KTM 450 XC-F US 2020 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2020
450 SXF
450 XC-F
Artikelnr. 3214005nl
BESTE KTM KLANT,
*3214005nl*
3214005nl
04/2019
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 14)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2019 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
450 SXF EU (F8401T5)
450 SXF US (F8475T5)
450 XCF US (F8475T0)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 5
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 5
1.2 Gebruikte formatering......................... 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 6
2.2 Onjuist gebruik .................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen...................... 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 7
2.6 Veilig gebruik .................................... 7
2.7 Beschermende kleding ....................... 8
2.8 Werkinstructies.................................. 8
2.9 Milieu............................................... 8
2.10 Bedieningshandleiding ....................... 9
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 10
3.1 Garantie.......................................... 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 10
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 10
3.4 Service ........................................... 10
3.5 Afbeeldingen ................................... 10
3.6 Klantenservice................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 13
5 SERIENUMMERS........................................ 14
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 14
5.2 Typeplaatje ..................................... 14
5.3 Motornummer.................................. 14
5.4 Artikelnummer voorvork .................... 14
5.5 Artikelnummer schokdemper............. 15
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 16
6.1 Koppelingshendel ............................ 16
6.2 Remhendel...................................... 16
6.3 Gashendel....................................... 16
6.4 Stopknop ........................................ 16
6.5 E-startknop ..................................... 17
6.6 Combinatieschakelaar....................... 17
6.7 Overzicht controlelampjes................. 17
6.8 Bedrijfsurenteller ............................. 18
6.9 Tankdop openen .............................. 18
6.10 Tankdop sluiten ............................... 19
6.11 Koude-startknop .............................. 20
6.12 Regelschroef stationair toerental........ 21
6.13 Versnellingshendel ........................... 21
6.14 Rempedaal...................................... 22
6.15 Plug-in-standaard (Alle
SXF-modellen)................................ 22
6.16 Zijstandaard (XCF US)..................... 22
7 INBEDRIJFSTELLING.................................. 23
7.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 23
7.2 Motor inrijden.................................. 24
7.3 Startvermogen van lithium-ion-
accu's bij lage temperaturen ............. 25
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden .................. 25
7.5 Voertuig voor rijden op droog zand
voorbereiden.................................... 25
7.6 Voertuig voor rijden op nat zand
voorbereiden.................................... 26
7.7 Voertuig voor rijden op nat en
modderig circuit voorbereiden ........... 27
7.8 Voertuig voor hoge temperaturen of
langzaam rijden voorbereiden............ 27
7.9 Voertuig voor lage temperaturen of
sneeuw voorbereiden ........................ 27
8 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 28
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 28
8.2 Voertuig starten ............................... 28
8.3 LaunchControl activeren .................. 29
8.4 Tractiecontrole activeren................... 30
8.5 Beginnen met rijden......................... 30
8.6 Schakelen, rijden ............................. 31
8.7 Afremmen ....................................... 31
8.8 Stoppen, parkeren............................ 32
8.9 Transporteren .................................. 32
8.10 Brandstof tanken ............................. 33
9 SERVICESCHEMA....................................... 35
9.1 Extra informatie ............................... 35
9.2 Verplichte werkzaamheden................ 35
9.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 36
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 38
10.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 38
10.2 Luchtvering XACT 5548 ................... 38
10.3 Ingaande demping schokdemper ....... 39
10.4 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen...................... 39
10.5 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen...................... 40
10.6 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 41
10.7 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................... 41
10.8 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 42
10.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren...................................... 43
INHOUDSOPGAVE
3
10.10 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 43
10.11 Dynamische veerweg instellen ....... 44
10.12 Basisinstelling voorvork controleren ... 45
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen ............... 46
10.14 Ingaande demping voorvork
instellen.......................................... 47
10.15 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 48
10.16 Stuurstand ...................................... 49
10.17 Stuurstand instellen ..................... 49
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 51
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 51
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 51
11.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 52
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 52
11.5 Voorvorkprotector demonteren ........... 53
11.6 Voorvorkprotector monteren............... 53
11.7 Vorkpoten demonteren .................. 53
11.8 Vorkpoten monteren ...................... 54
11.9 Onderste kroonplaat demonteren .... 55
11.10 Onderste kroonplaat monteren ....... 56
11.11 Speling balhoofdlager controleren...... 58
11.12 Speling balhoofdlager instellen ...... 58
11.13 Balhoofdlager smeren ................... 59
11.14 Startnummerbord demonteren........... 59
11.15 Startnummerbord monteren .............. 60
11.16 Spatbord voor demonteren ................ 60
11.17 Spatbord voor monteren.................... 61
11.18 Schokdemper demonteren ............. 61
11.19 Schokdemper monteren ................ 62
11.20 Zadel verwijderen............................. 64
11.21 Zadel monteren................................ 65
11.22 Deksel luchtfilterbak demonteren ...... 65
11.23 Deksel luchtfilterbak monteren.......... 66
11.24 Luchtfilter demonteren ................. 66
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen ....................................... 67
11.26 Luchtfilter monteren ..................... 68
11.27 Luchtfilterbak-deksel op borging
voorbereiden ................................ 68
11.28 Einddemper demonteren................... 69
11.29 Einddemper monteren ...................... 69
11.30 Glasvezelvulling van einddemper
vervangen .................................... 69
11.31 Brandstoftank demonteren ............ 70
11.32 Brandstoftank monteren ................ 72
11.33 Kettingvervuiling controleren............. 74
11.34 Ketting reinigen ............................... 74
11.35 Kettingspanning controleren ............. 75
11.36 Kettingspanning instellen ................. 76
11.37 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 77
11.38 Frame controleren ........................ 79
11.39 Achterbrug controleren .................. 79
11.40 Gaskabelplaatsing controleren........... 79
11.41 Rubberen stuurcovers controleren...... 80
11.42 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 81
11.43 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren....................... 81
11.44 Vloeistof van de hydraulische
koppeling verversen ...................... 82
12 REMSYSTEEM............................................ 85
12.1 Vrije slag remhendel controleren........ 85
12.2 Uitgangspositie van de
handremhendel instellen .................. 85
12.3 Remschijven controleren................... 85
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 86
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 87
12.6 Remplaketten van de voorwielrem
controleren...................................... 88
12.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................... 88
12.8 Vrije slag rempedaal controleren........ 91
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 91
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren...................................... 92
12.11 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen ...................................... 92
12.12 Remplaketten van de achterwielrem
controleren...................................... 94
12.13 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen .................................... 94
13 WIELEN, BANDEN ...................................... 97
13.1 Voorwiel demonteren .................... 97
13.2 Voorwiel monteren ........................ 98
13.3 Achterwiel demonteren ................. 98
13.4 Achterwiel monteren ..................... 99
13.5 Bandentoestand controleren............ 101
13.6 Bandenspanning controleren........... 101
13.7 Spaakspanning controleren ............. 102
14 ELEKTRONICA.......................................... 103
14.1 12V-accu demonteren ................. 103
14.2 12V-accu monteren .................... 103
14.3 12V-accu laden .......................... 104
14.4 Hoofdzekering vervangen ................ 105
15 KOELSYSTEEM......................................... 107
15.1 Koelsysteem .................................. 107
15.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 107
15.3 Koelmiddelpeil controleren ............. 108
INHOUDSOPGAVE
4
15.4 Koelmiddel aftappen .................. 108
15.5 Koelmiddel vullen ...................... 109
15.6 Koelmiddel verversen ..................... 110
16 MOTOR AFSTELLEN ................................. 111
16.1 Speling gaskabel controleren........... 111
16.2 Speling gaskabel instellen ........... 111
16.3 Eigenschappen van de gasrespons
instellen .................................... 113
16.4 Mapping wijzigen ........................... 114
16.5 Stationair toerental instellen ........ 114
16.6 Smoorkleppositie programmeren...... 115
16.7 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 116
16.8 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 116
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 118
17.1 Brandstofzeef vervangen ............. 118
17.2 Motoroliepeil controleren ................ 120
17.3 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 120
17.4 Motorolie bijvullen ......................... 123
18 REINIGING, ONDERHOUD......................... 124
18.1 Motorfiets reinigen ......................... 124
19 STALLING ................................................ 126
19.1 Stalling......................................... 126
19.2 Inbedrijfname na stalling ................ 127
20 FOUTEN OPSPOREN................................. 128
21 KNIPPERCODE ......................................... 130
22 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 132
22.1 Motor............................................ 132
22.2 Aanhaalmomenten motor ................ 133
22.3 Vulhoeveelheden............................ 134
22.3.1 Motorolie .................................. 134
22.3.2 Koelmiddel ............................... 134
22.3.3 Brandstof.................................. 134
22.4 Chassis ......................................... 135
22.5 Elektronica.................................... 135
22.6 Banden......................................... 136
22.7 Voorvork........................................ 136
22.7.1 SXF EU.................................... 136
22.7.2 SXF US.................................... 136
22.7.3 XCF US.................................... 137
22.8 Schokdemper ................................ 137
22.8.1 SXF EU.................................... 137
22.8.2 SXF US.................................... 138
22.8.3 XCF US.................................... 139
22.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 139
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 142
24 HULPSTOFFEN......................................... 144
25 NORMEN ................................................. 146
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 147
27 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 148
28 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 149
28.1 Gele of oranje pictogrammen........... 149
INDEX ............................................................. 150
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(Alle SXF-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan.
Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
(XCF US)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan.
Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen die de veiligheid beperken onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo
komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op garantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller ver-
slijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te contro-
leren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
11
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
F01516-10
1
Remhendel ( pag. 16)
2
Koppelingshendel ( pag. 16)
3
Tankdop
4
Deksel luchtfilterbak
5
Plug-in-standaard ( pag. 22) (Alle SXF-modellen)
6
Koude-startknop ( pag. 20)
7
Motornummer ( pag. 14)
8
Versnellingshendel ( pag. 21)
AFBEELDING VOERTUIG 4
13
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
F01517-10
1
Schokdemperinstelling ingaande demping
2
Combinatieschakelaar ( pag. 17)
3
Stopknop ( pag. 16)
4
E-startknop ( pag. 17)
5
Gashendel ( pag. 16)
6
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14)
6
Typeplaatje ( pag. 14)
7
Artikelnummer voorvork ( pag. 14)
8
Regelschroef stationair toerental ( pag. 21)
9
Rempedaal ( pag. 22)
bk
Kijkglas motorolie
bl
Schokdemperinstelling uitgaande demping
bm
Artikelnummer schokdemper ( pag. 15)
5 SERIENUMMERS
14
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer
1
is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje
1
is aan de voorzijde van het balhoofd aange-
bracht.
5.3 Motornummer
H00940-10
Het motornummer
1
is aan de linkerkant van de motor gegra-
veerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenkant van
de asopname gegraveerd.
SERIENUMMERS 5
15
5.5 Artikelnummer schokdemper
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste
deel van de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe
gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.1 Koppelingshendel
S01192-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerzijde van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
S01193-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
S01193-11
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.4 Stopknop
S01194-10
De stopknop
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in de uitgangspositie In deze stand is het ont-
stekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een
stilstaande motor schakelt niet in.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.5 E-startknop
S01195-10
De e-startknop
1
is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
E-startknop in de uitgangspositie
E-startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor
geactiveerd.
6.6 Combinatieschakelaar
H02887-01
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
1 STANDARD Bij brandende led 1 is
STANDARD Mapping geactiveerd.
1TC STANDARD met TC Bij brandende leds 1 en TC is
STANDARD Mapping met de tractiecontrole geacti-
veerd.
2 ADVANCED Bij brandende led 2 is ADVANCED Map-
ping geactiveerd.
2TC ADVANCED met TC Bij brandende leds 2 en TC is
ADVANCED Mapping met de tractiecontrole geacti-
veerd.
Met de knop MAP van de combinatieschakelaar kan de motorka-
rakteristiek worden gewijzigd.
Bovendien kunnen via de combinatieschakelaar de Launch-Control
en de tractiecontrole worden geactiveerd.
6.7 Overzicht controlelampjes
F01577-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De
OBD heeft een fout in de voertuigelektronica gecon-
stateerd.
Controlelampje storing knippert snel oranje De
LaunchControl is geactiveerd.
(XCF US)
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje
Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.8 Bedrijfsurenteller
F01571-10
De bedrijfsurenteller
1
is voor het stuur aangebracht.
Hij geeft het totale aantal bedrijfsuren van de motor aan.
De bedrijfsurenteller begint te tellen als de motor wordt gestart en
hij stopt als de motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op de bedrijfsurenteller kan niets worden gewist of inge-
steld.
6.9 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
F01518-10
(Alle SXF-modellen)
Tankdop
1
tegen de klok in draaien en naar boven toe
verwijderen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
F01557-10
(XCF US)
Ontgrendelknop
1
indrukken, tankdop tegen de klok in
draaien en naar boven toe verwijderen.
6.10 Tankdop sluiten
F01519-10
(Alle SXF-modellen)
Tankdop
1
plaatsen en met de klok mee draaien tot de
brandstoftank goed gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
2
zonder
knikken leggen.
F01556-10
(XCF US)
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien tot de ont-
grendelknop
1
vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
2
zonder
knikken leggen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
6.11 Koude-startknop
F01520-10
(Alle SXF-modellen)
De koude-startknop
1
is onder aan het smoorklephuis aange-
bracht.
F01558-10
(XCF US)
De koude-startknop
1
is onder aan het smoorklephuis aange-
bracht.
Bij koude motor en lage omgevingstemperatuur verlengt de elek-
tronische brandstofinspuiting de inspuittijd. Om de grotere hoe-
veelheid brandstof te verbranden, wordt er extra zuurstof aan de
motor toegevoerd door het uittrekken van de koude-startknop.
Als kort gas wordt gegeven en de gashendel dan wordt losgela-
ten of de gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de koude-
startknop terug in de uitgangspositie.
Info
Controleer of de koude-startknop is teruggekeerd naar de
uitgangspositie.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is tot de aan-
slag ingedrukt.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de
uitgangspositie.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
6.12 Regelschroef stationair toerental
F01521-10
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiel stationair toerental en de response bij
het gas geven.
Een motor met een correct ingesteld stationair toerental start mak-
kelijker dan een motor met een verkeerd ingesteld stationair toe-
rental.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toe-
rental
1
afgesteld.
Als de regelschroef stationair toerental met de klok mee wordt
gedraaid, wordt het stationaire toerental hoger.
Als de regelschroef stationair toerental tegen de klok in wordt
gedraaid, wordt het stationaire toerental lager.
6.13 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
401950-14
(SXF EU)
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en
2e versnelling.
401950-13
(SXF US, XCF US)
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en
2e versnelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
22
6.14 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.15 Plug-in-standaard (Alle SXF-modellen)
H02629-10
De opname voor de plug-in-standaard
1
is de linkerzijde van de
steekas.
De plug-in-standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de
motorfiets.
Bij het transporteren van de motorfiets wordt de plug-in-standaard
als vorkblokkering gebruikt.
Info
De plug-in-standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
Aan de opnamen van de plug-in-standaard kan gereed-
schap worden bevestigd.
6.16 Zijstandaard (XCF US)
401943-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard
1
worden opge-
klapt en met de rubberband
2
zijn vastgezet.
INBEDRIJFSTELLING 7
23
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Controleren of de werkzaamheden van de controle voor de verkoop zijn uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voor de eerste rit de gehele bedieningshandleiding doorlezen.
Met de bedieningselementen vertrouwd maken.
7 INBEDRIJFSTELLING
24
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 81)
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 85)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 91)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 116)
Eerst op een hiervoor geschikt terrein wennen aan het rijgedrag van de motorfiets voordat u een veeleisende
tocht onderneemt.
Info
Dit voertuig is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar
te assisteren.
Ook eens zo langzaam mogelijk proberen te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Geen ritten maken die te moeilijk voor u zijn.
Het stuur tijdens het rijden met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
(Alle SXF-modellen)
Geen bagage meenemen.
(XCF US)
Wanneer bagage wordt meegenomen, moet deze zo veel mogelijk in het midden van het voertuig veilig
worden vastgezet en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Motor inrijden. ( pag. 24)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren 75 %
Vol gas geven vermijden!
INBEDRIJFSTELLING 7
25
7.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben
een lage zelfontlading en bij temperaturen boven 15 °C (60 °F)
meer startvermogen. Het startvermogen van lithium-ion-accu's
neemt bij lage temperaturen meer af dan dat van dan loodaccu's.
Er kunnen verschillende startpogingen nodig zijn. Daartoe 5
seconden de elektrische startknop indrukken en tussendoor 30
seconden wachten. De onderbrekingen zijn noodzakelijk opdat de
ontstane warmte zich kan verdelen over de lithium-ion-accu en de
12V-accu niet beschadigd raakt.
Wanneer de opgeladen lithium-ion-accu bij temperaturen onder
de 15 °C (60 °F) de starter niet of nauwelijks doortrekt, is hij niet
defect, maar moet hij inwendig worden opgewarmd om het start-
vermogen (stroomafgifte) te verhogen.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of mod-
derig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten dui-
delijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 67)
Info
Luchtfilter ca. om de 30 minuten controleren.
Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden. ( pag. 68)
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 25)
Rijden op nat zand. ( pag. 26)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 27)
Rijden bij hoge temperaturen of langzaam rijden. ( pag. 27)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 27)
7.5 Voertuig voor rijden op droog zand voorbereiden
102136-01
Luchtfilter-stofbescherming monteren.
Luchtfilter-stofbescherming (79006920000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
7 INBEDRIJFSTELLING
26
102138-01
Luchtfilter-zandbescherming monteren.
Luchtfilter-zandbescherming (79006922000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 145)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.6 Voertuig voor rijden op nat zand voorbereiden
102137-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 145)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
INBEDRIJFSTELLING 7
27
7.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig circuit voorbereiden
102137-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 124)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.8 Voertuig voor hoge temperaturen of langzaam rijden voorbereiden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet als de koppeling wegens
een te lange secundaire overbrenging vaak moet worden
bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 108)
7.9 Voertuig voor lage temperaturen of sneeuw voorbereiden
102137-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES
28
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 120)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 86)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 92)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 88)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 94)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 108)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 74)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 77)
Kettingspanning controleren. ( pag. 75)
Bandentoestand controleren. ( pag. 101)
Bandenspanning controleren. ( pag. 101)
Spaakspanning controleren. ( pag. 102)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 52)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 52)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 8
29
H02629-10
(Alle SXF-modellen)
Plug-in-standaard
1
verwijderen.
