch aangedreven hydraulische appara-
tuur.
AANWIJZING:
Een slechte accu kan nog net over voldoende
energie beschikken om de motor te kunnen
starten en toch aanleiding geven voor het in
werking treden van het waarschuwingssys-
teem als de accu veel energie moet leveren
voor accessoires en dergelijke.
Neem contact op met uw officiële Suzukidea-
ler als het waarschuwingssysteem geacti-
veerd blijft, ook na het uitzetten van de motor
en het uitschakelen van eventueel ingescha-
kelde accessoires.
WAARSCHUWING
Wanneer u niet de vereiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt bij controle of onderhoud van de
accu, kan er een gevaarlijke situatie ontstaan.
Voer geen controle of onderhoud van de
accu uit zonder eerst de waarschuwin-
gen, aanwijzingen en instructies te heb-
ben gelezen in
“PLAATSEN VAN DE ACCU”
in dit hoofdstuk.
22
DIAGNOSESYSTEEM
Zodra er een afwijking in het signaal van de
sensor optreedt wordt dit door de regeleenheid
geconstateerd.
Het zelfdiagnose- systeem zorgt ervoor dat het
waarschuwingslampje CHECK ENGINE gaat
knipperen en de zoemer geluid maakt.
De geïntegreerde failsafe-functie maakt het
mogelijk om met een beperkte snelheid door te
varen.
De storing kan aan de hand van het aantal
knipperingen van het waarschuwingslampje
vastgesteld worden. De storingscode zal gege-
ven worden zodra het contact aangezet wordt.
AANWIJZING:
Het geluid van de zoemer dat hoorbaar wordt
zodra het diagnosesysteem in werking treedt
kan worden uitgezet door de contactsleutel in te
drukken.
LET OP
Als het diagnosesysteem geactiveerd wordt
terwijl u de buitenboordmotor gebruikt, is er
een abnormale toestand in een van de sensor-
signalen van het regelsysteem.
Neem contact op met een
officiële Suzuki
Marine dealer voor reparatie van het regelsys-
teem.
HERINNERINGSSYS-
TEEM VÓÓR OLIE VER-
VERSEN
Dit systeem maakt de gebruiker erop attent dat
de olie ververst moet worden op basis van de
voorgeschreven intervallen in het onder-
houdsschema.
Het systeem registreert het totaal aantal
bedrijfsuren van de buitenboordmotor en treedt
in werking wanneer het voorgeprogrammeerde
aantal uren is bereikt.
(Zie het hoofdstuk CONTROLE EN ONDER-
HOUD en de laatste bladzijde.)
SYSTEEM-ACTIVERING
Wanneer het totaal aantal bedrijfsuren gelijk is
aan het voorgeprogrammeerde aantal uren,
begint het OIL lampje te knipperen. Als de
motor niet draait, zal tevens de zoemer een
serie dubbele pieptonen laten klinken. Dit wordt
herhaald totdat u de activering van het systeem
uitschakelt.
UITSCHAKELEN
1. Draai de contactsleutel in de stand “ON”.
2. Trek het plaatje 1 van de noodstopschake-
laar los.
3. Trek de knop 2 van de noodstopschakelaar
drie keer naar buiten, binnen 10 seconden.
Als het systeem met succes is uitgescha-
keld, hoort u een korte pieptoon.
4. Draai de contactsleutel in de stand “OFF”.
5. Breng het plaatje 1 weer terug in de oor-
spronkelijke positie.
23
AANWIJZING:
Het systeem kan altijd worden uitgeschakeld,
ongeacht of de motorolie wel of niet is ver-
verst. Wanneer het systeem echter in wer-
king is getreden, raadt Suzuki u met nadruk
aan om de motorolie te verversen voordat u
het systeem uitschakelt.
Wanneer de motorolie wordt ververst terwijl
het systeem nog niet geactiveerd is, zult u
het systeem toch moeten uitschakelen.
MOTORAFSLAGWAAR-
SCHUWINGSSYSTEEM
Dit systeem waarschuwt de gebruiker wanneer
de motor tijdens gebruik afslaat.
Wanneer de motor om enige reden afslaat,
klinkt er driemaal een waarschuwingstoon.
WAARSCHUWINGS-
SYSTEEM VOOR WATER
IN DE BRANDSTOF
Deze motor is uitgerust met een geïntegreerd
brandstoffilter/waterafscheider en een bijbeho-
rend waarschuwingssysteem.
Het waarschuwingssysteem treedt in werking
als het water dat van de brandstof is afgeschei-
den een bepaalde hoeveelheid overschrijdt.
Als dit systeem in werking treedt, gaat het rode
REV-LIMIT lampje knipperen en maakt een
zoemer een serie drievoudige pieptonen wan-
neer de motor in de vrijstand staat.
Als het systeem in werking treedt, moet u de
motor onmiddellijk afzetten als de wind- en
wateromstandigheden dit toestaan, waarna u
het brandstoffilter/waterafscheider op de aan-
wezigheid van water controleert. U kunt ook
contact opnemen met een officiële Suzuki
Marine dealer.
Zie LAGEDRUK BRANDSTOFFILTER in het
gedeelte CONTROLE EN ONDERHOUD voor
het inspecteren en schoonmaken van het
brandstoffilter.
24
WERKING VAN HET
KANTELSYSTEEM
ELEKTRISCHE TRIM- EN KANTELVER-
STELLING (ETK)
Deze motoren zijn uitgerust met een elektrische
kantelverstelling. De verstelling omhoog vindt
plaats door het bovenste deel van de schake-
laar op de bedieningshevel in te drukken. De
verstelling omlaag vindt plaats door het onder-
ste deel van de schakelaar in te drukken.
WAARSCHUWING
De elektrische trim- en kantelschakelaar (PTT)
kan per ongeluk geactiveerd worden wanneer
het contact uit staat, met letsel tot gevolg.
Houd alle personen uit de buurt van de buiten-
boordmotor om letsel door per ongeluk in
werking treden van het PTT-systeem te voor-
komen.
Omhoog
Omlaag
Om-
hoog
Om-
laag
KANTELEN MET DE HAND
De motor kan ook met de hand gekanteld wor-
den als de elektrische bediening niet werkt.
Draai in dit geval de schroef A twee slagen los
en kantel de motor in de gewenste stand. Draai
de schroef daarna weer voldoende vast.
KANTELSTEUN
De kantelsteun biedt de mogelijkheid om de
motor in de gekantelde stand star te vergrende-
len.
Om deze te gebruiken:
1. Kantel de motor met de elektrische trim- en
kantelverstelling zo ver mogelijk voorover.
2. Druk de steun omlaag zoals aangegeven.
VOORZICHTIG
De motor is erg zwaar. Wanneer u de motor
met de hand kantelt, kunt u rugletsel oplopen
of uitglijden en vallen met verwondingen tot
gevolg.
Wanneer u de motor met de hand kantelt, let
er dan op dat u de motor goed vastpakt en ste-
vig staat zodat u het gewicht van de motor
kunt dragen.
OPEN
CLOSE
25
3. Laat de motor zakken totdat deze alleen nog
steunt op de kantelsteun.
VOORZICHTIG
De elektrische trim- en kantelschakelaar werkt
ook wanneer het contact is uitgeschakeld. Als
iemand de schakelaar activeert terwijl u de
kantelhendel bedient, kan uw hand verwond
worden.
Houd alle personen uit de buurt van de elektri-
sche trim- en kantelschakelaar wanneer u de
kantelhendel bedient.
LET OP
Als de kantelhendel wordt gebruikt terwijl de
boot niet is aangemeerd of op andere wijze
stil ligt, kunnen er beschadigingen worden
veroorzaakt.
De kantelhendel dient om de elektrische trim-
en kantelverstelling te ontlasten en mag alleen
worden gebruikt wanneer de boot stil ligt.
Gebruik de kantelhendel nooit tijdens het ver-
voeren van de boot en motor. Zie voor verdere
details het hoofdstuk VERVOER.
CONTROLE
VÓÓR HET VAREN
Het is belangrijk dat uw boot en motor in goede
toestand verkeren en dat u altijd bent voorbe-
reid op een noodgeval.
Voer de volgende controles uit voordat u gaat
varen:
Zorg ervoor dat u voor de tocht voldoende
brandstof en olie aan boord heeft.
Controleer het motoroliepeil.
Controleren van het oliepeil:
AANWIJZING:
Controleer het oliepeil alleen bij afgekoelde
motor om te voorkomen dat u het niveau ver-
keerd beoordeelt.
1. Zet de motor verticaal en verwijder de afdek-
kap 1 door de hendels 2 en 3 te ontgren-
delen.
WAARSCHUWING
Het is gevaarlijk als u de boot en motor niet
inspecteert voordat u aan een tocht begint.
Voer voor vertrek altijd de inspecties uit die in
dit hoofdstuk staan beschreven.
LET OP
Wanneer de motor draait met onvoldoende
olie, kan dit ernstige beschadiging van de
motor veroorzaken.
Controleer altijd het oliepeil voordat u gaat
varen en vul indien nodig olie bij.
26
2. Trek de peilstok uit de houder en veeg hem
af met een schone doek.
AANWIJZING:
Vervang de olie als deze vervuild of sterk ver-
kleurd is (zie CONTROLE EN ONDERHOUD/
motorolie).
3. Steek de peilstok geheel in de houder en
trek hem weer naar buiten.
Het oliepeil dient zich tussen beide aanduidin-
gen op de peilstok te bevinden. Vul olie bij tot
aan het bovenste merkteken van de peilstok
indien het peil tot het onderste merkteken
gedaald is.
MAX.
MIN.
Bijvullen van motorolie:
1. Verwijder de vuldop.
2. Vul de motor bij met de voorgeschreven
soort olie totdat het peil zich bij het bovenste
merkteken op de peilstok bevindt.
3. Draai de vuldop zorgvuldig vast.
Controleer het elektrolytniveau in de accu.
Het niveau moet zich tussen de aandui-
dingen MIN en MAX bevinden. Raadpleeg
het hoofdstuk “ONDERHOUD” als het
niveau zich beneden het merkteken MIN
bevindt.
Zorg dat de accukabels stevig op de accu-
polen zijn aangesloten.
• Controleer de schroef visueel en verzeker
u ervan dat deze niet beschadigd is.
Controleer of de motor stevig op de spie-
gel bevestigd is.
Controleer of de elektrische trim- en kan-
telverstelling werkt.
Controleer of de kantelblokkeerpen in de
juiste stand staat en stevig vastzit.
• Zorg ervoor dat u voldoende reddingsma-
terialen en veiligheidsvoorzieningen aan
boord heeft.
LET OP
Wanneer de motor draait met overmatig veel
olie, kan dit ook beschadiging van de motor
veroorzaken.
Giet niet te veel olie in de motor.
27
INLOOPPERIODE
De eerste 10 uren van de inloopperiode zijn van
groot belang voor de verdere levensduur van de
motor. Het juiste gebruik van de motor gedu-
rende de inloopperiode is van essentieel belang
voor de levensduur en de prestaties. Laat de
motor inlopen volgens de onderstaande richtlij-
nen.
Inloopperiode: 10 uur
Inloopprocedure
1. Eerste twee uren:
Laat de motor bij koude start minimaal 5
minuten stationair warmdraaien.
Laat nadat de motor op bedrijfstemperatuur
gekomen is, de motor in de neutraalstand of bij
ingeschakelde vooruitstand stationair draaien.
Geef gedurende de volgende 1 uur en 45 minu-
ten de motor niet meer dan half gas (3.000
omw/min).
LET OP
Als u de hieronder beschreven inloopproce-
dures niet opvolgt, kan dit resulteren in ern-
stige beschadiging van de motor.
Volg de hieronder beschreven inloopprocedu-
res zorgvuldig op.
LET OP
Als de motor direct na een koude start met te
hoog toerental draait, kan dit ernstige bescha-
diging van de motor veroorzaken.
Laat de motor altijd voldoende stationair
draaien (5 minuten) zodat deze goed is opge-
warmd voordat u de motor met hoog toerental
laat draaien.
AANWIJZING:
U mag meer gas geven om de boot te laten pla-
neren. Ga daarna terug naar de aanbevolen
gasklepstand.
2. Volgende uur:
Laat de motor belast met 4.000 omw/min of
3/4 gas draaien.
3. Resterende 7 uur:
Laat de motor belast met het gewenste toe-
rental draaien. U mag van tijd tot tijd volgas
geven als dat tenminste niet langer dan 5
minuten achter elkaar is.
LET OP
Langer dan 5 minuten achtereen met volgas
varen tijdens de laatste 7 uur van de inlooppe-
riode kan ernstige motorschade, zoals het
vastlopen van de zuigers, veroorzaken.
Tijdens de laatste 7 uur van de inloopperiode
mag u niet langer dan 5 minuten achtereen
met volgas varen.
28
WERKING
VÓÓR HET STARTEN VAN DE MOTOR
1. Controleer of de motor in het water hangt.
2. Controleer of de brandstofslang goed is aan-
gesloten op de motor en de tank.
3. Richt de uitstroomopening in de gewenste
richting.
4. Draai de ventilatieschroef 1 op de tankdop
open.
Brandstofslang
5. Controleer of de motor in de neutraalstand
staat.
6. Controleer of de borgplaat van de man-
overboord-schakelaar aangebracht is en de
stuurman (-vrouw) het koord van de man-
overboord-schakelaar ergens aan het
lichaam vastgemaakt heeft.
29
AANWIJZING:
Een reserve-borgplaat voor tijdelijk gebruik
wordt meegeleverd. Neem de borgplaat los van
het koord en berg deze op een veilige plaats
aan boord op. Vervang de noodstopschakelaar/
borgplaat zo snel mogelijk indien deze defect of
verloren raakt, zodat de noodstopschakelaar
steeds normaal gebruikt kan worden.
WAARSCHUWING
Als het koord van de noodstopschakelaar niet
goed is vastgemaakt of als niet de vereiste
maatregelen zijn genomen om ervoor te zor-
gen dat de noodstopschakelaar werkt zoals
bedoeld, bestaat er kans op ernstig of fataal
letsel voor de bestuurder en de andere opva-
renden.
Neem altijd de volgende voorzorgsmaatrege-
len:
Controleer of het koord van de noodstop-
schakelaar stevig aan de pols of aan een
geschikte plaats van de kleding (broekriem
enz.) van de bestuurder is vastgemaakt.
Controleer of er geen belemmeringen of
beperkingen zijn voor het gebruik van de
noodstopschakelaar.
Wees voorzichtig dat u niet aan het koord
van de noodstopschakelaar trekt of het
borgplaatje lostrekt tijdens normaal
gebruik. De motor zal anders plotseling
stoppen waardoor de opvarenden door het
wegvallen van de beweging naar voren
onverwachts naar voren worden geslingerd.
MOTOR STARTEN
AANWIJZING:
De motor kan niet worden gestart als het borg-
plaatje van de noodstopschakelaar niet is aan-
gebracht.
1. Pomp met de balgpomp tot er weerstand
voelbaar is.
2. Controleer of de handgashendel in de stand
“volledig gesloten” staat.
WAARSCHUWING
Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een
gevaarlijk gas dat nauwelijks waarneembaar
is omdat het kleurloos en reukloos is. Het ina-
demen van koolmonoxide kan zeer gevaarlijk
of zelfs dodelijk zijn.
Start de motor niet en laat die niet draaien in
een ruimte met onvoldoende ventilatie.
30
3. Draai de contactsleutel in de stand “ON”.
4. Draai de contactsleutel in de stand “START”.
Nadat u de contactsleutel vanuit de stand
“START” naar de stand “ON” hebt terugge-
zet, zal de startmotor 4 seconden blijven
draaien totdat de motor aanslaat.
AANWIJZING:
De startmotor kan maximaal vijf seconden ach-
ter elkaar draaien.
Wanneer deze tijdsduur wordt overschreden,
zal de startmotor automatisch stoppen.
Als de motor stopt, wacht u ongeveer tien
seconden om de motor te laten afkoelen
waarna u opnieuw probeert.
5. Laat de motor 5 minuten warmdraaien.
LET OP
Als u de contactsleutel in de stand “START”
gedraaid houdt bij het starten van de motor,
kan het startsysteem worden beschadigd.
Draai de contactsleutel eenmaal naar de stand
“START” en laat deze dan los om de motor te
starten. De motor zal 4 seconden achtereen
blijven startdraaien of net zolang totdat de
motor aanslaat.
LET OP
Als het OIL lampje blijft branden tijdens het
gebruik van de buitenboordmotor, kan het
oliepeil te laag zijn waardoor de motor kan
worden beschadigd.
Zet de motor uit en controleer het oliepeil.
Controleren van koelwater
Zodra de motor draait moet er water uit de con-
trole-opening 1 stromen. Dit geeft aan dat de
waterpomp goed werkt. Zet de motor direct UIT
als er geen water uit de opening stroomt en
neem contact op met uw Suzuki-dealer.
LET OP
Laat de motor nooit draaien als er geen water
uit de controle-wateruitlaat stroomt want dit
kan ernstig beschadigingen tot gevolg heb-
ben.
Na het starten van de motor moet u controle-
ren of er water uit de controle-wateruitlaat
naar buiten stroomt.
WAARSCHUWING
Vaar niet met de boot als de noodstopschake-
laar niet juist werkt, want dit is gevaarlijk.
Voordat u gaat varen, moet u controleren of de
noodstopschakelaar correct werkt.
31
SCHAKEL- EN SNELHEIDSREGELING
Schakelen
Druk de vergrendelknop voor de neutraalstand
in en zet de bedieningshendel in stand A zoals
in de afbeelding is aangegeven om de vooruit in
te schakelen.
Druk de vergrendelknop voor de neutraalstand
in en zet de bedieningshendel in stand B zoals
in de afbeelding is aangegeven om de achteruit
in te schakelen.
LET OP
De motor kan ernstig worden beschadigd als
(a) het toerental niet is teruggekeerd naar sta-
tionair en de snelheid van de boot is vermin-
derd voordat van de vooruitstand naar de
achteruitstand of omgekeerd wordt gescha-
keld, of (b) er niet goed wordt opgelet wanneer
de boot achteruit wordt gevaren.
Laat het toerental terugkeren naar stationair
voordat u schakelt. Wees voorzichtig en vaar
met een zo laag mogelijke snelheid achteruit.
Controleer of de handgreep/schakelhendel in
de gewenste stand staat voordat u gas geeft.
LET OP
Als u schakelt terwijl de motor niet draait, kan
het schakelmechanisme worden beschadigd.
Vermijd schakelen wanneer de motor niet
draait.
NEUTRAALSTAND
32˚
32˚
VOORUITSTAND
ACHTERUIT-
STAND
Snelheidsregeling
Om de snelheid te verhogen nadat u in de ver-
snelling hebt geschakeld, blijft u de bedienings-
handgreep naar voren of achteren bewegen.
MOTOR UITZETTEN
AANWIJZING:
Wanneer het nodig is de motor snel af te zetten
in een noodsituatie, trekt u eerst de noodstop-
schakelaar-borgplaat uit de noodstopschake-
laar, door aan het noodstopschakelaarkoord te
trekken.
Om de motor af te zetten:
1. Schakel in de “VRIJ”-stand.
2. Als de motor op volle toeren heeft gedraaid,
laat u hem eerst afkoelen door hem enkele
minuten stationair te laten draaien of op zijn
laagst te laten sputteren.
WAARSCHUWING
Aangezien dezelfde hendel wordt gebruikt
voor schakelen als voor de snelheidsregeling,
kan de hendel voorbij de arreteerstand wor-
den gezet om de gasbediening in te schake-
len. Hierdoor kan de boot plotseling gaan
varen met letsel of beschadigingen tot gevolg.
Wees daarom voorzichtig dat u de hendel niet
te ver naar voren of achteren beweegt bij het
schakelen.
NEUTRAAL
32
3. Draai de contactsleutel naar de “OFF” stand.
Zorg dat de contactsleutel altijd in de “OFF”
stand staat wanneer de motor niet loopt,
anders kan de accu nodeloos leegraken.
4. Nadat de motor geheel gestopt is, kunt u de
brandstofslang losmaken van de buiten-
boordmotor, indien die is uitgerust met een
brandstofaansluiting.
LET OP
Als het contactslot in de stand ON staat terwijl
de motor niet loopt, zal de accu uitgeput
raken.
Zet het contactslot altijd in de stand OFF wan-
neer de motor niet loopt.
WAARSCHUWING
Onbevoegd gebruik van de boot kan resulte-
ren in een ongeluk of beschadiging van de
boot.
Om onbevoegd gebruik te voorkomen, moet u
de contactsleutel en de borgplaat van de
noodstopschakelaar verwijderen wanneer u
de boot verlaat.
WAARSCHUWING
Als u de motor geruime tijd in de stopstand
laat staan met de brandstofslang aangesloten,
kan er benzine uit gaan lekken.
Als de motor een brandstofaansluiting heeft,
maakt u dan altijd de brandstofslang los wan-
neer u de motor lang achtereen in de stop-
stand laat staan.
5. Draai de ontluchtingsschroef van de brand-
stoftankdop naar rechts om de ontluchtings-
opening te sluiten (indien daarvan voorzien).
AANWIJZING:
Controleer af en toe of de noodstopschakelaar
goed werkt door bij stationair toerental de borg-
plaat te verwijderen en te controleren of de
motor afslaat.
AFMEREN
Kantel de motor uit het water als de boot wordt
afgemeerd in ondiep water of als de motor lan-
gere tijd niet wordt gebruikt. Dit voorkomt
schade aan de motor door obstakels bij laag
water en corrosievorming door zout water.
