KTM 250 XC-F 2018 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2018
250 SX-F
250 XCF
Artikelnr. 3213638nl
BESTE KTM KLANT, 1
*3213638nl*
3213638nl
03/2017
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 11) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 11)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2017 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
250 SXF EU (F8101R5)
250 SXF US (F8175R5)
250 XCF US (F8175R0)
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 4
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 4
1.2 Gebruikte formatering........................................ 4
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 5
2.2 Onjuist gebruik ................................................. 5
2.3 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 5
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 5
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 6
2.6 Veilig gebruik ................................................... 6
2.7 Beschermende kleding ...................................... 6
2.8 Werkinstructies................................................. 7
2.9 Milieu.............................................................. 7
2.10 Bedieningshandleiding ...................................... 7
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 8
3.1 Garantie........................................................... 8
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 8
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 8
3.4 Service ............................................................ 8
3.5 Afbeeldingen .................................................... 8
3.6 Klantenservice.................................................. 8
4 AFBEELDING VOERTUIG.............................................. 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave)......................................................... 9
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave)....................................................... 10
5 SERIENUMMERS....................................................... 11
5.1 Framenummer ................................................ 11
5.2 Typeplaatje .................................................... 11
5.3 Motornummer................................................. 11
5.4 Artikelnummer voorvork ................................... 11
5.5 Artikelnummer schokdemper............................ 11
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 12
6.1 Koppelingshendel ........................................... 12
6.2 Remhendel..................................................... 12
6.3 Gashendel...................................................... 12
6.4 Stopknop ....................................................... 12
6.5 E-starterknop.................................................. 12
6.6 Combinatieschakelaar...................................... 13
6.7 Overzicht controlelampjes................................ 13
6.8 Bedrijfsurenteller ............................................ 13
6.9 Tankdop openen ............................................. 13
6.10 Tankdop sluiten .............................................. 14
6.11 Koude-startknop ............................................. 15
6.12 Regelschroef stationair toerental....................... 16
6.13 Versnellingshendel .......................................... 16
6.14 Rempedaal..................................................... 17
6.15 Plug-in standaard (Alle SXF-modellen) ............. 17
6.16 Zijstandaard (XCF US).................................... 17
7 INBEDRIJFSTELLING................................................. 18
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 18
7.2 Motor inrijden................................................. 19
7.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage
temperaturen.................................................. 19
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden ................................. 19
7.5 Voorbereidingen voor rijden op droog zand......... 20
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat zand ............ 20
7.7 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig
circuit............................................................ 21
7.8 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperatuur en langzaam rijden ....................... 21
7.9 Voorbereidingen voor rijden bij lage
temperaturen of sneeuw .................................. 21
8 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 22
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling .............................................. 22
8.2 Starten .......................................................... 22
8.3 LaunchControl activeren ................................. 23
8.4 Tractiecontrole activeren.................................. 23
8.5 Beginnen met rijden........................................ 24
8.6 Schakelen, rijden ............................................ 24
8.7 Afremmen ...................................................... 24
8.8 Stoppen, parkeren........................................... 25
8.9 Transport ....................................................... 25
8.10 Brandstof tanken ............................................ 26
9 SERVICESCHEMA...................................................... 27
9.1 Extra informatie .............................................. 27
9.2 Verplichte werkzaamheden............................... 27
9.3 Aanbevolen werkzaamheden............................. 28
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 29
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 29
10.2 Luchtvering AER 48........................................ 29
10.3 Ingaande demping schokdemper ...................... 30
10.4 Ingaande demping low speed van de
schokdemper instellen..................................... 30
10.5 Ingaande demping high speed van de
schokdemper instellen..................................... 30
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper
instellen......................................................... 31
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 32
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 32
10.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 33
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen ....... 33
10.11 Dynamische veerweg instellen ...................... 34
10.12 Basisinstelling voorvork controleren .................. 34
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen .............................. 35
10.14 Ingaande demping voorvork instellen ................ 36
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 36
10.16 Stuurstand ..................................................... 37
10.17 Stuurstand instellen .................................... 37
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 39
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 39
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 39
11.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 39
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 40
11.5 Voorvorkprotector demonteren .......................... 40
11.6 Voorvorkprotector monteren.............................. 40
11.7 Vorkpoten demonteren ................................. 41
11.8 Vorkpoten monteren ..................................... 41
11.9 Onderste kroonplaat demonteren ................... 42
11.10 Onderste kroonplaat monteren ...................... 42
11.11 Speling balhoofdlager controleren..................... 44
11.12 Balhoofdlagerspeling instellen ...................... 44
11.13 Balhoofdlager smeren .................................. 45
11.14 Startnummerbord demonteren.......................... 45
11.15 Startnummerbord monteren ............................. 45
11.16 Spatbord vooraan demonteren .......................... 46
11.17 Spatbord vooraan monteren.............................. 46
11.18 Schokdemper demonteren ............................ 46
11.19 Schokdemper monteren ............................... 47
11.20 Zadel verwijderen............................................ 49
INHOUDSOPGAVE 3
11.21 Zadel monteren............................................... 49
11.22 Deksel luchtfilterbak demonteren ..................... 49
11.23 Deksel luchtfilterbak monteren......................... 50
11.24 Luchtfilter demonteren ................................ 50
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ............. 51
11.26 Luchtfilter monteren .................................... 51
11.27 Deksel luchtfilterbak vastzetten .................... 52
11.28 Luchtfilterbak afdichten ............................... 52
11.29 Einddemper demonteren.................................. 52
11.30 Einddemper monteren ..................................... 52
11.31 Glasvezelvulling einddemper vervangen ......... 53
11.32 Brandstoftank demonteren ........................... 53
11.33 Brandstoftank monteren ............................... 55
11.34 Kettingvervuiling controleren............................ 56
11.35 Ketting reinigen .............................................. 57
11.36 Kettingspanning controleren ............................ 57
11.37 Kettingspanning instellen ................................ 58
11.38 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 58
11.39 Frame controleren ....................................... 60
11.40 Achterbrug controleren ................................. 60
11.41 Gaskabellegging controleren............................. 60
11.42 Rubberen stuurcovers controleren..................... 61
11.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 61
11.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren...................................... 62
11.45 Vloeistof hydraulische koppeling verversen ..... 62
12 REMSYSTEEM........................................................... 64
12.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 64
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel
instellen......................................................... 64
12.3 Remschijven controleren.................................. 64
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 65
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen ..... 65
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 66
12.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen ................................................... 67
12.8 Vrije slag rempedaal controleren....................... 68
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ..................................................... 69
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 69
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen ............. 70
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren........... 70
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen ......... 71
13 WIELEN, BANDEN ..................................................... 73
13.1 Voorwiel demonteren ................................... 73
13.2 Voorwiel monteren ....................................... 73
13.3 Achterwiel demonteren ................................ 74
13.4 Achterwiel monteren .................................... 75
13.5 Bandentoestand controleren............................. 76
13.6 Bandenspanning controleren............................ 76
13.7 Spaakspanning controleren .............................. 77
14 ELEKTRONICA........................................................... 78
14.1 Accu demonteren ........................................ 78
14.2 Accu monteren ............................................ 78
14.3 Accu laden ................................................. 79
14.4 Hoofdzekering vervangen ................................. 80
15 KOELSYSTEEM.......................................................... 81
15.1 Koelsysteem ................................................... 81
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ............. 81
15.3 Koelmiddelpeil controleren .............................. 82
15.4 Koelmiddel aftappen ................................... 82
15.5 Koelmiddel vullen ....................................... 83
16 MOTOR AFSTELLEN .................................................. 84
16.1 Gaskabelspeling controleren............................. 84
16.2 Gaskabelspeling instellen ............................. 84
16.3 Eigenschappen van de gasrespons instellen ... 85
16.4 Mapping wijzigen ............................................ 86
16.5 Stationair toerental instellen ......................... 86
16.6 Smoorkleppositie programmeren....................... 87
16.7 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren..................................................... 87
16.8 Uitgangspositie van de versnellingshendel
instellen ..................................................... 88
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR .......................... 89
17.1 Brandstofzeef vervangen .............................. 89
17.2 Motoroliepeil controleren ................................. 90
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeef reinigen .......................................... 91
17.4 Motorolie bijvullen .......................................... 93
18 REINIGING, ONDERHOUD.......................................... 94
18.1 Motorfiets reinigen .......................................... 94
19 STALLING ................................................................. 95
19.1 Stalling.......................................................... 95
19.2 Inbedrijfname na stalling ................................. 96
20 FOUTEN OPSPOREN.................................................. 97
21 TECHNISCHE GEGEVENS........................................... 99
21.1 Motor............................................................. 99
21.2 Aanhaalmomenten motor ............................... 100
21.3 Vulhoeveelheden........................................... 101
21.3.1 Motorolie ................................................. 101
21.3.2 Koelmiddel .............................................. 101
21.3.3 Brandstof................................................. 101
21.4 Chassis ........................................................ 101
21.5 Elektronica................................................... 102
21.6 Banden........................................................ 102
21.7 Voorvork....................................................... 102
21.7.1 SXF EU................................................... 102
21.7.2 SXF US................................................... 103
21.7.3 XCF US................................................... 103
21.8 Schokdemper ............................................... 104
21.8.1 SXF EU................................................... 104
21.8.2 SXF US................................................... 104
21.8.3 XCF US................................................... 105
21.9 Aanhaalmomenten chassis............................. 105
22 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................ 107
23 HULPSTOFFEN........................................................ 109
24 NORMEN ................................................................ 111
25 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ..................................... 112
26 LIJST MET AFKORTINGEN ....................................... 113
27 LIJST MET SYMBOLEN ............................................ 114
27.1 Gele of oranje pictogrammen.......................... 114
INDEX ............................................................................ 115
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 4
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een taak met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(Alle SXF-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normaal gebruik in wedstrijden kan weerstaan. Dit
voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motorsportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
(XCF US)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normaal gebruik in wedstrijden kan weerstaan. Dit
voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motorsportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende gebruik in de moto-
cross.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specificaties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten
zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en jas met
bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt.
Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op
garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-
dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderde-
len reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
F01016-10
1 Remhendel ( pag. 12)
2 Koppelingshendel ( pag. 12)
3 Tankdop
4 Deksel luchtfilterbak
5 Koude-startknop ( pag. 15)
6 Motornummer ( pag. 11)
7 Versnellingshendel ( pag. 16)
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
F01017-10
1 Schokdemperinstelling ingaande demping
2 Combinatieschakelaar ( pag. 13)
3 Stopknop ( pag. 12)
4 E-starterknop ( pag. 12)
5 Gashendel ( pag. 12)
6 Typeplaatje ( pag. 11)
7 Artikelnummer voorvork ( pag. 11)
8 Regelschroef stationair toerental ( pag. 16)
9 Rempedaal ( pag. 17)
10 Kijkglas motorolie
11 Schokdemperinstelling uitgaande demping
12 Artikelnummer schokdemper ( pag. 11)
5 SERIENUMMERS 11
5.1 Framenummer
401945-10
Het framenummer
1
is op de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje
1
is aan de voorzijde van het balhoofd aangebracht.
5.3 Motornummer
H01047-10
Het motornummer
1
in de linkerkant van de motor boven het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenzijde van de asopname gegra-
veerd.
5.5 Artikelnummer schokdemper
0
0
11
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste deel van de schokdem-
per boven de stelring naar de motorzijde toe gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 12
6.1 Koppelingshendel
S01192-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
S01193-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
S01193-11
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop
S01194-10
De stopknop
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 E-starterknop
S01195-10
De e-starterknop
1
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 13
6.6 Combinatieschakelaar
H01181-10
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
1 STANDARD Bij brandende led 1 is STANDARD Mapping geactiveerd.
1TC STANDARD met TC Bij brandende leds 1 en TC is STANDARD Map-
ping met de tractiecontrole geactiveerd.
2 ADVANCED Bij brandende led 2 is ADVANCED Mapping geactiveerd.
2TC ADVANCED met TC Bij brandende leds 2 en TC is ADVANCED Map-
ping met de tractiecontrole geactiveerd.
Met de toets MAP van de combinatieschakelaar kunnen de motoreigenschappen worden
gewijzigd.
Bovendien kunnen via de combinatieschakelaar de Launch-Control en de tractiecon-
trole worden geactiveerd.
6.7 Overzicht controlelampjes
S01196-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De OBD heeft een
emissie- of veiligheidskritieke fout geconstateerd.
Controlelampje storing knippert snel oranje De LaunchControl is
geactiveerd.
(XCF US)
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje Brandstofpeil
heeft de reservemarkering bereikt.
6.8 Bedrijfsurenteller
S01257-10
De bedrijfsurenteller
1
is voor het stuur aangebracht.
Hij geeft de totale bedrijfsuren van de motor aan.
De bedrijfsurenteller begint te tellen als de motor wordt gestart en hij stopt als de
motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op de bedrijfsurenteller kan niets worden gewist of ingesteld.
6.9 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
S01197-10
(Alle SXF-modellen)
Tankdop
1
tegen de klok in draaien en naar boven toe verwijderen.
S01265-10
(XCF US)
Ontgrendelknop
1
indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven
toe verwijderen.
6.10 Tankdop sluiten
S01198-10
(Alle SXF-modellen)
Tankdop
1
erop zetten en met de klok mee draaien tot de brandstoftank goed
gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
2
zonder knikken leggen.
S01266-10
(XCF US)
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien, totdat de ontgrendelknop
1
vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
2
zonder knikken leggen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.11 Koude-startknop
F01032-10
(Alle SXF-modellen)
De koude-startknop
1
is onder aan het smoorklephuis aangebracht.
F01021-10
(XCF US)
De koude-startknop
1
is onder aan het smoorklephuis aangebracht.
Bij koude motor en lage buitentemperatuur verlengt het inspuitsysteem de inspuit-
tijd. Om de grotere hoeveelheid brandstof te verbranden, wordt er extra zuurstof aan
de motor toegevoerd door het uittrekken van de koude-startknop.
Als kort gas wordt gegeven en de gashendel dan wordt losgelaten of de gashendel naar
voren wordt gedraaid, springt de koude-startknop terug in de uitgangspositie.
Info
Controleer of de koude-startknop is teruggekeerd in de uitgangspositie.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is tot de aanslag ingedrukt.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de uitgangspositie.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 16
6.12 Regelschroef stationair toerental
F01020-10
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op het startgedrag, een
stabiele stationair en de response bij het gas geven.
Een motor met een correcte stationaire afstelling start makkelijker dan een motor met
een niet correcte stationaire afstelling.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toerental
1
afgesteld.
Als de regelschroef stationair toerental met de klok mee wordt gedraaid, wordt het sta-
tionaire toerental hoger.
Als de regelschroef stationair toerental tegen de klok in wordt gedraaid, wordt het stati-
onaire toerental lager.
6.13 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.
401950-13
(Alle SXF-modellen)
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
401950-11
(XCF US)
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 17
6.14 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.15 Plug-in standaard (Alle SXF-modellen)
0
0
11
402001-10
De opname voor de plug-in standaard
1
is de linkerzijde van de steekas.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
6.16 Zijstandaard (XCF US)
401943-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard
1
worden opgeklapt en met de rubber-
band
2
worden vastgezet.
7 INBEDRIJFSTELLING 18
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en jas met
bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 61)
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 64)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 69)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 88)
Wen eerst op een hiervoor geschikt terrein aan de omgang met de motorfiets voordat u een veeleisende tocht onderneemt.
Info
Uw motorfiets is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assisteren.
7 INBEDRIJFSTELLING 19
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
(Alle SXF-modellen)
Neem geen bagage mee.
(XCF US)
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig, en moet het
gewicht gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Motor inrijden. ( pag. 19)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren 75 %
Vol gas geven vermijden!
7.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben een lage zelfontlading
en bij temperaturen boven 15 °C (60 °F) meer startvermogen. Het startvermogen van
lithium-ion-accu's neemt bij lage temperaturen meer af dan dat van dan loodaccu's.
Er kunnen verschillende startpogingen nodig zijn. Daartoe 5 seconden de elektrische
startknop indrukken en tussendoor 30 seconden wachten. De onderbrekingen zijn
noodzakelijk opdat de ontstane warmte zich kan verdelen over de lithium-ion-accu en
de accu niet beschadigd raakt.
Wanneer de opgeladen lithium-ion-accu (60 °F) bij temperaturen onder de 15 °C de
starter niet of nauwelijks doortrekt, is hij niet defect, maar moet hij inwendig worden
opgewarmd om het startvermogen (stroomafgifte) te verhogen.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig
zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te controleren of te vervangen.
KTM adviseert om bij zwaardere gebruiksomstandigheden en voor betere rijprestaties de aangegeven motorolie te gebruiken.
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 107)
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 51)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Luchtfilterbak afdichten. ( pag. 52)
Deksel luchtfilterbak vastzetten. ( pag. 52)
7 INBEDRIJFSTELLING 20
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 20)
Rijden op nat zand. ( pag. 20)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 21)
Rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden. ( pag. 21)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 21)
7.5 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
102136-01
Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (79006920000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
102138-01
Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (79006922000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 109)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 20 bedrijfsuren vervangen.
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
102137-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
7 INBEDRIJFSTELLING 21
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 109)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 20 bedrijfsuren vervangen.
7.7 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig circuit
102137-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 94)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.8 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet, als de koppeling wegens een te lange secun-
daire overbrenging vaak moet worden bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 109)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 82)
7.9 Voorbereidingen voor rijden bij lage temperaturen of sneeuw
102137-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 22
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 90)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 65)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 69)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 66)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 70)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 82)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 56)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren.