401944-10
(XCF US)
Motorfiets van de zijstandaard
1
nemen en zijstandaard
met de rubberband
2
borgen.
Versnelling in stationair schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
400733-01
E-starterknop indrukken.
Info
E-startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de
volgende startpoging 30 seconden wachten.
Bij temperaturen onder 15 °C (60 °F) kunnen er ver-
schillende startpogingen nodig zijn om de lithium-ion-
accu op te warmen, waardoor het startvermogen wordt
verhoogd.
Tijdens het starten brandt het controlelampje storing.
8.3 LaunchControl activeren
Info
De Launch-Control ondersteunt de bestuurder bij de start van een race om optimaal op te trekken. Hier-
voor wordt het maximale toerental van de motor bij vol geopende smoorklep (vol gas) verlaagd en na de
start geleidelijk vrijgegeven tot aan het maximale toerental. De koppeling moet net zo nauwkeurig worden
gedoseerd als zonder actieve Launch-Control.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
De motor draait in stationair toerental.
De versnelling staat in stationair.
8 RIJ-INSTRUCTIES
30
H02884-01
Toetsen MAP en TC gelijktijdig ingedrukt houden.
Het controlelampje storing knippert snel oranje.
Info
Enkele seconden na de start wordt de Launch-Control
automatisch gedeactiveerd.
De Launch-Control wordt ook in de volgende gevallen
gedeactiveerd (controlelampje storing knippert niet
meer): na vol gas is de smoorklep meer dan 1/3 van
de gehele weg gesloten en/of binnen 3 minuten is de
motor niet gestart.
Om de Launch-Control opnieuw te activeren, moet de
motor om veiligheidsredenen minstens 10 seconden
uitgeschakeld zijn geweest. Dit geldt zowel met als zon-
der uitgevoerde start.
Als de motor al enige tijd heeft gelopen, moet de
motor eerst opnieuw worden gestart voordat de
Launch-Control kan worden geactiveerd.
8.4 Tractiecontrole activeren
Info
De tractiecontrole reduceert overmatige slip van het achterwiel voor meer controle en tractie, vooral bij
natte omstandigheden.
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, kan het achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
een lage hechting doordraaien.
De tractiecontrole kan ook tijdens het rijden worden in- en uitgeschakeld.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
H02885-01
Toets TC indrukken om de tractiecontrole in of uit te schake-
len.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental 4.000 1/min
De TC-led brandt als de tractiecontrole geactiveerd is.
8.5 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig
voorzichtig gas geven.
RIJ-INSTRUCTIES 8
31
8.6 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen op veilige wijze stoppen, de motor uitzetten
en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kunt u naar een hogere versnelling schakelen.
Daarvoor gas loslaten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppe-
lingshendel vrijgeven en gas geven.
Als u bij het starten de koude-startknop heeft bediend, kort gas geven en de gashendel loslaten of de gashen-
del naar voren draaien.
De koude-startknop keert terug in de uitgangspositie.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas
terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks,
maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment aankan - het abrupt opentrekken van de gashendel ver-
hoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijge-
ven en gas geven resp. nog een keer schakelen.
Motor uitschakelen bij langdurig stationair toerental of bij stilstand.
Voorgeschreven waarde
1 min
Regelmatig of langdurig slepen van de koppeling vermijden. Daardoor verhit de motorolie, de motor en het
koelsysteem.
Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en slepende koppeling.
8.7 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Op een zandige, regennatte of gladde ondergrond zo veel mogelijk de achterwielrem gebruiken.
8 RIJ-INSTRUCTIES
32
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Hiervoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en raakt het
remsysteem niet oververhit.
8.8 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.9 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
RIJ-INSTRUCTIES 8
33
H02628-01
(Alle SXF-modellen)
Motor uitzetten.
Pluginstandaard aan de vorkpoten monteren.
Plug-in-standaard (79029094000)
Info
De pluginstandaard maakt deel uit van de leve-
ring.
Zorg ervoor dat de remkabel voor de
plug-in-standaard verloopt en niet klemt.
401475-01
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevesti-
gingsmiddelen borgen tegen omvallen en wegrollen.
Info
Spanriemen samentrekken tot plug-in-standaard
stevig tegen het spatbord en de banden ligt.
Op uitlijning van de plug-in-standaard ten opzichte
van de spatbordonderzijde letten.
(XCF US)
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevesti-
gingsmiddelen borgen tegen omvallen en wegrollen.
8.10 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
8 RIJ-INSTRUCTIES
34
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 18)
401522-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
35 mm
Brandstoftankvolume totaal ca. (Alle SXF-modellen)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 142)
7 l
Brandstoftankvolume totaal ca. (XCF US)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 142)
8,5 l
Tankdop sluiten. ( pag. 19)
SERVICESCHEMA 9
35
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
9.2 Verplichte werkzaamheden
na iedere race
om de 40 bedrijfsuren
om de 30 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
om de 10 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
12V-accu controleren en opladen.
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 88)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 94)
Remschijven controleren. ( pag. 85)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 92)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 91)
Frame controleren. ( pag. 79)
Achterbrug controleren. ( pag. 79)
Achterbruglager op speling controleren.
Zwenklager op speling controleren.
Schokdemperbevestiging controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 101)
Bandenspanning controleren. ( pag. 101)
Wiellager op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 102)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren.
( pag. 77)
Kettingspanning controleren. ( pag. 75)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze
soepel bewegen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 81)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 86)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 85)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 58)
Klepspeling controleren.
Koppeling controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 120)
9 SERVICESCHEMA
36
na iedere race
om de 40 bedrijfsuren
om de 30 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
om de 10 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en man-
chetten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 107)
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 67)
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 69)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren
goed vastzitten.
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 118)
Brandstofdruk controleren.
Stationair toerental controleren.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Service in het KTM Dealer.net noteren.
Eenmalig interval
Periodiek interval
9.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 100 bedrijfsuren
om de 50 bedrijfsuren
na 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
om de 12 maanden
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 82)
Balhoofdlager smeren. ( pag. 59)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Brandstoffilter vervangen.
Klein onderhoud aan motor uitvoeren, motor is gemonteerd. (Bougie en bougiedop ver-
vangen. Zuiger vervangen, cilinder controleren/meten en cilinderkop controleren. Nok-
kenas, tuimelaar en tuimelaarassen controleren. Distributie controleren.)
SERVICESCHEMA 9
37
om de 100 bedrijfsuren
om de 50 bedrijfsuren
na 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
om de 12 maanden
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Klep-
pen, klepveren, klepveersteunen en klepveerschotels vervangen. Drijfstang, drijfstangla-
ger en kruktap vervangen. Transmissie en versnelling controleren. Oliedrukregelklep con-
troleren. Zuigpomp vervangen. Drukpomp en smeersysteem controleren. Distributieket-
ting vervangen. Alle motorlagers vervangen. Keerringen en lagerpakkingen van de hoofd-
lagers vervangen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN
38
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand inge-
steld op een bestuurder met standaard gewicht (met bescher-
mende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersge-
wicht
75 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleinere afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning van de schokdemper worden gecom-
penseerd, bij grotere afwijkingen moeten aangepaste veren
worden gemonteerd.
10.2 Luchtvering XACT 5548
M01110-01
In de voorvork WP XACT 5548 wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en
de demping in de rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk
gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van conventionele voorvor-
ken. Ook het reageren op kleine oneffenheden wordt aanzienlijk
verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen
voor de vering. Als eindslag bevindt zich een stalen veer in de lin-
kervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk
in de voorvork worden verhoogd om beschadiging van de
voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een voorvorkpomp snel wor-
den aangepast aan het bestuurdersgewicht, de omstandigheden
van het terrein en de wens van de bestuurder. De voorvork hoeft
niet te worden gedemonteerd. De ingewikkelde montage van har-
dere of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht
zou verliezen, zakt de voorvork desondanks toch niet door. De
lucht wordt in dit geval in de vork tegengehouden. De veerweg
blijft grotendeels behouden. De demping wordt harder en het rij-
comfort neemt af.
CHASSIS AFSTELLEN 10
39
De demping kan net als bij een conventionele vork qua ingaand en
uitgaand niveau worden ingesteld.
De instelling van de uitgaande demping bevindt zich aan de onder-
zijde van de rechter vorkpoot.
De instelling van de ingaande demping bevindt zich aan de onder-
zijde van de rechter vorkpoot.
10.3 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeedinstelling is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel
in.
De lowspeedinstelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achter-
wiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom
zijn wijzigingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en
omgekeerd.
10.4 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeedinstelling toont zijn effect wanneer de schokdemper normaal inveert.
F01840-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed (SXF EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping lowspeed (SXF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping lowspeed (XCF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN
40
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10.5 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeedinstelling toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
F01840-11
Stelschroef
1
met een dopsleutel tot de aanslag met de klok
mee draaien.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed (SXF EU)
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Ingaande demping highspeed (SXF US)
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Ingaande demping highspeed (XCF US)
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
CHASSIS AFSTELLEN 10
41
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
K01013-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (SXF EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (SXF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (XCF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
10 CHASSIS AFSTELLEN
42
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achterwielas positioneren en de afstand tot
de markering SAG op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090000)
Veerwegmal-pen (00029990010)
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 41)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achterwielas
en de markering SAG op het achterspatbord meten.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg (SXF EU) 35 mm
Statische veerweg (SXF US) 35 mm
Statische veerweg (XCF US) 35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 43)
CHASSIS AFSTELLEN 10
43
10.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 41)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de
afstand tussen de achterwielas en de markering SAG op het
achterspatbord.
