Miller MA170107L de handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

www.MillerWelds.com
Processen
Beschrijving
TIG-lassen (GTAW)
Beklede elektrodelassen
(SMAW)
OM-2226/dut 189783AL
2010−04
115/230/400/460 Volt modellen W/AutolineR
Lasstroombron
Maxstar 200 SD,
DX, en LX
(Inclusief optionele onderwagen
en koelunit)
CE en niet CE modellen
R
HANDLEIDING
Félicitations et merci d’avoir choisi Miller. Dès maintenant, vous pouvez fai-
re votre travail, comme il faut. Nous savons que vous n’avez pas le temps de
faire autrement.
C’est pourquoi Niels Miller, quand il a commencé à fabriquer les postes à
souder à l’arc en 1929, s’efforçait de fournir des produits de qualité
supérieure destinés à offrir des performances optimales pendant de longues
années. Comme vous, ses clients exigeaient les meilleurs produits disponible
sur le marché.
Aujourd’hui, la tradition continue grâce aux gens qui fabriquent et vendent
les produits Miller. L’engagement de fournir le matériel et le service
répondant aux même exigences rigoureuses de qualité et de valeur qu’en
1929 demeure inchangé.
Ce manuel de l’utilisateur est destiné à vous aider à profiter le mieux de vos
produits Miller. Veuillez prendre le temps de lire les précautions de sécurité.
Elles vous aident à vous protéger contre des dangers éventuels au travail.
Miller vous permet une installation rapide et l’exploitation facile.
Convenablement entretenu, le matériel Miller vous
assure des performances fiables pendant de longues
années. Si la réparation de l’appareil s’avère
nécessaire, le chapitre sur le dépannage vous aide à
faire un diagnostic rapide. En vous référant ensuite
à la liste des pièces détachées, vous pouvez trouver
exactement la (les) pièce(s) nécessaire(s) au
dépannage. Vous trouverez également les
informations concernant la garantie et l’entretien
de votre appareil.
Miller est le premier
fabricant de matériel de
soudage aux États-Unis à
être certifié conforme au
système d’assurance du
contrôle de la qualité ISO
9001.
Miller Electric fabrique une gamme complète
de machines à souder et d’équipements liés au
soudage. Pour des renseignements sur les autres produits Miller,
adressez-vous à votre distributeur local Miller pour obtenir le catalogue le
plus récent sur toute la gamme, ou les feuilles techniques de chaque produit.
Miller, votre partenaire soudage!
Chaque source de
soudage Miller bénéficie
d’une garantie “sans
soucis”
INHOUDSOPGAVE
SECTIE 2 − DEFINITIES (CE−modellen) 7.......................................................
2-1. Definities voor de waarschuwingslabels 7..................................................
2-2. Definities voor de waarschuwingslabels 8..................................................
2-3. WEEE label (Voor producten die in de EU zijn verkocht) 8....................................
2-4. Symbolen en definities 9................................................................
SECTIE 3 − INSTALLATIE 10...................................................................
3-1. Belangrijke informatie betreffende CE-producten (voor verkoop binnen de EU) 10.................
3-2. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens 10..............................
3-3. Technische gegevens 11.................................................................
3-4. Gelijkstroom-spanningsgrafieklijnen 12.....................................................
3-5. Inschakelduur en oververhitting 13........................................................
3-6. Een locatie kiezen 14....................................................................
3-7. Aansluitklemmen van de laskabels en het kiezen van de kabelafmetingen 15.....................
3-8. Informatie over de 14-pin contrastekker 16..................................................
3-9. 10-pens automatiseringsaansluiting (LX modellen) 17.........................................
3-10. Typische toepassing voor automatisering 17................................................
3-11. Beschermgasaansluiting 18..............................................................
3-12. Aansluitingen voor TIG HF-puls / Lift-Arc DC EN (elektrode negatief) 18.........................
3-13. Aansluitingen voor DCEP (elektrode positief) 19.............................................
3-14. TIGRunner-aansluitingen 20..............................................................
3-15. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud 21...............................................
3-16. Het aansluiten van de netvoeding 22.......................................................
SECTIE 4 − WERKING 24......................................................................
4-1. Bedieningsfuncties 24...................................................................
4-2. Instelknop 25..........................................................................
4-3. Stroomsterkteregeling 25................................................................
4-4. Ampèremeter en parameter display 25.....................................................
4-5. Voltmeter 26...........................................................................
4-6. Proceskeuze 26........................................................................
4-7. Lift-Arc en HF TIG-startprocedures 27.....................................................
4-8. Regeling uitgang 28.....................................................................
4-9. Puls regeling (DX- en LX-modellen) 29.....................................................
4-10. Up/Downslope regeling (DX-, LX- en alle CE modellen) 30....................................
4-11. Instelknoppen (voorgas, nagas, boogregeling, doorblazen). 31.................................
4-12. Puntlastijdregeling (alleen toepasbaar bij RMT 2T met houdfunctie) 32...........................
4-13. Standaard fabrieksinstellingen en bereik en resolutie 32.......................................
4-14. Het systeem terugzetten op de fabrieksinstellingen 33........................................
4-15. Timer / Lascyclus-teller 34...............................................................
SECTIE 5 − GEAVANCEERDE FUNCTIES 35.....................................................
5-1. Toegang tot de geavanceerde functies 35...................................................
5-2. Programmeerbare TIG-startparameters 36..................................................
5-3. Output-regeling en toortsschakelaarfuncties 40..............................................
5-4. De gasvoorstroomtijd instellen 46.........................................................
5-5. Selectie openspanning (OCV) beklede elektrodelassen 46....................................
5-6. Selectie ‘Vastvries-controle voor beklede elektrode’ 46........................................
5-7. Beperkingsniveaus 47...................................................................
5-8. Setting Unit To Display PPP While Pulse Welding (DX Models Only) 49..........................
5-9. Externe pulsregeling 49..................................................................
SECTIE 6 − ONDERHOUD EN STORINGEN VERHELPEN 50.......................................
6-1. Routineonderhoud 50...................................................................
6-2. De binnenzijde van het apparaat schoonblazen 51...........................................
6-3. Hulpscherm voltmeter/ampèremeter 52.....................................................
6-4. Storingen 53...........................................................................
SECTIE 7 − ELECTRISCH SCHEMA 54..........................................................
SECTIE 8 − HOGE FREQUENTIE 55.............................................................
8-1. Lasprocessen waarvoor hoge frequentie nodig is 55..........................................
8-2. Juiste installatie 55......................................................................
SECTIE 9 − RICHTLIJNEN VOOR HET INSTELLEN VOOR (GTAW) TIG LASSEN 56...................
9-1. Opstelling voor DC - GTAW zachtstaal #16 en roestvrij staal 56................................
HOOFDSTUK 10 − EEN WOLFRAAM ELEKTRODE KIEZEN EN VOORBEREIDEN VOOR HET LASSEN MET
EEN LASINVERTER, OP GELIJKSTROOM OF WISSELSTROOM 57................................
10-1. Een wolfraam elektrode kiezen
(draag schone handschoenen om verontreiniging van het wolfraam te voorkomen) 57..............
10-2. Een wolfraam elektrode voorbereiden voor het lassen op gelijkstroom/elektrode negatief (DCEN) of wis-
selstroom bij gebruik van een lasinverter 57.................................................
HOOFDSTUK 11 − RICHTLIJNEN VOOR TIG-LASSEN 58..........................................
11-1. Positie van de lastoorts 58...............................................................
11-2. Toortsbeweging tijdens het lassen 59......................................................
11-3. Toortsposities voor verscheidene lasverbindingen 59.........................................
SECTIE 12 − RICHTLIJNEN BEKLEDE ELEKTRODE LASSEN 60...................................
10-1. Display uitlezing voor DC BE (electrode positief) 60..........................................
HOOFDSTUK 13 − RICHTLIJNEN BEKLEDE ELEKTRODE LASSEN 61.............................
13-7. Omstandigheden die van invloed zijn op de vorm van de las 64................................
13-8. De elektrodebeweging tijdens het lassen 64.................................................
13-13. Problemen oplossen − Porositeit 66.....................................................
SECTIE 14 − ONDERDELENLIJST 68...........................................................
SECTIE 15 − ONDERDELENLIJST KOELER 78...................................................
SECTIE 16 − ONDERDELENLIJST RIJDEND ONDERSTEL 80......................................
GARANTIE
DECLARATION OF CONFORMITY
for European Community (CE marked) products.
MILLER Electric Mfg. Co., 1635 Spencer Street, Appleton, WI 54914 U.S.A. declares that the
product(s) identified in this declaration conform to the essential requirements and provisions of
the stated Council Directive(s) and Standard(s).
Product/Apparatus Identification:
Product Stock Number
Maxstar 200 DX 907354
MAXSTAR 200 DX W/CROWBAR, CE
(NSPR)
907354001
Council Directives:
S 2006/95/EC Low Voltage
S 2004/108/EC Electromagnetic Compatibility
Standards:
S IEC 609741:2005 Arc welding equipment – Part 1: Welding power sources
S IEC 609743:2007 Arc welding equipment – Part 3: Arc striking and stabilizing devices
S IEC 6097410:2007 Arc Welding Equipment – Part 10: Electromagnetic compatibility (EMC) requirements
S EN 50445:2008 Product family standard to demonstrate compliance of equipment for resistance welding,
arc welding and allied processes with the basic restrictions related to human exposure to electromagnetic
fields (0 Hz – 300Hz)
US Signatory:
August 22, 2009
__________________________________________________________________________
David A. Werba
Date of Declaration
MANAGER, PRODUCT DESIGN COMPLIANCE
241515B
OM-2226 Pagina 1
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELENLEES DIT VÓÓR
GEBRUIK
dut_som_2010−03
7
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel; lees deze voorzorgsmaatregelen en volg ze op.
1-1. De betekenis van de symbolen
GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver-
meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode-
lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
OPGELET − Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd
aan persoonlijk letsel.
. Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE-
LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbe-
horende instructies om deze risico’s te vermijden.
1-2. De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge-
bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico’s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voor-
zichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen
te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieronder is slechts
een samenvatting van de veiligheidsvoorschriften in Sectie
{+}. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren,
bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven tij-
dens het gebruik van dit apparaat.
Een ELEKTRISCHE SCHOK kan do-
delijk zijn
Het aanraken van onder stroom staande onderdelen
kan fatale schokken en ernstige brandwonden
veroorzaken. De elektrode en het werkstuk staan
onder stroom als de machine ingeschakeld is. Het
voedingsgedeelte en de interne circuits van de
machine staan eveneens onder stroom als het
apparaat aan staat. Bij semi-automatisch of automa-
tisch draadlassen staat het draad, de spoel, de
ruimte waar het lasdraad zich in de machine bevindt
en alle metalen onderdelen die in aanraking zijn met
de lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde
of onvoldoende geaarde installaties kunnen geva-
ren opleveren.
D Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan
D Draag droge, isolerende handschoenen en lichaamsbescherming
zonder gaten
D Isoleer u zelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met
de grond of het werkstuk te voorkomen
D Gebruik geen wissel−(AC) uitgangsspanning in een vochtige om-
geving, als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar
bestaat dat u kunt vallen
D Gebruik ALLEEN wissel− (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
D Er zijn extra veiligheidsmaatregelen nodig als zich een van de vol-
gende elektrisch gevaarlijke omstandigheden voordoet: op
vochtige locaties of als u natte kleding draagt; op metalen con-
structies zoals vloeren, roosters of steigers; in een verkrampte
lichaamshouding bijvoorbeeld als u zit, knielt of ligt; of wanneer het
risico van onvermijdelijk of toevallig contact met het werkstuk of de
aarde groot is. Gebruik onder deze omstandigheden de volgende
apparatuur in de aangegeven volgorde: 1) een semi−automatisch
gelijkstroom (draad−) lasapparaat met constante spanning, 2) een
handbediend gelijkstroom (elektrode−) lasapparaat, of 3) een wis-
selstroom lasapparaat met een lagere spanning en open circuit. In
de meeste gevallen wordt het gebruik van een gelijkstroom lasap-
paraat met lagere spanning aanbevolen. En werk niet alleen!
D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
D Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften)
D Installeer en aard deze installatie volgens de Handleiding voor ge-
bruikers en nationale of locale codes.
D Controleer altijd de aarding van de voeding en wees er zeker van
dat de aardingsgeleider van de voedingskabel goed aangesloten
is op de aansluitklem van het apparaat en dat de stekker van de
kabel aangesloten is op een correct geaarde contactdoos.
D Als u het apparaat aansluit op het net, verbind dan eerst de aar-
dingsgeleider en controleer de aansluitingen grondig.
D Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
D Controleer de kabel regelmatig op beschadigingen of openlig-
gende bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze
beschadigd is − openliggende bedrading kan dodelijk zijn.
D Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
D Gebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbon-
den kabels.
D Draag de kabels niet op uw lichaam.
D Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel- gebruik niet de massaklem of massakabel.
D Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
D Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
D Draag een veiligheidsharnas als u boven grond-niveau werkt
D Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.
D Klem de massakabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaalcontact op het werkstuk of werktafel.
D Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen
D Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron.
OM-2226 Pagina 2
Er staat ook NA het afsluiten van de voedingsspan-
ning nog een AANZIENLIJKE GELIJKSPANNING
op het voedingsgedeelte van de inverter lasstroom-
bronnen.
D Zet de gelijkstroom-wisselstroomomzetter uit, maak de voedings-
stekker los en ontlaad de invoercondensatoren overenkomstig de
aanwijzingen in de Sectie Onderhoud, voordat u enig onderdeeel
aanraakt.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
D Hete onderdelen niet met blote handen aanra-
ken
D Laat apparatuur altijd afkoelen, voor u eraan gaat werken.
D Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet te
pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen en −
kleding om brandwonden te voorkomen.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk
zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het
inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw
gezondheid.
D Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.
D Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg dat las-
rook en gassen afgezogen worden.
D Als er een slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gas-
masker.
D Lees de Materiaalveiligheids informatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor metalen, elektroden, elektrodebekledingen,
schoonmaakmiddelen en ontvetters.
D Werk alleen in een beslotenruimte als deze goed geventileerd
wordt. Of als u een beademingsapparaat draagt. Zorg ervoor dat
er altijd een ervaren persoon toekijkt. Lasdampen en gassen kun-
nen lucht verdringen en het zuurstofgehalte verlagen, wat
schadelijke invloed heeft op u lichaam en zelfs dodelijk kan zijn.
Zorg voor veilige ademlucht.
D Las niet in ruimtes waar dingen worden ontvet, schoongemaakt of
waar wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen rea-
geren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en
irriterende gassen vormen
D Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood-of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van
het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd
wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De belkedingen
en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen
produceren als ze gelast worden.
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen
ogen en huid verbranden
Boogstralen van het lasproces produceren zichbare
en onzichtbare (ultraviolette en infrarood) stralen die
uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het
lassen vliegen lasspatten en vonken in het rond.
D Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en
ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI
Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften).
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm
D Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen ; waarschuw
anderen om niet in de boog te kijken.
D Draag beschermende kleding, gemaakt van duurzaam, brandwe-
rend materiaal (leer en wol) en beschermend schoeisel
LASSEN kan brand of explosies ver-
oorzaken
Als er gelast wordt aan gesloten vaten zoals tanks,
trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen wor-
den Er kunnen vonken van de lasboog afvliegen. De
rondvliegende vonken, de temperatuur van het
werkstuk en van het gereedschap kunnen brand en brandwonden
veroorzaken. Toevallig contact van een elektrode met metalen
voorwerpen kan vonken, explosies, oververhitting of brand veroorza-
ken. Controleer eerst of de omgeving veilig is voordat u gaat lassen.
D Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10 meter van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brand-
werende materialen.
D Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
D Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
D Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het laswerk
gemakkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruim-
tes kunnen vliegen.
D Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt
D Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de
tegenovergestelde zijde
D Las niet aan gesloten vaten zoals tanks, trommels of pijpen, tenzij
ze voldoende voorbereid zijn volgens AWS F4.1 (zie veiligheids-
voorschriften)
D Niet lassen op plaatsen waar de omgevingslucht brandbaar stof,
gas of vloeistofdampen (bijv. van benzine) kan bevatten.
D Verbind de massakabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom een direkte
en korte weg aflegt en elektrische schokken en brandrisico’s ver-
meden kunnen worden
D Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.
D Haal de elektrode uit de elektrodehouder of knip de lasdraad af aan
de contactbuis als niet gelast wordt.
D Draag olie-vrije beschermende kleding zoals leren handschoenen
leren schort, broek zonder omslag, hoge schoenen en een helm.
D Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
D Inspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
D Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
D Volg de vereisten in OSHA 1910.252 (a) (2) (iv) en NFPA 51B voor
werken met hoge temperaturen, zorg dat er een brandmelder aan-
wezig is en dat u een blusapparaat onder handbereik hebt.
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
D Door lassen, bikken, het gebruik van draad-
borstels en slijpen kunnen vonken en rodvlie-
gende metaal-schilfers ontstaan. Als lasrup-
sen afkoelen, kunnen er slakresten rondvlie-
gen.
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
GASVORMING kan schadelijk voor
de gezondheid of zelfs dodelijk zijn
D Draai de gastoevoer dicht, wanneer u geen gas
gebruikt.
D Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur
OM-2226 Pagina 3
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE VELDEN
kunnen van invloed zijn op geïmplanteerde
medische apparatuur.
D Mensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten uit de buurt blijven.
D Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen
voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden
met booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden
of inductieverwarmen.
LAWAAI kan het gehoor aantasten
Lawaai van bepaalde werkzaamheden of appara-
tuur kan uw gehoor aantasten
D Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is
GASFLESSEN kunnen exploderen
als ze beschadigd worden
Gasflessen met beschermend gas bevatten gas
onder hoge druk. Als een gasfles beschadigd wordt,
kan deze exploderen. Aangezien gasflessen nor-
maal gesproken een onderdeel uitmaken van het
van het lasproces moet u er voorzichtig mee
omgaan.
D Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
D Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze niet
kunnen vallen of omkantelen.
D Houd de flessen uit de buurt van alle las- of andere stroomkringen
D Hang nooit een elektrodehouder over een gasfles.
D Laat nooit een laselektrode in aanraking komen met een gasfles.
D Las nooit op een gasfles onder druk; een explosie zal het gevolg
zijn.
D Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toepas-
sing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
D Draai bij het openen van de gasfles uw gezicht weg van het redu-
ceerventiel.
D Laat de beschermende kap over het ventiel over het ventiel zitten
behalve als de fles gebruikt wordt of aangesloten is voor gebruik.
D Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd gas,
bijbehorend materiaal en de CGA publikatie die in de Veiligheids-
voorschriften staat.
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
D Installeer of plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
D Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
D Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat
aan kan.
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden
tot OVERVERHITTING.
D Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
D Verminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
D Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
VALLENDE APPARATUUR kan letsel
veroorzaken.
D Gebruik alleen het hijsoog om het apparaat op
te tillen, en NIET de laskar, gasflessen of an-
dere accessoires.
D Gebruik gereedschap met voldoende capaci-
teit om het apparaat op te tillen en te ondersteu-
nen.
D Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant on-
der het apparaat uitsteken.
D Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren niet
in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
D Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of apparatuur
de Amerikaanse ARBO−richtlijn getiteld Applications Manual for
the Revised NIOSH Lifting Equation (Publication No. 94–110).
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
D Draag gezichtsbescherming om de ogen en
het gezicht te beschermen.
D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en op een veilige locatie. Draag hier-
bij de juiste gezichts-, hand- en lichaamsbescherming.
D Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
STATISCHE ELEKTRICITEIT kan PC-
kaarten beschadigen
D Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten of onderdelen aanraakt.
D Gebruik goede anti-statische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of transporteren
van PC-printplaten.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
D Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen
D Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
OM-2226 Pagina 4
LASDRAAD kan letsel veroorzaken
D Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
D Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad
wordt ingevoerd.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken
D Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren.
D Laat deuren, panelen, deksels en
beschermplaten alleen verwijderen door
bevoegd personeel indien nodig voor
onderhoud en storingzoeken.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud
en storingzoeken.
D Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en sluit pas dan de voeding
weer aan.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
D Draag gezichtsbescherming voor ogen en ge-
zicht te beschermen.
D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en die op een veilige locatie staat.
Draag tijdens het slijpen de nodige gezichts-, hand- en lichaams-
bescherming.
D Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
LEES DE INSTRUCTIES.
D Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
D Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
D Voer onderhoud en service uit zoals vermeld in de Handleidin-
gen, de industriële normen en de landelijke en ter plekke gelden-
de regelgeving.
H.F. STRALING kan storingen veroor-
zaken
D Hoog-frequente straling kan storing veroorza-
ken bij radio-navigatie, veiligheidsdiensten,
computers en communicatie-apparatuur.
D Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektronische
apparatuur deze installatie uitvoeren.
D De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij storingsproblemen als gevolg van de
installatie
D Als u van overheidswege klachten krijgt over storingen, stop dan
onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur.
D Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.
D Houd deuren en panelen van hoogfrequentbronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aar-
ding en afscherming om de mogelijkheid van storingen tot een
minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie
veroorzaken.
D Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische
apparatuur zoals computers en
computergestuurde apparatuur zoals robots.
D Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagnetisch
compatibel is.
D Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels zo
kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op de
vloer.
D Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van
gevoelige elektronische apparatuur.
D Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
D Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker
extra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het
lasapparaat, gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van
lijnfilters of afscherming van het werkterrein.
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die che-
micaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend is
dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen, kanker
veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie 25249.5
en volgend.)
Accupolen, -klemmen en soortgelijke accessoires bevatten
lood en loodverbindingen, chemicaliën waarvan het de Staat
Califorrnië bekend is dat ze kanker en geboorteafwijkingen of
andere voortplantingsproblemen veroorzaken. Was uw han-
den na aanraking.
Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het
de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwij-
kingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaakt. Was
na gebruik uw handen.
Benzinemotoren:
Uitlaatgassen van motoren bevatten chemicaliën waarvan
het de Staat Califorrnië bekend is dat ze kanker, geboorteaf-
wijkingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaken.
Dieselmotoren:
Van uitlaatgassen van dieselmotoren en bepaalde bestand-
delen ervan is het de Staat Califorrnië bekend dat ze kanker,
geboorteafwijkingen en andere voortplantings problemen
veroorzaken.
OM-2226 Pagina 5
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1,
from Global Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website:
www.global.ihs.com).
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding
and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Glob-
al Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website:
www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protec-
tion Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website:
www.nfpa.org and www. sparky.org).
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1,
from Compressed Gas Association, 4221 Walney Road, 5th Floor,
Chantilly, VA 20151 (phone: 703-788-2700, website:www.cganet.com).
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard
W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060
Spectrum Way, Suite 100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone:
800-463-6727, website: www.csa-international.org).
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec-
tion, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute,
25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, web-
site: www.ansi.org).
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot
Work, NFPA Standard 51B, from National Fire Protection Association,
Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org.
OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Indus-
try, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q,
and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Super-
intendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954
(phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices—
phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website:
www.osha.gov).
U.S. Consumer Product Safety Commission (CPSC), 4330 East West
Highway, Bethesda, MD 20814 (phone: 301-504-7923, website:
www.cpsc.gov).
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The Na-
tional Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600
Clifton Rd, Atlanta, GA 30333 (phone: 1-800-232-4636, website:
www.cdc.gov/NIOSH).
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk
elektrische en magnetische velden (EMV). Lasstroom veroorzaakt een
elektromagnetischveld rond de lasstroomkring en de lasapparatuur.
Elektromagnetischevelden kunnen interferentie veroorzaken bij
bepaalde medische implantaten zoals pacemakers. Voor personen die
medische implantaten hebben moeten beschermende maatregelen
worden genomen, bijv. toegangsbeperking voor passanten of een
risicoanalyse voor iedere afzonderlijke lasser. Alle lassers moeten de
volgende procedures naleven om zo blootstelling aan
elektro−magnetischevelden van de lasstroomkring tot een minimum te
beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te
plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan
één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de
apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten
en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het
draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun
arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt
komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, pla-
smaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts
wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM-2226 Pagina 6
OM-2226 Pagina 7
SECTIE 2 − DEFINITIES (CE−modellen)
2-1. Definities voor de waarschuwingslabels
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar
(zie de symbolen).
1 Een elektrische schok van een
laselektrode of de bedrading kan
dodelijk zijn.
1.1 Draag droge, geïsoleerde
handschoenen. De elektrode niet met
de blote hand aanraken. Geen natte
of kapotte handschoenen dragen.
1.2 Bescherm uzelf tegen elektrische
schokken door uzelf te isoleren van
het werk en de aarde.
1.3 Haal de stekker van de machine uit
het stopcontact of uit de machine,
voordat u aan de machine gaat
werken.
2 Het inademen van lasdampen kan
gevaarlijk zijn voor uw gezondheid.
2.1 Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
2.2 Gebruik actieve ventilatie of een
afvoersysteem om de dampen van de
werkplek af te voeren.
2.3 Gebruik een ventilator om de dampen
af te voeren.
3 Lasvonken kunnen ontploffingen of
brand veroorzaken.
3.1 Houd brandbare stoffen uit de buurt
van het laswerk. Niet lassen vlakbij
brandbare stoffen.
3.2 Lasvonken kunnen brand
veroorzaken. Zorg dat er een
brandblusapparaat in de buurt is en
zorg dat er een toezichthouder is die
klaarstaat om dit gebruiken.
3.3 Niet op vaten of dichte containers e.d.
lassen.
4 De stralen uit de boog kunnen ogen
en huid verbranden.
4.1 Draag een hoofddeksel en een
veiligheidsbril. Bescherm uw oren en
knoop de kraag van uw overhemd
dicht. Gebruik een lashelm met de
juiste filtersterkte. Draag bescherming
voor uw hele lichaam.
5 Zorg dat u geoefend raakt en lees de
aanwijzingen, voordat u aan de
machine gaat werken of gaat lassen.
6 Verwijder het label niet; verf het ook
niet over en dek het niet af.
1 1.1 1.2 1.3
2 2.1 2.2 2.3
3 3.1 3.2 3.3
4 4.1
5
6
179 310A
OM-2226 Pagina 8
2-2. Definities voor de waarschuwingslabels
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie
de symbolen).
1 Een elektrische schok van de
bedrading kan dodelijk zijn.
2 Haal de stekker van de machine uit het
stopcontact of uit de machine, voordat
u aan de machine gaat werken.
3 Op de ingangscondensator blijft
gevaarlijk onder spanning staan, ook
als de machine is uitgeschakeld. Raak
volledig opgeladen condensatoren nooit
aan.
4 Wacht altijd 60 seconden nadat de
stroom is uitgeschakeld, voor u aan het
apparaat gaat werken; OF
5 Controleer de spanning van de
ingangscondensator en zorg dat u er
zeker van bent dat deze bijna 0 is,
voordat u enig onderdeel aanraakt.
6 Als er stroom komt te staan op defecte
onderdelen, kunnen deze exploderen of
andere onderdelen laten exploderen.
7 Rondvliegende stukken van onderdelen
kunnen letsel veroorzaken. Draag altijd
een gezichtsscherm als u onderhoud
pleegt aan een apparaat.
8 Draag altijd lange mouwen en knoop
uw kraag dicht, als u onderhoud pleegt
aan een apparaat.