( pag. 58)
Kettingspanning controleren. ( pag. 57)
Bandentoestand controleren. ( pag. 76)
Bandenspanning controleren. ( pag. 76)
Spaakspanning controleren. ( pag. 77)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontroleerd, omdat bij ver-
keerde spaakspanning de rijveiligheid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 40)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 39)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controle-
ren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
0
0
11
402001-10
(Alle SXF-modellen)
Plug-in-standaard
1
verwijderen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 23
401944-10
(XCF US)
Motorfiets van de zijstandaard
1
nemen en zijstandaard met de
rubberband
2
vastzetten.
Versnelling in stationair schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
400733-01
E-starterknop indrukken.
Info
E-startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de volgende startpoging
30 seconden wachten.
Bij temperaturen onder 15 °C (60 °F) kunnen er verschillende startpogingen
nodig zijn om de lithium-ion-accu op te warmen, waardoor het startvermo-
gen wordt verhoogd.
Tijdens het starten gaat het controlelampje storing kort branden voor de
functiecontrole.
8.3 LaunchControl activeren
Info
De Launch-Control ondersteunt de bestuurder bij de start van een race om optimaal op te trekken. Hiervoor wordt het maximale
toerental van de motor bij vol geopende smoorklep (vol gas) verlaagd en na de start geleidelijk vrijgegeven tot aan het maximale
toerental. De bestuurder moet hierbij continu vol gas geven. De koppeling moet net zo nauwkeurig worden gedoseerd als zonder
actieve Launch-Control.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
De motor draait in stationair toerental.
De versnelling staat in stationair.
H01179-10
Toetsen MAP en TC gelijktijdig ingedrukt houden.
Controlelampje storing knippert snel oranje.
Info
Enkele seconden na de start wordt de Launch-Control automatisch gedeacti-
veerd.
De Launch-Control wordt ook in de volgende gevallen gedeactiveerd (contro-
lelampje storing knippert niet meer): na vol gas is de smoorklep meer dan
1/3 van de gehele weg gesloten en/of binnen 3 minuten is de motor niet
gestart.
Om de Launch-Control opnieuw te activeren, moet de motor om veiligheids-
redenen minstens 10 seconden uitgeschakeld zijn geweest. Dit geldt zowel
met als zonder uitgevoerde start.
8.4 Tractiecontrole activeren
Info
De tractiecontrole reduceert overmatige slip van het achterwiel voor meer controle en tractie, vooral bij natte omstandigheden.
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, kan het achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met een lage hechting door-
draaien.
De tractiecontrole kan ook tijdens het rijden worden in- en uitgeschakeld.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
8 RIJ-INSTRUCTIES 24
H01179-11
Toets TC indrukken om de tractiecontrole in of uit te schakelen.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental 4.000 1/min
De TC led brandt, als de tractiecontrole geactiveerd is.
8.5 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.6 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Treden tijdens het rijden ongebruikelijke geluiden op, dan moet u onmiddellijk stoppen, de motor uitzetten en contact opne-
men met een geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppe-
lingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Als u bij het starten de koude-startknop hebt bediend, kort gas geven en de gashendel loslaten of de gashendel naar voren draaien.
De koude-startknop keert terug in de uitgangspositie.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid
aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof ver-
bruikt.
Geef slechts zoveel gas als de motor op dat moment aan kan - het abrupt opentrekken van de gashendel verhoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven
resp. nog een keer schakelen.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
1 min
Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Daardoor verhit de motorolie, de motor en het koelsysteem.
Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
8.7 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 25
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnelling
schakelen.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de
motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
8.8 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten
zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.9 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 26
8.10 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt tot problemen in het
brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 13)
AA
401522-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
35 mm
Brandstoftank-
volume totaal
ca. (Alle SXF-
modellen)
7 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 107)
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
(XCF US)
8,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 107)
Tankdop sluiten. ( pag. 14)
9 SERVICESCHEMA 27
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen werkzaamheden, moet
een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
9.2 Verplichte werkzaamheden
om de 40 rij-uren
om de 30 rij-uren
om de 20 rij-uren
om de 10 rij-uren / na iedere race
eenmalig na 1 rij-uur
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Accu controleren en laden.
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 66)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 70)
Remschijven controleren. ( pag. 64)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 69)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 68)
Frame controleren. ( pag. 60)
Achterbrug controleren. ( pag. 60)
Achterbruglagers op speling controleren.
Zwenklager op speling controleren.
Schokdemperbevestiging controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 76)
Bandenspanning controleren. ( pag. 76)
Wiellagers op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 77)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 58)
Kettingspanning controleren. ( pag. 57)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk bewe-
gen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 62)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 65)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 64)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 44)
Klepspeling controleren.
Koppeling controleren.
Dekselpakking en oliekeerringen van de waterpomp vervangen.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. ( pag. 91)
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 81)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 51)
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 53)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 89)
9 SERVICESCHEMA 28
om de 40 rij-uren
om de 30 rij-uren
om de 20 rij-uren
om de 10 rij-uren / na iedere race
eenmalig na 1 rij-uur
Brandstofdruk controleren.
Stationair controleren.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
9.3 Aanbevolen werkzaamheden
jaarlijks
om de 100 rij-uren
om de 50 rij-uren
Eenmalig na 20 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 62)
Balhoofdlager insmeren. ( pag. 45)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Brandstoffilter vervangen.
Klein motoronderhoud uitvoeren, met inbegrip van demontage en montage van de motor. (Bougie en bou-
giedop vervangen. Zuiger vervangen, cilinder controleren/meten en cilinderkop controleren. Nokkenas en
nokvolger controleren. Distributie controleren. Aanzuigflens vervangen.)
Groot motoronderhoud uitvoeren, met inbegrip van demontage en montage van de motor. (Kleppen, klep-
veren, klepveersteunen en klepveerschotels vervangen. Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen.
Aandrijving en versnelling controleren. Oliedrukregelklep controleren. Zuigpomp vervangen. Drukpomp
en smeersysteem controleren. Distributieketting vervangen. Alle motorlagers vervangen. Vrijloop vervan-
gen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN 29
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete veiligheidskleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 75… 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
10.2 Luchtvering AER 48
M01110-01
In de WP Performance Systems AER 48-voorvork wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de demping in de
rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk gewichtsvoordeel
bereikt ten opzichte van conventionele voorvorken. Ook het reageren op kleine onef-
fenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de vering. Als
eindslag bevindt zich een stalen veer in de linkervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de voorvork worden
verhoogd om beschadiging van de voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een vorkpomp snel worden aangepast aan het
bestuurdersgewicht, de omstandigheden van het terrein en de wens van de bestuur-
der. De vork hoeft niet te worden gedemonteerd. De ingewikkelde montage van hardere
of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou verliezen, zakt de
voorvork desondanks toch niet door. De lucht wordt in dit geval in de vork tegengehou-
den. De veerweg blijft grotendeels behouden. De demping wordt harder en het rijcom-
fort neemt af.
De demping kan net als bij een conventionele vork qua ingaand en uitgaand niveau
worden ingesteld.
De instelling van de ingaande demping bevindt zich aan de onderzijde van de rechter
vorkpoot.
De instelling van de ingaande demping bevindt zich aan de onderzijde van de rechter
vorkpoot.
10 CHASSIS AFSTELLEN 30
10.3 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij
langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.4 Ingaande demping low speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
S01201-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed (SXF EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping low speed (SXF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping low speed (XCF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.5 Ingaande demping high speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
10 CHASSIS AFSTELLEN 31
S01202-10
Stelschroef
1
met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed (SXF EU)
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Ingaande demping high speed (SXF US)
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Ingaande demping high speed (XCF US)
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S01203-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (SXF EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (SXF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (XCF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN 32
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achteras positioneren en de afstand tot de SAG-markering op het
achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090000)
Pin voor veerwegmal (00029990010)
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 32)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achteras en de SAG-markering op
het achterspatbord meten.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg (SXF EU) 35 mm
Statische veerweg (SXF US) 35 mm
Statische veerweg (XCF US) 35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. ( pag. 33)
10 CHASSIS AFSTELLEN 33
10.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 32)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige beschermende kleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteu-
nen) op de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de
achteras en de SAG-markering op het achterspatbord.
Waarde als maat
C
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
C
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg (SXF EU) 105 mm
Dynamische veerweg (SXF US) 105 mm
Dynamische veerweg (XCF US) 105 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 34)
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning verandert, moet u de huidige instelling noteren - bijv. de veerlengte opmeten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Schokdemper demonteren. ( pag. 46)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
402659-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de aangegeven maat
A
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning (SXF EU) 10 mm
Veervoorspanning (SXF US) 6 mm
Veervoorspanning (XCF US) 10 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
10 CHASSIS AFSTELLEN 34
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 47)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 68)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Schokdemper demonteren. ( pag. 46)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (SXF EU)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 45 N/mm
Veerconstante (SXF US)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 45 N/mm
Veerconstante (XCF US)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 45 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 47)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 68)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 32)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 33)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 31)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen worden gecompenseerd
door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moet de
vorkluchtdruk volgens de voorschriften worden verhoogd om beschadiging aan voor-
vork en frame te voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de vorkpoten worden
ontlucht.