Waarde als maat
C
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
C
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg
(SXF EU)
105 mm
Dynamische veerweg
(SXF US)
105 mm
Dynamische veerweg
(XCF US)
105 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 44)
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voor het wijzigen van de veervoorspanning de actuele instelling noteren - bijvoorbeeld veerlengte meten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Schokdemper demonteren. ( pag. 61)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
10 CHASSIS AFSTELLEN
44
402659-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de aangegeven
maat
A
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning (SXF EU) 8 mm
Veervoorspanning (SXF US) 7 mm
Veervoorspanning (XCF US) 8 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring
schokdemper
M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 62)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 91)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Schokdemper demonteren. ( pag. 61)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
CHASSIS AFSTELLEN 10
45
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (SXF EU)
Gewicht bestuurder: 65
75 kg
39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
85 kg
42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
95 kg
45 N/mm
Veerconstante (SXF US)
Gewicht bestuurder: 65
75 kg
42 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
85 kg
45 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
95 kg
48 N/mm
Veerconstante (XCF US)
Gewicht bestuurder: 65
75 kg
42 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
85 kg
45 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
95 kg
48 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 62)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 91)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 42)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 43)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 41)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
10 CHASSIS AFSTELLEN
46
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen wor-
den gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voorschriften
worden verhoogd om beschadiging aan voorvork en frame te
voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de
vorkpoten worden ontlucht.
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Extreme wijzigingen in de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aanzienlijk verslechteren
en componenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden con-
troleren of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en uitgaande demping bevinden in de rechter
vorkpoot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
F02211-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
verwijderen.
Vorkpomp
2
helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966100)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor geleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
Het display van de vorkpomp wordt automatisch ingescha-
keld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen
defect van de vorkpomp of voorvork.
De bijgevoegde KTM PowerParts-handleiding in acht
nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
CHASSIS AFSTELLEN 10
47
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk (SXF EU) 10,7 bar
Luchtdruk (SXF US) 10,5 bar
Luchtdruk (XCF US) 10,1 bar
Verandering in de luchtdruk
stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 7 bar
Maximale luchtdruk 12 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden
instellen.
Vorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt overdruk uit de slang, niet
uit de vorkpoot.
Het display van de vorkpomp schakelt na 80 seconden
automatisch uit.
Beschermkap monteren.
Info
Beschermkap alleen met de hand monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
10.14 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
F02212-10
Stelelement
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN
48
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping (SXF EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Ingaande demping (SXF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Ingaande demping (XCF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
M01100-10
Beschermkap
1
verwijderen.
Stelschroef
2
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
2
bevindt zich aan de onderzijde van
de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (SXF EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping (SXF US)
Comfort 23 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (XCF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
CHASSIS AFSTELLEN 10
49
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
Beschermkap
1
monteren.
10.16 Stuurstand
H01188-10
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand
A
van het
midden geplaatst.
Afstand boorgaten A 3,5 mm
Het stuur kan in 2 verschillende posities worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk, het stuur in de aangenaamste positie
voor de bestuurder te zetten.
10.17 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
Voorwerk
Stuurbescherming verwijderen.
H01189-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklem demonteren. Stuur ver-
wijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapters
3
verwijderen.
Rubberen bussen
4
positioneren en moeren
5
van onderaf
erdoor steken.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten.
Info
De stuuradapters zijn aan één zijde langer en hoger.
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
10 CHASSIS AFSTELLEN
50
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklem positioneren.
Schroeven
1
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Stuurklem met schroeven
1
eerst aan de langere, hogere
zijde van de stuuradapters tegen elkaar schroeven.
Schroeven
1
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
51
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
401942-01
Plug-in-standaard verwijderen en motorfiets aan het frame
onder de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets borgen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
H02629-10
(Alle SXF-modellen)
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de
plug-in-standaard
1
in de linkerkant van de steekas
steken.
Plug-in-standaard (79029094000)
Info
De pluginstandaard maakt deel uit van de leve-
ring.
De plug-in-standaard verwijderen voordat u gaat
rijden.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
401943-10
(XCF US)
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard
1
met de voet tot de bodem uitklappen en belasten met de
motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden
opgeklapt en met de rubberband zijn vastgezet.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
H01182-12
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk
uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 53)
S01207-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
53
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 145)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 53)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
11.5 Voorvorkprotector demonteren
S01208-10
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en linker voorvorkprotector verwijde-
ren.
Schroeven
3
verwijderen en rechter voorvorkprotector verwij-
deren.
11.6 Voorvorkprotector monteren
S01208-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
2
monteren en
vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Voorwiel demonteren. ( pag. 97)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
K01014-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
F01559-10
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten monteren
H01182-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef
1
van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep
A
van de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de
zijkant groeven ingefreesd. De tweede ingefreesde groef
(van boven) moet door de bovenkant van de bovenste
kroonplaat worden afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in-
en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
F01559-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 12 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
55
K01014-11
Remzadel positioneren. Schroeven
4
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
5
monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 98)
11.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Voorwiel demonteren. ( pag. 97)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 53)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 59)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 60)
Stuurbescherming verwijderen.
F01561-10
Hoofdwerk
Kabelhouder
1
links openen en kabelstreng eruit nemen.
Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
F01560-10
Keerring
4
verwijderen.
Beschermring
5
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
11.10 Onderste kroonplaat monteren
S02307-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 144)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
1
correct is
gepositioneerd.
Beschermingsring
2
en O-ring
3
erop schuiven.
F01562-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
H01182-11
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef
5
van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep
A
van de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de
zijkant groeven ingefreesd. De tweede ingefreesde groef
(van boven) moet door de bovenkant van de bovenste
kroonplaat worden afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in-
en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
57
F01572-10
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 12 Nm
F01563-10
Schroef
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
F01563-11
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite
®
243™
F01573-10
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Kabelboom met kabelhouder
9
links vastzetten.
K01014-12
Remzadel positioneren. Schroeven
bk
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
bl
monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 61)
Stuurbescherming monteren.
Startnummerbord monteren. ( pag. 60)
Voorwiel monteren. ( pag. 98)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelings-
leiding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 58)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
11.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 58)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 58)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
11.12 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Stuurbescherming verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
59
F02213-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
losdraaien.
Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 58)
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
11.13 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 55)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 56)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van
de onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
11.14 Startnummerbord demonteren
F01524-10
Schroef
1
verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
11.15 Startnummerbord monteren
F01525-10
Remkabel in de houders
A
aan het startnummerbord positio-
neren.
Startnummerbord positioneren. Schroef
1
monteren en vast-
draaien.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
11.16 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Startnummerbord demonteren. ( pag. 59)
F01526-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
en
2
verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
61
11.17 Spatbord voor monteren
F01526-10
Hoofdwerk
Spatbord voor positioneren. Schroeven
1
en
2
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Startnummerbord monteren. ( pag. 60)
11.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
F01527-10
Hoofdwerk
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven
1
met ringen verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
Linker framebescherming verwijderen.
Rechter framebescherming naar voren schuiven en naar bene-
den verwijderen.
S01220-10
Schroef
3
verwijderen.
Schroefverbinding
4
verwijderen.
Info
Het wiel iets optillen. Zo kunnen de schroeven gemak-
kelijker worden verwijderd.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
F01554-10
Schroeven
5
verwijderen.
Voetremcilinder van de drukstang trekken.
S01222-10
Verbindingsschakel van de ketting verwijderen.
Ketting verwijderen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
F01529-10
Moer
6
verwijderen en achterbrugbout verwijderen.
Achterbrug naar achteren schuiven en tegen omvallen beveili-
gen.
F01530-10
Schokdemper vasthouden en schroef
7
verwijderen.
Schokdemper voorzichtig naar onder toe verwijderen.
11.19 Schokdemper monteren
F01531-10
Hoofdwerk
Schokdemper voorzichtig van beneden af in het voertuig positi-
oneren.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 60 Nm
Loctite
®
2701™
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
63
F01532-10
Achterbrug positioneren en achterbrugbout monteren.
Info
Op het vlakke punt
A
letten.
Moer
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
S01222-11
Ketting monteren.
Ketting met schakel
3
verbinden.
Voorgeschreven waarde
De gesloten zijde van de kettingslotborging moet in de loop-
richting wijzen.
F01555-10
Voetremcilinder positioneren.
De drukstang
4
grijpt in de voetremcilinder.
Info
Op juiste plaatsing van de vuilschraper letten.
Schroeven
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
S01229-10
Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
Schroefverbinding
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer verbindings-
hendel aan haakse
hendel
M14x1,5 60 Nm
Info
Op het vlakke punt
B
letten.
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 60 Nm
Loctite
®
2701™
Info
Het wiel iets optillen. Zo kan de schroef gemakkelijker
worden gemonteerd.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
F01527-11
Linker framebescherming positioneren.
Rechter framebescherming van onder plaatsen en naar achte-
ren schuiven.
Schroeven
8
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebe-
scherming
M5 3 Nm
Schroef
9
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebe-
scherming
M5 3 Nm
Nieuwe kabelbinders monteren.
Nawerk
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 91)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
11.20 Zadel verwijderen
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig zeer heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
F01533-10
Schroef
1
verwijderen.