9 Nadat u de nodige voorzorgsmaatrege-
len hebt genomen, kunt u de eenheid
aansluiten op de stroomvoorziening.
> 60 s
V
V
V
1
2
3
45
6 7
8
9
S−185 836
1 Waarschuwing! Pas op! Kans
op gevaar (zie de symbolen).
2 Vallende apparatuur kan letsel
veroorzaken en het apparaat
beschadigen.
3 Til het apparaat altijd aan
beide handgrepen op en
ondersteun het. Houd de hoek
van het heftoestel altijd kleiner
dan 60 graden.
4 Gebruik een geschikte kar om
het apparaat te verplaatsen.
5 Het apparaat niet aan één
handgreep optillen of
ondersteunen.
S-179 309-A
= <60
°
1/96
1
2
34
5
2-3. WEEE label (Voor producten die in de EU zijn verkocht)
Voer dit product niet af met het nor-
male afval.
Bezorg elektrisch en elektronisch
(WEEE) afval, bij een recycle de-
pot.
Neem contact op met een recycle-
bedrijf of distributeur voor meer in-
formatie
OM-2226 Pagina 9
2-4. Symbolen en definities
A
Ampère Paneel TIG−lassen
Beklede electrode−
lassen
V
Volt Ingangsspanning
3-fasen statische frequentie-
omzetter-transformator-gelijkrichter
Uitgangsspanning
Automatische
zekering
Van op afstand
Aanraakstart −
Lift Arc (TIG)
Beschermende
aarde (massa)
Nagastijd Voorgastijd
S
Seconden
Aan Uit Positief Negatief
Wisselstroom Gasinvoer Gasuitvoer
I
2
Nominale
lasstroom
X
Inschakelduur Gelijkstroom Lijnverbinding
U
2
Conventionele
belastingsspanning
U
1
Primaire spanning
IP
Beschermings-
graad
I1max
Maximale nominale
voedingsstroom
I1eff
Maximale
effectieve
voedingsstroom
U
0
Nominale nullast-
spanning
(gemiddeld)
Pulserende
grondstroom
Startstroomsterkte
Toename/afname
kwantiteit
2−takt schakelaar
(TIG)
4−takt schakelaar
(TIG)
4−takt schakelaar
met houdfunktie
(TIG)
Percent
Hz
Hertz
Terughalen uit
geheugen
Boogsterkte (Dig) HF−start
Uitkratertijd Eindstroom
Pulspercentage
in tijd
Up−slope tijd
Kontaktor
gesloten (BE)
Pulseren aan/uit
Lasstroom of
piekstroom indien
pulserend lassen
Pulsfrequentie
Grondstroom Processen Pulseren Cyclus
Uitgangsspanning Keuze
S
Geschikt op plaat-
sen met verhoogd
electrocutiegevaar
OM-2226 Pagina 10
SECTIE 3 − INSTALLATIE
3-1. Belangrijke informatie betreffende CE-producten (voor verkoop binnen de EU)
! Deze apparatuur mag niet worden gebruikt door het algemene publiek aangezien de EMV-grenzen voor het algemene publiek
mogelijk kunnen worden overschreden tijdens het lassen.
Deze apparatuur is gebouwd conform EN 60974−1 en is louter bedoeld voor beroepsmatig gebruik (waar het algemene publiek geen toegang
heeft of waar toegang zodanig is geregeld dat deze gelijk is aan beroepsmatig gebruik) en alleen door een deskundig gebruiker of iemand die
hiertoe is opgeleid.
Draadaanvoersystemen en aanvullende apparatuur (zoals toortsen, vloeistofkoelsystemen en lasboog− en stabilisatieapparatuur) die onderdeel
uitmaken van het lascircuit mogen geen belangrijke bijdrage leveren aan het EMV. Zie de gebruikershandleidingen van alle onderdelen van de
lasstroomkring voor meer informatie over EMV-blootstelling.
S De meting van de EMV voor deze apparatuur vond plaats op een afstand van 0,5 meter.
S Op een afstand van 1 meter waren de waarden van de EMV-blootstelling minder dan 20% van de toegestane waarden.
3-2. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de voorzijde te vinden. Op het typeplaatje kunt u de elektrische spanning en het
vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde van
deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt als u het in de toekomst nodig hebt.
OM-2226 Pagina 11
3-3. Technische gegevens
Ingangs-
vermogen
Nominale opbrengs
t
Lasstroom−
bereik
Max. nullast
-
spanning
(Uo)
Gemiddelde
start piek-
spanning
(Up)
Ingaande stroom bij nominale
uitgangs- belasting, 50/60Hz
KVA KW
115 230 400 460
Driefasen
Beklede
elektrode
proces
150 A bij 26 VDC
en een inschakelduur
van 60%
1 − 200
80
9-14
15 KV** -−
13,1
0,16*
7,4
0,24*
6,4
0,25*
5,2
0,06*
5,0
0,03*
Driefasen
TIG-proces
175 A bij 17 VDC
en een inschakelduur
van 60%
1 − 200
80
9-14
15 KV**
-−
10,5
0,16*
6,0
0,24*
5,2
0,25*
4,2
0,06*
4,0
0,03*
Monofase
Beklede
elektrode
proces
200 A bij 28 VDC
en een inschakelduur
van 30%
1 − 200
80
9-14
15 KV**
18,4
0,16*
10,3
0,24*
8,9
0,25*
7,3
0,06*
7,0
0,03*
Monofase
TIG-proces
2000 A bij 18 VDC
en een inschakelduur
van 40%
1 − 200
80
9-14
15 KV**
12,7
0,16*
7,2
0,24*
6,2
0,25*
5,1
0,06*
4,9
0,03*
Monofase
Beklede
elektrode
proces
150 A bij 26 VDC,
en een inschakelduur
van 60%
1 − 200
80
9-14
15 KV** -−
21,7
0,23*
-−
10,6
,25*
5,0
0,05*
5,0
0,02*
Monofase
TIG-proces
175 A bij 17 VDC,
en een inschakelduur
van 60%
1 − 200
80
9-14
15 KV**
-−
17,4
0,23*
-−
8,5
,25*
4,0
0,05*
4,0
0,02*
Monofase
Beklede
elektrode
proces
125 A bij 25 VDC, en
een inschakelduur van
50%
1 − 200
80
9-14
15 KV**
34,1
0,42*
-−
-− -−
4,0
0,05*
3,8
0,03*
Monofase
TIG-proces
150 A bij 16 VDC,
en een inschakelduur
van 70%
1 − 200
80
9-14
15 KV**
29,7
0,42*
-−
-− -−
3,4
0,05*
3,4
0,03*
Monofase
Beklede
elektrode
proces
100 A bij 24 VDC, en
een inschakelduur van
80%
1 − 200
80
9-14
15 KV**
28,1
0,42*
-− -− -−
3,2
0,05*
3,2
0,03*
Monofase
TIG-proces
125 A bij 15 VDC, en
een inschakelduur van
100%
1 − 200
80
9-14
15 KV**
23,0
0,42*
-− -− -−
2,6
0,05*
2,6
0,03*
*In stationaire toestand
** Boogontstekings unit is gemaakt voor handmatig gebruik.
zKeuze lage open spanning bij TIG Lift Arc, of lage openspanning bij beklede elektrode.
Normale openspanning (80volt) is aanwezig, wanneer beklede elektrode met normale openspanning is gekozen.
. De inschakelduur wordt kleiner als de machine is aangesloten op 115 volt.
. De machine is uitgevoerd met “Auto−Line” Het Auto−Line circuit zorgt voor automatische voedingsaanpassing bij 120−460 VAC, een of drie
fasen, Zonder de machine te openen en de aansluitingen van de voeding te veranderen.
OM-2226 Pagina 12
3-4. Gelijkstroom-spanningsgrafieklijnen
ST- 189 767-A
0
20
40
60
80
100
120
140
0 50 100 150 200 250
0
20
40
60
80
100
120
140
0 50 100 150 200 250
.
Stick Max
TIG Max
Stick/TIG Min
DIG Max
Stick Max
TIG Max
DIG Max
Stick/TIG Min
De stroom/spanning grafieklijnen
geven de minimaal en de maximaal
mogelijke uitgangsspanning en
-stroom aan van de voedingsbron
voor het lasapparaat. De grafieklijnen
van de andere instellingen vallen
tussen de aangegeven krommen.
*Stroomsterkte moet worden verlaagd om stroom te verkrijgen die minder is dan markering*.
115 V/AC Ingaande spanning
Amperes
Ampères
Ampères
VoltsVolts
Andere spanningswaarden
OM-2226 Pagina 13
6 minuten lassen 4 minuten rusten
3-5. Inschakelduur en oververhitting
ST-189 770-A
0
15
A of V
Minuten
UITGANGSSTROOMWAARDEN
% INSCHAKELDUUR
De inschakelduur is het percentage
van 10 minuten dat het apparaat
kan lassen op nominale belasting
zonder oververhit te raken.
Als het apparaat oververhit raakt, is
er geen uitgangsspanning meer,
verschijnt er een Help-melding (zie
sectie 6-3) en gaat de koelventilator
draaien. Wacht vijftien minuten om
het apparaat te laten afkoelen.
Verlaag de stroomsterkte, de
spanning of de inschakelduur voor
u gaat lassen.
OPGELET − Door overschrijding
van de inschakelduur kan het ap-
paraat beschadigen en daarmee
komt de garantie te vervallen.
90 A bij 100% inschakelduur voor het 115 Volt monofase beklede elektrodeproces
125 A bij 100% inschakelduur voor het 115 Volt monofase TIG-proces
150 A bij 60% inschakelduur voor het beklede elektrode proces (andere spanningswaarden)
175 A bij 60% inschakelduur voor het TIG-proces (andere spanningswaarden)
Oververhitting
OF
verlaag de inschakelduur
OM-2226 Pagina 14
Afmetingen en gewicht
3-6. Een locatie kiezen
1
460 mm
ST-802 451
438 mm
333 mm
192 mm
15,7 kg - zonder voedingskabel
16,9 kg - met voedingskabel
1 Technische gegevens
Plaats het apparaat in de buurt van
een stroombron die de juiste
voeding biedt.
! Mogelijk is een speciale
installatie nodig, wanneer er
benzine of vluchtige vloeis-
toffen aanwezig zijn − zie
NEC artikel 511 of CEC sectie
20.
Luchtstroom
460 mm
OM-2226 Pagina 15
3-7. Aansluitklemmen van de laskabels en het kiezen van de kabelafmetingen*
OPGELET − .De totale kabellengte in de lasstroomkring (zie onderstaande tabel) is de lengte van beide laskabels tezamen. Als bijvoorbeeld de
stroombron 30 meter van het laswerkstuk is, dan is de totale kabellengte in de lasstroomkring 60 meter (2 kabels x 30 meter). Neem de 60m−kolom
voor het bepalen van de kabelafmetingen.
Maximale lengte van de kabel (koper) in de lasstroomkring**
30 m of minder 45 m 60 m 70 m 90 m 105 m 120 m
Aansluitklemmen
van lasuitgangs-
spanning
! Het apparaat uitscha-
kelen vooraleer de las-
kabels aan te sluiten.
! Geen versleten, bes-
chadigde, ondergedi-
mensionneerde of
slecht gemonteerde
kabels gebruiken.
Lasst-
room ***
60% in-
schakel-
duur
60 − 100%
inschakel-
duur
10 − 100% inschakelduur
Uitgangscontrastekkers
+
100 20 20 20 30 35 50 60 60
150 30 30 35 50 60 70 95 95
200 30 35 50 60 70 95 120 120
*Deze tabel is een algemene richtlijn en is in sommige gevallen niet aangepast. Als een kabel oververhit geraakt (normaal kan u dat ruiken),
gebruik dan een kabel met grotere sektie.
**De laskabelsektie in mm
2
is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder.
***In puls-MIG, de kabelsektie bepalen aan de hand van de gebruikte piekstroomwaarde.
Voor afstanden die langer zijn dan de afstanden in deze gids moet u een vertegenwoordiger van de fabriek raadplegen op telefoonnr.
920−735−4505.
OM-2226 Pagina 16
3-8. Informatie over de 14-pin contrastekker
ST-802 541
AJ
B
K
I
C
L
NH
D
M
G
E
F
AFSTANDSBEDIEND
E
14-PENS
Contact-
doos*
Contactdoosinformatie
UITGANG
(CONTACT-
SCHAKELAAR)
15 VOLT DC
A Contactschakelaarregeling +15 V/DC.
B Het sluiten van het contact naar A maakt
het 15 V/DC contactorstuur−circuit en zorgt
dat er uitgangs-spanning mogelijk is.
AFSTANDSBEDIENDE
UITGANGSSPANNING
C Uitgangsspanning naar afstandsbediening:
0 tot+10 V/DC naar afstandsbediening.
D Gemeenschappelijke van het
afstandsbedieningscircuit.
E 0 tot +10 volt DC invoercommandosignaal
van afstandsbediening.
A/V
STROOMSTERKTE
(AMPERAGE)
SPANNING (VOLTAGE)
F Stroomterugkoppeling; +1 volt DC per 100
ampère.
H Spannings terugkoppeling +1volt DC per 10
volt uitgangsspanning.
GND
G +15 V/DC GND
CHASSIS
K Gemeenschappelijk chassis.
*De overige contactdozen worden niet gebruikt.
. Als een handafstandsbediening zoals de RHC-14 wordt aangesloten op de 14-pens contrastekker, dan moet een stroomwaarde boven het mini-
mum worden ingesteld op de afstandsbediening voordat het paneel of de schakelaar op de afstandbediening wordt in geschakeld.
Als u dit nalaat, wordt de stroomsterkte geregeld door de paneelregeling en functioneert de handbediende afstandsbediening niet.