10 CHASSIS AFSTELLEN 35
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloeden.
Extreme wijzigingen in de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aanzienlijk verslechteren en componenten over-
belasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden controleren of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
S01204-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
verwijderen.
Vorkpomp
2
helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966000)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor meegeleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
De weergave van de vorkpomp wordt automatisch ingeschakeld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen defect van de vorkpomp of
voorvork.
De bijgevoegde KTM PowerParts-handleiding in acht nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk (SXF EU) 10,6 bar
Luchtdruk (SXF US) 10,6 bar
Luchtdruk (XCF US) 9,6 bar
Verandering in de luchtdruk stapsge-
wijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 7 bar
Maximale luchtdruk 15 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden instellen.
Voorvorkpomp van de linker voorvorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt overdruk uit de slang, niet uit de vorkpoot.
De weergave van de voorvorkpomp schakelt zichzelf na 80 seconden automa-
tisch uit.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
10 CHASSIS AFSTELLEN 36
10.14 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
S01205-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter
vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping (SXF EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Ingaande demping (SXF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Ingaande demping (XCF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het inveren.
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
M01100-10
Beschermkap
1
verwijderen.
Stelschroef
2
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroef
2
bevindt zich aan de onderzijde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (SXF EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping (SXF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping (XCF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN 37
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
Beschermkap
1
monteren.
10.16 Stuurstand
H01188-10
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand
A
van het midden geplaatst.
Afstand boorgaten A 3,5 mm
Het stuur kan in 2 verschillende posities worden gemonteerd. Daardoor is het mogelijk,
het stuur in de aangenaamste positie voor de bestuurder te zetten.
10.17 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
Voorwerk
Stuurbescherming verwijderen.
H01189-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklem demonteren. Stuur verwijderen en opzij leg-
gen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapters
3
verwijderen.
Rubberen bussen
4
positioneren en moeren
5
van onderaf erdoor steken.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten.
Info
De stuuradapters zijn aan één zijde langer en hoger.
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden gelegd.
Stuurklem positioneren.
Schroeven
1
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Stuurklem met schroeven
1
eerst aan de langere, hogere zijde van de stuuradap-
ters tegen elkaar schroeven.
Schroeven
1
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
10 CHASSIS AFSTELLEN 38
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 39
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de bodem.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
0
0
11
402001-10
(Alle SXF-modellen)
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de plug-in standaard
1
in de linkerkant
van de steekas steken.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
401943-10
(XCF US)
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard
1
met de voet tot de
bodem uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de
rubberband worden vastgezet.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
H01182-12
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnenruimte
van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 40
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 40)
S01207-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loop
van de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze ver-
vuiling niet wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de rem-
werking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 110)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 40)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.5 Voorvorkprotector demonteren
S01208-10
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en linker voorvorkprotector verwijderen.
Schroeven
3
verwijderen en rechter voorvorkprotector verwijderen.
11.6 Voorvorkprotector monteren
S01208-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven
1
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven
3
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 41
11.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Voorwiel demonteren. ( pag. 73)
S01209-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en remklauw verwijderen.
Remklauw met remkabel spanningsloos opzijhangen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is gedemonteerd.
S01210-10
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten monteren
H01182-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef
1
van de rechter vorkpoot is naar voren geplaatst.
De klep
A
van de linker vorkpoot is vooruit gericht.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en uitgaande dem-
ping bevinden in de rechter vorkpoot.
S01210-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
S01209-11
Remklauw positioneren. Schroeven
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
5
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 73)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 42
11.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Voorwiel demonteren. ( pag. 73)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 41)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 45)
Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 46)
Stuurbescherming verwijderen.
S01211-10
Hoofdwerk
Houder controlelampje verwijderen.
Kabelhouder
1
links openen en kabelstreng eruit nemen.
Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
S01212-10
O-ring
4
verwijderen. Beschermring
5
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.10 Onderste kroonplaat monteren
102146-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 109)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
1
correct is gepositioneerd.
Beschermingsring
2
en O-ring
3
erop schuiven.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 43
S01213-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
H01182-11
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef
5
van de rechter vorkpoot is naar voren geplaatst.
De klep
A
van de linker vorkpoot is vooruit gericht.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en uitgaande dem-
ping bevinden in de rechter vorkpoot.
S01214-10
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
S01215-10
Schroef
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
S01216-10
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm Loctite
®
243™
S01214-11
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Kabelboom met kabelhouder
9
links vastzetten.
Houder controlelampje monteren.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 44
S01209-12
Remklauw positioneren. Schroeven
bk
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
bl
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Spatbord vooraan monteren. ( pag. 46)
Stuurbescherming monteren.
Startnummerbord monteren. ( pag. 45)
Voorwiel monteren. ( pag. 73)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 44)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en beschadigt componenten.
Corrigeer onjuiste speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden, beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerzittingen
in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij de balhoofdlager.
» Als er een voelbare speling optreedt:
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 44)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 44)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.12 Balhoofdlagerspeling instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Stuurbescherming verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 45
S01217-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
losdraaien.
Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm Loctite
®
243™
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 44)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
Stuurbescherming monteren.
11.13 Balhoofdlager smeren
800010-10
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 42)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 42)
11.14 Startnummerbord demonteren
S01234-10
Schroef
1
verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
11.15 Startnummerbord monteren
S01235-10
Remkabel in de houders
A
aan het startnummerbord positioneren.
Startnummerbord positioneren. Schroef
1
monteren en vastdraaien.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 46
11.16 Spatbord vooraan demonteren
Voorwerk
Startnummerbord demonteren. ( pag. 45)
S01218-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
en
2
verwijderen. Spatbord vooraan verwijderen.
11.17 Spatbord vooraan monteren
S01218-10
Hoofdwerk
Spatbord vooraan positioneren. Schroeven
1
en
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Startnummerbord monteren. ( pag. 45)
11.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
F01022-10
Hoofdwerk
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven
1
met ringen verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen.
Framebescherming links en rechts verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
S01220-10
Schroef
3
verwijderen.
Schroefverbinding
4
verwijderen.
Info
Het wiel iets optillen. Zo kunnen de schroeven gemakkelijker worden verwij-
derd.
S01221-10
Schroeven
5
verwijderen.
Voetremcilinder van de drukstang trekken.
S01222-10
Verbindingsschakel van de ketting verwijderen.
Ketting verwijderen.
S01223-10
Moer
6
verwijderen en achterbrugbout eruit trekken.
Achterbrug naar achteren schuiven en tegen omvallen beveiligen.
F01024-10
Schroef
7
verwijderen.
Schokdemper voorzichtig naar onder toe verwijderen.
11.19 Schokdemper monteren
F01023-10
Hoofdwerk
Schokdemper voorzichtig van beneden af in het voertuig positioneren.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M10 60 Nm Loctite
®
2701™
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
S01227-10
Achterbrug positioneren en achterbrugbouten monteren.
Info
Op de vlakke plaats
A
letten.
Moer
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
S01222-11
Ketting monteren.
Ketting met schakel
3
verbinden.
Voorgeschreven waarde
De gesloten zijde van de kettingslotborging moet in de looprichting wijzen.
S01228-10
Voetremcilinder positioneren.
Drukstang
4
grijpt in de remcilinder.
Info
Op juiste plaatsing van de vuilschraper letten.
Schroeven
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
S01229-10
Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
Schroefverbinding
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M14x1,5 80 Nm
Info
Op de vlakke plaats
B
letten.
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Info
Het wiel iets optillen. Zo kan de schroef gemakkelijker worden gemonteerd.
F01022-11
Framebescherming links en rechts positioneren.
Schroeven
8
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebescherming M5 3 Nm
Schroeven
9
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebescherming M5 3 Nm
Nieuwe kabelbinders monteren.
Nawerk
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 68)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
11.20 Zadel verwijderen
S01230-10
Schroeven
1
verwijderen.
H02218-10
Zadel achter optillen, naar achteren trekken en naar boven toe verwijderen.
11.21 Zadel monteren
H02218-11
Zadel vooraan aan de flensbus van de brandstoftank haken, achteraan neerlaten en
naar voren schuiven.
S01230-10
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.22 Deksel luchtfilterbak demonteren
F01042-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef
1
verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
F01042-11
Deksel van de luchtfilterbak in bereik
A
naar de zijkant toe eraf trekken en naar
voren toe verwijderen.
11.23 Deksel luchtfilterbak monteren
F01042-12
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
vasthaken en in bereik
B
vergrendelen.