Zie het hoofdstuk “KANTELVERGRENDELING”
voor meer gedetailleerde informatie.
LET OP
Als de boot niet goed is vastgemaakt, kan de
boot of de motor, of andere voorwerpen wor-
den beschadigd.
Zorg ervoor dat de motor niet tegen een kade,
pier of andere boten schuurt wanneer de boot
is afgemeerd.
33
TROLLING-STATIONAIRLOOP
(Optioneel item)
De trolling-stationairloop is beschikbaar na
installeren van de los verkrijgbare trolfunctie-
schakelaar.
Neem contact op met uw officiële Suzuki
Marine dealer voor verdere informatie.
AANWIJZING:
Om het toerental correct te kunnen controleren
bij gebruik van het trollingsysteem raadt Suzuki
het gebruik van de Suzuki 2-schaals controle-
toerenteller aan.
Beschrijving van het systeem
Het “Trollingsysteem” wordt geactiveerd door
op de trolfunctieschakelaar te drukken wanneer
de motor met stationair toerental draait bij inge-
schakelde versnelling. Door dit systeem te
gebruiken kunt u een gewenst toerental met de
regelschakelaar aanhouden in het bereik dat
loopt van stationair toerental (ongeveer 700
omw/min) tot 1200 omw/min bij ingeschakelde
versnelling.
Gebruik van de trolfunctie
Inschakelen van de trolfunctie:
1. Schakel in de vooruit- of achteruitversnelling
en controleer of het gas volledig is dichtge-
draaid (stationair toerental bij ingeschakelde
versnelling).
2. Druk op de “UP” of “DN” kant van de
trolfunctieschakelaar totdat u één pieptoon
hoort.
Het REV/TRL (of REV) lampje op de contro-
lemeter gaat knipperen waarmee wordt aan-
gegeven dat de motor in de trollingstand
staat. Het REV/TRL (of REV) lampje blijft
knipperen zolang de motor in de trol-
lingstand staat.
Normale schaal
Schaal voor
trolfunctie
AANWIJZING:
Het trollingsysteem werkt niet als de schakelaar
wordt ingedrukt terwijl de bedieningshendel in
de neutraalstand staat.
Instellen van de trolsnelheid:
• Wanneer op de “UP” kant van de schakelaar
wordt gedrukt, klinkt er één korte pieptoon en
wordt het toerental met 50 omw/min ver-
hoogd.
• Wanneer op de “DN” kant van de schakelaar
wordt gedrukt, klinkt er één korte pieptoon en
wordt het toerental met 50 omw/min ver-
laagd.
AANWIJZING:
Wanneer op de “DN” kant van de schakelaar
wordt gedrukt terwijl de ondergrens van de
trolsnelheid is bereikt, zal het toerental niet
veranderen en klinken er drie lange (0,8
seconde) pieptonen.
Wanneer op de “UP” kant van de schakelaar
wordt gedrukt terwijl de bovengrens van de
trolsnelheid is bereikt, zal het toerental niet
veranderen en klinken er drie lange (0,8
seconde) pieptonen.
Schakelen en gasbediening blijven mogelijk,
ook wanneer de trollingfunctie is ingescha-
keld.
Uitschakelen van de trollingfunctie:
De trollingfunctie kan worden uitgeschakeld
door de bedieningshendel in de neutraalstand
te zetten of door het toerental tot boven 3000
omw/min te verhogen. In beide gevallen klinken
er twee korte (0,1 seconde) pieptonen om aan
te geven dat de trollingfunctie is uitgeschakeld.
Trolfunctieschakelaar
34
VAREN IN ONDIEP WATER
Tijdens het varen in ondiep water is het moge-
lijk dat de trimhoek groter moet worden dan
gebruikelijk is. Vaar in deze situatie uitsluitend
met lage snelheid. Laat de motor in diep water
weer direct zakken tot de normale trimhoek.
VAREN IN ZOUT WATER
Na het varen in zout water moet u het koelsys-
teem doorspoelen met zoet water. Zie hiervoor
het hoofdstuk “SPOELEN VAN DE WATERKA-
NALEN”. Als u de waterkanalen niet schoon-
spoelt, zal het zoute water corrosie veroorzaken
hetgeen een negatieve invloed heeft op de
levensduur van de motor.
WAARSCHUWING
Wanneer de motor verder dan de maximale
trimstand wordt gekanteld, heeft de draai-
steun niet de zijwaartse ondersteuning van de
klemsteun en kan het kantelsysteem de bewe-
ging van de motor niet opvangen als het
staartstuk een obstakel raakt. Dit kan resulte-
ren in letsel van de opvarenden. Ook kunnen
voorbij de maximale trimstand de waterinlaten
boven het water liggen met ernstige beschadi-
ging van de motor als gevolg.
Gebruik de motor niet boven 1500 omw/min
en vaar ook niet met de boot glijdend over het
water terwijl de motor voorbij de maximale
trimstand is gekanteld.
LET OP
Als het staartstuk de grond raakt, kunnen er
ernstige beschadigingen optreden.
Zorg dat het staartstuk de grond niet raakt.
Als dit toch gebeurt, moet u meteen op
beschadigingen controleren.
VAREN BIJ EEN TEMPERATUUR ONDER
NUL
Wanneer de buitenboordmotor gebruikt wordt
bij een buitentemperatuur onder nul, dient het
staartstuk te allen tijde in het water te blijven
hangen.
Als de motor uit het water gehaald wordt, moet
hij verticaal gehouden worden totdat al het
water uit de motor gelopen is.
LET OP
Als u de buitenboordmotor bij temperaturen
onder het vriespunt buiten het water laat ter-
wijl er nog water in het koelsysteem is, kan
het water bevriezen en uitzetten, waardoor de
motor ernstig wordt beschadigd.
Wanneer de buitenboordmotor bij temperatu-
ren onder het vriespunt in het water ligt, moet
u ervoor zorgen dat het staartstuk altijd onder
water is. Als de motor uit het water wordt
genomen en opgeborgen bij temperaturen
onder het vriespunt, houd de motor dan verti-
caal totdat alle koelwater uit de motor is
gestroomd.
35
VERWIJDEREN EN VER-
VOEREN VAN DE MOTOR
VERWIJDEREN VAN DE MOTOR
We raden u aan het verwijderen van de motor
over te laten aan uw erkende Suzuki-dealer.
TRANSPORTEREN VAN DE MOTOR
De motor mag uitsluitend horizontaal of verti-
caal vervoerd worden.
Verticaal vervoeren:
Zet de motor met de klembeugel en de twee
bouten vast op een transportstandaard.
Horizontaal vervoeren:
1. Tap de motorolie af. Zie het hoofdstuk
“MOTOROLIE”.
2. Verwijder de brandstof uit de dampafschei-
der als volgt:
(1)Verwijder de afdekkap 1.
(2)Verwijder de 7 bouten met een 8 mm pijps-
leutel en verwijder vervolgens het deksel 2
aan stuurboordzijde.
(3)Trek het uiteinde 3 van de afvoerslang naar
buiten.
(4)Draai de aftapschroef 4 van de dampaf-
scheider los en vang de brandstof op in een
geschikte bak.
(5)Draai na het aftappen de aftapschroef weer
vast en plaats alle onderdelen terug.
3. Leg de motor op een zachte ondergrond met
de stuurboordzijde naar beneden, zie
afbeelding.
WAARSCHUWING
Benzine is uiterst ontvlambaar en giftig. Ben-
zine kan brand veroorzaken en kan gevaarlijk
zijn voor mensen en huisdieren.
Gebruik een geschikte, veilige jerrycan om de
benzine op te vangen die van de buitenboord-
motor wordt afgetapt. Houd benzine uit de
buurt van vonken, vuur, mensen en huisdie-
ren.
36
WAARSCHUWING
Gemorste brandstof of brandstofdampen kun-
nen brand veroorzaken en gevaarlijk zijn voor
de gezondheid.
Neem altijd de volgende voorzorgsmaatrege-
len:
Tap altijd de brandstof uit de brandstoflei-
ding en de brandstofdampafscheider af
voordat u de boot/buitenboordmotor ver-
voert en voordat u de motor uit de boot ver-
wijdert.
Leg de motor NIET op de zijkant zonder dat
de brandstof is afgetapt.
Houd de motor uit de buurt van open vuur
en vonken.
Veeg gemorste brandstof onmiddellijk op.
LET OP
Als u niet voorzichtig bent wanneer de buiten-
boordmotor op de zijkant wordt gelegd en niet
de vereiste voorzorgsmaatregelen neemt,
zoals volledig aftappen van de motorolie en
het koelwater, kunnen er beschadigingen ont-
staan. De motorolie kan vanaf het carter in de
cilinder stromen, er kan water vanaf de uitlaat-
poort in de cilinder terechtkomen of de buiten-
ste behuizing kan worden beschadigd.
Tap altijd volledig de motorolie en het koelwa-
ter af voordat u de motor op de zijkant legt en
wees ook voorzichtig wanneer u de motor plat
legt.
LET OP
Als het staartstuk van uw buitenboordmotor
hoger is dan het motorgedeelte tijdens ver-
voer of opslag, kan er water in het motorge-
deelte terechtkomen met beschadiging van de
motor tot gevolg.
Zorg dat het staartstuk nooit hoger is dan het
motorgedeelte tijdens vervoer of opslag van
uw buitenboordmotor.
TRANSPORT
Laat de motor in de normale gebruiksstand
staan als deze op de boot gemonteerd vervoerd
wordt. Kantel de motor alleen als er niet genoeg
bodemvrijheid voor de motor aanwezig is.
Ondersteun de motor in dit geval zoals in de
afbeelding is aangegeven.
LET OP
Als u de hendel van de kantelvergrendeling
gebruikt om de motor in de hoogste kantel-
stand te houden wanneer de boot wordt ver-
voerd, kan door de bewegingen tijdens het
transport of op slechte wegen de vergrende-
ling plotseling losschieten met beschadiging
van de motor en het vergrendelingsmecha-
nisme tot gevolg.
Gebruik bij het slepen van de boot nooit de
hendel van de kantelvergrendeling om de
motor in de hoogste kantelstand te houden.
Gebruik een spiegelsteunbalk of iets derge-
lijks om het gewicht van de motor te dragen.
37
CONTROLE EN ONDERHOUD
ONDERHOUDSSCHEMA
Het is belangrijk om uw buitenboordmotor
regelmatig te controleren en onderhoud te ple-
gen. Tijdens elke beurt dienen de aangegeven
onderhoudshandelingen uitgevoerd te worden.
Het tijdsinterval tussen twee onderhoudsbeur-
ten wordt bepaald door het aantal bedrijfsuren
of een gegeven aantal maanden (wat het eerst
bereikt wordt).
C: Controleer en reinig, stel af en smeer of vervang indien nodig. D: Draai vast V: Vervang
*: Zie “Waarschuwing”
AANWIJZING:
Waterafscheidend brandstoffilter
Vervang het filterelement elke 12 maanden (of vaker indien dit wordt voorgeschreven door de fabri-
kant van het filter).
WAARSCHUWING
Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een
gevaarlijk gas dat nauwelijks waarneembaar
is omdat het kleurloos en reukloos is. Het ina-
demen van koolmonoxide kan zeer gevaarlijk
of zelfs dodelijk zijn.
Start de motor niet en laat die niet draaien in
een ruimte met onvoldoende ventilatie.
Interval
Onderdeel
Na de eerste 20
uren
of 1 maand
Elke 100 uur
of om de 12
maanden
Elke 200 uur
of om de 12
maanden
Elke 300 uur
of om de 36
maanden
Bougie C
Brandstof- en
ventilatieslang
CC
Motorolie V V
Staartstukolie V V
Smering C C
Anodes (extern) C C
* Anodes (interne
cilinderblok/cilinderkop)
–C–
Verbindingsdraden C
Accu C C
* Motoroliefilter V V
* Brandstoffilter
(lagedrukzijde)
CC
Elke 400 uren of 2 jaar vervangen.
* Ontstekingstijdstip C
* Stationair toerental C C
* Klepspeling C
* Waterpomp C
* Schoepenwiel
waterpomp
––CV
* Borgmoer schroef en
splitpen
CC
* Bouten en moeren D D
38
WAARSCHUWING
Verkeerd onderhoud of niet uitvoeren van het
voorgeschreven onderhoud kan gevaarlijk
zijn. Slecht onderhoud of gebrek aan onder-
houd vergroot de kans op een ongeluk of
beschadiging van de uitrusting.
Zorg dat het onderhoud wordt uitgevoerd
overeenkomstig het bovenstaande onder-
houdsschema. Suzuki raadt u aan de onder-
houdstaken die in het bovenstaande schema
met een sterretje (*) zijn aangegeven alleen
door een officiële Suzuki Marine dealer of een
bekwame monteur te laten uitvoeren. Als u
zelf ervaring hebt met technisch onderhoud,
kunt u de niet gemerkte onderhoudstaken ver-
richten aan de hand van de instructies in dit
hoofdstuk. Als u niet zeker weet of u de niet
gemerkte onderhoudstaken zelf kunt uitvoe-
ren, kunt u uw officiële Suzuki Marine dealer
vragen om dit voor u te doen.
WAARSCHUWING
De veiligheid van u en uw passagiers hangt af
van de kwaliteit van het onderhoud van uw
buitenboordmotor.
Volg alle instructies betreffende de controles
en onderhoudswerkzaamheden nauwkeurig
op. Als u niet over technische ervaring
beschikt, moet u de onderhoudswerkzaamhe-
den niet zelf uitvoeren. U kunt zelf gewond
raken en de motor kan worden beschadigd.
LET OP
De onderhoudsintervallen in het schema zijn
vastgesteld voor normaal gebruik van uw bui-
tenboordmotor. Als de buitenboordmotor
onder zware omstandigheden wordt gebruikt,
zoals regelmatig varen met volgas of regelma-
tig varen in modderig, zilt, zanderig, zurig of
ondiep water, moet u het onderhoud vaker uit-
voeren dan in het schema is aangegeven.
Wanneer het onderhoud in deze gevallen niet
vaker wordt uitgevoerd, kan dit resulteren in
beschadigingen.
Neem contact op met een officiële Suzuki
Marine dealer als u vragen hebt over de juiste
onderhoudsintervallen bij uw gebruiksom-
standigheden. Suzuki beveelt met klem aan
om originele Suzuki onderdelen of gelijkwaar-
dige onderdelen te gebruiken wanneer u
onderdelen van uw buitenboordmotor ver-
vangt.
39
BOUGIE
Uw buitenboordmotor is uitgerust met de vol-
gende standaardbougies.
Een normaal functionerende bougie heeft een
lichtbruine kleur. Neem contact op met uw offi-
ciële Suzuki-dealer als de bougie niet geschikt
blijkt voor de motor.
NGK BKR6E Standaard
LET OP
Bougies zonder weerstand veroorzaken sto-
ringen in de werking van de elektronische ont-
steking, waardoor de motor gaat overslaan, of
andere problemen in de elektronische uitrus-
ting of de accessoires van de boot.
Gebruik UITSLUITEND ontstoorde bougies in
uw buitenboordmotor.
LET OP
Gebruik van verkeerde bougies of verkeerd
vastgedraaide bougies kan resulteren in ern-
stige beschadiging van de motor.
Probeer geen ander merk bougie tenzij u
ervan overtuigd bent dat die bougie gelijk-
waardig is aan het voorgeschreven merk
bougie, want anders bestaat er kans op
motorschade die niet onder de garantie valt.
Houd er rekening mee dat referentietabellen
voor bougies niet altijd even nauwkeurig
zijn.
Monteren van een bougie: Draai de bougie
zo ver mogelijk met de hand vast en gebruik
dan een sleutel om de bougie met het voor-
geschreven aanhaalkoppel of tot de voorge-
schreven draaihoek vast te zetten.
Aanhaalkoppel
2,5 – 2,8 kgf·m
Draaihoek
Nieuwe bougie 1/2 – 3/4 slag
Gebruikte bougie 1/12 – 1/8 slag
Draai de bougie niet te vast of scheef in de
cilinderkop omdat hierdoor de aluminium
schroefdraad in de cilinderkop beschadigd
wordt.
40
Reinig de bougies en stel ze af aan het einde
van elk gegeven tijdsinterval. De bougie kan
dan steeds een krachtige vonk blijven leveren.
Verwijder de koolafzetting op de elektrodes met
een bougiestraler of kleine koperborstel. Stel de
elektrodenafstand af volgens de onderstaande
tabel.
1. Ernstige slijtage 2. Isolatorbreuk
3. Smelten 4. Erosie 5. Zwavelafzetting
6. Oxidatie
AANWIJZING:
Vervang de bougie door een nieuwe als deze
een van de bovenstaande afwijkingen vertoont.
Een slechte bougie veroorzaakt slecht starten,
verhoogt het brandstofverbruik en de kans op
motorstoring.
Elektrodenafstand 0,7 – 0,8 mm
BRANDSTOF- EN VENTILATIESLANG
Controleer de brandstof- en de ventilatieslang
op lekkage, scheuren, zwellingen en andere
beschadigingen. Een beschadigde slang dient
vervangen te worden. Neem contact op met uw
officiële Suzuki-dealer als de een of beide slan-
gen vervangen moet(en) worden.
WAARSCHUWING
Bij brandstoflekkage ontstaat explosie- en
brandgevaar met mogelijk ernstig letsel tot
gevolg.
Wanneer u een gescheurde, lekkende of
gezwollen brandstofslang aantreft, laat deze
dan vervangen bij uw officiële Suzuki-dealer.
Ventilatieslang
Brandstofslang
41
MOTOROLIE
Olie verversen
De olie dient ververst te worden als de motor
warm is, zodat alle olie volledig afgetapt wordt.
Verversen van de motorolie:
1. Plaats de motor in verticale positie en verwij-
der de afdekkap.
2. Verwijder de olievuldop.
3. Plaats een opvangbak onder de aftapplug.
WAARSCHUWING
Voer geen MOTOROLIE werkzaamheden uit
wanneer de motor draait, want dit kan resulte-
ren in ernstig letsel.
De motor moet uitgezet zijn voordat u begint
met MOTOROLIE werkzaamheden.
LET OP
Veelvuldig slepen kan de gebruiksduur van de
motorolie verkorten. De motor kan bescha-
digd raken als u de motorolie niet vaker ver-
verst bij dit soort gebruik.
Ververs de motorolie vaker als u de motor
veelvuldig voor slepen gebruikt.
4. Verwijder de aftapplug 1 en de pakkingring
2 en tap de motorolie af.
5. Draai de aftapplug, voorzien van een nieuwe
pakkingring, weer vast.
AANWIJZING:
In de gereedschapsset bevinden zich nieuwe
pakkingringen.
6. Vul de motor tot het maximum niveau met de
voorgeschreven soort olie.
Inhoud: 5,5 L
VOORZICHTIG
De temperatuur van de motorolie kan zo hoog
zijn dat u uw vingers verbrandt wanneer de
aftapplug wordt losgedraaid.
Wacht totdat de aftapplug voldoende is afge-
koeld en zonder problemen met de hand kan
worden aangeraakt voordat u de aftapplug
gaat verwijderen.
LET OP
Een oude pakkingring kan lekken met bescha-
diging van de motor tot gevolg.
Gebruik een pakkingring niet opnieuw.
Gebruik altijd nieuwe pakkingringen.
42
7. Controleer het oliepeil.
AANWIJZING:
Controleer het oliepeil alleen bij koude motor
om verkeerde aflezing te voorkomen.
8. Plaats de olievuldop en de afdekkap van de
motor.
AANWIJZING:
Voer de afgedankte olie uitsluitend op een
milieuverantwoorde wijze af. Zet de olie niet bij
het huisvuil, laat het niet in een afvoer weglo-
pen en gooi de olie zeker niet overboord.
WAARSCHUWING
Motorolie is gevaarlijk voor mensen en huis-
dieren. Herhaaldelijk en langdurig contact met
afgewerkte motorolie kan huidkanker veroor-
zaken. Zelfs kortstondige aanraking met afge-
werkte olie kan huidirritatie veroorzaken.
Houd nieuwe en afgewerkte olie altijd bui-
ten het bereik van kinderen en huisdieren.
Draag kleding met lange mouwen en water-
dichte handschoenen bij het werken met
olie.
Was uw huid grondig met zeep als er olie op
uw huid komt.
Kleding of doeken waarop olie terecht is
gekomen, moeten in de was worden
gedaan.
MAX.
MIN.
STAARTSTUKOLIE
Verwijder de niveauplug en controleer het
niveau van de staartstukolie visueel. Het niveau
moet tot aan de onderzijde van de opening
staan. Vul via de opening de voorgeschreven
olie bij tot het juiste niveau. Plaats de plug en
draai deze stevig aan.
Verversen van staartstukolie:
1. Zorg dat de motor recht hangt en plaats een
opvangbak onder de aftapplug.
2. Verwijder eerst de aftapplug 1 en daarna de
niveauplug 2.
3. Spuit nadat de staartstukolie volledig is afge-
tapt via de aftapopening verse olie in het
staartstuk totdat deze er bij de niveau-ope-
ning uitstroomt. De benodigde hoeveelheid
olie is ongeveer 1050 ml.
4. Plaats vervolgens de niveauplug 2 en draai
deze vast. Plaats snel de aftapplug 1 en
draai deze vast.