H02218-10
Zadel achter optillen, naar achteren trekken en naar boven toe
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
65
11.21 Zadel monteren
H02218-11
Zadel vooraan aan de flensbus van de brandstoftank haken,
achteraan neerlaten en naar voren schuiven.
F01533-10
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11.22 Deksel luchtfilterbak demonteren
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Zadel verwijderen. ( pag. 64)
F01534-10
Schroef
1
verwijderen.
F01534-11
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
naar de zijkant toe eraf
trekken en naar voren toe verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
F01535-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
naar de zijkant toe eraf
trekken en naar voren toe verwijderen.
11.23 Deksel luchtfilterbak monteren
F01534-12
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
vasthaken en in
bereik
B
vergrendelen.
F01534-10
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel
luchtfilterbak
EJOT PT
®
K60x20-Z
3 Nm
Zadel monteren. ( pag. 65)
F01535-11
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
vasthaken en in
bereik
B
vergrendelen.
11.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
67
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 65)
F01536-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip
1
losmaken.
Luchtfilter met luchtfilterhouder verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 65)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 66)
F01027-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen
en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 144)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 144)
Luchtfilterbak reinigen.
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd
en goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 68)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 66)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
11.26 Luchtfilter monteren
H02459-01
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik
A
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
F01537-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen
1
in bus
B
positioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Bevestigingslip
2
inhaken.
Borgpen
3
wordt door bevestigingslip
2
op zijn plaats
gehouden.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kun-
nen stof en vuil in de motor dringen en schade veroor-
zaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 66)
11.27 Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 65)
S02308-10
Hoofdwerk
Bij de markering
A
een gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 66)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
69
11.28 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
F01538-10
Veer
1
losmaken.
Veerhaak (50305017000C1)
Schroeven
2
met ringen verwijderen en einddemper verwijde-
ren.
11.29 Einddemper monteren
F01538-11
Einddemper plaatsen.
Schroeven
1
met ringen monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Veer
2
vasthaken.
Veerhaak (50305017000C1)
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11.30 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 69)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
311691-10
Hoofdwerk
Alle schroeven van de einddemper verwijderen.
Eindkap
1
en O-ring
2
verwijderen.
Buitenpijp
3
en O-ring
4
verwijderen.
Glasvezelvulling
5
van de binnenpoot
6
trekken.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controle-
ren of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling
5
op de binnenpijp
6
monteren.
O-ring
4
en buitenpijp
3
over de glasvezelvulling
5
schui-
ven.
O-ring
2
en eindkap
1
in de buitenpijp
3
steken.
Alle schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van eind-
demper
M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 69)
11.31 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 64)
Hoofdwerk
Slang van de brandstoftankontluchting van de brandstoftank-
dop trekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
71
F01539-10
(Alle SXF-modellen)
Stekker
1
van brandstofpomp loskoppelen.
Steekverbinding
2
van de brandstofleiding grondig reini-
gen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
F01540-10
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende
brandstof stromen.
Wasdopset
3
monteren.
Waskappenset (81212016100)
K01034-10
Schroef
4
met rubberbus verwijderen.
F01564-10
(XCF US)
Stekker
1
van brandstofpomp loskoppelen.
Steekverbinding
2
van de brandstofleiding grondig reini-
gen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
F01567-10
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende
brandstof stromen.
Wasdopset
3
monteren.
Waskappenset (81212016100)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
F01565-10
Schroef
4
met rubberbus verwijderen.
F01541-10
Schroeven
5
met flensbussen verwijderen.
F01542-10
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateur trekken en
brandstoftank naar boven toe verwijderen.
11.32 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
73
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 79)
F01541-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant
van de radiateur vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of
worden beschadigd.
Schroeven
1
met flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Slang van de brandstoftankontluchting van de brandstoftank-
dop aanbrengen.
K01034-11
(Alle SXF-modellen)
Schroef
2
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
F01539-11
Stekker
3
van de brandstofpomp verbinden.
Waskappenset verwijderen. Steekverbinding van de brand-
stofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Keerring smeren en steekverbinding
4
van de brandstof-
leiding verbinden.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand
van het uitlaatsysteem leggen.
F01565-11
(XCF US)
Schroef
2
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
F01564-11
Stekker
3
van de brandstofpomp verbinden.
Waskappenset verwijderen. Steekverbinding van de brand-
stofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Keerring smeren en steekverbinding
4
van de brandstof-
leiding verbinden.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand
van het uitlaatsysteem leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 65)
11.33 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 74)
11.34 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
75
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 144)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
11.35 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
K01044-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trek-
ken en de kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting
1
moet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 55 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 76)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
76
11.36 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Kettingspanning controleren. ( pag. 75)
F00167-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55 58 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zodanig draaien dat de
markeringen aan de linker en rechter kettingspanner in
dezelfde positie staan t.o.v. de referentiemarkeringen
A
.
Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
4
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
77
11.37 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controle-
ren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
10 15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand
B
van
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud,
versleten kettingwiel of ketting-aandrijfwiel.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
78
S01249-01
Glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef
bovenste
glijblok
M6 6 Nm
Loctite
®
243™
S01250-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
402421-10
Kettinggeleiding met een schuifmaat op maat
C
controleren.
Minimale dikte
C
van de
kettinggeleiding
6 mm
» Als de voorgeschreven waarde niet wordt bereikt:
Kettinggeleiding vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
79
F01553-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
11.38 Frame controleren
S02306-01
Controleren of het frame scheuren heeft of vervormd is.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking
scheuren of vervormingen heeft:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtin-
werking is beschadigd, altijd vervangen. KTM
staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
11.39 Achterbrug controleren
S02305-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen.
Reparatie van de achterbrug staat KTM niet toe.
11.40 Gaskabelplaatsing controleren
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 64)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 70)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
80
F01566-01
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van
het stuur, boven het brandstoftanklager, naar het smoorklep-
huis gelegd zijn. Beide gasbowdenkabels moeten achter de
rubberband van de brandstoftankhouder geborgd zijn.
» Als de gasbowdenkabel niet op de voorgeschreven wijze is
gelegd:
Gaskabelplaatsing corrigeren.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 72)
Zadel monteren. ( pag. 65)
11.41 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls
en rechts op de handgreep van de gashendel
gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur
vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen
met de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
F01035-10
Schroef
1
op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite
®
243™
De ruit
A
moet naar boven zijn gepositioneerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
81
11.42 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
F00157-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.43 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
F00158-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 143)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
82
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
11.44 Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingskabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
F00158-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de
hydraulische koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
83
F01543-10
(Alle SXF-modellen)
Ontluchtingsspuit
4
met de juiste vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 143)
De beschermkap van de koppelingsnemercilinder verwijde-
ren en ontluchtingsspuit
4
met passend stuk slang aan
de ontluchtingsschroef
5
monteren.
Aan de koppelingsnemercilinder de ontluchtings-
schroef
5
slechts zover losdraaien, totdat deze gevuld
kan worden.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking
komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof
lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten
verpakking gebruiken.
F01575-10
(XCF US)
Ontluchtingsspuit
4
met de juiste vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 143)
De beschermkap van de koppelingsnemercilinder verwijde-
ren en ontluchtingsspuit
4
met passend stuk slang aan
de ontluchtingsschroef
5
monteren.
Aan de koppelingsnemercilinder de ontluchtings-
schroef
5
slechts zover losdraaien, totdat deze gevuld
kan worden.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking
komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof
lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten
verpakking gebruiken.
F00166-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zon-
der luchtbellen uit de boring
6
van de koppelingscilinder
stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsschroef vastdraaien, ontluchtingsspuit met slang
verwijderen. Beschermkap monteren.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
84
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
REMSYSTEEM 12
85
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
F00153-11
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
A
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de handremhendel instellen.
( pag. 85)
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
Voorwerk
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 85)
F00153-10
Hoofdwerk
Uitgangspositie van de handremhendel met de stelschroef
1
aan de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
86
402404-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 88)
F00150-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 87)
REMSYSTEEM 12
87
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 88)
F00149-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
12 REMSYSTEEM
88
400379-12
Remvloeistof tot maat
A
bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 143)
F00149-10
Deksel
2
met membraan
3
positioneren. Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.6 Remplaketten van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
H01333-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 88)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 88)
12.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 12
89
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
F00149-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
12 REMSYSTEEM
90
F00142-11
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen, om de rem-
zuigers terug te duwen en erop letten, dat er geen remvloeistof
uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van
de remzuigers het remzadel tegen de spaken wordt
geduwd.
De splitpennen
4
verwijderen, de bouten
5
eruit trekken en
remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
100397-01
Controleren of het veerblad
6
in het remzadel en de glij-
plaat
7
in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
F00154-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten
5
erin steken en de
splitpennen
4
monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
F00148-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 143)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 12
91
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402026-10
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 91)
Veer
1
vasthaken.
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
F01544-10
Veer
1
losmaken.
Moer
4
losdraaien en met drukstang
5
terugdraaien totdat
de maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer
2
losdraaien en schroef
3
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
5
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is.
Eventueel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
Drukstang
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Schroef
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
12 REMSYSTEEM
92
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbe-
vestiging
M8 20 Nm
Veer
1
vasthaken.