OM-2226 Pagina 17
3-9. 10-pens automatiseringsaansluiting (LX modellen)
Ref. ST-802 458
A
J
B
G
I
C
F
E
H
D
Contactdoos Informatie over de 10-pens stekkeraansluiting RC2
A Start/stop
B Gas
C Uitgaande spanning ingeschakeld
D Aarding chassis
E Uitkratertijd − collector
F Uitkratertijd − emitter
G Pulsblokkering − collector
H Pulsblokkering − emitter
I Boog aanwezig − collector
J Boog aanwezig − emitter
Omschrijving van de in- en uitgaande signalen
Ingangen
A verbonden met D start de lascyclus. Het opheffen er van stopt de lascyclus. Tijdens 4Takt start en stopt een kortstondige verbinding (langer
dan 100ms, maar korter dan 3/4 seconde) de lasuitgangsspanning.
B verbonden met D activeert de gastoevoer. Als er een voorgastijd is ingesteld, wordt de boog pas na deze tijd gestart. Als er een nagastijd is
ingesteld, blijft de gas doorstromen na het stoppen van de las, zelfs als de B naar D verbinding is verbroken.
C verbonden met D altijd handhaven. Als de verbinding tussen pennen C en D wordt verbroken, wordt de lasstroom gestopt, nagas timer komt
in, en HELP 13 is te zien op de meters.
Uitgangen
Uitgaande signalen zijn afkomstig van geïsoleerde open-collectortransistoren die minimaal 60 mA stroom kunnen leveren bij een piek van 27
Volt DC.
Uitkratertijd − uitgang is ingeschakeld tijdens de uitkratertijd.
Pulsblokkering is ingeschakeld tijdens de startstroom, de startstroom-tijd, de uitkratertijd, de eindstroom, de eindstroomtijd en als de pulsfre-
quentie lager is dan 10 Hz.
Boog Aan - is ingeschakeld als de startschakelaar is ingedrukt en de lasstroom hoger is dan 5 Ampère of de uitgangsspanning hoger is dan 5
volt maar lager dan 50 volt.
3-10. Typische toepassing voor automatisering
R
CR1
+
CR1
Naar apparatuur gebruiker
Voorbeeld 10−pens
aansluiting
Collector
Emitter
Er moet worden gekozen
voor spoelweerstand
plus R om de stroom
te beperken tot 75 mA
Door de gebruiker verzorgde
voeding tot een maximale
piekwaarde van 27 volt DC
OM-2226 Pagina 18
1 Gasinvoeraansluiting
Aansluiting heeft een 5/8−18
rechtse draad (3/8−19 BSPP)
2 Gasflesventiel
De gasfles lichtjes openen om vuil
van het mondstuk weg te blazen.
Terug dichtdraaien.
3 Gasontspanner
4 Debietregeling
Een typische waarde is 7,1 L/min.
De door de klant geleverde gaslei-
ding tussen de gasontspanner en
de gasinvoeraansluiting bevesti-
gen.
3-11. Beschermgasaansluiting
ST-802 452
3
2
4
1
11/16, 1-1/8 in, (21 mm)
Benodigde gereedschappen:
! De voeding uitschakelen
vooraleer aan te sluiten.
1 Negatieve (−) lasuitgang
Sluit de TIG toorts aan op de nega-
tieve lasuitgang.
2 Gasuitvoeraansluiting
De gasaansluiting van de toorts
hier verbinden.
3 Positieve (+) lasuitgang
Sluit de werkstukdraad aan op de
positieve lasuitgang.
4 14−pin contrastekker
De gewenste afstandsbediening
aansluiten.
5 Gasinvoeraansluiting
De gasleiding komende van de
gasfles hier aansluiten.
3-12. Aansluitingen voor TIG HF-puls / Lift-Arc DC EN (elektrode negatief)
Ref. ST-802 471
1
2
3
4
11/16 in, (21 mm)
5
Benodigde gereedschappen:
OM-2226 Pagina 19
3-13. Aansluitingen voor DCEP (elektrode positief)
Ref. ST-802 471
! De voeding uitschakelen
vooraleer aan te sluiten.
1 Negatieve (−) lasuitgang
Sluit de werkstukdraad aan op de
negatieve lasuitgang.
2 Positieve (+) lasuitgang
Sluit de elektrodehouder aan op de
positieve lasuitgang.
3 14−pin contrastekker
De gewenste afstandsbediening
aansluiten (zie Sectie 3-8).
1
2
3
OM-2226 Pagina 20
3-14. TIGRunner-aansluitingen
De wagen en de koeler zijn opties.
1 Gascilinder
2 Kettingen
Zet de gascilinder vast aan de kar
met kettingen.
Sluit de gasslang aan op de las-
stroombron (zie sectie 3-11).
Sluit de werkstukkabel en de toorts
aan op de lasstroombron (zie sectie
3-12).
3 Water Uit−aansluiting (naar
toorts)
Sluit de Water In−slang (blauw) aan
op de Water Uit−aansluiting van de
lasstroomvoeding.
4 Water In−aansluiting (vanaf
toorts)
Sluit de Water Uit−slang (rood) aan
op de Water In−aansluiting van de
lasstroomvoeding.
5 115 of 230 V AC geaarde
wandcontactdoos (afhankelijk
van het model)
Het wordt aanbevolen om bij 115 V
modellen een aparte groep te ge-
bruiken die 15A aan kan en is
beveiligd met zekeringen of au-
tomaten van 15 ampère. Het wordt
aanbevolen om bij 230 V modellen
een aparte groep te gebruiken
die 10A aan kan en is beveiligd met
zekeringen of automaten van
10 ampère.
6 Voedingskabel
OPGELET De stekker niet van een
115 V snoer knippen en deze niet
proberen te gebruiken voor
230 V; ook de stekker van een
230 V snoer niet afknippen en deze
niet proberen te gebruiken voor
115 V.
1
Laag geleidende koelvloeistof
Nr. 043 810**; gedestilleerd of
gedeïoniseerd water OK boven
32° F (0° C)
TIG of bij gebruik van HF*
Toepassing
*HF: Hoogfrequente stroom
**Koelvloeistof 043 810, een 50/50 oplossing, beschermt tot −37° F (−38° C) en gaat algengroei tegen.
OPGELET Als u een andere koelvloeistof gebruikt dan de middelen die in de tabel staan, vervalt
de garantie op alle onderdelen die in contact komen met de koelvloeistof (pomp, radiator, enz.).
Koelvloeistof
805 338−A
Benodigde gereedschappen:
11/16 in, (21 mm)
2
3
4
5
6
OM-2226 Pagina 21
3-15. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud
. De werkelijke voedingspanning mag niet onder 103 V/AC komen en niet boven 506 V/AC. Als de voedingsspanning buiten dit werkbereik valt,
werkt het systeem mogelijk niet volgens de specificaties.
Niet−naleving van deze aanbevelingen voor de zekering en de stroomonderbreker kan leiden tot gevaar voor elektrische schokken.
Deze aanbevelingen zijn vastgesteld voor nominaal gebruik en inschakelduur van de lasstroombron.
Monofase, en
een
inschakelduur
van 100%
Monofase, en
een
inschakelduur
van 60%
Driefasen, en een
inschakelduur van 60%
Ingaande spanning (V)
115 230 230 400 460
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning (A)
25 22 13,1 7,4 6,4
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van on-
derbreker in ampères
1
Traag
2
Normaal
3
25 25 15 8 8
35 30 20 10 10
Min. formaat invoerconductor in mm
2
,
4
6 4 2,5 2,5 2,5
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters
17 24 31 94 124
Min. formaat aardingsconductor in mm
2
,
4
6 4 2,5 2,5 2,5
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2008 (bevat ook artikel 630)
1.Als er een zekeringautomaat wordt gebruikt in plaats van een smeltveiligheid, kies dan een automaat die qua snelheid en stroom overeen komt met
de aanbevolen zekering.
2 De trage zekering zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL 248
3 De normale zekeringen zijn van klasse UL “K5” (tot 60A), en UL “H” (65A en meer).
4 De geleidergegevens in dit gedeelte hebben betrekking op het geleiderformaat (met uitzondering van het buigbare snoer of de buigbare kabel) tus-
sen de paneelkaart en de apparatuur conform NEC−tabel 310.16. Als er een buigbare snoer of kabel wordt gebruikt, moeten de minimum afmetingen
van de geleider mogelijk groter zijn. Zie NEC−tabel 400.5(A) voor de vereisten voor een buigbare snoer of kabel.
OM-2226 Pagina 22
3-16. Het aansluiten van de netvoeding
! De installatie moet voldoen aan alle
nationale en lokale regels en
voorschriften − alleen daartoe be-
voegde personen mogen deze
installatie uitvoeren.
! Ontkoppel en blokkeer de stroom-
voorziening voordat u de ingaande
geleiders vanaf het systeem aans-
luit.
! Sluit altijd eerst de groene of
groengele stroomgeleider aan op
een voedingsmassaklem en nooit
op een lijnklem.
. Het automatische-lijncircuit in dit
systeem past de voedingsbron
automatisch aan aan de primaire
spanning die wordt toegepast.
Controleer de ingangsspanning die
op de werkplek voorhanden is. Dit
systeem kan aangesloten worden op
elke bron tussen 120 en 460 V/AC
zonder dat de kap hoeft te worden
verwijderd om de voedingsbron
opnieuw te koppelen.
Voor driefasen:
1 Voedingskabel.
2 Ontkoppel het apparaat (de
schakelaar staat afgebeeld in de
OFF-stand)
3 Groene of groengele aardegeleider
4 Ontkoppel de aardingsklem van het
apparaat
5 Ingaande geleiders (L1, L2 en L3)
6 Ontkoppel de lijnklemmen van het
apparaat
Sluit eerst de groene of groengele
aardstroomgeleider aan op de
ontkoppelde aardingsklem van het
apparaat.
Sluit de ingaande geleiders L1, L2 en L3
aan op de ontkoppelde lijnklemmen van
het apparaat.
7 Overbelastingsbeveiliging
Bepaal het type en de maat van de
overbelastingsbeveiliging aan de hand
van Sectie 3-15 (afgebeeld: gezekerde
ontkoppelingsschakelaar).
Sluit de toegangsdeur van het
scheidingsmechanisme en sluit hem
stevig af. Verwijder de blokkering en zet
de schakelaar in de ON-stand.
2/04 - Ref. 802 136-A
L1
2
1
L2
L3
3
3
4
5
6
7
A. Aansluiten van de driefasen netvoeding
= GND/PE aarding
Benodigde gereedschappen:
OM-2226 Pagina 23
B. Enkelfasige ingaande voeding aansluiten
2/04 - Ref. 802 136-A
1
6
5
4
2
7
6
L1
L2
1
3
3
1
8
9
10
! De installatie moet voldoen aan alle
nationale en lokale regels en
voorschriften − alleen daartoe be-
voegde personen mogen deze
installatie uitvoeren.
! Ontkoppel en blokkeer de stroom-
voorziening voordat u de ingaande
geleiders vanaf het systeem aans-
luit.
! Sluit altijd eerst de groene of
groengele stroomgeleider aan op
een voedingsmassaklem en nooit
op een lijnklem.
. Het automatische-lijncircuit in dit
systeem past de voedingsbron
automatisch aan aan de primaire
spanning die wordt toegepast.
Controleer de ingangsspanning die
op de werkplek voorhanden is. Dit
systeem kan aangesloten worden op
elke bron tussen 120 en 460 V/AC
zonder dat de kap hoeft te worden
verwijderd om de voedingsbron
opnieuw te koppelen.
1 Zwart-witte ingaande draad (L1 en L2)
2 Rode ingaande draad
3 Groene of groengele aardegeleider
4 Isolatiemantel
5 Isolatietape
Isoleer de rode draad zoals afgebeeld.
6 Voedingskabel.
7 Ontkoppel het apparaat
(de schakelaar staat afgebeeld
in de OFF-stand)
8 Ontkoppel de aardingsklem
van het apparaat
9 Ontkoppel de lijnklemmen
van het apparaat
Sluit eerst de groene of groengele aard-
stroomgeleider aan op de ontkoppelde
aardingsklem van het apparaat.
Sluit de ingaande draden L1 en L2 aan
op de klemmen van schakelkast.
10 Overbelastingsbeveiliging
Bepaal het type en de maat van de
overbelastingsbeveiliging aan de hand
van sectie 3-15 (afgebeeld: gezekerde
ontkoppelingsschakelaar).
Sluit de toegangsdeur van het
scheidingsmechanisme en sluit hem
stevig af. Verwijder de blokkering en zet
de schakelaar in de ON-stand.
= GND/PE aarding
Benodigde gereedschappen:
OM-2226 Pagina 24
SECTIE 4 − WERKING
ST-207 690-A / ST-802 452
1
23
4
5
6
7
8
9 10
. Voor alle bedieningsfuncties van het
toetsenbord op het voorpaneel geldt:
druk op de drukschakelaar om het lampje
te laten branden en de functie in te
schakelen.
. Groen op een naamplaatje duidt op een
TIG-functie, grijs op een beklede elek-
trode functie.
1 Instelknop
Gebruik de instelknop samen met de
desbetreffende functieschakelaar op het
voorpaneel om de waarden voor die
specifieke functie te wijzigen. Zie sectie 4-2.
2 Ampèremeter en parameter display
Zie sectie 4-4.
3 Voltmeter
Zie sectie 4-5.
4 Process Controls
Zie sectie 4-6.
5 Procesregelknoppen
Zie sectie 4-8.
6 Stroomsterkteregeling en puntlas timer
regeling
Zie sectie 4-3 voor de stroomsterkterege-
ling.
Zie sectie 4-12 voor de puntlas timer
regeling.