AANWIJZING:
Om onvoldoende inspuiting van tandwielolie te
voorkomen, moet u het tandwieloliepeil contro-
leren 10 minuten nadau u de procedure in stap
4 hebt uitgevoerd. Als het oliepeil te laag is,
spuit dan langzaam tandwielolie naar binnen tot
het juiste peil is verkregen.
43
AANWIJZING:
Recycle afgewerkte staartstukolie of ruim deze
op de juiste manier op. Zet de olie niet bij het
normale huisvuil en giet de olie ook niet over de
grond, in de afvoer of in water.
WAARSCHUWING
Staartstukolie is gevaarlijk voor mensen en
huisdieren. Herhaaldelijk en langdurig contact
met afgewerkte staartstukolie kan huidkanker
veroorzaken. Zelfs kortstondige aanraking
met afgewerkte olie kan huidirritatie veroorza-
ken.
Houd nieuwe en afgewerkte olie altijd bui-
ten het bereik van kinderen en huisdieren.
Draag kleding met lange mouwen en water-
dichte handschoenen bij het werken met
olie.
Was uw huid grondig met zeep als er olie op
uw huid komt.
Kleding of doeken waarop olie terecht is
gekomen, moeten in de was worden
gedaan.
LET OP
Als zich vislijn om de draaiende schroefas
heeft gewikkeld, kan de oliekeerring van de
schroefas worden beschadigd waardoor er
water in de tandwielkast terechtkomt met ern-
stige beschadigingen tot gevolg.
Als de staartstukolie een melkachtige kleur
heeft, is de olie vervuild met water. Neem
direct contact op met een officiële Suzuki
Marine dealer voor advies. Gebruik de buiten-
boordmotor niet voordat de olie is ververst en
de oorzaak van de vervuiling is verholpen.
LAGEDRUK BRANDSTOFFILTER
Het lagedruk brandstoffilter moet een perio-
dieke vervanging door een bevoegde Suzuki
Marine Dealer ondergaan.
Laat het lagedruk brandstoffilter elke 400
gebruiksuren (of om de 2 jaar) vervangen.
Controleer en reinig het brandstoffilter als volgt:
1. Zet de motor uit en laat hem afkoelen.
2. Controleer of de contactsleutel in de “OFF”
stand staat.
3. Verwijder de bout 1 en de moer 2 waar-
mee de beugel 3 van het brandstoffilter
bevestigd is.
WAARSCHUWING
Benzine is uiterst brandbaar en giftig. Benzine
kan brand veroorzaken en kan gevaarlijk zijn
voor mensen en huisdieren.
Neem altijd de volgende voorzorgsmaatrege-
len wanneer u onderhoud aan het brandstoffil-
ter verricht:
Zet de motor uit, voordat u het brandstoffil-
ter gaat reinigen.
Mors geen brandstof. Veeg eventueel
gemorste brandstof direct op.
Rook niet en blijf uit de buurt van open vuur
en vonken.
WAARSCHUWING
De oplosmiddelen die gebruikt worden voor
het reinigen zijn giftig, kunnen huidirritaties
veroorzaken en tevens verwondingen aan per-
sonen en huisdieren.
Houd deze oplosmiddelen uit de buurt van
kinderen en huisdieren. Voer gebruikte oplos-
middelen op een verantwoorde manier af.
44
4. Duw op het stekkervergrendelingslipje en
maak dan de stekker van de watersensorka-
bel 4 los.
5. Leg vooraf een doek onder het filter om
eventueel gemorste brandstof op te vangen.
6. Scheid het filterreservoir 5 van de dop 6
door het filterreservoir naar links te draaien.
LET OP
Bij verkeerd losmaken van het filterreservoir
kan de sensorkabel worden beschadigd.
Let op dat u de sensorkabel niet ronddraait
wanneer u het filterreservoir verwijdert.
Maak de kabelstekker los voordat u het fil-
terreservoir verwijdert.
“a”
7. Laat de brandstof en het water in het filterre-
servoir in een geschikte bak lopen.
8. Trek het filterelement 7 naar buiten. Contro-
leer het filterelement 7, de O-ring 8 en de
afdichtring 9 op beschadiging. Vervang
beschadigde onderdelen.
9. Was het filterelement in schoon oplosmid-
del en laat het drogen.
10. Monteer de afdichtring en het filterelement
op de oorspronkelijke plaatsen.
11. Controleer of de O-ring juist is geplaatst in
de bovenkant van het filterreservoir en
schroef het filterreservoir weer op zijn
plaats.
12. Sluit de stekker van de watersensorkabel 4
aan.
13. Monteer het brandstoffilter met de beugel
door de bout en moer vast te draaien.
14. Start de motor en controleer of het brand-
stoffilter niet lekt.
AANWIJZING:
Als er water in het reservoir van het brandstoffil-
ter is, moet u het reservoir verwijderen en het
water weg laten lopen. Voer overtollige brand-
stof altijd op een verantwoorde en veilige
manier af. Raadpleeg in geval van vragen uw
officiële Suzuki Marine dealer.
SMERING
Een goede smering van alle bewegende delen
van de motor is van groot belang voor het veilig
en betrouwbaar functioneren en voor een lange
levensduur van de buitenboordmotor. Onder-
staand schema geeft de smeerpunten en aan-
bevolen smeermiddelen aan.
45
AANWIJZING:
Vergrendel de motor in de volledig naar boven
gekantelde stand voordat u vet via de smeer-
nippel van de stuurbeugel aanbrengt.
PLAATS
SMEERMIDDEL
Verbindingen met
gasklep-/schakelstangen
Waterbestendig
vet
Schroefas
Trimstang-vangblok (DF140A)
Kantelbuis
Waterbestendig
vet (vetspuit)
Stuursteun
ANODES EN VERBINDINGSDRADEN
Anodes
De motoren worden van buiten af door anodes
tegen corrosie beschermd. Deze anodes rege-
len de elektrolytische reacties waardoor corro-
sie wordt voorkomen. In plaats van de
onderdelen zullen de anodes corroderen. Con-
troleer deze anodes regelmatig en vervang ze
als 2/3 van de anode verbruikt is.
LET OP
Als de anodes niet goed worden onderhou-
den, worden de aluminium oppervlakken
onder water (zoals het staartstuk) aangetast
door galvanische correctie, met beschadiging
tot gevolg.
Controleer regelmatig of de anodes niet los
zijn geraakt.
Verf de anodes niet want dan hebben ze
geen effect meer.
Maak de anodes regelmatig met een staal-
borstel schoon om eventuele aanslag te
verwijderen die de beschermende werking
nadelig zou kunnen beïnvloeden.
46
AANWIJZING:
Raadpleeg een officiële Suzuki Marine dealer
voor het inspecteren en vervangen van de
interne anodes die zijn bevestigd aan het cilin-
derblok/cilinderkop.
Verbindingsdraden
De onderdelen van de motor zijn met behulp
van verbindingsdraden met elkaar verbonden
en maken allemaal massa. Op deze manier
worden ze door de anodes tegen elektroly-
tische corrosie beschermd. Deze draden en de
aansluitingen moeten periodiek gecontroleerd
worden op beschadiging.
ACCU
Het niveau van het accuzuur moet zich altijd
tussen MIN en MAX bevinden. Vul alleen
gedestilleerd water bij tot aan het niveau MAX
als het niveau beneden MIN staat.
WAARSCHUWING
Accuzuur is giftig en corrosief en kan ernstig
letsel veroorzaken.
Vermijd contact met de ogen, huid, kleding en
gelakte oppervlakken. Als accuzuur met een
van deze dingen in contact komt, moet u de
betreffende plaats met veel water afspoelen.
Als accuzuur in de ogen of op de huid terecht-
komt, dient u meteen de hulp van een arts in
te roepen.
WAARSCHUWING
Als u niet voorzichtig bent bij inspectie of
onderhoud van de accu, kunt u kortsluiting
veroorzaken met een explosie, brand of
beschadiging van het circuit tot gevolg.
Maak de minkabel (zwart) los bij inspectie of
onderhoud van de accu. Wees voorzichtig dat
er geen metalen gereedschap of ander meta-
len voorwerp gelijktijdig met de pluspool van
de accu en de motor in aanraking komt.
WAARSCHUWING
Accupolen, accuklemmen en verband hou-
dende accessoires bevatten lood en loodbe-
standdelen die mogelijk schadelijk zijn.
Was uw handen nadat u met deze onderdelen
in contact bent geweest.
LET OP
Als u verdund zwavelzuur aan de accu toe-
voegt, zal de accu worden beschadigd.
Voeg NOOIT verdund zwavelzuur aan de accu
toe nadat u onderhoud hebt verricht. Volg de
voorschriften van de fabrikant van de accu op
ten aanzien van specifiek onderhoud.
47
MOTOROLIEFILTER
Het motoroliefilter moet een periodieke vervan-
ging door een bevoegde Suzuki Marine Dealer
ondergaan.
Vervang het motoroliefilter door een nieuw filter
na de eerste 20 gebruiksuren (of na 1 maand).
Vervang daarna het motoroliefilter door een
nieuw filter om de 200 gebruiksuren (of 12
maanden).
SPOELEN VAN DE WATER-
KANALEN
Na het varen in modderig, brak of zout water
moeten de waterkanalen met zoet water wor-
den gespoeld en moet de buitenzijde van de
motor ook met zoet water worden gereinigd.
Spoel de waterkanalen op een van de volgende
aangegeven manieren.
BIJ DRAAIENDE MOTOR
motor verticaal
Suzuki adviseert om de waterkanalen bij voor-
keur op deze manier te spoelen.
Om de waterkanalen te spoelen heeft u een
speciale spuitmond nodig.
WAARSCHUWING
Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een
gevaarlijk gas dat nauwelijks waarneembaar
is omdat het kleurloos en reukloos is. Het ina-
demen van koolmonoxide kan zeer gevaarlijk
of zelfs dodelijk zijn.
Start de motor niet en laat die niet draaien in
een ruimte met onvoldoende ventilatie.
WAARSCHUWING
Het is gevaarlijk wanneer u niet de juiste voor-
zorgsmaatregelen neemt bij het spoelen van
de waterkanalen.
Neem bij het spoelen van de waterkanalen
altijd de volgende voorzorgsmaatregelen:
Zorg dat de motor in de neutraalstand blijft
staan. Als de vooruit- of achteruitstand
ingeschakeld wordt, gaat de schroefas
draaien waardoor letsel kan ontstaan.
Zorg ervoor dat de motor tijdens het spoe-
len stevig vastzit op een standaard of op de
boot en blijf in de buurt tot het spoelen
klaar is.
Houd kinderen en huisdieren op afstand en
blijf uit de buurt van alle bewegende onder-
delen.
48
1. Plaats de spuitmond 1 zodanig dat de wate-
rinlaten afgedekt zijn door de rubber cups.
2. Sluit een tuinslang aan op de spuitmond en
draai de kraan voldoende ver open zodat
water langs de cups van de spuitmond naar
buiten stroomt.
3. Zet de hendel van de afstandsbediening in
de stand NEUTRAAL met de schroef verwij-
derd, start de motor en laat deze stationair
draaien.
4. Draai de kraan indien nodig verder open om
ervoor te zorgen dat er nog steeds vol-
doende water langs de cups stroomt.
5. Laat het water gedurende enkele minuten
doorspoelen.
6. Zet eerst de motor uit en draai daarna de
kraan dicht.
7. Verwijder de spuitmond en verwijder de tape
van waterinlaat 1.
8. Reinig de buitenkant van de motor en breng
een autowas aan op de gelakte onderdelen.
LET OP
Als de motor wordt gestart zonder dat er water
naar het koelsysteem wordt gevoerd, kan de
motor binnen een tijdsbestek van slechts 15
seconden zwaar beschadigd raken.
Start de motor nooit zonder dat er water naar
het koelsysteem wordt gevoerd.
BIJ NIET-DRAAIENDE MOTOR
– motor verticaal
1. Verwijder de plug A.
2. Sluit een tuinslang rechtstreeks of met
behulp van een koppelstuk aan op aanslui-
ting B van de motor. De schroefdraad is
0,75 – 11,5 NHR (Amerikaanse standaard-
maat voor tuinslang-koppelschroefdraad.),
een koppelstuk is in de handel verkrijgbaar.
3. Draai de kraan voldoende ver open. Spoel
de motor gedurende ongeveer vijf minuten
door.
4. Zet de kraan uit.
5. Verwijder de slang en het koppelstuk (indien
gebruikt) en plaats de plug weer.
6. Laat de motor verticaal staan totdat al het
water uit de motor gelopen is.
BIJ NIET-DRAAIENDE MOTOR
motor gekanteld
1. Kantel de motor in de hoogste stand.
2. Volg de aanwijzingen bij BIJ NIET-
DRAAIENDE MOTOR – motor verticaal.
LAAT DE MOTOR NIET DRAAIEN IN
GEKANTELDE POSITIE.
3. Laat de motor zakken en laat hem verticaal
staan totdat al het water uit de motor gelo-
pen is.
49
WATERSCHADE
Als de motor per ongeluk geheel onder water
terecht komt, moet deze zo snel mogelijk gere-
viseerd worden om roestvorming te voorkomen.
Volg in een dergelijk geval de onderstaande
procedure.
1. Haal de motor zo snel mogelijk uit het water.
2. Reinig de motor grondig met schoon (zoet)
water om het zoute water, de modder en het
zeewier te verwijderen.
3. Verwijder de bougies en laat het water via de
bougiegaten uit de cilinders stromen.
Draai hierbij het vliegwiel een aantal malen
rond.
4. Controleer of er water te zien is in de
motorolie. Ververs de olie als er water in zit.
Draai na het verversen de aftapplug goed
vast.
5. Tap de brandstofleiding af.
6. Giet een eetlepel motorolie door elk bougie-
gat in de motor. Draai het vliegwiel een paar
maal met de hand rond zodat de olie zich
kan verdelen over de inwendige onderdelen.
Gebruik niet de elektrische starter want dan
kunnen de drijfstangen verbogen worden.
WAARSCHUWING
Benzine is uiterst ontvlambaar en giftig. Ben-
zine kan brand veroorzaken en kan gevaarlijk
zijn voor mensen en huisdieren.
Houd vuur en vonken uit de buurt van ben-
zine. Ontdoe u op de juiste wijze van onge-
wenste benzine.
LET OP
Als u doorgaat met starten van de motor ter-
wijl u wrijving of weerstand vaststelt, kan de
motor ernstig worden beschadigd.
Als u wrijving of weerstand tijdens het starten
van de motor vaststelt, moet u meteen stop-
pen en niet opnieuw proberen te starten voor-
dat u het probleem gevonden en verholpen
hebt.
7. Breng de motor naar uw officiële Suzukidea-
ler en laat deze de motor zo snel mogelijk
reviseren.
LET OP
Als de benzinetoevoer vervuild is met water,
kan er motorschade optreden.
Als de vulhals van de brandstoftank en de
ventilatie-opening onder water zijn geweest,
controleer dan de brandstoftoevoer om er
zeker van te zijn dat deze niet is vervuild met
water.
50
OPSLAG
OPSLAG VAN DE MOTOR
Laat de motor bij uw officiële Suzuki-dealer
opslagklaar maken als u gedurende een lange
periode geen gebruik maakt van de boot (bij-
voorbeeld aan het einde van het seizoen). Volgt
u de onderstaande procedure als u ervoor kiest
om zelf de motor opslagklaar te maken.
1. Ververs de staartstukolie zoals in het hoofd-
stuk “STAARTSTUKOLIE” is aangegeven.
2. Ververs de motorolie zoals aangegeven in
het hoofdstuk “MOTOROLIE”.
3. Giet een benzine-stabilisatiemiddel in de
benzinetank overeenkomstig de instructies
op het blik.
4. Spoel de waterkanalen grondig schoon. Zie
hiervoor het hoofdstuk “SPOELEN VAN DE
WATERKANALEN (Bij draaiende motor)”.
5. Regel de waterstroom en laat de motor
ongeveer vijf minuten met 1500 toeren in de
vrijstand draaien, om de gestabiliseerde
benzine in de motor te verdelen.
6. Zet de motor UIT en draai daarna de kraan
dicht. Verwijder de slang en de spuitmond.
7. Smeer alle andere onderdelen. Zie hiervoor
het hoofdstuk “SMERING”.
8. Zet de gelakte onderdelen in de was. Werk
eventuele lakschades eerst bij met een laks-
tift.
9. Sla de motor rechtopstaand op in een droge,
goed geventileerde ruimte.
WAARSCHUWING
Wanneer de motor draait, zijn er veel bewe-
gende delen die ernstig letsel kunnen veroor-
zaken.
Wanneer de motor draait, moet u uw handen,
haren, kleding enz. uit de buurt van de motor
houden.
LET OP
Als de motor wordt gestart zonder dat er water
naar het koelsysteem wordt gevoerd, kan de
motor binnen een tijdsbestek van slechts 15
seconden zwaar beschadigd raken.
Start de motor nooit zonder dat er water naar
het koelsysteem wordt gevoerd.
OPSLAG VAN DE ACCU
1. Plaats de accu in een koele donkere ruimte
als u de buitenboordmotor voor langere tijd
(1 maand of langer) niet gebruikt. Laad de
accu volledig op als u deze weer in gebruik
gaat nemen.
2. Controleer de soortelijke massa minimaal
één maal per maand als u de accu voor lan-
gere tijd opslaat. Laad de accu als de soor-
telijke massa te laag is.
WAARSCHUWING
Het is gevaarlijk wanneer u niet de juiste voor-
zorgsmaatregelen neemt bij het opladen van
de accu. Accu’s produceren explosieve gas-
sen die kunnen ontbranden. Accuzuur is giftig
en corrosief en kan ernstig letsel veroorzaken.
Rook niet en houd open vuur en vonken uit
de buurt van de accu.
Om te voorkomen dat er een vonk ontstaat
wanneer de accu wordt opgeladen, moet u
de acculaadkabels op de juiste polen aan-
sluiten voordat de acculader wordt inge-
schakeld.
Ga voorzichtig te werk bij het hanteren van
de accu en voorkom huidcontact met het
accuzuur.
Draag beschermende kleding (veiligheids-
bril, handschoenen enz.).
51
IN GEBRUIK NEMEN
NA OPSLAG
Volg de onderstaande procedure voordat de
motor na opslag weer in gebruik kan worden
genomen.
1. Reinig de bougies grondig of vervang ze
indien nodig.
2. Controleer het niveau van de staartstuk-olie
en vul indien nodig olie bij. Zie hiervoor
hoofdstuk “STAARTSTUKOLIE”.
3. Smeer alle bewegende delen. Zie hiervoor
hoofdstuk “SMERING”.
4. Controleer het motoroliepeil.
5. Reinig de motor en zet de gelakte onderde-
len in de was.
6. Laad de accu op voordat u deze in de boot
plaatst.
STORINGZOEKEN
In dit deel worden een aantal oorzaken aange-
geven van de meest voorkomende storingen.
Elektrische starter werkt niet:
Schakelhevel staat niet in neutraal.
Zekering is doorgebrand.
Borgplaat van de noodstopschakelaar is niet
aangebracht.
Motor slaat niet of moeilijk aan:
Brandstoftank is leeg.
Brandstofslang is niet goed aangesloten op
motor.
Brandstofslang zit geknikt of klem.
Vuile bougie.
Motor draait onregelmatig stationair of
slaat af:
Brandstofslang zit geknikt of klem.
Vuile bougie.
Motortoerental neemt niet toe (weinig
motorvermogen):
Motor wordt te zwaar belast.
Waarschuwingssysteem/diagnosesysteem is
geactiveerd.
Schroef is beschadigd.
Schroef is niet berekend op belasting.
Motor trilt hevig:
Montagebouten of schroefklemmen van
motor zitten los.
Er bevindt zich een vreemd voorwerp (zee-
wier enz.) in de schroef.
Schroef is beschadigd.
LET OP
Als het storingzoeken niet correct wordt uitge-
voerd, kan de buitenboordmotor worden
beschadigd. Als reparaties of afstellingen op
een incorrecte manier worden uitgevoerd, kan
de buitenboordmotor worden beschadigd in
plaats van dat de storing wordt verholpen. In
dat geval kunt u geen aanspraak maken op de
garantie.
Neem contact op met een Suzuki Marine
dealer als u er niet zeker van bent hoe u een
storing dient op te lossen.
52
Motor raakt oververhit:
Inlaat (inlaten) koelwater verstopt.
Motor is overbelast.
Schroef is niet berekend op belasting.
ZEKERING
1. Draai het contactsleuteltje in de “uit” stand.
2. Verwijder de motorkap.
3. Verwijder het deksel van het zekeringen-
kastje en trek de zekering los.
AANWIJZING:
Gebruik de zekeringtrekker aan de achterkant
van het deksel van het zekeringenkastje voor
het verwijderen en aanbrengen van de zeke-
ring.
Deksel
zekeringenkast
4. Inspecteer de zekering en vervang die door
een nieuwe indien nodig.
AANWIJZING:
Als een zekering gesprongen is, probeert u de
oorzaak te achterhalen en het probleem te ver-
helpen. Als het probleem niet wordt verholpen,
kan de zekering opnieuw springen.
WAARSCHUWING
Als u een gesprongen zekering vervangt door
een zekering met een ander amperage of door
aluminiumfolie of een draadje, kan het elektri-
sche systeem ernstig worden beschadigd en
bestaat er kans op brand.
Vervang een gesprongen zekering altijd door
een nieuwe van hetzelfde type en met het-
zelfde amperage.