F01042-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel luchtfilterbak EJOT PT
®
K60x20-Z
3 Nm
11.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringt stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 49)
F01026-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip
1
losmaken.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 49)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 50)
F01027-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 109)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Het luchtfilter insmeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 109)
Luchtfilterbak reinigen.
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd en goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 51)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 50)
11.26 Luchtfilter monteren
102178-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik
A
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 109)
F01036-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen
1
in bus
B
positioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Bevestigingslip
2
inhaken.
Borgpen
3
wordt door bevestigingslip
2
op zijn plaats gehouden.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kunnen stof en vuil in de
motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 50)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
11.27 Deksel luchtfilterbak vastzetten
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 49)
S00846-10
Hoofdwerk
Bij de markering
A
een gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 50)
11.28 Luchtfilterbak afdichten
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 49)
S00847-10
Hoofdwerk
Luchtfilterbak in gemarkeerd bereik
A
afdichten.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 50)
11.29 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
F01028-10
Veer
1
losmaken.
Veerhaak (50305017000)
Schroeven
2
met ringen verwijderen en einddemper verwijderen.
11.30 Einddemper monteren
F01028-11
Einddemper positioneren.
Schroeven
1
met ringen monteren, maar nog niet vastdraaien.
Veer
2
vasthaken.
Veerhaak (50305017000)
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
11.31 Glasvezelvulling einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 52)
311691-10
Hoofdwerk
Alle schroeven van de einddemper verwijderen.
Eindkap
1
en O-ring
2
verwijderen.
Buitenpijp
3
en O-ring
4
verwijderen.
Glasvezelvulling
5
van de binnenpoot
6
trekken.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controleren of deze bescha-
digd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling
5
op de binnenpijp
6
monteren.
O-ring
4
en buitenpijp
3
over de glasvezelvulling
5
schuiven.
O-ring
2
en eindkap
1
in de buitenpijp
3
steken.
Alle schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven op einddemper M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 52)
11.32 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 49)
S01239-10
Hoofdwerk
(Alle SXF-modellen)
Stekker
1
van brandstofpomp loskoppelen.
Steekverbinding
2
van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Inge-
drongen vuil verstopt het inspuitventiel!
S01240-10
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof stromen.
Wasdopset
3
monteren.
Waskappenset (81212016100)
Slang van de brandstoftankontluchting van de tankdop trekken.
S01242-10
Schroef
4
met rubberbus verwijderen.
S01246-10
(XCF US)
Stekker
1
van brandstofpomp loskoppelen.
Steekverbinding
2
van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Inge-
drongen vuil verstopt het inspuitventiel!
S01247-10
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof stromen.
Wasdopset
3
monteren.
Waskappenset (81212016100)
Slang van de brandstoftankontluchting van de tankdop trekken.
S01248-10
Schroef
4
met rubberbus verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 55
S01241-10
Schroeven
5
met flensbussen verwijderen.
S01245-10
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateurbevestiging trekken en brandstoftank
naar boven toe verwijderen.
11.33 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 60)
S01241-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant van de radiateurbeves-
tiging vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
Slang van de brandstoftankontluchting op de tankdop steken.
Schroeven
1
met flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 56
S01242-11
(Alle SXF-modellen)
Schroef
2
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
S01239-11
Stekker
3
van de brandstofpomp verbinden.
Waskappenset verwijderen. Steekverbinding van de brandstofleiding grondig
reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Inge-
drongen vuil verstopt het inspuitventiel!
Keerring smeren en steekverbinding
4
van de brandstofleiding verbinden.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van het uitlaatsysteem
leggen.
S01248-11
(XCF US)
Schroef
2
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
S01246-11
Stekker
3
van de brandstofpomp verbinden.
Waskappenset verwijderen. Steekverbinding van de brandstofleiding grondig
reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Inge-
drongen vuil verstopt het inspuitventiel!
Keerring smeren en steekverbinding
4
van de brandstofleiding verbinden.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van het uitlaatsysteem
leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 49)
11.34 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 57)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 57
11.35 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 109)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 109)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.36 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en ach-
terwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achter-
wiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
S01243-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trekken en de kettingspan-
ning
A
bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting
1
moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 55… 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 58)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 58
11.37 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en ach-
terwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achter-
wiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Kettingspanning controleren. ( pag. 57)
F00167-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55… 58 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker
en rechter kettingspanner in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkerin-
gen
A
. Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroeven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners
4
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.38 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 59
1 2 3 16 17 18
00
0
BB
0
0
AA
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
10… 15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschil-
lende plekken van de ketting worden herhaald.
Maximale afstand
B
op het langste
stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud, versleten kettingwiel of
ketting-aandrijfwiel.
S01249-01
Glijblok controleren op slijtage.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glij-
blok
M6 6 Nm Loctite
®
243™
S01250-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 60
402421-10
Kettinggeleiding met een schuifmaat op maat
C
controleren.
Minimale dikte
C
van de kettinggelei-
ding
6 mm
» Als de voorgeschreven waarde niet wordt bereikt:
Kettinggeleiding vervangen.
M00049-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.39 Frame controleren
F01029-01
Controleren of het frame scheuren heeft of vervormd is.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking scheuren of vervormingen
heeft:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtinwerking is beschadigd,
altijd vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
11.40 Achterbrug controleren
401520-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen. KTM staat niet toe dat
de achterbrug wordt gerepareerd.
11.41 Gaskabellegging controleren
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 49)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 53)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 61
F01044-10
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van het stuur, boven het
brandstoftanklager, naar het smoorklephuis gelegd zijn. Beide gaskabels moeten
achter de rubberband van de brandstoftankhouder geborgd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 55)
Zadel monteren. ( pag. 49)
11.42 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls en rechts op de handgreep
van de gashendel gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur vastge-
klemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen met de huls of de gas-
buis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
F01035-10
Schroef
1
op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm Loctite
®
243™
De ruit
A
moet naar boven zijn gepositioneerd.
11.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
F00157-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
1
aan de grootte van
de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur te staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 62
11.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en koppelingslei-
dingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
F00158-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 108)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.45 Vloeistof hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 63
F00158-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
F00151-10
(Alle SXF-modellen)
Ontluchtingsspuit
4
met de juiste vloeistof vullen.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 108)
Ontluchtingsspuit
4
met geschikt slangstuk aan de ontluchtingsschroef
5
monteren.
Aan koppelingsactuator de ontluchtingsschroef
5
slechts zover losdraaien,
totdat deze gevuld kan worden.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte
onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
F01043-10
(XCF US)
Ontluchtingsspuit
4
met de juiste vloeistof vullen.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 108)
Ontluchtingsspuit
4
met geschikt slangstuk aan de ontluchtingsschroef
5
monteren.
Aan koppelingsactuator de ontluchtingsschroef
5
slechts zover losdraaien,
totdat deze gevuld kan worden.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte
onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
F00166-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zonder luchtbellen uit de
boring
6
van de koppelingscilinder stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzuigen om over-
stromen te voorkomen.
Ontluchtingsschroef vastdraaien, ontluchtingsspuit met slang verwijderen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
12 REMSYSTEEM 64
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de voorwiel-
rem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
F00153-11
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
A
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 64)
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
Voorwerk
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 64)
F00153-10
Hoofdwerk
Uitgangspositie van de handremhendel met de stelschroef
1
aan de grootte van
de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de remhendel ver-
der van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de remhendel dich-
ter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
A
A
402404-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren op
maat
A
.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
12 REMSYSTEEM 65
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 66)
F00150-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 65)
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
12 REMSYSTEEM 66
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 66)
F00149-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
400379-12
Remvloeistof tot maat
A
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 108)
F00149-10
Deksel
2
met membraan
3
positioneren. Schroeven
1
monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
H01333-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 67)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 67)
12 REMSYSTEEM 67
12.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
F00149-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
F00142-11
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuigers terug te duwen
en erop letten, dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de remzuigers de remklauw
niet tegen de spaken worden geduwd.
Splitpennen
4
verwijderen, bout
5
eruit draaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
12 REMSYSTEEM 68
100397-01
Controleren of het veerplaatje
6
in de remklauw en de glijplaat
7
goed op de
remklauwhouder zitten.
F00154-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bout
5
insteken en veerstekker
4
monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
F00148-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 108)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achter-
wielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402026-10
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 69)
Veer
1
vasthaken.
12 REMSYSTEEM 69
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achter-
wielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
F00147-10
Veer
1
losmaken.
Moer
4
losdraaien en met drukstang
5
terugdraaien totdat de maximale vrije
slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer
2
losdraaien en schroef
3
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
5
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is. Eventueel uitgangspo-
sitie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Drukstang
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Schroef
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Veer
1
vasthaken.