7 Instel-regelknoppen
Zie sectie 4-11.
8 Aan/uit schakelaar
Gebruik deze schakelaar om het apparaat
aan en uit te zetten.
9 Puls regelknoppen (DX- en
LX-modellen)
Zie sectie 4-9.
10 Up/Downslope regeling (DX-, LX- en
alle CE modellen)
Zie sectie 4-10.
4-1. Bedieningsfuncties
OM-2226 Pagina 25
1 Instelknop
Gebruik de instelknop samen met
de desbetreffende functietoets op
het voorpaneel om de waarden
voor die specifieke functie te
wijzigen.
4-2. Instelknop
1
4-3. Stroomsterkteregeling
1 A (stroomsterkteregeling)
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Zie sectie 4-13 voor het bereik
van de stroomsterkteregeling
Druk op de drukschakelaar voor
de stroomsterkte en verdraai
de regelknop tot de gewenste
lasstroomsterkte. De instelling
voor de lasstroomsterkte is ook
de piekstroomsterkte als de
pulsfunctie actief is (zie sectie 4-9).
1
2
3
Of
Of
4-4. Ampèremeter en parameter display
1 Ampèremeter
Duidt de actuele stroomwaarde aan
tijdens het lassen. Indien niet gelast
wordt, duidt de ampèremeter de
voorafingestelde lasstroom en an-
dere waarden zoals beginstroom,
tijd, percentage en frequentie aan.
Het bijhorende lampje (LED) licht
op.
1
OM-2226 Pagina 26
4-5. Voltmeter
1 Voltmeter
Toont lasspanning of open spanning,
Als er geen uitgangsspanning
aanwezig is toont het scherm een
serie van drie streepjes (- - -). De
open spanning wordt getoond als er
voeding is en er uitgangsspanning is.
1
4-6. Proceskeuze
1
1 Proceskeuze
Op de toets drukken zodat het ge-
wenste lampje aangaat.
TIG HF-start − Deze boogontste-
kingsmethode maakt gebruik van
hoog frequent (zie Sectie 4-7). De-
ze methode kan gebruikt worden bij
AC of DC TIG−lassen. Sluit aan vol-
gens Sectie 3-12.
TIG Lift-Arc − Methode waarbij de
boogontsteking door contact van
de wolfraam elektrode met het
werkstuk tot stand komt. (zie Sectie
4-7). Deze methode kan gebruikt
worden bij AC of DC TIG−lassen.
Sluit aan volgens Sectie 3-12.
BE − Indien gekozen, zijn de Adap-
tif Hot Start en de boogsterkterege-
ling (DIG) aktief. Deze methode
kan gebruikt worden bij AC of DC
lassen van beklede elektroden.
Sluit aan volgens Sectie 3-13.
OM-2226 Pagina 27
4-7. Lift-Arc en HF TIG-startprocedures
Lift Arc ontstekingsmethode
Wanneer het lampje bij de Lift-Arct-knop brandt, start u de boog
als volgt:
1 TIG-elektrode
2 Lasobject
Raak met de wolfraam elektrode het werkstuk aan bij het
beginpunt en zorg met de toortsschakelaar, de voetbediening of
de handbediening dat er uitgangsspanning en beschermgas is.
Houd de elektrode 1 à 2 seconden tegen het werkstuk aan en
til de elektrode langzaam op. Wanneer de elektrode wordt opgetild,
vormt zich een boog.
Normale openspanning is niet aanwezig voordat de wolfraam
elektrode het werkstuk raakt; er is slechts een lage meetspanning
aanwezig tussen de elektrode het object.
De electronische uitgangsschakelaar wordt pas bekrachtigd als
de elektrode het object raakt. Hierdoor kan de elektrode het object
raken zonder oververhitting, zonder vast te komen zitten of
vervuilen.
Toepassing:
Lift Arc wordt gebruikt voor het DC met elektrode negatief of AC
TIG-lassen indien de HF-startmethode niet toegestaan of niet
wenselijk is, of om de strijkmethode te vervangen.
HF Start
Wanneer het lampje van de HF-startknop brandt, start dan de
boog als volgt:
De hoge frequentie wordt ingeschakeld zodra er uitgangsspanning
is om te helpen bij het starten van de boog. Wanneer de boog start,
wordt de hoge frequentie weer uitgeschakeld; telkens als de boog
wordt verbroken, wordt hij weer ingeschakeld om te helpen bij het
herstarten van de boog.
Toepassing:
HF-start wordt gebruikt voor het TIG-proces als er een
boogstartmethode vereist is waarbij geen contact mag worden
gemaakt.
1
GEEN lucifers aansteken!
2
Startmethode
waarbij de boog ontstaat
door contact te maken
met werkstuk.
”Aanraken” 1−2 seconden
OM-2226 Pagina 28
1 Regeling uitgang
Druk op de drukschakelaar tot
de gewenste parameter-LED oplicht.
RMT STD (Remote Standard =
afstandsbediening standaard)
Toepassing: Gebruik de toorts-
schakelaar (standaard) als de lasser een
voetpedaal of een handbediende
stroomsterkteregeling wil gebruiken (zie
sectie 5-3A).
. Als er een voet- of hand afstandsbe-
diening voor de stroom wordt aanges-
loten op de lassstroom- bron, worden
de startstroom-, up-slope-, uitkratertijd-
en eindstroomfunctie geregeld door
de afstandsbediening en niet door de
lasstroombron.
. Als een aan/uit- schakelaar wordt ge-
bruikt, moet dit een schakelaar zijn,
die in blijft staan. Alle sequencerfunc-
ties worden dan actief en moeten wor-
den ingesteld door de lasser.
RMT 2T HOLD
Toepassing: Gebruik de 2−taktfunctie met
houdfunctie als er lange lassen moeten
worden gelegd. Met deze 2T-functie is het
werk voor de lasser mogelijk minder
vermoeiend.
Als er een voet- of handbediende
afstandsbediening voor de stroom is
aangesloten op de lasstroombron, dan is
alleen de aan/uit-functie te gebruiken (zie
sectie 5-3B).
. Deze schakelfunctie kan opnieuw
worden geconfigureerd voor 4T, 4T
Kortstondig, Mini Logic, of puntlas-
sen. Zie sectie 5-3)
AAN
Twee seconden na de selectie komt
er stroom op de uitgang te staan.
Toepassing: Gebruik de uitgang
voor beklede-elektrodelassen of voor
booglassen zonder gebruik van een
afstandsbediening (zie sectie 5-3H).
4
-8. Regeling uitgang
1
OM-2226 Pagina 29
1 Puls regeling
Pulseren is alleen beschikbaar tijdens
het TIG-proces. De functie kan niet
worden gekozen als het beklede
elektrode proces actief is (zie sectie
4-6). De regelknoppen kunnen
tijdens het lassen worden bijgesteld.
Druk op de drukschakelaar om de
pulseerfunctie in te schakelen.
AAN − Als deze LED brandt, is de
puls functie ingeschakeld.
Druk op de drukschakelaar tot de
gewenste parameter-LED oplicht.
Om de puls functie uit te schakelen
moet u op de drukschakelaar
drukken en deze pas loslaten als de
Aan-LED uitgaat.
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Verdraai de regelknop (zie sectie 4-2)
om de juiste waarde te kiezen voor de
parameter van de actieve puls. De
gekozen waarde wordt op de
ampèremeter aangegeven (zie sectie
4-4). Ook gaat de LED voor de
bijbehorende meeteenheid (%, A, s,
Hz) van de actieve parameter branden
op de ampèremeter.
Zie sectie 4-13 voor alle parameter-
waarden van de puls functie.
PPS (pulsen per seconde of puls-
frequentie) - deze regelknop wordt
gebruikt om te bepalen hoe de lasbad
eruit gaat zien.
PEAK t (piektijd) - Het percentage
van elke pulscyclus dat mogelijk is op
piekstroomniveau.
BKGND A (grondstroom) − gebruik
deze functieknop om de lage puls
van de lasstroom in te stellen. Deze
koelt het lasbad af en is van invloed
op de algehele warmtetoevoer. De
grondstroom wordt ingesteld als
percentage van de piekstroom.
4 Golfvormen van de pulserende
uitgangsspanning
Het voorbeeld laat zien wat het effect
is op de pulserende golfvorm als de
piektijd wordt veranderd.
. Piekspanning wordt ingesteld
met behulp van de stroom- regel-
ing (zie sectie 4-3). Piekspanning
is de hoogste lasspanning die is
toegestaan in de pulscyclus. De
mate van neersmelt is direct ger-
elateerd aan de piekstroom.
Toepassing:
Door in te grijpen op te breedte,
hoogte en frequentie van de las door
gebruik te maken van de pulser kan
de lasser beter de warmtetoevoer in
het smeltbad kontroleren alsook de
breedte van het bad en de inbranding
(of penetratie).
Pulseren kan ook worden gebruikt voor
het trainen met toevoegmateriaal.
4-9. Puls regeling (DX- en LX-modellen)
1
3
2
In balans
Langere
tijdsduur
van de
piekspanning
Langer
tijdsduur
van de
grondstroom
Golfvormen van de pulserende
uitgangsspanning
Instelling percentage
(%) piektijd
(50%)
(80%)
(20%)
4
Grond-
stroom
Piek-
stroom
PPS
OM-2226 Pagina 30
4-10. Up/Downslope regeling (DX-, LX- en alle CE modellen)
1 Sequence regeling
Sequence regeling is alleen voor-
handen bij gebruik van het TIG- proces,
maar wordt uitgeschakeld als er
afstandbediening (hand of voet) wordt
aangesloten (in de stand RMT STD). De
parameters voor de sequence regeling
kunnen niet worden geselecteerd als
het beklede elektrode proces actief is
(zie sectie 4-6).
Druk op de drukschakelaar tot de
gewenste parameter-LED oplicht.
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Verdraai de regelknop (zie sectie 4-6)
om de juiste waarde in te stellen voor de
actieve sequence parameter. De
gekozen waarde wordt op de
ampèremeter aange− geven (zie sectie
4-4). Ook gaat de ampere LED voor de
bijbeho- rende meeteenheid (A, S)
branden.
Zie sectie 4-13 voor alle parameter-
waarden van de sequence regeling.
INITIAL A (startstroom) − Kies een
startstroomsterkte met de regelknop
welke anders is dan de lasstroom.
Toepassing:
De startstroom kan worden gebruikt
tijdens het TIG-lassen om het koude
materiaal mede voor te verwarmen
voordat er toevoegmetaal wordt
aangebracht of om te zorgen voor een
rustige start.
INITIAL t (starttijd) (alleen LX-
modellen) - Druk nogmaals op de
schakelaar en verdraai de regel- knop
knop om de tijd in te stellen die nodig is
aan het begin van de las.
INITIAL SLOPE t (up-slope-tijd) Kies
met behulp van de regelknop de
hoeveelheid tijd die nodig is om van de
startstroom naar de lasstroom te gaan.
Zet de knop op 0 om deze functie uit te
schakelen.
4 Drukschakelaar
voor stroomsterkte
Lastijd (alleen LX-modellen) - Druk
tweemaal op de drukschakelaar voor
de stroomsterkte. Stel de gewenste
lengte van de lasstijd in.
FINAL SLOPE t (uitkratertijd) − Kies
met behulp van de regelknop de
hoeveelheid tijd die nodig is om van de
lasstroom naar de eind- stroom te gaan.
Zet de knop op 0 om deze functie uit te
schakelen.
Toepassing:
Uitkrateren moet worden gebruikt bij het
TIG-lassen van materialen die gevoelig
zijn voor barsten en/of wanneer er geen
krater op het einde van de las zichtbaar
mag zijn.
FINAL A (eindstroom) - Verdraai de
regelknop om de eindstroom te kiezen.
De eindstroom is de stroom- sterkte tot
waartoe de lasstroom daald.
FINAL t (eindtijd) (alleen LX-
modellen) - Druk nogmaals op de
schakelaar en verdraai de regelknop om
de hoeveelheid tijd in te stellen die nodig
is aan het einde van de las.
2
3
1
4
OM-2226 Pagina 31
4-11. Instelknoppen (voorgas, nagas, boogregeling, doorblazen).
1 Instellen
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
functie-LED brandt.
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Verdraai de regelknop (zie sectie 4-2) om de
juiste waarde in te stellen voor de actieve
instelparameter. De gekozen waarde wordt op de
ampèremeter aange- geven (zie sectie 4-4).
Ook gaat de LED voor de bijbehoren- de
meeteenheid (seconden, %) van de actieve
parameter branden bij de ampèremeter.
Zie sectie 4-13 voor alle parameter- waarden
van de Instelling.
VOORGAS - Als het TIG HF-proces is
geactiveerd (zie sectie 4-6) en het regel-
paneel toont “Preflow” (voorgas), stel dan met
de regelknop de tijd in dat er gas moet stromen
voor het ontsteken vande boog . Zie sectie 5-1
voor het instellen van de voorgastijd voor
modellen die geen voorgastijdregeling hebben
op het voorpaneel.
Toepassing: Voorgas wordt gebruikt om de
atmosferische gassen direct rond het lasgebied
te verwijderen. Voorgas helpt ook bij het starten
van consistente bogen.
NAGAS - Als het TIG-proces is geactiveerd
(zie sectie 4-6), gebruik dan de regelknop om
de tijd in te stellen dat er gas moet stromen
nadat het lassen is gestopt.
Toepassing:
Nagas is nodig om de wolfraam en het smeltbad
te koelen en oxidevorming te voorkomen.
Verhoog de nagastijd indien de wolfraampunt
of de las een donkere kleur heeft.
DIG - Als het DC beklede elektrode proces is
geactiveerd (zie sectie 4-6), gebruik dan de
regelknop om de hoeveel- heid DIG in te
stellen. Bij instelling op 0 is de kortsluitstroom
bij lage boogspanning gelijk aan de normale
lasstroom.