LET OP
Als een nieuwe zekering na korte tijd ook weer
springt, is het mogelijk dat er een ernstige
storing is in het elektrische systeem.
Raadpleeg in dat geval een officiële Suzuki
Marine dealer.
Hoofdzekering (60 A)
Normale zekering Gesprongen zekering
Normale zekering Gesprongen zekering
53
1 Hoofdzekering: 60A
2 Belastingszekering: 60A
3 Reserve-zekering: 30A
4 Reserve-zekering: 15A
5 Zekering voor startmotorrelais: 30A
6 Zekering voor PTT-schakelaar: 15A
7 Zekering voor bobine/injector/
motorregelmodule/IAC-zekering: 30A
8 Hogedruk-brandstofpomp: 15A
9 Reserve-zekering: 60A
15A
MAIN
RELAY
STARTER
RELAY
SPARE
15A
30A
30A
SPARE
60A
LOAD
PLUG
SPARE
60A
MAIN
SPECIFICATIES
Onderdeel DF100A DF115A DF140A
Motor 4-takt
Aantal cilinders 4
Boring en slag 86,0 × 88,0 mm
Inhoud 2.044 cm
3
Vermogen 73,6 kW (100 pk) 84,6 kW (115 pk) 103,0 kW (140 pk)
Maximaal toerental 5.000 – 6.000
omw/min
5.600 – 6.200
omw/min
Ontstekingssysteem Transistorontsteking
Motorsmering Druksmering d.m.v. tandwielpomp
Inhoud motorcarter 5,5 L
Inhoud staartstuk 1.050 cm
3
(ml)
54
INFORMATIE BETREFFENDE DE
EU-VOORSCHRIFTEN
(Voor Europese landen)
A-gewogen geluidsvermogenniveau
Het A-gewogen geluidsvermogenniveau van deze motor zoals gemeten onder de geldende EU-
voorschriften is als volgt:
De meting van het A-gewogen geluidsvermogenniveau is gebaseerd op de ICOMIA norm 39-94.
AFLEZEN VAN TOTAAL AANTAL BEDRIJFSUREN
*: Één knippering komt overeen met 500 uur
Richtlijn A-gewogen geluidsvermogenniveau Onzekerheid
2006 / 42 / EC 88 dB(A) 2,5 dB(A)
Totaal
aantal
bedrijfsuren
MONITOR/TOERENTELLER
Aanwijzing
naald 1
Lampje REV-LIMIT
2
knippert*
0 - 49 Nee
Nee
50 - 500 omw/min
Nee
60 - 600 omw/min
Nee
:
:
:
:
:
:
540 -
5.400 omw/min
Nee
550 - 500 omw/min 1 keer
560 - 600 omw/min 1 keer
:
:
:
:
:
:
1.040 -
5.400 omw/min
1 keer
1.050 - 500 omw/min 2 keer
:
:
:
:
:
:
1.540 -
5.400 omw/min
2 keer
1.550 - 500 omw/min 3 keer
:
:
:
:
:
:
2.030 -
5.300 omw/min
3 keer
2.040 of meer
5.400 omw/min
3 keer
55
WERKING WAARSCHUWINGSSYSTEEM
“OLIE VERVERSEN”
*1 : Eerste 20 bedrijfsuren
*2 : Periode van 80 bedrijfsuren
*3 : Periode van 100 bedrijfsuren
*4 : Bij resetten voordat systeem in werking is getreden
AANWIJZING:
Het systeem werkt totdat 2100 bedrijfsuren zijn bereikt.
Actie
Eerste gebruik
ResettenWaarschuwing
(*1) (*4)
ResettenWaarschuwing
ResettenWaarschuwing
ResettenWaarschuwing
Wordt herhaald
(*2) (*4)
(*3) (*4)
(*3) (*4)

Documenttranscriptie

If you cannot find your local language in this owner’s manual please contact your Suzuki Marine dealer. English Si vous ne trouvez pas la langue que vous cherchez dans ce manuel du propriétaire, contactez vote concessionnaire marine Suzuki local. French Se il presente manuale non include la vostra lingua, entrare in contatto con un rivenditore di prodotti marini Suzuki. Italian Wenn Sie Ihre Landessprache in dieser Bedienungsanleitung nicht finden können, setzen Sie sich bitte mit Ihrem Suzuki-Marine-Händler in Verbindung. German Si no puede encontrar su idioma local en este manual del propietario, póngase en contacto con su proveedor Suzuki Marine. Spanish Kontakta din återförsäljare av Suzukis marinprodukter, om du inte hittar ditt lokala språk i denna bruksanvisning. Swedish Hvis du ikke finner ditt språk i denne bruksanvisningen ber vi deg vennligst om å kontakte din Suzuki Marine forhandler. Norwegian Jos omaa kieltäsi ei löydy näistä käyttöohjeista, pyydämme ottamaan yhteyttä Suzuki Marine -jälleenmyyjään. Finnish Als uw taal in deze gebruikshandleiding niet te vinden is, neemt u dan alstublieft contact op met uw Suzuki Marine dealer. Dutch Se você não puder encontrar o seu idioma neste manual do proprietário, entre em contato com o seu revendedor marítimo Suzuki. Portuguese Kontakt venligst din Suzuki Marine forhandler, hvis du ikke kan finde dit sprog i denne vejledning. Danish Pokud v tomto návodu na použití, nenaleznete Váš mateřský jazyk, obraťte se prosím, na Vašeho obchodního zástupce Suzuki Marine. Czech W przypadku, gdy niniejsza instrukcja obsługi użytkownika nie zawiera tekstu w Państwa języku, Polish uprzejmie prosimy skontaktować się z dealerem Suzuki Marine. Kui te ei leia sellest kasutusjuhendist oma kohalikku keelt, pöörduge palun kohaliku Suzuki Marine edasimüüja poole. Estonian Ако в този наръчник на потребителя не откривате Вашият език, моля обърнете се към регионалният дилър на Suzuki Marine. Bulgarian Jeigu šioje naudotojo instrukcijoje negalite surasti informacijos reikiama kalba, prašome kreiptis į „Suzuki Marine“ bendrovės atstovą. Lithuanian V prípade, že sa v tejto príručke majiteľa nenachádza jazyková verzia Vašej krajiny, skontaktujte sa s Vaším distribútorom Suzuki Marine. Slovak Če v priročniku za lastnika ne najdete svojega lokalnega jezika, se prosimo obrnite na predstavnika podjetja Suzuki Marine. Slovene Dacă nu puteţi găsi limba dumneavoastră în acest manual, vă rugăm să contactaţi distribuitorul Suzuki BELANGRIJK  WAARSCHUWING/ VOORZICHTIG/ LET OP/AANWIJZING Lees deze handleiding aandachtig door en volg de instructies zorgvuldig op. Belangrijke informatie wordt benadrukt aan de hand van het symbool  en de woorden WAARSCHUWING, VOORZICHTIG, LET OP en AANWIJZING. Besteed extra aandacht aan passages die voorafgegaan worden door één van de bovenstaande woorden.  WAARSCHUWING Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan resulteren in ernstig of fataal letsel.  VOORZICHTIG Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan resulteren in min of meer ernstig letsel. LET OP Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan resulteren in beschadiging van de motor of de boot. AANWIJZING: Geeft belangrijke informatie om onderhoud te vergemakkelijken of instructies te verduidelijken. Dit symbool, dat op diverse plaatsen op uw Suzuki product staat aangegeven, dient om u te attenderen op belangrijke informatie in de gebruikshandleiding. BELANGRIJKE AANWIJZING VOOR DE EIGENAAR  WAARSCHUWING Neem altijd de vereiste voorzorgsmaatregelen om ernstig of fataal letsel voor u en uw passagiers te voorkomen. 2 • Voordat u de buitenboordmotor de eerste maal gebruikt, dient u dit instructieboekje zorgvuldig door te lezen. Zorg dat u op de hoogte bent van alle voorzieningen van de buitenboordmotor en de veiligheids- en onderhoudsvoorschriften. • Inspecteer de boot en de motor vóór elke tocht. Zie het hoofdstuk CONTROLE VÓÓR HET VAREN voor belangrijke punten. • Zorg dat u volledig vertrouwd bent met alle gebruiks- en vaareigenschappen van uw boot en motor. Vaar met een gematigde snelheid totdat u het gebruik van de boot en de motor goed beheerst. Vaar niet met maximaal vermogen voordat u alle eigenschappen kent en volledig onder controle hebt. • Zorg dat er veiligheids- en nooduitrusting in uw boot aanwezig is. De belangrijkste uitrusting is: drijfbanden voor alle opvarenden (plus een uitgooibare boei in elke boot van langer dan 5 meter), brandblusser, voorziening voor noodgeluidssignalen en zichtbare noodsignalen, anker, lenspomp, emmer, kompas, noodstartkoord, extra brandstof en olie, ehbo-doos, zaklantaarn, eten en water, spiegel, roeispanen, gereedschapsset en transistorradio. Zorg dat u de vereiste uitrusting voor uw tocht hebt voordat u vertrekt. • U mag de motor niet starten of stationair laten draaien in een afgesloten ruimte of op een andere plaats waar er geen of weinig ventilatie is. De uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een kleurloos en reukloos gas dat dood door verstikking, of ernstig letsel kan veroorzaken. • Neem de tijd om uw passagiers uit te leggen hoe de boot werkt, wat er in een noodgeval moet worden gedaan en hoe de veiligheidsen nooduitrusting moet worden gebruikt. • Pak niet de motorafdekking of andere onderdelen van de buitenboordmotor vast wanneer u in of uit de boot stapt. • Zorg dat iedereen aan boord een zwemvest draagt. • Vaar niet met de boot wanneer u onder invloed bent van alcohol of drugs. • Verdeel alle gewicht gelijk over de boot. • Laat alle voorgeschreven onderhoudsbeurten uitvoeren. Raadpleeg indien nodig uw officiële Suzuki Marine dealer. • Breng geen modificaties aan en verwijder ook geen standaarduitrusting van de buitenboordmotor. Dit kan de buitenboordmotor onveilig maken. • Leer alle vereiste navigatieregels en neem deze in acht. • Zorg dat u op de hoogte bent van de weersvoorspellingen. Ga niet varen bij onzekere weersomstandigheden. • Ga zorgvuldig te werk bij de aanschaf van vervangingsonderdelen of accessoires. Suzuki raadt u aan uitsluitend originele Suzuki vervangingsonderdelen/accessoires of gelijkwaardige onderdelen te gebruiken. Gebruik van vervangingsonderdelen of accessoires van inferieure kwaliteit kan resulteren in een onveilige werking. • Verwijder nooit het vliegwieldeksel (behalve voor de noodstart). VOORWOORD Dank u voor het feit dat uw keuze is gevallen op een buitenboordmotor van Suzuki. Lees deze handleiding aandachtig door en herhaal dit regelmatig. Deze handleiding bevat belangrijke informatie betreffende veiligheid, werking en onderhoud. Een grondige kennis van de informatie die in deze handleiding gegeven wordt, draagt bij tot een veilige en plezierige vaarervaring. Alle informatie in dit handboek is de meest recente op het tijdstip van publicatie. Als gevolg van verbeteringen of wijzigingen kunnen er verschillen bestaan tussen de beschrijvingen in het boekje en de werkelijke uitvoering van de buitenboordmotor. Suzuki behoudt zich het recht voor om op ieder gewenst moment wijzigingen aan te brengen zonder voorafgaande kennisgeving. AANWIJZING: Wanneer de antenne van een radio-transceiver of navigatie-apparatuur te dicht in de buurt van de motorafdekking wordt gemonteerd, kan dit elektrische ruisinterferentie veroorzaken. Suzuki raadt u aan de antenne ten minste 1 meter uit de buurt van de motorafdekking te monteren. Dit instructieboekje dient te worden beschouwd als een onderdeel van de buitenboordmotor en moet bij verkoop samen met de buitenboordmotor aan de nieuwe eigenaar worden overhandigd. Lees dit instructieboekje zorgvuldig door voordat u uw nieuwe Suzuki buitenboordmotor gebruikt en bewaar het boekje voor naslag in de toekomst. Dit boekje bevat belangrijke informatie over de veiligheid, de bediening en het onderhoud. 3 PLAATS VAN HET IDENTIFICATIENUMMER Het model- en identificatienummer zijn ingeslagen op het plaatje dat zich op de ophangsteun van de motor bevindt. De beide nummers zijn belangrijk voor het bestellen van onderdelen en bij eventuele ontvreemding van uw motor. Het is dan ook aan te bevelen om dit nummer in uw administratie vast te leggen. Suzuki adviseert de montage van een brandstoffilter met waterafscheider tussen de brandstoftank(s) van de boot en de buitenboordmotor(en). Dergelijke brandstoffilters helpen te voorkomen dat water dat eventueel in de brandstoftank aanwezig is, terechtkomt in het elektronisch brandstofinspuitsysteem van de motor. Water in de brandstof kan leiden tot slechtere prestaties van de motor en kan tevens resulteren in schade aan de onderdelen van het elektronisch brandstofinspuitsysteem. Uw officiële Suzuki-dealer kan u informeren over brandstoffilters met waterafscheiders en de montage daarvan. Benzine met MTBE Loodvrije benzine met MTBE (3-methyl butyletheen) mag toegepast worden als het percentage MTBE niet hoger is dan 15%. Deze met zuurstof verzadigde brandstof bevat geen alcohol. BRANDSTOF EN OLIE BENZINE Suzuki adviseert met klem alcoholvrije ongelode brandstof met een octaangetal van minimaal 91 (RON) te gebruiken. Het is echter toegestaan om, met inachtneming van de onderstaande richtlijnen, gebruik te maken van benzine/alcoholmengsels waarvan het octaangetal minimaal 91 (RON) is. LET OP Gebruik van loodhoudende benzine kan beschadiging van de motor veroorzaken. Gebruik van benzine van inferieure kwaliteit kan van invloed zijn op de prestatie en kan beschadiging van de motor en het brandstofsysteem veroorzaken. Benzine/ethanolmengsels Mengsels van benzine en ethanol zijn in sommige streken verkrijgbaar. Bij schade als gevolg van het toepassen van een brandstofmengsel met een ethanolpercentage van meer dan 10% kan geen aanspraak op garantie worden gemaakt. Benzine/methanolmengsels Mengsels van benzine en methanol zijn in sommige streken verkrijgbaar. Onder geen enkele voorwaarde mogen mengsels met meer dan 5% methanol gebruikt worden. Het gebruik van deze mengsels valt dan ook niet onder de verantwoordelijkheid van Suzuki. Eventuele schade als gevolg van het gebruik van dergelijke mengsels valt buiten de Suzuki-garantiebepalingen. Brandstofmengsels met maximaal 5% methanol mogen uitsluitend toegepast worden als ze aanvullende oplosmiddelen en roestwerende additieven bevatten. Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Gebruik geen benzine met een lager octaangetal dan het aanbevolen getal, of benzine die verschaald is of verontreinigd met vuil/water enz. AANWIJZING: Geoxygeneerde brandstof is brandstof die zuurstofdragende toevoegingen bevat zoals MTBE of alcohol. 5 Vermelding van benzine/alcoholmengsels bij tankstations In sommige landen zijn pompstations verplicht om bij verkoop van benzine/alcoholmengsels zowel het soort en het percentage alcohol als de toevoeging van belangrijke additieven te vermelden. Deze vermeldingen moeten u voldoende informatie geven over de toepasbaarheid voor uw buitenboordmotor. In sommige landen geldt deze verplichting echter niet. Overleg daarom in geval van twijfel met de pomphouder of brandstofleverancier. AANWIJZING: Ga over op alcoholvrije ongelode benzine als bij gebruik van benzine/alcoholmengsels de prestaties van de motor niet optimaal zijn of het brandstofverbruik hoog is. Verzeker u ervan dat het octaangetal van het benzine/alcoholmengsel minimaal 91 (RON) is. Voeg een ander merk brandstof toe zodra pingelen optreedt. Er zijn namelijk verschillen tussen de merken brandstof. Loodvrije benzine verlengt de levensduur van de bougies.  WAARSCHUWING Benzine is uiterst ontvlambaar en giftig. Benzine kan brand veroorzaken en kan gevaarlijk zijn voor mensen en huisdieren. Neem altijd de volgende voorzorgsmaatregelen bij het bijvullen van benzine: • Het bijvullen van benzine mag uitsluitend door een volwassene worden gedaan. • Als u een draagbare brandstoftank hebt, zet u de motor af en verwijdert u de brandstoftank van de boot voordat u deze vult. • Vul de brandstoftank niet helemaal tot de rand, want anders kan er brandstof uit de tank lopen wanneer deze uitzet als gevolg van verhitting door de zon. • Weer voorzichtig dat u geen benzine morst. Als dit toch gebeurt, moet u het meteen opvegen. • Rook niet en houd open vuur en vonken uit de buurt. 6 LET OP Benzine die langere tijd in de brandstoftank is, produceert vernis en gom wat de motor kan beschadigen. Gebruik altijd verse benzine. LET OP Brandstof die alcohol bevat kan de lak beschadigen, wat niet onder de garantie valt van de Beperkte garantie voor een nieuwe buitenboordmotor. Wees voorzichtig dat u tijdens het bijvullen van brandstof met alcohol geen brandstof morst. Als dit toch gebeurt, moet u het meteen opvegen. AANWIJZING: De brandstoftank die bij deze motor wordt geleverd, is een speciaal brandstofreservoir en mag niet als een brandstofopslagtank worden gebruikt. MOTOROLIE STAARTSTUKOLIE LET OP Gebruik van motorolie van inferieure kwaliteit kan van invloed zijn op de prestatie en levensduur van de motor. Suzuki raadt u aan Suzuki Marine 4-takt motorolie of een gelijkwaardige olie te gebruiken. De kwaliteit van de motorolie draagt in aanzienlijke mate bij aan de prestaties en de levensduur van uw motor. Kies altijd motorolie van goede kwaliteit. Suzuki beveelt het gebruik aan van SAE 10W40 NMMA-gewaarmerkte FC-W olie. Als er geen NMMA-gewaarmerkte FC-W olie verkrijgbaar is, kiest u dan uit het volgend overzicht een goede kwaliteit 4-takt motorolie die geschikt is voor de gemiddelde temperaturen in uw woongebied. API-classificatie SAE-viscositeitswaarde SG SH SJ SL SM TEMP. Suzuki beveelt het gebruik van SUZUKI OUTBOARD MOTOR GEAR OIL aan. Als deze niet verkrijgbaar is, kunt u SAE 90 hypoïde staartstukolie gebruiken met een classificatie van GL5 onder het API-classificatiesysteem. 10W–40 10W–30 ˚C –20 –10 0 10 20 30 40 ˚F –4 14 32 50 68 86 104 AANWIJZING: Bij erg koud weer (onder 5°C) gebruikt u SAE (of NMMA FC-W) 5W-30 voor gemakkelijk starten en een soepele werking. 7 PLAATS VAN DE VEILIGHEIDSLABELS Lees alle veiligheidslabels op uw buitenboordmotor en de brandstoftank en volg de instructies nauwkeurig. Raadpleeg uw dealer als u niet helemaal begrijpt wat er wordt bedoeld. Laat de labels op de buitenboordmotor en de brandstoftank zitten. Verwijder ze onder geen beding. WARNING 8AVERTISSEMENT ADVERTENCIA • Fuel can leak creating a fire hazard if you lay motor on its side. Drain fuel completely from vapor separator or carburetor before laying motor on its side. • See owner’s manual for details. • Le carburent risque de fuir et de présenter un danger d’incendie si le moteur est placé sur le côté. Vidanger entièrement le carburant du séparateur de vapeurs ou du carburateur avant de procéder. • Pour plus de détail, voir le manuel du propriétaire. • Si pone el motor apoyado en uno de sus lados, el combustible se puede derramar creando peligro de incendio. Vacíe completamente el combustible del separador de vapores o del carburador antes de apoyar el motor en uno de sus lados. • Consulte el manual del propietario para conocer detalles. 8 PLAATS VAN DE ONDERDELEN Afdekkap Elektrische trim- en kantelverstelling (ETK) (achterzijde) MONITOR – TOERENTELLER Aftapplug voor olie Ophangsteun Controle-opening Plug voor het spoelen (achterzijde) Anode Niveauplug staartstukolie Anticavitatieplaat Waterinlaat Trimplaat Aftapplug staartstukolie Schakelaar elektrische trim- en kantelverstelling (ETK) Bedieningshendel Vergrendelknop neutraalstand Handgashendel Contactslot Noodstopschakelaar Stelknop bedieningskracht gashendel AFSTANDSBEDIENING Ventilatieschroef Brandstofslang Balgpomp BRANDSTOFTANK 10 PLAATSEN VAN DE MOTOR  WAARSCHUWING Overbelast uw boot nooit want dit is gevaarlijk. Wanneer het vermogen van de motor te groot is voor uw boot, kan dit de veiligheid en de besturing/vaareigenschappen van de boot nadelig beïnvloeden. Ook kan er te veel belasting op de boot komen te staan met mogelijk beschadiging van de romp tot gevolg. Plaats nooit een buitenboordmotor waarvan het vermogen hoger is dan het door de fabrikant aanbevolen maximaal toelaatbare vermogen aangegeven op het “Specificatieplaatje” van de boot. Neem contact op met een officiële Suzuki Marine dealer als u het “Specificatieplaatje” niet op de romp van de boot kunt vinden. Suzuki beveelt u ten zeerste aan uw buitenboordmotor, de bedieningsmechanismen en de meters door een Suzuki-dealer te laten monteren. Hij heeft de juiste gereedschappen, goede faciliteiten en de kennis om de motor vakkundig te bevestigen.  WAARSCHUWING Wanneer de buitenboordmotor en de bijbehorende bedieningselementen en meters niet juist zijn gemonteerd, kan dit resulteren in persoonlijk letsel of beschadigingen. Suzuki raadt u met klem aan dat u uw buitenboordmotor, de bedieningselementen en de meters door een officiële Suzuki Marine dealer laat monteren. Hij heeft het gereedschap en de vaardigheden om deze werkzaamheden correct uit te voeren. PLAATSEN VAN DE ACCU VEREISTEN VOOR DE ACCU Kies een 12 Volt starttype loodzuuraccu die voldoet aan de onderstaande specificaties. 