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 94)
F01545-10
Hoofdwerk
Voertuig verticaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 92)
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 12
93
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 94)
F01546-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 143)
Schroefdop met membraan en O-ring monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12 REMSYSTEEM
94
12.12 Remplaketten van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
M01180-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 94)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 94)
12.13 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
REMSYSTEEM 12
95
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
F01547-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
F00155-10
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen, om de rem-
zuigers terug te duwen en erop letten, dat er geen remvloeistof
uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
De splitpennen
3
verwijderen, de bouten
4
eruit trekken en
remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
S01251-10
Controleren of het veerblad
5
in het remzadel en de glij-
plaat
6
in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
Info
De pijl op het veerblad wijst in de draairichting van de
remschijf.
H00025-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten
4
erin steken en de
splitpennen
3
monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Erop letten dat de ontkoppelingsplaat
7
aan het rem-
plaket aan de zuigerzijde gemonteerd is.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
12 REMSYSTEEM
96
F01546-10
Remvloeistofpeil tot markering
A
corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 143)
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
WIELEN, BANDEN 13
97
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
F00142-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuigers naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van
de remzuigers het remzadel tegen de spaken wordt
geduwd.
F00141-10
Schroef
1
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
2
losdraaien.
Op de schroef
1
drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef
1
verwijderen.
F00140-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-10
Afstandsbussen
3
verwijderen.
13 WIELEN, BANDEN
98
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen rei-
nigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
F00141-11
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
WIELEN, BANDEN 13
99
V00296-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
Moer
1
verwijderen.
Kettingspanner
2
verwijderen. Steekas
3
slechts zo ver
eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
H03002-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
13 WIELEN, BANDEN
100
H03001-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen rei-
nigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
Afstandsbussen erin zetten.
V00297-10
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
Achterwiel positioneren en steekas
2
erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
V00298-10
Kettingspanner
3
positioneren. Moer
4
monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
3
tegen de stelschroe-
ven
5
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 75)
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
3
kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
WIELEN, BANDEN 13
101
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
400602-10
Hoofdwerk
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
13 WIELEN, BANDEN
102
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke
spaken met gelijke lengte en diameter te horen zijn,
wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achter-
wiel
M4,5 6 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
ELEKTRONICA 14
103
14.1 12V-accu demonteren
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig zeer heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Voorwerk
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken,
totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 64)
F00138-10
Hoofdwerk
Spanningsregelaar opzij hangen.
Minkabel
1
van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
2
naar achteren trekken en pluskabel van
de 12V-accu loskoppelen.
Schroef
3
verwijderen.
Bevestigingsbeugel
4
naar voren trekken en 12V-accu naar
boven toe verwijderen.
14.2 12V-accu monteren
H00386-10
Hoofdwerk
12V-accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen en
met de bevestigingsbeugel
1
vastzetten.
12V-accu (HJTZ5S-FP-C) ( pag. 135)
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Pluskabel
3
met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Minkabel
4
met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
De contactringen
A
moeten onder de schroeven
5
en de
kabelschoenen
6
met de klauwen naar de accupool wor-
den gemonteerd.
Pluspoolafdekking
7
over pluspool schuiven.
Spanningsregelaar positioneren.
14 ELEKTRONICA
104
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 65)
14.3 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke stoffen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stoffen als u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de minimumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor laden 9 V
Voer 12V-accu’s waarvan de minimumspanning werd onderschreden volgens de voorschriften af.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als laadstroom, laadspanning of laadtijd worden overschreden, dan vernielt dit de 12V-accu.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en capaciteitsverlies op, waardoor de 12V-
accu wordt vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij.
Voorwerk
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken,
totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 64)
12V-accu demonteren. ( pag. 103)
F01568-10
Hoofdwerk
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
12V-accu niet opladen.
12V-accu vervangen en oude 12V-accu op de juiste
manier afvoeren.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inscha-
kelen.
ELEKTRONICA 14
105
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet
worden overschreden.
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Maximale laadduur 24 h
12V-accu regelmatig bij-
laden als de motorfiets
niet wordt gebruikt
6 maanden
Acculader (EU) (79629974000)
Alternatief 1
Acculader (US) (79629974500)
Deze laders testen of de 12V-accu de spanning vast-
houdt. Bovendien kan met deze laders de 12V-accu
niet worden overladen. De oplaadtijd kan bij lage tem-
peraturen langer zijn.
Deze laders zijn uitsluitend voor LFP-accu's bedoeld.
De bijgevoegde KTM PowerParts-handleiding in acht
nemen.
Info
Deksel
1
nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
Nawerk
12V-accu monteren. ( pag. 103)
Zadel monteren. ( pag. 65)
14.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig zeer heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig gezekerd. Deze bevindt zich in het
startrelaishuis onder het zadel.
Voorwerk
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken,
totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 64)
14 ELEKTRONICA
106
S02303-10
Hoofdwerk
Startrelais
1
uit houder trekken.
S02304-10
Beschermkappen
2
verwijderen.
Defecte hoofdzekering
3
verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
4
.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 135)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkappen erop steken.
Startrelais op de houder steken en kabels leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 65)
KOELSYSTEEM 15
107
15.1 Koelsysteem
F01548-10
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop
2
. Daardoor is de aangege-
ven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functie-
storingen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
15 KOELSYSTEEM
108
Koelmiddel ( pag. 142)
Radiateurdop monteren.
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 142)
Radiateurdop monteren.
15.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 15
109
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
F01548-11
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
15.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
F01549-10
Ervoor zorgen dat schroef
1
is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat
A
boven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel
( pag. 142)
Radiateurdop monteren.
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 108)
15 KOELSYSTEEM
110
15.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
F01548-11
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
F01549-10
Schroef
1
met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
Koelmiddel tot maat
A
boven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel
( pag. 142)
Radiateurdop monteren.
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 108)
MOTOR AFSTELLEN 16
111
16.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling van de gaskabel
A
bepalen.
Speling van gasbowdenkabel 3 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 111)
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
Als de gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de
koude-startknop terug in de uitgangspositie.
» Als de koude-startknop niet in de uitgangspositie terug-
springt:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 111)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur
over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 111)
16.2 Speling gaskabel instellen
Info
Als de gasbowdenkabels correct zijn gelegd, hoeft de brandstoftank niet te worden gedemonteerd.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 64)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 70)
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 79)
16 MOTOR AFSTELLEN
112
F01550-10
Hoofdwerk
(Alle SXF-modellen)
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Moer
2
losdraaien.
Stelschroef
3
helemaal indraaien.
Moer
4
losdraaien.
Koude-startknop
6
tot aan de aanslag indrukken.
Stelschroef
5
zo draaien dat de koude-startknop terug
naar de uitgangspositie beweegt wanneer de gashendel
naar voren wordt gedraaid.
Moer
4
vastdraaien.
Stelschroef
3
zodanig draaien dat bij de gashendel de
speling van de gasbowdenkabel aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling van gasbowdenka-
bel
3 5 mm
Moer
2
vastdraaien.
Manchet
1
erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
F01569-10
(XCF US)
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Moer
2
losdraaien.
Stelschroef
3
helemaal indraaien.
Moer
4
losdraaien.
Koude-startknop
6
tot aan de aanslag indrukken.
Stelschroef
5
zo draaien dat de koude-startknop terug
naar de uitgangspositie beweegt wanneer de gashendel
naar voren wordt gedraaid.
Moer
4
vastdraaien.
Stelschroef
3
zodanig draaien dat bij de gashendel de
speling van de gasbowdenkabel aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling van gasbowdenka-
bel
3 5 mm
Moer
2
vastdraaien.
Manchet
1
erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 111)
MOTOR AFSTELLEN 16
113
16.3 Eigenschappen van de gasrespons instellen
Info
Op de gashendel kunnen de eigenschappen van de gasrespons door de vervanging van de gaskabelschijf
worden veranderd.
Een gaskabelschijf met een andere karakteristiek is inbegrepen.
F00130-10
Hoofdwerk
Manchet
1
terugschuiven.
Schroeven
2
en halve schalen
3
verwijderen.
Gaskabels losmaken en handgreep verwijderen.
102246-10
Gaskabelschijf
4
van de handgreep
5
verwijderen.
Gewenste gaskabelschijf op de handgreep positioneren.
Voorgeschreven waarde
De aanduiding OUTSIDE moet zichtbaar zijn. De
markering
A
moet bij de markering
B
gepositioneerd
zijn.
Gaskabelschijf grijs (79002014000)
Alternatief 1
Gaskabelschijf zwart (79002014100)
Info
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep langzaam.
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep snel.
De grijze gaskabelschijf is bij levering gemonteerd.
F01576-01
Stuur aan buitenzijde en handgreep aan binnenzijde reinigen.
Handgreep op het stuur schuiven.
Gaskabels in de gaskabelschijf bevestigen en op hun plaats
brengen.
Halve schalen
3
positioneren, schroeven
2
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef gashendel M6 5 Nm
Manchet
1
erop schuiven en gashendel controleren op soe-
pele werking.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 111)
16 MOTOR AFSTELLEN
114
16.4 Mapping wijzigen
Info
De gewenste motoreigenschap kan via de toets MAP van de combinatieschakelaar worden geactiveerd.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
Bovendien kan via de toets TC in elke Mapping de tractiecontrole worden geactiveerd.
De Mapping kan ook tijdens rijden worden gewijzigd.
H02889-01
STANDARD Mapping activeren:
Toets MAP indrukken tot led 1 brandt.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
STANDARD gecompenseerde respons
H02886-01
ADVANCED Mapping activeren:
Toets MAP indrukken tot led 2 brandt.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
ADVANCED directe respons
16.5 Stationair toerental instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe motor kan bij een te laag stationair toerental plotseling uitvallen.
Stel het stationair toerental op de aangegeven waarde in. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag
van dienst.)
MOTOR AFSTELLEN 16
115
F01521-10
Motor warmrijden.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in
de uitgangspositie. ( pag. 20)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Door het verdraaien van de regelschroef stationair toerental
1
het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 2.250 2.350 1/min
Toerenteller (45129075000)
Info
Draaien tegen de klok in verlaagt het stationaire toeren-
tal.
Draaien met de klok mee verhoogt het stationaire toe-
rental.
16.6 Smoorkleppositie programmeren
Info
Als de besturingsunit herkent dat de smoorkleppositie bij stationair toerental opnieuw moet worden gepro-
grammeerd, knippert het controlelampje storing 2x per seconde.
16 MOTOR AFSTELLEN
116
H02263-10
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voertuig met stationair toerental laten draaien.
Het controlelampje storing knippert niet meer zodra het
programmeren is afgesloten.
Info
Als de motor te warm wordt, een afkoelrit bij gemiddeld
toerental maken.
De motor vervolgens niet uitschakelen, maar stationair
verder laten draaien tot het programmeren afgesloten
is.
16.7 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 116)
16.8 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
MOTOR AFSTELLEN 16
117
401951-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas ste-
ken en de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Schroef
1
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite
®
243™
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
118
17.1 Brandstofzeef vervangen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
F01551-10
(Alle SXF-modellen)
Steekverbinding
1
van de brandstofleiding grondig reini-
gen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende
brandstof stromen.
Brandstofzeef
2
uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk
schuiven.
Keerring smeren en steekverbinding van de brandstoflei-
ding aansluiten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
119
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn gif-
tig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot
gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor vol-
doende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als
u de motor in een gesloten ruimte start of laat
draaien.
Motor starten en respons controleren.
F01570-10
(XCF US)
Steekverbinding
1
van de brandstofleiding grondig reini-
gen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende
brandstof stromen.
Brandstofzeef
2
uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk
schuiven.
Keerring smeren en steekverbinding van de brandstoflei-
ding aansluiten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn gif-
tig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot
gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor vol-
doende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als
u de motor in een gesloten ruimte start of laat
draaien.
Motor starten en respons controleren.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
120
17.2 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil kan worden gecontroleerd bij een koude en warme motor.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
F01552-10
Voorwaarde
Motor is koud.
Motoroliepeil controleren.
De motorolie komt tot het midden van het kijkglas
A
.
» Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas
komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 123)
Voorwaarde
Motor is warm.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut
wachten en dan pas controleren.
De motorolie staat tussen het midden
A
en de boven-
kant
B
van het kijkglas.
» Als de motorolie niet tot het midden van het
kijkglas
A
komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 123)
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
121
S02287-10
Hoofdwerk
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olieaftapschroef
1
met magneet en afdichtring verwijderen.
S02288-10
Sluitschroef
2
met korte oliezeef en keerringen verwijderen.
Info
Schroef
A
niet verwijderen.
S02289-10
Sluitschroef
3
met lange oliezeef
4
en keerringen verwijde-
ren.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
S02290-10
Sluitschroef
2
met korte oliezeef en keerringen monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
S02291-10
Lange oliezeef
4
met keerringen op een pijpsleutel positione-
ren.
Pijpsleutel door de boring van de sluitschroef in de tegenover-
liggende motorhuishelft positioneren.
Oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
122
S02292-10
Sluitschroef
3
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Olieaftapschroef
1
met magneet en nieuwe afdichtring mon-
teren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12x1,5 20 Nm
S02293-10
Schroeven
5
verwijderen. Oliefilterdeksel met keerring ver-
wijderen.
S02294-10
Oliefilter
6
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
S02295-10
Motorfiets op zijkant leggen en oliefilterhuis ongeveer vullen
met motorolie.
Oliefilter in oliefilterhuis positioneren.
Keerring van oliefilterdeksel smeren en met oliefilterdeksel
7
monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M6 10 Nm
Motorfiets rechtop zetten.
401955-12
Olievulschroef
8
met keerring van het koppelingsdeksel ver-
wijderen en motorolie vullen.
Motorolie 1,20 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 142)
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit
leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
123
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 120)
17.4 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
401955-10
Olievulschroef
1
met keerring verwijderen.
Dezelfde motorolie bijvullen, die ook bij de motorolieverversing
is gebruikt.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 142)
Info
Het mengen van verschillende soorten motorolie wordt
afgeraden omdat de motorolie dan niet de volle werking
bereikt.
We adviseren de motorolie te vervangen als dat nodig
is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
18 REINIGING, ONDERHOUD
124
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behou-
den.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten, om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare
motorfietsreiniger inspuiten en daarna behandelen met een
kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 144)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
REINIGING, ONDERHOUD 18
125
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat
het ingedrongen water kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 74)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 144)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 145)
19 STALLING
126
19.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 144)
Brandstof tanken. ( pag. 33)
Motorfiets reinigen. ( pag. 124)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 120)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 107)
Bandenspanning controleren. ( pag. 101)
12V-accu demonteren. ( pag. 103)
12V-accu laden. ( pag. 104)
Voorgeschreven waarde
Optimale laad- en opslag-
temperatuur van de lithium-
ion-accu
10 20 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
STALLING 19
127
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
12V-accu monteren. ( pag. 103)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 28)
Proefrit maken.
20 FOUTEN OPSPOREN
128
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken
van de e-starterknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 28)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 104)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 105)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Steekverbinding van de brand-
stofleiding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding verbinden.
Brandstofzeef in de brandstof-
slangverbinding verstopt
Brandstofzeef vervangen.
( pag. 118)
Stationaire toerental verkeerd
ingesteld
Stationair toerental instellen.
( pag. 114)
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien
nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bou-
gie te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,8 mm
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Kabelboom controleren. (visuele con-
trole)
Elektrisch systeem controleren.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor start niet Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen. ( pag. 67)
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstoffilter vervangen.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Uitlaatsysteem lekt, is ver-
vormd of heeft te weinig glas-
vezelvulling in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem
beschadigd is.
Glasvezelvulling van einddemper ver-
vangen. ( pag. 69)
Te weinig klepspeling Klepspeling instellen.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 33)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 108)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
FOUTEN OPSPOREN 20
129
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 108)
Koelmiddel vullen. ( pag. 109)
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Bedrading op beschadiging en de elek-
trische steekverbindingen op roestvor-
ming en beschadiging controleren.
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en
indien nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 120)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 120)
Zuigers of cilinders versleten Zuiger/cilinder - inbouwspeling bepa-
len.
12V-accu ontladen 12V-accu wordt niet opgeladen Laadspanning controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Ongewilde stroomverbruikers Ruststroom controleren.
21 KNIPPERCODE
130
Knippercode controle-
lampje storing
02a Controlelampje storing knippert 2x per seconde
Voorwaarde voor fout Smoorkleppositie programmeren vereist
Knippercode controle-
lampje storing
02 Controlelampje storing knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Toerentalsensor krukas storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
06 Controlelampje storing knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Smoorklep-positiesensor circuit A storing in het schakelcircuit
Smoorklep-positiesensor circuit A ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
09 Controlelampje storing knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis storing in schakelcircuit
Druksensor inlaatluchtbuis ingangssignaal te laag
Knippercode controle-
lampje storing
12 Controlelampje storing knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Koelmiddeltemperatuursensor storing in schakelcircuit
Koelmiddeltemperatuursensor ingangssignaal te laag
Knippercode controle-
lampje storing
13 Controlelampje storing knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht storing in schakelcircuit
Temperatuursensor inlaatlucht ingangssignaal te laag
Knippercode controle-
lampje storing
15 Controlelampje storing knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellinghoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te laag
Hellingshoeksensor (A/D type) - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
21 Controlelampje storing knippert 2x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Accuspanning - ingangsspanning te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
22 Controlelampje storing knippert 2x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Versnellingsherkenningssensor - fout in schakelcircuit
Versnellingsherkenningssensor - ingangssignaal te hoog
Versnellingsherkenningssensor - fout
KNIPPERCODE 21
131
Knippercode controle-
lampje storing
33 Controlelampje storing knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitventiel cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
37 Controlelampje storing knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
41 Controlelampje storing knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Onderbreking/kortsluiting met plus
Knippercode controle-
lampje storing
65 Controlelampje storing knippert 6x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout EEPROM - fout
Knippercode controle-
lampje storing
Controlelampje storing knippert permanent
Voorwaarde voor fout THREF - fout
22 TECHNISCHE GEGEVENS
132
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld
Cilinderinhoud 449,9 cm³
Slag 63,4 mm
Boorgat 95 mm
Compressie 12,75:1
Stationair toerental 2.250 2.350 1/min
Distributie OHC, 4 kleppen door tuimelaar aangestuurd
Klepdiameter inlaat 40 mm
Klepdiameter uitlaat 33 mm
Klepspeling
Inlaat bij: 20 °C 0,10 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,12 0,17 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigerboutlager Geen lagerbus - zuigerpen met DLC-coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 Eaton-pompen
Primaire overbrenging 31:76
Koppeling Meerplaatskoppeling in oliebad, hydraulisch bediend
Versnelling (SXF EU) 4 versnellingen met klauwschakeling
Versnelling (SXF US, XCF US) 5 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding (SXF EU)
1e versnelling 16:32
2e versnelling 18:30
3e versnelling 20:28
4e versnelling 22:26
Overbrengingsverhouding (SXF US, XCF US)
1e versnelling 16:32
2e versnelling 18:30
3e versnelling 20:28
4e versnelling 22:26
5e versnelling 24:24
Dynamo 12 V, 70 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LMAR9AI-8
Elektrodenafstand bougie 0,8 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koel-
middel door waterpomp
Starthulp Startmotor
TECHNISCHE GEGEVENS 22
133
22.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef olievernevelaar voor zuiger-
koeling
M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor de distributie-
kettingspanner
M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor tuimelaarsme-
ring
M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars voor koppelings-
mering
M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef toerentalsensor krukas en
kabelhouderplaat
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
Schroef versnellingssensor M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zuigpompdeksel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Bout koppelingscilinder M6 10 Nm
Moer waterpompwiel M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef distributiekettingspanner M6 10 Nm
Schroef distributieketting-
uitvalbescherming
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef drukpompdeksel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef geleider distributieketting-
spanner
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelbegrenzer M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef oliefilterdop M6 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS
134
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Olievernevelaar voor drijfstangla-
gersmering
M6x0,75 2 Nm
Schroef tuimelaarlager M7 15 Nm
Sluitschroef oliekanaal M7 9 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef distributiekettingspan-
ner
M8 8 Nm
Sluitschroef krukasbevestiging M8 10 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm
Loctite
®
2701™
Sluitschroef oliekanaal M10 15 Nm
Loctite
®
243™
Bougie M10x1 10 12 Nm
Koelmiddeltemperatuursensor M10x1,25 12 Nm
Schroef cilinderkop M10x1,25 1e niveau
10 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
50 Nm
Kraag en schroefdraad geolied
Moer rotor M12x1 60 Nm
Schroefdraad met motorolie
ingesmeerd / conus ingevet
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Moer koppelingmeenemer M18x1,5 80 Nm
Moer primair tandwiel M20LHx1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,20 l Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 142)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel ( pag. 142)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. (Alle SXF-modellen)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 142) 7 l
Brandstoftankvolume totaal ca. (XCF US)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 142) 8,5 l
Brandstofreserve ca. (XCF US) 1,5 l
TECHNISCHE GEGEVENS 22
135
22.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork WP XACT 5548
Veerweg
voor 310 mm
achter 300 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper WP XACT 5750
Remsysteem Schijfremmen, remzadels vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging (Alle SXF-modellen) 13:49
Secundaire overbrenging (XCF US) 13:48
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,9°
Wielstand 1.485 ± 10 mm
Bodemvrijheid onbelast 370 mm
Zadelhoogte onbelast 950 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (SXF EU) 100 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (SXF US) 100,5 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (XCF US) 101 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
22.5 Elektronica
12V-accu HJTZ5S-FP-C Lithium-ion-accu
Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 2,0 Ah
onderhoudsvrij
Zekering 58011109110 10 A
Storing-controlelampje LED
Overige controlelampjes (XCF US) W2,3W / sokkel W2x4,6d 12 V
2,3 W
22 TECHNISCHE GEGEVENS
136
22.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(SXF EU) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX3SF
110/90 - 19 62M TT
Dunlop GEOMAX MX3S
(SXF US) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX3SF
120/80 - 19 63M TT
Dunlop GEOMAX MX3S
(XCF US) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX AT81F
110/100 - 18 64M TT
Dunlop GEOMAX AT81
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
22.7 Voorvork
22.7.1 SXF EU
Artikelnummer voorvork 34.18.8T.09
Voorvork WP XACT 5548
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Luchtdruk 10,7 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk rechts 220
+ 20
40
ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
Hoeveelheid olie buitenwerk links 220
+ 20
40
ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 380 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
Vethoeveelheid cartridge links 5 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 145)
22.7.2 SXF US
Artikelnummer voorvork 34.18.8T.59
Voorvork WP XACT 5548
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 23 klikken
Standaard 18 klikken
TECHNISCHE GEGEVENS 22
137
Sport 13 klikken
Luchtdruk 10,5 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk rechts 200
+ 40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
Hoeveelheid olie buitenwerk links 200
+ 40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 380 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
Vethoeveelheid cartridge links 5 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 145)
22.7.3 XCF US
Artikelnummer voorvork 34.18.8T.79
Voorvork WP XACT 5548
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Luchtdruk 10,1 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk rechts 200
+ 40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
Hoeveelheid olie buitenwerk links 200
+ 40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 380 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
Vethoeveelheid cartridge links 5 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 145)
22.8 Schokdemper
22.8.1 SXF EU
Artikelnummer schokdemper 18.18.7T.09
Schokdemper WP XACT 5750
Ingaande demping lowspeed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
22 TECHNISCHE GEGEVENS
138
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 8 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 45 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 477 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 143)
22.8.2 SXF US
Artikelnummer schokdemper 18.18.7T.59
Schokdemper WP XACT 5750
Ingaande demping lowspeed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 7 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 48 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 477 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 143)
TECHNISCHE GEGEVENS 22
139
22.8.3 XCF US
Artikelnummer schokdemper 18.18.7T.79
Schokdemper WP XACT 5750
Ingaande demping lowspeed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 8 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 48 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 477 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 143)
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef aanzuiglucht-
temperatuursensor
EJOT DELTA PT
®
45x12Z 0,7 Nm
Schroef combinatieschakelaar EJOT PT
®
K50x18 T20 2 Nm
Schroef deksel luchtfilterbak EJOT PT
®
K60x20-Z 3 Nm
Schroefverbinding elektrische
startknop
M3 0,4 Nm
Schroefverbinding stopknop M3 0,4 Nm
Schroef bedrijfsurenteller M4 0,8 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroefverbinding inlaatmanchet
naar smoorklephuis
M4 5 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
140
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef framebescherming M5 3 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Moer kabel aan startmotor M6 4 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef controlelamphouder M6 5 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang
aan rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Brandstofaansluiting op brandstof-
tank
M8 15 Nm
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bochtstuk op cilinderkop-
steun
M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef console boven M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef console onder M8 30 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef motorsteun aan chassis M8x15 25 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef motorsteun aan motor M8x20 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef remzadel voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardbevestiging
(XCF US)
M8 33 Nm
Loctite
®
2701™
Motordraagschroef M10 60 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
141
Schroef schokdemper boven M10 60 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M10 60 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Moer brandstofpomp M12 15 Nm
Moer frame aan verbindingshendel M14x1,5 60 Nm
Moer haakse hendel aan achter-
brug
M14x1,5 60 Nm
Moer verbindingshendel aan
haakse hendel
M14x1,5 60 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M24x1,5 15 Nm
Loctite
®
243™
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
23 GEBRUIKSSTOFFEN
142
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaar-
dige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelvloeistoffen in acht.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 146)
SAE ( pag. 146) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Cross Power 4T
GEBRUIKSSTOFFEN 23
143
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 146) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 146) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
24 HULPSTOFFEN
144
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
HULPSTOFFEN 24
145
Speciaal vet (00062010053)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication
®
KLÜBERFOOD NH1 34401
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Joker 440 Synthetic
25 NORMEN
146
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 26
147
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
- LaunchControl Functie van de voertuigelektronica voor het bereiken
van optimale acceleratie vanuit stilstand
27 LIJST MET AFKORTINGEN
148
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
LIJST MET SYMBOLEN 28
149
28.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De OBD heeft een fout in de voertuigelektro-
nica geconstateerd.
Controlelampje storing knippert snel oranje De LaunchControl is geactiveerd.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje Brandstofpeil heeft de reservemarkering
bereikt.
INDEX
150
INDEX
1
12V-accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
startvermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
A
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 38
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Bedrijfsurenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Brandstofzeef
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
C
Controlelampjes
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
voor borging voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . 68
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
E
Eigenschappen van de gasrespons
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . 69
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
E-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128-129
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Gaskabelplaatsing
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
I
Inbedrijfname
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 23
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 40
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 39
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
INDEX
151
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130-131
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
antivries en koelmiddelpeil controleren . . . . 107
peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . 81
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 81
Koude-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
L
LaunchControl
activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Luchtfilterbak
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Luchtvering XACT 5548 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
M
Mapping
wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
P
Plug-in-standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
R
Regelschroef stationair toerental . . . . . . . . . . . . . 21
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 85
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 91
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 94
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . 94
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 88
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 88
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . 92
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 87
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 92
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 86
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 43
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . 39
ingaande demping highspeed instellen . . . . . 40
ingaande demping lowspeed instellen . . . . . . 39
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 42
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . 41
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 43
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35-37
INDEX
152
Smoorkleppositie
programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Speling van gasbowdenkabel
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Speling van gaskabel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage tempe-
raturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Stationair toerental
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 139
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 133
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Tractiecontrole
activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 41
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 116
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 116
Voertuigidentificatiennummer . . . . . . . . . . . . . . . 14
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 45
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . 47
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . 48
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34, 134
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . 109-110, 134
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122, 134
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . 105
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . 25
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
hoge temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
*3214005nl*
3214005nl
04/2019
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155

KTM 450 XC-F US 2020 de handleiding

Type
de handleiding