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 70)
F00146-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 70)
12 REMSYSTEEM 70
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 70)
F00144-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 108)
Schroefdop met membraan en O-ring monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
12 REMSYSTEEM 71
M01180-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 71)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 71)
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
F00145-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
12 REMSYSTEEM 72
F00155-10
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuiger terug te duwen
en erop letten, dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de remzuiger de remklauw
niet tegen de spaken wordt geduwd.
Splitpennen
3
verwijderen, bout
4
eruit draaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
S01251-10
Controleren of het veerplaatje
5
in de remklauw en de glijplaat
6
goed op de
remklauwhouder zitten.
Info
De pijl op het veerplaatje wijst in de draairichting van de remschijf.
M01181-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten
4
erin steken en splitpennen
3
monte-
ren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Erop letten dat de ontkoppelingsplaat
7
aan het remplaket aan de zuiger-
zijde gemonteerd is.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
F00144-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering
A
.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 108)
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 WIELEN, BANDEN 73
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
F00142-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers naar achteren
te drukken.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de remzuigers de remklauw
niet tegen de spaken worden geduwd.
F00141-10
Schroef
1
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
2
losdraaien.
Op de schroef
1
drukken om de steekas uit de asopname te schuiven.
Schroef
1
verwijderen.
F00140-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwer-
king.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
H00934-10
Afstandsbussen
3
verwijderen.
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlak
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 109)
Afstandsbussen erin zetten.
13 WIELEN, BANDEN 74
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 109)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
F00141-11
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
F00143-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger naar achteren te
drukken.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de remzuiger de remklauw
niet tegen de spaken wordt geduwd.
Moer
1
verwijderen.
Kettingspanner
2
verwijderen. Steekas
3
alleen zo ver eruit trekken, dat het
achterwiel naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwer-
king.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
H00936-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
13 WIELEN, BANDEN 75
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00937-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
1
en loopvlak
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 109)
Afstandsbussen erin zetten.
F00139-10
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 109)
Achterwiel positioneren en steekas
2
erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
F00137-10
Kettingspanner
3
positioneren. Moer
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
3
tegen de stelschroeven
5
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 57)
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners
3
kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
13 WIELEN, BANDEN 76
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rij-
den in de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen tijdens het rij-
den in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de
banden en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding geken-
merkt. De eerste twee cijfers wijzen op de week van de productie en de laat-
ste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervangen, onafhankelijk
van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13 WIELEN, BANDEN 77
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn gespannen, ontstaat een
zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag
van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en van de spaakdiame-
ter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspan-
ning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
14 ELEKTRONICA 78
14.1 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccu's bevatten schadelijke stoffen.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van accu’s.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Houd een minimale afstand aan tot ontvlambare stoffen, als u accu’s laadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege accu’s niet op, als de minimumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor laden 9 V
Voer accu’s waarvan de minimumspanning werd onderschreden volgens de voorschriften af.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 49)
F00138-10
Hoofdwerk
Minkabel
1
van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
2
naar achteren trekken en pluskabel van de accu loskoppe-
len.
Schroef
3
verwijderen.
Klem
4
naar voren trekken en accu naar boven toe verwijderen.
14.2 Accu monteren
H00386-10
Hoofdwerk
Accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen en met de klem
1
vastzet-
ten.
Accu (HJTZ5S-FP) ( pag. 102)
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Pluskabel
3
met accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Minkabel
4
met accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
De contactringen
A
moeten onder de schroeven
5
en de kabelschoenen
6
met de klauwen naar de accupool worden gemonteerd.
Pluspoolafdekking
7
over pluspool schuiven.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 49)
14 ELEKTRONICA 79
14.3 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccu's bevatten schadelijke stoffen.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van accu’s.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Houd een minimale afstand aan tot ontvlambare stoffen, als u accu’s laadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege accu’s niet op, als de minimumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor laden 9 V
Voer accu’s waarvan de minimumspanning werd onderschreden volgens de voorschriften af.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuAccu's bevatten milieubelastende materialen.
Gooi de accu niet bij het huishoudelijk afval.
Geef de accu's af bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als laadstroom, laadspanning of laadtijd worden overschreden, dan vernielt dit de accu.
Als de accu leeg is gestart, de accu meteen opladen.
Bij langdurige standtijd in ontladen toestand treden diepte-ontlading en capaciteitsverlies op en kan de accu vernield raken.
De accu is onderhoudsvrij.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 49)
Accu demonteren. ( pag. 78)
S00863-10
Hoofdwerk
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
Accu niet opladen.
Accu vervangen en oude accu op de juiste manier bij het afval doen.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
Accu opladen.
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
6 maanden
Info
Deksel
1
nooit verwijderen.
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
14 ELEKTRONICA 80
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu
en dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
De oplaadtijd kan bij lage temperaturen langer zijn.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu loskoppelen.
Nawerk
Accu monteren. ( pag. 78)
Zadel monteren. ( pag. 49)
14.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig gezekerd. Deze bevindt zich in het startrelaishuis onder
het zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 49)
F00161-10
Hoofdwerk
Startrelais
1
uit houder trekken.
F00162-10
Beschermkappen
2
verwijderen.
Defecte hoofdzekering
3
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
4
.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 102)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
heeft als het nodig is.
Beschermkappen erop steken.
Startrelais op de houder steken en kabel leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 49)
15 KOELSYSTEEM 81
15.1 Koelsysteem
F00133-11
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koelmid-
del plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop
2
. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 107)
Radiateurdop monteren.
15 KOELSYSTEEM 82
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 107)
Radiateurdop monteren.
15.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
15 KOELSYSTEEM 83
F00133-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel zetten.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
15.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
F00134-10
Controleren of schroef
1
met het juiste moment is vastgedraaid.
Motorfiets verticaal zetten.
Koelmiddel vullen tot maat
A
over de radiateurlamellen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
boven de radiateurlamellen
10 mm
Koelmiddel 0,95 l Koelvloeistof ( pag. 107)
Radiateurdop monteren.
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 82)
16 MOTOR AFSTELLEN 84
16.1 Gaskabelspeling controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gas-
kabelspeling
A
bepalen.
Gaskabelspeling 3… 5 mm
» Als de gaskabelspeling niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 84)
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
Als de gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de koude-startknop terug in
de uitgangspositie.
» Als de koude-startknop niet in de uitgangspositie terugspringt:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 84)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 84)
16.2 Gaskabelspeling instellen
Info
Als de plaatsing van de gaskabels goed is, hoeft de brandstoftank niet worden gedemonteerd.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 49)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 53)
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 60)
F00164-10
Hoofdwerk
(Alle SXF-modellen)
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Moer
2
losdraaien.
Stelschroef
3
helemaal indraaien.
Moer
4
losdraaien.
Koude-startknop
6
tot aan de aanslag indrukken.
Stelschroef
5
zodanig draaien dat de koude-startknop terug naar de uitgangs-
positie beweegt wanneer de gashendel naar voren wordt gedraaid.
Moer
4
vastdraaien.
Stelschroef
3
zodanig draaien, dat bij de gashendel gaskabelspeling aanwezig
is.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 3… 5 mm
Moer
2
vastdraaien.
Manchet
1
erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
16 MOTOR AFSTELLEN 85
F00163-10
(XCF US)
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Moer
2
losdraaien.
Stelschroef
3
helemaal indraaien.
Moer
4
losdraaien.
Koude-startknop
6
tot aan de aanslag indrukken.
Stelschroef
5
zodanig draaien dat de koude-startknop terug naar de uitgangs-
positie beweegt wanneer de gashendel naar voren wordt gedraaid.
Moer
4
vastdraaien.
Stelschroef
3
zodanig draaien, dat bij de gashendel gaskabelspeling aanwezig
is.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 3… 5 mm
Moer
2
vastdraaien.
Manchet
1
erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 84)
16.3 Eigenschappen van de gasrespons instellen
Info
Op de gashendel kunnen de eigenschappen van de gasrespons door de vervanging van de gaskabelschijf worden veranderd.
Een gaskabelschijf met een andere karakteristiek is inbegrepen.
F00130-10
Hoofdwerk
Manchet
1
terugschuiven.
Schroeven
2
en halve schalen
3
verwijderen.
Gaskabels losmaken en handgreep verwijderen.
102246-10
Gaskabelschijf
4
van de handgreep
5
verwijderen.
Gewenste gaskabelschijf op de handgreep positioneren.
Voorgeschreven waarde
De aanduiding OUTSIDE moet zichtbaar zijn. De markering
A
moet bij de marke-
ring
B
gepositioneerd zijn.
Alternatief 1
Gaskabelschijf grijs (79002014000)
Alternatief 2
Gaskabelschijf zwart (79002014100)
Info
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep langzaam.
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep snel.
De zwarte gaskabelschijf is bij levering gemonteerd.
16 MOTOR AFSTELLEN 86
F00131-10
Stuur aan buitenzijde en handgreep aan binnenzijde reinigen. Handgreep op het
stuur schuiven.
Gaskabels in de gaskabelschijf bevestigen en op hun plaats brengen.