650 marine-startcapaciteit (MCA)/ABYC, of 512 koudstartcapaciteit (CCA)/SAE of 160 reservecapaciteit (RC) minuten/SAE of 12 Volt 100 AH AANWIJZING: • De bovenstaande specificaties zijn de minimumvereisten voor de accu om de motor te kunnen starten. • Bij een extra elektrische belasting van de boot moeten accu’s met een grotere capaciteit worden gebruikt. Neem contact op met uw Suzuki-dealer voor het bepalen van de juiste accu voor uw boot en motor. • Het is mogelijk om accu’s bedoeld voor twee doeleinden (starten/diepe-cyclus) te gebruiken mits deze voldoen aan de hierboven vermelde minimumvereisten (MCA, CCA of RC). • Gebruik geen diepe-cyclus accu voor de hoofdstartaccu. • Gebruik van onderhoudsvrije, afgedichte of Gel-Cell accu’s wordt afgeraden omdat deze mogelijk niet geschikt zijn voor het laadsysteem van Suzuki. • Wanneer accu’s parallel worden aangesloten, moeten deze van hetzelfde type zijn, dezelfde capaciteit hebben, van dezelfde fabrikant zijn en ongeveer even oud zijn. Bij vervanging moeten de accu’s als set worden vervangen. Neem contact op met uw Suzukidealer voor de juiste montagemethode van de accu’s. 11 PLAATSEN VAN DE ACCU Monteer de accu in een droog, trillingsvrij gedeelte van de boot. AANWIJZING: • Het verdient aanbeveling de accu in een afgesloten ruimte te monteren. • Bij het aansluiten van de accu’s moeten zeskantmoeren worden gebruikt om de accukabels aan de accupolen te bevestigen. Sluit eerst de rode kabel van de motor aan op de pluspool van de accu en sluit daarna de zwarte kabel van de motor aan op de minpool van de accu. Zeskantmoer Zeskantmoer Rode kabel Zwarte kabel  WAARSCHUWING Accu’s produceren ontbrandbaar waterstofgas en kunnen ontploffen als zij in de buurt van open vuur of vonken zijn geplaatst. Rook nooit en veroorzaak geen vonken wanneer u in de buurt van de accu werkt. Houd de accu uit de buurt van open vuur. Om te voorkomen dat er een vonk ontstaat wanneer de accu wordt opgeladen, moet u de acculaadkabels op de juiste polen aansluiten voordat de acculader wordt ingeschakeld.  WAARSCHUWING Accuzuur is giftig en corrosief. Accuzuur kan ernstig letsel veroorzaken en kan het lakwerk beschadigen. Vermijd contact met de ogen, huid, kleding en gelakte oppervlakken. Als accuzuur met een van deze dingen in contact komt, moet u de betreffende plaats met veel water afspoelen. Als accuzuur in de ogen of op de huid terechtkomt, dient u meteen de hulp van een arts in te roepen. LET OP Zeskantmoer Neem bij het verwijderen van de accu eerst de zwarte minkabel en daarna de rode pluskabel los.  WAARSCHUWING Als u de accu in de buurt van de brandstoftank plaatst, kan een vonk van de accu de benzine tot ontbranding brengen, met brand en/of een ontploffing tot gevolg. Plaats de brandstoftank niet in hetzelfde compartiment/ruimte als de accu. 12 Het elektrisch systeem of de componenten ervan kunnen worden beschadigd als de juiste voorzorgsmaatregelen voor de accu niet worden opgevolgd. • Zorg dat de accukabels correct zijn aangesloten. • Maak de accukabels niet los van de accu terwijl de motor draait. GEBRUIK VAN ELEKTRISCHE ACCESSOIRES KEUZE EN PLAATSING VAN DE SCHROEF Het vermogen dat beschikbaar is voor de accessoires is afhankelijk van het toerental van de motor. Raadpleeg de officiële Suzuki-dealer voor meer gedetailleerde informatie. KEUZE VAN DE SCHROEF AANWIJZING: Bij gebruik van elektrische accessoires met een te hoog vermogen kan onder sommige omstandigheden de accu uitgeput raken. Het is essentieel om een schroef op de motor toe te passen, die aansluit bij de vaar- karakteristieken van uw boot. De maximale snelheid die uw boot bij volgas bereikt is direct afhankelijk van de keuze van de schroef. Een te hoog toerental kan de motor ernstig beschadigen terwijl een te laag toerental bij volgas een nadelige invloed heeft op de prestatie. De belasting van de boot is ook van invloed op de keuze van de schroef. Een lage belasting vereist meestal een schroef met een grote spoed; een hoge belasting vereist een schroef met een kleine spoed. Een officiële Suzuki Marine dealer kan u helpen bij de keuze van een geschikte schroef voor uw boot. LET OP Wanneer u een schroef met een te grote of te kleine spoed monteert, wordt een verkeerd maximumtoerental verkregen, met mogelijk ernstige beschadiging van de motor tot gevolg. Uw officiële Suzuki Marine dealer kan u helpen bij de keuze van een geschikte schroef voor uw boot. U kunt controleren of uw schroef geschikt is voor gebruik met uw boot door een toerenteller te gebruiken voor het meten van het toerental wanneer u met volgas vaart bij een minimale belasting. Als u een geschikte schroef hebt, is het toerental binnen het volgende bereik: Maximaal toerental DF100A 5.000 – 6.000 omw/min DF115A 5.000 – 6.000 omw/min DF140A 5.600 – 6.200 omw/min Als het toerental niet binnen dit bereik is, moet u contact opnemen met een officiële Suzuki Marine dealer voor advies over de juiste schroef. 13 PLAATSEN VAN DE SCHROEF  WAARSCHUWING Nalatigheid betreffende de juiste voorzorgsmaatregelen bij het monteren of verwijderen van de schroef kan resulteren in ernstig letsel. Wanneer u de schroef monteert of verwijdert: • Schakel altijd in de “neutraalstand” en verwijder het borgplaatje van de noodstopschakelaar zodat de motor niet per ongeluk kan worden gestart. • Draag handschoenen om uw handen te beschermen en “vergrendel” de schroef door een blok hout tussen de bladen en de anticavitatieplaat te plaatsen. AFSTELLEN AFSTELLING VAN DE TRIMHOEK Voor een goede koersvastheid en goede prestaties is het belangrijk dat de trimhoek steeds overeenkomt met de positie die in de afbeelding is aangegeven. De trimhoek is afhankelijk van de boot, de motor, de schroef en de bedrijfsomstandigheden. • Te kleine trimhoek (boot wil duiken). Volg tijdens het plaatsen van de schroef de onderstaande procedure: • Te grote trimhoek (boot wordt achter naar beneden gedrukt). 1. Breng royaal speciaal Suzuki waterbestendig vet aan op de schroefas 1, zodat roestvorming wordt voorkomen. 2. Plaats de aanslag 2 op de as. 3. Breng de groeven in naaf 3 van de schroef in lijn met de spiebanen op de schroefas en schuif de schroef op de as. 4. Plaats de vulring 4 en de borgring 5 op de as. 5. Plaats de moer 6 en draai deze met een aanhaalmoment van 50 – 60 Nm (5,0 – 6,0 kgm) vast. 6. Plaats de splitpen 7 en buig de uiteinden zo om dat deze niet los kan raken. Het verwijderen van de schroef geschiedt in omgekeerde volgorde. 14 • Juiste trimhoek. Bereik trimhoek Bereik kantelhoek  WAARSCHUWING De trimhoek is van grote invloed op de stuurstabiliteit. Als de trimhoek te klein is, kan de boot “ploegen” of “boegsturen”. Als de trimhoek te groot is, kan de boot van zij naar zij “schommelen” of omhoog en omlaag “golven”. Deze omstandigheden resulteren in verlies van controle over de besturing waardoor de opvarenden overboord kunnen worden geslingerd. Maak een testvaart om te bepalen of de trimhoek aangepast moet worden. Corrigeer de trimhoek met de elektrische trim- en kantelverstelling. De trimhoek kan kleiner gemaakt worden door naast het bedienen van de elektrische verstelling ook de kantelpen te verplaatsen. De uitslag van de wijzer op de meter (optie) geeft de grootte van de trimhoek weer. Gebruik de wijzer als richtlijn bij het afstellen van de trimhoek. Zorg altijd voor de juiste trimhoek overeenkomstig de combinatie van uw boot, motor, schroef en de vaaromstandigheden.  WAARSCHUWING Wanneer de motor verder dan de maximale trimstand wordt gekanteld, heeft de draaisteun niet de zijwaartse ondersteuning van de klemsteun en kan het kantelsysteem de beweging van de motor niet opvangen als het staartstuk een obstakel raakt. Dit kan resulteren in letsel van de opvarenden. (Optie) Gebruik de motor niet boven 1500 omw/min en vaar ook niet met de boot glijdend over het water terwijl de motor voorbij de maximale trimstand is gekanteld. LET OP Als u met de boot vaart terwijl de motor voorbij de maximale trimstand staat, kunnen de waterinlaten boven het water liggen met ernstige beschadiging van de motor als gevolg van oververhitting tot gevolg. Vaar niet met de boot wanneer de motor voorbij de maximale trimstand staat. 15 AFSTELLEN VAN DE TRIMPLAAT De afstelling van de trimplaat is essentieel voor de rechtuitstabiliteit van de boot. De boot is namelijk als gevolg van het reactiekoppel van de schroef en door onjuiste plaatsing van de motor geneigd naar stuur- of bakboord te trekken. AFSTELLEN VAN DE BEDIENINGSKRACHT VAN DE GASHENDEL De bedieningskracht van de schakel/gashendel kan naar wens afgesteld worden. Draai de knop A rechtsom om de kracht te vergroten. Draai de knop A linksom om de kracht te verkleinen. Stel de trimplaat als volgt af: 1. Draai de bout A die de trimplaat in positie houdt los. AFSTELLEN STATIONAIR TOERENTAL 2. Draai de trimplaat naar stuurboord als de boot geneigd is om naar stuurboord te trekken. Draai de trimplaat naar bakboord als de boot geneigd is om naar bakboord te trekken. Het stationair toerental is af-fabriek afgesteld op 650 – 750 omw/min. AANWIJZING: Neem contact op met uw officiële Suzuki-dealer als de motor niet (stationair) blijft draaien indien de vooruit- of achteruitstand ingeschakeld wordt. INSTELLEN VAN DE BOVENSTE KANTELGRENS 3. Draai de bout vast. Controleer na het afstellen de rechtuitstabiliteit. Corrigeer deze indien nodig opnieuw. 16 Als de buitenboordmotor in contact komt met de motorput van de boot bij volledig omhoogkantelen, moet de bovenste kantelgrens opnieuw worden ingesteld. Voer deze instelling uit nadat de instelling voor de huidige kantelgrens is geannuleerd, zoals hierna wordt beschreven. ANNULEREN VAN DE INSTELLING VOOR DE BOVENSTE KANTELGRENS 1. Draai de contactsleutel in de stand “ON”. 2. Trek het borgplaatje van de noodstopschakelaar naar buiten. 3. Controleer of de afstandsbedieningshendel in de stand “NEUTRAL” staat. “NEUTRAL” INSTELLEN VAN DE NIEUWE BOVENSTE KANTELGRENS 7. Druk op de “UP” kant van de ETK-schakelaar totdat de optimale bovenste kantelgrens voor de boot is verkregen. 8. Draai de contactsleutel in de stand “ON”. 9. Trek het borgplaatje van de noodstopschakelaar naar buiten. 10. Controleer of de afstandsbedieningshendel in de stand “NEUTRAL” staat. 11. Gebruik de alleen-gas functie van de afstandsbediening en breng de opwarmhendel naar boven totdat de waarschuwingszoemer eenmaal klinkt. 12. Druk binnen drie seconden driemaal op de “UP” kant van de ETK-schakelaar. De zoemer zal eenmaal even klinken waarmee wordt aangegeven dat de instelling is aanvaard. 13. Breng het gas terug naar de volledig gesloten stand en monteer het borgplaatje op de noodstopschakelaar. Druk op de ETKschakelaar en kantel de motor enkele malen volledig omhoog en omlaag, waarbij u controleert of de bovenste en de onderste kantelgrens correct zijn ingesteld.  WAARSCHUWING 4. Gebruik de alleen-gas functie van de afstandsbediening en breng de opwarmhendel naar boven totdat de waarschuwingszoemer eenmaal klinkt. UP De instelling van de bovenste kantelgrens kan niet voorkomen dat de buitenboordmotor volledig omhoogkantelt en de motorput raakt als het onderste gedeelte van de motor met hoge snelheid een voorwerp raakt. Een dergelijke kantelbeweging kan uw motor en boot beschadigen en gevaar voor de inzittenden opleveren. Zorg dat alle inzittenden uit de buurt van de motor blijven, wanneer die op hoge snelheid draait. Schakelaar elektrische trim- en kantelverstelling (E.T.K.) 5. Houd de “UP” kant van de ETK-schakelaar drie seconden ingedrukt zodat de zoemer tweemaal even klinkt waarmee wordt aangegeven dat de instelling geannuleerd is. 6. Breng het gas terug naar de volledig gesloten stand. 17 AFSTELLEN VAN BEVESTIGING AFDEKKAP MOTOR Als de afdekkap van de motor tijdens het bevestigen te los of te vast komt te zitten, stel dit dan als volgt af: 1. Draai de bouten 1, 2 en 3 los. 2. Stel de steunen 4, 5 en 6 af. Draai de steunen in de richting A om de kap vaster te zetten. Draai de steunen in de richting B om de kap losser te zetten. 3. Draai de bouten vast. Afdekkap motor WAARSCHUWINGSSYSTEEM De waarschuwingssystemen zijn ontworpen om u op de hoogte te stellen van situaties die ernstige motorschade kunnen veroorzaken. LET OP Uw buitenboordmotor kan beschadigd raken als u op het waarschuwingssysteem wacht om u te attenderen op een defect dat kan optreden of om u attent te maken op noodzakelijk onderhoud. Om beschadiging van uw buitenboordmotor te voorkomen, moet u deze regelmatig inspecteren en onderhouden. LET OP Wanneer u de buitenboordmotor blijft gebruiken terwijl het waarschuwingssysteem is geactiveerd, bestaat er kans op ernstige schade van uw buitenboordmotor. Als het waarschuwingssysteem geactiveerd wordt terwijl u de buitenboordmotor gebruikt, moet u de buitenboordmotor zo spoedig mogelijk stoppen en het probleem verhelpen of een officiële Suzuki Marine dealer om hulp vragen. CONTROLE VAN WAARSCHUWINGSLAMPJES De lampjes 1 – 4 zullen kort gaan branden en de zoemer zal gedurende 2 seconden geluid maken als het contactslot in de stand “ON” gezet wordt om de werking van de lampjes en de zoemer te controleren. Daarna zal gedurende drie seconden door de monitor/toerenteller met behulp van de naald en het knipperen van de lampjes het totaal aantal bedrijfsuren van de motor worden aangegeven. Hierna zal de monitor/toerenteller weer terugkeren naar de uitgangspositie en een waarschuwingssignaal geven als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. 18 De toerentalbegrenzing kan opgeheven worden door de gasklep gedurende 1 seconde in de stationairstand te zetten. LET OP LET OP Als het waarschuwingssysteem niet juist werkt, wordt u mogelijk niet attent gemaakt op een toestand die kan resulteren in beschadiging van uw buitenboordmotor. Als een van de vier lampjes niet gaat branden of als de zoemer niet klinkt wanneer de contactsleutel in de stand “ON” wordt gezet, kan het lampje of de zoemer defect zijn of is er wellicht een defect in het systeemcircuit. Neem contact op met uw officiële Suzuki Marine dealer. AANWIJZING: Raadpleeg voor het uitlezen van het totaal aantal bedrijfsuren de laatste bladzijde van deze handleiding. TOERENTALBEGRENZING Het systeem begrenst het toerental als het maximum toerental gedurende meer dan 10 seconden overschreden wordt. Zodra het begrenzingssysteem in werking is getreden gaat het rode lampje “REV LIMIT” branden. Het maximum toerental wordt automatisch naar een toerental van ongeveer 3.000 omw/min afgeregeld. Als de toerentalbegrenzing geactiveerd wordt bij het voorgeschreven volgas en u zeker weet dat de spoed van de schroef voldoende is en er geen factoren zijn zoals “over-trimming” of “ventilatie”, kan er een probleem zijn met het waarschuwingssysteem zelf. Neem contact op met een officiële Suzuki Marine dealer als de toerentalbegrenzing om onduidelijke reden wordt geactiveerd. WAARSCHUWINGSSYSTEEM OLIEDRUK Dit waarschuwingssysteem treedt in werking als de oliedruk te laag wordt. Het systeem werkt als volgt: Als de oliedruk te laag wordt gaat het rode lampje “OIL” branden en geeft de zoemer een serie pieptonen. Daarnaast zal, als het systeem in werking treedt bij een toerental hoger dan 1.000 omw/min het toerental automatisch worden verlaagd tot ongeveer 1.000 omw/min en zal het lampje “REV LIMIT” gaan branden. Als u blijft varen, zal de motor automatisch stoppen 3 minuten nadat het bovenstaande WAARSCHUWING systeem is geactiveerd. AANWIJZING: Wanneer de motor automatisch stopt als gevolg van de werking van het WAARSCHUWING systeem, kan de motor opnieuw gestart worden. Het WAARSCHUWING systeem zal echter weer geactiveerd worden totdat de oorzaak van de storing is verholpen. 19 Stop de motor onmiddellijk als dit systeem in werking treedt (wanneer de omstandigheden dit toestaan).  WAARSCHUWING WAARSCHUWINGSSYSTEEM KOELING Het systeem wordt geactiveerd als de motor te heet wordt. Als u probeert om de afdekkap van de motor te verwijderen of monteren terwijl de motor draait, kunt u letsel oplopen. Het rode lampje “TEMP” gaat branden en de zoemer produceert geluid. De toerentalbegrenzing treedt in werking zodra het waarschuwingssysteem geactiveerd is en het toerental hoger dan 3.000 omw/min is en het lampje “REV LIMIT” zal gaan branden. Om het oliepeil te controleren, zet u de motor af en verwijdert dan de afdekkap van de motor. Als u blijft varen, zal de motor automatisch stoppen 3 minuten nadat het bovenstaande WAARSCHUWING systeem is geactiveerd. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Raadpleeg uw officiële Suzuki-dealer als het oliepeil in orde is. AANWIJZING: Wanneer de motor automatisch stopt als gevolg van de werking van het WAARSCHUWING systeem, kan de motor opnieuw gestart worden. Het WAARSCHUWING systeem zal echter weer geactiveerd worden totdat de oorzaak van de storing is verholpen. LET OP De motor kan zwaar beschadigd raken als u enkel op het waarschuwingssysteem voor de oliedruk vertrouwd als aanwijzing voor het bijvullen van motorolie. Controleer het motoroliepeil regelmatig en vul indien nodig olie bij. LET OP Gebruik van de motor terwijl het waarschuwingssysteem voor de oliedruk is geactiveerd, kan resulteren in ernstige beschadiging van de motor. Als het waarschuwingssysteem voor de oliedruk wordt geactiveerd, moet u de motor zo spoedig mogelijk uitzetten en dan indien nodig motorolie bijvullen, of het probleem op andere wijze verhelpen. 20 Als het waarschuwingssysteem voor oververhitting geactiveerd wordt, vermindert u meteen het toerental en controleert dan of er water uit de controle-wateruitlaat naar buiten stroomt. Als er geen water te zien is, volgt u de onderstaande procedure. Als de toestand van het water en de wind het toelaat, zet u de motor af, kantelt de motor vervolgens uit het water en verwijdert dan verontreinigingen zoals zeewier, plastic zakken of zand dat een verstopping van de waterinlaten heeft veroorzaakt. Laat de motor daarna weer in het water zakken, controleer of de waterinlaten onder water zijn en start de motor opnieuw. Controleer (A) of er water uit de controlewateruitlaat komt en (B) het rode TEMP lampje niet meer brandt. Houd er rekening mee dat het rode TEMP lampje weer kan gaan branden als de temperatuur van de motor te hoog oploopt. Als een van de bovenstaande situaties zich voordoet, moet u zo spoedig mogelijk contact opnemen met een officiële Suzuki Marine dealer. LET OP Gebruik van de motor terwijl het waarschuwingssysteem voor oververhitting is geactiveerd, kan resulteren in ernstige beschadiging van de motor. Als het waarschuwingssysteem voor oververhitting geactiveerd wordt, zet u de motor zo spoedig mogelijk af, mits de toestand van de wind en het water dit toelaat, en inspecteert dan de motor overeenkomstig de bovenstaande instructies. Neem contact op met een officiële Suzuki Marine dealer als u het probleem niet kunt verhelpen. WAARSCHUWINGSSYSTEEM ACCUSPANNING Dit systeem wordt geactiveerd zodra de accuspanning zo laag wordt dat het functioneren van de motor in gevaar komt. Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld zodra de accuspanning weer op peil is. Gebruik als het waarschuwingssysteem aangeeft dat de accuspanning te laag is geen elektrische of elektrisch aangedreven hydraulische apparatuur.  WAARSCHUWING Wanneer u niet de vereiste voorzorgsmaatregelen neemt bij controle of onderhoud van de accu, kan er een gevaarlijke situatie ontstaan. Voer geen controle of onderhoud van de accu uit zonder eerst de waarschuwingen, aanwijzingen en instructies te hebben gelezen in “PLAATSEN VAN DE ACCU” in dit hoofdstuk. AANWIJZING: • Een slechte accu kan nog net over voldoende energie beschikken om de motor te kunnen starten en toch aanleiding geven voor het in werking treden van het waarschuwingssysteem als de accu veel energie moet leveren voor accessoires en dergelijke. • Neem contact op met uw officiële Suzukidealer als het waarschuwingssysteem geactiveerd blijft, ook na het uitzetten van de motor en het uitschakelen van eventueel ingeschakelde accessoires. Als het systeem geactiveerd wordt, zal het rode lampje “CHECK ENGINE” gaan branden en zal de zoemer geluid gaan maken. 21 DIAGNOSESYSTEEM Zodra er een afwijking in het signaal van de sensor optreedt wordt dit door de regeleenheid geconstateerd. Het zelfdiagnose- systeem zorgt ervoor dat het waarschuwingslampje CHECK ENGINE gaat knipperen en de zoemer geluid maakt. HERINNERINGSSYSTEEM VÓÓR OLIE VERVERSEN Dit systeem maakt de gebruiker erop attent dat de olie ververst moet worden op basis van de voorgeschreven intervallen in het onderhoudsschema. Het systeem registreert het totaal aantal bedrijfsuren van de buitenboordmotor en treedt in werking wanneer het voorgeprogrammeerde aantal uren is bereikt. (Zie het hoofdstuk CONTROLE EN ONDERHOUD en de laatste bladzijde.) SYSTEEM-ACTIVERING De geïntegreerde failsafe-functie maakt het mogelijk om met een beperkte snelheid door te varen. De storing kan aan de hand van het aantal knipperingen van het waarschuwingslampje vastgesteld worden. De storingscode zal gegeven worden zodra het contact aangezet wordt. LET OP Als het diagnosesysteem geactiveerd wordt terwijl u de buitenboordmotor gebruikt, is er een abnormale toestand in een van de sensorsignalen van het regelsysteem. Wanneer het totaal aantal bedrijfsuren gelijk is aan het voorgeprogrammeerde aantal uren, begint het OIL lampje te knipperen. Als de motor niet draait, zal tevens de zoemer een serie dubbele pieptonen laten klinken. Dit wordt herhaald totdat u de activering van het systeem uitschakelt. UITSCHAKELEN 1. Draai de contactsleutel in de stand “ON”. 2. Trek het plaatje 1 van de noodstopschakelaar los. 3. Trek de knop 2 van de noodstopschakelaar drie keer naar buiten, binnen 10 seconden. Als het systeem met succes is uitgeschakeld, hoort u een korte pieptoon. Neem contact op met een officiële Suzuki Marine dealer voor reparatie van het regelsysteem. AANWIJZING: Het geluid van de zoemer dat hoorbaar wordt zodra het diagnosesysteem in werking treedt kan worden uitgezet door de contactsleutel in te drukken. 22 4. Draai de contactsleutel in de stand “OFF”. 5. Breng het plaatje 1 weer terug in de oorspronkelijke positie. AANWIJZING: • Het systeem kan altijd worden uitgeschakeld, ongeacht of de motorolie wel of niet is ververst. Wanneer het systeem echter in werking is getreden, raadt Suzuki u met nadruk aan om de motorolie te verversen voordat u het systeem uitschakelt. • Wanneer de motorolie wordt ververst terwijl het systeem nog niet geactiveerd is, zult u het systeem toch moeten uitschakelen. MOTORAFSLAGWAARSCHUWINGSSYSTEEM Dit systeem waarschuwt de gebruiker wanneer de motor tijdens gebruik afslaat. Wanneer de motor om enige reden afslaat, klinkt er driemaal een waarschuwingstoon. WAARSCHUWINGSSYSTEEM VOOR WATER IN DE BRANDSTOF Deze motor is uitgerust met een geïntegreerd brandstoffilter/waterafscheider en een bijbehorend waarschuwingssysteem. Het waarschuwingssysteem treedt in werking als het water dat van de brandstof is afgescheiden een bepaalde hoeveelheid overschrijdt. Als dit systeem in werking treedt, gaat het rode REV-LIMIT lampje knipperen en maakt een zoemer een serie drievoudige pieptonen wanneer de motor in de vrijstand staat. Als het systeem in werking treedt, moet u de motor onmiddellijk afzetten als de wind- en wateromstandigheden dit toestaan, waarna u het brandstoffilter/waterafscheider op de aanwezigheid van water controleert. U kunt ook contact opnemen met een officiële Suzuki Marine dealer. Zie LAGEDRUK BRANDSTOFFILTER in het gedeelte CONTROLE EN ONDERHOUD voor het inspecteren en schoonmaken van het brandstoffilter. 23 WERKING VAN HET KANTELSYSTEEM ELEKTRISCHE TRIM- EN KANTELVERSTELLING (ETK) KANTELEN MET DE HAND De motor kan ook met de hand gekanteld worden als de elektrische bediening niet werkt. Draai in dit geval de schroef A twee slagen los en kantel de motor in de gewenste stand. Draai de schroef daarna weer voldoende vast. Deze motoren zijn uitgerust met een elektrische kantelverstelling. De verstelling omhoog vindt plaats door het bovenste deel van de schakelaar op de bedieningshevel in te drukken. De verstelling omlaag vindt plaats door het onderste deel van de schakelaar in te drukken. OPEN CLOSE Omhoog  VOORZICHTIG Omlaag Omhoog Omlaag De motor is erg zwaar. Wanneer u de motor met de hand kantelt, kunt u rugletsel oplopen of uitglijden en vallen met verwondingen tot gevolg. Wanneer u de motor met de hand kantelt, let er dan op dat u de motor goed vastpakt en stevig staat zodat u het gewicht van de motor kunt dragen. KANTELSTEUN  WAARSCHUWING De elektrische trim- en kantelschakelaar (PTT) kan per ongeluk geactiveerd worden wanneer het contact uit staat, met letsel tot gevolg. Houd alle personen uit de buurt van de buitenboordmotor om letsel door per ongeluk in werking treden van het PTT-systeem te voorkomen. 24 De kantelsteun biedt de mogelijkheid om de motor in de gekantelde stand star te vergrendelen. Om deze te gebruiken: 1. Kantel de motor met de elektrische trim- en kantelverstelling zo ver mogelijk voorover. 2. Druk de steun omlaag zoals aangegeven. 3. Laat de motor zakken totdat deze alleen nog steunt op de kantelsteun.  VOORZICHTIG De elektrische trim- en kantelschakelaar werkt ook wanneer het contact is uitgeschakeld. Als iemand de schakelaar activeert terwijl u de kantelhendel bedient, kan uw hand verwond worden. Houd alle personen uit de buurt van de elektrische trim- en kantelschakelaar wanneer u de kantelhendel bedient. LET OP CONTROLE VÓÓR HET VAREN  WAARSCHUWING Het is gevaarlijk als u de boot en motor niet inspecteert voordat u aan een tocht begint. Voer voor vertrek altijd de inspecties uit die in dit hoofdstuk staan beschreven. Het is belangrijk dat uw boot en motor in goede toestand verkeren en dat u altijd bent voorbereid op een noodgeval. Voer de volgende controles uit voordat u gaat varen: Als de kantelhendel wordt gebruikt terwijl de boot niet is aangemeerd of op andere wijze stil ligt, kunnen er beschadigingen worden veroorzaakt. • Zorg ervoor dat u voor de tocht voldoende brandstof en olie aan boord heeft. De kantelhendel dient om de elektrische trimen kantelverstelling te ontlasten en mag alleen worden gebruikt wanneer de boot stil ligt. Gebruik de kantelhendel nooit tijdens het vervoeren van de boot en motor. Zie voor verdere details het hoofdstuk VERVOER. LET OP • Controleer het motoroliepeil. Wanneer de motor draait met onvoldoende olie, kan dit ernstige beschadiging van de motor veroorzaken. Controleer altijd het oliepeil voordat u gaat varen en vul indien nodig olie bij. Controleren van het oliepeil: AANWIJZING: Controleer het oliepeil alleen bij afgekoelde motor om te voorkomen dat u het niveau verkeerd beoordeelt. 1. Zet de motor verticaal en verwijder de afdekkap 1 door de hendels 2 en 3 te ontgrendelen. 25 2. Trek de peilstok uit de houder en veeg hem af met een schone doek. AANWIJZING: Vervang de olie als deze vervuild of sterk verkleurd is (zie CONTROLE EN ONDERHOUD/ motorolie). 3. Steek de peilstok geheel in de houder en trek hem weer naar buiten. Bijvullen van motorolie: 1. Verwijder de vuldop. 2. Vul de motor bij met de voorgeschreven soort olie totdat het peil zich bij het bovenste merkteken op de peilstok bevindt. LET OP Wanneer de motor draait met overmatig veel olie, kan dit ook beschadiging van de motor veroorzaken. Giet niet te veel olie in de motor. MAX. MIN. Het oliepeil dient zich tussen beide aanduidingen op de peilstok te bevinden. Vul olie bij tot aan het bovenste merkteken van de peilstok indien het peil tot het onderste merkteken gedaald is. 3. Draai de vuldop zorgvuldig vast. • Controleer het elektrolytniveau in de accu. Het niveau moet zich tussen de aanduidingen MIN en MAX bevinden. Raadpleeg het hoofdstuk “ONDERHOUD” als het niveau zich beneden het merkteken MIN bevindt. • Zorg dat de accukabels stevig op de accupolen zijn aangesloten. • Controleer de schroef visueel en verzeker u ervan dat deze niet beschadigd is. • Controleer of de motor stevig op de spiegel bevestigd is. • Controleer of de elektrische trim- en kantelverstelling werkt. • Controleer of de kantelblokkeerpen in de juiste stand staat en stevig vastzit. • Zorg ervoor dat u voldoende reddingsmaterialen en veiligheidsvoorzieningen aan boord heeft. 26 INLOOPPERIODE De eerste 10 uren van de inloopperiode zijn van groot belang voor de verdere levensduur van de motor. Het juiste gebruik van de motor gedurende de inloopperiode is van essentieel belang voor de levensduur en de prestaties. Laat de motor inlopen volgens de onderstaande richtlijnen. LET OP Als u de hieronder beschreven inloopprocedures niet opvolgt, kan dit resulteren in ernstige beschadiging van de motor. Volg de hieronder beschreven inloopprocedures zorgvuldig op. Inloopperiode: 10 uur Inloopprocedure 1. Eerste twee uren: Laat de motor bij koude start minimaal 5 minuten stationair warmdraaien. AANWIJZING: U mag meer gas geven om de boot te laten planeren. Ga daarna terug naar de aanbevolen gasklepstand. 2. Volgende uur: Laat de motor belast met 4.000 omw/min of 3/4 gas draaien. 3. Resterende 7 uur: Laat de motor belast met het gewenste toerental draaien. U mag van tijd tot tijd volgas geven als dat tenminste niet langer dan 5 minuten achter elkaar is. LET OP Langer dan 5 minuten achtereen met volgas varen tijdens de laatste 7 uur van de inloopperiode kan ernstige motorschade, zoals het vastlopen van de zuigers, veroorzaken. Tijdens de laatste 7 uur van de inloopperiode mag u niet langer dan 5 minuten achtereen met volgas varen. LET OP Als de motor direct na een koude start met te hoog toerental draait, kan dit ernstige beschadiging van de motor veroorzaken. Laat de motor altijd voldoende stationair draaien (5 minuten) zodat deze goed is opgewarmd voordat u de motor met hoog toerental laat draaien. Laat nadat de motor op bedrijfstemperatuur gekomen is, de motor in de neutraalstand of bij ingeschakelde vooruitstand stationair draaien. Geef gedurende de volgende 1 uur en 45 minuten de motor niet meer dan half gas (3.000 omw/min). 27 WERKING 5. Controleer of de motor in de neutraalstand staat. VÓÓR HET STARTEN VAN DE MOTOR 1. Controleer of de motor in het water hangt. 2. Controleer of de brandstofslang goed is aangesloten op de motor en de tank. Brandstofslang 3. Richt de uitstroomopening in de gewenste richting. 4. Draai de ventilatieschroef 1 op de tankdop open. 28 6. Controleer of de borgplaat van de manoverboord-schakelaar aangebracht is en de stuurman (-vrouw) het koord van de manoverboord-schakelaar ergens aan het lichaam vastgemaakt heeft.  WAARSCHUWING Als het koord van de noodstopschakelaar niet goed is vastgemaakt of als niet de vereiste maatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat de noodstopschakelaar werkt zoals bedoeld, bestaat er kans op ernstig of fataal letsel voor de bestuurder en de andere opvarenden. Neem altijd de volgende voorzorgsmaatregelen: • Controleer of het koord van de noodstopschakelaar stevig aan de pols of aan een geschikte plaats van de kleding (broekriem enz.) van de bestuurder is vastgemaakt. • Controleer of er geen belemmeringen of beperkingen zijn voor het gebruik van de noodstopschakelaar. • Wees voorzichtig dat u niet aan het koord van de noodstopschakelaar trekt of het borgplaatje lostrekt tijdens normaal gebruik. De motor zal anders plotseling stoppen waardoor de opvarenden door het wegvallen van de beweging naar voren onverwachts naar voren worden geslingerd. AANWIJZING: Een reserve-borgplaat voor tijdelijk gebruik wordt meegeleverd. Neem de borgplaat los van het koord en berg deze op een veilige plaats aan boord op. Vervang de noodstopschakelaar/ borgplaat zo snel mogelijk indien deze defect of verloren raakt, zodat de noodstopschakelaar steeds normaal gebruikt kan worden. MOTOR STARTEN  WAARSCHUWING Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een gevaarlijk gas dat nauwelijks waarneembaar is omdat het kleurloos en reukloos is. Het inademen van koolmonoxide kan zeer gevaarlijk of zelfs dodelijk zijn. Start de motor niet en laat die niet draaien in een ruimte met onvoldoende ventilatie. AANWIJZING: De motor kan niet worden gestart als het borgplaatje van de noodstopschakelaar niet is aangebracht. 1. Pomp met de balgpomp tot er weerstand voelbaar is. 2. Controleer of de handgashendel in de stand “volledig gesloten” staat. 29 3. Draai de contactsleutel in de stand “ON”. 4. Draai de contactsleutel in de stand “START”. Nadat u de contactsleutel vanuit de stand “START” naar de stand “ON” hebt teruggezet, zal de startmotor 4 seconden blijven draaien totdat de motor aanslaat. Controleren van koelwater Zodra de motor draait moet er water uit de controle-opening 1 stromen. Dit geeft aan dat de waterpomp goed werkt. Zet de motor direct UIT als er geen water uit de opening stroomt en neem contact op met uw Suzuki-dealer. LET OP LET OP Als u de contactsleutel in de stand “START” gedraaid houdt bij het starten van de motor, kan het startsysteem worden beschadigd. Laat de motor nooit draaien als er geen water uit de controle-wateruitlaat stroomt want dit kan ernstig beschadigingen tot gevolg hebben. Draai de contactsleutel eenmaal naar de stand “START” en laat deze dan los om de motor te starten. De motor zal 4 seconden achtereen blijven startdraaien of net zolang totdat de motor aanslaat. Na het starten van de motor moet u controleren of er water uit de controle-wateruitlaat naar buiten stroomt. AANWIJZING: De startmotor kan maximaal vijf seconden achter elkaar draaien. Wanneer deze tijdsduur wordt overschreden, zal de startmotor automatisch stoppen. Als de motor stopt, wacht u ongeveer tien seconden om de motor te laten afkoelen waarna u opnieuw probeert. LET OP Als het OIL lampje blijft branden tijdens het gebruik van de buitenboordmotor, kan het oliepeil te laag zijn waardoor de motor kan worden beschadigd. Zet de motor uit en controleer het oliepeil. 5. Laat de motor 5 minuten warmdraaien. 30  WAARSCHUWING Vaar niet met de boot als de noodstopschakelaar niet juist werkt, want dit is gevaarlijk. Voordat u gaat varen, moet u controleren of de noodstopschakelaar correct werkt. SCHAKEL- EN SNELHEIDSREGELING Snelheidsregeling Om de snelheid te verhogen nadat u in de versnelling hebt geschakeld, blijft u de bedieningshandgreep naar voren of achteren bewegen. LET OP De motor kan ernstig worden beschadigd als (a) het toerental niet is teruggekeerd naar stationair en de snelheid van de boot is verminderd voordat van de vooruitstand naar de achteruitstand of omgekeerd wordt geschakeld, of (b) er niet goed wordt opgelet wanneer de boot achteruit wordt gevaren. Laat het toerental terugkeren naar stationair voordat u schakelt. Wees voorzichtig en vaar met een zo laag mogelijke snelheid achteruit. Controleer of de handgreep/schakelhendel in de gewenste stand staat voordat u gas geeft.  WAARSCHUWING Aangezien dezelfde hendel wordt gebruikt voor schakelen als voor de snelheidsregeling, kan de hendel voorbij de arreteerstand worden gezet om de gasbediening in te schakelen. Hierdoor kan de boot plotseling gaan varen met letsel of beschadigingen tot gevolg. Wees daarom voorzichtig dat u de hendel niet te ver naar voren of achteren beweegt bij het schakelen. LET OP MOTOR UITZETTEN Als u schakelt terwijl de motor niet draait, kan het schakelmechanisme worden beschadigd. Vermijd schakelen wanneer de motor niet draait. AANWIJZING: Wanneer het nodig is de motor snel af te zetten in een noodsituatie, trekt u eerst de noodstopschakelaar-borgplaat uit de noodstopschakelaar, door aan het noodstopschakelaarkoord te trekken. Schakelen Druk de vergrendelknop voor de neutraalstand in en zet de bedieningshendel in stand A zoals in de afbeelding is aangegeven om de vooruit in te schakelen. Druk de vergrendelknop voor de neutraalstand in en zet de bedieningshendel in stand B zoals in de afbeelding is aangegeven om de achteruit in te schakelen. Om de motor af te zetten: 1. Schakel in de “VRIJ”-stand. 2. Als de motor op volle toeren heeft gedraaid, laat u hem eerst afkoelen door hem enkele minuten stationair te laten draaien of op zijn laagst te laten sputteren. NEUTRAAL NEUTRAALSTAND 32˚ VOORUITSTAND 32˚ ACHTERUITSTAND 31 3. Draai de contactsleutel naar de “OFF” stand. Zorg dat de contactsleutel altijd in de “OFF” stand staat wanneer de motor niet loopt, anders kan de accu nodeloos leegraken. 5. Draai de ontluchtingsschroef van de brandstoftankdop naar rechts om de ontluchtingsopening te sluiten (indien daarvan voorzien). AANWIJZING: Controleer af en toe of de noodstopschakelaar goed werkt door bij stationair toerental de borgplaat te verwijderen en te controleren of de motor afslaat. AFMEREN LET OP Kantel de motor uit het water als de boot wordt afgemeerd in ondiep water of als de motor langere tijd niet wordt gebruikt. Dit voorkomt schade aan de motor door obstakels bij laag water en corrosievorming door zout water. Zie het hoofdstuk “KANTELVERGRENDELING” voor meer gedetailleerde informatie. Als het contactslot in de stand ON staat terwijl de motor niet loopt, zal de accu uitgeput raken. LET OP Zet het contactslot altijd in de stand OFF wanneer de motor niet loopt. Als de boot niet goed is vastgemaakt, kan de boot of de motor, of andere voorwerpen worden beschadigd.  WAARSCHUWING Onbevoegd gebruik van de boot kan resulteren in een ongeluk of beschadiging van de boot. Om onbevoegd gebruik te voorkomen, moet u de contactsleutel en de borgplaat van de noodstopschakelaar verwijderen wanneer u de boot verlaat. 4. Nadat de motor geheel gestopt is, kunt u de brandstofslang losmaken van de buitenboordmotor, indien die is uitgerust met een brandstofaansluiting.  WAARSCHUWING Als u de motor geruime tijd in de stopstand laat staan met de brandstofslang aangesloten, kan er benzine uit gaan lekken. Als de motor een brandstofaansluiting heeft, maakt u dan altijd de brandstofslang los wanneer u de motor lang achtereen in de stopstand laat staan. 