Miller BIG BLUE 350 PIPEPRO de handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
de handleiding
Processes
OM-244 620T
2012−08
Big Blue 350 PipePro
Processes
Description
TIG (GTAW) Welding
Stick (SMAW) Welding
Engine Driven Welding Generator
Visit our website at
www.MillerWelds.com
Air Carbon Arc (CAC-A)
Cutting and Gouging
MIG (GMAW) Welding
Flux Cored (FCAW) Welding
))
File: Engine Drive
Big Blue 350X Pipe Pro
)
)
Miller Electric maakt een complete lijn
lasapparaten en aanverwante
lasproducten. Wilt u meer informatie
over de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw
Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en afzonderlijke
productleaflets voor u.
Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan de
slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om het an-
ders dan meteen goed te doen.
Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het
bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn producten
lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u nu konden
zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De producten
van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten gewoon het
allerbeste zijn dat er te koop was.
Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verkopen
die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service te
bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die in
1929 zijn vastgelegd.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te
kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de
veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te beschermen
tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor gezorgd, dat u
de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij Miller kunt u reke-
nen op jarenlange betrouwbare service en goed
onderhoud. En mocht uw apparatuur om wat
voor reden dan ook ooit moeten worden gerepa-
reerd, dan kunt u in het hoofdstuk Onderhoud &
Storingen precies nagaan wat het probleem is.
Aan de hand van de onderdelenlijst kunt u bepa-
len welk onderdeel u precies nodig hebt om het
probleem te verhelpen. Ook vindt u de garantie
en de onderhoudsinformatie voor uw specifieke
model bijgesloten.
Miller was de allereerste
fabrikant van lasapparatuur in
de VS die het ISO 9001
kwaliteitscertificaat behaal-
de.
Elke krachtbron van Miller
gaat vergezeld de meest
probleemloze garantie in
onze bedrijfstak − u werkt er
hard genoeg voor.
Van Miller voor u
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN - LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 1.....................
1-1. De betekenis van de symbolen 1.........................................................
1-2. De risico’s van het booglassen 1.........................................................
1-3. Risico’s m.b.t. motor 3..................................................................
1-4. De gevaren van perslucht 4.............................................................
1-5. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud 5.............................
1-6. Californië-voorstel 65, waarschuwingen 7..................................................
1-7. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften 7...................................................
1-8. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV −informatie) 7........................
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES 9...............................................................
2-1. Aanvullende veiligheidssymbolen en definities 9............................................
2-2. Diverse symbolen en definities 12.........................................................
HOOFDSTUK 3 − TECHNISCHE GEGEVENS 13..................................................
3-1. Las, voedings- en motorgegevens 13......................................................
3-2. Omstandigheden gebruik en opslag 13.....................................................
3-3. Afmetingen, massa’s en toegelaten hellingshoeken 13........................................
3-4. CC Stroom-spanning grafieklijnen 14......................................................
3-5. CV volt- ampère grafieklijnen 15...........................................................
3-6. Brandstofverbruik 15....................................................................
3-7. Inschakelduur en oververhitting 16........................................................
3-8. Vermogenkarakteristiek AC aggregaat 16...................................................
HOOFDSTUK 4 − INSTALLATIE 17..............................................................
4-1. Locatie van typeplaatje en het label met de technische gegevens 17............................
4-2. Het installeren van het lasaggregaat 17....................................................
4-3. Het lasaggregaat monteren 18............................................................
4-4. Het aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger 19.....................
4-5. De uitlaatpijp installeren 19...............................................................
4-6. De accu aansluiten 20...................................................................
4-7. Controlelijst voor het starten van de motor 21................................................
4-8. Aansluitklemmen van de lasuitgangen 22...................................................
4-9. Aansluiten op de lasuitgangen 22..........................................................
4-10. Het formaat van de laskabel kiezen* 23....................................................
4-11. Aansluiten op de 14 polige stekkerdoos RC14 23............................................
HOOFDSTUK 5 − DE LASAGGREGAAT BEDIENEN 25............................................
5-1. Bedieningsfuncties op het voorpaneel (zie Hoofdstuk 5-2) 25..................................
5-2. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel (zie Hoofdstuk 5-1) 26.......................
5-3. Proces/contactor-schakelaar 27...........................................................
5-4. Boogregeling 28........................................................................
5-5. Lift-Arc TIG met Auto-Stop 29.........................................................
5-6. Afstandsbediening van de spanning/stroomsterkte 30.........................................
5-7. Bediening van de optionele motorblokverwarming 31.........................................
5-8. Beschrijving brandstof/uur-meter 32.......................................................
HOOFDSTUK 6 − HULPVERMOGEN 33.........................................................
6-1. Noordamerikaanse krachtstekkerdozen 33..................................................
6-2. Hulpstroomstekkerdozen voor export 34....................................................
6-3. Informatie over stekkerdoos met aardlekschakelaar, resetten en testen 35.......................
HOOFDSTUK 7 − ONDERHOUD & PROBLEMEN VERHELPEN 36..................................
7-1. Onderhoudslabel 36.....................................................................
7-2. Routineonderhoud 37...................................................................
7-3. Onderhoud van het luchtfilter 38...........................................................
7-4. De koolborstels van het aggregaat controleren 39............................................
7-5. Controleren en schoonmaken van de vonkenvanger 39.......................................
7-6. Onderhoud aan het koelsysteem van de motor 40............................................
INHOUDSOPGAVE
7-7. Onderhoud van het brandstof- en het smeringssysteem 41....................................
7-8. Overbelastingsbeveiliging 42.............................................................
7-9. Het motortoerental afstellen 43............................................................
7-10. Help codes op voltmeter/ampèremeter 43...................................................
7-11. Onderhoud van roestvrij staal (Modellen met optioneel pakket) 43..............................
7-12. Storingen 44...........................................................................
HOOFDSTUK 8 − ELECTRISCH SCHEMA 48.....................................................
HOOFDSTUK 9 − INLOOPPROCEDURE 52......................................................
9-1. Wetstacking 52.........................................................................
9-2. Inloopprocedure met gebruik van een belastingsbank 53......................................
9-3. Warmloopprocedure met gebruik van een weerstandsinstrument (grid) 54........................
HOOFDSTUK10 − RICHTLIJNEN VOOR STROOMAGGREGATEN 55...............................
HOOFDSTUK 11 − ONDERDELENLIJST 62......................................................
GARANTIE
OM-244 620 Pagina 1
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN - LEES DIT
VÓÓR GEBRUIK
dut_rom_2011−10
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze
op en bewaar ze.
1-1. De betekenis van de symbolen
GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver-
meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode-
lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
OPGELET − Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd
aan persoonlijk letsel.
Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE-
LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbe-
horende instructies om deze risico’s te vermijden.
1-2. De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge-
bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voor-
zichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen
te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieronder is slechts
een samenvatting van de veiligheidsvoorschriften in Hoofd-
stuk 1-7. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren,
bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven tij-
dens het gebruik van dit apparaat.
Elektrische schokken kunne
n
dodelijk zijn.
Het aanraken van onderdelen onder stroom ka
n
fatale schokken en ernstige brandwonden veroo
r-
zaken. De elektrode en het werkstuk staan onde
r
stroom als de uitgangsspanning aanstaat. De in
-
voerspanning en de interne circuits van de machin
e
staan eveneens onder stroom als het apparaa
t
aanstaat. Bij semi- automatisch of automatisc
h
draadlassen staan het draad, de spoel, de ruimt
e
waar de lasdraad zich in de machine bevindt en all
e
metalen onderdelen die in aanraking zijn met d
e
lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde o
f
onvoldoende randgeaarde installaties kunnen geva
-
ren opleveren.
Raak onderdelen onder stroom niet aan.
Draag droge, geïsoleerde handschoenen en lichaams- bescher-
ming zonder gaten.
Isoleer uzelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met
de grond of het werkstuk te voorkomen.
Gebruik geen wissel- (AC) uitgangsspanning in een vochtige om-
geving als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar
bestaat dat u kunt vallen.
Gebruik ALLEEN wissel- (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
Als er wissel- (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
Bijkomende veiligheidsmaatregelen dienen getroffen te worden in-
dien gewerkt wordt in situaties met verhoogd electrisch risico
zoals: in vochtige omgevingen of als natte kleren gedragen wor-
den; op metaalstrukturen op de vloer, tralies of weringen; in
moeilijke posities zoals zittend, geknield of liggend; of als er een
groot risico bestaat voor accidenteel of onvermijdelijk kontakt met
het werkstuk of de grond. In deze gevallen gebruik de volgende ap-
paratuur in voorkeursorde: 1) een DC halfautomaat van het type
CV (MIG/MAG), 2) een DC gelijkrichter voor het lassen met bekle-
de electroden, 3) een AC lasapparaat met verlaagde open
spanning voor het lassen met beklede electroden. In de meeste
gevallen de voorkeur geven aan een DC lasmachine van het type
CV met draad. En, nooit alleen werken!
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften).
Installeer, aard en bedien deze apparatuur op de juiste wijze
volgens de Handleiding en de ter plaatse geldende landelijke en
locale voorschriften.
Installeer en aard deze installatie volgens de Handleiding voor ge-
bruikers en nationale of locale codes.
Controleer altijd de randgeaarde aanvoer en zorg ervoor dat de
randgeaarde invoerspanningskabel goed aangesloten is op de
randgeaarde aansluitklem van het apparaat of dat de stekker van
de kabel aangesloten is op een correct randgeaarde contactdoos.
Als u ingangspanningsaansluitingen maakt, verbind dan eerst de
randgeaarde geleider en controleer de aansluitingen grondig.
Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
Controleer de kabel regelmatig op beschadigingen of openliggen-
de bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze
beschadigd is − openliggende bedrading kan dodelijk zijn.
Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
Gebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbon-
den kabels.
Draag de kabels niet op uw lichaam.
Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel. Gebruik hiervoor niet de massaklem of de massakabel.
Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
Draag een lasoverall als u boven grondniveau werkt.
Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.
Klem de werkkabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaal contact op het werkstuk of de werktafel.
Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen.
Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron. Haal de kabel los voor het proces dat niet wordt
gebruikt.
OM-244 620 Pagina 2
Er staat ook NA het uitschakelen van de machine
nog een AANZIENLIJKE GELIJKSPANNING op het
voedingsgedeelte van de inverter lasstroombron-
nen.
Schakel de voeding van de inverter uit en ontlaad de invoercon-
densatoren overeenkomstig de aanwijzingen in de Sectie
Onderhoud voordat u enig onderdeel aanraakt.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
Laat onderdelen eerst afkoelen voordat u aan
onderhoud begint.
Draag beschermende handschoenen en kleding als u aan een
hete machine werkt.
Raak geen hete machineonderdelen of zojuist gelaste onderde-
len met de blote handen aan.
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
Door lassen, bikken, het gebruik van draadbor-
stels en slijpen kunnen vonken en rodvliegen-
de metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen af-
koelen, kunnen er slakresten rondvliegen.
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk
zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het
inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw
gezondheid.
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.
Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg ervoor
dat de lasrook en gassen afgezogen worden.
Als er slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gasmas-
ker.
Lees de Materiaalveiligheid Informatiebladen en de instructies van
de fabrikant voor metalen, elektroden, elektrodebekledingen,
schoonmaakmiddelen en ontvetters.
Werk alleen in een gesloten ruimte als deze goed geventileerd
wordt of als u een gasmasker draagt. Zorg ervoor dat er altijd een
ervaren persoon toekijkt. Lasrook en gassen kunnen lucht verdrin-
gen en het zuurstofgehalte verlagen, hetgeen schadelijke invloed
heeft op uw lichaam en zelfs dodelijk kan zijn.
Las niet in ruimtes waarin dingen worden ontvet, schoongemaakt
of waarin wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen
reageren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en irri-
terende gassen vormen.
Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van
het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd
wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De bekledingen
en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen
produceren als ze gelast worden.
GASVORMING kan schadelijk voor
de gezondheid of zelfs dodelijk zijn.
Draai de persgastoevoer dicht, wanneer u
geen gas gebruikt.
Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur.
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen
ogen en huid verbranden.
Boogstralen van het lasproces produceren zicht-
bare en onzichtbare (ultraviolette en infrarood)
stralen die uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het lassen
vliegen vonken in het rond.
Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en
ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI
Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften).
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm.
Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen; waarschuw
anderen niet in de boog te kijken.
Draag beschermende kleding gemaakt van duurzaam, brandwe-
rend materiaal (wol en leer) en beschermend schoeisel.
LASSEN kan brand of explosies ver
-
oorzaken.
Als er gelast wordt in gesloten ruimtes zoals tanks
,
trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen wor
-
den. Er kunnen vonken van de lasboog vliegen. De rondvliegende
vonken, de temperatuur van het werkstuk en het gereedschap
kunnen brand en brandwonden veroorzaken. Toevallig contact van
een elektrode met metalen voor- werpen kan vonken, explosies
,
oververhitting of brand veroorzaken. Controleer eerst of de omgeving
veilig is voordat u begint met lassen.
Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10,7 m van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brand-
werende materialen.
Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het lassen ge-
makkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruimtes
kunnen vliegen.
Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt.
Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de
tegenovergestelde kant.
Las niet aan containers waarin ooit brandbare stoffen zijn opgesla-
gen of aan besloten ruimtes −zoals tanks, vaten of buizen tenzij ze
voldoende voorbereid zijn conform AWS F4.1 en AWS 6.0 (zie Vei-
ligheidsvoorschriften).
Niet lassen op plaatsen waar de omgevingslucht brandbaar stof,
gas of vloeistofdampen (bijv. van benzine) kan bevatten.
Verbind de werkkabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom zo direct mo-
gelijk verplaatst kan worden en elektrische schokken en
brandrisico’s vermeden kunnen worden.
Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.
Haal de elektrode uit de elektrodehouder of snij de lasdraad los bij
het uiteinde als ze niet gebruikt worden.
Draag olievrije, beschermende kledingstukken zoals leren hand-
schoenen, leren schort, broek zonder omslagen, hoge schoenen
en een helm.
Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
Inspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
Volg de richtlijnen van OSHA 1910.252(a) (2) (iv) en NFPA 51B
voor het “warme” werk en een brandblusapparaat in de nabijheid
hebben.
OM-244 620 Pagina 3
LAWAAI kan het gehoor aantasten.
Lawaai van bepaalde werkwijzen of apparatuur kan
uw gehoor aantasten.
Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is.
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE VELDEN
kunnen van invloed zijn op geïmplanteerde
medische apparatuur.
Mensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten uit de buurt blijven.
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen
voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden
met booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden
of inductieverwarmen.
GASFLESSEN kunnen exploderen
als ze beschadigd raken.
Persgasflessen bevatten gas dat onder hoge druk
staat. Als een gasfles beschadigd raakt, kan deze
exploderen. Aangezien gasflessen normaal gesproken een onder-
deel zijn van de lasprocedure, moet u er voorzichtig mee omgaan.
Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze niet
kunnen vallen of omkantelen.
Houd de flessen uit buurt van alle las- of andere stroomkringen.
Hang nooit een elektrodehouder boven een gasfles.
Laat een laselektrode nooit in aanraking komen met een gasfles.
Las nooit op een gasfles onder druk. − een explosie zal het gevolg zijn.
Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toepas-
sing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
Draai bij het openen van de gasfles uw hoofd weg van het redu-
ceerventiel van de gasfles.
Laat de beschermende dop over het ventiel zitten, behalve als de
fles gebruikt wordt of aangesloten is voor gebruik.
Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd gas,
bijbehorend materiaal en de CGA publicatie P-1 die in de Veilig-
heidsvoorschriften staat.
1-3. Risico’s m.b.t. motor
ONTPLOFFEN VAN DE ACCU kan
letsel veroorzaken.
Draag altijd een gezichtsbescherming, rubbe-
ren handschoenen en beschermende kleding
als u aan een accu werkt.
Zet eerst de motor af voordat u accukabels of oplaadkabels (indien
van toepassing) aansluit of verwijdert en onderhoud gaat plegen
aan de accu.
Zorg ervoor dat uw gereedschap geen vonken produceert als u
aan een accu werkt.
Gebruik het lasapparaat alleen om accu’s op te laden of om
voertuigen te starten als het apparaat een acculaadvoorziening
heeft die hiervoor speciaal bedoeld is.
Let goed op de polariteit (+ en −) op accu’s.
Verwijder de negatieve (−) kabel als eerste en sluit hem als laatste
aan.
Houd vonken, vuur, sigaretten en andere ontstekingbronnen uit de
buurt van accu’s. Accu’s produceren ontplofbare gassen bij nor-
maal gebruik en wanneer ze worden opgeladen.
Volg de aanwijzingen op van de fabrikant van de accu als u aan of
in de buurt van een accu werkt.
De BRANDSTOF kan brand of explo-
sie veroorzaken.
Stop de motor en laat deze afkoelen voordat u
de brandstof controleert of brandstof toevoegt.
Rook niet als u brandstof toevoegt en zorg ervoor dat er geen von-
ken of open vuur in de buurt van het apparaat komen.
Doe de tank niet te vol− laat wat ruimte over zodat de brandstof kan
uitzetten.
Mors geen brandstof. Als u wel brandstof heeft gemorst, ruim dit
dan eerst op voordat u de machine aanzet.
Werp gebruikte doeken weg in een brandwerende container.
Zorg altijd voor contact tussen spuitmond en tank tijdens het vullen
met brandstof.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren, aandrijfriemen, V−snaren en rotors.
Houd alle deuren, panelen, afdekplaten en beschermingsplaten
op hun plaats.
Zet de machine af voordat u een onderdeel installeert of aansluit.
Laat alleen bevoegde personen panelen, afdekplaten
of beschermplaten verwijderen voor onderhoud of storingen.
Om te voorkomen dat de motor tijdens het onderhoud per ongeluk
gestart wordt, moet u de negatieve (−) accukabel losmaken van de
accu.
Houd handen, haar, loshangende kleding en gereedschappen
weg van bewegende onderdelen.
Zet deuren, panelen of beschermplaten weer op hun plaats als het
onderhoud klaar is en voordat u de machine aanzet.
Voordat u aan het aggregaat werkt, moet u alle
ontstekingsbougies of injectors verwijderen om te voorkomen dat
de motor schokt of start.
Blokkeer het vliegwiel zodat het niet kan draaien terwijl u werkt aan
onderdelen van het aggregaat.
VONKEN UIT DE UITLAAT kunnen
brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat vonken die vrijkomen uit de
motor geen brand kunnen veroorzaken.
Gebruik een goedgekeurde uitlaatvonkafleider in de vereiste
plaatsenzie de toepassingscodes.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
Laat onderdelen eerst afkoelen voordat u aan
onderhoud begint.
Draag beschermende handschoenen en kleding als u aan een
hete machine werkt.
Raak geen hete machineonderdelen of zojuist gelaste onderde-
len met de blote handen aan.
OM-244 620 Pagina 4
STOOM EN HETE KOELVLOEISTOF
kunnen brandwonden veroorzaken.
Controleer, indien mogelijk, het koelvloeistofpeil
als de motor koud is om brandwonden te voorko-
men.
Controleer het koelvloeistofpeil altijd bij het overloopvat (indien aanwe-
zig) i.p.v. bij de radiator (tenzij anders staat vermeld in de Sectie
Onderhoud of de handleiding van de motor).
Controle is noodzakelijk als de motor warm is. Als er geen over-
loopvat aanwezig is, moet u de volgende twee instructies volgen.
Draag een veiligheidsbril en handschoenen en bedek de radiator-
dop met een doek.
Draai de dop iets open en laat de druk langzaam ontsnappen voor-
dat u de dop helemaal opendraait.
Als u een generator binnenshuis ge-
bruikt, KUNT U HIERDOOR BINNEN
ENKELE MINUTEN OVERLIJDEN.
Uitlaatgas van een generator bevat koolmono-
xide. Dit is een gif dat u niet ziet of ruikt.
NOOIT binnenshuis of in een garage gebruiken, OOK NIET als
de deuren en ramen open staan.
Alleen BUITEN gebruiken en ver uit de buurt van ramen, deuren
en ventilatiepunten.
ACCUZUUR kan OGEN EN HUID VER-
BRANDEN.
Kantel de accu niet.
Vervang de beschadigde accu.
Spoel ogen en huid goed uit met water.
1-4. De gevaren van perslucht
PERSLUCHTAPPARATUUR kan
(dodelijk) letsel veroorzaken.