Halve schalen
3
positioneren, schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef gashendel M6 5 Nm
Manchet
1
erop schuiven en gashendel controleren op soepele werking.
Nawerk
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 84)
16.4 Mapping wijzigen
Info
De gewenste motoreigenschap kan via de toets MAP van de combinatieschakelaar worden geactiveerd.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
Bovendien kan via de toets TC in elke Mapping de tractiecontrole worden geactiveerd.
De Mapping kan ook tijdens rijden worden gewijzigd.
H01180-10
STANDARD Mapping activeren:
Toets MAP indrukken tot led 1 brandt.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
STANDARD gecompenseerde respons
H01180-11
ADVANCED Mapping activeren:
Toets MAP indrukken tot led 2 brandt.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
ADVANCED directe respons
16.5 Stationair toerental instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe motor kan bij een te laag stationair toerental plotseling uitvallen.
Stel het stationair toerental op de aangegeven waarde in. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
16 MOTOR AFSTELLEN 87
F01020-10
Motor warmrijden.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de uitgangspositie.
( pag. 15)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Door het verdraaien van de regelschroef stationair toerental
1
het stationaire toe-
rental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 2.250 2.350 1/min
Toerenteller (45129075000)
Info
Draaien tegen de klok in verlaagt het stationaire toerental.
Draaien met de klok mee verhoogt het stationaire toerental.
16.6 Smoorkleppositie programmeren
Info
Als de besturingsunit herkent dat de smoorkleppositie in stationaire stand opnieuw moet worden geprogrammeerd, knippert het
controlelampje storing 2x per seconde.
H02263-10
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Voertuig stationair laten draaien.
Het controlelampje storing knippert niet meer zodra het programmeren is afge-
sloten.
Info
Als de motor te warm wordt, een afkoelrit bij gemiddeld toerental maken.
De motor vervolgens niet uitschakelen, maar stationair verder laten draaien
tot het programmeren afgesloten is.
16.7 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
16 MOTOR AFSTELLEN 88
00
0
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
meten tussen de
bovenkant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 88)
16.8 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
401951-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas steken en de tanden
laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef
1
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 89
17.1 Brandstofzeef vervangen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
F00128-10
(Alle SXF-modellen)
Steekverbinding
1
van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Inge-
drongen vuil verstopt het inspuitventiel!
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof stromen.
Brandstofzeef
2
uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schuiven.
Keerring smeren en steekverbinding van de brandstofleiding verbinden.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewuste-
loosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten
ruimte start of laat draaien.
Motor starten en respons controleren.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 90
F00159-10
(XCF US)
Steekverbinding
1
van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Inge-
drongen vuil verstopt het inspuitventiel!
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof stromen.
Brandstofzeef
2
uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schuiven.
Keerring smeren en steekverbinding van de brandstofleiding verbinden.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewuste-
loosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten
ruimte start of laat draaien.
Motor starten en respons controleren.
17.2 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil kan worden gecontroleerd bij een koude en warme motor.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
F00127-10
Voorwaarde
Motor is koud.
Motoroliepeil controleren.
De motorolie komt tot het midden van het kijkglas
A
.
» Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 93)
Voorwaarde
Motor is warm.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten en dan pas con-
troleren.
De motorolie staat tussen het midden
A
en de bovenkant
B
van het kijk-
glas.
»
Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas
A
komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 93)
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 91
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
F00124-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor zetten.
Olieaftapschroef
1
met magneet en afdichtring verwijderen.
Info
Schroeven
2
niet verwijderen.
F00125-10
Sluitschroef
3
met oliezeef
4
en keerringen verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
F00126-10
Oliezeef
4
met keerringen op een pijpsleutel positioneren.
Pijpsleutel door de boring van de sluitschroef in de tegenoverliggende motorhuis-
helft positioneren.
Oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
F00123-10
Sluitschroef
3
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Olieaftapschroef
1
met magneet en nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 92
F00121-11
Schroeven
5
verwijderen. Oliefilterdeksel met keerring verwijderen.
F00122-10
Oliefilter
6
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
F00121-10
Motorfiets op zijkant leggen en oliefilterhuis ongeveer vullen met motorolie.
Oliefilter met motorolie vullen en oliefilter in het huis positioneren.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie en met oliefilterdeksel
7
mon-
teren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel M6 10 Nm
Motorfiets rechtop zetten.
401955-12
Olievulschroef
8
met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie
vullen.
Motorolie 1,0 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 107)
Alternatieve
motorolie, voor
zwaardere
gebruiksomstan-
digheden en
betere rijprestaties
Motorolie (SAE
10W/60)
(00062010035)
( pag. 107)
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige
slijtage van de motor.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 90)
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 93
17.4 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
0
0
401955-10
Olievulschroef
1
met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen.
Dezelfde motorolie bijvullen, die ook bij de motorolieverversing is gebruikt.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 107)
Alternatief 1
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 107)
Info
Het mengen van verschillende soorten motorolie wordt afgeraden omdat de
motorolie dan niet de volle werking bereikt.
We adviseren de motorolie te verversen als dat nodig is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
18 REINIGING, ONDERHOUD 94
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspui-
ten en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 109)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te
drogen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft
bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen
water kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 57)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 109)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild
reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 109)
19 STALLING 95
19.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerk-
zaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de gara-
ges). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 109)
Brandstof tanken. ( pag. 26)
Motorfiets reinigen. ( pag. 94)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. ( pag. 91)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 81)
Bandenspanning controleren. ( pag. 76)
Accu demonteren. ( pag. 78)
Accu opladen. ( pag. 79)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu zonder directe
blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt,
omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de
ventielen en uitlaat gaan roesten.
19 STALLING 96
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Accu monteren. ( pag. 78)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren. ( pag. 22)
Proefrit maken.
20 FOUTEN OPSPOREN 97
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken van de
e-startknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 22)
Accu leeg Accu opladen. ( pag. 79)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Statorwikkeling van dynamo controleren.
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 80)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstofleiding verbin-
den.
Brandstofzeef in brandstofslang-
verbinding verstopt
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 89)
Stationaire toerental verkeerd inge-
steld
Stationair toerental instellen. ( pag. 86)
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,8 mm
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Kabelboom controleren. (visuele controle)
Elektrisch systeem controleren.
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor start niet Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
( pag. 51)
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstoffilter vervangen.
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem beschadigd
is.
Glasvezelvulling van einddemper vervangen.
( pag. 53)
Te weinig klepspeling Klepspeling instellen.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 26)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 82)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem Koelmiddel aftappen. ( pag. 82)
Koelmiddel vullen. ( pag. 83)
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Controlelampje storing brandt resp.
knippert
Fout in het brandstofinspuitsysteem Kabels op beschadiging en de elektrische
steekverbindingen op roestvorming en
beschadiging controleren.
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien
nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 90)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeef reinigen. ( pag. 91)
Zuigers of cilinders versleten Zuiger/cilinder - inbouwspeling bepalen.
20 FOUTEN OPSPOREN 98
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Accu leeg Accu wordt niet geladen Laadspanning controleren.
Statorwikkeling van dynamo controleren.
Ongewenste stroomverbruiker Ruststroom controleren.
21 TECHNISCHE GEGEVENS 99
21.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 249,91 cm³
Slag 52,3 mm
Boring 78 mm
Compressie 14,4:1
Stationair toerental 2.250… 2.350 1/min
Distributie DOHC, 4 kleppen aangestuurd met nokvolger, aandrijving met
distributieketting
Klepdiameter inlaat 32,5 mm
Klepdiameter uitlaat 26,5 mm
Klepspeling
Inlaat bij: 20 °C 0,10… 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,13… 0,18 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigerboutlager Lagerbus
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 Eaton-pompen
Primaire overbrenging 24:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnelling (Alle SXF-modellen) 5 versnellingen met klauwschakeling
Versnelling (XCF US) 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding (Alle SXF-modellen)
1e versnelling 13:32
2e versnelling 16:32
3e versnelling 17:28
4e versnelling 19:26
5e versnelling 21:25
Overbrengingsverhouding (XCF US)
1e versnelling 13:32
2e versnelling 16:30
3e versnelling 16:24
4e versnelling 23:28
5e versnelling 23:23
6e versnelling 26:20
Dynamo 12 V, 70 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LMAR9AI-8
Elektrodenafstand bougie 0,8 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koelmiddel door
waterpomp
Starthulp E-starter
21 TECHNISCHE GEGEVENS 100
21.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar voor balansassmering M4 2 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor dynamokoeling M4 2 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaars naar drijfstangla-
gersmering controleren
M4 2 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaars voor koppelingsmering M4 2 Nm Loctite
®
243™
Schroef olievernevelaar voor zuigerkoe-
ling
M4 2 Nm Loctite
®
243™
Sproeier luchttoevoer krukhuis M4 2 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor nokvolgersmering M5 3 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef lagerbout oliepomptussenwiel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef oliepompdeksel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef stator M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingssensor M5 5 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef oliekanaal in dynamodek-
sel
M5 2 Nm Loctite
®
243™
Moer cilinderkop M6 10 Nm Geolied met motorolie
Moer waterpompwiel M6 6 Nm Loctite
®
243™
Penschroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef distributiekettinggeleider M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef klepdeksel M6 8 Nm
Schroef koppelingscilinder M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef oliefilterdeksel M6 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef uitvalbeveiliging distributieket-
ting
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M7x1 14 Nm Geolied met motorolie
Schroef geleider distributieketting-
spanner
M8 15 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef krukasbevestiging M8 10 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Bougie M10x1 10… 12 Nm
Schroef ontgrendeling voor distributie-
kettingspanner
M10x1 8 Nm
Schroef rotor M10x1 70 Nm Schroefdraad met motorolie
ingesmeerd / conus ingevet
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 10 Nm
Sluitschroef oliekanaal M10x1 15 Nm Loctite
®
243™
21 TECHNISCHE GEGEVENS 101
Moer cilinderkop M10x1,25 Draaivolgorde:
Diagonaal vastschroeven.