32 Zorg ervoor dat de motor niet tegen een kade, pier of andere boten schuurt wanneer de boot is afgemeerd. TROLLING-STATIONAIRLOOP (Optioneel item) De trolling-stationairloop is beschikbaar na installeren van de los verkrijgbare trolfunctieschakelaar. Neem contact op met uw officiële Suzuki Marine dealer voor verdere informatie. AANWIJZING: Om het toerental correct te kunnen controleren bij gebruik van het trollingsysteem raadt Suzuki het gebruik van de Suzuki 2-schaals controletoerenteller aan. Normale schaal Schaal voor trolfunctie Trolfunctieschakelaar AANWIJZING: Het trollingsysteem werkt niet als de schakelaar wordt ingedrukt terwijl de bedieningshendel in de neutraalstand staat. Instellen van de trolsnelheid: • Wanneer op de “UP” kant van de schakelaar wordt gedrukt, klinkt er één korte pieptoon en wordt het toerental met 50 omw/min verhoogd. • Wanneer op de “DN” kant van de schakelaar wordt gedrukt, klinkt er één korte pieptoon en wordt het toerental met 50 omw/min verlaagd. Beschrijving van het systeem Het “Trollingsysteem” wordt geactiveerd door op de trolfunctieschakelaar te drukken wanneer de motor met stationair toerental draait bij ingeschakelde versnelling. Door dit systeem te gebruiken kunt u een gewenst toerental met de regelschakelaar aanhouden in het bereik dat loopt van stationair toerental (ongeveer 700 omw/min) tot 1200 omw/min bij ingeschakelde versnelling. Gebruik van de trolfunctie Inschakelen van de trolfunctie: 1. Schakel in de vooruit- of achteruitversnelling en controleer of het gas volledig is dichtgedraaid (stationair toerental bij ingeschakelde versnelling). 2. Druk op de “UP” of “DN” kant van de trolfunctieschakelaar totdat u één pieptoon hoort. Het REV/TRL (of REV) lampje op de controlemeter gaat knipperen waarmee wordt aangegeven dat de motor in de trollingstand staat. Het REV/TRL (of REV) lampje blijft knipperen zolang de motor in de trollingstand staat. AANWIJZING: • Wanneer op de “DN” kant van de schakelaar wordt gedrukt terwijl de ondergrens van de trolsnelheid is bereikt, zal het toerental niet veranderen en klinken er drie lange (0,8 seconde) pieptonen. • Wanneer op de “UP” kant van de schakelaar wordt gedrukt terwijl de bovengrens van de trolsnelheid is bereikt, zal het toerental niet veranderen en klinken er drie lange (0,8 seconde) pieptonen. • Schakelen en gasbediening blijven mogelijk, ook wanneer de trollingfunctie is ingeschakeld. Uitschakelen van de trollingfunctie: De trollingfunctie kan worden uitgeschakeld door de bedieningshendel in de neutraalstand te zetten of door het toerental tot boven 3000 omw/min te verhogen. In beide gevallen klinken er twee korte (0,1 seconde) pieptonen om aan te geven dat de trollingfunctie is uitgeschakeld. 33 VAREN IN ONDIEP WATER Tijdens het varen in ondiep water is het mogelijk dat de trimhoek groter moet worden dan gebruikelijk is. Vaar in deze situatie uitsluitend met lage snelheid. Laat de motor in diep water weer direct zakken tot de normale trimhoek.  WAARSCHUWING Wanneer de motor verder dan de maximale trimstand wordt gekanteld, heeft de draaisteun niet de zijwaartse ondersteuning van de klemsteun en kan het kantelsysteem de beweging van de motor niet opvangen als het staartstuk een obstakel raakt. Dit kan resulteren in letsel van de opvarenden. Ook kunnen voorbij de maximale trimstand de waterinlaten boven het water liggen met ernstige beschadiging van de motor als gevolg. Gebruik de motor niet boven 1500 omw/min en vaar ook niet met de boot glijdend over het water terwijl de motor voorbij de maximale trimstand is gekanteld. LET OP Als het staartstuk de grond raakt, kunnen er ernstige beschadigingen optreden. Zorg dat het staartstuk de grond niet raakt. Als dit toch gebeurt, moet u meteen op beschadigingen controleren. VAREN IN ZOUT WATER Na het varen in zout water moet u het koelsysteem doorspoelen met zoet water. Zie hiervoor het hoofdstuk “SPOELEN VAN DE WATERKANALEN”. Als u de waterkanalen niet schoonspoelt, zal het zoute water corrosie veroorzaken hetgeen een negatieve invloed heeft op de levensduur van de motor. 34 VAREN BIJ EEN TEMPERATUUR ONDER NUL Wanneer de buitenboordmotor gebruikt wordt bij een buitentemperatuur onder nul, dient het staartstuk te allen tijde in het water te blijven hangen. Als de motor uit het water gehaald wordt, moet hij verticaal gehouden worden totdat al het water uit de motor gelopen is. LET OP Als u de buitenboordmotor bij temperaturen onder het vriespunt buiten het water laat terwijl er nog water in het koelsysteem is, kan het water bevriezen en uitzetten, waardoor de motor ernstig wordt beschadigd. Wanneer de buitenboordmotor bij temperaturen onder het vriespunt in het water ligt, moet u ervoor zorgen dat het staartstuk altijd onder water is. Als de motor uit het water wordt genomen en opgeborgen bij temperaturen onder het vriespunt, houd de motor dan verticaal totdat alle koelwater uit de motor is gestroomd. VERWIJDEREN EN VERVOEREN VAN DE MOTOR VERWIJDEREN VAN DE MOTOR (3) Trek het uiteinde 3 van de afvoerslang naar buiten. (4) Draai de aftapschroef 4 van de dampafscheider los en vang de brandstof op in een geschikte bak. We raden u aan het verwijderen van de motor over te laten aan uw erkende Suzuki-dealer. TRANSPORTEREN VAN DE MOTOR De motor mag uitsluitend horizontaal of verticaal vervoerd worden. Verticaal vervoeren: Zet de motor met de klembeugel en de twee bouten vast op een transportstandaard.  WAARSCHUWING Benzine is uiterst ontvlambaar en giftig. Benzine kan brand veroorzaken en kan gevaarlijk zijn voor mensen en huisdieren. Horizontaal vervoeren: 1. Tap de motorolie af. Zie het hoofdstuk “MOTOROLIE”. 2. Verwijder de brandstof uit de dampafscheider als volgt: (1) Verwijder de afdekkap 1. (2) Verwijder de 7 bouten met een 8 mm pijpsleutel en verwijder vervolgens het deksel 2 aan stuurboordzijde. Gebruik een geschikte, veilige jerrycan om de benzine op te vangen die van de buitenboordmotor wordt afgetapt. Houd benzine uit de buurt van vonken, vuur, mensen en huisdieren. (5) Draai na het aftappen de aftapschroef weer vast en plaats alle onderdelen terug. 3. Leg de motor op een zachte ondergrond met de stuurboordzijde naar beneden, zie afbeelding. 35  WAARSCHUWING Gemorste brandstof of brandstofdampen kunnen brand veroorzaken en gevaarlijk zijn voor de gezondheid. Neem altijd de volgende voorzorgsmaatregelen: • Tap altijd de brandstof uit de brandstofleiding en de brandstofdampafscheider af voordat u de boot/buitenboordmotor vervoert en voordat u de motor uit de boot verwijdert. • Leg de motor NIET op de zijkant zonder dat de brandstof is afgetapt. • Houd de motor uit de buurt van open vuur en vonken. • Veeg gemorste brandstof onmiddellijk op. LET OP TRANSPORT Laat de motor in de normale gebruiksstand staan als deze op de boot gemonteerd vervoerd wordt. Kantel de motor alleen als er niet genoeg bodemvrijheid voor de motor aanwezig is. Ondersteun de motor in dit geval zoals in de afbeelding is aangegeven. LET OP Als u niet voorzichtig bent wanneer de buitenboordmotor op de zijkant wordt gelegd en niet de vereiste voorzorgsmaatregelen neemt, zoals volledig aftappen van de motorolie en het koelwater, kunnen er beschadigingen ontstaan. De motorolie kan vanaf het carter in de cilinder stromen, er kan water vanaf de uitlaatpoort in de cilinder terechtkomen of de buitenste behuizing kan worden beschadigd. Als u de hendel van de kantelvergrendeling gebruikt om de motor in de hoogste kantelstand te houden wanneer de boot wordt vervoerd, kan door de bewegingen tijdens het transport of op slechte wegen de vergrendeling plotseling losschieten met beschadiging van de motor en het vergrendelingsmechanisme tot gevolg. Tap altijd volledig de motorolie en het koelwater af voordat u de motor op de zijkant legt en wees ook voorzichtig wanneer u de motor plat legt. Gebruik bij het slepen van de boot nooit de hendel van de kantelvergrendeling om de motor in de hoogste kantelstand te houden. Gebruik een spiegelsteunbalk of iets dergelijks om het gewicht van de motor te dragen. LET OP Als het staartstuk van uw buitenboordmotor hoger is dan het motorgedeelte tijdens vervoer of opslag, kan er water in het motorgedeelte terechtkomen met beschadiging van de motor tot gevolg. Zorg dat het staartstuk nooit hoger is dan het motorgedeelte tijdens vervoer of opslag van uw buitenboordmotor. 36 CONTROLE EN ONDERHOUD ONDERHOUDSSCHEMA Het is belangrijk om uw buitenboordmotor regelmatig te controleren en onderhoud te plegen. Tijdens elke beurt dienen de aangegeven onderhoudshandelingen uitgevoerd te worden. Het tijdsinterval tussen twee onderhoudsbeurten wordt bepaald door het aantal bedrijfsuren of een gegeven aantal maanden (wat het eerst bereikt wordt).  WAARSCHUWING Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een gevaarlijk gas dat nauwelijks waarneembaar is omdat het kleurloos en reukloos is. Het inademen van koolmonoxide kan zeer gevaarlijk of zelfs dodelijk zijn. Start de motor niet en laat die niet draaien in een ruimte met onvoldoende ventilatie. Onderdeel Interval Na de eerste 20 uren of 1 maand Elke 100 uur of om de 12 maanden Elke 200 uur of om de 12 maanden Elke 300 uur of om de 36 maanden Bougie – C – – Brandstof- en ventilatieslang C C – – Motorolie V V – – Staartstukolie V V – – Smering C C – – Anodes (extern) C C – – – C – – Verbindingsdraden – C – – Accu C C – – * Motoroliefilter V – V – * Brandstoffilter (lagedrukzijde) C C – – * Ontstekingstijdstip – – C – * Stationair toerental C – C – * Klepspeling – – – C * Waterpomp – – C – * Schoepenwiel waterpomp – – C V * Borgmoer schroef en splitpen C C – – * Bouten en moeren D D – – * Anodes (interne cilinderblok/cilinderkop) Elke 400 uren of 2 jaar vervangen. C: Controleer en reinig, stel af en smeer of vervang indien nodig. D: Draai vast V: Vervang *: Zie “Waarschuwing” AANWIJZING: Waterafscheidend brandstoffilter Vervang het filterelement elke 12 maanden (of vaker indien dit wordt voorgeschreven door de fabrikant van het filter). 37  WAARSCHUWING LET OP Verkeerd onderhoud of niet uitvoeren van het voorgeschreven onderhoud kan gevaarlijk zijn. Slecht onderhoud of gebrek aan onderhoud vergroot de kans op een ongeluk of beschadiging van de uitrusting. De onderhoudsintervallen in het schema zijn vastgesteld voor normaal gebruik van uw buitenboordmotor. Als de buitenboordmotor onder zware omstandigheden wordt gebruikt, zoals regelmatig varen met volgas of regelmatig varen in modderig, zilt, zanderig, zurig of ondiep water, moet u het onderhoud vaker uitvoeren dan in het schema is aangegeven. Wanneer het onderhoud in deze gevallen niet vaker wordt uitgevoerd, kan dit resulteren in beschadigingen. Zorg dat het onderhoud wordt uitgevoerd overeenkomstig het bovenstaande onderhoudsschema. Suzuki raadt u aan de onderhoudstaken die in het bovenstaande schema met een sterretje (*) zijn aangegeven alleen door een officiële Suzuki Marine dealer of een bekwame monteur te laten uitvoeren. Als u zelf ervaring hebt met technisch onderhoud, kunt u de niet gemerkte onderhoudstaken verrichten aan de hand van de instructies in dit hoofdstuk. Als u niet zeker weet of u de niet gemerkte onderhoudstaken zelf kunt uitvoeren, kunt u uw officiële Suzuki Marine dealer vragen om dit voor u te doen.  WAARSCHUWING De veiligheid van u en uw passagiers hangt af van de kwaliteit van het onderhoud van uw buitenboordmotor. Volg alle instructies betreffende de controles en onderhoudswerkzaamheden nauwkeurig op. Als u niet over technische ervaring beschikt, moet u de onderhoudswerkzaamheden niet zelf uitvoeren. U kunt zelf gewond raken en de motor kan worden beschadigd. 38 Neem contact op met een officiële Suzuki Marine dealer als u vragen hebt over de juiste onderhoudsintervallen bij uw gebruiksomstandigheden. Suzuki beveelt met klem aan om originele Suzuki onderdelen of gelijkwaardige onderdelen te gebruiken wanneer u onderdelen van uw buitenboordmotor vervangt. BOUGIE LET OP Uw buitenboordmotor is uitgerust met de volgende standaardbougies. NGK BKR6E Standaard LET OP Bougies zonder weerstand veroorzaken storingen in de werking van de elektronische ontsteking, waardoor de motor gaat overslaan, of andere problemen in de elektronische uitrusting of de accessoires van de boot. Gebruik UITSLUITEND ontstoorde bougies in uw buitenboordmotor. Een normaal functionerende bougie heeft een lichtbruine kleur. Neem contact op met uw officiële Suzuki-dealer als de bougie niet geschikt blijkt voor de motor. Gebruik van verkeerde bougies of verkeerd vastgedraaide bougies kan resulteren in ernstige beschadiging van de motor. • Probeer geen ander merk bougie tenzij u ervan overtuigd bent dat die bougie gelijkwaardig is aan het voorgeschreven merk bougie, want anders bestaat er kans op motorschade die niet onder de garantie valt. Houd er rekening mee dat referentietabellen voor bougies niet altijd even nauwkeurig zijn. • Monteren van een bougie: Draai de bougie zo ver mogelijk met de hand vast en gebruik dan een sleutel om de bougie met het voorgeschreven aanhaalkoppel of tot de voorgeschreven draaihoek vast te zetten. Aanhaalkoppel 2,5 – 2,8 kgf·m Draaihoek Nieuwe bougie 1/2 – 3/4 slag Gebruikte bougie 1/12 – 1/8 slag • Draai de bougie niet te vast of scheef in de cilinderkop omdat hierdoor de aluminium schroefdraad in de cilinderkop beschadigd wordt. 39 Reinig de bougies en stel ze af aan het einde van elk gegeven tijdsinterval. De bougie kan dan steeds een krachtige vonk blijven leveren. Verwijder de koolafzetting op de elektrodes met een bougiestraler of kleine koperborstel. Stel de elektrodenafstand af volgens de onderstaande tabel. Elektrodenafstand 0,7 – 0,8 mm BRANDSTOF- EN VENTILATIESLANG Controleer de brandstof- en de ventilatieslang op lekkage, scheuren, zwellingen en andere beschadigingen. Een beschadigde slang dient vervangen te worden. Neem contact op met uw officiële Suzuki-dealer als de een of beide slangen vervangen moet(en) worden. Ventilatieslang Brandstofslang  WAARSCHUWING 1. Ernstige slijtage 2. Isolatorbreuk 3. Smelten 4. Erosie 5. Zwavelafzetting 6. Oxidatie AANWIJZING: Vervang de bougie door een nieuwe als deze een van de bovenstaande afwijkingen vertoont. Een slechte bougie veroorzaakt slecht starten, verhoogt het brandstofverbruik en de kans op motorstoring. 40 Bij brandstoflekkage ontstaat explosie- en brandgevaar met mogelijk ernstig letsel tot gevolg. Wanneer u een gescheurde, lekkende of gezwollen brandstofslang aantreft, laat deze dan vervangen bij uw officiële Suzuki-dealer. MOTOROLIE  VOORZICHTIG  WAARSCHUWING Voer geen MOTOROLIE werkzaamheden uit wanneer de motor draait, want dit kan resulteren in ernstig letsel. De motor moet uitgezet zijn voordat u begint met MOTOROLIE werkzaamheden. LET OP De temperatuur van de motorolie kan zo hoog zijn dat u uw vingers verbrandt wanneer de aftapplug wordt losgedraaid. Wacht totdat de aftapplug voldoende is afgekoeld en zonder problemen met de hand kan worden aangeraakt voordat u de aftapplug gaat verwijderen. 4. Verwijder de aftapplug 1 en de pakkingring 2 en tap de motorolie af. Veelvuldig slepen kan de gebruiksduur van de motorolie verkorten. De motor kan beschadigd raken als u de motorolie niet vaker ververst bij dit soort gebruik. Ververs de motorolie vaker als u de motor veelvuldig voor slepen gebruikt. Olie verversen De olie dient ververst te worden als de motor warm is, zodat alle olie volledig afgetapt wordt. Verversen van de motorolie: 1. Plaats de motor in verticale positie en verwijder de afdekkap. 2. Verwijder de olievuldop. 5. Draai de aftapplug, voorzien van een nieuwe pakkingring, weer vast. LET OP Een oude pakkingring kan lekken met beschadiging van de motor tot gevolg. Gebruik een pakkingring niet opnieuw. Gebruik altijd nieuwe pakkingringen. AANWIJZING: In de gereedschapsset bevinden zich nieuwe pakkingringen. 3. Plaats een opvangbak onder de aftapplug. 6. Vul de motor tot het maximum niveau met de voorgeschreven soort olie. Inhoud: 5,5 L 41 STAARTSTUKOLIE 7. Controleer het oliepeil. Verwijder de niveauplug en controleer het niveau van de staartstukolie visueel. Het niveau moet tot aan de onderzijde van de opening staan. Vul via de opening de voorgeschreven olie bij tot het juiste niveau. Plaats de plug en draai deze stevig aan. MAX. MIN. Verversen van staartstukolie: 1. Zorg dat de motor recht hangt en plaats een opvangbak onder de aftapplug. 2. Verwijder eerst de aftapplug 1 en daarna de niveauplug 2. AANWIJZING: Controleer het oliepeil alleen bij koude motor om verkeerde aflezing te voorkomen. 8. Plaats de olievuldop en de afdekkap van de motor.  WAARSCHUWING Motorolie is gevaarlijk voor mensen en huisdieren. Herhaaldelijk en langdurig contact met afgewerkte motorolie kan huidkanker veroorzaken. Zelfs kortstondige aanraking met afgewerkte olie kan huidirritatie veroorzaken. • Houd nieuwe en afgewerkte olie altijd buiten het bereik van kinderen en huisdieren. • Draag kleding met lange mouwen en waterdichte handschoenen bij het werken met olie. • Was uw huid grondig met zeep als er olie op uw huid komt. • Kleding of doeken waarop olie terecht is gekomen, moeten in de was worden gedaan. AANWIJZING: Voer de afgedankte olie uitsluitend op een milieuverantwoorde wijze af. Zet de olie niet bij het huisvuil, laat het niet in een afvoer weglopen en gooi de olie zeker niet overboord. 42 3. Spuit nadat de staartstukolie volledig is afgetapt via de aftapopening verse olie in het staartstuk totdat deze er bij de niveau-opening uitstroomt. De benodigde hoeveelheid olie is ongeveer 1050 ml. 4. Plaats vervolgens de niveauplug 2 en draai deze vast. Plaats snel de aftapplug 1 en draai deze vast. AANWIJZING: Om onvoldoende inspuiting van tandwielolie te voorkomen, moet u het tandwieloliepeil controleren 10 minuten nadau u de procedure in stap 4 hebt uitgevoerd. Als het oliepeil te laag is, spuit dan langzaam tandwielolie naar binnen tot het juiste peil is verkregen.  WAARSCHUWING Staartstukolie is gevaarlijk voor mensen en huisdieren. Herhaaldelijk en langdurig contact met afgewerkte staartstukolie kan huidkanker veroorzaken. Zelfs kortstondige aanraking met afgewerkte olie kan huidirritatie veroorzaken. • Houd nieuwe en afgewerkte olie altijd buiten het bereik van kinderen en huisdieren. • Draag kleding met lange mouwen en waterdichte handschoenen bij het werken met olie. • Was uw huid grondig met zeep als er olie op uw huid komt. • Kleding of doeken waarop olie terecht is gekomen, moeten in de was worden gedaan. AANWIJZING: Recycle afgewerkte staartstukolie of ruim deze op de juiste manier op. Zet de olie niet bij het normale huisvuil en giet de olie ook niet over de grond, in de afvoer of in water. LET OP Als zich vislijn om de draaiende schroefas heeft gewikkeld, kan de oliekeerring van de schroefas worden beschadigd waardoor er water in de tandwielkast terechtkomt met ernstige beschadigingen tot gevolg. Als de staartstukolie een melkachtige kleur heeft, is de olie vervuild met water. Neem direct contact op met een officiële Suzuki Marine dealer voor advies. Gebruik de buitenboordmotor niet voordat de olie is ververst en de oorzaak van de vervuiling is verholpen. LAGEDRUK BRANDSTOFFILTER Het lagedruk brandstoffilter moet een periodieke vervanging door een bevoegde Suzuki Marine Dealer ondergaan. Laat het lagedruk brandstoffilter elke 400 gebruiksuren (of om de 2 jaar) vervangen.  WAARSCHUWING Benzine is uiterst brandbaar en giftig. Benzine kan brand veroorzaken en kan gevaarlijk zijn voor mensen en huisdieren. Neem altijd de volgende voorzorgsmaatregelen wanneer u onderhoud aan het brandstoffilter verricht: • Zet de motor uit, voordat u het brandstoffilter gaat reinigen. • Mors geen brandstof. Veeg eventueel gemorste brandstof direct op. • Rook niet en blijf uit de buurt van open vuur en vonken.  WAARSCHUWING De oplosmiddelen die gebruikt worden voor het reinigen zijn giftig, kunnen huidirritaties veroorzaken en tevens verwondingen aan personen en huisdieren. Houd deze oplosmiddelen uit de buurt van kinderen en huisdieren. Voer gebruikte oplosmiddelen op een verantwoorde manier af. Controleer en reinig het brandstoffilter als volgt: 1. Zet de motor uit en laat hem afkoelen. 2. Controleer of de contactsleutel in de “OFF” stand staat. 3. Verwijder de bout 1 en de moer 2 waarmee de beugel 3 van het brandstoffilter bevestigd is. 43 LET OP Bij verkeerd losmaken van het filterreservoir kan de sensorkabel worden beschadigd. 7. Laat de brandstof en het water in het filterreservoir in een geschikte bak lopen. 8. Trek het filterelement 7 naar buiten. Controleer het filterelement 7, de O-ring 8 en de afdichtring 9 op beschadiging. Vervang beschadigde onderdelen. • Let op dat u de sensorkabel niet ronddraait wanneer u het filterreservoir verwijdert. • Maak de kabelstekker los voordat u het filterreservoir verwijdert. 4. Duw op het stekkervergrendelingslipje en maak dan de stekker van de watersensorkabel 4 los. “a” 5. Leg vooraf een doek onder het filter om eventueel gemorste brandstof op te vangen. 6. Scheid het filterreservoir 5 van de dop 6 door het filterreservoir naar links te draaien. 9. Was het filterelement in schoon oplosmiddel en laat het drogen. 10. Monteer de afdichtring en het filterelement op de oorspronkelijke plaatsen. 11. Controleer of de O-ring juist is geplaatst in de bovenkant van het filterreservoir en schroef het filterreservoir weer op zijn plaats. 12. Sluit de stekker van de watersensorkabel 4 aan. 13. Monteer het brandstoffilter met de beugel door de bout en moer vast te draaien. 14. Start de motor en controleer of het brandstoffilter niet lekt. AANWIJZING: Als er water in het reservoir van het brandstoffilter is, moet u het reservoir verwijderen en het water weg laten lopen. Voer overtollige brandstof altijd op een verantwoorde en veilige manier af. Raadpleeg in geval van vragen uw officiële Suzuki Marine dealer. SMERING Een goede smering van alle bewegende delen van de motor is van groot belang voor het veilig en betrouwbaar functioneren en voor een lange levensduur van de buitenboordmotor. Onderstaand schema geeft de smeerpunten en aanbevolen smeermiddelen aan. 44 PLAATS SMEERMIDDEL ANODES EN VERBINDINGSDRADEN Anodes De motoren worden van buiten af door anodes tegen corrosie beschermd. Deze anodes regelen de elektrolytische reacties waardoor corrosie wordt voorkomen. In plaats van de onderdelen zullen de anodes corroderen. Controleer deze anodes regelmatig en vervang ze als 2/3 van de anode verbruikt is. Verbindingen met gasklep-/schakelstangen Waterbestendig vet Schroefas Trimstang-vangblok (DF140A) LET OP Kantelbuis Waterbestendig vet (vetspuit) Stuursteun AANWIJZING: Vergrendel de motor in de volledig naar boven gekantelde stand voordat u vet via de smeernippel van de stuurbeugel aanbrengt. Als de anodes niet goed worden onderhouden, worden de aluminium oppervlakken onder water (zoals het staartstuk) aangetast door galvanische correctie, met beschadiging tot gevolg. • Controleer regelmatig of de anodes niet los zijn geraakt. • Verf de anodes niet want dan hebben ze geen effect meer. • Maak de anodes regelmatig met een staalborstel schoon om eventuele aanslag te verwijderen die de beschermende werking nadelig zou kunnen beïnvloeden. 45 AANWIJZING: Raadpleeg een officiële Suzuki Marine dealer voor het inspecteren en vervangen van de interne anodes die zijn bevestigd aan het cilinderblok/cilinderkop. Verbindingsdraden De onderdelen van de motor zijn met behulp van verbindingsdraden met elkaar verbonden en maken allemaal massa. Op deze manier worden ze door de anodes tegen elektrolytische corrosie beschermd. Deze draden en de aansluitingen moeten periodiek gecontroleerd worden op beschadiging. ACCU Het niveau van het accuzuur moet zich altijd tussen MIN en MAX bevinden. Vul alleen gedestilleerd water bij tot aan het niveau MAX als het niveau beneden MIN staat.  WAARSCHUWING Accuzuur is giftig en corrosief en kan ernstig letsel veroorzaken. Vermijd contact met de ogen, huid, kleding en gelakte oppervlakken. Als accuzuur met een van deze dingen in contact komt, moet u de betreffende plaats met veel water afspoelen. Als accuzuur in de ogen of op de huid terechtkomt, dient u meteen de hulp van een arts in te roepen.  WAARSCHUWING Als u niet voorzichtig bent bij inspectie of onderhoud van de accu, kunt u kortsluiting veroorzaken met een explosie, brand of beschadiging van het circuit tot gevolg. Maak de minkabel (zwart) los bij inspectie of onderhoud van de accu. Wees voorzichtig dat er geen metalen gereedschap of ander metalen voorwerp gelijktijdig met de pluspool van de accu en de motor in aanraking komt.  WAARSCHUWING Accupolen, accuklemmen en verband houdende accessoires bevatten lood en loodbestanddelen die mogelijk schadelijk zijn. Was uw handen nadat u met deze onderdelen in contact bent geweest. LET OP Als u verdund zwavelzuur aan de accu toevoegt, zal de accu worden beschadigd. Voeg NOOIT verdund zwavelzuur aan de accu toe nadat u onderhoud hebt verricht. Volg de voorschriften van de fabrikant van de accu op ten aanzien van specifiek onderhoud. 46 MOTOROLIEFILTER Het motoroliefilter moet een periodieke vervanging door een bevoegde Suzuki Marine Dealer ondergaan. Vervang het motoroliefilter door een nieuw filter na de eerste 20 gebruiksuren (of na 1 maand). Vervang daarna het motoroliefilter door een nieuw filter om de 200 gebruiksuren (of 12 maanden). SPOELEN VAN DE WATERKANALEN Na het varen in modderig, brak of zout water moeten de waterkanalen met zoet water worden gespoeld en moet de buitenzijde van de motor ook met zoet water worden gereinigd. Spoel de waterkanalen op een van de volgende aangegeven manieren. BIJ DRAAIENDE MOTOR – motor verticaal Suzuki adviseert om de waterkanalen bij voorkeur op deze manier te spoelen. Om de waterkanalen te spoelen heeft u een speciale spuitmond nodig.  WAARSCHUWING Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een gevaarlijk gas dat nauwelijks waarneembaar is omdat het kleurloos en reukloos is. Het inademen van koolmonoxide kan zeer gevaarlijk of zelfs dodelijk zijn. Start de motor niet en laat die niet draaien in een ruimte met onvoldoende ventilatie.  WAARSCHUWING Het is gevaarlijk wanneer u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt bij het spoelen van de waterkanalen. Neem bij het spoelen van de waterkanalen altijd de volgende voorzorgsmaatregelen: • Zorg dat de motor in de neutraalstand blijft staan. Als de vooruit- of achteruitstand ingeschakeld wordt, gaat de schroefas draaien waardoor letsel kan ontstaan. • Zorg ervoor dat de motor tijdens het spoelen stevig vastzit op een standaard of op de boot en blijf in de buurt tot het spoelen klaar is. • Houd kinderen en huisdieren op afstand en blijf uit de buurt van alle bewegende onderdelen. 47 LET OP BIJ NIET-DRAAIENDE MOTOR – motor verticaal 1. Verwijder de plug A. Als de motor wordt gestart zonder dat er water naar het koelsysteem wordt gevoerd, kan de motor binnen een tijdsbestek van slechts 15 seconden zwaar beschadigd raken. Start de motor nooit zonder dat er water naar het koelsysteem wordt gevoerd. 1. Plaats de spuitmond 1 zodanig dat de waterinlaten afgedekt zijn door de rubber cups. 2. Sluit een tuinslang aan op de spuitmond en draai de kraan voldoende ver open zodat water langs de cups van de spuitmond naar buiten stroomt. 3. Zet de hendel van de afstandsbediening in de stand NEUTRAAL met de schroef verwijderd, start de motor en laat deze stationair draaien. 4. Draai de kraan indien nodig verder open om ervoor te zorgen dat er nog steeds voldoende water langs de cups stroomt. 5. Laat het water gedurende enkele minuten doorspoelen. 6. Zet eerst de motor uit en draai daarna de kraan dicht. 7. Verwijder de spuitmond en verwijder de tape van waterinlaat 1. 8. Reinig de buitenkant van de motor en breng een autowas aan op de gelakte onderdelen. 2. Sluit een tuinslang rechtstreeks of met behulp van een koppelstuk aan op aansluiting B van de motor. De schroefdraad is 0,75 – 11,5 NHR (Amerikaanse standaardmaat voor tuinslang-koppelschroefdraad.), een koppelstuk is in de handel verkrijgbaar. 3. Draai de kraan voldoende ver open. Spoel de motor gedurende ongeveer vijf minuten door. 4. Zet de kraan uit. 5. Verwijder de slang en het koppelstuk (indien gebruikt) en plaats de plug weer. 6. Laat de motor verticaal staan totdat al het water uit de motor gelopen is. BIJ NIET-DRAAIENDE MOTOR – motor gekanteld 1. Kantel de motor in de hoogste stand. 2. Volg de aanwijzingen bij BIJ NIETDRAAIENDE MOTOR – motor verticaal. LAAT DE MOTOR NIET DRAAIEN IN GEKANTELDE POSITIE. 3. Laat de motor zakken en laat hem verticaal staan totdat al het water uit de motor gelopen is. 48 WATERSCHADE Als de motor per ongeluk geheel onder water terecht komt, moet deze zo snel mogelijk gereviseerd worden om roestvorming te voorkomen. Volg in een dergelijk geval de onderstaande procedure. 1. Haal de motor zo snel mogelijk uit het water. 2. Reinig de motor grondig met schoon (zoet) water om het zoute water, de modder en het zeewier te verwijderen. 3. Verwijder de bougies en laat het water via de bougiegaten uit de cilinders stromen. Draai hierbij het vliegwiel een aantal malen rond. 4. Controleer of er water te zien is in de motorolie. Ververs de olie als er water in zit. Draai na het verversen de aftapplug goed vast. 5. Tap de brandstofleiding af. 7. Breng de motor naar uw officiële Suzukidealer en laat deze de motor zo snel mogelijk reviseren. LET OP Als de benzinetoevoer vervuild is met water, kan er motorschade optreden. Als de vulhals van de brandstoftank en de ventilatie-opening onder water zijn geweest, controleer dan de brandstoftoevoer om er zeker van te zijn dat deze niet is vervuild met water.  WAARSCHUWING Benzine is uiterst ontvlambaar en giftig. Benzine kan brand veroorzaken en kan gevaarlijk zijn voor mensen en huisdieren. Houd vuur en vonken uit de buurt van benzine. Ontdoe u op de juiste wijze van ongewenste benzine. 6. Giet een eetlepel motorolie door elk bougiegat in de motor. Draai het vliegwiel een paar maal met de hand rond zodat de olie zich kan verdelen over de inwendige onderdelen. Gebruik niet de elektrische starter want dan kunnen de drijfstangen verbogen worden. LET OP Als u doorgaat met starten van de motor terwijl u wrijving of weerstand vaststelt, kan de motor ernstig worden beschadigd. Als u wrijving of weerstand tijdens het starten van de motor vaststelt, moet u meteen stoppen en niet opnieuw proberen te starten voordat u het probleem gevonden en verholpen hebt. 49 OPSLAG VAN DE ACCU OPSLAG OPSLAG VAN DE MOTOR Laat de motor bij uw officiële Suzuki-dealer opslagklaar maken als u gedurende een lange periode geen gebruik maakt van de boot (bijvoorbeeld aan het einde van het seizoen). Volgt u de onderstaande procedure als u ervoor kiest om zelf de motor opslagklaar te maken. 1. Ververs de staartstukolie zoals in het hoofdstuk “STAARTSTUKOLIE” is aangegeven. 2. Ververs de motorolie zoals aangegeven in het hoofdstuk “MOTOROLIE”. 3. Giet een benzine-stabilisatiemiddel in de benzinetank overeenkomstig de instructies op het blik. 4. Spoel de waterkanalen grondig schoon. Zie hiervoor het hoofdstuk “SPOELEN VAN DE WATERKANALEN (Bij draaiende motor)”. 5. Regel de waterstroom en laat de motor ongeveer vijf minuten met 1500 toeren in de vrijstand draaien, om de gestabiliseerde benzine in de motor te verdelen. 6. Zet de motor UIT en draai daarna de kraan dicht. Verwijder de slang en de spuitmond. 7. Smeer alle andere onderdelen. Zie hiervoor het hoofdstuk “SMERING”. 8. Zet de gelakte onderdelen in de was. Werk eventuele lakschades eerst bij met een lakstift. 9. Sla de motor rechtopstaand op in een droge, goed geventileerde ruimte.  WAARSCHUWING Wanneer de motor draait, zijn er veel bewegende delen die ernstig letsel kunnen veroorzaken. Wanneer de motor draait, moet u uw handen, haren, kleding enz. uit de buurt van de motor houden. LET OP Als de motor wordt gestart zonder dat er water naar het koelsysteem wordt gevoerd, kan de motor binnen een tijdsbestek van slechts 15 seconden zwaar beschadigd raken. Start de motor nooit zonder dat er water naar het koelsysteem wordt gevoerd. 50 1. Plaats de accu in een koele donkere ruimte als u de buitenboordmotor voor langere tijd (1 maand of langer) niet gebruikt. Laad de accu volledig op als u deze weer in gebruik gaat nemen. 2. Controleer de soortelijke massa minimaal één maal per maand als u de accu voor langere tijd opslaat. Laad de accu als de soortelijke massa te laag is.  WAARSCHUWING Het is gevaarlijk wanneer u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt bij het opladen van de accu. Accu’s produceren explosieve gassen die kunnen ontbranden. Accuzuur is giftig en corrosief en kan ernstig letsel veroorzaken. • Rook niet en houd open vuur en vonken uit de buurt van de accu. • Om te voorkomen dat er een vonk ontstaat wanneer de accu wordt opgeladen, moet u de acculaadkabels op de juiste polen aansluiten voordat de acculader wordt ingeschakeld. • Ga voorzichtig te werk bij het hanteren van de accu en voorkom huidcontact met het accuzuur. • Draag beschermende kleding (veiligheidsbril, handschoenen enz.). IN GEBRUIK NEMEN NA OPSLAG Volg de onderstaande procedure voordat de motor na opslag weer in gebruik kan worden genomen. 1. Reinig de bougies grondig of vervang ze indien nodig. 2. Controleer het niveau van de staartstuk-olie en vul indien nodig olie bij. Zie hiervoor hoofdstuk “STAARTSTUKOLIE”. 3. Smeer alle bewegende delen. Zie hiervoor hoofdstuk “SMERING”. 4. Controleer het motoroliepeil. 5. Reinig de motor en zet de gelakte onderdelen in de was. 6. Laad de accu op voordat u deze in de boot plaatst. STORINGZOEKEN In dit deel worden een aantal oorzaken aangegeven van de meest voorkomende storingen. LET OP Als het storingzoeken niet correct wordt uitgevoerd, kan de buitenboordmotor worden beschadigd. Als reparaties of afstellingen op een incorrecte manier worden uitgevoerd, kan de buitenboordmotor worden beschadigd in plaats van dat de storing wordt verholpen. In dat geval kunt u geen aanspraak maken op de garantie. Neem contact op met een Suzuki Marine dealer als u er niet zeker van bent hoe u een storing dient op te lossen. Elektrische starter werkt niet: • Schakelhevel staat niet in neutraal. • Zekering is doorgebrand. • Borgplaat van de noodstopschakelaar is niet aangebracht. Motor slaat niet of moeilijk aan: • Brandstoftank is leeg. • Brandstofslang is niet goed aangesloten op motor. • Brandstofslang zit geknikt of klem. • Vuile bougie. Motor draait onregelmatig stationair of slaat af: • Brandstofslang zit geknikt of klem. • Vuile bougie. Motortoerental neemt niet toe (weinig motorvermogen): • Motor wordt te zwaar belast. • Waarschuwingssysteem/diagnosesysteem is geactiveerd. • Schroef is beschadigd. • Schroef is niet berekend op belasting. Motor trilt hevig: • Montagebouten of schroefklemmen van motor zitten los. • Er bevindt zich een vreemd voorwerp (zeewier enz.) in de schroef. • Schroef is beschadigd. 51 Motor raakt oververhit: • Inlaat (inlaten) koelwater verstopt. • Motor is overbelast. • Schroef is niet berekend op belasting. 4. Inspecteer de zekering en vervang die door een nieuwe indien nodig. Hoofdzekering (60 A) ZEKERING 1. Draai het contactsleuteltje in de “uit” stand. 2. Verwijder de motorkap. 3. Verwijder het deksel van het zekeringenkastje en trek de zekering los. Normale zekering Gesprongen zekering Normale zekering Gesprongen zekering Deksel zekeringenkast AANWIJZING: Als een zekering gesprongen is, probeert u de oorzaak te achterhalen en het probleem te verhelpen. Als het probleem niet wordt verholpen, kan de zekering opnieuw springen.  WAARSCHUWING AANWIJZING: Gebruik de zekeringtrekker aan de achterkant van het deksel van het zekeringenkastje voor het verwijderen en aanbrengen van de zekering. Als u een gesprongen zekering vervangt door een zekering met een ander amperage of door aluminiumfolie of een draadje, kan het elektrische systeem ernstig worden beschadigd en bestaat er kans op brand. Vervang een gesprongen zekering altijd door een nieuwe van hetzelfde type en met hetzelfde amperage. LET OP Als een nieuwe zekering na korte tijd ook weer springt, is het mogelijk dat er een ernstige storing is in het elektrische systeem. Raadpleeg in dat geval een officiële Suzuki Marine dealer. 52 MAIN RELAY 15A STARTER RELAY SPARE SPARE 30A SPARE 15A 30A 60A 60A LOAD PLUG MAIN 1 2 3 4 5 6 7 Hoofdzekering: 60A Belastingszekering: 60A Reserve-zekering: 30A Reserve-zekering: 15A Zekering voor startmotorrelais: 30A Zekering voor PTT-schakelaar: 15A Zekering voor bobine/injector/ motorregelmodule/IAC-zekering: 30A 8 Hogedruk-brandstofpomp: 15A 9 Reserve-zekering: 60A SPECIFICATIES Onderdeel DF100A DF115A Motor 4-takt Aantal cilinders 4 Boring en slag 86,0 × 88,0 mm Inhoud Vermogen Maximaal toerental Ontstekingssysteem Motorsmering Inhoud motorcarter Inhoud staartstuk DF140A 2.044 cm3 73,6 kW (100 pk) 84,6 kW (115 pk) 5.000 – 6.000 omw/min 103,0 kW (140 pk) 5.600 – 6.200 omw/min Transistorontsteking Druksmering d.m.v. tandwielpomp 5,5 L 1.050 cm3 (ml) 53 INFORMATIE BETREFFENDE DE EU-VOORSCHRIFTEN (Voor Europese landen) A-gewogen geluidsvermogenniveau Het A-gewogen geluidsvermogenniveau van deze motor zoals gemeten onder de geldende EUvoorschriften is als volgt: Richtlijn A-gewogen geluidsvermogenniveau Onzekerheid 2006 / 42 / EC 88 dB(A) 2,5 dB(A) De meting van het A-gewogen geluidsvermogenniveau is gebaseerd op de ICOMIA norm 39-94. AFLEZEN VAN TOTAAL AANTAL BEDRIJFSUREN Totaal aantal bedrijfsuren 0 - 49 50 60 : : 540 550 560 : : 1.040 1.050 : : 1.540 1.550 : : 2.030 2.040 of meer MONITOR/TOERENTELLER Aanwijzing Lampje REV-LIMIT naald 1 2 knippert* Nee Nee Nee 500 omw/min Nee 600 omw/min : : : : Nee 5.400 omw/min 500 omw/min 1 keer 600 omw/min 1 keer : : : : 5.400 omw/min 1 keer 500 omw/min 2 keer : : : : 5.400 omw/min 2 keer 500 omw/min 3 keer : : : : 5.300 omw/min 3 keer 5.400 omw/min 3 keer *: Één knippering komt overeen met 500 uur 54 WERKING WAARSCHUWINGSSYSTEEM “OLIE VERVERSEN” Actie Eerste gebruik (*1) (*4) Waarschuwing (*2) Waarschuwing (*3) Waarschuwing (*3) Waarschuwing Resetten (*4) Resetten (*4) Resetten (*4) Resetten Wordt herhaald *1 : Eerste 20 bedrijfsuren *2 : Periode van 80 bedrijfsuren *3 : Periode van 100 bedrijfsuren *4 : Bij resetten voordat systeem in werking is getreden AANWIJZING: Het systeem werkt totdat 2100 bedrijfsuren zijn bereikt. 55
1 / 1

Suzuki DF115A de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor

Gerelateerde artikelen