Onjuiste installatie of bediening van dit systeem
kan resulteren in defecten aan de apparatuur en
persoonlijk letsel. Dit systeem mag alleen
worden geïnstalleerd, bediend en onderhouden
door bevoegde pneumatische technici en alleen
conform de handleiding voor de eigenaar, de
industriële normen en de landelijke en ter plekke
geldende regelgeving.
De nominale opbrengst of capaciteit van de compressor of enig
ander onderdeel van het persluchtsysteem niet overschrijden.
Zet het persluchtsysteem zodanig op dat mensen of zaken geen
risico lopen als een hydraulisch onderdeel kapot mocht gaan.
Voordat u gaat werken aan het persluchtsysteem, moet u het
apparaat uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per ongeluk
persluchtdruk op kan komen staan.
Niet aan een werkend persluchtsysteem werken, tenzij u een
bevoegd pneumatisch technicus bent en de instructies van de
fabrikant opvolgt.
Geen wijzigingen aanbrengen aan de compressor of de
apparatuur die door de fabrikant is geleverd.
Veiligheidsvoorzieningen in het persluchtsysteem niet
uitschakelen, onklaar maken of overbruggen.
Alleen onderdelen en toebehoren gebruiken die zijn
goedgekeurd door de fabrikant.
Blijf uit de buurt van mogelijke beknellings− of afknellingsplekken
in de apparatuur die is aangesloten op het persluchtsysteem.
Niet onder of rond apparatuur werken dat onder perslucht staat.
Ondersteun de apparatuur goed met behulp van mechanische
middelen.
HEET METAAL van het plasmasnij-
den of gutsen kan brand en exposie
veroorzaken.
Niet snijden of gutsen in de nabijheid van ont-
vlambare stoffen.
Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt.
PERSLUCHT kan (dodelijk) letsel
veroorzaken.
Voordat u gaat werken aan het
persluchtsysteem, moet u het apparaat
uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per
ongeluk persluchtdruk op kan komen staan.
Ontlast de druk voordat u luchtleidingen
aansluit of loskoppelt.
Kijk de onderdelen van het persluchtsysteem en alle aansluitingen
en slangen na op beschadigingen, lekken en slijtage voordat u de
apparatuur gaat bedienen.
De luchtstroom niet op uzelf of op anderen richten.
Draag persoonlijke beschermingsmiddelen zoals een
veiligheidsbril, gehoorbescherming, leren handschoenen, zware
kleding (hemd en broek), hoge schoenen en een veiligheidshelm
wanneer u aan een persluchtsysteem werkt.
Zoek lekken op met zeepwater of een ultrasone detector − nooit
met de blote hand. Het systeem niet gebruiken als er lekken
worden aangetroffen.
Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en voordat u het systeem weer
start.
Ga onmiddellijk naar een arts als er lucht doordringt in de huid
of het lichaam.
Het INADEMEN VAN PERSLUCHT kan
(dodelijk) letsel veroorzaken.
Geen perslucht gebruiken voor ademhalen.
Alleen gebruiken om te snijden, te gutsen
of voor gereedschap.
INGESLOTEN LUCHT ONDER DRUK
EN ZWIEPENDE SLANGEN kunnen letse
l
veroorzaken.
Ontlast de luchtdruk van gereedschappen en
het systeem voordat u onderhoud pleegt,
hulpstukken aanbrengt of verwisselt en
voordat u de olieafvoer van de compressor
of de vuldop voor de olie opent.
OM-244 620 Pagina 5
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren, aandrijfriemen, V−snaren en
rotors.
Houd alle deuren, panelen, afdekplaten en beschermingsplaten
op hun plaats.
Houd handen, haar, loshangende kleding en gereedschappen
weg van bewegende onderdelen.
Voordat u gaat werken aan het persluchtsysteem, moet u het
apparaat uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per ongeluk
persluchtdruk op kan komen staan.
Laat alleen bevoegde personen beschermplaten of afdekplaten
verwijderen voor onderhoud of bij het verhelpen van storingen.
Zet deuren, panelen of beschermplaten weer op hun plaats als
het onderhoud klaar is en voordat u de machine aanzet.
HETE ONDERDELEN kunnen ernstige
brandwonden veroorzaken.
Een hete compressor of hete onderdelen van
het luchtsysteem niet aanraken.
Laat het systeem afkoelen voor u het aanraakt
of onderhoud gaat plegen.
Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet
te pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen
en −kleding om brandwonden te voorkomen.
LEES DE INSTRUCTIES.
Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding
en alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
De motor stoppen en de luchtdruk aflaten vooraleer onderhoud
te verrichten.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
1-5. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
Installeer of plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat
aan kan.
VALLENDE APPARATUUR kan letsel
veroorzaken.
Til het systeem alleen aan het hijsoog en aan
goed geïnstalleerde toebehoren op, NIET aan
de gascilinders. Het maximale hefvermogen
van het hijsoog niet overschrijden (zie: Techni-
sche gegevens).
Hijs en verplaats het apparaat alleen met de daarvoor geschikte
werktuigen en/of middelen en de daarvoor geldende procedures.
Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant on-
der het apparaat uitsteken.
Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren niet
in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of apparatuur
de Amerikaanse ARBO−richtlijn getiteld Applications Manual for
the Revised NIOSH Lifting Equation (Publication No. 94–110).
OVERVERHITTING kan schade aan
de motor veroorzaken.
Zet de installatie uit of koppel hem los voordat u
de machine aan- of uitzet.
Pas op: een laag voltage en lage frequentie veroorzaakt door la-
ge snelheid van de motor kunnen elektrische motoren beschadi-
gen.
Sluit geen 50 of 60 Hertz motoren aan op een 100 Hertz contact-
doos.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
Draag gezichtsbescherming voor ogen en ge-
zicht te beschermen.
Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en die op een veilige locatie staat.
Draag tijdens het slijpen de nodige gezichts-, hand- en lichaams-
bescherming.
Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen
Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
De UITGANGSSPANNING VOOR HET OPLADEN
VAN ACCU’S en ONTPLOFFEN VAN DE ACCU
kan leiden tot lichamelijk letsel.
Niet alle modellen hebben een oplaadvoorziening voor
accu’s.
Draag altijd een gezichtsbescherming, rubberen handschoenen
en beschermende kleding als u aan een accu werkt.
Zet eerst de motor af voordat u accukabels of oplaadkabels (indien
van toepassing) aansluit of verwijdert en onderhoud gaat plegen
aan de accu.
Zorg ervoor dat uw gereedschap geen vonken produceert als u
aan een accu werkt.
Gebruik het lasapparaat niet om accu’s op te laden of om
voertuigen te starten tenzij het een acculaadvoorziening heeft die
hiervoor speciaal is bedoeld.
Let goed op de polariteit (+ en −) op accu’s.
Verwijder de negatieve (−) kabel als eerste en sluit hem als laatste
weer aan.
Houd vonken, vuur, sigaretten en andere ontstekingbronnen uit de
buurt van accu’s. Accu’s produceren ontplofbare gassen bij
normaal gebruik en wanneer ze worden opgeladen.
Volg de aanwijzingen op van de fabrikant van de accu als u aan of
in de buurt van een accu werkt.
Laat alleen bevoegd personeel de accu laden.
OM-244 620 Pagina 6
Als een accu wordt verwijderd uit een voertuig om te worden
opgeladen, ontkoppel dan de negatieve (−) kabel eerst en sluit
hem als laatste weer aan. Zorg dat alle accessoires zijn
uitgeschakeld om zo een boog te voorkomen.
Alleen loodaccu’s opladen. De acculader niet gebruiken om een
elektrisch systeem met een extra lage spanning van stroom te
voorzien of om droge−celaccu’s op te laden.
Geen bevroren accu’s opladen.
Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
Accu’s niet opladen in een dichte ruimte of een ruimte met beperkte
ventilatie.
Een accu met losse accuklemmen of beschadigingen aan
behuizing of kap niet opladen.
Kies vóór u gaat opladen de juiste spanning op de lader, zodat
deze overeenkomt met de accuspanning.
Zet de acculader uit voor u deze op de accu aansluit. De klemmen
van de acculader mogen elkaar niet raken.
Houd de kabels van de acculader weg van de kap, de deur en van
bewegende onderdelen van het voertuig.
LASDRAAD kan letsel veroorzaken.
Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad
wordt ingevoerd.
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden
tot OVERVERHITTING.
Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
Verminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
STATISCHE ELEKTRICITEIT (ESD) kan
PC-printplaten beschadigen.
Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten of onderdelen aanraakt.
Gebruik goede, antistatische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of verschepen
van PC-printplaten.
HET SCHUIN ZETTEN VAN DE
TRAILER kan verwondingen
veroorzaken.
Gebruik stutten of blokken om het gewicht te
ondersteunen.
Installeer het lasaggregaat goed op de trailer
volgens de bijbehorende instructies.
LEES DE INSTRUCTIES.
Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
De motor stoppen en de luchtdruk aflaten vooraleer onderhoud
te verrichten.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
H.F.-straling kan interferentie veroor-
zaken.
Hoogfrequente (H.F.) straling kan interferentie
veroorzaken bij radionavigatie, veiligheids-
diensten, computers en communicatie appara-
tuur.
Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektronische
apparatuur deze installatie uitvoeren.
De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij interferentieproblemen als gevolg van
de installatie.
Als u van overheidswege klachten krijgt over interferentie, stop
dan onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur.
Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.
Houd deuren en panelen van hoogfrequentiebronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aar-
ding en afscherming om de mogelijkheid van interferentie tot een
minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie ver-
oorzaken.
Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische appa-
ratuur zoals microprocessors computers en
computer- gestuurde apparatuur zoals robots.
Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagnetisch
compatibel is.
Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels zo
kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op de
vloer.
Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van gevoeli-
ge elektronische apparatuur.
Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker ex-
tra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het lasapparaat,
gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van lijnfilters of af-
scherming van het werkterrein.
OM-244 620 Pagina 7
1-6. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die che-
micaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend is
dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen, kanker
veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie 25249.5
en volgend.)
Accupolen, -klemmen en soortgelijke accessoires bevatten
lood en loodverbindingen, chemicaliën waarvan het de Staat
Califorrnië bekend is dat ze kanker en geboorteafwijkingen of
andere voortplantingsproblemen veroorzaken. Was uw
handen na aanraking.
Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het
de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwi-
jkingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaakt.
Was na gebruik uw handen.
Benzinemotoren:
Uitlaatgassen van motoren bevatten chemicaliën waarvan
het de Staat Califorrnië bekend is dat ze kanker, geboorteaf-
wijkingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaken.
Dieselmotoren:
Van uitlaatgassen van dieselmotoren en bepaalde bestand-
delen ervan is het de Staat Califorrnië bekend dat ze kanker,
geboorteafwijkingen en andere voortplantings problemen
veroorzaken.
1-7. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1,
is available as a free download from the American Welding Society at
http://www.aws.org or purchased from Global Engineering Documents
(phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding
and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Glob-
al Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website:
www.global.ihs.com).
Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Com-
bustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0, from Global
Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184,
website: www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protec-
tion Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website:
www.nfpa.org and www. sparky.org).
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1,
from Compressed Gas Association, 14501 George Carter Way,
Suite 103, Chantilly, VA 20151 (phone: 703-788-2700,
website:www.cganet.com).
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard
W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060
Spectrum Way, Suite 100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone:
800-463-6727, website: www.csa-international.org).
Battery Chargers, CSA Standard C22.2 NO 107.2−01, from Canadian
Standards Association, Standards Sales, 5060 Spectrum Way, Suite
100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone: 800-463-6727, website:
www.csa-international.org).
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec-
tion, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute,
25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, web-
site: www.ansi.org).
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot
Work, NFPA Standard 51B, from National Fire Protection Association,
Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org.)
OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Indus-
try, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q,
and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Super-
intendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954
(phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices—
phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website:
www.osha.gov).
Portable Generators Safety Alert, U.S. Consumer Product Safety Com-
mission (CPSC), 4330 East West Highway, Bethesda, MD 20814
(phone: 301-504-7923, website: www.cpsc.gov/cpscpub/pubs/port-
gen.pdf).
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The Na-
tional Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600
Clifton Rd, Atlanta, GA 30333 (phone: 1-800-232-4636, website:
www.cdc.gov/NIOSH).
1-8. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV −informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk
elektrische en magnetische velden (EMV). Lasstroom veroorzaakt een
elektromagnetischveld rond de lasstroomkring en de lasapparatuur.
Elektromagnetischevelden kunnen interferentie veroorzaken bij
bepaalde medische implantaten zoals pacemakers. Voor personen die
medische implantaten hebben moeten beschermende maatregelen
worden genomen, bijv. toegangsbeperking voor passanten of een
risicoanalyse voor iedere afzonderlijke lasser. Beperk bijvoorbeeld de
toegang voor omstanders of voer afzonderlijke risicobeoordelingen uit
voor lassers. Alle lassers moeten de volgende procedures naleven om
zo blootstelling aan elektro−magnetischevelden van de lasstroomkring
tot een minimum te beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te
plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan
één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de
apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten
en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het
draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun
arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt
komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, pla-
smaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts
wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM-244 620 Pagina 8
OM-244 620 pagina 9
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES
2-1. Aanvullende veiligheidssymbolen en definities
Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie de symbolen).
Safe1 2012-05
Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode niet met de blote hand aanraken. Geen natte of kapotte
handschoenen dragen.
Safe2 2012-05
Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door uzelf te isoleren van het werk en de aarde.
Safe3 2012-05
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
Safe6 2012-05
Gebruik actieve ventilatie of een afvoersysteem om de rookgassen van de werkplek af te voeren.
Safe8 2012-05
Gebruik een ventilator om de rookgassen af te voeren.
Safe10 2012-05
Houd brandbare stoffen uit de buurt van het laswerk. Niet lassen vlakbij brandbare stoffen.
Safe12 2012-05
Lasvonken kunnen brand veroorzaken. Zorg dat er een brandblusapparaat in de buurt is en zorg
dat er een toezichthouder is die klaarstaat om dit gebruiken.
Safe14 2012-05
Niet op vaten of dichte containers e.d. lassen.
Safe16 2012-05
Verwijder het label niet; verf het ook niet over en dek het niet af.
Safe20 2012-05
OM-244 620 pagina 10
Niet werken aan het apparaat als de motor draait. Eerst de motor stilzetten.
Safe21 2012-05
Niet roken tijdens het vullen met brandstof of in de nabijheid van brandstof.
Safe22 2012-05
De motor stilzetten tijdens het vullen met brandstof.
Safe23 2012-05
Een hete motor niet bijvullen.
Safe24 2012-05
Til het systeem alleen aan het hijsoog en aan goed geïnstalleerde toebehoren op, niet aan de gascilinders.
Het maximale hefvermogen van het hijsoog niet overschrijden (zie Technische gegevens).
Safe25 2012-05
Draag een hoofddeksel en een veiligheidsbril. Gebruik
gehoorbescherming en knoop de kraag van uw overhemd dicht.
Gebruik een lashelm met de juiste filtersterkte. Draag bescherming
voor uw hele lichaam.
Safe38 2012-05
Kasjf;laksf;lkasdf'l;aksdf;lkasd;flksadflkasd;lk
Kasjf;laksf;lkasdf'l;aksdf;lkasd;flksadflkasd;lk
Kasjf;laksf;lkasdf'l;aksdf;lkasd;flksadflkasd;lk
Lees eerst de handleiding door voordat men aan de machine gaat
werken of gaat lassen.
Safe40 2012-05
=
Brandstof samen met vlammen of vonken kan brand veroorzaken.
Safe45 2012-05
Het apparaat uit de verpakking halen. Haal de handleiding
uit het apparaat. Lees de instructies voor het monteren
van de uitlaatdemper.
Safe46 2012-05
Lees de handleiding en de labels op het apparaat.
Safe47 2012-05
Lees de instructies in de Handleiding hoe men de accu moet
activeren.
Safe48 2012-05
OM-244 620 pagina 11
0 ‐ 50 u. std.
Veilig54 2012-05
Gedurende de eerste 50 uren het lasaggregaat belasten met meer
dan 200A. Niet lassen onder 200A uitgangsspanning.
50 u. std.
Safe55 2012-05
Na de eerste 50 werkuren, de motorolie en oliefilter vervangen.
De generator nooit binnenshuis of in een garage gebruiken, zelf niet
als de deuren en ramen open staan.
Safe87 2012-07
De generator alleen buiten gebruiken en ver uit de buurt van ramen,
deuren en ventilatiepunten.
Safe88 2012-07
Geen ether gebruiken. Bij gebruik van ether vervalt de garantie. Zie de handleiding van de brandstofmotor.
Safe89 2012-07
Een hete geluidsdemper en uitlaatpijp kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Safe90 2012-07
Lassen, snijden, boren of schuren aan de behuizing kunnen in principe brand of ontploffing veroorzaken.
Safe91 2012-07
OM-244 620 pagina 12
2-2. Diverse symbolen en definities
Stop de motor
Snel (draaien,
lassen/
ingeschakeld)
Langzaam
(stationair)
Start de motor
Starthulp
(voorverwarmen)
Accu (motor) Motorkoelvloeistof Motorolie
Controleer
injectoren/pomp
Controleer de
klepspeling
Brandstof Aarding
Positief Negatief Bevoegde monteur Lasboog
A
Ampère
V
Volt FCAW-lassen Afstandbediening
Motor
Luchttemperatuur
of
motortemperatuur
Uitgang Wisselstroom
Beklede-
elektrodelassen
(SMAW)
Lift Arc TIG GMAW-lassen
TIG-lassen
(GTAW)
Tijd
h
Uren
s
Seconden
1
Enkelfase
3
Driefasen
Lees de
gebruikers-
handleiding
Elektrisch circuit
beveiliging
Gelijkstroom (DC)
Hulpstroom
P
1ma
x
Maximaal verbruik
3
G
Motoraangedreven,
driefasenwissel-
stroomgenerator
met gelijkrichter
Hz
Hertz
X
Inschakelduur
U
0
Nominale
nullastspanning
(gemiddeld)
U
2
Uitgangsspanning
belast
n
Nominale
belastingsnelheid
n
1
Nominaal stationair
n
0
Nominale
nullastsnelheid
I
Stroom
I
2
Nominale
lasstroom
S
Geschikt om te
lassen in een
omgeving met een
verhoogd risico
op elektrische
schokken
Urenmeter
Controleer
luchtfilter
Luchtfilter
Bel voor
onderhoud
OM-244 620 pagina 13
HOOFDSTUK 3 − TECHNISCHE GEGEVENS
3-1. Las, voedings- en motorgegevens
Las-
proces
Bereik van de
lasuitgangs-
spanning
Nominale lasstroom
en -spanning
Maximale
open
spanning
Maximum
vermogen
hulpstroom
Motor
Inhoud
brand-
stoftank
CC/DC
Beklede
elektrode
/
TIG
20 - 400 A
Stick (beklede elektrode
)
325 A, 33 Volt DC
100% Inschakelduur
350A, 34 volt DC
60% Inschakelduur
TIG
350 A, 24 volts DC
100% Inschakelduur
400 A, 26 volts DC
40% Inschakelduur
85 V/DC
Aggregaat
Enkel-fase, 12 kVA/kW
Piek, 10 kVA/kW,
84/42 A, Continue
120/240 V AC, 60 Hz
Mitsubishi
Watergekoeld
Viercilinder 24.4 pk
Diesel motor
11,5 gal
(43,5 L)
CV/DC 14 - 40 V
350 A, 31,5 volt DC
100% Inschakelduur
85 V/DC
3-2. Omstandigheden gebruik en opslag
IP graad Toegelaten temperaturen bij gebruik
IP23S
Deze apparatuur is ontworpen voor buitengebruik.
Opslag is toegestaan, maar buitengebruik bij regen of andere
neerslag mag alleen onder een afdak.
Van -40 tot 104°F (-40 tot +40°C)
3-3. Afmetingen, massa’s en toegelaten hellingshoeken
Afmetingen
B
A
F
E
H
G
C
D
Voorpaneel
20°
20°
30°
30°
! Overschrijd bij het schuin plaatse
n
de hoek niet met het oog op moto
r-
beschadigingen en omvallen.
! Verplaats het apparaat niet naar e
n
gebruik het niet op plaatsen waar het ka
n
omvallen.