1e aanhaalniveau
10 Nm
2e aanhaalniveau
30 Nm
3e aanhaalniveau
50 Nm
Schroefdraad met motorolie
gesmeerd / ring ingevet
Tapeind cilinderkop M10x1,25 20 Nm Loctite
®
243™
Temperatuursensor-koelmiddel M10x1,25 12 Nm
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Olieaftapschroef M14x1,5 15 Nm
Moer koppelingmeenemer M18x1,5 100 Nm Loctite
®
243™
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 100 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Schroef dynamodeksel M24x1,5 18 Nm
Sluitschroef distributiekettingspanner M24x1,5 40 Nm
21.3 Vulhoeveelheden
21.3.1 Motorolie
Motorolie 1,0 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 107)
Alternatieve motorolie, voor
zwaardere gebruiksomstandig-
heden en betere rijprestaties
Motorolie (SAE 10W/60)
(00062010035)
( pag. 107)
21.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,95 l Koelvloeistof ( pag. 107)
21.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca.
(Alle SXF-modellen)
7 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 107)
Brandstoftankvolume totaal ca.
(XCF US)
8,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 107)
Brandstofreserve ca. (XCF US) 1,5 l
21.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down AER 48
Veerweg
voor 310 mm
achter 300 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper WP Performance Systems 5018 DCC Link
Remsysteem Schijfremmen, remklauwen vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
21 TECHNISCHE GEGEVENS 102
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging (Alle SXF-modellen) 14:51
Secundaire overbrenging (XCF US) 13:50
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 48, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,9°
Wielstand 1.485±10 mm
Zadelhoogte onbelast 960 mm
Los van de bodem, onbelast 370 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (Alle SXF-modellen) 98,2 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (XCF US) 99,2 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
21.5 Elektronica
Accu HJTZ5S-FP Lithium-ionaccu
Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 2,0 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 58011109110 10 A
Storing-controlelampje LED
Overige controlelampjes (XCF US) W2,3W / sokkel W2x4,6d 12 V
2,3 W
21.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(Alle SXF-modellen) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX3S F
110/90 - 19 62M TT
Dunlop GEOMAX MX3S
(XCF US) 90/90 - 21 54M TT
Dunlop GEOMAX AT81F
110/100 - 18 64M TT
Dunlop GEOMAX AT81
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
21.7 Voorvork
21.7.1 SXF EU
Artikelnummer voorvork 34.18.8R.05
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down AER 48
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Luchtdruk 10,6 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk
rechts
220
+40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 108)
Hoeveelheid olie buitenwerk
links
220
+40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 108)
21 TECHNISCHE GEGEVENS 103
Oliehoeveelheid cartridge
rechts
380 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 108)
Vethoeveelheid cartridge links 11 ml Multipurpose-vet (00062010051) ( pag. 109)
21.7.2 SXF US
Artikelnummer voorvork 34.18.8R.55
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down AER 48
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Luchtdruk 10,6 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk
rechts
200
+40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 108)
Hoeveelheid olie buitenwerk
links
200
+40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 108)
Oliehoeveelheid cartridge
rechts
380 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 108)
Vethoeveelheid cartridge links 11 ml Multipurpose-vet (00062010051) ( pag. 109)
21.7.3 XCF US
Artikelnummer voorvork 34.18.8R.75
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down AER 48
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Luchtdruk 9,6 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk
rechts
200
+40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 108)
Hoeveelheid olie buitenwerk
links
200
+40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 108)
Oliehoeveelheid cartridge
rechts
380 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 108)
Vethoeveelheid cartridge links 11 ml Multipurpose-vet (00062010051) ( pag. 109)
21 TECHNISCHE GEGEVENS 104
21.8 Schokdemper
21.8.1 SXF EU
Artikelnummer schokdemper 18.18.7R.05
Schokdemper WP Performance Systems 5018 DCC Link
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 10 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 45 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 477 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1) ( pag. 108)
21.8.2 SXF US
Artikelnummer schokdemper 18.18.7R.55
Schokdemper WP Performance Systems 5018 DCC Link
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 6 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 45 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
21 TECHNISCHE GEGEVENS 105
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 477 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1) ( pag. 108)
21.8.3 XCF US
Artikelnummer schokdemper 18.18.7R.75
Schokdemper WP Performance Systems 5018 DCC Link
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 10 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 45 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 477 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1) ( pag. 108)
21.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef combinatieschakelaar EJOT PT
®
K50x18 3 Nm
Schroef deksel luchtfilterbak EJOT PT
®
K60x20-Z 3 Nm
Schroef drukregelaar EJOT PT
®
K60x25Z 3 Nm
Schroef temperatuursensor inlaatlucht EJOT DELTA PT
®
45x12Z 1 Nm
Schroefverbinding elektrische start-
knop
M3 1 Nm
Schroefverbinding stopknop M3 1 Nm
Schroef bedrijfsurenteller M4 1 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm Loctite
®
243™
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Overige moeren chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef framebescherming M5 3 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Moer kabels aan startmotor M6 4 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
21 TECHNISCHE GEGEVENS 106
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang aan
voetremcilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm Loctite
®
243™
Brandstofaansluiting op brandstoftank M8 10 Nm
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bochtstuk op cilinderkopsteun M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef framearm M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Schroef motorsteunen M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardbevestiging
(XCF US)
M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Motordraagschroef M10 60 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Moer brandstofpomp M12 15 Nm
Moer frame aan verbindingshendel M14x1,5 80 Nm
Moer haakse hendel aan achterbrug M14x1,5 80 Nm
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M14x1,5 80 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M20x1,5 12 Nm Loctite
®
243™
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
22 GEBRUIKSSTOFFEN 107
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelvloeistof
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardige, silicaatvrije koelvloeistof met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaardige en onge-
schikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen alleen door koelvloei-
stof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de koelvloeistof ver-
dund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (verdraagbaar-
heid) met andere koelmiddelen in acht.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 111)
SAE ( pag. 111) (SAE 10W/60)
KTM LC4 2007+
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 111)
SAE ( pag. 111) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
22 GEBRUIKSSTOFFEN 108
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de juiste eigen-
schappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 111) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 111) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
23 HULPSTOFFEN 109
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Multipurpose-vet (00062010051)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication
®
CENTOPLEX 2 EP
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
23 HULPSTOFFEN 110
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
24 NORMEN 111
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de norm
JASO T903 MA.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij
hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO MA voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
25 LIJST MET VAKBEGRIPPEN 112
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat emissie- en veiligheidsgerelateerde waarden
bewaakt
26 LIJST MET AFKORTINGEN 113
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
27 LIJST MET SYMBOLEN 114
27.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen. Actieve rijhulpen
worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De OBD heeft een emissie- of veiligheidskritieke fout geconsta-
teerd.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
INDEX 115
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
startvermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Balhoofdlagerspeling
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 29
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Bedrijfsurenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Brandstofzeef
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
E
Eigenschappen van de gasrespons
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97-98
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
I
Inbedrijfname
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . . . . . . . . 18
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling . . . . 22
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
antivries en koelmiddelpeil controleren . . . . . . . . . . . . 81
peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . 62
INDEX 116
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Koude-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
L
LaunchControl
activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Luchtvering AER 48 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
M
Mapping
wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Oliezeef
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
R
Regelschroef stationair toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
ingaande demping high speed instellen . . . . . . . . . . . . 30
ingaande demping low speed instellen . . . . . . . . . . . . . 30
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27-28
Smoorkleppositie
programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Spatbord vooraan
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen . . . 19
Stationair toerental
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
INDEX 117
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Tractiecontrole
activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 101
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83, 101
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92, 101
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
*3213638nl*
3213638nl
03/2017
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120

KTM 250 XC-F 2018 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor