Documenttranscriptie
Form No. 3377-823 Rev A
STX-38 stronkenfrees
Modelnr.: 23212—Serienr.: 313000001 en hoger
Registreer uw product op www.Toro.com.
Vertaling van de oorspronkelijke tekst (NL)
*3377-823* A
landen of staten kunnen soortgelijke wetten van kracht
zijn.
WAARSCHUWING
De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding
bevat informatie over het Environmental Protection
Agency (EPA) in de Verenigde Staten, het California
Emission Control Regulation voor emissiesystemen,
onderhoud en garantie. Bestel vervangonderdelen bij
de fabrikant van de motor.
CALIFORNIË
Proposition 65 Waarschuwing
Dit product bevat een chemische stof of chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet
dat ze kanker, geboorteafwijkingen en schade
aan het voortplantingssysteem veroorzaken.
De uitlaatgassen van de motor van dit product
bevatten chemische stoffen waarvan bekend
is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of
andere schade aan de voortplantingsorganen
kunnen veroorzaken.
Gebruik van dit product kan leiden tot
blootstelling aan chemische stoffen waarvan
de Staat Californië weet dat ze kanker,
geboorteafwijkingen en andere schade aan het
voortplantingssysteem veroorzaken.
Inleiding
Deze machine is ontworpen om boomstronken en
oppervlaktewortels te slijpen en te verwijderen. Ze is niet
bedoeld voor het snijden van rotsen of enig ander materiaal
dan hout en de grond rond een boomstronk.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de
machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden
en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent
verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de
machine.
GEVAAR
Mogelijk lopen er in uw werkgebied onder grond
leidingen van nutsbedrijven. Als u deze beschadigt,
kan dat elektrische schokken of een explosie
veroorzaken.
U kunt rechtstreeks contact opnemen met Toro via
www.Toro.com voor informatie over producten en
accessoires, om een dealer te vinden of om uw product te
registreren.
Zorg dat de ondergrondse kabels en leidingen
gemarkeerd worden op de locatie of in het
werkgebied en ontwijk de gemarkeerde
gebieden. Neem contact op met de plaatselijke
markeringsdienst of het betreffende nutsbedrijf
om de locatie te laten markeren (bel bijvoorbeeld
in de Verenigde Staten 811 voor de nationale
markeringsdienst).
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende
informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een
erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U
dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van
het product te vermelden. Figuur 1 geeft de plaats van het
modelnummer en het serienummer van het product aan. U
kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Het elektronische ontstekingssysteem voldoet aan de
Canadese norm ICES-002.
Omdat er in sommige regio's nationale of plaatselijke
voorschriften gelden die vereisen dat er een vonkenvanger
op de motor van deze machine wordt gebruikt, is er een
optionele vonkenvanger verkrijgbaar. Neem contact op met
een erkende Toro-servicedealer als u een vonkenvanger nodig
hebt.
De vonkenvangers van Toro zijn goedgekeurd door de
Amerikaanse USDA Forest Service.
Belangrijk: Als de machine zonder goed werkende
vonkenvanger of goed onderhouden brandveilige
motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met
dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt
de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie
4442 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public
Resources Code) van de Staat Californië. In andere
© 2013—The Toro® Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420
2
U kunt contact met ons opnemen op www.Toro.com.
Gedrukt in de VS.
Alle rechten voorbehouden
Geluidsniveau ......................................................... 7
Trillingsniveau op de handen en armen ....................... 7
Hellingsindicator .................................................... 8
Veiligheids- en instructiestickers ................................ 9
Montage ......................................................................12
Vloeistofpeil controleren .........................................12
Accu opladen.........................................................12
Hefklep openen .....................................................12
Algemeen overzicht van de machine ................................12
Bedieningsorganen ................................................12
Specificaties ..........................................................16
Toebehoren/accessoires..........................................16
Gebruiksaanwijzing .......................................................16
Brandstof bijvullen .................................................16
Motoroliepeil controleren........................................17
De motor starten en stoppen....................................17
De machine stoppen ...............................................18
Een niet-werkende machine bewegen ........................18
Een boomstronk frezen ..........................................19
De machine vastmaken voor transport.......................19
De machine omhoog brengen ..................................20
Tips voor bediening en gebruik ................................20
Onderhoud ..................................................................21
Aanbevolen onderhoudsschema ..................................21
Procedures voorafgaande aan onderhoud ......................22
De voorkap verwijderen ..........................................22
De voorkap monteren.............................................22
Het onderste scherm verwijderen..............................22
Het onderste scherm monteren ................................22
Smering ...................................................................23
De machine smeren ................................................23
Onderhoud motor .....................................................24
Onderhoud van het luchtfilter ..................................24
Motoroliepeil controleren........................................24
Onderhoud van de bougies ......................................27
Onderhoud brandstofsysteem .....................................28
Brandstof aftappen uit de brandstoftank ....................28
Brandstoffilter vervangen ........................................28
Onderhoud elektrisch systeem ....................................29
Onderhoud van de accu...........................................29
Zekeringen vervangen.............................................31
Onderhoud aandrijfsysteem ........................................32
Onderhoud van de rupsbanden ................................32
Onderhoud koelsysteem .............................................34
Onderhoud van de motoroliekoeler ..........................34
Motorscherm reinigen.............................................35
Onderhoud riemen ....................................................35
Aandrijfriem van pomp vervangen............................35
Onderhoud bedieningsysteem .....................................36
Uitlijning tractiebediening afstellen ...........................36
De neutraalstand van de tractiebediening
afstellen.............................................................37
De sporing van de tractiebediening in de stand
volledig vooruit afstellen. .....................................37
Onderhoud hydraulisch systeem ..................................38
Het peil van de hydraulische vloeistof
controleren ........................................................38
Hydraulisch filter vervangen ....................................38
Figuur 1
1. Plaatje met modelnummer en serienummer
Modelnr.:
Serienr.:
Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren
en een aantal veiligheidsberichten genoemd (Figuur 2) met de
volgende veiligheidssymbolen, die duiden op een gevaarlijke
situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg
kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht
worden genomen.
Figuur 2
1. Veiligheidssymbool
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt
om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen.
Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie
en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere
aandacht verdient.
Inhoud
Inleiding ....................................................................... 2
Veiligheid ...................................................................... 4
Veilige bediening ..................................................... 4
Geluidsdruk ........................................................... 7
3
Veiligheid
Hydraulische vloeistof verversen ..............................38
Hydraulische leidingen controleren ...........................39
Onderhoud van de frees..............................................40
De tanden vervangen ..............................................40
Reiniging ..................................................................40
Vuil van de machine verwijderen...............................40
Stalling ........................................................................41
Problemen, oorzaak en remedie ......................................42
Schema's ......................................................................44
Onjuist gebruik of onderhoud kan letsels veroorzaken.
Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan
de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd
op het veiligheidssymbool ( ) te letten, dat betekent:
Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor
persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie
kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
Veilige bediening
Dit product kan handen of voeten afsnijden. Volg altijd alle
veiligheidsinstructies op om ernstig of mogelijk dodelijk letsel
te voorkomen.
WAARSCHUWING
De uitlaatgassen van de motor bevatten
koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.
Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten
ruimte draaien.
Instructie
• Lees of raadpleeg de Gebruikershandleiding en ander
instructiemateriaal. Als de bestuurder(s) of de monteur(s)
de taal waarin de handleiding is geschreven, niet machtig
is (zijn), moet de eigenaar ervoor zorgen dat deze de
inhoud van het materiaal begrijpt.
• Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de
bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet
hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
• Alle bestuurders en monteurs moeten instructies hebben
ontvangen. De eigenaar is verantwoordelijk voor de
instructie van de gebruikers.
• Laat kinderen of personen die geen instructie
hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken
of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten.
Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan
de leeftijd van degene die met de machine werkt.
• De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor
ongelukken, letsel van hemzelf/haarzelf of van anderen,
en schade aan eigendom, die hij/zij kan voorkomen.
Vóór ingebruikname
• Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires
en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken.
Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde
accessoires en werktuigen.
• Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals een
helm, gelaatsscherm, veiligheidsbril, lange broek,
veiligheidsschoenen en gehoorbescherming. Lang haar,
losse kleding of sieraden kunnen worden gegrepen door
bewegende onderdelen.
4
• Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken,
• Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat
•
•
gebruiken en verwijder eventuele voorwerpen die door de
machine kunnen worden uitgeworpen.
Wees extra voorzichtig wanneer u met benzine of andere
brandstof bezig bent. Deze stoffen zijn ontvlambaar en
de dampen kunnen tot ontploffing komen.
– Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik.
– Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul
nooit brandstof bij wanneer de motor loopt. Laat
de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult. Niet
roken.
– U mag de brandstoftank nooit binnenshuis bijvullen
of aftappen.
Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars
en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren
werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar
behoren werkt.
•
•
•
•
•
Gebruiksaanwijzing
•
• Laat de motor nooit lopen in een afgesloten ruimte.
• Werk uitsluitend bij goed licht en blijf uit de buurt van
kuilen en verborgen gevaren.
• Controleer of alle bedieningsorganen in neutraal staan
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
voordat u de motor start. De motor mag uitsluitend
worden gestart als de bestuurder op de stoel zit.
Verminder uw snelheid en wees extra voorzichtig op
hellingen. Rij op hellingen in de aanbevolen richting. De
gazonomstandigheden kunnen van invloed zijn op de
stabiliteit van de machine.
Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u op een
helling een bocht maakt of van richting verandert.
Gebruik de machine nooit als de veiligheidsschermen
niet stevig op hun plaats zitten. Zorg ervoor dat alle
interlockschakelaars zijn aangebracht, correct zijn
afgesteld en naar behoren werken.
Verander nooit de stand van de toerenregelaar van de
motor en laat de motor niet te snel draaien.
Stop de machine op een horizontaal oppervlak, breng de
frees omlaag, schakel de hydrauliek uit en zet de motor
af voordat u de bestuurderspositie om welke reden ook
verlaat.
Hou uw handen en voeten uit de buurt van het bewegende
freeswiel en de tanden.
Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er
zeker van te zijn dat de weg vrij is.
Vervoer geen passagiers en zorg ervoor dat huisdieren en
omstanders uit de buurt blijven.
Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een
bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt.
Gebruik de machine niet als u onder de invloed van
alcohol of drugs bent.
Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een
aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.
•
•
•
struiken, bomen, en andere objecten die het zicht kunnen
belemmeren.
Zorg ervoor dat er zich geen andere personen in het
werkgebied bevinden voordat u de machine start. Zet de
machine af als iemand het gebied betreedt.
U mag een machine met draaiende motor nooit
onbeheerd achterlaten. Breng de frees altijd omlaag, zet
de motor af en haal het sleuteltje uit het contact voordat u
de machine achterlaat.
Trek nooit hard aan de bedieningshendels, gebruik een
geleidelijke beweging.
Let op het verkeer als u in de buurt van de openbare weg
werkt of deze oversteekt.
Raak geen onderdelen aan die tijdens het gebruik heet
kunnen worden. Laat deze eerst afkoelen voordat u
deze afstelt of onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
uitvoert.
Zorg ervoor dat u de machine alleen gebruikt in gebieden
waar er geen obstakels dicht bij de bestuurder zijn. Als
de bestuurder niet voldoende afstand houdt tot bomen,
muren en andere barrières kan dit leiden tot letsel als
de machine tijdens gebruik achteruitrijdt terwijl de
bestuurder niet voldoende op de omgeving let. Bedien de
machine alleen in gebieden waar er voldoende ruimte is
om de bestuurder de machine veilig kan manoeuvreren.
Voordat u snijwerk verricht, moet u aangeven waar zich
in het werkgebied ondergrondse leidingen en kabels
bevinden; ga op die plaatsen niet snijden.
Zorg dat u op de hoogte bent van de gemarkeerde
plaatsen op de machine waar lichaamsdelen beklemd
kunnen raken en houd handen en voeten uit de buurt
van deze plaatsen.
Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u
bliksem ziet of donder hoort in het gebied, gebruik de
machine dan niet; ga schuilen.
Werken op hellingen
Hellingen zijn de belangrijkste oorzaak dat de bestuurder de
macht over de machine verliest en deze omkantelt. Dit kan
leiden tot ernstig of dodelijke letsel. Alle hellingen vereisen
bijzondere voorzichtigheid.
• Gebruik de machine niet op hellingen steiler dan de
percentages aangegeven in de onderstaande tabel.
•
•
5
Voorzijde
heuvelopwaarts
Achterzijde
heuvelopwaarts
Zijkant
heuvelopwaarts
16°
16°
16°
Opmerking: Zie ook Hellingsindicator (bladz. 8).
Rij heuvelopwaarts en heuvelafwaarts met de
voorkant van de machine naar boven gericht.
Verwijder obstakels zoals stenen, boomtakken en
dergelijke uit het werkgebied. Let op kuilen, voren of
bulten, omdat de kans bestaat dat de machine omslaat op
•
•
•
•
•
•
•
• Zorg ervoor dat de bouten en moeren stevig zijn
ongelijk terrein. In hoog gras zijn obstakels niet altijd
zichtbaar.
Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde accessoires.
Accessoires kunnen invloed hebben op de stabiliteit en
de bediening van de machine. De garantie kan komen
te vervallen als accessoires worden gebruikt die niet zijn
goedgekeurd.
Ga op een helling altijd langzaam en behoedzaam te werk.
Verander niet plotseling de snelheid of de rijrichting van
de machine.
Niet starten of stoppen op een helling. Als de machine
grip verliest, rijd de helling dan langzaam in een rechte
lijn af.
Maak geen bochten op een helling. Als u een bocht moet
maken, moet u dit langzaam doen en de zware kant van
de machine heuvelopwaarts gericht houden.
Werk niet in de buurt van steile hellingen, greppels of
dijken. De machine kan plotseling omvallen als een
rupsband over een rand gaat of als een rand instort.
Werk niet op nat gras. Als de machine grip verliest, kan
deze gaan glijden.
Parkeer de machine alleen op een helling of heuvel
nadat u de frees tot op de grond hebt gebracht en de
rupsbanden hebt geblokkeerd.
vastgedraaid. Houd de machine in goede conditie.
• Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen.
• Houd de machine vrij van gras, bladeren of andere
aangekoekte rommel. Neem gemorste olie of brandstof
meteen op. Laat de motor afkoelen voordat u de machine
stalt.
• Wees extra voorzichtig wanneer u met benzine of andere
brandstof bezig bent. Deze stoffen zijn ontvlambaar en
de dampen kunnen tot ontploffing komen.
– Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik.
– Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul
nooit brandstof bij wanneer de motor loopt. Laat
de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult. Niet
roken.
– U mag de brandstoftank nooit binnenshuis bijvullen.
– Sla de maaimachine of een brandstofvat nooit op in
een ruimte waarin zich een open vuur bevindt, zoals
een waakvlam van een boiler of een fornuis.
– Vul een vat nooit als dit zich in een voertuig,
achterbak of laadbak van een vrachtauto bevindt,
maar zet dit eerst op de grond.
– Zorg ervoor dat de vulpijp tijdens het vullen
voortdurend in contact met de tank is.
Onderhoud en opslag
• Schakel de hydrauliek uit, laat de frees zakken, zet de
•
•
•
•
•
•
•
•
•
• Als u een voorwerp raakt, moet u stoppen en de machine
motor af en verwijder het contactsleuteltje. Wacht totdat
alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u
de machine afstelt, reinigt of repareert.
Verwijder gras en vuil van de frees, de aandrijvingen, de
geluiddempers en de motor om brand te voorkomen.
Neem gemorste olie of brandstof meteen op.
Laat de machine eerst afkoelen voordat u deze opslaat.
Parkeer de machine niet in de nabijheid van een open
vuur.
U mag brandstof niet opslaan in de nabijheid van een
open vuur of binnenshuis aftappen uit de brandstoftank.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Laat
personeel dat niet bekend is met de instructies, nooit
onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.
Plaats onderdelen op kriksteunen indien dit nodig is.
Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen
energie.
Maak de accukabels los of verwijder de bougies voordat
u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten. Maak eerst
de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Sluit
eerst de pluspool van de accu aan en daarna de minpool.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende
onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl
de motor loopt.
Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren
en alle bevestigingselementen stevig vastzitten. Vervang
versleten of beschadigde stickers.
controleren. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat
u de machine weer in gebruik neemt.
• Gebruik altijd originele Toro-onderdelen zodat de
originele standaarden worden gehandhaafd.
• Veiligheid van de accu:
– Laad de accu op in een open, goed geventileerde
ruimte en doe dit niet in de buurt van vonken en
open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact
voordat u deze aansluit op of losmaakt van de accu.
Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd
gereedschap.
– Accuzuur is giftig en kan brandwonden veroorzaken.
Voorkom contact met de huid, ogen en kleding.
Bescherm uw gezicht, ogen en kleding als u
werkzaamheden verricht aan de accu.
– Accugassen kunnen ontploffen. Houd sigaretten,
vonken en open vuur uit de buurt van de accu.
• Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten
of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische
vloeistof ontsnapt. U kunt lekken in het hydraulische
systeem opsporen met behulp van karton of papier; doe
dit nooit met uw handen. Hydraulische vloeistof die
onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en
letsel veroorzaken en dient binnen enkele uren operatief
te worden verwijderd door een gespecialiseerde chirurg
omdat anders gangreen kan ontstaan.
6
Geluidsdruk
Deze machine oefent een geluidsdruk van 91 dBA uit op het
gehoor van de bestuurder (met een onzekerheidswaarde (K)
van 1 dBA.
De geluidsdruk is vastgesteld volgens de procedures in EN
ISO 11201.
Het geluidsdrukniveau kan variëren afhankelijk van de
omstandigheden.
Geluidsniveau
Deze machine heeft een geluidsniveau van 109 dBA, met een
onzekerheidswaarde (K) van 3,75 dBA.
Het geluidsniveau is vastgesteld zonder belasting en volgens
de procedures in ISO 3744.
Trillingsniveau op de handen
en armen
Vastgesteld in overeenstemming met EN 12096
Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 2,2 m/s2
Gemeten trillingsniveau voor de linkerhand = 2,3 m/s2
Onzekerheidswaarde (K) = 1,2 m/s2
De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in
EN ISO 20643.
7
Hellingsindicator
G011841
Figuur 3
Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik.
1. Om te bepalen wat de maximale hellingshoek is waarop u de machine veilig kunt bedienen, zie Werken op hellingen (bladz. 5).
Gebruik de hellingsindicator om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine op een helling gaat gebruiken. Gebruik de
machine niet op hellingen steiler dan de percentages in de tabel Werken op hellingen (bladz. 5).Langs de betreffende
lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen.
2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek.
3. Voorbeeld van het vergelijken van de hellingshoek met de gevouwen rand.
8
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich
bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.
93-6686
1. Hydraulische vloeistof
2. Lees de
Gebruikershandleiding.
93-9363
1. Parkeerrem
3. Ontgrendeld
2. Vergrendeld
93-7321
1. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd,
draaiende messen – Blijf uit de buurt van bewegende
onderdelen.
93-7814
100-4650
1. Risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van
bewegende onderdelen.
1. Handen kunnen bekneld raken – Houd omstanders op een
veilige afstand van de machine.
2. Handen of voeten kunnen bekneld raken – Houd
omstanders op een veilige afstand van de machine.
107-9366
93-9084
1. Hefpunt
1. De machine kan voorwerpen uitwerpen - Houd omstanders
op een veilige afstand van de machine.
2. Bevestigingspunt
115-2047
1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan.
9
115-4020
3. Achteruit
4. Linksaf
1. Rechtsaf
2. Vooruit
121–4402
1. Duw de stronkenfrees
naar voren om ze te laten
zakken
2. Ga naar rechts om de
stronkenfrees naar rechts
te bewegen
117–2718
3. Trek de stronkenfrees
naar achteren om ze naar
boven te laten komen
4. Ga naar links om de
stronkenfrees naar links te
bewegen
Symbolen op accu
Sommige of alle symbolen staan op de accu
1. Explosiegevaar
2. Niet roken. Geen open
vuur of vonken.
3. Risico van bijtende
vloeistof/chemische
brandwonden
4. Draag oogbescherming.
5. Lees de
Gebruikershandleiding.
6. Houd omstanders op
veilige afstand van de
accu.
7. Draag oogbescherming;
explosieve gassen kunnen
blindheid en ander letsel
veroorzaken
8. Accuzuur kan blindheid
of ernstige brandwonden
veroorzaken.
9. Ogen direct met water
spoelen en snel arts
raadplegen.
121–4381
1. Motor - Starten
2. Motor - Lopen
10. Bevat lood; niet
weggooien.
3. Motor - Afzetten
4. Snel
5. Motor – Lopen
10
6. LANGZAAM
7. AAN
8. Choke
9. UIT
10. Lees de
Gebruikershandleiding
voordat u de motor
start—1. Controleer of
de tractiebediening in
neutraal staat; 2. Beweeg
de gashendel naar Snel,
schakel de choke in, en
raak de joystick niet aan;
3. Draai aan het sleuteltje
om de motor te starten.)
119-4606
1. Waarschuwing - Lees de Gebruikershandleiding.
5. Explosiegevaar en gevaar voor elektrische schok - niet graven
in gebieden met ondergrondse gas- of elektriciteitsleidingen;
neem contact op met de plaatselijke nutsbedrijven voordat u
gaat graven.
2. Snij-/amputatiegevaar; frees - Houd omstanders op een
veilige afstand van de machine; laat de freeskop niet werken
terwijl u de machine transporteert.
6. Kantel-/pletgevaar - laat de snijkop zakken als u op hellingen
werkt.
3. Waarschuwing - Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen;
wacht tot alle onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
7. Ontploffingsgevaar, tanken; stop de motor en doof alle
vlammen bij het tanken.
4. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u hierin
getraind bent.
8. Waarschuwing - laat de freeskop zakken, stel de parkeerrem
in werking (indien van toepassing), zet de motor af en
verwijder het contactsleuteltje voordat u de machine verlaat.
121–4382
1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de
3. 1) Om de frees in te schakelen, drukt u de vergrendeling en
bediening van de frees —1) Snij horizontaal langs de rand van
de trekker samen; 2) Hou de trekker ingeduwd om de frees
de stronk; 2) Laat de frees lichtjes in de stronk zakken; 3) Snij
te laten lopen.
horizontaal tot op de grond; 4) Beweeg de frees naar voren.
2. Begin niet in het midden van een stronk te frezen; begin aan
de rand ervan.
11
Montage
Algemeen overzicht
van de machine
Vloeistofpeil controleren
Voordat u de motor voor het eerst start, dient u het peil van
de motorolie en de hydraulische vloeistof te controleren; zie
Motoroliepeil controleren (bladz. 17) en Het peil van de
hydraulische vloeistof controleren (bladz. 38).
Accu opladen
Laad de accu op; zie Accu opladen (bladz. 31) voor meer
informatie.
Hefklep openen
Voordat u de frees kunt heffen en de machine bewegen, moet
u de hefklep openen die zich onder het bedieningspaneel
bevindt (Figuur 4). Draai de knop linksom om de frees te
kunnen heffen. Hoe verder u de knop draait, hoe sneller de
kop omhoog en omlaag zal gaan tijdens het werk.
Figuur 5
1. Schakelbord
2. Splinterscherm
3. Motor
4. Accu
5. Frees
6. Rupsband
Bedieningsorganen
Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen
(Figuur 6) voordat u de motor start en de machine gebruikt.
Figuur 6
1. Contactschakelaar
2. Gashendel
Figuur 4
3. Chokehendel
4. Urenteller
6. Referentiebalk
7. Veiligheidsplaat voor
achteruit
8. Bedieningshendel van
frees
9. Handgreep
5. Tractiebediening
Contactschakelaar
De contactschakelaar heeft drie standen: uit, draaien en
starten.
12
Tractiebediening
Om de motor te starten, draait u het sleuteltje naar de stand
Start. Als u het sleuteltje loslaat als de motor start, zal dit
automatisch terugkeren naar Lopen.
Om de motor af te zetten, draait u het sleuteltje op Uit.
Gashendel
Zet de hendel naar voren om het motortoerental te verhogen
en naar achteren om het toerental te verlagen.
Figuur 8
Chokehendel
1. Referentiebalk (beweegt niet en biedt daardoor een
referentiepunt en een vaste handgreep die u kunt
vasthouden tijdens het bedienen van de tractie-eenheid)
Voordat u een koude motor start, moet u de chokehendel
naar voren bewegen. Nadat de motor is gestart, kunt u met
behulp van de choke de motor regelmatig laten lopen. Zodra
dit mogelijk, moet u de chokehendel helemaal naar achteren
bewegen.
2. Tractiebediening (beweegt zodat u de machine kunt
bedienen)
• Om vooruit te rijden, beweegt u de tractiehendel naar
Opmerking: Als de motor warm is, hoeft de choke niet of
nauwelijks te worden gebruikt.
voren (Figuur 9).
Urenteller
Als de motor is afgezet, verschijnt op de urenteller het aantal
uren dat de machine in bedrijf is geweest.
Referentiebalk
Tijdens het rijden dient u de referentiebalk als handgreep
en hefpunt te gebruiken om de tractie te regelen. Voor een
soepele, gecontroleerde bediening houdt u altijd beide handen
op de referentiebalk tijdens het bedienen van de machine.
Figuur 9
• Om achteruit te rijden, beweegt u de tractiehendel naar
achteren (Figuur 10). Kijk bij het achteruitrijden
altijd naar achteren en houd uw handen op de
referentiebalk (Figuur 8).
Parkeerrem
Til de hendel omhoog om de parkeerrem in te schakelen.
Druk de hendel naar beneden om de parkeerrem uit te
schakelen.
Figuur 10
• Voor een bocht naar rechts draait u de tractiebediening
rechtsom (Figuur 11).
Figuur 7
1. Parkeerremhendel
13
G008131
Figuur 11
• Voor een bocht naar links draait u de tractiebediening
linksom (Figuur 12).
G008132
Figuur 12
• Om te stoppen, laat u de tractiebediening los (Figuur 8).
Opmerking: Hoe verder u de tractiebediening in een
bepaalde richting beweegt, hoe sneller de machine in die
richting gaat.
Bedieningshendel van frees
De bedieningshendel van de frees werkt als volgt:
• Om de frees (Figuur 13) in te schakelen drukt u op de
rode knop bovenaan de hendel en drukt u de trekker
in. Zodra de frees ingeschakeld is, kunt u de rode knop
loslaten.
Figuur 13
• Stop de frees (Figuur 13) door de trekker gedurende meer
1. Neutraalstand
3. Laat de frees lopen
2. Start de frees
4. Stop de frees
dan een halve seconde los te laten.
• Trek de hendel naar achteren om de frees omhoog te
Opmerking: Als u tijdens het werken met de frees de
trekker eventjes loslaat (minder dan een halve seconde)
zal de frees ingeschakeld blijven.
brengen (Figuur 14).
14
Figuur 16
Figuur 14
De snelheidsbediening voor
heffen/zakken
• Druk de hendel naar voren om de frees te laten zakken
(Figuur 15).
U kunt de snelheid waarmee de freeskop omhoog en omlaag
gaat instellen. Gebruik hiervoor de snelheidsbediening
voor heffen/zakken die zich onder de rechterkant van het
bedieningspaneel bevindt (Figuur 17). Draai de knop linksom
om de snelheid te verhogen en rechtstom om de snelheid te
verlagen.
Als u ooit de machine moet stoppen met de freeskop
omhoog, draai dan de bedieningsknop helemaal naar links; zo
vergrendelt u de freeskop en kunt u de machine verlaten of
onderhoud uitvoeren.
VOORZICHTIG
Als u de freeskop omhoog laat staan zonder de
snelheidsbesturing voor heffen/zakken helemaal
naar links te draaien, kan de frees zakken en u of
omstanders verpletteren.
Figuur 15
Laat indien mogelijk de frees op de grond zakken
voordat u de motor stopt. Als de freeskop omhoog
moet blijven, draai de snelheidsbediening voor
heffen/zakken dan helemaal naar rechts om de
frees te vergrendelen.
• Beweeg de hendel in de gewenste richting om de frees
naar links of rechts te draaien.
15
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de
linker- en rechterzijde van de machine.
Belangrijk: Controleer voordat u de machine gebruikt
het brandstof- en oliepeil en verwijder vuil. Zorg
ervoor dat het werkgebied vrij is van mensen en van
vuil. U moet ook de locaties van alle elektriciteits- en
gasleidingen kennen en gemarkeerd hebben.
Brandstof bijvullen
Gebruik loodvrije benzine (octaangetal minimaal 87). Gelode
benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet
verkrijgbaar is.
GEVAAR
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
Figuur 17
• Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer
de motor koud is. Eventueel gemorste benzine
opnemen.
Specificaties
Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
breedte
86 cm
Lengte
241 cm
Hoogte
130 cm)
Gewicht
• Vul de brandstoftank nooit als de machine op
een aanhanger in een afgesloten ruimte staat.
• Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de
brandstoftank tot maximaal 6 mm tot 13 mm
vanaf de onderkant van de vulbuis. Deze ruimte
in de tank geeft benzine de kans om uit te zetten.
794 kg
• Rook nooit wanneer u met benzine bezig bent,
en houd de brandstof weg van open vuur of
vonken.
Toebehoren/accessoires
Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en
accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om
de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden.
Neem contact op met een erkende servicedealer of verdeler
of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde
werktuigen en accessoires.
• Bewaar benzine in een goedgekeurd vat of blik
en buiten bereik van kinderen. Koop nooit meer
benzine dan u in 30 dagen kunt opmaken.
• Gebruik de machine uitsluitend als het complete
uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren
werkt.
16
2. Verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.
GEVAAR
3. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder deze
(Figuur 18).
In bepaalde omstandigheden kan tijdens het
tanken statische elektriciteit worden ontladen
waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot
ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
• Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de
buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult.
• Vul benzinevaten niet in een vrachtwagen
of aanhanger, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kan isoleren, waardoor de
afvoer van statische lading wordt bemoeilijkt.
• Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste
een machine met een benzinemotor eerst van de
vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken
als de machine met de wielen op de grond staat.
Figuur 18
• Als dit niet mogelijk is, verdient het de voorkeur
dergelijke machines op een truck of aanhanger
bij te vullen uit een draagbaar vat, niet met
behulp van een vulpistool van een pomp.
1. Dop van brandstoftank
2. Brandstofmeter
4. Vul de brandstoftank tot maximaal 6 mm tot 13 mm
vanaf de onderkant van de vulbuis.
• Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van het vat te
houden, totdat u klaar bent met bijvullen.
Belangrijk: De ruimte in de tank geeft de benzine
de kans om uit te zetten. Vul de brandstoftank
niet helemaal.
5. Draai de tankdop stevig vast.
Belangrijk: Nooit methanol, benzine die methanol
bevat of gasohol met meer dan 10% ethanol gebruiken,
omdat deze het brandstofsysteem van de motor kunnen
beschadigen. Geen olie bij de benzine mengen.
6. Neem gemorste brandstof op.
Motoroliepeil controleren
Gebruik van stabilizer/conditioner
Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt,
moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren; zie
Het motoroliepeil controleren (bladz. 25).
Als u de machine maximaal 90 dagen gaat stallen met de
brandstof in de tank, voeg dan stabilizer/conditioner toe
om de benzine vers te houden. Als u de machine langer wilt
stallen, strekt het tot aanbeveling de benzine af te tappen uit
de brandstoftank.
De motor starten en stoppen
Belangrijk: Gebruik nooit brandstofadditieven die
methanol of ethanol bevatten.
Motor starten
1. Zet de gashendel halverwege tussen Langzaam en Snel
(Figuur 19).
Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de
benzine toe.
Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als
deze met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd een
stabilizer om het risico van harsachtige afzettingen in het
brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden.
Brandstoftank vullen
1. Parkeer de machine op een horizontale ondergrond,
laat de frees zakken en stop de motor.
17
voordat u het contactsleuteltje naar Uit draait. De
motor kan dan afkoelen voordat deze wordt afgezet. In
een noodgeval kan de motor direct worden afgezet.
4. Verwijder het sleuteltje.
De machine stoppen
Om de machine te stoppen laat u de tractiebediening los, zet u
de gashendel op Langzaam (schildpad), brengt u frees omlaag
tot op de grond en verwijdert u het sleuteltje.
VOORZICHTIG
Figuur 19
1. Gashendel
De kans bestaat dat een kind of ongeoefende
omstander de machine probeert te bedienen en
daarbij letsel oploopt.
3. Sleuteltje
2. Chokehendel
Verwijder altijd het contactsleuteltje wanneer u de
machine achterlaat, ook al is het slechts voor een
paar seconden.
2. Zet de chokehendel in de Aan-stand (Figuur 19).
Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u
de choke niet te gebruiken.
Een niet-werkende machine
bewegen
3. Draai het contactsleuteltje naar de stand Aan (Figuur
19). Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat.
Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet
langer dan 10 seconden in werking. Als de
motor niet wil starten, moet u na elke poging
de motor 30 seconden laten afkoelen. Indien u
deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor
doorbranden.
Belangrijk: U mag de machine niet slepen of trekken
zonder dat u eerst de sleepkleppen hebt geopend, omdat
anders het hydraulische systeem wordt beschadigd.
1. Zet de motor af.
2. Verwijder het onderste scherm.
4. Zet de choke langzaam in de stand Uit (Figuur 19). Als
de motor afslaat of hapert, schakel dan opnieuw de
choke in totdat de motor opwarmt.
3. Gebruik een steeksleutel om de sleepkleppen op de
hydraulische motors tweemaal linksom te draaien
(Figuur 20).
5. Zet de gashendel in de gewenste stand (Figuur 19).
Belangrijk: Als de motor op volle toeren
draait terwijl het hydraulische systeem koud is
(bijvoorbeeld als de omgevingstemperatuur rond
of onder het vriespunt is), kan er schade aan het
hydraulische systeem ontstaan. Als u de motor
start in koude weersomstandigheden, moet u de
motor 2 tot 5 minuten halfgas laten lopen voordat
u de gashendel op Snel (haas) zet.
Opmerking: Als de buitentemperatuur onder het
vriespunt is, sla de machine dan in een garage op. Zo
blijft de machine warmer en kan deze makkelijker
starten.
Figuur 20
Motor afzetten
1. Sleepkleppen
1. Stop de frees en laat deze zakken.
4. Breng het onderste scherm aan en sleep de machine.
2. Zet de gashendel op Langzaam (Figuur 19).
5. Als de machine is gerepareerd, sluit dan de sleepkleppen
voordat u de machine bedient.
3. Draai het contactsleuteltje op Uit (Figuur 19).
Opmerking: Als de motor zwaar belast is geweest
of heet is, moet u deze nog een minuut laten draaien
18
Een boomstronk frezen
GEVAAR
Dit product kan handen of voeten afsnijden.
• Blijf op de bestuurdersplaats terwijl de frees
draait en blijf uit de buurt van de frees.
• Houd omstanders op een veilige afstand van de
frees.
• Stop de frees onmiddellijk als mensen of dieren
het werkgebied betreden.
WAARSCHUWING
Figuur 21
Bij het frezen van een boomstronk worden splinters,
grond en ander vuil in de lucht geworpen. Hierbij
kunnen u of omstanders letsel oplopen.
5. Laat de frees ongeveer 2,5 cm zakken en beweeg ze
terug over de stronk.
• Draag altijd een helm en gelaatsscherm als u
met de frees werkt.
6. Herhaal stap 5 tot u het grondniveau hebt bereikt.
7. Laat de frees omhoog komen tot ongeveer 2,5 cm
onder de bovenkant van de overblijvende stronk,
beweeg de machine een paar centimeter naar voren en
herhaal stap 4 tot 6.
• Houd omstanders op een veilige afstand van de
frees.
8. Herhaal stap 4 tot 7 totdat u de hele boomstronk hebt
gefreesd.
WAARSCHUWING
De frees maakt veel lawaai als ze een boomstronk
snijdt. Dit kan gehoorschade tot gevolg hebben.
9. Als u ook grote boomwortels moet frezen, plaats
de frees dan boven de wortel en gebruik de
tractiebediening en de freesbediening om de frees langs
de wortel te bewegen en zo weg te frezen.
Bescherm altijd uw oren als u de frees gebruikt.
1. Start de motor, breng de frees omhoog, stel de
gashendel in op Snel, en rij de machine naar de
boomstronk die u wilt frezen.
De machine vastmaken voor
transport
2. Gebruik de bedieningshendel van de frees en het
tractiepedaal om de frees aan één kant van de voorkant
van de boomstronk te rijden, ongeveer 2,5 cm onder
de bovenkant van de boomstronk.
Als u de machine vervoert op een aanhanger, moet u altijd
als volgt te werk gaan:
3. Start de frees en wacht tot deze op volle snelheid is.
Belangrijk: U mag met de machine niet werken of
rijden op de openbare weg.
4. Gebruik de bedieningshendel om de frees langzaam
over het oppervlak van de boomstronk te bewegen en
snij een strook hout weg (Figuur 21).
1. Zet de motor af.
2. Laat de frees zakken.
3. Bevestig de machine aan de aanhangwagen
met kettingen of stroppen. Gebruik de
bevestigings-/takelpunten aan de voor- en
achterkant van de machine (Figuur 22 en Figuur 23).
Raadpleeg de lokale vereisten inzake aanhangwagens en
de bevestiging van machines.
Belangrijk: De frees vertraagt automatisch de
snelheid waarmee ze in de stronk gaat zodat het
vliegwiel met de optimale snelheid kan blijven
draaien en niet vastloopt in het hout.
19
• Zet de gashendel altijd volledig open (maximaal
motortoerental) als u freest.
• Snij de randen van de boomstronk om efficiënter te
kunnen frezen. Zodra de snijdiepte bijna 1/4 van de
wieldiameter bedraagt (Figuur 21), tilt u de frees op, gaat
u verder en snijdt u weer in de rand.
Figuur 22
1. Voorste bevestigingspunt
Figuur 23
1. Achterste bevestigingspunten
De machine omhoog brengen
U kunt de machine omhoog brengen met behulp van de
bevestigingsogen als hefpunten (Figuur 22 en Figuur 23).
Tips voor bediening en gebruik
• Verwijder vuil, takken en stenen uit het werkgebied
voordat u aan de slag gaat om beschadiging van de
apparatuur te voorkomen.
20
Onderhoud
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval
Na de eerste 50 bedrijfsuren
Bij elk gebruik of dagelijks
Na elk gebruik
Onderhoudsprocedure
• Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning.
•
•
•
•
De machine smeren. (onmiddellijk smeren na elke wasbeurt).
Motoroliepeil controleren.
Reinig het motorscherm.
Controleer de toestand van de tanden en draai of vervang tanden die versleten
of beschadigd zijn.
• Verwijder vuil van de machine.
• Controleren of het bevestigingsmateriaal goed vast zit.
• Controleer de staat van de rupsbanden en reinig ze.
Om de 25 bedrijfsuren
• Accuzuur controleren.
• Het peil van de hydraulische vloeistof controleren.
Om de 100 bedrijfsuren
• Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning.
• Controleer de hydraulische leidingen op lekkages, losgeraakte aansluitingen, kinken,
loszittende steunen, slijtage en beschadigingen als gevolg van weersinvloeden of de
inwerking van chemicaliën. Vervangen indien nodig.
Om de 150 bedrijfsuren
• Controleer het voorfilter.
• De motorolie verversen. Een oliefilter wordt aanbevolen. (dit moet vaker gebeuren
als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden)
• Brandstoffilter vervangen. (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in
stoffige of vuile omstandigheden).
• Oliekoeler reinigen.
Om de 200 bedrijfsuren
• Hydraulisch filter vervangen.
Om de 250 bedrijfsuren
• Controleer en smeer de wegwielen.
Om de 300 bedrijfsuren
• Vervang het voorfilter. (Vaker in stoffige, vuile omstandigheden)
• Controleer het binnenste luchtfilter.
• Motoroliefilter vervangen.
Om de 400 bedrijfsuren
• Hydraulische vloeistof verversen.
Om de 600 bedrijfsuren
• Vervang het binnenste luchtfilter.
• De bougies vervangen en afstellen.
Om de 1500 bedrijfsuren
• Vervang alle bewegende hydraulische slangen.
Jaarlijks of vóór stalling
• De spanning van de rupsbanden controleren en op de juiste spanning brengen.
• Beschadigde lak bijwerken
Belangrijk: Zie de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
VOORZICHTIG
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en
andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden
uitvoert aan het voertuig. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.
21
Procedures
voorafgaande aan
onderhoud
Het onderste scherm
verwijderen
1. Laat de frees zakken, zet de motor af en haal het
sleuteltje uit het contact.
2. Draai de twee bouten waarmee het onderste scherm
bevestigd is één voor één los tot u het scherm kunt
wegnemen (Figuur 25).
Voordat u een deksel opent: zet de motor af, verwijder het
sleuteltje en laat de motor afkoelen.
Belangrijk: De bevestigingen van het onderste
scherm zijn zo ontworpen dat ze op het deksel
blijven zitten nadat de bevestiging is losgemaakt.
Draai de twee bouten een paar slagen losser zodat
de kap loszit maar nog wel bevestigd is en draai
de bouten daarna pas los totdat de kap eraf komt.
Hiermee voorkomt u dat u per ongeluk de bouten
van de borgringen losdraait.
De voorkap verwijderen
1. Laat de frees zakken, stop de motor, verwijder het
contactsleuteltje en laat de machine afkoelen.
WAARSCHUWING
Als de machine gelopen heeft, zijn zowel
de kap als de geluidsdemper onder de kap
heet; deze kunnen bij aanraking ernstige
brandwonden veroorzaken.
Laat de machine afkoelen voordat u de kap
verwijdert.
2. Verwijder de (2) schroeven waarmee de voorkap aan de
machine is bevestigd (Figuur 24).
1
Figuur 25
1. Onderste scherm
2. Bouten
3. Trek het scherm terug en trek het uit de machine.
Het onderste scherm monteren
G021242
1. Laat de frees zakken, zet de motor af en haal het
sleuteltje uit het contact.
2
Figuur 24
1. Kap
2. Schuif het onderste scherm in de machine (Figuur 25).
2. Schroeven
Opmerking: Mogelijk moet u het onderste scherm
optillen om ervoor te zorgen dat het goed op haar
plaats zit.
3. Schuif de kap een beetje naar voren en trek ze naar
boven om ze te verwijderen (Figuur 24).
3. Bevestig het scherm met de bouten die u eerder
losgezet heeft.
De voorkap monteren
1. Laat de frees zakken, zet de motor af en haal het
sleuteltje uit het contact.
2. Schuif de voorkap op haar plaats en draai de 2
schroeven vast om ze aan de machine te bevestigen
(Figuur 24).
22
Smering
De machine smeren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
(onmiddellijk smeren na elke wasbeurt).
Type smeermiddel: Universeel smeervet.
1. Laat de frees zakken en zet de motor af. Verwijder het
sleuteltje.
2. Reinig de smeernippels met een doek.
3. Sluit een smeerpistool aan op elke smeernippel (Figuur
26 tot Figuur 28).
Figuur 28
4. Pomp vet in de nippels totdat er wat vet bij de lagers
naar buiten komt (ongeveer 3 maal pompen).
5. Overtollig vet wegvegen.
Figuur 26
Figuur 27
23
Onderhoud motor
6. Inspecteer het filterelement op beschadiging door
een felle lichtbron op de buitenkant van het filter te
richten en er doorheen te kijken. Gaten in het filter
zijn herkenbaar als lichte plekken. Als het filter is
beschadigd, moet u dit weggooien.
Onderhoud van het luchtfilter
Onderhoudsinterval: Om de 150 bedrijfsuren—Controleer
het voorfilter.
Om de 300 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de
kortste periode aan)—Vervang het voorfilter. (Vaker
in stoffige, vuile omstandigheden)
Om de 300 bedrijfsuren—Controleer het binnenste
luchtfilter.
Om de 600 bedrijfsuren—Vervang het binnenste
luchtfilter.
Filters monteren
Belangrijk: U mag de motor nooit laten lopen zonder
dat beide luchtfilters zijn gemonteerd, omdat anders de
motor schade kan oplopen.
1. Als u nieuwe filters monteert, moet u elk filter
controleren op transportschade. Een beschadigd filter
mag niet worden gebruikt.
2. Als u het binnenste filter vervangt, moet u dit
voorzichtig in de filterbehuizing schuiven (Figuur 29).
Opmerking: U moet de filters vaker controleren als
de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of
zanderige omstandigheden.
3. Schuif het voorfilter voorzichtig op het binnenste filter
(Figuur 29).
Filters verwijderen
Opmerking: Zorg ervoor dat het voorfilter volledig
op zijn plaats zit door op de buitenrand te duwen
tijdens de montage.
1. Laat de frees zakken en zet de motor af. Verwijder het
sleuteltje.
2. Maak de sluitingen op het luchtfilter los en trek het
luchtfilterdeksel van het luchtfilterhuis (Figuur 29).
Belangrijk: Druk niet op het zachte midden van
het filter.
4. Schuif het deksel op de luchfilterbehuizing en maak
het vast (Figuur 29).
Motoroliepeil controleren
Type olie: Reinigingsolie (API-klasse SJ of hoger)
Olie-inhoud: als het filter vervangen wordt 2,9 l
Viscositeit: Zie onderstaande tabel.
Figuur 29
1. Luchtfilterbehuizing
3. Voorfilter
2. Veiligheidsfilter
4. Luchtfilterdeksel
SAE 30
3. Reinig de binnenkant van het luchtfilterdeksel met
perslucht.
4. Schuif het filter voorzichtig uit het luchtfilterhuis
(Figuur 29).
0
50
0
g019933
Figuur 30
Opmerking: Zorg ervoor dat u niet met het filter
tegen de zijkant van het luchtfilterhuis stoot.
5. Verwijder het binnenste filter alleen als u van plan bent
het filter te vervangen.
Vraag uw erkende Toro-dealer om Toro Premium motorolie.
Opmerking: Het gebruik van synthetische olie met een
rating van 5W-30 is aanvaardbaar tot 4 graden C.
Belangrijk: Probeer nooit het binnenste filter te
reinigen. Als het binnenste filter vuil is, betekent
dit dat het voorfilter is beschadigd. Vervang beide
filters.
Opmerking: Synthetische olie zorgt voor een betere start
bij extreme koude onder de -23 graden C.
24
Het motoroliepeil controleren
Motorolie verversen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Onderhoudsinterval: Om de 150 bedrijfsuren (dit
moet vaker gebeuren als de machine
wordt gebruikt in stoffige of vuile
omstandigheden)
Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is.
WAARSCHUWING
Opmerking: Geef de afgewerkte olie af bij een
inzamelcentrum.
Contact met hete oppervlakken kan lichamelijk
letsel veroorzaken.
1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Warme
olie kan beter worden afgetapt.
Houd handen, voeten, gezicht, kleding en andere
lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en
andere hete oppervlakken.
2. Parkeer de machine zo, dat de achterkant lager is dan
de voorkant om ervoor te zorgen dat alle olie volledig
kan worden afgetapt.
Belangrijk: Het carter nooit overvullen met olie.
Hierdoor kan de motor beschadigd raken. Laat de
motor nooit lopen als de olie lager staat dan de onderste
markering, omdat de motor daardoor beschadigd kan
raken.
3. Laat de frees zakken en zet de motor af. Verwijder het
sleuteltje.
4. Plaats een opvangbak onder de aftapslang. Draai aan
de aftapplug om de olie in de bak te laten lopen (Figuur
32).
1. Laat de frees zakken en zet de motor af. Verwijder het
sleuteltje.
2. Controleer de olie zoals wordt getoond in Figuur 31.
1
2
3
4
5
Figuur 32
1. Olieaftapslang
6
7
2. Olieaftapplug
5. Als alle olie is weggelopen, draait u de aftapplug dicht.
6. Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum
7. Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde
olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie
toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 33).
8
9
10
G008792
Figuur 31
25
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
G008796
Figuur 33
8. Start de motor en rijd naar een vlak gebied. Controleer
het oliepeil opnieuw.
3/4
G015198
Motoroliefilter vervangen
Figuur 34
Onderhoudsinterval: Om de 300 bedrijfsuren
Opmerking: Vervang het oliefilter van de motor vaker
als de machine wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige
omstandigheden.
Belangrijk: Draai het oliefilter erop tot de
pakking de motor raakt en draai vervolgens nog
3/4 slag.
1. Reinig de omgeving van het oliefilter.
4. Vul het carter met het juiste type nieuwe olie.
2. Laat de olie uit de motor lopen; raadpleeg Motorolie
verversen (bladz. 25).
3. Vervang het oliefilter van de motor zoals wordt
getoond in Figuur 34.
26
Onderhoud van de bougies
Bougies monteren
Onderhoudsinterval: Om de 600 bedrijfsuren—De bougies
vervangen en afstellen.
Draai de bougies aan tot 27 Nm.
Controleer of de elektrodenafstand correct is voordat u
de bougies monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het
(de)monteren van de bougies en een voelermaat voor het
meten en afstellen van de elektrodenafstand. Vervang
de bougies in overeenstemming met de aangegeven
onderhoudsintervallen.
Type: Champion® XC10YC of gelijkwaardig
Figuur 37
Elektrodenafstand: 0,76 mm
Bougies verwijderen
1. Laat de frees zakken en zet de motor af. Verwijder het
sleuteltje.
2. Verwijder de bougies.
Figuur 35
De elektrodenafstand van nieuwe
bougies instellen
Stel de elektrodenafstand van de nieuwe bougies af op 0,76
mm.
1
2
G008794
Figuur 36
27
Onderhoud
brandstofsysteem
Opmerking: Omdat de tank nu toch leeg is, is dit
een uitstekend moment om het brandstoffilter te
vervangen. Zie Brandstoffilter vervangen (bladz. 28).
7. Monteer de brandstofslang op de brandstofafsluitklep.
Schuif de slangklem dicht tegen de klep om de
brandstofslang vast te zetten.
Brandstof aftappen uit de
brandstoftank
8. Neem eventueel gemorste brandstof op.
GEVAAR
Brandstoffilter vervangen
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
Onderhoudsinterval: Om de 150 bedrijfsuren/Jaarlijks
(houd hierbij de kortste periode aan)
(dit moet vaker gebeuren als de machine
wordt gebruikt in stoffige of vuile
omstandigheden).
• Tap de benzine af uit de brandstoftank wanneer
de motor koud is. Doe dit buiten op een open
terrein. Eventueel gemorste benzine opnemen.
Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de
brandstofslang monteren.
• Rook nooit als u benzine aftapt en blijf uit
de buurt van open vuur als de kans bestaat
dat benzinedampen door een vonk kunnen
ontbranden.
Opmerking: Noteer hoe het brandstoffilter was geplaatst
om het nieuwe filter correct te kunnen plaatsen.
Opmerking: Neem eventueel gemorste brandstof op.
1. Laat de frees zakken.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak
zodat alle benzine kan weglopen uit de brandstoftank.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
2. Laat de frees zakken.
3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
3. Draai de brandstofafsluitklep dicht (Figuur 38).
4. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar
toe en schuif ze weg van het filter (Figuur 39).
4. Draai de brandstofafsluitklep dicht (Figuur 38).
1 2
3
Figuur 38
G008963
Figuur 39
1. Brandstofafsluitklep
1. Brandstoffilter
5. Knijp de uiteinden van de slangklem aan de motorkant
van de brandstofafsluitklep samen en schuif ze op de
brandstofleiding, weg van de klep (Figuur 38).
3. Brandstofslang
2. Slangklem
5. Verwijder het filter uit de brandstofslangen.
6. Trek de brandstofslang van de klep (Figuur 38). Open
de brandstofafsluitklep en laat de benzine in een
benzinevat of een opvangbak lopen.
6. Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen
terug tot dicht bij het filter.
28
Onderhoud elektrisch
systeem
7. Open de brandstofafsluitklep (Figuur 38).
8. Controleer op lekkages en repareer deze indien dit
nodig is.
9. Neem eventueel gemorste brandstof op.
Onderhoud van de accu
Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Accuzuur
controleren.
Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Veeg de
accubehuizing schoon met een tissue. Als de accupolen zijn
geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van
vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje
vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen.
Spanning: 12 V, 280 A (koude start) bij -18 graden C.
WAARSCHUWING
CALIFORNIË
Proposition 65 Waarschuwing
Accuklemmen, accupolen en dergelijke
onderdelen bevatten lood en loodverbindingen.
Van deze stoffen is bekend dat ze kanker
en schade aan de voortplantingsorganen
veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met
deze onderdelen in aanraking bent geweest.
GEVAAR
Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif
dat ernstige brandwonden veroorzaakt.
U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact
met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een
veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen
en handen te beschermen.
Accu verwijderen
WAARSCHUWING
Accupolen of metalen gereedschappen kunnen
kortsluiting maken met metalen onderdelen van
de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan.
Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen
en lichamelijk letsel veroorzaken.
• Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren
van de accu de accupolen niet in aanraking
komen met metalen onderdelen van de machine.
• Voorkom dat metalen gereedschappen
kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en
metalen onderdelen van de machine.
29
3. Bevestig de pluskabel (rood) aan de pluspool (+) van
de accu met een moer, ring en bout (Figuur 40). Schuif
het rubberen kapje over de accupool heen.
WAARSCHUWING
Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan
dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg
hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen
accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk
letsel veroorzaken.
4. Bevestig vervolgens de minkabel en de aardingskabel
aan de minpool (–) van de accu met een moer, ring en
bout (Figuur 40). Schuif het rubberen kapje over de
accupool heen.
• Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los
voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
Zuurpeil van de accu controleren
• Sluit altijd eerst de pluskabel (rood) van de accu
aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
GEVAAR
Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif
dat ernstige brandwonden veroorzaakt.
1. Laat de frees zakken.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
• U mag accuzuur nooit inslikken en moet
elk contact met huid, ogen of kleding
vermijden. Draag een veiligheidsbril en
rubberhandschoenen om uw ogen en handen te
beschermen.
3. Verwijder het zwarte rubberen kapje van de minkabel.
Maak de minkabel los van de minpool (–) van de accu
(Figuur 40).
• Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon
water aanwezig is om indien nodig uw huid af
te spoelen.
1. Kijk aan de zijkant van de accu. Het zuurpeil moet tot
aan de bovenste streep staan (Figuur 41). Het peil mag
niet niet onder de onderste streep komen (Figuur 41).
Figuur 40
1. Minkabel (afgebeeld met
rubberkap)
4. Accu
2. Pluskabel (afgebeeld
zonder rubberkap)
5. J-bout
Figuur 41
1. Vuldoppen
3. Onderste streep
2. Bovenste streep
3. Bevestigingsplaat van
accu
2. Als het zuurpeil te laag is, moet u bijvullen met de
vereiste hoeveelheid gedistilleerd water; zie Accu
bijvullen met water.
4. Schuif het rode stofkapje voor de accupool van de
pluspool (rood) van de accu. Verwijder vervolgens de
pluskabel (rood) van de accu (Figuur 40).
Accu bijvullen met water
5. Verwijder de bevestigingsplaat, de J-bouten en de
borgmoeren waarmee de accu bevestigd is (Figuur 40)
en verwijder de accu.
U kunt de accu het best bijvullen met gedistilleerd water
voordat u de machine gaat gebruiken. Het water vermengt
zich dan goed met het accuzuur.
1. Verwijder de accu uit de machine, zie Accu verwijderen.
Accu monteren
Belangrijk: Vul de accu nooit bij met gedistilleerd
water terwijl de accu nog in de machine zit. Er
zou dan accuzuur op andere onderdelen kunnen
komen, wat tot corrosie kan leiden.
1. Plaats de accu op de machine (Figuur 40).
2. Bevestig de accu met de accuhouder, j-bouten en
borgmoeren.
30
2. Maak de bovenkant van de accu schoon met een tissue.
3. Verwijder de vuldoppen van de accu (Figuur 41).
4. Giet langzaam gedistilleerd water in elke cel van de
accu totdat het zuurpeil de Bovenste streep (Figuur 41)
op de accubehuizing bereikt.
Belangrijk: De accu niet te vol vullen; uitgelopen
accuzuur (zwavelzuur) kan ernstige corrosie en
beschadiging van het chassis veroorzaken.
5. Wacht na het bijvullen van de accucellen vijf tot tien
minuten. Vul indien nodig gedestilleerd water bij totdat
het zuurpeil de Bovenste streep (Figuur 41) op de
accubehuizing bereikt.
Figuur 42
1. Pluspool van de accu
3. Rode (+) oplaadkabel
2. Minpool van de accu
4. Zwarte (–) oplaadkabel
6. Plaats de vuldoppen op de accu.
Accu opladen
Zekeringen vervangen
WAARSCHUWING
Er zijn 4 zekeringen in het elektrische systeem. Ze bevinden
zich onder het bedieningspaneel aan de linkerkant (Figuur 43).
Bij het opladen produceert de accu gassen die tot
ontploffing kunnen komen.
30
25
20
15
Startcircuit
Niet in gebruik
Circuit koelventilator
Koplamp (optie)
Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor
dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu
komen.
Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig
geladen is (soortelijk gewicht 1.265). Dit is vooral
belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen
bij temperaturen beneden 0° C.
1. Accu uit het chassis verwijderen, zie Accu verwijderen.
2. Controleer het zuurpeil; zie Zuurpeil controleren.
3. Zorg ervoor dat de vuldoppen op de accu zijn geplaatst.
Sluit een acculader van 3 tot 4 A aan op de accupolen.
Laad de accu op gedurende 4 tot 8 uur bij 3–4 A (12 V).
De accu niet te ver opladen.
4. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de
acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de
oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 42).
5. Monteer de accu in de machine en sluit de accukabels
aan; zie Accu monteren.
Figuur 43
Opmerking: Gebruik de machine nooit wanneer de
accu is losgekoppeld; dit kan beschadigingen aan het
elektrische systeem tot gevolg hebben.
1. Zekeringhouder
31
A
A
A
A
Onderhoud
aandrijfsysteem
Onderhoud van de rupsbanden
De rupsbanden reinigen
Figuur 45
Onderhoudsinterval: Na elk gebruik
1. Stop de machine op een horizontaal oppervlak.
Controleer regelmatig de rupsbanden op overmatige slijtage
en maak ze schoon. Vervang de rupsbanden als deze versleten
zijn.
2. Zet de motor af, laat de frees zakken, verwijder het
contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
1. Laat de frees zakken.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
3. Zet de contramoer van de spanbout van de rupsband
los (Figuur 46).
3. Gebruik een waterslang of een hogedrukreiniger om
de rupsbanden te reinigen.
Belangrijk: Gebruik alleen waterdruk voor het reinigen
van de rupsbanden. De rest van de machine mag
niet met een hogedrukreiniger behandeld worden.
Hogedrukreiniging kan het elektrische en hydraulische
systeem beschadigen of de smering aantasten.
Belangrijk: Zorg ervoor dat u de wielen en de
kettingwielaandrijving grondig reinigt (Figuur 44).
Figuur 46
1. Spanbout
3. Klembouten
2. Contramoer
4. Draai de spanbout aan tot 32,5 à 40,7 Nm om de
rupsband aan te spannen (Figuur 46).
5. Zorg ervoor dat de rupsband niet meer dan 0,6 à 1
cm doorbuigt als er een kracht van 20,4 kg op wordt
uitgeoefend. Stel de torsie van de spanbout af zoals
vereist.
Figuur 44
1. Wegwielen
6. Draai de contramoer vast.
3. Rupsband
2. Kettingwielaandrijving
Rupsbanden vervangen
Vervang de rupsbanden als deze versleten zijn.
De spanning van de rupsbanden
controleren en afstellen
1. Laat de frees zakken.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren
Om de 100 bedrijfsuren
3. Breng de betreffende zijde omhoog of ondersteun deze
zodat de rupsband 7,6 tot 10 cm van de grond is.
Om de spanning van de rupsbanden te controleren, plaatst
u 20,4 kg op de rupsband, in het midden tussen het voorste
wegwiel en de kettingwielaandrijving. De rupsband mag niet
meer dan 0,6 à 1 cm doorbuigen. Als hij te veel doorbuigt,
stel dan de spanning van de rupsbanden af met behulp van
de volgende procedure:
4. Neem de spanbout en de contramoer weg (Figuur 46).
5. Druk het spanwiel zo ver mogelijk naar achteren
(Figuur 47).
32
Figuur 47
1. Spanwiel
Figuur 48
6. Begin met het verwijderen van de rupsband aan de
bovenkant van het spanwiel en trek de rupsband van
het wiel terwijl u de rupsband vooruit draait.
1. Wegwielen
7. Neem de rupsband van de machine als de band van het
spanwiel gelopen is (Figuur 47).
2. Onderste
rupsbandgeleider
8. Begin bij de kettingwielaandrijving en plaats de nieuwe
rupsband rond de aandrijving. Controleer of de
uitsteeksels aan de binnenkant van de rupsband in de
openingen op de aandrijving zitten (Figuur 44).
3. Bouten van
rupsbandgeleider (slechts
twee afgebeeld)
3. Verwijder de snapring en dop van een wegwiel (Figuur
49).
9. Duw de rupsband onder en tussen de voorste en
middelste wegwielen (Figuur 44).
10. Begin onderaan het spanwiel en plaats de rupsband
rond het wiel door de rupsband naar achteren te
draaien terwijl u de uitsteeksels in het wiel drukt.
11. Monteer de spanbout en de contramoer.
12. Draai de spanbout aan tot 32,5 à 40,7 Nm om de
rupsband aan te spannen.
13. Zorg ervoor dat de rupsband niet meer dan 0,6 à 1
cm doorbuigt als er een kracht van 20,4 kg op wordt
uitgeoefend. Stel de torsie van de spanbout af zoals
vereist.
Figuur 49
14. Draai de contramoer vast.
1. Wegwiel
15. Laat de machine neer op de grond.
2. Wegwieldop
16. Herhaal stappen 3 tot en met 15 voor de andere
rupsband.
3. Snapring
4. Controleer het smeervet onder de dop en rond de
pakking (Figuur 49). Als er geen vet is of als het vet
vuil of zanderig is, verwijder dan al het vet, vervang de
pakking en breng nieuw smeervet aan.
De wegwielen controleren en smeren
5. Controleer of de wegwielen soepel bewegen op het
lager. Als het bevroren is, neem dan contact op met
een erkende servicedealer om het wegwiel te laten
vervangen.
Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren
1. Verwijder de rupsbanden; zie Rupsbanden vervangen
(bladz. 32).
2. Draai de 4 bouten los waarmee de onderste
rupsbandgeleider met de wegwielen is bevestigd en
verwijder de schroeven (Figuur 48).
6. Plaats de ingevette wegwieldop op de kop van de bout
(Figuur 49).
7. Zet de wegwieldop vast met de snapring (Figuur 49).
8. Herhaal stappen 3 tot en met 7 voor alle wegwielen.
9. Bevestig de rupsbandgeleiders op het frame
van de tractie-eenheid met behulp van het
33
Onderhoud koelsysteem
bevestigingsmateriaal dat u eerder hebt verwijderd.
Haal de bouten aan met 91 tot 112 Nm.
10. Monteer de rupsbanden; zie Rupsbanden vervangen
(bladz. 32).
Onderhoud van de
motoroliekoeler
Onderhoudsinterval: Om de 150 bedrijfsuren
1. Laat de frees zakken.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
3. Om toegang te krijgen tot de oliekoeler en er
onderhoudswerkzaamheden aan uit te voeren, moet
u de bovenste bevestigingsschroef verwijderen en de
twee schroeven aan de zijkant losdraaien.
4. Verwijder het scherm.
5. Reinig de motoroliekoeler met perslucht (Figuur 50).
6. Breng het scherm aan en plaats de schroeven.
1
2 1
3
G015199
Figuur 50
1. Schroeven van het scherm 3. Motoroliekoeler
2. Scherm
34
Motorscherm reinigen
Onderhoud riemen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Aandrijfriem van pomp
vervangen
Verwijder voor elk gebruik eventuele grasresten, vuil of andere
verontreiniging van het motorscherm. Dit zal mede zorgen
voor een adequate koeling en een correct motortoerental
en zal de kans verkleinen dat de motor oververhit raakt en
technische schade oploopt.
U moet de aandrijfriem van de pomp vervangen als hij begint
te piepen of gescheurd, versleten of gerafeld is. Neem contact
op met uw erkende servicedealer voor een vervangriem.
1. Til de frees omhoog en zet deze vast met de
freesvergrendeling.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
3. Hef de achterkant van de machine op en plaats deze
op kriksteunen.
4. Verwijder het onderste scherm; zie Het onderste
scherm verwijderen (bladz. 22).
5. Zet de stelschroef van de pompaandrijfkoppeling los
(Figuur 51).
Figuur 51
1. Pompaandrijfkoppeling
3. Riem
2. Stelschroef
6. Neem de koppeling van de poelie (Figuur 51).
7. Gebruik een veertrekker (neem contact op met uw
erkende servicedealer) of een stijve metalen haak om
het uiteinde van de spanpoelieveer van de veerbout te
trekken en zo de spanning van de riem te nemen.
8. Verwijder de riem.
9. Leid een nieuwe riem rond de poelies.
10. Monteer de spanpoelieveer op de bout.
11. Duw de koppeling naar boven om de poelie te laten
aangrijpen.
12. Breng blauwe afdichtkit aan op de schroefdraden van
de stelschroeven van de koppeling en draai ze vast tot
10-12,6 Nm.
13. Monteer het onderste scherm.
35
Onderhoud
bedieningsysteem
De bedieningsorganen worden in de fabriek afgesteld voordat
de machine wordt verzonden. Na vele bedrijfsuren moet
u echter mogelijk de uitlijning van de tractiebediening, de
neutraalstand van de tractiebediening en de sporing van
de tractiebediening in de stand volledig vooruit opnieuw
afstellen.
Figuur 53
Belangrijk: Voer alle procedures volledig en in de
juiste volgorde uit om de bedieningsorganen correct af
te stellen.
1. Tractiebediening
2. Bout en moer
5. Stel de tractiebediening zo af, dat deze gelijk en recht
tegen de referentiebalk rust als de bediening recht naar
achteren wordt getrokken (Figuur 53 en Figuur 54).
Uitlijning tractiebediening
afstellen
Als de balk van de tractiebediening niet gelijk en recht tegen
de referentiebalk rust in de stand volledig achteruit, moet u
onmiddellijk de volgende procedure uitvoeren:
1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond en laat
de frees zakken.
2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
Figuur 54
3. Trek de tractiebediening recht naar achteren zodat de
voorzijde ervan contact maakt met de referentiebalk
(Figuur 52).
6. Draai de flensmoer en bout van de tractiebediening
vast.
7. Start de motor.
8. Rij de machine achteruit met de tractiebediening strak
tegen de referentiebalk. Als de machine niet recht
achteruitrijdt, moet u de volgende stappen uitvoeren:
A. Zet de motor af
Figuur 52
1. Voorzijde bediening, niet
uitgelijnd
B.
Til/ondersteun de machine zodanig dat de beide
rupsbanden van de grond komen en vrij kunnen
draaien.
C.
Draai de flensmoer en bout in de stang van de
tractiebediening los (Figuur 53).
D.
Draai de contramoeren op de tractiestangen onder
het bedieningspaneel los (Figuur 55).
2. Referentiebalk
4. Als de voorzijde van de tractiebediening niet gelijk
en recht tegen de referentiebalk rust, draai dan de
flensmoer en bout van de tractiebediening los (Figuur
53).
36
De neutraalstand van de
tractiebediening afstellen
Als de machine voor- of achteruit kruipt als de
tractiebediening neutraal staat en de eenheid warm is, moet
mogelijk het terugkeermechanisme van de pompen afgesteld
worden; neem contact op met uw erkende servicedealer voor
herstellingen.
De sporing van de
tractiebediening in de stand
volledig vooruit afstellen.
Als de machine niet recht rijdt als u de tractiebediening
vooruit tegen de referentiebalk houdt, moet u de volgende
procedure uitvoeren:
Figuur 55
1. Tractiestang
2. Contramoer
1. Rijd met de machine terwijl u de tractiebediening tegen
de referentiebalk duwt en kijk in welke richting de
machine afwijkt.
E. Start de machine en zet het gas ongeveer 1/3
open.
2. Laat de tractiebediening los.
WAARSCHUWING
3. Als de tractie-eenheid naar links afwijkt, draai dan de
rechter contramoer los en stel de stelschroef op de
voorzijde van de tractiebediening af (Figuur 56).
Als de machine loopt, kunt u worden
gegrepen en gewond raken door
bewegende onderdelen of brandwonden
oplopen door hete oppervlakken.
4. Als de tractie-eenheid naar rechts afwijkt, draai dan
de linker contramoer los en stel de stelschroef op de
voorzijde van de tractiebediening af (Figuur 56).
Blijf uit de buurt van uitstekende delen,
bewegende delen en hete oppervlakken
tijdens het afstellen van de lopende
machine.
F.
Laat iemand de tractiebediening strak tegen de
referentiebalk houden bij het achteruitrijden.
G.
Stel de lengte van de tractiestangen af tot de beide
rupsbanden even snel lopen.
Opmerking: U kunt nu ook de maximale
achteruitsnelheid van de rupsbanden afstellen.
H. Draai de contramoeren vast.
I. Stel de tractiebediening zo af, dat deze gelijk en
recht tegen de referentiebalk rust als de bediening
recht naar achteren wordt getrokken (Figuur 53
en Figuur 54).
J.
Figuur 56
1. Stelschroef
3. Aanslag
2. Contramoer
Draai de flensmoer en bout van de tractiebediening
vast.
5. Herhaal stap 1 tot en met 4 totdat de machine recht
rijdt in de stand volledig vooruit.
K. Zet de motor af en breng de machine omlaag tot
op de grond.
Belangrijk: Controleer of de stelschroeven de
aanslag raken in de stand volledig vooruit om te
voorkomen dat de hydraulische pompen geraakt
worden.
L. Rijd vol gas achteruit met de machine en
controleer of de machine goed spoort. Zo
niet, kijk dan in welke richting de machine
afwijkt. Herhaal de afstelprocedure totdat de
tractie-eenheid recht spoort in de achteruitstand.
37
Onderhoud hydraulisch
systeem
6. Als het peil te laag is, voeg dan vloeistof toe tot u ze
in het kijkglas kunt zien.
7. Monteer de dop en het filter op de vulbuis en draai de
bout bovenaan vast tot 21 à 25 Nm.
Het peil van de hydraulische
vloeistof controleren
8. Monteer de afdekplaat; zie De voorkap monteren
(bladz. 22).
Hydraulisch filter vervangen
Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren
Capaciteit hydraulisch systeem: 38 liter
Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren
Gebruik Toro Premium All Season hydraulische olie.
1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak.
1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond en laat
de frees zakken.
2. Laat de frees zakken.
2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de
motor afkoelen.
3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
3. Kijk door het glaskoepeltje aan de rechterkant van de
machine. Als u geen hydraulische vloeistof in de koepel
ziet, voer dan de volgende stappen uit om vloeistof
bij te vullen.
4. Verwijder de bovenste dop.
5. Verwijder het oude filter en gooi het weg (Figuur 59).
Figuur 57
Figuur 59
1. Kijkglaasje hydraulische vloeistof
1. Dop van vulbuis
2. Hydraulisch filter
4. Verwijder de afdekplaat; zie De voorkap verwijderen
(bladz. 22).
6. Monteer het vervangfilter en de vuldop (Figuur 59) en
draai de bout bovenaan vast tot 21 à 25 Nm.
5. Maak schoon rond de vulbuis van de hydraulische tank
en verwijder de dop en het filter uit de vulbuis met een
dopsleutel (Figuur 58).
7. Neem gemorste vloeistof op.
8. Plaats de bovenste dop.
Hydraulische vloeistof
verversen
Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks
(houd hierbij de kortste periode aan)
1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak.
2. Laat de frees zakken.
3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
Figuur 58
1. Dop van vulbuis
2. Filter voor hydraulische
vloeistof
4. Laat de machine volledig afkoelen.
38
Om de 1500 bedrijfsuren/Om de 2 jaar (houd hierbij
de kortste periode aan)—Vervang alle bewegende
hydraulische slangen.
5. Verwijder de bovenste dop.
6. Verwijder de vuldop en het filter van de hydraulische
tank (Figuur 59).
7. Plaats een opvangbak met een inhoud van minstens 38
liter onder de hydraulische tank.
WAARSCHUWING
Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan
door de huid heen dringen en letsel veroorzaken.
Vloeistof die in de huid is geïnjecteerd, dient binnen
enkele uren operatief te worden verwijderd door een
arts die bekend is met deze vorm van verwondingen,
omdat anders gangreen kan ontstaan.
8. Verwijder de aftapplug van de hydraulische tank zodat
de olie in de opvangbak kan lopen (Figuur 60).
• Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine
lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge
druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
• U kunt lekken in het hydraulische systeem
opsporen met behulp van karton of papier; doe
dit nooit met uw handen.
Figuur 60
1. Aftapplug van hydraulische tank
9. Als dit klaar is, plaatst u de aftapplug terug en draait
u deze vast.
Opmerking: Geef de afgewerkte olie af bij een
erkend recyclingcentrum.
10. Vul de hydraulische tank met ongeveer 38 liter Toro
Premium All Season hydraulische olie; zie Het peil van
de hydraulische vloeistof controleren (bladz. 38).
11. Monteer het hydraulische filter en de vuldop (Figuur
59) en draai de bout bovenaan vast tot 21 à 25 Nm.
12. Start de motor en laat deze een paar minuten lopen.
13. Zet de motor af.
14. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof, indien
nodig bijvullen. Raadpleeg Het peil van de hydraulische
vloeistof controleren (bladz. 38).
15. Neem gemorste vloeistof op.
16. Plaats de bovenste dop.
Hydraulische leidingen
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer
de hydraulische leidingen op lekkages,
losgeraakte aansluitingen, kinken,
loszittende steunen, slijtage en
beschadigingen als gevolg van
weersinvloeden of de inwerking
van chemicaliën. Vervangen indien
nodig.
39
Onderhoud van de frees
Reiniging
De tanden vervangen
Vuil van de machine
verwijderen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Controleer de toestand van
de tanden en draai of vervang tanden die
versleten of beschadigd zijn.
Belangrijk: Als u de motor gebruikt met een
verstopt grasscherm, vuile of verstopte koelribben,
en /of verwijderde koelschermen, zal dit leiden tot
beschadiging van de motor als gevolg van oververhitting.
Door de grote belasting van de tanden moet u ze regelmatig
draaien en vervangen.
1. Laat de frees zakken.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
3. Veeg het vuil van het luchtfilter.
4. Verwijder vuil van de oliekoeler.
Figuur 61
1. Moer
2. Tandenhouder
3. Tand
Elke tand beschikt over drie standen. Dat wil zeggen dat u
een tand twee keer kunt draaien om een nieuwe scherpe rand
te verkrijgen vooraleer u de tand moet vervangen. Om een
tand te draaien moet u de moer losdraaien waarmee de tand
is bevestigd (Figuur 61). Druk de tand naar voren en draai
hem een derde van een slag, tot een ongebruikte rand naar
buiten wijst. Draai de moer waarmee de tand vastzit aan tot
37 à 45 Nm.
Om een tand te vervangen: verwijder de moer waarmee de
tand bevestigd is en breng een nieuwe tand en moer aan op
dezelfde plaats (Figuur 61). Draai de moer waarmee de tand
vastzit aan tot 37 à 45 Nm.
40
Stalling
9. Stop een doek in de bougieopeningen om verstuivende
olie op te vangen en gebruik vervolgens de startmotor
om de motor te laten draaien en de olie over de
cilinderwand te verspreiden.
1. Laat de frees zakken.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
10. Monteer de bougies, maar sluit de kabels niet aan op
de bougies.
11. Laad de accu op; zie Onderhoud van de accu (bladz.
29).
3. Verwijder vuil en roet van de buitenkant van de gehele
machine, met name van de motor. Verwijder vuil en
kaf van buitenkant van de cilinder, de koelribben van
de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.
12. Controleer de spanning van de rupsbanden en breng
ze op de juiste spanning; zie De spanning van de
rupsbanden controleren en afstellen (bladz. 32).
Belangrijk: U kunt het voertuig met een mild
reinigingsmiddel en water wassen. Was de
machine nooit met een hogedrukreiniger. Gebruik
niet te veel water, vooral niet in de buurt van het
bedieningspaneel, de motor, de hydraulische
pompen en de accu.
13. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai
deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen.
14. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij.
Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende servicedealer.
15. Stal de machine in een schone, droge garage of
opslagruimte. Verwijder het sleuteltje uit het contact en
bewaar het op een logische plaats.
4. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie
Onderhoud van het luchtfilter (bladz. 24).
5. Smeer de machine; zie De machine smeren (bladz. 23).
16. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon
te houden.
6. Ververs de motorolie; zie Motorolie verversen (bladz.
25).
7. Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt
gebruikt, moet ze als volgt worden voorbereid op
stalling:
A. Voeg een stabilizer/conditioner op oliebasis
toe aan de brandstof in de tank. Volg de
mengvoorschriften van de fabrikant van de
stabilizer op. (8 ml per liter). Gebruik geen
stabilizer op alcoholbasis (ethanol of
methanol).
Opmerking: Een stabilizer/conditioner werkt
het best als het met verse benzine wordt vermengd
en altijd wordt gebruikt.
B.
Laat de motor vijf minuten lopen om de
stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem
te verspreiden.
C.
Zet de motor af, wacht totdat deze is afgekoeld
en laat de benzine uit de tank lopen met behulp
van een sifonpomp.
D.
Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze
afslaat.
E. Choke de motor.
F.
Start de motor totdat deze niet meer start.
G.
U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren.
Verwerk deze volgens de plaatselijk geldende
voorschriften.
Belangrijk: Bewaar benzine waaraan
stabilizer/conditioner is toegevoegd niet langer
dan 90 dagen.
8. Verwijder de bougies en giet twee eetlepels motorolie
in elke bougieopening.
41
Problemen, oorzaak en remedie
Probleem
De startmotor slaat niet aan.
De motor start niet, start moeilijk of slaat
af.
Mogelijke oorzaak
1. Accu is leeg.
1. Accu opladen of vervangen.
2. De elektrische aansluitingen zijn
gecorrodeerd of zitten los.
3. Relais of schakelaar is beschadigd.
2. Controleren of de elektrische
aansluitingen goed contact maken.
3. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
1. De brandstoftank is leeg.
1. Vul de tank met benzine.
2. De brandstofafsluitklep is gesloten.
3. De bedieningsorganen staan niet in
neutraal.
4. De choke staat niet op Aan.
2. Open de brandstofklep.
3. Zet de bedieningsorganen op neutraal.
5. Het luchtfilter is vuil.
6. Er zit een bougiekabel los of hij is niet
aangesloten.
7. De bougie is aangetast, vuil, of de
elektrodenafstand is niet correct
afgesteld.
8. Vuil, water of oude brandstof in het
brandstofsysteem.
De motor verliest vermogen.
4. Chokehendel helemaal naar voren
zetten.
5. Reinig of vervang de luchtfilterelementen.
6. De bougiekabel op de bougie
monteren.
7. Nieuwe bougie met een correct
afgestelde elektrodenafstand plaatsen.
8. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
1. De motor is te zwaar belast.
1. De rijsnelheid verminderen.
2. Het luchtfilter is vuil.
2. Reinig of vervang de luchtfilterelementen.
3. De olie in het carter controleren en
bijvullen.
4. Obstructies verwijderen van de
koelribben en luchtkanalen.
3. Het oliepeil in het carter is te laag.
4. De koelribben en luchtkanalen onder
de ventilatorbehuizing van de motor
zijn verstopt.
5. De bougie is aangetast, vuil, of de
elektrodenafstand is niet correct
afgesteld.
6. Vuil, water of oude brandstof in het
brandstofsysteem.
De motor raakt oververhit.
Remedie
5. Nieuwe bougie met een correct
afgestelde elektrodenafstand plaatsen.
6. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
1. De motor is te zwaar belast.
1. De rijsnelheid verminderen.
2. Het oliepeil in het carter is te laag.
3. Het koelsysteem van de motor is vuil.
2. De olie in het carter controleren en
bijvullen.
3. Reinig de motor en de motoroliekoeler.
Abnormale trillingen.
1. De bevestigingsbouten van de motor
zitten los.
1. De bevestigingsbouten van de motor
vastdraaien.
De machine drijft niet aan.
1. Het peil van de hydraulische vloeistof
is te laag.
1. Hydraulische vloeistof controleren en
bijvullen.
2. De sleepkleppen zijn open.
3. Het hydraulische systeem is
beschadigd.
2. Sleepkleppen sluiten.
3. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
1. De frees is vastgelopen op een stuk
hout of steen.
1. Stop de motor en verwijder de
obstructie met een stok.
2. De aandrijving van de frees is
beschadigd.
3. Het hydraulische systeem is verstopt,
vervuild of beschadigd.
2. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
3. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
De frees draait niet
42
Probleem
Mogelijke oorzaak
Remedie
1. De tanden zijn versleten.
1. Draai of vervang de tanden.
2. Het hydraulische systeem is oververhit.
3. Het hydraulische systeem is verstopt,
vervuild of beschadigd.
2. Schakel het systeem uit en laat het
afkoelen.
3. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
De freeskop gaat niet naar boven of
beneden.
1. De bedieningsklep voor heffen/zakken
is gesloten.
1. Draai de bedieningsknop rechtstom om
ze te openen.
De hydraulische olie loopt over of is erg
heet.
1. De ventilator werkt niet.
1. Controleer de slang en vervang indien
nodig.
De frees snijdt niet snel genoeg.
43
Toro garantie Compact Utility Equipment
Een beperkte garantie gedurende een jaar
Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt
CUE-producten
Zaken en gevallen die niet onder de garantie vallen
The Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro
Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide
ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro Compact Utility
Equipment (hierna: het 'product') vrij is van materiaalgebreken of
fabricagefouten. De volgende perioden zijn van toepassing vanaf de
datum van aankoop:
Niet alle storingen of defecten van het product die plaatsvinden tijdens de
garantieperiode zijn materiaalgebreken of fabricagefouten. Buiten deze
uitdrukkelijke garantie vallen:
•
Defecten als gevolg van het gebruik van andere dan originele
Toro-onderdelen, of als gevolg van de montage en gebruik van
additionele, gewijzigde of niet-goedgekeurde accessoires.
Producten
•
Defecten als gevolg van nalatigheid om de vereiste onderhoudsen/of afstelwerkzaamheden te verrichten.
•
Defecten als gevolg van verkeerd, achteloos of roekeloos gebruik
van het product
•
Onderdelen die onderhevig zijn aan slijtage door gebruik, tenzij
deze gebreken vertonen. Voorbeelden van onderdelen die slijten of
worden verbruikt tijdens een normaal gebruik van het product zijn
onder meer, maar niet uitsluitend: tanden, gloeibougies, banden,
rupsbanden, filters, kettingen, enz.
•
Defecten veroorzaakt door externe invloeden. Externe invloeden
zijn onder meer, maar niet uitsluitend; weersomstandigheden,
wijze van opslag, verontreiniging, gebruik van niet-goedgekeurde
koelvloeistoffen, smeermiddelen, additieven of chemicaliën, enz.
•
Normale slijtage. Normale slijtage bestaat onder meer, maar niet
uitsluitend uit: afgebladderde verfoppervlakken, beschadigde
stickers, krassen op ruiten, enz.
•
Onderdelen waarvoor een afzonderlijke garantie van de fabrikant
geldt
•
Ophaal- en afleverkosten
Garantieperiode
Laders, sleuvengravers, stronkenfrezen, 1 jaar of 1000 bedrijfsuren,
waarbij de kortste periode
hakmachines, houtkloofmachines en
moet worden aangehouden
werktuigen
Kohler-motoren
3 jaar
Alle andere motoren
2 jaar
In een geval waarin de garantie van toepassing is, zullen wij het product
kosteloos repareren en ook niet de kosten van diagnose, arbeid en
onderdelen in rekening brengen.
Aanwijzingen voor aanvraag van garantieservice
Als u van mening bent dat een Toro-product materiaalgebreken of
fabricagefouten vertoont, moet u deze procedure volgen:
1.
Neem contact op met een erkende Toro servicedealer voor service
aan uw Compact Utility Equipment. Bezoek onze website op
www.Toro.com om een dealer bij u in de buurt te vinden. U kunt ook
gratis bellen naar Toro Customer Care Department op 888-865-5676
(klanten in de VS) of 888-865-5691 (klanten in Canada).
2.
Breng het product met uw aankoopbewijs (kwitantie) naar de
servicedealer.
3.
Als u om wat voor reden dan ook ontevreden bent over het
onderzoek van de servicedealer of de verleende hulp, verzoeken
wij u contact op te nemen met:
LCB Customer Care Department
Toro Warranty Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196, VS
Gratis: 888-865-5676 (klanten in de VS)
Gratis: 888-865-5691 (klanten in Canada)
Plichten van de eigenaar
U dient uw Toro-product te onderhouden zoals wordt beschreven in
de Gebruikershandleiding. Dit routineonderhoud is voor uw rekening,
ongeacht of dit wordt uitgevoerd door de dealer of door uzelf. De garantie
op vervangingsonderdelen volgens het vereiste onderhoud geldt tot de
geplande vervangdatum van het betreffende onderdeel. Indien u de
vereiste onderhouds- en afstelwerkzaamheden niet uitvoert, kan de
garantie worden afgewezen.
Algemene voorwaarden
Op grond van deze garantie mogen reparaties uitsluitend worden
uitgevoerd door een erkende Toro Compact Utility Equipment (CUE)
servicedealer.
The Toro® Company en de Toro Warranty Company zijn niet
aansprakelijk voor indirecte of bijkomende schade dan wel
gevolgschade in samenhang met het gebruik van de Toro producten
die onder deze garantie vallen, inclusief de kosten of uitgaven
voor de levering van vervangend materiaal of diensten gedurende
een redelijke periode van onbruikbaarheid of buitengebruikstelling
tijdens de uitvoering van reparatiewerkzaamheden op grond van
deze garantie. Alle impliciete garanties van verkoopbaarheid
of geschiktheid voor gebruik zijn beperkt tot de duur van deze
uitdrukkelijke garantie. Sommige landen staan uitsluitingen van
bijkomende schade of gevolgschade of beperkingen op de duur van
de impliciete garantie niet toe, zodat bovengenoemde uitsluitingen
en beperkingen in uw geval mogelijk niet van toepassing zijn.
Deze garantie geeft u specifieke juridische rechten; daarnaast kunt u
beschikken over andere rechten die per land kunnen verschillen.
Met uitzondering van de motorgarantie en de emissie waarnaar hieronder,
indien van toepassing, wordt verwezen, bestaat er geen andere
uitdrukkelijke garantie. Het emissiecontrolesysteem op uw product kan
vallen onder de dekking van een afzonderlijke garantie die voldoet aan
de eisen van de Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA)
of de California Air Resources Board (CARB). De beperkingen van de
bedrijfsuren die hierboven zijn genoemd, gelden niet voor de garantie
op het emissiecontrolesysteem. Zie de garantieverklaring voor het
emissiecontrolesysteem in de Gebruikershandleiding van uw product of
in het documentatiemateriaal van de fabrikant van de motor voor nadere
bijzonderheden.
Andere landen dan de VS of Canada
Kopers van Toro-producten die zijn geëxporteerd uit de Verenigde Staten of Canada, moeten contact opnemen met hun Toro Distributeur (Dealer)
voor de garantiebepaling die in hun land, provincie of staat van toepassing zijn. Gelieve contact op te nemen met de Toro importeur als u om wat voor
reden dan ook ontevreden bent over de diensten van uw Distributeur of moeilijk informatie over de garantie kunt verkrijgen. Als alle andere middelen
tekortschieten, kunt zich wenden tot de Toro Warranty Company.
374-0261 Rev B