907 428-1
Hoogte
32 in. (813 mm)
35-3/4 in. (908 mm)
(tot de bovenkant
van het hijsoog)
Breedte
26-1/4 in. (667 mm)
(steunen naar binnen
gedraaid)
28-3/4 in. (730 mm)
(steunen naar buiten
gedraaid)
Lengte 56 inch (1422 mm)
A 56 inch (1422 mm)
B 54 inch (1372 mm)
C 52 inch (1321 mm)
D 2 inch (51 mm)
E 26 inch (660 mm)
F 7/8 inch (22 mm)
G 27-3/4 inch (705 mm)
H
9/16 inch (14 mm)
diameter
4 gaten
Gewicht
Zonder brandstof: 1018 lb (462 kg)
Met brandstof: 1100 lb (499 kg)
Gewichtsbelasting hijsoog:
Maximaal 2000 lb (907 kg)
OM-244 620 pagina 14
3-4. CC Stroom-spanning grafieklijnen
247 987-A / 247 988-A
De stroom-spanning grafieklijnen geven
de minimaal en de maximaal mogelijke
uitgangsspanning en -stroom aan van
het lasapparaat. De grafieklijnen
van alle andere instellingen vallen
tussen de aangegeven krommen.
Plaats voor de beste prestaties
bij het lassen boven 300 ampère
de motorregelingsschakelaar in de
Run-stand (draaien).
A. Beklede Elektrodelassen
B. TIG-functie
DC ampères
DC volt
100
80
60
40
20
0
0 100 200 300 400
DC ampères
DC volt
100
80
60
40
20
0
0 100 200 300 400
OM-244 620 pagina 15
3-5. CV volt- ampère grafieklijnen
247 985-A
De stroom-spanning grafieklijnen geven
de minimaal en de maximaal mogelijke
uitgangsspanning en -stroom aan van
het lasapparaat. De grafieklijnen van alle
andere instellingen vallen tussen
de aangegeven krommen.
100 200 300 400
0
0
20
40
60
DC volt
DC ampères
3-6. Brandstofverbruik
De kromme laat het karakteristieke
brandstofverbruik onder las- of
stroombelasting zien.
247 984-A
STATIONAIR
2.00
1.75
1.50
1.25
1.00
0.75
0.50
0.25
0.00
0 50 100 150 200 250 300 350 400
V.S. GAL./UUR
DC lasampères bij een 100% inschakelduur
OM-244 620 pagina 16
3-7. Inschakelduur en oververhitting
248 003-A
1 100% Inschakelduur
De inschakelduur is het percentage van
10 minuten dat het apparaat kan lassen met
nominaal vermogen zonder oververhit
te raken.
Dit apparaat is geschikt voor lassen op
325 ampère continu.
Plaats voor de beste prestaties bij het
lassen boven 300 ampère de motor-
regelingsschakelaar in de Run-stand
(draaien)
OPGELET − Het overschrijden van de
inschakelduur kan het apparaat
beschadigen en de garantie vervalt dan.
1
0 102030405060708090100
400
200
300
Percentage inschakelduur
Lasstroom
3-8. Vermogenkarakteristiek AC aggregaat
247 989-A
De wisselstroom-vermogen grafiek
geeft het vermogen aan van het
aggregaat in ampères.
0102030405060
280
270
260
250
240
230
220
210
200
190
180
AC ampères
AC volt
OM-244 620 pagina 17
HOOFDSTUK 4 − INSTALLATIE
4-1. Locatie van typeplaatje en het label met de technische gegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de voorzijde te vinden. Op het typeplaatje kunt u de elektrische aansluitspanning en
het vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde
van deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt.
! Verplaats het apparaat niet
naar en gebruik het niet
op plaatsen waar het kan
omvallen.
! Bevestig het lasaggregaat
altijd stevig op het transport-
voertuig of de trailer en voldoe
aan alle veiligheids- en andere
ter plekke geldende voor-
schriften.
OPGELET Het systeem niet
installeren op plaatsen waar de
luchtstroming beperkt is of de motor
kan oververhitten.
Zie Hoofdstuk 3-3 voor de
maximale belasting van het
hijsoog.
Zie Hoofdstuk 4-3 voor
montage-informatie.
Installeer 3 2008-01 - Ref. 800 652 / Ref. 800 477-A / 803 274 / 804 712
18 inch
(460 mm)
18 inch
(460 mm)
18 inch
(460 mm)
18 inch
(460 mm)
18 inch
(460 mm)
Verplaatsing
4-2. Het installeren van het lasaggregaat
OF OF
OF
Locatie/luchtstroomruimte
OF
OM-244 620 pagina 18
4-3. Het lasaggregaat monteren
Benodigde gereedschappen:
9/16 inch
2
2
4
Lassteun geplaatst
Boutsteun geplaatst
! Niet op het onderstel lassen.
Wanneer u op het onderstel
last, kan de brandstoftank
gaan branden of exploderen.
Alleen op de vier steunen
lassen of het apparaat met
bouten vastzetten.
OPGELET − Het systeem niet
zodanig monteren dat de onderkant
alleen steunt op de vier
montagesteunen. Maak gebruik
van dwars steunen om het systeem
adequaat te ondersteunen en
schade aan de onderkant te
voorkomen.
Montageoppervlak:
1 Dwars steunen
2 Montagesteunen
(meegeleverd)
Installeer het systeem op een
vlakke ondergrond met
dwarssteunen om de onderkant te
ondersteunen. Zet het systeem
vast met de montagesteunen.
3 1/2 inch (12 mm) bout en ring
(minimum - niet meegeleverd)
4 3/8-16 x 1 inch schroeven
(meegeleverd)
Het apparaat vastzetten met
bouten:
Verwijder het bevestigings-
materiaal waarmee de vier steunen
op het onderstel vastzitten. Draai
de steunen om en zet ze weer
vast aan het onderstel met
het oorspronkelijke bevestigings-
materiaal.
Zet de steun op de truck of op de
aanhangwagen met bevestigings-
materiaal van 1/2 inch (12 mm) of
groter (niet meegeleverd).
Het apparaat op zijn plaats
vastlassen:
Las het apparaat alleen bij de vier
steunen op de truck of de trailer
vast.
1
2
Het apparaat ondersteunen
Met behulp van montagesteunen
instaleer l3 2008--01 803 274 / 200 864-A / 803 231
1
OF
3
OM-244 620 pagina 19
! Het frame van het lasaggregaat altijd
aarden op het frame van de wagen
om elektrische schokken en
gevaren van statische elektriciteit te
voorkomen.
! Zie ook informatiefolder 29 van
de AWS betreffende veiligheid
en gezondheid: het aarden van
draagbare en op wagens
geïnstalleerde lasaggregaten.
! Ondervoeringen, transportblokken en
bepaalde wielonderstellen isoleren
het lasaggregaat van het chassis van
de wagen. Sluit altijd een massadraad
aan vanaf massa-aansluiting van het
aggregaat naar blootgemaakt metaal
van het chassis van de wagen zoals
op de afbeelding te zien is.
! Gebruik een aardlekbeveiliging
wanneer hulpapparatuur aangesloten
wordt. Als het apparaat geen
stekkerdozen met aardlekbeveiliging
heeft, moet een verlengsnoer met
aardlekbeveiliging worden gebruikt.
Geen stekkerdozen met aardlek-
beveiliging gebruiken om levens-
instandhoudende apparaten van
stroom te voorzien.
1 Massaklem voor aarding van
apparatuur (op voorpaneel)
2 Massakabel (niet meegeleverd)
3 Metalen frame van wagen
Sluit de kabel van de massaklem van
de apparatuur aan op het metalen chassis
van de wagen. Gebruik hiervoor een
geïsoleerde koperen draad van 2,5 mm
2
of dikker.
Aard het frame van het lasaggregaa
t
met het onderstel of de wagen vi
a
metaal-op-metaal contact.
4
-4. Het aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger
rot_grnd2 2012-03 - 800 652-D
1
3
2
GND/ PE
4-5. De uitlaatpijp installeren
1/2 in.
Benodigde gereedschappen:
! Stop motor en laat deze afkoelen.
Richt de uitlaatpijp in de gewenste
richting, maar altijd weg van het
voorpaneel en de rijrichting.
Uitlaatpijp3 2010-04 / Ref 803 582
OM-244 620 pagina 20
4-6. De accu aansluiten
1/2 inch
+
Benodigde gereedschappen:
Conn_ Batt2 2010-04 / S-0756-C / 161-002
! Sluit de negatieve
(−)
accukabel als laatste aan.
Sluit de deur weer nadat de
accu is aangesloten.
Afgebeeld met verwijderd
draaipaneel.
Aantekeningen
OM-244 620 pagina 21
4-7. Controlelijst voor het starten van de motor
Controleer alle motorvloeistoffen elke dag.
De motor moet koud en vlak staan.
Het automatische afsluitsysteem stopt de
motor als de oliedruk te laag wordt of als
de temperatuur van de koelvloeistof te hoog
of het brandstofniveau laag is.
Dit apparaat heeft een afsluitschakelaar
voor te lage oliedruk. Sommige omstan-
digheden kunnen echter motorschade
veroorzaken voordat de motor afslaat.
Controleer het oliepeil vaak en gebruik
het afsluitsysteem voor de oliedruk niet
om het oliepeil te controleren.
Volg de inloopprocedure zoals aangegeven in
de handleiding van de motor. Als er zich
onverbrande brandstof en olie verzamelt in de
uitlaatpijp tijdens het inlopen, zie dan
Hoofdstuk 9.
Brandstof
OPGELET − Gebruik geen benzine, de motor
zou beschadigd worden.
Voeg verse dieselbrandstof toe vóór het
starten (zie het onderhoudslabel van de motor
voor de brandstofspecificaties). Laat de
vulhals leeg om ruimte over te laten voor
uitzetting.
De motor slaat af als het brandstofpeil laag is.
Olie
Kijk na het vullen van de brandstoftank het
oliepeil na met het apparaat op een vlakke
ondergrond. Als het oliepeil niet overeenstemt
met de maximale merkstip, vul dan bij (zie het
onderhoudslabel).
Koelvloeistof
Controleer het peil van de koelvloeistof in de
radiator voordat u het apparaat voor het eerst
start. Zonodig koelvloeistof bijvullen in de
radiator tot de koelvloeistof tot onder in de
hals van de vulopening staat.
Controleer het peil van de koelvloeistof in de
tank dagelijks. Zonodig koelvloeistof bijvullen
in de tank tot de koelvloeistof tussen de
peilstrepen Cold Full en Hot Full staat. Als het
peil in de tank laag was, controleer dan ook
het peil van de koelvloeistof in de radiator.
Koelvloeistof bijvullen als het peil onder de
hals van de radiatorvulopening staat.
De machine wordt geleverd af fabriek
met motorkoelvloeistof, dit is een mengsel
van water en een antivriesmiddel op
basis van ethyleenglycol die geschikt is
voor temperaturen tot -34° F (-37° C).
Voeg antivries toe aan het mengsel als de
machine wordt gebruikt bij temperaturen
onder -34° F (-37° C).
Houd de radiator en de luchtinlaat schoon en
vrij van vuil.
OPGELET Een verkeerde motortemperatuur
kan de motor beschadigen. Laat de motor niet
draaien zonder een goed functionerende
thermostaat en radiatordop.
Om gemakkelijker te starten bij koud weer:
Gebruik de voorverwarmingsschakelaar
(zie Hoofdstuk 5-2).
De accu in goede staat houden. Bewaar
hem op een warme plaats.
Gebruik brandstof bestemd voor koud weer
(diesel kan verdikken in koud weer). Neem
contact met uw lokale brandstofleverancier
voor meer informatie.
Gebruik de juiste motorolie voor koud
weer (zie Hoofdstuk 7-1).
Inhoud: 10 qt (9,5 L)
Diesel
Vol
Hot Full
Cold Full
Controleer het peil
van de koelvloeistof
in de radiator als het peil
in de tank laag is.
Koelvloeistoftank
907 428-2 / 907 428-3
Vol
Volg de inloopprocedure zoals aangegeven in de handleiding
van de motor. Als er zich onverbrande brandstof en olie verzamelt
in de uitlaatpijp tijdens het inlopen, zie dan Hoofdstuk 9.
Vol
OM-244 620 pagina 22
4-8. Aansluitklemmen van de lasuitgangen
246 345
1 Negatieve
(−)
lasuitgang
2 Positieve (+) lasuitgang
Kies het juiste lasproces met de
processchakelaar (zie Hoofdstuk 6-2).
Lassen met beklede elektroden
Voor beklede elektrodelassen en -
gelijkstroomlassen met Elektrode Positief
(DCEP) moet u de elektrodehouderkabel
aansluiten op de positieve (+) klem en de
werkstukkabel op de negatieve
(−)
klem.
Voor het gelijkstroomlassen met Elektrode
Negatief (DCEN), de aansluitklemmen
omwisselen.
TIG-lassen (GTAW)
Voor TIG gelijkstroomlassen met
Elektrode Negatief (DCEN) moet
u de toorts aansluiten op de negatieve (−)
klem en de werkstukkabel op de
positieve (+) klem.
MIG-lassen en lassen met gevulde
draad
Voor MIG-lassen en lassen met gevulde
draad met Elektrode Positief (DCEP) moet
u het draadaanvoerapparaat aansluiten op
de positieve (+) klem en de werkstukkabel
op de negatieve
(−)
klem.
Voor het gelijkstroomlassen met Elektrode
Negatief (DCEN), de aansluitklemmen
omwisselen.
CAC-A gutsen
Sluit voor CAC-A de elektrodehouderkabel
aan op de positieve (+) klem en de
werkstukkabel op de negatieve
(−)
klem.
1
2
4-9. Aansluiten op de lasuitgangen
Benodigde gereedschappen:
3/4 inch.
803 778-B
6
4
5
3
! Stop de motor.
! Als u de laskabels niet goed
aansluit, kan dat sterke verhitting
en brand veroorzaken of uw
machine beschadigen.
Niets tussen de laskabelklem en het
kopervlak plaatsen. Zorg dat de
oppervlakken van zowel de
laskabelklem als het kopervlak
schoon zijn.
1 Correcte aansluiting laskabel
2 Onjuiste aansluiting laskabel
3 Laskabelbout
4 Meegeleverde klemmoer
voor de laskabelbout
5 Kabelschoen van de laskabel
6 Koperen zitting
Verwijder de meegeleverde moer van de
lasuitgangsklem. Schuif de laskabel-
schoen op de lasuitgangsklem en zet
hem vast met de moer zodat de
laskabelschoen strak tegen het kopervlak
aanzit.
12
OM-244 620 pagina 23
4-10. Het formaat van de laskabel kiezen*
OPGELET − De totale kabellengte in het lascircuit (zie onderstaande tabel) is de gecombineerde lengte van beide laskabels. Als bijvoorbeeld de
stroombron is opgesteld op 30 meter van het werkstuk, dan is de totale kabellengte 60 meter (2 x 30 m). Gebruik dan die 60 meter voor het bepalen
van de kabelafmetingen.
Aansluitklemmen van
de lasuitgangen
! Zet de motor uit voordat
de lasaansluitklemmen
worden gemonteerd.
! Gebruik geen versleten,
beschadigde, te dunne
of slecht verbonden
kabels.
Laskabeldikte** en totale lengte van de kabel (koper) in de lasstroomkring
Niet langer dan***
30 m of minder 45 m 60 m 70 m 90 m 105 m 120 m
Lasstroom
(A)
10 - 60%
inschakel-
duur
60 - 100%
inschakel-
duur
10 - 100% inschakelduur
100 4 (20) 4 (20) 4 (20) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 1/0 (60)
150 3 (30) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 3/0 (95)
200 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 4/0 (120)
250 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2x70 mm
2
2 stuks
2x70 mm
2
300 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2x70 mm
2
2 stuks
2x95 mm
2
2 stuks
2x95 mm
2
350 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2x70 mm
2
2 stuks
2x95 mm
2
2 stuks
2x95 mm
2
2 stuks
2x120
mm
2
400 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2x70 mm
2
2 stuks
2x95 mm
2
2 stuks
2x120
mm
2
2 stuks
2x120
mm
2
* Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabel oververhit raakt, gebruik dan een kabel
die één maat dikker is.
** Het laskabelformaat (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 mils/A.
Bij metrische kabels gelden de kabeldoorsneden in vierkante millimeter.
*** Raadpleeg voor afstanden die langer zijn dan de afstanden in deze gids een vertegenwoordiger van de leverancier. De Amerikaanse
telefoonnummers zijn 920-735-4505 (Miller) en 1-800-332-3281 (Hobart).
Ref. S-0007-J 2011-07
4-11. Aansluiten op de 14 polige stekkerdoos RC14
Rmt14_1 2010-04
Accessoires zijn
afhankelijk van de
mogelijkheden van
het apparaat.
*De overige contacten
worden niet gebruikt.
OF
AFSTANDS-
BEDIENING
14-PENS
Pen* Functie van de pennen
Niet alle modellen hebben contactor regeling. Zie de beschrijving van de
voorpanelen en het stroomkringschema.
24 volt AC
UITGANG
(CONTACTOR
)
A 24 volt AC. Beschermd door extra beveiliging.
B Het sluiten van het contact naar A sluit het 24 V/AC
contactorstuurcircuit.
REGELING
DOOR
AFSTANDS-
BEDIENING
C Uitgangsspanning naar afstandsbediening: +10 V/DC
in MIG; 0 tot +10 V/DC in Beklede elektrode of TIG.
D Nulleiding van de afstandsbediening.
E Ingaand DC stuursignaal: 0 tot +10 volt van
minimum tot maximum van de afstandsbediening
met spanning/stroomafstelling op maximaal.
STROOM
SPANNIN
G
F Stroomterugkoppeling; 1 volt per 100 ampère.
H Terugkoppeling spanning; 1V DC per 10 V
boogspanning.
GND
K Massa van behuizing.
NULLEIDER G Stroomkring gemeenschappelijk voor 24V AC circuit.
OM-244 620 pagina 24
Aantekeningen
OM-244 620 pagina 25
HOOFDSTUK 5 − DE LASAGGREGAAT BEDIENEN
5-1. Bedieningsfuncties op het voorpaneel (zie Hoofdstuk 5-2)
Ref. 246 345-B/ 907 428-1
1
2
5
4
6
7
8
9
3
10
11
OM-244 620 pagina 26
5-2. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel (zie Hoofdstuk 5-1)
Bedieningsfuncties voor het starten van
de motor
1 Voorverwarmingsschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de starthulp in
te schakelen voor het opstarten in koud weer
(zie de startinstructies hierna).
2 Motorbedieningsschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de motor
te starten, het motortoerental te kiezen en de
motor uit te zetten.
In de werktoerentalstand loopt de motor op
belaste snelheid. In de werktoerental/
stationairstand loopt de motor op stationair-
snelheid bij nullast en op lassnelheid bij
belasting.
Plaats voor de beste prestaties bij
het lassen boven 300 ampère
de motorregelingsschakelaar in de
Run-stand (draaien)
Starten:
OPGELET − Geen ether gebruiken.
Als de motor niet start, laat de motor dan
eerst volledig tot stilstand komen voordat
u hem weer probeert te starten.
Boven 325 F (05 C): Verdraai de
motorbesturingsschakelaar naar startstand.
Laat de motorbesturingsschakelaar los als de
motor loopt.
Onder 325 F (05 C): Draai de motor-
schakelaar op de werktoerentalstand. Druk
6 seconden op de voorverwarmings-
schakelaar. Draai de motorbedienings-
schakelaar op Start. Laat de motorbe-
dieningsschakelaar en de voorverwarmings-
schakelaar los als de motor start.
De voorverwarmingsschakelaar niet langer
dan 20 seconden per keer bedienen.
Stoppen: Draai de motorbesturings-
schakelaar op Off.
Motormeters, motorgegevens en lichten
Zie Hoofdstuk 5-8 voor volledige
informatie over de brandstof/urenmeter.
3 Meter voor brandstofgebruik/
bedrijfsuren
Controleer met deze meter het brandstofpeil,
totaal aantal bedrijfsuren van de motor of het
aantal uren tot het vervangen van de olie.
Om het brandstofpeil of het aantal
bedrijfsuren te controleren als de motor niet
draait, moet u de motorbesturingsschakelaar
op de bedrijfs-/stationairstand zetten.
4 Motorindicatielampje
Het lampje gaat branden en de motor stopt als
er te weinig brandstof is, de motor warmer
wordt dan 230° F (110° C) of de oliedruk in de
motor onder 10 psi (69 kPa).
De normale motortemperatuur is 180 -
203 F (82 - 95 C). De normale oliedruk
is 30 - 60 psi (207 - 414 kPa).
OPGELET − De motor pas laten draaien als
het probleem is opgelost.
5 Meter voor de temperatuur
van de motorkoelvloeistof
De normale temperatuur is 180 - 203° F
(82 - 95° C). Wanneer de temperatuur boven
230° F (110° C) komt, stopt de motor.
Lasregelfuncties
6 Stekkerdoos voor afstandsbediening
Sluit afstandsbedieningen, draadaanvoer-
systemen en gereedschappen die 24 VAC
vereisen aan op de stekkerdoos.
Wanneer er een afstandsbediening is
aangesloten op de deze stekkerdoos, dan
schakelt de Auto Sense Remote functie de
spannings/stroom-regeling automatisch over
op afstandsbediening (zie hoofdstuk 5-6).
Als de afstandsbediening is aangesloten,
dan wordt het lasuitgangsvermogen bepaald
door een combinatie van de instellingen
op het voorpaneel en de afstandsbediening.
Als er geen afstandsbediening is aangesloten
op de stekkerdoos, dan stelt de regelknop op
het voorpaneel voor spanning/stroomsterkte
de spanning en de stroomsterkte af/bij.
Als een afstandsbedieningsapparaat dat
is aangesloten op de stekkerdoos RC14
defect is of wordt ontkoppeld tijdens het
werk, dan laten de meters Help 25 zien
(zie hoofdstuk 7-10). Herstel de fout door
het apparaat uit te zetten en weer te
starten of door de proces- /contactor-
schakelaar op een andere stand te
draaien.
7 Proces/contactor-schakelaar
Zie Hoofdstuk 5-3 voor informatie over de
proces/contactor-schakelaar.
8 Boog (Dig/Inductantie) regeling
Zie Hoofdstuk 5-4 voor informatie over de
boogregeling.
9 Spannnings-/stroomsterkteregeling
Als de proces/contactorschakelaar op een
willekeurige stand voor Beklede Elektrode- of
TIG-lassen staat, moet u de regelknop
gebruiken om de stroomsterkte in te stellen.
Als de proces/contactorschakelaar op een
willekeurige draad (MIG)-stand staat, moet u
hem gebruiken om de spanning te regelen.
De regeling beperkt de afstandsbediende
stroomsterkte in beklede elektrode of
TIG-stand, maar heeft hij geen effect in de
draad(MIG)stand.
Lasmeters
Lasmeters werken ook in combinatie om
hulpcodes voor probleemoplossing te
tonen (zie hoofdstuk 7-10).
10 DC voltmeter
De voltmeter toont de vooraf ingestelde
spanning (MIG-lassen) met de contact-
schakelaar uit en de uitgangsspanning op het
moment met de contactschakelaar aan.
De voltmeter toont de spanning bij de
klemmen van de lasuitgangen maar niet de
spanning bij de lasboog vanwege de
weerstand van de kabel en de verbindingen.
Om de spanning in te stellen moet u de
proces-/contactschakelaar op MIG of FCAW
draaien. Verdraai de V/A regelknop tot de
gewenste spanning te zien is op de voltmeter.
Als u klaar bent met lassen vertoont de
voltmeter de lasspanning, waarna hij weer
standaard terugkeert naar de vooringestelde
spanning.
11 Gelijkstroom ampèremeter
De ampèremeter vertoont de vooraf
ingestelde stroomsterkte (alleen bij beklede
elektrode en TIG) als u niet aan het lassen
bent, en de daadwerkelijke uitgaande
stroomsterkte als u aan het lassen bent.
Om de stroomsterkte in te stellen moet u de
proces-/contactorschakelaar op de Beklede
elektrode of TIG stand zetten. Verdraai de
V/A-regelknop tot de gewenste stroomsterkte
te zien is op de ampèremeter. Na het lassen
toont de ampèremeter, de lasstroomsterkte
en gaat dan vanzelf weer terug naar de vooraf
ingestelde stroomsterkte.
OM-244 620 pagina 27
5-3. Proces/contactor-schakelaar
1 Proces/contactor-schakelaar
! De aansluitklemmen staan onder
spanning als de Proces/
Contactorschakelaar op Hot staat
en de motor loopt.
Gebruik deze schakelaar om het
lasproces en de aan/uit-regeling van de
lasuitgangsspanning aan/uit-regeling te
kiezen (zie onderstaande tabel).
Zet de schakelaar in de stand afstands-
bediening Aan/Uit-schakelaar vereist
om de lasuitgangsspanning aan en uit
te zetten met een afstandsbediening
aangesloten op de 14-pins stekker.
Zet de schakelaar in de Elektrode Hot
standen om lasuitgangsspanning te
krijgen als de motor draait.
Beklede Elektrode anode voor
luchtkoolboog (CAC) snijden en gutsen.
Gebruik de Lift-Arc TIG modus voor
TIG (GTAW) lassen met behulp
van de Lift-Arc TIG startprocedure
(zie hoofdstuk 5-5).
1
Ref. 246 345-B / Ref. 907 428-1
Instellingen van de schakelaar Typische procestoepassingen (alleen gelijkstroom)
ELEKTRODE HOT
Electrode Hot - MIG VS
MIG massieve draad maakt gebruik van een door lasspanning gevoedt (voltage sensing
(VS)) draadaanvoerapparaat dat geen stuurkabel nodig heeft naar het lasaggregaat.
Electrode Hot - FCAW VS
FCAW (Flux Cored Arc Welding) maakt gebruik van een door lasspanning gevoedt
(voltage sensing (VS)) draadaanvoerapparaat die geen stuurkabel nodig heeft naar het
lasaggregaat.
Electrode Hot - Beklede Elektrode
Beklede elektrode-lassen met of zonder een afstandsbediende stroomsterkteregelaar.
Ontsteek een boog om te beginnen met lassen.
Electrode Hot - TIG Lift Arc
Lift Arc TIG: raak het werkstuk met het wolfraam aan en til het op om te beginnen met
lassen. Maakt gebruik van een interne circuit dat deze manier van boog starten creëert,
kan worden gebruikt met en zonder een afstandsbediening.
AFSTANDSBEDIENING
AAN/UIT-SCHAKELAAR
VEREIST
Afstandsbediening
AAN/UIT-schakelaar vereist - TIG
Hoog frequent TIG- of Scratch Start TIG-lassen. Hoog frequent TIG-starten met behulp
van de voetbediening maakt aan/uit op afstand en stroomsterkteregeling mogelijk.
Een andere typische toepassing is een eenvoudige zelfgemaakte TIG afstandsbediening.
Afstandsbediening
Aan/Uit-schakelaar vereist - Beklede
elektrode
Beklede elektrode-lassen met een RFC-14 regeling maakt aan/uit op afstand
en stroomsterkteregeling mogelijk. Dit kan helpen bij het per ongeluk ontsteken
van een boog te voorkomen.
Afstandsbediening
Aan/Uit-schakelaar vereist - FCAW
FCAW met behulp van een draadaanvoerapparaat met een constante snelheid. Gebruik
draadaanvoerapparaten met spanningsregeling of gebruik een Spoolmatic 30A met een
WC24 regeling.
Afstandsbediening
Aan/Uit-schakelaar vereist - MIG
MIG met massieve draad met behulp van een draadaanvoerapparaat met een constante
snelheid. Gebruik draadaanvoerapparaten met spanningsregeling of gebruik een
Spoolmatic 30A met een WC24 regeling.
OM-244 620 pagina 28
5-4. Boogregeling
1
1 Boogregeling
Beklede elektrode
Regeling stelt Dig in wanneer
Beklede elektrode wordt gekozen op
de keuzeschakelaar.
Wanneer de regeling op minimum
wordt gezet, dan is de
kortsluitstroomsterkte bij een lage
boogspanning hetzelfde als de
normale lasstroomsterkte.
Wanneer de regeling maximaal wordt
gezet, dan wordt de kortsluit-
stroomsterkte verhoogd bij een lage
boogspanning en voorkomt plakken
tijdens het lassen (zie de volt/ampère
grafieklijnen in hoofdstuk 3-4).
Kies de instelling die het meest
geschikt is voor de toepassing.
FCAW/MIG
De regeling stelt de inductantie in als
de FCAW- of MIG-stand wordt
gekozen op de keuzeschakelaar.
Inductantie bepaalt de
“vloeibaarheid” van het lasbad.
Verhoging van de Arc Control
instelling verlaagt de inductantie en
verhoogt daarmee de vloeibaarheid
van het bad. Verlaging van de Arc
Control instelling verhoogt de
inductantie en verlaagt daarmee de
vloeibaarheid van het bad.
TIG
Wanneer de regeling lager als 1
wordt ingesteld, dan is Auto Stop
een variabele functie van de
vooringestelde lasstroomsterkte. Dit
wordt gebruikt bij korte booglengtes
waarbij flikkering en doven van de
boog niet kan worden getolereerd.
Wanneer de regeling boven 1 wordt
ingesteld, dan wordt de Auto Stop
spanningsdrempel ingesteld op een
vooringestelde waarde op basis van
een vooringestelde lasstroomsterkte
(I) en wel als volgt:
I <= 50 A, V=17
I >50 tot <=100 A, V=22
I >100 tot <=190 A, V=25
I >190A, V=30
Dit maakt een langere booglengte
mogelijk (zoals bijvoorbeeld wanneer
men “met het mondstuk loopt”, en het
irriterende doven van de boog
ongewenst is).
De regeling werkt niet als de functie
TIG op afstand wordt gekozen.
OM-244 620 pagina 29
5-5. Lift-Arct TIG met Auto-Stopt
WM Marketing
Boogstart met Lift-Arc
Boogstop met Auto-Stop
12
213
Boogstart met Lift-Arc TIG
Lift Arc wordt gebruikt voor het
DCEN TIG proces indien de
HF-startmethode niet is toegestaan.
Kies Lift-Arc TIG met de
Proces/Contactor-schakelaar.
Zet het gas aan.
1 Aanraken of strijken.
2 Onder elke willekeurige hoek
optillen.
Raak met de wolfraam elektrode het
werkobject aan bij het beginpunt van
de las. Til de elektrode langzaam op.
De boog wordt gestart als de
elektrode wordt opgetild.
Houdt afdekking met beschermgas
aan en voorkom verontreiniging van
het wolfraam en het werkobject door
het gebruik van Auto-Stop om de
boog te beëindigen.
Boogbeëindiging met Auto-Stop:
1 Tijdens het lassen.
2 Til de toorts op om Auto-Stop
te starten. De boog stopt.
3 Beweeg de toorts naar
beneden om gasafdekking
te houden en verontreiniging
te voorkomen.
OM-244 620 pagina 30
5-6. Afstandsbediening van de spanning/stroomsterkte
1 14-pins stekkerdoos RC14
Sluit optionele afstandsbediening aan op RC14
(zie Hoofdstuk 4-11).
Wanneer de afstandsbediening wordt
aangesloten op de stekkerdoos, dan
schakelt de Auto Sense Remote-
voorziening de spannings-/stroomsterkte-
regeling over naar de afstandsbediening.
Als een apparaat wordt aangesloten
op de stekkerdoos, dan is spannings/
stroomsterkte- regeling altijd beschikbaar,
ongeacht de stand van de proces/
contact-schakelaar.
2 Voltmeter
3 Ampèremeter
0774 / Ref.246 345-B / Ref. 907 428-1
Zet de afstandsbediening aan.
Stel de Optionele
afstandsbediening in op 100%
Zet de V/A regeling op
het gewenste maximale
lasuitgangsvermogen
met behulp van de
lasmetersStel het TIG of het BEKLEDE ELEKTRODE-proces in
In het voorbeeld:
Min = 20 A DC
Max = 205 A DC
Max (205 A DC)
Min (20 A DC)
De afstandsbediening
aansluiten op de 14-pens
stekkerdoos RC14
1
Stel de Optionele
afstandsbediening in op het
gewenste maximale
lasuitgangsvermogen
Als u niet aan het lassen
bent, tonen de lasmeters
het vooringestelde
uitgangsvermogen.
Het DRAAD-proces instellen
De afstandsbediening
aansluiten op de 14-pens
stekkerdoos RC14
Stel de Optionele
afstandsbediening in op
het gewenste maximale
lasuitgangsvermogen
23
56
205
De voltmeter geeft de Open-spanning
aan als u niet aan het lassen bent en
de Boogspanning tijdens het lassen
De ampèremeter geeftt de
vooringestelde uitgangsstroom
aan als u niet aan het lassen
bent, en de werkelijke
uitgangsstroom tijdens
het lassen
Voltmeter geeft om en om
vooringestelde en werkelijke
uitgangsspanning aan als u
niet aan het lassen bent, en
werkelijke uitgangsspanning
tijdens het lassen
28
0
De ampèremeter geeft
nul aan
AFSTAND-
BEDIENING
AFSTAND-
BEDIENING
OM-244 620 pagina 31
5-7. Bediening van de optionele motorblokverwarming
Koelvloeistofverwarming 1 2012-05 803 562 / Ref. 803 145
1 Stekker motorblokverwarming
Gebruik de verwarming om een constant
temperatuur te behouden van de motor-
koelvloeistof.
Sluit om de verwarming aan te zetten de stekker
van de verwarming aan op een
120-voltswisselstroom stekkerdoos.
! De motor niet laten draaien als de
motorblokverwarming is ingeschakeld.
OPGELET − In extreem koud weer moet de
verwarming op de stroombron worden
aangesloten als de motor warm is.
! Het gebied rondom de motorblok-
verwarming wordt heet.
Haal de stekker los om de verwarming uit te
zetten.
1
Watts Volt ±10%
400 120
Technische gegevens
koelvloeistofverwarming
Aantekeningen
OM-244 620 pagina 32
5-8. Beschrijving brandstof/uur-meter
OM-244 620 pagina 33
HOOFDSTUK 6 − HULPVERMOGEN
6-1. Noordamerikaanse krachtstekkerdozen
245 609
! Gebruik een aardlekbeveiliging
wanneer hulpapparatuur aangesloten
wordt. Als het apparaat geen
stekkerdozen met aardlekbeveiliging
heeft, moet een snoer met
aardlekbeveiliging worden gebruikt.
Geen stekkerdozen met aardlek-
beveiliging gebruiken voor levens-
instandhoudende apparaten.
! Haal de stekker eerst uit de
stekkerdoos voordat u iets instelt of
onderhoud pleegt aan hulpstukken
of gereedschap.
1 Stopcontact 120 V 20 A AC,
met ingebouwde aardlekschakelaar,
en GFCI2
GFCI1 en GFCI2 leveren 60 Hz enkelfase-
stroom bij las/belastingsnelheid.
De maximale uitgangsspanning van alle
contactdozen is 2,4 kVA/kW.
! Test de GFCI maandelijks.
Zie hoofdstuk 6-3 voor informatie
over de GFCI en voor het resetten en
testprocedures.
2 240V 50A AC contrastekker RC11
RC11 leveren 60 Hz eenfasestroom bij
lasstroomsnelheid. Maximale uitgangs-
spanning vanuit RC11 is 10 kVA/kW.
3 Extra beveiliging CB4
4 Extra beveiliging CB6
5 Extra beveiliging CB5
CB4 beschermt GFCI2 en CB6 beschermt
GFCI1 tegen overbelasting. Als een extra
beveiliging open gaat, dan werkt de
stekkerdoos niet. Druk op de knop om te
resetten.
Extra beveiliging CB5 beschermt de
stekkerdozen en de windingen van het
aggregaat tegen overbelasting. Als CB5
open gaat, dan werken de stekkerdozen
niet. Zet de CB5 op ON om de
automatische zekering voor het circuit te
resetten.
Als de extra beveiliging steeds wordt
aangesproken, neem dan contact
op met een door de fabrikant
geautoriseerde onderhoudsmonteur.
Het aggregaatvermogen neemt af
naarmate het lasuitgangsvermogen
toeneemt.
Het gecombineerde uitgangsvermogen
van alle stekkerdozen is beperkt tot de
10 kVA/kW nominale waarde van de
aggregaat.
VOORBEELD: Als 15 A wordt onttrokken
van elke 120V stekkerdoos, dan is
er slechts 26 A aanwezig in 240V
stekkerdoos:
2 x (120 V x 15 A) + (240 V x 26 A) =
10,0 kVA/kW
1
2
3
4
5
OM-244 620 pagina 34
6-2. Hulpstroomstekkerdozen voor export
256 593-A
! Gebruik een aardlekbeveiliging
wanneer hulpapparatuur aangesloten
wordt. Als het apparaat geen
stekkerdozen met aardlekbeveiliging
heeft, moet een verlengsnoer met
aardlekbeveiliging worden gebruikt.
Geen stekkerdozen met aardlek-
beveiliging gebruiken om levens-
instandhoudende apparaten van
stroom te voorzien.
! Haal de stekker eerst uit de
stekkerdoos voordat u iets instelt of
onderhoud pleegt aan hulpstukken
of gereedschap.
1 220 V 16 A AC stekkerdoos RC11
2 Aardlekbeveiliging ELCB1
ELCB1 beschermt de stekkerdoos tegen
overbelasting en een aardlekfout. Als de
beveiliging wordt aangesproken, werkt de
stekkerdoos niet. Zet de schakelaar op de
stand On om de zekering te resetten.
3 Extra beveiliging CB4
CB4 beschermt GFCI1 tegen
overbelasting. Als de extra beveiliging
wordt aangesproken, dan werkt de
stekkerdoos niet. Druk op de knop om te
resetten.
4 110 V 20 A AC stekkerdoos GFCI1
GFCI1 levert 60 Hz 1 fasestroom bij
bedrijfs-toerental.
Maximum uitgaand vermogen van deze
stekkerdoos is 2,4 kVA/kW.
! Test de GFCI maandelijks.
Zie hoofdstuk 6-3 voor informatie
over de GFCI en voor de reset- en
testprocedures.
5 110 V 16 A AC stekkerdoos RC12
De stekkerdozen leveren 50/60 Hz
enkelfase vermogen.
Het maximale gecombineerde uitgangs-
vermogen van alle stekkerdozen is
4 kVA/kW.
Laat tenminste een maal per maand de
motor op las-/belasting vermogen
draaien en druk de testknop in om te
controleren of de aardlekschakelaar
(GFCI1) goed werkt.
Als een beveiliging steeds wordt
aangesproken of een automatische
zekering steeds open gaat, neem dan
contact op met een door de fabrikant
erkende serviceagent.
Het aggregaatvermogen neemt af
naarmate het lasuitgangsvermogen
toeneemt.
1
2
3
4
5
OM-244 620 pagina 35
6-3. Informatie over stekkerdoos met aardlekschakelaar, resetten en testen
! Gebruik een aardlekbeveiliging
wanneer hulpapparatuur aangesloten
wordt. Als het apparaat geen
stekkerdozen met aardlekbeveiliging
heeft, moet een snoer met
aardlekbeveiliging worden gebruikt.
Geen stekkerdozen met aardlek-
beveiliging gebruiken voor levens-
instandhoudende apparaten.
! Haal de stekker eerst uit de
stekkerdoos voordat u iets instelt of
onderhoud pleegt aan hulpstukken
of gereedschap.
1 120 V 20 A AC stekkerdoos
met aardlekbeveiliging
2 Testknop van stekkerdoos
met aardlekbeveiliging
3 Reset-knop van stekkerdoos
met aardlekbeveiliging
4 Indicatie LED van stekkerdoos
met aardlekbeveiliging
Stekkerdozen met ingebouwde
aardlekschakelaar
Stekkerdozen met ingebouwde aardlek-
schakelaar beschermen de gebruiker
tegen een elektrische schok als er een
aardingsfout optreedt bij de apparatuur die
is aangesloten op de stekkerdoos. Een
aardingsfout treedt op, wanneer een
elektrische stroom de kortste weg neemt
naar de aarde (wat via een persoon kan
zijn) i.p.v. door het normale circuit.
Als er een aardingsfout optreedt, dan springt
de knop op de stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar naar buiten en
onderbreekt de stroomkring. Een stekker-
doos met ingebouwde aardlekschakelaar
beschermt niet tegen overbelasting van
de stroomkring, kortsluiting of schokken
die niet gerelateerd zijn aan aardingsfouten.
Reset en test stekkerdozen met ingebouwde
aardlekschakelaar conform de volgende
procedures.
Een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar resetten/testen
! Test een stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar
maandelijks. Zie Een stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar
testen.
! Een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar niet testen of
resetten bij stationaire snelheid lage
spanning of de stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar zal
beschadigd raken en geen
bescherming meer bieden tegen
een elektrische fout die wordt
veroorzaakt door een aardingsfout.
! Als de LED knippert, gebruik
de stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar niet meer en laat
het vervangen door een door de
fabriek erkende serviceagent.
Stekkerdozen met ingebouwde
aardlekschakelaar resetten
Als er een aardlekfout optreedt, stop dan
de motor en ontkoppel de apparatuur
van de stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar. Controleer op
beschadigd of nat(te) gereedschap,
kabels, pluggen, etc. die/dat zijn/is
aangesloten op de stekkerdoos. Start de
motor en laat hem draaien op
bedrijfssnelheid. Druk op de resetknop van
de ingebouwde aardlekschakelaar. Sluit de
apparatuur weer aan op de stekkerdoos en
herstel of vervang het als het stuk is.
Stekkerdozen met ingebouwde
aardlekschakelaar testen
Het testen van de stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar dient
te gebeuren op bedrijfs-toerental.
Start de motor en laat hem draaien op
bedrijfs-toerental.
Druk op de testknop van de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar.
De resetknop van de stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar moet naar
buiten komen.
Druk op de resetknop van de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar.
Laat een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar vervangen door een
door de fabriek erkende serviceagent
als een van de volgende zaken optreedt:
De aardlekschakelaar slaat niet uit als
hij wordt getest
LED knippert.
De aardlekschakelaar reset niet.
1
2
3
4
RotGFCI1 2012-05
! Test en reset de
aardlekschakelaar alleen
op bedrijfs-toerental.
OM-244 620 pagina 36
HOOFDSTUK 7 ONDERHOUD & PROBLEMEN VERHELPEN
7-1. Onderhoudslabel
Mitsubishi Engine North America
1250 Greenbriar Dr., Suite E
Addison, IL 60101
630-268-0750
Http://www.mitsubishi-engine.com
Gebruik de website om te kijken waar de
dichtstbijzijnde dealer is. Gebruik voor
nadere informatie:
Http://www/mhi/co/jp/global/network
OM-244 620 pagina 37
7-2. Routineonderhoud
! Zet de motor af, voordat u met het
onderhoud begint.
Zie de Handleiding voor de motor en
het Onderhoudslabel voor belangrijke
informatie over opstarten, service en
opslag. Pleeg vaker onderhoud aan de
motor als hij wordt gebruikt in zware
omstandigheden.
Recycle motor-
vloeistoffen.
= Controleren = Verversen = Reinigen = Vervangen
* Moet worden verricht door een door de fabriek erkend servicebedrijf
Referentie
Om de
8 uur
Hoofdstuk
4-7, 7-7
Peil koelmiddel Brandstofpeil Oliepeil Lekkende olie, brandstof
Om de
50 uur
Lasklemmen
Om de
100 uur
Hoofdstuk
7-3
Accuklemmen Slangen luchtfilter Luchtfilterelement Onleesbare labels
Om de
500 uu
r
1 / 2 in
(13 mm)
OPGELET − Ververs de
motorolie en verwissel het
oliefilter na de eerste 50 tot
75 uur dat het apparaat
gebruikt is.
Handleiding
voor de
motor,
Hoofdstuk
7-5, 7-7
 Laskabels Spanning ventilatorriem Olie Oliefilter Vonkenvanger
Brandstoffilter in de leiding Brandstoffilter Radiatorthermostaat
Om de
1000
uur
OF
BEZINKSEL
BRAND-
STOF
Hoofdstuk
4-7, 7-4,
7-6, 7-7
en de
Handleiding
voor de
motor
Vloeistofniveau radiator Binnenkant van het
apparaat
Klepspeling* Het bezinksel aftappen
 Slipringen*
 Borstels*
Om de
2000
uur
Injectoren*
= Reinig de buitenkant van de unit, ook het roestvrij staal, regelmatig om roest en corrosie te voorkomen.
OM-244 620 pagina 38
7-3. Onderhoud van het luchtfilter
! Stop de motor.
OPGELET − Laat de motor niet zonder
luchtfilter of met een vuil element draaien.
Motorschade die ontstaat als gevolg van
een vervuild element valt niet onder de
garantie.
Het primaire filter kan worden
gereinigd, maar het vuilabsorberende
vermogen van het filter neemt met elke
reinigingsbeurt af. Reinigen houdt een
risico in, omdat er kans bestaat dat er
vuil aan de schone kant van het filter
terecht komt tijdens het reinigen en
omdat de filter kan beschadigen. Maak
voor uzelf de afweging of u het risico
wilt lopen dat de garantie op de
apparatuur vervalt als u besluit om te
gaan reinigen of het primaire filter te
vervangen.
Als u besluit om de primaire filter te
gaan reinigen, dan raden wij u ten
sterkste aan om een optionele
veiligheidsfilter in te bouwen om extra
bescherming te bieden voor de motor.
Nooit een veiligheidsfilter reinigen.
Vervang het veiligheidsfilter nadat u
het primaire filter driemaal heeft
onderhouden.
Reinig het primaire filter als hij vuil is, of
vervang deze (zie de opmerking hierboven
voordat u gaat reinigen). Vervang het
primaire filter als het beschadigd is.
Vervang het filter jaarlijks of na zes keer
reinigen.
1 Houder
2 Veiligheidselement (optie)
3 Primaire filter
4 Stofkap
5 Stofverwijderaar
Het filter reinigen:
Veeg de kap en de houder schoon.
Verwijder de kap en haal het stof eruit.
Verwijder de filter(s). Veeg het stof met
een vochtige doek uit de binnenzijde
van de kap en de houder. Breng het
veiligheidsfilter weer aan (indien
aanwezig). Breng de kap weer aan.
OPGELET − Maak het filter niet schoon
met een luchtslang.
Maak het primaire filter alleen met
perslucht schoon.
De luchtdruk mag niet hoger zijn dan
100 psi (690 kPa). Gebruik een mondstuk
van 1/8 inch (3 mm) mm en houd het
tenminste 2 inch (51 mm) verwijderd
van het binnenste van het filter. Vervang
het primaire filter als er gaten in zitten of als
de pakkingen beschadigd zijn.
Breng het primaire filter en de kap weer
aan (met de stofverwijderaar omlaag).
41 3
5
Houd de spuitmond
op 2 inch (51 mm)
afstand van het
element.
2
luchtreiniger1 2/01- ST-153 929-B / ST-153 585 / Ref. S-0698-B / Ref. 226 386-B
Optie
Blazen
Controleren
OM-244 620 pagina 39
7-4. De koolborstels van het aggregaat controleren
GenBrush2 2012-05 / Ref 205 725
! Stop motor en laat deze afkoelen
.
1 Complete Koolborstel set
Markeer en ontkoppel de draden bij de
koolborstelhouder. Verwijder de set
.
Druk op de koolborstel om er zeker van
te zijn dat de veren in te drukken zijn.
Vervang het geheel als de koolborstel
s
beschadigd zijn of als he
t
borstelmateriaal bijna of helemaal op
minimumlengte is. Controleer de lengte
vanaf het oppervlak van de
koolborstelhouder.
1
1/4 in. (6,5 mm)
5/8 in. (16 mm)
Vervang het geheel
als de koolborstels
beschadigd zijn
Nieuwe lengte:
Minimum lengte:
7-5. Controleren en schoonmaken van de vonkenvanger
907 427-2
! Stop motor en laat deze afkoelen.
1 Vonkenvanger
2 Reinigingsplug
Verwijder de plug en verwijder het vuil dat
op de reiningsopening zit.
3 Uitlaatpijp
Start de motor en laat deze stationair
lopen om de reinigingsopening door
te blazen. Als er niets uit komt, sluit dan
het eind van de uitlaat even af met
brandbestendig materiaal.
! Stop motor en laat deze afkoelen.
Installeer de reinigingsplug opnieuw.
Benodigde gereedschappen:
3/8 inch
3
1
2
OM-244 620 pagina 40
7-6. Onderhoud aan het koelsysteem van de motor
! Stop motor en laat deze afkoelen.
1 Afdekking van de radiatorkap
2 Aftapkraan van de radiator
3 Koelvloeistoftank
Ververs het koelmiddel conform de handleiding
voor de motor. Voeg koelmiddel bij conform het
onderhoudslabel van de motor.
Controleer het peil van de koelvloeistof in de
tank dagelijks. Zonodig koelvloeistof bijvullen
in de tank tot de koelvloeistof tussen de
peilstrepen Cold Full en Hot Full staat. Als het
peil in de tank laag was, controleer dan ook het
peil van de koelvloeistof in de radiator.
Koelvloeistof bijvullen als het peil onder de hals
van de radiatorvulopening staat.
1
2
3
Coolant1 2010-04 / Ref. 907 427-6
Aantekeningen
OM-244 620 pagina 41
7-7. Onderhoud van het brandstof- en het smeringssysteem
Ref. 804 009-C / 907 428-3
! Stop motor en laat deze afkoelen.
! Start de motor na de servicebeurt
en kijk of er brandstoflekkage is.
Zet de motor stil, draai de
verbindingen aan, waar nodig,
en verwijder gemorste brandstof.
1 Oliefilter
2 Olie-aftapkraan en -slang
3 Olievuldop
4 Locatie van het primaire (in bus)
brandstoffilter
5 Klemring brandstoffilter
6 secundaire (in leiding)
brandstoffilter
7 Aftapkraan voor bezinksel
in de brandstoftank
Olie- en oliefiltervervanging:
Leid de olieaftapslang en de kraan door
het gat in het voetstuk. Zie de
motorhandleiding en de onderhoudstabel
voor de motor voor informatie over het
verversen van de olie en het vervangen
van het oliefilter.
Het primaire (in bus) brandstoffilter
vervangen:
Draai de klemring van het filter linksom
om het te verwijderen. Trek het filter
recht omlaag om het te verwijderen.
Vul een nieuw filter met verse brandstof.
Een dun laagje brandstof op de dichting
van het nieuwe filter aanbrengen.
Het nieuwe filter plaatsen en de
klemring weer aanbrengen.
Controleer alle brandstofleidingen en
vervang ze als ze beschadigd of
versleten zijn.
Water uit het brandstofsysteem
verwijderen:
Zie de Motorhandleiding.
Het secondaire brandstoffilter
(in de leiding) vervangen:
Bekijk de richting van de brand-
stofstroming; deze wordt aangegeven
door de pijl op de zijkant van de filter.
Verwijder de klemmen van de
brandstofleiding en ontkoppel de
brandstofleidingen van het
brandstoffilter. Vervang het filter, sluit
de brandstofleidingen weer aan en
breng de klemmen weer aan.
Het bezinksel uit de brandstoftank
afvoeren:
! Let op, brandgevaar! Niet roken
en houd vonken en vlammen
uit de buurt van de afgetapte
brandstof. Voer de brandstof op
een milieuvriendelijke wijze af.
Het apparaat nooit onbeheerd
laten tijdens het aftappen van de
brandstoftank.
! Til het apparaat op de juiste wijze
op en zet hem waterpas. Gebruik
geschikte blokken of steunen om
het apparaat te ondersteunen
tijdens het aftappen van de
brandstoftank.
Bevestig een slang van 12 mm binnen
doorsnede aan de aftapkraan. Plaats
een metalen opvangbak onder de kraan
en open de afsluiter voor het bezinksel
met een schroevendraaier. Sluit hem
weer als al het bezinksel is afgetapt.
Verwijder de slang.
Sluit de deur.
Benodigde gereedschappen:
3
5
2
4
1
6
7
OM-244 620 pagina 42
7-8. Overbelastingsbeveiliging
Ref. 803 562 / 803 566
1
5
! Stop de motor.
Als een automatische zekering,
een extra beveiliging of zekering
wordt aangesproken, dan duidt dit
meestal op een serieus probleem;
neem contact op met een door de
fabriek goedgekeurde onderhouds-
monteur.
1 Zekering F1
F1 beschermen de statorwikkelingen
tegen overbelasting. Als F1 aan-
gesproken wordt, is er een lage las en
aggregaatstroom of stopt volledig.
2 Automatische zekering CB1
(niet afgebeeld)
3 Beveiliging CB2
voor hulpapparatuur
4 Extra beveiliging CB3
5 Extra beveiliging CB8
CB1 beschermt het accucircuit van de
motor. Als CB1 wordt aangesproken,
slaat de motor niet aan bij het starten.
CB1 reset automatisch als de fout is
hersteld.
CB2 beschermt het besturingscircuit
van de motor. Als CB2 wordt
aangesproken, dan slaat de motor niet
aan.
CB3 beschermt een deel van de
bedrading voor de lasregeling.
Als CB3 wordt aangesproken, dan
valt het las- en hulpvermogen weg.
CB8 beschermt de 24-volts AC
voedingsspanning van de stekkerdoos
RC14. Als CB8 wordt aangesproken,
valt de 24 V uitgangsspanning op RC14
weg.
Druk op de knop om de apparatuur-
beveiliging te resetten.
3
4
OM-244 620 pagina 43
7-9. Het motortoerental afstellen
De motor wordt elektronisch bestuurd. Het afstellen van de motorsnelheid moet gebeuren door een door de fabriek erkende serviceagent.
Het knoeien met afstellingen kan van invloed zijn op de motorgarantie.
7-10. Help codes op voltmeter/ampèremeter
Gebruik de helpcodes op de voltmeter/
stroomsterktemeter om foutsituaties vast
te stellen en te herstellen.
Wanneer een hulpcode wordt weer-
gegeven, is het lasuitgangsvermogen
normaliter weggevallen maar kan de
hulpvoeding van het aggregaat goed
zijn.
Om helpschermen te resetten, moet u
het apparaat stilzetten en dan opnieuw
starten. Zie item 4 hieronder om
helpscherm 25 te resetten.
1 Help 20 code
Geeft aan dat er een fout zit in
meterweergavemodule PC2 of de
bedrading tussen PC2 en de hoofd-
regelmodule PC1, of PC1. Als dit wordt
getoond, laat dan een door de fabriek
erkende serviceagent PC1, PC2, en de
bedrading tussen PC1 en PC2 nakijken.
2 Help 21 code
Temperatuur sensor TH1 in de IGBT-
module op het koelblok doet het niet. Als dit
wordt getoond, laat dan een door de
fabriek erkende serviceagent TH1 en de
bedrading tussen TH1 en PC1 nakijken.
3 Help 22 code
Geeft aan dat het koelblok van de
IBGT-module oververhit is. Als dit wordt
getoond controleer dan het koelsysteem
van het aggregaat en/of verlaag de
inschakelduur. Houd de toegangsdeur
naar de motor dicht bij het draaien om te
zorgen dat er voldoende koellucht blijft
stromen langs het koelblok. Laat het
systeem afkoelen voor u weer start.
Als het probleem blijft aanhouden, laat dan
een door de fabriek erkende serviceagent
het apparaat nakijken.
4 Help 25 code
Geeft aan dat een afstandsbediening dat is
aangesloten op stekkerdoos RC14 defect
kan zijn. Help 25 code wordt ook getoond
wanneer er een afstandsbediening die is
aangesloten op RC14 wordt ontkoppeld.
Herstel de fout door het apparaat te
stoppen en te herstarten of door de
proces/contactor-schakelaar op een
andere stand te draaien. Als het probleem
blijft aanhouden, laat dan een door
de fabriek erkende serviceagent de
afstandsbediening, de filterprint PC6 en de
hoofd-regelmodule PC1 nakijken.
2
1
HL.P
22
HL.P
25
HL.P
20
HL.P
21
4
3
7-11. Onderhoud van roestvrij staal (Modellen met optioneel pakket)
Roestvrij staal is zeer roest- en corrosie bestendig; het moet echter schoon worden gehouden om die weerstand tegen roest en corrosie
te behouden. Apparaten die in corrosieve omgevingen worden ingezet (bijvoorbeeld in omgevingen met chloor of zout water) moeten
regelmatig met zachte zeep en water worden gereinigd. Als er vuil aankoekt neem dan een reiniger voor rvs om de aanslag te verwijderen.
Met het juiste onderhoud behoudt roestvrij staal zijn glans en uiterlijk.
OM-244 620 pagina 44
7-12. Storingen
Zie ook de helpschermen voor de voltmeter/ampèremeter om te assisteren bij het oplossen van lasproblemen (zie hoofdstuk 7-10).
A. Lassen
Probleem Oplossing
Geen lasuitgangsvermogen, hulp-
vermogen van het aggregaat OK bij de
AC stekkerdozen.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur de hoofdgelijkrichter en stuurmodule PC1 nazien.
Reset de extra beveiliging CB8 (zie Hoofdstuk 7-8). Kijk of de afstandsbediening die op RC14 is
aangesloten defect is.
Controleer de verbindingen met de stekkerdoos RC14 en zet ze stevig vast (zie Hoofdstuk 4-11).
Bekijk helpschermen van voltmeter/ampèremeter (zie Hoofdstuk 7-10).
Geen lasuitgangsvermogen en geen
hulpvermogen van het aggregaat bij de
AC stekkerdozen.
Haal de apparatuur los van de stekkerdozen tijdens het opstarten.
Reset extra beveiliging CB3 (zie hoofdstuk 7-8).
Kijk zekering F1 na en vervang hem als hij stuk is (zie hoofdstuk 7-8), laat dan een door de fabriek erkende
serviceagent het veldbekrachtigingscircuit nakijken.
Bekijk helpschermen van voltmeter/ampèremeter (zie Hoofdstuk 7-10).
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen en het
veldbekrachtigingscircuit nakijken.
Sterk variërende uitgangsspanning. Controleer en zet verbindingen aan de binnen- en buitenkant van het apparaat vast.
Zorg ervoor dat de verbinding met het werkstuk schoon is en strak aangedraaid zit.
Gebruik droge, op de juiste manier bewaarde elektrodes.
Leg opgerolde laskabels uit.
Laat een door de fabriek erkende onderhoudsmonteur de koolborstels en sleepringen nakijken.
Hoge lasuitgangsspanning. Laat een door de fabriek erkende serviceagent stuurmodule PC1 en stroomdetector HD1 nakijken.
Lage lasuitgangsvermogen. Controleer zekering F1 en vervang hem als deze stuk is (zie hoofdstuk 7-8). Laat dan een door de fabriek
erkende onderhoudsmonteur de rotor nakijken.
Lage openspanning. Laat een door de fabriek erkende serviceagent stuurmodule PC1, het veldbekrachtigingscircuit, en de
hoofdgelijkrichter nakijken.
Geen fijn stroomregeling door de
afstandsbediening.
Repareer de afstandsbediening of vervang deze.
Controleer de verbindingen met stekkerdoos RC14 en zet ze stevig vast (zie Hoofdstuk 4-11).
Geen 24 volt AC voedingsspanning
op stekkerdoos RC14.
Extra beveiliging CB8 (24 Volt) resetten (zie Hoofdstuk 7-8).
OM-244 620 pagina 45
B. Standaard aggregaathulpvermogen
Probleem Oplossing
Geen aggregaathulpvermogen bij AC
stekkerdozen, lasuitgangsspanning OK.
Reset de extra beveiligingen van de stekkerdozen(zie hoofdstuk 6-1 of 6-2).Controleer en reset
de GFCI-stekkerdozen indien nodig (zie hoofdstuk 6-3).
Geen aggregaathulpvermogen en geen
lasuitgangsspanning.
Haal de apparatuur los van de stekkerdozen tijdens het opstarten.
Controleer zekering F1 en vervang hem als hij stuk is (zie Hoofdstuk 7-8). Laat een door de fabriek
geautoriseerde onderhoudsmonteur het veldbekrachtigingscircuit nakijken.
Reset extra beveiliging CB3 (zie Hoofdstuk 7-8).
Bekijk helpschermen van voltmeter/ampèremeter (zie Hoofdstuk 7-10).
Laat een door de fabriek erkende onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen en het
veldbekrachtigingscircuit nakijken.
Hoge uitgangsspanning bij AC
stekkerdozen van aggregaat.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur het veldbekrachtigingscircuit nazien.
Lage uitgangsspanning bij AC
stekkerdozen van aggregaat.
Controleer zekering F1 en vervang hem als deze stuk is (zie hoofdstuk 7-8). Laat dan een door de fabriek
erkende onderhoudsmonteur de rotor nakijken.
C. Motor
Probleem Oplossing
Motor start niet. Controleer accu en vervang deze zonodig.
Controleer de accuaansluitingen en draai ze vast, indien nodig.
De automatische zekering CB1 kan aangesproken zijn. CB1 reset automatisch als de fout is hersteld
(zie Hoofdstuk 7-8). Laat een door de fabriek erkende onderhoudsmonteur de motor-bedrading
en onderdelen nakijken.
Reset beveiliging CB2 voor hulpapparatuur (zie hoofdstuk 7-8).
Controleer de stekkerverbindingen van de motorbedrading.
Laat een door de fabriek erkende onderhoudsmonteur de motorregelingsschakelaar S1, de brandstof/
urenmeter FUEL/HM en relais CR2 nakijken.
Startmotor draait maar Motor start niet. Controleer het brandstofpeil.
Controleer de accu en vervang hem indien nodig. Controleer het oplaadopsysteem van de motor volgens
de motorhandleiding.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur relais CR1, brandstof/urenmeter
FUEL/HM, brandstofsolenoïde FS1, en de brandstofpomp nakijken.
Lucht in het brandstofcircuit. Zie de handleiding van de motor.
De motor start moeilijk in koud weer. Gebruik voorverwarmingsschakelaar S4 (zie hoofdstuk 5-2).
De accu in goede staat houden. Bewaar hem in een warme plaats en niet op een koude vloer.
Gebruik brandstof bestemd voor koud weer (diesel kan verdikken in koud weer). Neem contact met uw
lokale brandstofleverancier voor meer informatie.
Gebruik de juiste motorolie voor koud weer (zie Hoofdstuk 7-1).
Laat een door de fabriek erkende onderhoudsmonteur voorverwarmingsschakelaar S4, relais CR3
en de gloeiplug nakijken.
De motor stopt opeens. Controleer de niveaus van de olie en het koelmiddel. Het automatische afsluitsysteem stopt de motor als
de oliedruk te laag wordt of als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog is. (zie hoofdstuk 4-7).
Controleer de brandstof/urenmeter of hierdoor de motor is gestopt.
Reset extra beveiliging CB2 en/of verhelp de fout waardoor automatische zekering CB1 activeert
(zie hoofdstuk 7-8). Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de wisselstroomdynamo
van de motor, de motorbedrading, de brandstofsolenoïde FS1 en de brandstofpomp nakijken.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de motorbesturingsschakelaar S1,
regelrelais CR1, de geïntegreerde gelijkrichter SR2, de brandstofklep FS1 en de brandstofpomp
nakijken.
Zie de Motorhandleiding.
OM-244 620 pagina 46
Probleem Oplossing
Motor sloeg langzaam af en kan niet
opnieuw gestart worden.
Controleer het brandstofpeil.
Controleer de brandstof/urenmeter of hierdoor de motor is gestopt.
Controleer de lucht- en brandstoffilters van de motor (zie Hoofdstuks 7-3 en 7-7).
Zie de Motorhandleiding.
Accu ontlaadt zich tussen gebruik. Draai de motorbesturingsschakelaar op uit (OFF) als het apparaat niet draait.
Maak de bovenkant van de accu schoon met een oplossing van zuiveringszout en water; afspoelen
met schoon water.
Laad de accu opnieuw op of vervang hem, indien noodzakelijk.
De accu regelmatig opladen (ongeveer elke 3 maanden).
Motor draait stationair, maar gaat niet
door naar lassnelheid.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur het snelheidsregelcircuit nakijken.
Motor loopt niet op stationairsnelheid. Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur het snelheidsregelcircuit nakijken.
Motor gebruikt olie tijdens de
inloopperiode; er treedt wetstacking op.
Droog de motor volgens de inloopprocedure (zie Hoofdstuk 9).
Aantekeningen
Werk als een
professional!
Professionals lassen
en snijden veilig.
Lees de
veiligheidsregels
aan het begin van
deze handleiding.
OM-244 620 Pagina 47
Aantekeningen
OM-244 620 Pagina 48
HOOFDSTUK 8 − ELECTRISCH SCHEMA
Afbeelding 8-1. Circuit Big Blue 350 Pipe Pro
OM-244 620 Pagina 49
246 894−E
OM-244 620 Pagina 50
Afbeelding 8-2. Circuit, Big Blue 350X Pipe Pro
OM-244 620 Pagina 51
256 611-A
OM−244 620 Pagina 52
HOOFDSTUK 9 − INLOOPPROCEDURE
run_in1 2007−0
4
9-1. Wetstacking
OPGELET − De inloopprocedure niet
uitvoeren met een las−uitgangsspanning
van minder dan 20 V en de inschakelduur
niet overschrijden, anders kan de
apparatuur beschadigd raken.
1 Lasaggregaat
Laat dieselmotoren tijdens de inlooppro-
cedure draaien op ongeveer nominale
spanning en stroom om te zorgen dat de
zuigerveren zich goed plaatsen om
wetstacking te voorkomen. Zie het
naamplaatje, het vermogensplaatje of de
sectie met de technische gegevens in deze
handleiding voor de nominale spanning en
stroom.
OPGELET − Laat de motor niet langer
stationair lopen dan noodzakelijk. De
zuigerveren worden sneller gerodeerd als
de motor loopt op las/stroomtoeren en het
lasaggregaat belast blijft gedurende de
inloopperiode.
2 Uitlaatpijp van motor
Wetstacking is het verzamelen van onver-
brande brandstof en olie in de uitlaatpijp en
treedt op tijdens de warmloopperiode als de
motor te lang op lichte belasting of stationair
toerental loopt.
Als de uitlaatpijp bedekt is met een natte,
zwarte, teerachtige stof, droog de motor dan
door middel van de volgende warmlooppro-
cedures.
Zie de motorhandleiding voor aanvullende
informatie over het warmlopen van de
motor.
2
1
OM−244 620 Pagina 53
! Stop de motor.
! Vermijd aanraking met hete uit-
laatpijp, motoronderdelen of op-
lader/weerstandsinstrument.
! Houd de uitlaat en pijp weg van
brandbare voorwerpen.
OPGELET − De inloopprocedure niet
uitvoeren met een lasuitgangsspanning
van minder dan 20 V en de
inschakelduur niet overschrijden,
anders kan de apparatuur beschadigd
raken.
1 Belastingsbank
Zet alle hendels op af. Verbind, indien
noodzakelijk, met een 115 Volt wissel-
stroomwandcontactdoos of met een hulp-
stroomcontactdoos van het aggregaat.
2 Lasaggregaat
Zet de A/V−bereikschakelaar in
de maximum positie, A/V controleknop
in de minimum positie en de keuzes-
chakelaar voor de uitgangsstroom (in-
dien aanwezig) in een van de gelijk-
stroomstanden (DC).
3 Laskabels
Verbind de bank met de aansluit-
klemmen van de uitgangsspanning van
het aggregaat door middel van laskabels
met de juiste afmetingen en aansluit-
klemmen. Let op het gebruik van de
juiste polariteit.
Start de motor en laat deze enkele
minuten lopen.
Stel de schakelaars van de belastings-
bank in en regel vervolgens de A/V−
regeling van het aggregaat zo in dat de
belasting gelijk is aan de nominale
spanning en stroom van het aggregaat
(zie het naamplaatje, het vermogens-
plaatje of hoofdstuk met de technische
gegevens in deze handleiding).
Controleer de meters van het aggregaat
en de bank na de eerste vijf minuten en
vervolgens elke vijftien minuten, om te
kijken of het aggregaat op de juiste wijze
wordt belast.
OPGELET − Controleer het oliepeil
regelmatig tijdens de warmloopperiode;
voeg eventueel olie toe.
Het wordt aangeraden om het lasagg-
regaat minimaal twee tot vier uur onder
belasting te laten draaien op. Zet de
A/V−regeling op de laagste stand en
schakel dan de belastingsbank uit om de
belasting weg te halen. Laat de motor
enkele minuten zonder belasting draai-
en.
! Stop motor en laat deze afkoelen.
4 Uitlaatpijp van motor
Herhaal de procedure indien er nog
steeds wetstacking optreedt.
9-2. Inloopprocedure met gebruik van een belastingsbank
S−0683
2
3
1
4
OM−244 620 Pagina 54
9-3. Warmloopprocedure met gebruik van een weerstandsinstrument (grid)
S−0684
1
3
5
+
4
2
6
! Stop de motor.
! Vermijd aanraking met hete uit-
laatpijp, motoronderdelen of op-
lader/weerstandsinstrument.
! Houd de uitlaat en pijp weg van
brandbare voorwerpen.
OPGELET − De inloopprocedure niet
uitvoeren met een lasuitgangsspanning
van minder dan 20 V en de inschakelduur
niet overschrijden, anders kan de
apparatuur beschadigd raken.
1 Weerstandsinstrument
Gebruik het juiste instrument voor de
nominale uitgangsstroom van het ag-
gregaat.
Zet het instrument af.
2 Lasaggregaat
Zet de A/V−bereikschakelaar in
de maximum positie, A/V controleknop
in de minimum positie en de keuzes-
chakelaar voor de uitgangsstroom (in-
dien aanwezig) in een van de gelijk-
stroomstanden (DC).
3 Laskabels
Verbind het instrument met de aansluit-
klemmen van de uitgangsspanning van
het aggregaat en gebruik hiervoor las-
kabels met de juiste afmetingen en
aansluitklemmen (polariteit is niet be-
langrijk).
4 Voltmeter
5 Vastklem−stroommeter
Als er geen voltmeter en ampèremeter
op het aggregaat aanwezig zijn, sluit ze
dan aan zoals op de tekening is aan-
geven.
Start de motor en laat deze enkele
minuten lopen.
Stel de schakelaars van de bank in
en regel vervolgens de A/V−regeling
van het aggregaat zo in dat de
belasting gelijk is aan de nominale
spanning en stroom van het ag-
gregaat (zie het naamplaatje, het
vermogensplaatje of de sectie met
de technische gegevens in deze
handleiding).
Controleer het aggregaat en de meters
na de eerste vijf minuten en vervolgens
elke vijftien minuten, om te kijken of het
aggregaat correct wordt belast.
OPGELET − Controleer het oliepeil
regelmatig tijdens de warmloop-
periode; voeg eventueel olie toe.
Het wordt aangeraden om het lasagg-
regaat minimaal twee tot vier uur onder
belasting te laten draaien op. Zet de
A/V−regeling op de laagste stand en
schakel dan de bank uit om de be-
lasting weg te halen. Laat de motor
enkele minuten zonder belasting draai-
en.
! Stop motor en laat deze afkoe-
len.
6 Uitlaatpijp van motor
Herhaal de procedure indien er nog
steeds wetstacking optreedt.
OM−244 620 Pagina 55
HOOFDSTUK10 − RICHTLIJNEN VOOR STROOMAGGREGATEN
De opvattingen in dit Hoofdstuk worden beschouwd als representatief voor alle lasaggregaten die door een motor worden aangedreven.
Uw systeem kan afwijken van de afgebeelde systemen.
10-1. Selectie van apparaten
gen_pwr 2012−03dut − ST−800 577
1 Stekker aansluitingen van
het aggregaat − Nulleider
verbonden met chassis
2 Stekker met 3 pinnen en
geaard apparaat
3 Stekker met 2 pinnen en
dubbel geïsoleerd apparaat
Controleer goed of de
apparatuur is voorzien van het
symbool voor dubbele isolatie
en/of dat dit er op wordt
vermeld.
! Geen stekker met 2 pinnen
gebruiken, tenzij de appara-
tuur dubbel geïsoleerd is.
OF
2
3
1
! Het frame van het lasaggregaat altijd
aarden op het frame van de wagen
om elektrische schokken en gevaren
van statische elektriciteit te
voorkomen.
! Zie ook informatiefolder 29 van de
AWS betreffende veiligheid en
gezondheid: het aarden van
draagbare en op wagens
geïnstalleerde lasaggregaten.
1 Massaklem voor aarding van
apparatuur (op voorpaneel)
2 Massakabel (niet meegeleverd)
3 Metalen frame van wagen
Sluit de massakabel van de apparatuur aan
op het metalen chassis van de wagen.
Gebruik hiervoor een geïsoleerde koperen
draad van 10 mm
2
of dikker.
Aard het frame van het lasaggregaat
met het onderstel of de wagen via
metaal−op−metaal contact.
! Ondervoeringen, transportblokken
en bepaalde wielonderstellen isole-
ren het lasaggregaat van het chassis
van de wagen. Sluit altijd een massa-
draad aan vanaf massa−aansluiting
van het aggregaat naar blootge-
maakt metaal van het chassis van
de wagen zoals op de afbeelding te
zien is.
! Gebruik een aardlekschakelaa
r
wanneer hulpapparatuur wordt aan
-
gesloten.Als de lasgroep niet uitge
-
rust is met een lekstroomschakelaa
r
(GFCI), gebruik dan een lekstroom
-
beveiligde verlengkabel. Gebruik
geen stopcontacten met ingebouw
-
de aardlekschakelaars als er appara
-
tuur wordt gebruikt om levens mee
te redden.
1
0-2. Het aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger
800 652−D
1
3
2
GND/ PE
OM-244 620 Pagina 56
10-3. Het aarden met een bouwinstallatie
ST−800 576−B
1 Geaarde aansluitklem voor
installatie
2 Aardkabel
Gebruik geïsoleerd koperdraad
(10 mm
2
of dikker).
3 Aarding
Gebruik de aarding zoals
aangegeven in de elektrische
richtlijnen.
! Het lasaggregaat verbinden
met de aarding van de
bouwinstallatie (woonhuis,
werkplaats, enz.) indien
energie geleverd wordt aan
de elektrische installatie.
! Zie ook informatiefolder 29
van de AWS betreffende
veiligheid en gezondheid:
het aarden van draagbare en
op wagens geïnstalleerde
lasaggregaten.
GND/PE
1 2
2
3
10-4. Hoeveel vermogen hebben de apparaten nodig?
S−0623
1 Weerstandsbelasting
(resistieve belasting)
Een gloeilamp is een
weerstandsbelasting en heeft een
konstant vermogen nodig.
2 Niet−resistieve belasting
Apparaten met een motor zijn
niet−resistieve belastingen en
hebben ongeveer zes maal meer
vermogen nodig om te starten dan
om te blijven draaien (zie Sectie
10-8).
3 Kenplaatgegevens
De kenplaat geeft de benodigde
spanning, stroom en vermogen aan.
Ampère x Volt = Watt
Voorbeeld 1: Als een boor 4,5 A
en 115 V nodig heeft, bereken dan
het nodige vermogen in Watt.
4.5 A x 115 V = 520 W
Het getrokken vermogen van de
boor is 520 W.
Voorbeeld 2: Als er drie gloeilampen
van 200 Watt gebruikt worden
samen met de boor uit voorbeeld 1,
tel dan de individuele verbruiken op
om het totaalverbruik te berekenen.
(3 x 200W) + 520 W = 1120 W
Het totale verbruik van de drie
lampen en de boor samen is
1120 Watt.
VOLT 115
4.5
60
AMPS
Hz
1
2
3
3
OM−244 620 Pagina 57
10-5. Voedingsvereisten voor industriële motoren (bij benadering)
Industriële motoren Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
Gescheiden fase 1/8 pk 800 300
1/6 pk 1225 500
1/4 pk 1600 600
1/3 pk 2100 700
1/2 pk 3175 875
Aanloop Condensator − Inductie loop 1/3 pk 2020 720
1/2 pk 3075 975
3/4 pk 4500 1400
1 pk 6100 1600
1−1/2 pk 8200 2200
2 pk 10550 2850
3 pk 15900 3900
5 pk 23300 6800
Aanloopcondensator − Condensator loop 1−1/2 pk 8100 2000
5 pk 23300 6000
7−1/2 pk 35000 8000
10 pk 46700 10700
Ventilatoren 1/8 pk 1000 400
1/6 pk 1400 550
1/4 pk 1850 650
1/3 pk 2400 800
1/2 pk 3500 1100
10-6. Voedingsvereisten voor agrarische en thuisapparatuur (bij benadering)
Agrarische en thuisapparatuur Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
ijsontdooier voor voorraadtank 1000 1000
Graanreiniger 1/4 pk 1650 650
Draagbare transportband 1/2 pk 3400 1000
Graanlift 3/4 pk 4400 1400
Melkkoeler 2900 1100
Melkapparaat(vacuümpomp) 2 pk 10500 2800
MOTOREN VOOR AGRARISCH GEBRUIK 1/3 pk 1720 720
Standaard (bijv. transportbanden, 1/2 pk 2575 975
voeraggers, lucht 3/4 pk 4500 1400
compressoren) 1 pk 6100 1600
1−1/2 pk 8200 2200
2 pk 10550 2850
3 pk 15900 3900
5 pk 23300 6800
Hoog koppel (bijv. schuurreinigers, 1−1/2 pk 8100 2000
silolossers, hijstoestellen voor 5 pk 23300 6000
silo’s, bunkervullers) 7−1/2 pk 35000 8000
10 pk 46700 10700
3−1/2 cu. ft. mixer 1/2 pk 3300 1000
Hoge druk 1,8 gal/min 500 PSI 3150 950
Wasapparaat 2 gal/min 550 PSI 4500 1400
2 gal/min 700 PSI 6100 1600
Koelkast of diepvries 3100 800
Pomp voor ondiepe put 1/3 pk 2150 750
1/2 pk 3100 1000
Beerputpomp 1/3 pk 2100 800
1/2 pk 3200 1050
OM-244 620 Pagina 58
10-7. Voedingsvereisten voor apparatuur gebruikt door aannemers (bij benadering)
Aannemer Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
Handboor 1/4 inch 350 350
3/8” 400 400
1/2 inch 600 600
Cirkelzaag 6−1/2 inch 500 500
7−1/4 inch 900 900
8−1/4 inch 1400 1400
Tafelzaag 9 inch 4500 1500
10 inch 6300 1800
Bandzaag 14 inch 2500 1100
Tafelslijpmachine 6 inch 1720 720
8 inch 3900 1400
10 inch 5200 1600
Luchtcompressor 1/2 pk 3000 1000
1 pk 6000 1500
1−1/2 pk 8200 2200
2 pk 10500 2800
Elektrische kettingzaag 1−1/2 pk, 12 inch 1100 1100
2 pk, 14 inch 1100 1100
Elektrische snoeischaar Standaard 9 inch 350 350
Heavy−duty 12 inch 500 500
Elektrische cultivator 1/3 pk 2100 700
Elektrische heggenschaar 18 inch 400 400
Schijnwerpers HID 125 100
Metaalhalogeen 313 250
Kwik 1000
Natrium 1400
Damp 1250 1000
Dompelpomp 400 gal/u 600 200
Centrifugaalpomp 900 gal/u 900 500
Vloerpoetsmachine 3/4 pk, 16 inch 4500 1400
1 pk, 20 inch 6100 1600
Hogedrukreiniger 1/2 pk 3150 950
3/4 pk 4500 1400
1 pk 6100 1600
55 gal vatmixer 1/4 pk 1900 700
Nat & Droog zuiger 1,7 pk 900 900
2−1/2 pk 1300 1300
OM−244 620 Pagina 59
10-8. Vereist startvermogen
Startrichtlijnen voor monofase inductiemotoren
Startcode
van motor
G H J K L M N P
KVA/PK 6,3 7,1 8,0 9,0 10,0 11,2 12,5 14,0
S−0624
1 Startcode van motor
2 Stroomsterkte tijdens het draaien
3 Motor pk
4 Motorspanning
Hoe het startamperage vinden:
Stap 1: Zoek de motorcode en aan de
hand van onderstaande tabel vinden
we een waarde in KVA/PK. Als de
code ontbreekt of niet overeenkomt
met de tabelcodes vermenigvuldig dan
de werkingsamperage met zes om de
startamperage te vinden.
Stap 2: Noteer de spanning (Volt)
en paardekracht (PK).
Stap 3: Bereken de startamperage
(zie voorbeeld).
De beschikbare uitgangsstroom op
het lasaggregaat moet minstens
dubbel zo groot zijn als de normale
werkingsstroom van de motor.
(kVA/HP x pk x 1000) /
Volt = startamperage
Voorbeeld: Bereken de startamperage
voor een 230 V motor van 1/4 pk en M
als startcode.
Volt = 230, pk = 1/4, kVA/pk = 11,2
(11,2 x 1/4 x 1000) / 230 = 12,2A
De motor heeft 12,2 A nodig
om te starten.
VOLTS AMPS
HP
230 2.5
1/4
Hz
PHASE
CODE 60
1
M
AC MOTOR
1
2
3
4
10-9. Hoeveel vermogen kan het lasaggregaat leveren?
Ref. ST−800 396−A / S−0625
1 Beperk de belasting tot 90%
van het maximaal vermogen
van het lasaggregaat
Steeds de niet−resistieve
apparaten (motoren) eerst starten,
in orde van grootte, de grootste
eerst. De resistieve apparaten als
laatste inschakelen.
2 5 seconden regel
Indien de motor niet start binnen de
5 seconden, het apparaat
uitschakelen om motorbeschadiging
te voorkomen. De motor vereist meer
vermogen dan wat het lasaggregaat
kan leveren.
1
2
OM-244 620 Pagina 60
10-10.Typische installatie voor het leveren van stand-by vermogen
Omzetschakelaar
Belangrijke−
belastingen
Schakelaar met
smeltzekering
(indien vereist)
Elektriciteits-
voorziening
voor andere
apparaten
123
4
5
Vermogen
lasaggregaat
! Deze aansluitingen mogen
alleen worden verricht door
bevoegde personen en alleen
conform de van toepassing
zijnde regelgeving en
veiligheidspraktijken.
! Installeer, aard en bedien deze
apparatuur op de juiste wijze
volgens de Handleiding en de
ter plaatse geldende landelijke
en locale voorschriften.
Door de klant voorziene installatie
is nodig als het lasaggregaat als
noodstroom generator moet
worden gebruikt bij stroom uitval.
1 Elektriciteitsvoorziening
voor andere apparaten
2 Net−omschakelaar
(dubbelpolige schakelaar)
De schakelaar zet de
elektriciteitsvoorziening om van het
openbare net naar het aggregaat.
De belasting gaat weer terug naar
het net als er weer stroom is.
De correcte netscheiding aanbrengen
(te leveren door de klant).
Het netscheidingsvermogen moet
minstens even groot zijn als de
netoverbelastingsbeveiliging.
3 Stroomonderbreker
met smeltzekering
De correcte schakelaar aanbrengen
(te leveren door de klant) indien vereist
door de regelgeving betreffende
elektrische installaties.
4 Uitgangsvermogen lasaggregaat
De uitgangsspanning van het
aggregaat en de bedrading moeten
overeen komen met de normale
spanning en bedrading van het
(net)spanningssysteem.
Sluit het aggregaat aan met tijdelijke
of permanente bedrading die geschikt
is voor de installatie.
De aangekoppelde apparaten
uitschakelen of afkoppelen van het
lasaggragaat voor het starten of
stoppen van de motor. Tijdens het
starten en stoppen van de motor is de
motorsnelheid niet voldoende hoog
om de nodige spanning en frequentie
te leveren.
5 Essentiële belastingen
Het uitgangsvermogen van het
aggregaat voldoet mogelijk niet aan de
elektrische vereisten van het pand.
Als het aggregaat niet voldoende
uitgangsvermogen levert voor alle
vereisten, sluit dan alleen essentiële
belastingen aan (pompen,
diepvrieskasten, verwarmings-
apparaten e.d. − zie Sectie 10-4).
OM−244 620 Pagina 61
10-11. Keuze van de verlengkabel (zo kort mogelijk kiezen)
Kabellengte voor 120 Volt gebruik
Gebruik een aardlekschakelaar wanneer hulpapparatuur wordt aangesloten.Als de lasgroep niet uitgerust is met een
lekstroomschakelaar (GFCI), gebruik dan een lekstroombeveiligde verlengkabel.Gebruik geen stopcontacten met ingebouwde
aardlekschakelaars als er apparatuur wordt gebruikt om levens mee te redden.
Maximaal toegelaten kabellengte in ft(m) voor geleidersectie (AWG)*
Stroom (Ampère) Belasting (Watt) 4 6 8 10 12 14
5 600 350 (106) 225 (68) 137 (42) 100 (30)
7 840 400 (122) 250 (76) 150 (46) 100 (30) 62 (19)
10 1200 400 (122) 275 (84) 175 (53) 112 (34) 62 (19) 50 (15)
15 1800 300 (91) 175 (53) 112 (34) 75 (23) 37 (11) 30 (9)
20 2400 225 (68) 137 (42) 87 (26) 50 (15) 30 (9)
25 3000 175 (53) 112 (34) 62 (19) 37 (11)
30 3600 150 (46) 87 (26) 50 (15) 37 (11)
35 4200 125 (38) 75 (23) 50 (15)
40 4800 112 (34) 62 (19) 37 (11)
45 5400 100 (30) 62 (19)
50 6000 87 (26) 50 (15)
Kabellengte voor 240 Volt gebruik
Gebruik een aardlekschakelaar wanneer hulpapparatuur wordt aangesloten.Als de lasgroep niet uitgerust is met een
lekstroomschakelaar (GFCI), gebruik dan een lekstroombeveiligde verlengkabel. Gebruik geen stopcontacten met ingebouwde
aardlekschakelaars als er apparatuur wordt gebruikt om levens mee te redden.
Maximaal toegelaten kabellengte in ft(m) voor geleidersectie (AWG)*
Stroom (Ampère) Belasting (Watt) 4 6 8 10 12 14
5 1200 700 (213) 450 (137) 225 (84) 200 (61)
7 1680 800 (244) 500 (152) 300 (91) 200 (61) 125 (38)
10 2400 800 (244) 550 (168) 350 (107) 225 (69) 125 (38) 100 (31)
15 3600 600 (183) 350 (107) 225 (69) 150 (46) 75 (23) 60 (18)
20 4800 450 (137) 275 (84) 175 (53) 100 (31) 60 (18)
25 6000 350 (107) 225 (69) 125 (38) 75 (23)
30 7000 300 (91) 175 (53) 100 (31) 75 (23)
35 8400 250 (76) 150 (46) 100 (31)
40 9600 225 (69) 125 (38) 75 (23)
45 10,800 200 (61) 125 (38)
50 12,000 175 (53) 100 (31)
*Kabelsectie is gebaseerd op een spanningsval van maximaal 2%.
OM-244 620 Pagina 62
HOOFDSTUK 11 − ONDERDELENLIJST
.De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te be-
stellen als ze op de lijst staan.
907 428−5
94
95
96
907 427−3
93
92
91
90
89
87
86
85
84
83
82
81
80
79
78
77
76
75
74
73
72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Afbeelding 11-1. Hoofdassemblage
OM-244 620 Page 63
907 428−4
70
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
4546
47
48
49 50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
71
OM-244 620 Pagina 64
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-1. Hoofdassemblage
Quanti
ty
1 Afbeelding 11-2 Control Panel 1... ....... .. ...................................................
2 +243709 Panel, Engine Side 1... ............. .. ..............................................
2 +249221 Panel, Engine Side SS 1... ........... .. ...........................................
3 213471 Bracket, Cover Top (LH) 1... .............. .. ..........................................
3 213633 Bracket, Cover Top (LH) SS 1... ............ .. ......................................
4 Afbeelding 11-7 Weld Control Assembly 1... ....... .. ..........................................
5 259211 Upright, Center Assy 1... .............. .. ............................................
6 189464 Seal, Weather Lift Eye 1... .............. .. ..........................................
7 214753 Bracket, Holddown Fuel Tank 1... .............. .. .....................................
8 245752 Gasket, Exhaust Outlet 1... .............. .. .........................................
9 241264 Pipe, Exhaust Flexible Inlet 1... .............. .. ......................................
10 209057 Clamp, Muffler 1.625 Dia U Pld 3... .............. .. ...................................
11 212604 Baffle, Air Lower Radiator 1... .............. .. ........................................
12 201528 Muffler, Exhaust Engine 1... .............. .. ..........................................
12 226018 Muffler, Exhaust Engine (Export) 1... .............. .. ..................................
13 212605 Pipe, Exhaust 1... .............. .. ..................................................
14 +249358 Cover, Top W/Protective Coating 1... ............. .. ..................................
15 233088 Label, Danger Using A Generator Indoors Can Kill You In Minutes 1... .............. .. .....
16 222513 Label, Warning Falling Equipment Can Cause Serious 1... .............. .. ...............
17 192041 Label, Use Diesel Fuel Only 1... .............. .. ......................................
18 189052 Grommet, Plastic Neck Filler Fuel 1... .............. .. .................................
19 190198 Cap, Tank Screw−on 3.500 In W/Vent W/Lanyard 8” 1... .............. .. .................
20 249714 Cover, Radiator Access W/Protective Coating 1... .............. .. ......................
21 214604 Pipe, Exhaust Elbow 1... .............. .. ............................................
22 224265 Label, Warning Hot Exhaust Parts Do Not Touch 1... .............. .. ....................
23 248725 Bracket, Cover Top (RH) 1... .............. .. .........................................
23 249201 Bracket Cover Top (RH) SS 1... ............ .. .......................................
24 213472 Keeper, Latch Engine Access 1... .............. .. ....................................
25 213503 Guard, Fan 1... .............. .. ....................................................
26 243698 Radiator, W/14# Cap 1 Row Core 1.250 Inlet/Outlet 1... .............. .. .................
187120 Cap, Radiator Pressure 14 Lb 1.................... .... ...................................
27 212603 Baffle, Air Upper Radiator 1... .............. .. ........................................
28 +243710 Upright, Rear 1... ............. .. ...................................................
29 243711 Panel, Rear Access 1... .............. .. ............................................
30 220295 Bracket, Stiffener 1... .............. .. ...............................................
31 +241176 Shroud, Radiator 1... ............. .. ...............................................
32 241266 Guard, Fan 1... .............. .. ....................................................
222652 Bracket, Mtg Hose 1.................... .. ...............................................
33 +248726 Door, Engine Access 1... ............. .. .............................................
33 +249122 Door, Engine Access SS 1... ........... .. .........................................
34 225120 Label, Warning Moving Parts Can Cause Injury 4... .............. .. ......................
35 245362 Latch, Paddle Series 20 (Black) 1... .............. .. ...................................
35 190126 Latch, Paddle Series 20 (SS) 1... ............ .. .....................................
36 203260 Label, Caution Do Not Use Ether 1... .............. .. .................................
37 239396 Label, Diesel Engine Maintenance Mitsubishi S4L2 1... .............. .. ..................
38 168385 Label, Warning Battery Explosion Can Blind 1... .............. .. ........................
39 217698 Label, Help Codes 1... .............. .. ...............................................
191626 Bumper, Door Engine Access 3.................... .. ....................................
40 248727 Panel, Door Side 1... .............. .. ................................................
40 249123 Panel, Door Side SS 1... ............ .. .............................................
199505 Hose Assy, Oil Drain 32.000 Lg (Includes) 1.................... .. ..........................
41 165271 Valve, Oil Drain 3/8−18 Nptf 1... .............. .... ....................................
42 176529 Ftg, Hose Brs Barbed Fem 1/2 Tbg X 3/8 Npt 1... .............. .... .....................
43 113854 Hose, Sae .500 Id X .780 Od Xcoil 2.6 Ft.... .............. .... ............................
44 197448 Ftg, Hose Brs Barbed Elbow M 1/2 Tbg X 3/8 Npt 1... .............. .. ...................
45 236978 Ftg, Adapter Oil Drain Mitsubishi 1... .............. .. ..................................
OM-244 620 Page 65
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-1. Hoofdassemblage (vervolg)
Quanti
ty
46 213266 Mount, Engine/Generator Flange Mtg 3... .............. .. ..............................
47 213461 Bracket, Mtg Generator 1... .............. .. .........................................
48 241265 Pump, Fuel 1... .............. .. .....................................................
49 241255 Bracket, Mtg Fuel Pump 1... .............. .. ..........................................
50 242538 Actuator, Linear 1... .............. .. .................................................
51 243763 Nut, M30x1.5 Hex 1... .............. .. ..............................................
52 244218 Bracket, Mtg Engine 2... .............. .. ............................................
53 252781 Filter, Fuel Spin−on 1... .............. .. .............................................
54 243950 Bracket, Mtg Fuel Filter 1... .............. .. ..........................................
55 300664 Heater, Block Engine 115v 400w 1... .............. .. .................................
56 225120 Label, Warning Moving Parts Can Cause Injury 4... .............. .. ......................
57 190190 Tank, Coolant Recovery 1... .............. .. .........................................
58 241286 Hose, Radiator Lower 1... .............. .. ...........................................
59 241256 Hose, Radiator Upper 1... .............. .. ............................................
60 242642 Engine, Mitsubishi Dsl Elec S4L2 1... .............. .. ..................................
*213858 Filter, Fuel In−line 5/16x5/16 Mic 125 −175 1................... .. .........................
*242882 Filter, Lube Oil 1................... .. ..................................................
244039 Switch, Coolant Temp N.C. 111c 1.................... .. ...................................
244040 Switch, Lubricating Oil Pressure N.c. 1.................... .. ...............................
249852 Sender, Coolant Temp 1.................... .. ...........................................
242883 Belt, Alternator 1.................... .. .................................................
244711 Filter Kit, Mitsubishi (S4L2) 0.................... .. .......................................
245836 Heater, Engine Block 115V 400W 1.................. .. ..................................
61 Afbeelding 11-6 Generator Assembly 1... ....... .. .............................................
62 249657 Air Cleaner, Intake 5.250 In (Includes) 1... .............. .. ..............................
197829 Bracket, Mtg Air Cleaner 1.................... .... ........................................
249661 Dust Ejector, Air Cleaner 1.................... .... .......................................
*197676 Element, Air Cleaner 1................... .... ..........................................
*197679 Element, Air Cleaner Safety 1................... .... ....................................
249659 Cover Assy, Air Cleaner 1.................... .... ........................................
249658 Body, Air Cleaner 1.................... .... .............................................
249661 Latch, Air Cleaner 1.................... .... .............................................
63 241272 Hose, Air Intake 1... .............. .. ................................................
64 249550 Bracket, Mtg Air Intake 1... .............. .. ...........................................
65 227643 Tank, Fuel (Includes Fuel Cap And Items Below) 1... .............. .. ....................
66 181572 Bushing, Tank Fuel 1... .............. .... ............................................
67 189908 Valve, Drain Fuel 180 Deg Zinc Pld 1... .............. .... ..............................
68 124253 Bushing, Tank Fuel 1... .............. .... ............................................
69 212611 Hose, Fuel Stand Pipe W/3/16 In Ftg (Return) 1... .............. .... .....................
70 212610 Hose, Fuel Stand Pipe W/5/16 In Ftg (Supply) 1... .............. .... .....................
71 SENDER 235191 Sender, Fuel Gauge 1... .. .. .... ...........................................
72 213458 Base 1... .............. .. ..........................................................
73 213668 Bracket, Mtg Unit 4... .............. .. ...............................................
74 190207 Cable, Bat Pos 45 In Lg No 1 Awg W/Clamp & .406 Rng 1... .............. .. .............
75 BATT 146237 Battery, Stor 12v 1... .... .... .. ................................................
76 213466 Bracket, Battery Holddown 1... .............. .. .......................................
77 213465 Bolt, J Stl .312−18 X 7.250 Pld 2... .............. .. ...................................
78 190206 Cable, Bat Neg 42 In Lg 2 Awg W/Clamp & .375 Rng 1... .............. .. ................
79 213483 Support, Engine Rh 1... .............. .. .............................................
80 224266 Label, Warning Do Not Weld On Base 2... .............. .. .............................
81 213460 Crossmember, Generator 1... .............. .. ........................................
82 213463 Spacer/Snubber, Generator Mtg 1... .............. .. ..................................
83 +226104 Upright, Front 1... ............. .. ..................................................
84 233953 Label, Warning General Precautionary (CSA) 1... .............. .. .......................
85 220955 Panel, Front Access 1... .............. .. .............................................
86 Afbeelding 11-3 Front Panel Assembly 1... ...... .. ............................................
87 CT1 105370 Xfmr, Current 1... .... .... .. ...................................................
OM-244 620 Pagina 66
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-1. Hoofdassemblage (vervolg)
Quanti
ty
88 Deleted... ........................ .........................................................
89 213500 Brkt, Beam Support 1... .............. .. .............................................
90 TE1, TE2 172661 Block, Stud Connection 6 Position 2... .. .. .. ................................
173734 Link, Jumper 3.................... .. ...................................................
91 213462 Pad, Mtg Generator 1... .............. .. .............................................
92 213459 Crossmember, Engine 1... .............. .. ...........................................
213464 Bracket, Battery Locator (In Base − Not Shown) 1.................... .. .....................
93 213485 Support, Engine Lh 1... .............. .. .............................................
94 244508 Pipe, Exhaust Spark Arresstor 1... ............ .. ....................................
95 088528 Spark Arrestor, Exhaust 1... ............ .. .........................................
96 244507 Pipe, Exhaust 1... ............ .. ..................................................
238650 Label, Hour/Fuel Meter Usage 1.................... .. ....................................
213506 Bracket, Hold−Down Fuel Tank (Not Shown) 1.................... .. ........................
Kit, Label (Includes Safety And Informational Labels) 1.............................. .................
+ When ordering a component originally displaying a precautionary label, the label should also be ordered.
* Recommended Spare Parts.
Optional
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-244 620 Page 67
243 761-1B
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
12
11
6
9
13
.De bevestigingsmaterialen zijn alge-
meen gangbaar en alleen te bestellen
als ze op de lijst staan.
Afbeelding 11-2. Control Panel
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-2. Control Panel (Afbeelding 11-1 Item 1)
Quanti
ty
1 CB1 190374 Circuit Breaker, Auto Reset 12vdc 40 Amp 1... .... .... .. ..........................
2 CR1 223710 Relay, Encl 12vdc Dpst−no 25a 6pin Flange 1... .... .... .. .........................
3 285300 Bracket, Mtg Components 1... .............. .. ........................................
4 046432 Holder, Fuse Mintr .250 X 1.250 Panel Mtg 1... .............. .. .........................
5 F1 085874 Fuse, Mintr Cer Slo−blo 10. Amp 250 Volt 1... ..... ..... .. ..........................
6 129524 Term, Frict 250x032 Uninsul Male .130 Stud Mtg 3pr 2... .............. .. ................
7 TE3 190210 Block, Term 5−3−3 1... .... .... .. ...............................................
8 242295 Module, Control Governor (Programed) 1... .............. .. ............................
9 SR1,2,4,5,6 035704 Rectifier, Integ Bridge 40. Amp 800v 5... . . .. ...............................
10 CB2, CB3 083432 Supplementary Pro, Man Reset 1p 10a 250vac Frict 2... .. .. .. .................
190323 Boot, Circuit Breaker Clear Hex Nut 2.................... .. ................................
11 CR4 173069 Relay, Encl 12vdc Spdt 30a/20a 5pin Flange Mtg 1... .... .... .. ....................
12 CR3 197325 Relay, Encl 12vdc Spst 70a 4pin Flange Mtg 1... .... .... .. ........................
13 R4, C4 249589 Resistor/Capacitor Board, 1... ... ... .. ........................................
CR2 252053 Relay, Encl 12vdc Spst 35a/14vdc 5 Pin (in Wiring Harness) 1.......... .... .. ..........
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-244 620 Pagina 68
Ref. 907 428−6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
22
23
24
4
21
10
.De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te
bestellen als ze op de lijst staan.
Afbeelding 11-3. Panel, Front w/Components
OM-244 620 Page 69
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-3. Panel, Front w/Components (Afbeelding 11-1 Item 86 )
Quanti
ty
1 170391 Conn, Circ Ms Protective Cap Size 20 Nylon 1... .............. .. .......................
2 190323 Boot, Circuit Breaker Clear Hex Nut 1... .............. .. ...............................
3 207080 Knob, Pointer 1.125 Dia 2... .............. .. .........................................
4 Nameplate (Order By Model & Serial No.) 1... ........................ ..........................
5 247644 Panel, Front Engine/Weld Control 1... .............. .. .................................
6 PC2 247416 Circuit Card Assy, Display W/Program 1... .... .... .. .............................
7 214543 Enclosure, Circuit Card Assy 1... .............. .. .....................................
134201 Stand−off Support, Pc Card .312/.375w/Post&lock .43 4.................... .. ...............
8 R1 246961 Switch, Rotary 8 Posn 1p 200ma 28vdc W/Resistors 1... ..... ..... .. ................
9 CB8 083432 Supplementary Pro, Man Reset 1p 10a 250vac Frict 1... .... .... .. .................
10 PC6 229949 Circuit Card Assy, Connector/Receptacle 1... .... .... .. ..........................
11 R2, R5 193118 Pot, Cp Flat 1t 2. W 1k Ohm Linear 2... ... ... .. ...............................
12 S1 217680 Switch, Ignition 4 Position W/Out Handle 1... ..... ..... .. ...........................
13 S4 021467 Switch, Tgl Spst 3a 250v Off−none−(On) Spd Term 1... ..... ..... .. ..................
14 C4, C5 128750 Capacitor, Cer Disc .1 Uf 500 Vdc W/Terms 2... ... ... .. ........................
15 241432 Terminal, Pwr Output Red 1... .............. .. ........................................
16 241433 Terminal, Pwr Output Black 1... .............. .. ......................................
17 181169 Spacer, Output Stud 2... .............. .. ............................................
18 186621 Boot, Generic Output Stud 2... .............. .. .......................................
19 180735 Washer, Output Stud 2... .............. .. ............................................
010381 Connector, Rectifier 2.................... .. .............................................
20 207073 Lever, Ignition Switch 1... .............. .. ............................................
201244 Washer, Tooth.728idx1.166odx.050t Stl Pld Int.688 1.................... .. ..................
21 FUEL/HM 246181 Gauge, Fuel Elec/Hour Meter 1... .. .. .. .....................................
22 021385 Boot, Toggle Switch Lever 1... .............. .. .......................................
23 TEMP 217084 Gauge, Coolant Temp 0− 300 Deg F 1... .... ... .. ..............................
24 218764 Knob, Pointer 1.625 Dia 1... .............. .. .........................................
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-244 620 Pagina 70
2
3
4
3
5
6
7
8
9
Ref. 907 428−6
1
.De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te
bestellen als ze op de lijst staan.
Afbeelding 11-4. North American Auxiliary Power Receptacles
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No. Quanti
ty
Afbeelding 11-4. North American Auxiliary Power Receptacles
1 Nameplate (Order By Model & Serial No.) 1... ........................ ..........................
2 213509 Panel, Power 1... .............. .. ...................................................
3 GFCI1, 2 246865 Rcpt, Str Dx Grd 2p3w 20a 125v *5−20r Gfi 2... .. .. .. .........................
4 C12, C13 217054 Capacitor, Cer Disc .0047 Uf 3000 Vdc W/Terms 2... .. .. .. ....................
5 CB4, CB6 093996 Supplementary Pro, Man Reset 1p 20a 250vac Frict 2... .. .. .. .................
6 CB5 203026 Supplementary Protector, Man Reset 2p 50a 240vac 1... .... .... .. .................
7 GRD 083030 Stud, Brs .250−20 X 1.750 W/Hex Collar 1... .... .... .. ...........................
010915 Washer, Flat .257idx0.640odx.031t Brs 4.................... .. ............................
601836 Nut, 250−20 .50hex .19h Brs 3.................... .. .....................................
8 RC11 182954 Rcpt, Str 3p4w 50a 125/250v Flush Mtg *14−50 1... .... .... .. ....................
9 209056 Cover, Receptacle W/Gasket 4... .............. .. .....................................
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-244 620 Page 71
Ref. 907 427-12A
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
.De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
Afbeelding 11-5. Export Auxiliary Power Receptacles
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No. Quanti
ty
Afbeelding 11-5. Export Auxiliary Power Receptacles
1 RC11 176355 Rcpt, Str 2p3w 16a 220v Flange Mtg 1... .... .... .. ..............................
2 206795 Boot, Circuit Breaker Clear Hex Nut 1... .............. .. ................................
3 Nameplate, Generator Power (Order By Model & Serial No.) 1... ........................ ..........
4 239423 Panel, Power CE 1... .............. .. ................................................
5 144844 Stand−off, No 6−32 X .875 Lg .250 Hex Al Fem 4... .............. .. .....................
6 ELCB1 222991 Circuit Breaker, Elcb 16a 220v 0.030a Trip 1... ... ... .. ..........................
7 CB5 093996 Supplementary Pro, Man Reset 1p 20a 250vac Frict 1... .... .... .. .................
8 GFCI1 246865 Rcpt, Str Dx Grd 2p3w 20a 125v *5−20r Gfi 1... ... ... .. .........................
9 C11 217054 Capacitor, Cer Disc .0047 Uf 3000 Vdc W/Terms 1... ..... .... .. ....................
10 GRD 083030 Stud, Brs .250−20 X 1.750 W/Hex Collar 1... .... .... .. ...........................
10 010915 Washer, Flat .257idx0.640odx.031t Brs 4... .............. .. ............................
11 601836 Nut, 250−20 .50hex .19h Brs 3... .............. .. .....................................
12 RC12 173555 Rcpt, Str 2p3w 16a 130v Flange Mtg 1... .... .... .. ..............................
13 209056 Cover, Receptacle W/Gasket 2... .............. .. .....................................
Optional
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-244 620 Pagina 72
907 427-13
2
3
1
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
.De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
Afbeelding 11-6. Generator
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-6. Generator (Afbeelding 11-1 Item 61)
Quanti
ty
1 ROTOR 243820 Rotor, Generator 4 Pole (Includes) 1... ... ... .. .................................
2 181143 Bearing, Ball Rdl Sgl Row .984 X 2.047 X .591 1... .............. .... ...................
3 192600 Fan, Generator 1... .............. .... ................................................
4 159918 Baffle, Fan 1... .............. .. .....................................................
5 243986 Screw, M12−1.25x 40 Hex Hd−pld Blk Grd 5 7... .............. .. ........................
6 602216 Washer, Lock .502idx0.879odx.151t Stl Pld Split.500 7... .............. .. ................
7 242537 Pickup, Magnetic 1... .............. .. ................................................
8 241075 Adapter, Engine Machined Mitsubishi S4l2 1... .............. .. .........................
9 602211 Washer, Lock .318idx0.586odx.078t Stl Pld Split.312 6... .............. .. ................
10 192686 Screw, M 8−1.25x 25 Hex Hd−pln 8.8 Pld Din933 6... .............. .. ...................
11 212641 Stud, Stl .375−16 1.625x 19.000 4... .............. .. ..................................
12 167788 Nut, 375−16 .56hex .34h Stl Pld Sem Cone Wshr.88d 4... .............. .. ...............
13 136343 Screw, K50x 20 Pan Hd−phl Stl Pld Pt Thread Forming 2... .............. .. ..............
14 244290 Brushholder Assy, Generator W/Leads 1... .............. .. ............................
15 183419 O−ring, 1.984 Id X .139 Cs 70 Duro Viton 1... .............. .. ..........................
16 183336 Endbell 1... .............. .. .......................................................
17 STATOR 257085 Stator, Generator 4 Pole 1... .. .. .. .........................................
17 STATOR 254327 Stator, Generator 4 Pole (Export) 1... .. .. .. ..................................
+ When ordering a component originally displaying a precautionary label, the label should also be ordered.
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-244 620 Page 73
246 580-1
A
6
1
2
3
4
5
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
.De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestel-
len als ze op de lijst staan.
Afbeelding 11-7. Weld Control Assembly
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-7. Weld Control Assembly 246 580 (Afbeelding 11-1 Item 4)
Quanti
ty
1 MOD1, 2 247407 Heat Sink, IGBT Assy 1... .. .. .. ............................................
2 245359 Bus Bar 2... .............. .. ........................................................
3 247091 Insulator ,Buss Bar 1... .............. .. ..............................................
4 247093 Stand−off, Conductive Bus 4... .............. .. .......................................
5 245378 Buss Bar, AC 1... .............. .. ...................................................
6 247092 Bracket, Capacitor Support 1... .............. .. .......................................
7 089178 Grommet, Rbr 3.000 Id X 3.500 Mtg Hole .062 Groove 2... .............. .. ...............
8 C1 246841 Capacitor, Elctlt 35000 Uf 100 Vdc Can 3.00 Dia 2... ..... ..... .. .....................
9 239547 Washer, Flat Nylon .516 Id X 1.250 Od X .062 Thk 2... .............. .. ..................
10 R3 188067 Resistor, Ww Fxd 00 W 200 Ohm W/Clips 1... ..... ..... .. .........................
11 PC1 246330 Module, Main Control/IGBT Gating 1... .... .... .. ................................
12 245360 Bracket, Mtg Vault 1... .............. .. ..............................................
13 SR3 225516 Rectifier, Si 3ph 300 Amp 400 Piv 100% Duty Cycle 1... .... .... .. .................
14 Z1 248548 Stabilizer 1... ..... ..... .. ......................................................
OM-244 620 Pagina 74
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 11-7. Weld Control Assembly 246 580 (Afbeelding 11-1 Item 4)
Quanti
ty
15 HD1 168829 Transducer, Current 1000a Module Max Open Loop 1... .... .... .. .................
16 245361 Bracket, Mtg Components 1... .............. .. ........................................
17 T1 247224 Xfmr,Control 1... ..... ..... .. ...................................................
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
Some wiring harness components (switches, relays, supplementary protectors) are also referenced elsewhere in this parts list. Purchase compo-
nents separately or as part of the associated wiring harness.
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Wiring Harnesses
Quanti
ty
244235 Harness, Engine/Weld Mitsubishi (includes) 1.................... .. .....................
S1 226720 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 1........... ..... .. ..................................
PLG1 234984 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 1.......... .... .. ..................................
PLG2,9,16 153501 Housing Plug Pins+Skts, (Service Kit) 3........ . .. ..............................
PLG8 247696 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 1.......... .... ... ..................................
PLG5 115094 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 1.......... .... .. ..................................
PLG6 233834 Service Kit, Cinch Connector Repair 30 Pin 1.......... .... .. .........................
PLG7,11 233829 Service Kit, Cinch Connector Repair 18 Pin 2........ .. .. .........................
RC3 166659 Housing Rcpt Pins+Skts, (Service Kit) 1.......... .... .. ..............................
PLG10,20 115092 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 2........ .. .. ..................................
PLG17 246948 Housing Plug+Pins, (Service Kit) 1......... ... .. ..................................
RC9 166659 Housing Rcpt Pins+Skts, (Service Kit) 1.......... .... .. ..............................
PLG3 153501 Housing Plug Pins+Skts, (Service Kit) 1.......... .... .. ..............................
RC2 166659 Housing Rcpt Pins+Skts, (Service Kit) 1.......... .... .. ..............................
217000 Cable, Lem (Includes) 1.................... .. ............................................
PLG15 115094 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 1......... ... .... ................................
247364 Harness, Governor Control (Includes) 1.................... .. ..............................
PLG12 246721 Housing Plug+Pins, (Service Kit) 1......... ... ... ................................
222687 Harness, Receptacle Auxillary Power 1.................... . ............................
Geldig vanaf 1 januari 2012
(Installaties waarvan het serienummer begint met “MC” of nieuwer)
Deze beperkte garantie vervangt alle vorige Miller garanties en is exclusief zonder andere expliciete of impliciete
waarborgen of garanties.
BEPERKTE GARANTIE − Afhankelijk van de onderstaande bepa-
lingen en voorwaarden garandeert Miller Electric Mfg. Co., Apple-
ton, Wisconsin, zijn erkende verdeler dat nieuwe Miller installaties
die verkocht zijn na de geldende datum van deze beperkte garantie
geen materiaal- en/of fabricagefouten hebben. DEZE GARANTIE
VERVANGT UITDRUKKELIJK ALLE ANDERE GARANTIES, EX-
PLICIET OF IMPLICIET, VAN VERKOOPBAARHEID EN
GESCHIKTHEID.
Binnen de onderstaande garantieperioden zal Miller alle onderde-
len of componenten die niet meer functioneren door dergelijke fa-
bricage- en materiaalfouten met garantie repareren of vervangen.
Miller moet binnen dertig (30) dagen schriftelijk op de hoogte wor-
den gebracht van een dergelijke fout of storing, waarop Miller in-
structies zal geven over de garantieclaim-procedure die hierop
volgt.
In het geval van een dergelijke storing binnen de garantieperiode
zal Miller garantieclaims toestaan op installaties met garantie die
hieronder zijn vermeld. Alle garantieperioden gelden vanaf de dag
dat de installatie geleverd werd aan de erkende verdeler, of acht-
tien maanden nadat de installatie naar een internationale distribu-
teur gezonden is.
1. 5 jaar op onderdelen — 3 jaar op arbeidsloon
* Bij originele hoofdstroomgelijkrichters alleen de thyristo-
ren (SCR’s), de diodes en de afzonderlijke gelijkrichter-
modules
2. 3 jaar — op onderdelen en arbeidsloon
* Lasaggregaten met aandrijfmotor
(OPGELET: Motoren vallen onder een aparte
garantie, bij de fabrikant van de motor.)
* Inverter stroombronnen (tenzij anders aangegeven)
* Stroombronnen plasmasnijders
* Procesbeheersingsapparatuur
* Semiautomatische en automatische draadaanvoereen-
heden
* De Flowregelaar en Flowmeter uit de Smith 30 Serie
(geen arbeidsloon)
* Transformator/gelijkrichter stroombronnen
* Waterkoelingsystemen (geïntegreerd)
3. 2 jaar — op onderdelen
* Automatisch verduisterende helmlenzen
(geen arbeidsloon)
4. 1 jaar — op onderdelen en arbeidsloon tenzij anders
aangegeven
* Automatisch bewegende apparatuur
* CoolBelt− en CoolBand−ventilatorunit (geen arbeidsloon)
* Externe controleapparatuur en −sensoren
* Opties van onderdelen achteraf ingebouwd
(OPMERKING: Opties van onderdelen die achteraf zijn
ingebouwd zijn gedekt voor de resterende garantieperi-
ode van het product waarin ze in zijn geïnstalleerd of
voor een minimum van één jaar — afhankelijk van welke
van de twee het langste duurt.)
* Flowregelaars− en Flowmeters (geen arbeidsloon)
* RFCS voetbedieningen (m.u.v. RFCS−RJ45)
* Rookgasafzuigers
* HF Units
* ICE/XT plasmasnijtoortsen (geen arbeidsloon)
* Stroombronnen voor inductieverwarming, koelers
(OPGELET: Garantie van Digitale Recorders wordt
verzorgd door de fabrikant zelf.
* Elektrische belastingsbanken
* Motoraangedreven laspistolen
(m.u.v. de Spoolmate −laspistolen)
* PAPR−ventilatorunit (geen arbeidsloon)
* Positionerings− en regelapparatuur
* Rekken
* Laskarren/trailers
* Puntlasapparaten
* Onderpoederdek−draadaanvoersystemen
* Waterkoelsystemen (niet−geïntegreerd)
* Weldcraft TIG toortsen (geen arbeidsloon)
* Draadloze voet- en handafstandsbedieningen met
ontvangers
* Werkstations/Lastafels (geen arbeidsloon)
5. 6 maanden — op onderdelen
* Accu’s
* Bernard pistolen (geen arbeidsloon)
* Tregaskiss pistolen (geen arbeidsloon)
6. 90 dagen — op onderdelen
* Toebehoren (sets)
* Beschermzeilen
* Inductieverwarmingsspoelen en dekens, kabels en niet
elektronische regelapparatuur
* M−pistolen
* MIG pistolen en onderpoederdek (SAW) pistolen
* Afstandsbedieningen en RFCS−RJ45
* Vervangende onderdelen (geen arbeidsloon)
* Roughneck−pistolen
* Spoolmate pistolen
Millers True Blue® beperkte garantie geldt niet voor:
1. Slijtonderdelen zoals contacttips, snijmondstukken,
magneetschakelaars, koolborstels, relais, bovenbladen
van werkstations en lasgordijnen of andere onderdelen
die niet meer goed werken als gevolg van normale
slijtage. (Uitzondering: borstels en relais zijn wel gedekt
bij alle motoraangedreven producten.)
2. Onderdelen geleverd door Miller maar geproduceerd door an-
deren, zoals motoren of handelsaccessoires. Deze onderde-
len vallen onder de eventuele garanties door de fabrikanten.
3. Installaties die veranderingen hebben ondergaan door andere
partijen dan Miller, of installaties die onjuist geïnstalleerd of
verkeerd gebruikt zijn volgens industrierichtlijnen, of installa-
ties die geen redelijk en noodzakelijk onderhoud hebben ge-
had, of installaties die gebruikt zijn voor andere dan de
aangegeven toepassingen voor de installatie.
MILLER PRODUKTEN ZIJN BEDOELD VOOR VERKOOP EN
GEBRUIK DOOR COMMERCIËLE/INDUSTRIËLE GEBRUI-
KERS EN PERSONEN DIE OPGELEID ZIJN EN ERVARING
HEBBEN MET HET GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN LASIN-
STALLATIES.
In het geval van een garantieclaim gedekt door deze garantie,
zullen de exclusieve Miller-oplossingen zijn: (1) repareren; of (2)
vervangen; of, als dit schriftelijk door Miller is toegestaan in
bepaalde gevallen, (3) de redelijke kosten van repareren of
vervangen bij een goedgekeurd Miller onderhoudsbedrijf; of (4)
krediet of betaling van de aankoopprijs (redelijke
waardevermindering op basis van het eigenlijke gebruik) bij het
retourneren van de goederen op risico en kosten van de klant.
Miller’s optie van repareren of vervangen zal f.o.b. zijn (met
inbegrip van vervoerskosten tot in de boot), naar de fabriek in
Appleton, Wisconsin of f.o.b. naar een door Miller goedgekeurd
onderhoudsbedrijf
zoals bepaald is door Miller. Daarom zal er geen
compensatie of terugbetaling voor transportkosten worden
toegestaan.
VOOR ZOVER DE WET DIT TOESTAAT, STAAN ER GEEN AN-
DERE VERHAALSMOGELIJKHEDEN OPEN DAN DEGENE DIE
HIER VOORZIEN ZIJN. IN GEEN GEVAL ZAL MILLER CON-
TRACTUEEL, UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF ANDERSZINS,
AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR RECHTSTREEKSE, ON-
RECHTSTREEKSE, BIJZONDERE, INCIDENTELE, OF GE-
VOLGSCHADE (HIERIN BEGREPEN GEDERFDE WINST).
MILLER VERWERPT EN SLUIT, M.B.T. ALLE GEREEDSCHAP
DAT DOOR HAAR GELEVERD WORDT, ELKE
UITDRUKKELIJKE GARANTIE DIE HIER NIET VOORZIEN IS,
EN ELKE GEÏMPLICEERDE GARANTIE OF VERKLARING
M.B.T. PRESTATIE, EN ELK VERHAAL OP GROND VAN
CONTRACTUELE WANPRESTATIE, UIT ONRECHTMATIGE
DAAD, OF DAT, WARE DEZE BEPALING NIET OPGENOMEN,
IMPLICIET, VAN RECHTSWEGE, NAAR HANDELSGEWOONTE
OF NAAR AANLEIDING VAN DE CONCRETE
OMSTANDIGHEDEN VAN DE TRANSACTIE ZOU
VOORTVLOEIEN UIT GELIJK WELKE ANDERE
RECHTSTHEORIE, HIERIN BEGREPEN ELKE
GEÏMPLICEERDE GARANTIE M.B.T. VERKOOPBAARHEID OF
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD GEBRUIK, UIT.
Sommige staten in de V.S. staan geen beperkingen toe met betrek-
king tot de duur van de garantie, noch uitsluiting van bijkomende
schade, indirecte schade, speciale schade of gevolgschade, dus
bovenstaande beperking kan mogelijk niet van toepassing zijn
voor u. Deze garantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kun-
nen eventueel ook andere rechten van toepassing zijn; deze kun-
nen echter per staat verschillen.
In Canada biedt de wetgeving in enkele provincies bepaalde extra
garanties of oplossingen die afwijken van de bepalingen die hierin
zijn opgenomen, en bovenstaande beperkingen en uitsluitingen
zijn mogelijk niet van toepassing, voorzover er niet van mag wor-
den afgezien. Deze Beperkte Garantie biedt specifieke wettelijke
rechten en er kunnen eventueel ook andere rechten zijn; deze kun-
nen echter per provincie verschillen.
miller warr_dut 2012−01
Vertaling van de originele instructies − UITGEGEVEN IN DE VS. © 2012 Miller Electric Mfg. Co 2012-01
Miller Electric Mfg. Co.
An Illinois Tool Works Company
1635 West Spencer Street
Appleton, WI 54914 USA
International Headquarters−USA
USA Phone: 920-735-4505 Auto-attended
USA & Canada FAX: 920-735-4134
International FAX: 920-735-4125
Voor internationale vestigingen bezoek
website: www.MillerWelds.com
Naam van het model Serie-/typenumber
Aankoopdatum (datum waarop de apparatuur bij de oorspronkelijke klant werd bezorgd.)
Leverancier
Adres
Plaats
Staat Postcode
S.v.p. volledig invullen en goed bewaren.
Vermeld altijd de naam van het model en het serie-/typenummer
Ga naar uw leverancier voor: Toebehoren en elektroden
Optionele apparatuur en accessoires
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Service en reparaties
Vervangende onderdelen
Trainingen en opleidingen (scholen, videos,
boeken)
Technische handboeken (onderhoudsinformatie
en onderdelen)
Stroomkringschema’s
Handboeken over lasprocessen
Neem contact op met het
vervoersbedrijf:
Neem contact op met de transportafdeling van uw
distributeur en/of de fabrikant van de apparatuur
voor hulp bij het indienen en afhandelen van scha-
declaims.
Service
Papieren van de eigenaar
Om een schadeclaim in te dienen bij verlies of
beschadiging tijdens verscheping,
Contacteer een verdeler of een service bureau
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80

Miller BIG BLUE 350 PIPEPRO de handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
de handleiding