Wanneer de instelling hoger wordt gezet, dan
wordt de kortsluitstroomsterkte verhoogd bij
lage boogspanning.
Toepassing:
De regelknop helpt bij het starten van de boog
of bij het verticaal of boven het hoofd lassen,
door het verhogen van de stroomsterkte bij
lage boogspannning en het vermindert de kans
op plakken tijdens het lassen
DOORBLAZEN (purge) - Wordt gebruikt in
het TIG-proces (zie sectie 4-6) om de gasklep
te activeren en de doorblaasfunctie te starten.
Druk op de schakelaar en houd hem vast voor
de gewenste doorblaastijd. Voor het instellen
van 1 tot 50 seconden extra doorblaastijd moet
u de schakelaar ingedrukt blijven houden en
daarbij de regelknop verdraaien. De standaard
fabrieksinstelling is 0.
Wanneer Doorblazen actief is, staat er [PUR]
op het linker scherm; op het rechter scherm
staat de doorblaastijd.
Als u op een van de drukschakelaars op het
voorpaneel drukt, verdwijnt de doorblaas
tijdsaanduiding, maar er blijft gas stromen tot
de vooringestelde tijd verstreken is.
Toepassing: Doorblazen wordt gebruikt om
verontreinigingen uit de beschermgasleidingen
te verwijderen.
1
2
3
OM-2226 Pagina 32
4-12. Puntlastijdregeling (alleen toepasbaar bij RMT 2T met houdfunctie)
1 Puntlastijd uitlezing
De puntlasfunctie kiezen conform
sectie 5-3G.
2 Drukschakelaar voor
stroomsterkte
3 Instelknop
Stel de puntlasparameters als
volgt in. Druk eenmaal op de
Stroomsterkte-drukschakelaar (de
Amp-LED op de meter gaat
branden) en verdraai de regelknop
om de stroomsterkte voor puntlassen
in te stellen. Druk nogmaals op de
Stroomsterkte-drukschakelaar (de
S-LED op de meter) gaat branden
en verdraai de regelknop om de
puntlastijd in te stellen (0,1-25
seconden). De fabrieksinstelling is
1 seconde.
Toepassing: Voor een tijdsbepaalde
las te bekomen. Gebruikt voor het
hechtlassen en het lassen van dun
materiaal.
SPO
1.0
1
3
2
4-13. Standaard fabrieksinstellingen en bereik en resolutie
Parameter Standaard Bereik en resolutie
PROCES
*Openspanning (OCV) beklede elektrode
TIG HF-impuls
Lage OCV
TIG HF-impuls / TIG lift / beklede elektrode
Lage openspanning / Normale openspanning
*Vastplak controle ScI (AAN) ScI (AAN) / Sc0 (UIT)
UITGANGSSPANNING
RMT 2T
RMT STD
2T
RMT STD / RMT 2T / AAN
RMT 2T kan opnieuw worden geconfigureerd voor:
2T / 4T / Mini Logic / 4T Kortstondig / Punt (zie sectie
5-3)
A HOOFD / PIEK
DC TIG
DC BEKLEDE ELEKTRODE
150 A
110 A
1 − 200 Amp
1 − 200 Amp
Puntlastijd
** Lastijd
1,0 S
0 S
0,1 − 25,0 seconden
Dubbel bereik en resolutie
0,0 − 99,9 / 100 − 999 seconden
PULSEREN
PPS
PIEKTIJD
GRONDSTROOM
Uit
100 Hz
40%
25%
AAN / UIT
Dubbel bereik en resolutie
0,1 − 9,9 / 10 − 500 Hertz
5 − 95 Percent
5 − 95 Percent
*Meterscherm “PPP” −−− (UIT) −−− (UIT) / PPP (AAN)
SEQUENCER
STARTSTROOM
**Starttijd
UP-SLOPE-TIJD
UITKRATERTIJD
EINDSTROOM
**Eindtijd
20 A
0 S
0 S
0 S
5 A
0 S
1 − 200 Amp
0,0 − 25,0 seconden
0,0 − 25,0 seconden
0,0 − 25,0 seconden
1 − 200 Amp
0,0 − 25,0 seconden
INSTELLEN
*VOORGAS
NAGAS
DIG
0,2 S
10,0 S
30%
0,0 − 25,0 seconden
0,0 − 50,0 seconden in
stappen van 0,2 seconden
0 − 100 percent
OM-2226 Pagina 33
MAXSTAR:
*Wolfraam
***Stroomsterkte
***Tijd
***Start−oplooptijd
***Vooringestelde minimum stroomsterkte
0,094
60
1
40
3
GEN, 0,020, 0,040, 0,062, 0,094, 0,125
1 − 200 Amp
1 − 200 milliseconden
0 − 250 milliseconden
1 − 20 Amp
* Aanpassen van een parameter met alleen gebruik van de configuratie van geavanceerde functies (zie Hoofdstuk 5).
**
Parameter wordt gebruikt bij de automatiseringsoptie (alleen LX−modellen).
*** Parameteraanpassing alleen met wolfraam GEN.
1 Proces-schakelaar
2 Output-schakelaar
3 Nagas/DIG-schakelaar
4 Aan/uit schakelaar
Om alle stroombronfuncties voor het
lassen weer op de oorspronkelijk
fabrieksinstellingen te zetten, moet
de beperkingsfunctie uitgeschakeld
zijn (zie sectie 4-4). Zet het apparaat
weer aan en druk ter gelijkertijd ver-
volgens op de Proces-, de Output- en
de nagas/DIG schakelaar, tot de
uitlezing van het softwarenummer is
verdwenen.
4-14. Het systeem terugzetten op de fabrieksinstellingen
Achterpaneel
1
2
3
4
OM-2226 Pagina 34
4-15. Timer / Lascyclus-teller
1 Output- en stroomsterkte-
regelknoppen
2 Aan/uit schakelaar
Zo is de timer/lascyclusteller te zien: zet de
aan/uit-schakelaar op aan en druk ter
gelijker tijd op de Stroomsterkte- en
Output-schakelaar totdat de uitlezing van
de softwareversie is verdwenen.
3 Boogtimer
Als wordt opgestart zoals hierboven
aangegeven, gaat de seconden-LED aan,
en verschijnt de boogtijd gedurende 5
seconden als [000 000] tot [999 999]. De
eerste vier cijfers geven het aantal uren, de
laatste twee geven de minuten aan. In het
voorbeeld is de boogtijd 1.234 uren en 56
minuten. De maximale boogtijd is 9.999 uur
en 59 minuten.
4 Lascyclusteller
Na 5 seconden gaat de ampère-LED
aan en verschijnt de lascyclusteller
gedurende de volgende 5 seconden als
[000 000] tot [999 999]. Het maximale aantal
lascycli is 999.999.
Achterpaneel
en
1
123
456
3/4
2
1
OM-2226 Pagina 35
SECTIE 5 − GEAVANCEERDE FUNCTIES
5-1. Toegang tot de geavanceerde functies
A. Toegang tot de programmeerbare TIG-startparameters
3
1
2
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte
2 Instellen
3 Instelknop
Voor toegang tot de geavanceerde functies
moet u de Stroomsterkte (A)−schakelaar
indrukken en ingedrukt houden en dan op de
Adjust−schakelaar drukken. Om door de
geavanceerde functies te bladeren, moet u
de Adjust−schakelaar indrukken en loslaten.
Met de regelknop kunt u de parameters voor
elke functie wijzigen.
Geavanceerde functies:
Programmeerbare TIG−startparameters
(zie Hoofdstuk 5-2) Hiermee kunt u de
stroomsterkte, tijd en polariteit instellen
voor boogstarts van verschillende
diameters wolfraamelektroden.
Afstandsbediende houd− en toorts-
schakelaarfuncties (zie Hoofdstuk 5-3)
voor opnieuw configureren van RMT 2T
Hold voor 3T, 4T kortstondig of Mini
Logic.
Voorstroomtijd (zie Hoofdstuk 5-4) − voor
het instellen van de gasstroomtijd voord-
at de TIG−boog start.
Selectie open spanning (OCV) beklede
elektrodelassen (zie Hoofdstuk 5-5)
Hiermee kunt u lage of normale open
spanning (open circuit voltage) kiezen.
SelectieVastvries−controle voor beklede
elektroden’ (zie Hoofdstuk 5-6) Als deze
functie is ingeschakeld en de laselektrode
vriest vast, dan wordt de
lasuitgangsspanning uitgeschakeld
teneinde te proberen de elektrode te
behouden voor hergebruik.
Beperkingsfuncties (zie Hoofdstuk 5-7)
Hiermee kunt u de beperking aan en uit
schakelen en de beperkingsniveaus
afstellen.
Meterdisplays (zie Hoofdstuk 5-8)
Hiermee kunt u de meters instellen voor
het tonen van de lasspanning en
de stroomsterkte of de meters
uitschakelen tijdens pulslassen.
Externe pulsregeling (zie Hoofdstuk
5-9) − Wordt gebruikt voor externe
pulsregeling als deze gewenst is.
Om de geavanceerde functies te verlaten
moet u de Stroomsterkte (A)−schakelaar
indrukken en ingedrukt houden en dan
op de Adjust−schakelaar drukken.
OM-2226 Pagina 36
5-2. Programmeerbare TIG-startparameters
A. Wolfraamkeuze
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Voorinstelling TIG−startparameters
Kies met de instelknop om de
wolfraamdiameter uit de volgende
mogelijkheden: 0,020 (0,5mm), 0,040
(1mm), 0,062 (1/16 inch of 1,6mm),
0,094 (3/32 inch of 2,4mm.), of 0,125
(1/8 inch of 3,2 mm) (0,094 is de
standaardinstelling). Wanneer een van de
aangegeven wolfraamdiameters wordt
gekozen, worden de volgende
TIG−startparameters vooringesteld:
stroomsterkte, starttijd, start−oplooptijd en
de vooringestelde minimum
stroomsterkte. Als het noodzakelijk
of gewenst is om de TIG−startparameters
handmatig in te stellen, verdraai dan de
instelknop tot er [GEn] op de ampèremeter
staat (zie Sectie B).
Stroom (A)
Starttijd
Start
oplooptijd
Vooringestelde minimum stroomsterkte
Startstroom-
sterkte
2
tun
094
3
1
OM-2226 Pagina 37
B. De keuze van GEN
1 Instelknop
2 Ampèremeter
3 Drukschakelaar
voor stroomsterkte
Als [GEn] wordt gekozen en wordt
weergegeven op de ampèremeter,
dan zijn de TIG−startparameters voor
0,094 (2,4mm) wolfraam
de standaard parameters. Deze zijn
als volgt: startstroomsterkte = 60 A,
starttijd = 1 ms, start−slopetijd =
40 ms, vooringestelde minimum
stroomsterkte = 3 A. Deze
parameters kunnen handmatig
worden gewijzigd door op de
stroomsterkteschakelaar te drukken
en alle instelbare parameters
te doorlopen. Zie secties C, D, E en
F voor het wijzigen van parameters.
Stroom (A)
Start−oplooptijd
Vooringestelde Minimum stroomsterkte 3 Amp
GEN standaard DC TIG−startparameterrelaties
Startstroom-
sterkte
60 Amp
40 ms
Starttijd
1 ms
1
GEn
2
3
OM-2226 Pagina 38
C. De programmeerbare TIG-startstroomsterkte wijzigen
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Ga als volgt te werk om de TIG−start-
stroomsterkte af te stellen:
Druk op de stroomsterkteschakelaar.
De LED van de schakelaar gaat branden
evenals de A−LED van de meter.
De huidige startstroom is op de
ampèremeter te zien en kan worden
bijgesteld (zie sectie 4-13) door de
regelknop te verdraaien.
Ga verder bij sectie D voor het wijzigen
van de starttijd.
2
StA
20
3
Current (A)
Start
Amperage
1
D. De programmeerbare starttijd wijzigen
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Ga als volgt te werk om de programmeer-
bare starttijd af te stellen:
Druk op de stroomsterkteschakelaar.
De S−LED van de schakelaar gaat bran-
den. De huidige starttijd is op de
ampèremeter in milliseconden te zien en
kan worden bijgesteld door de instelknop te
verdraaien (zie sectie 4-13).
Ga verder bij sectie E voor het wijzigen van
de start−oplooptijd.
Stroom (A)
Starttijd
3
2
Stt
10
1
OM-2226 Pagina 39
E. De start-oplooptijd wijzigen
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Ga als volgt te werk om de start−oplooptijd
bij te stellen:
Druk op de stroomsterkteschakelaar.
De LED van de schakelaar gaat branden
evenals de S−LED van de meter.
De huidige startstroom is op
de ampèremeter te zien in milliseconden
en kan worden bijgesteld (zie sectie 4-13)
door de instelknop te verdraaien.
Ga verder bij sectie F voor het wijzigen van
de vooringestelde minimum stroomsterkte.
Stroom (A)
Start−oplooptijd
2
StS
20
3
1
F. De vooringestelde minimum stroomsterkte wijzigen
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Ga als volgt te werk om de vooringestelde
minimum stroomsterkte bij te stellen:
Druk op de stroomsterkteschakelaar.
De LED van de schakelaar gaat branden
evenals de A−LED van de meter. De voor-
ingestelde minimum stroomsterkte is op de
ampèremeter te zien en kan worden bijge-
steld (zie sectie 4-13) door de instelknop te
verdraaien.
. De stroomsterkte die als
vooringestelde minimum stroomster-
kte wordt gekozen word de minimum
stroomsterkte die de machine zal lev-
eren als wissel.
Stroom (A)
Vooringestelde minimum stroomsterkte
2
PA_
5
3
1
OM-2226 Pagina 40
5-3. Output-regeling en toortsschakelaarfuncties
A. Afstandsbediende (standaard) toortsbediening
Stroom (A)
Voorgas
Startstroom
Up−slope tijd
Uitkratertijd
Nagas
Hoofdstroom
Eindstroom
R
R
P & H
Schakelaar (constant in)
Afstandsbediening (voet of hand)
P&H = De toortsschakelaar indrukken en vasthouden
R = De toortsschakelaar loslaten.
. Als er een afstandsbediening voor de stroomsterkte (voet- of handbediening) is aangesloten op lasstroombron, worden de startst-
room-, up-slope-, uitkratertijd- en eindstroomfunctie geregeld door de afstandsbediening en niet door de lasstroombron.
B. Afstandsbediende 2−takt toortsbediening
Stroom (A)
Voorgas
Startstroom
Up−slope tijd
Uitkratertijd
Nagas
P&R
Hoofdstroom
Eindstroom
P&R
P&R = De toortsschakelaar indrukken en loslaten.
. Als de toortsschakelaar langer dan 3 seconden wordt ingedrukt, schakelt de bediening over naar de RMT STD (afstandsbediening
standaard) functie.
OM-2226 Pagina 41
C. 3T specifieke toortsschakelaarmethode
1 3T (specifieke toortsschakelaarbediening)
Sequence is nodig voor herconfiguratie naar 3T.
3T vereist twee onafhankelijke moment-
schakelaars. Eén ervan wordt de start-
schakelaar. Deze moet worden aangesloten
tussen pennen A en B van de 14-pens
contrastekker voor de afstandsbediening. De
tweede wordt de eindschakelaar en hij moet
worden aangesloten tussen pennen D en E
van de 14-pens contrastekker voor de
afstandsbediening.
2 Instelknop
Draai de regelknop om 3T te selecteren.
Definities:
Up-slope-snelheid is de snelheid van de
stroomsterkteverandering zoals bepaald door
de startstroom, de up-slope-tijd en de
hoofdstroom.
Uitkratersnelheid is de snelheid van de
stroomsterkteverandering zoals bepaald
door de hoofdstroom, de uitkratertijd en de
eindstroom.
Bediening:
A. Druk op de startschakelaar en laat hem
binnen 3/4 seconde los om gasstroom te
krijgen. Druk op de eindschakelaar en laat
hem los om de voorgassequence te stop-
pen voordat de voorgastijd is verstreken
(25 seconden). De voorgastimer wordt
gereset en de lassequence kan weer wor-
den gestart.
. Als de startschakelaar niet opnieuw wordt
gesloten voor het einde van het voorgas,
stopt de gasstroom, wordt de timer
gereset en is het nodig om de start-
schakelaar in te drukken en weer los te
laten om de lassequentie weer te starten.
B. Druk op de startschakelaar om een boog
te starten op de startstroomsterkte. Als de
schakelaar wordt vastgehouden veran-
dert de stroomsterkte met de snelheid van
de up-slope (laat de schakelaar los om te
lassen op het gewenste ampèreniveau).
C. Wanneer het hoofdampèreniveau wordt
bereikt, kan de ontstekingsschakelaar
worden losgelaten.
D. Druk op de eindschakelaar en houd hem
vast om de stroomsterkte te verlagen op het
uitkraterniveau (laat de schakelaar los om
te lassen op het gewenste ampèreniveau).
E. Wanneer het eindampèreniveau wordt be-
reikt, dooft de boog en stroomt er bescherm-
gas gedurende de tijd die is ingesteld met
de nagasregeling.
Toepassing:
Door het gebruik van twee schakelaars in
plaats van potmeters biedt 3T de operator de
mogelijkheid om de stroomsterkte oneindig te
verhogen en te verlagen of te pauzeren en de
stroomsterkte binnen het bereik te houden
dat is bepaald door begin-, hoofd- en eind-
stroomsterkte.
Stroom (A)
Bediening met toortsschakelaar
*
*
*
*
*
*
*
A B CDE
Voorgas startstroomsterkte/
up-slope
Hoofdstroom Uitkrateren /
Eindstroomsterkte
Nagas
* De boog kan op elk moment worden gedoofd door de start- en de eindschakelaar tegelijk in te drukken of door de toorts op te tillen en de
boog af te breken.
1
rt
3t
=3T
2
OM-2226 Pagina 42
D. 4T specifieke toortsschakelaarmethode
=
rt
4t
4T
1
2
1 4T Specifieke toortsschakelaarbediening
2 Instelknop
Draai de regelknop om 4T te selecteren.
De toortsbediening verloopt als geïllustreerd.
Met 4T kan de lasser omschakelen tussen de lasstroom en de
eindstroom.
. Als er een afstands- bediening aangesloten is op de lasstroom-
bron, regel de lascyclus dan met de afstandsbedienings- scha-
kelaar. De stroom wordt door de lasbron geregeld.
Toepassing:
Deze functie gebruiken als een afstandsbediening wenselijk is,
maar er alleen een aan/uit- toortsschakelaar voorhanden is.
Stroom (A)
Voorgas
Startstroom
Up−slope tijd
Uitkratertijd
Nagas
P&H R
P&H R
P&R
Hoofdstroom
Eindstroom
Toortsbediening 4-takt
P&R
P&H = De toortsschakelaar indrukken en vasthouden. R = De toortsschakelaar loslaten. P&R = De toortsschakelaar indrukken en binnen
3/4 seconde loslaten.
E. Mini Logic-werking
=
rt
4tL
Mini Logic
1
2
1 Mini Logic-scherm
2 Instelknop
Draai de regelknop om Mini Logic te selecteren.
De toortsbediening verloopt als geïllustreerd.
In Mini Logic kan de lasser schakelen tussen de up−slope of de
hoofdstroom en de startstroom,. De eindstroomfunctie is niet be-
schikbaar. De uitkraterfunctie daalt altijd tot de minimum
stroomsterkte en beëindigt de cyclus.
. Als er een afstands- bediening aangesloten is op de las-
stroombron, regel de lascyclus dan met de afstandsbedienings-
schakelaar. De stroom wordt door de lasbron geregeld.
Toepassing: Deze functie gebruiken indien een afstandsbediening
wenselijk is, maar enkel een aan/uit toorts- schakelaar voorhanden
is.
*
*
*
*
Voorgas
Startstroom
Up−slope tijd
Uitkratertijd
Nagas
Hoofdstroom
P&H = De toortsschakelaar indrukken en vasthouden. R = De toortsschakelaar loslaten. P&R = De toortsschakelaar indrukken en
binnen 3/4 seconde loslaten.
* = De boog kan op elk moment worden gedoofd bij de uitkratersnelheid door op de toortsschakelaar te drukken en hem ingedrukt te
houden.
P/H R
P/R P/R P/R
P/R P/R P/H
Toortsbediening 4-takt
OM-2226 Pagina 43
F. Werking 4T Kortstondig
1 Meterscherm 4T Kortstondig
2 Instelknop
Verdraai de regelknop om 4T
Kortstondig te selecteren.
De toortsbediening bij 4T
Kortstondig verloopt zoals wordt
aangegeven.
. Als er een afstands- bediening
aangesloten is op de las-
stroombron, regel de lascyclus
dan met de afstandsbedien-
ings- schakelaar. De stroom
wordt door de lasbron gere-
geld.
Toepassing:
Gebruik de 4T Kortstondig-functie
wanneer de functies van een af-
standsbediening wenselijk zijn, maar
er alleen een afstandsbediende
aan/uit-schakelaar voorhanden is.
4T Kortstondig
hoofdstroom
Stroom (A)
Voorgas
Startstroom
Up−slope tijd
Uitkratertijd
Nagas
Hoofdstroom
Eindstroom
. Wanneer de toortsschakelaar voor het eerst wordt ingedrukt en losgelaten: Als de toortsschakelaar meer dan 3 sec-
onden wordt vastgehouden, eindigt de cyclus van de toortsschakelaar.
P&R
P&R P&R
P&R
P&R = De toortsschakelaar indrukken en loslaten.
P&R
*
* = Als hij wordt ingedrukt en losgelaten tijdens de uitkratertijd, wordt de boog onderbroken en komt het nagasfunctie in.
rt
4tE
1
2
OM-2226 Pagina 44
G. Puntlasfunctie
= Puntlassen
Stroom (A)
Voorgas
Nagas
Tijdsduur puntlasstroom
De toortsschakelaar
indrukken en vasthouden
1 Meterscherm puntlasfunctie
. Bij puntlassen worden de se-
quence instellingen niet mee-
genomen; ook zijn ze niet pro-
gram- meerbaar.
. Als er een afstands- bediening
aangesloten is op de las-
stroombron, regel de lascyclus
dan met de afstandsbedien-
ings- schakelaar. De stroom
wordt door de lasbron geregeld.
De toortsbediening verloopt als
geïllustreerd.
Toepassing: Voor een tijds-
bepaalde las te bekomen. Gebruikt
voor het hechtlassen en het lassen
van dun materiaal.
Laat de toortsschakelaar los
na afloop van de puntlastijd
rt
SPO
1
OM-2226 Pagina 45
H. Toortsschakelbediening aan
Spanning (V)
Stroom (A)
Stroom (A)
Kontakt maken met beklede elektrode
Lift beklede elektrode
Kontaktstroom
Startstroomsterkte
Up−slope tijd
Hoofdstroom
Kontakt maken
met wolfraam
Het wolfraam
een stukje optillen
Het wolfraam
optillen
AAN
2 sec.
Stick (vuldraad)
Optillen
OM-2226 Pagina 46
5-4. De gasvoorstroomtijd instellen
1 Instelknop
Verdraai de regelknop en kies
een waarde van 0 tot 25 secon-
den voor het voorgas. De ge-
kozen waarde is op de
ampèremeter te zien.
Toepassing: Voorgas wordt ge-
bruikt om de atmosferische gas-
sen direct rond het lasgebied te
verwijderen. Voorgas helpt ook
bij het starten van consistente
bogen.
PrE
0.2
1
5-5. Selectie openspanning (OCV) beklede elektrodelassen
oc
1
LO
2
1 Instelknop
2 Meterscherm
Draai de instelknop om te wisselen Lage
OCV en Normale OCV. De actieve selectie
wordt getoond op de meters.
Wanneer beklede elektrode met lage OCV
wordt geselecteerd, dan is de openspanning
tussen 9 en 14 volt. Wanneer beklede
elektrode met normale OCV wordt
geselecteerd, dan is de openspanning
circa 72 volt.
Toepassing: Gebruik een lage
openspanning voor de meeste beklede-
elektrodetoepassingen. Gebruik normale
openspanning voor lastig te onsteken
beklede elektrodes of, indien nodig, voor
uw specifieke toepassing.
5-6. Selectie ‘Vastvries-controle voor beklede elektrode’
ON
Stc
1
2
1 Instelknop
2 Display voor de keuze van de
parameters van de ampèremeter
Verdraai de instelknop om op het display
te kiezen tussen ‘Vastvries-controle voor
beklede elektroden’ [AAN] of [UIT].
Als ‘Vastvries-controle voor beklede elek-
troden’ is ingeschakeld en de laselektrode
zit vast, dan wordt de lasuitgangsspanning
uitgeschakeld.
Toepassing: Bij de meeste beklede
elektroden-toepassingen moet u deze
functie uitzetten. Als de ‘Vastvries-controle’ is
ingeschakeld en de laselektrode zit vast,
dan wordt de lasuitgangsspanning
uitgeschakeld teneinde te proberen de
elektrode te behouden voor hergebruik. Dit
geeft de lasser de gelegenheid om de
elektrode los te maken of uit de elektrodetang
te halen zonder dat er een lasboog
ontstaat. Schakel ‘Vastvries-controle’
in als deze functie gewenst is.
. Bij sommige toepassingen moet
de ‘Vastvries-controle’-functie
uitgeschakeld zijn, bijvoorbeeld bij
grote beklede-elektroden die op hoge
stroomsterkten werken.
OM-2226 Pagina 47
5-7. Beperkingsniveaus
A. Instellen van de beperkingsniveaus
2
oFF
cod
1
oFF
Loc
Zie sectie 4 om de verklaring van de bedieningsfuncties
vermeld in deze sectie 5-7.
Er zijn vier (1−4) verschillende beperkingsniveaus. Elk volgend niveau
geeft de lasser minder flexibiliteit.
. Zorg ervoor dat voor het instellen van de beperkingsniveaus de
juiste instellingen van de parameters en de juiste procedures
gevolgd worden. Het instellen van de parameters is beperkt
wanneer de beperkingsniveaus geselecteerd zijn.
Ga als volgt te werk om het beperkingsniveau in te schakelen:
1 Instelknop
2 Stroomsterkteschakelaar (A)
Druk op de Stroomsterkteschakelaar (A) om te wisselen tussen
de vergrendeling en de codeweergaves. Blijf doorgaan tot de code
wordt getoond.
Draai de regelknop om een beperkingscodenummer te selecteren.
Het codenummer verschijnt op de ampèremeter. Kies een getal
van [1] t/m [999]. BELANGRIJK: onthoud dit codenummer; u hebt
het nodig om de beperking weer uit te schakelen.
Druk op de stroomsterkteschakelaar (A) tot de beperking wordt
getoond op het scherm. U kunt nu een beperkingsniveau selecteren.
U kunt kiezen uit vier beperkingsniveaus. Verdraai de regelknop
om een beperkingsniveau te selecteren (zie sectie 5-7B voor
de beschrijvingen van het beperkingsniveau).
Als de gewenste drie cijfers zijn ingevoerd en er is een
beperkingsniveau geselecteerd, verlaat dan Geavanceerde functies
(zie sectie 5).
Ga als volgt te werk om het beperkingsniveau weer uit te
schakelen:
Voer met de instelknop hetzelfde codenummer in te voeren dat was
gebruikt om de beperking in te schakelen.
Druk op de stroomsterkteschakelaar (A). Het scherm
op de ampèremeter (rechts) verandert in [OFF]. De beperking is
nu uitgeschakeld.
Selecteer
het codenummer
1 t/m 999
Selecteer het beperkingsniveau
1, 2, 3 of 4
Schakelaar
Schakelaar
OM-2226 Pagina 48
Stel de stroomsterke met de instelknop
in op +/− 10 % van de vooringestelde
waarde.
Niveaus 1, 2 en 3
Geeft aan welke functies beschikbaar zijn
voor het bijbehorende beperkingsniveau.
B. Beperkingsniveaus
L3
AJ
B
K
I
C
L
NH
D
M
G
E
F
L2 L1 L3
Niveau 4
. Zorg ervoor dat voor het instellen van de
beperkingsniveaus de juiste instellingen
van de parameters en de juiste
procedures gevolgd worden. Het
instellen van de parameters is beperkt
wanneer de beperkingsniveaus
geselecteerd zijn.
Niveau 1
. De afstandsbediening van de lasstroom
is niet mogelijk in niveau 1.
TIG-uitgang selectie
Als het TIG HF-puls- of het TIG Lift
Arc-proces (zie sectie ) actief was op het
moment dat beperkingsniveau 1 werd
geactiveerd, kan de operator kiezen tussen
RMT STD (afstandsbediend standaard)
en RMT 2T HOLD (afstandsbediend 2T met
houdfunctie) (zie sectie 5-8). De Aan-functie
is ook beschikbaar als TIG Lift Arc actief
was.
De uitgangsselectie van beklede elektrode
Als beklede elektrode actief was op
het moment dat beperkingsniveau 1 werd
geactiveerd, kan de operator kiezen tussen
RMT STD en Aan.
Als de parameterwijziging of -keuze wordt
beperkt door beperkingsniveau 1, is [LOCK]
[LEV1] te zien op het scherm als
geheugensteuntje.
Niveau 2
. De afstandsbediening van de lasstroom
is niet mogelijk in niveau 2.
Omvat alle functies van niveau 1 plus de
proceskeuze (zie sectie 4-6).
Als de parameterwijziging of -keuze wordt
beperkt door beperkingsniveau 2, is [LOCK]
[LEV2] te zien op het scherm als
geheugensteuntje.
Niveau 3
. De afstandsbediening van de lasstroom
is niet mogelijk in niveau 3.
Dit niveau heeft dezelfde functies als niveaus
1 en 2, plus de volgende extra functies:
De lasstroom kan bijgeregeld worden
binnen +/− 10 % van de vooringestelde
TIG- of beklede elektrode-
lasstroomwaarde.
Kies het gewenste proces, TIG of beklede
elektrode en stel met de regelknop
de stroomsterkte in op +/− 10% van de
vooringestelde waarde tot de limiet van de
machine. Als de lasser buiten de +/− 10%
probeert te gaan, is [LOCK][LEV3] te zien op
het scherm van de ampèremeter (rechts) als
geheugensteuntje.
Pulseren aan/uit
Geeft de lasser de mogelijkheid te pulseren
of niet.
Als de parameterwijziging of -keuze wordt
beperkt door beperkingsniveau 3, is [LOCK]
[LEV3] te zien op het scherm als
geheugensteuntje.
Niveau 4
Niveau 4 heeft dezelfde functies als niveau 3,
plus de volgende extra functie:
Afstandsbediening van de lasstroom
Geeft de mogelijkheid een afstandsbediening
te gebruiken. De afstandsbediening regelt
van de minimum waarde van de stroombron
tot de vooringestelde waarde op het
frontpaneel. De afstandsbediening aansluiten
volgens sectie 3-8.
Als de parameterwijziging of -keuze wordt
beperkt door beperkingsniveau 4, is [LOCK]
[LEV4] te zien op het scherm als
geheugensteuntje.
OM-2226 Pagina 49
5-8. Setting Unit To Display PPP While Pulse Welding (DX Models Only)
1 Instelknop
2 PPP-meteruitlezing
Verdraai de regelknop om te
wisselen tussen standaard
weergave en [PPP]
-meterweergave.
Wanneer de [PPP]
-meterweergave actief is tijdens
pulserend lassen, is de [PPP] te
zien op het rechter scherm van de
meter en is de houdfunctie van de
meter uitgeschakeld.
De [PPP] -meterweergave heeft
geen invloed op de normale
stroomsterkte- weergave of op de
houdfuncties in een niet-
pulserende lasfunctie.
2
− −
PLS
1
PPP
5-9. Externe pulsregeling
1 Instelknop
2 Parameterselectien op
ampèremeter
Verdraai de instelknop om de
externe pulsregeling aan of uit te
zetten (standaard is de
‘uit’−stand).
Als de externe pulsregeling aan
staat: Stroomregeling met een
afstandbediening aangesloten op
de 14−pens stekkerbus met een
spanning van 0 tot 10 volt, zal een
lasstroom geven van 0 tot 200 A.
2
oFF
EPc
1
OM-2226 Pagina 50
SECTIE 6 − ONDERHOUD EN STORINGEN VERHELPEN
6-1. Routineonderhoud
! Ontkoppel de voeding voordat u met het onderhoud begint.
. Geef vaker een onderhoudsbeurt als het apparaat zwaar belast wordt.
n = Controleer Z = Vervangen ~ = Reinigen Δ = Repareer l = Vervang
* uit laten voeren door een door de fabriek erkende onderhoudsmonteur.
elke 3
maan-
den
nl Labels n l Gasslangen
nΔ lKabels en snoeren
elke 3
maan-
den
~ Reinig maandelijks bij intensief gebruik
! Ontkoppel de voeding voordat u met het onderhoud be-
gint (zie Sectie 6-2) .
A. Optionele koeler
n = Controleren Z = Verversen ~ = Reinigen Δ = Repareren l = Vervangen
* Moet worden verricht door een door de fabriek geautoriseerd servicebedrijf
Elke
3
maanden
~ Koelvloeistoffilter,
vaker einigen
bij intensief gebruik.
~ Blaas de koelribben
van de warmtewisselaar uit.
n Controleer het koelvloeistofpeil.
Bijvullen met gedistilleerd of gedeïoniseerd
water indien nodig.
Elke
6
maanden
nl Slangen
nl Labels
Elke
12
maanden
Z Ververs de koelvloeistof.
OM-2226 Pagina 51
6-2. De binnenzijde van het apparaat schoonblazen
ST-802 451
! De kast niet verwijderen als u de
binnenzijde van het apparaat
schoonblaast.
Om het apparaat schoon te blazen moet
u de luchtstroom op de afgebeelde wijze
door het ventilatiekanaal blazen.
OM-2226 Pagina 52
6-3. Hulpscherm voltmeter/ampèremeter
. Alle richtingen zijn t.o.v. de voorzijde
van het apparaat. Alle schakelingen
waarnaar wordt verwezen bevinden
zich in het apparaat.
0 Hulpscherm 0
Geeft kortsluiting aan in het thermische
beveiligingscircuit in het onderste koelblok.
Als dit scherm te zien is, neem dan contact
op met een door de fabrikant erkende
service-agent.
1 Hulpscherm 1
Geeft een storing aan in de primaire
stroomkring die is veroorzaakt door een te
sterke stroom in het primaire IGBT-circuit.
Als dit scherm te zien is, neem dan contact
op met een door de fabrikant erkende
service-agent.
2 Hulpscherm 2
Geeft een storing aan in het thermische
beveiligingscircuit in de onderste koelblok.
Als dit scherm te zien is, neem dan contact
op met een door de fabrikant erkende
service-agent.
3 Hulpscherm 3
Geeft aan dat de onderste koelblok
oververhit is. Het apparaat is gestopt om de
ventilator de gelegenheid te geven om het
af te koelen (zie sectie 3-5). Wanneer het
apparaat is afgekoeld, kunt u verder
werken.
4 Hulpscherm 4
Geeft een storing aan in het thermische
beveiligingscircuit op het bovenste
koelblok. Als dit scherm te zien is, neem
dan contact op met een door de fabrikant
erkende service-agent.
5 Hulpscherm 5
Geeft aan dat het bovenste koelblok
oververhit is. Het apparaat is gestopt om de
ventilator de gelegenheid te geven om het
af te koelen (zie sectie 3-5). Wanneer het
apparaat is afgekoeld, kunt u verder
werken.
6 Hulpscherm 8
Geeft een storing aan in de secundaire
stroomkring van het apparaat. Er is sprake
van een hoge nullast. Als dit scherm te zien
is, neem dan contact op met een door de
fabrikant erkende service-agent.
7 Hulpscherm 9
Geeft een storing aan in het thermische
beveiligingscircuit op het bovenste
koelblok. Als dit scherm te zien is, neem
dan contact op met een door de fabrikant
erkende service-agent.
8 Hulpscherm 10
Geeft aan dat de schakelaar van het pistool
in ingedrukt. Laat de schakelaar vrijkomen
om verder te gaan.
9 Hulpscherm 12
Geeft aan dat de installatie onjuist is. U
probeert een instelling die niet is
toegestaan.
10 Hulpscherm 13 (alleen LX−modellen)
Inschakelsignaal onderbroken, waardoor
de lasstroom stopt maar het gas blijft stro-
men als de nagasfunctie actief is of de gas-
regeling op de 10-pens aansluiting actief is
(zie Sectie 3-9).
11 Hulpscherm 21
Geeft aan dat er een spannings− of
stroomterugkoppeling is gedetecteerd met
de contactschakelaar uitgeschakeld. Als
dit scherm te zien is, neem dan contact op
met een door de fabrikant erkende service−
agent.
1
AV
2
AV
3
AV
HEL P-1
HEL
P-2
HEL P-3
4
AV
HEL P-4
5
AV
HEL P-5
0
V
HEL P-0
7
AV
HEL P-9
8
AV
HEL P10
A
10
AV
HEL P13
9
AV
HEL P12
6
AV
HEL P-8
11
AV
HEL P21
OM-2226 Pagina 53
6-4. Storingen
Probleem Oplossing
Geen uitgangsspanning voor het lassen;
het apparaat werkt totaal niet.
Zet de werkschakelaar aan (zie sectie 3-16).
Controleer de netzekering(en) en vervang ze indien noodzakelijk of reset de stroomonderbreker
(zie sectie 3-16).
Controleer of de voeding goed is aangesloten (zie sectie 3-16).
Geen uitgangsspanning om te lassen;
de meter staat op ON.
Als er een afstandsbediening wordt gebruikt, zorg er dan voor dat het juiste proces wordt
ingeschakeld om de uitgangsspanning te kunnen regelen bij de 14-pin contrastekker
(indien van toepassing, zie sectie 3-8).
De ingaande spanning is buiten het toegestane variatiebereik (zie sectie 3-15).
Kijk de afstandsbediening na, repareer hem of vervang hem.
Het apparaat is oververhit. Laat het apparaat afkoelen met de ventilator aan (zie sectie 3-5).
Onregelmatige of onjuiste
lasuitgangsspanning.
Gebruik een laskabel van het juiste formaat en type (zie sectie 3-7).
Reinig alle lasaansluitingen en zet ze vast (zie sectie 3-7).
De ventilator werkt niet. Kijk of er iets is dat de ventilator blokkeert, waardoor hij niet kan draaien.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur de motor van de ventilator nakijken.
Dwalende boog
Gebruik het juiste formaat wolfraam (zie sectie NO TAG).
Gebruik goed voorbereid wolfraam (zie sectie NO TAG).
Verlaag de gastoevoer (zie sectie 3-11).
De wolfraam elektrode oxideert en blijf
t
niet helder na het voltooien van de las.
Scherm het lasgebied af tegen tocht.
Verhoog de nagastijd (zie sectie 4-1).
Kijk alle gasfittingen na en draai ze aan (zie sectie 3-11).
Water in de toorts. Zie handleiding van de toorts.
OM-2226 Pagina 54
SECTIE 7 − ELECTRISCH SCHEMA
Figuur 7-1. Stroomkringschema
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
S Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
S Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
S Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
S Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
237 566-B
OM-2218 Pagina 55
SECTIE 8 − HOGE FREQUENTIE
8-1. Lasprocessen waarvoor hoge frequentie nodig is
high_freq 7/05 − S-0693
1 HF-spanning
TIG − helpt de boog om de lucht-
spleet te overbruggen tussen de
toorts en het lasobject en/of om de
boog te stabiliseren.
1
TIG
Werk
8-2. Juiste installatie
1 Bron van de hoge frequentie
(lasstroombron met ingebouwd of los
HF-apparaat)
Geaarde metalen machinekast, werk-
uitgangsklem, lijnscheidingsmechanisme, in-
gaande voeding en werkbank.
2 Middelpunt van laszone
Middelpunt tussen HF-bron en lastoorts.
3 Laszone
Een cirkel van 15m in alle richtingen vanaf het
middelpunt.
4 Uitgaande lasspanningskabels
Houd de kabels kort en dicht bij elkaar.
5 Buisverbindingen en aarding
Verbind alle buisstukken elektrisch met be-
hulp van koperstrippen of omvlochten draad.
Zorg om de 15 m voor aarding van de buis.
6 Waterbuizen en fittingen
Zorg om de 15 m voor aarding van de
waterbuizen.
7 Externe stroom- of telefoonkabels
Plaat de HF-bron op minimaal 15 m afstand
van stroom- en telefoonkabels.
8 Aardingsstang
Raadpleeg de geldende landelijke richtlijnen
voor de specificaties.
Vereisten voor metaalbouw
9 Hechtmethoden voor
metaalbouwpanelen
Las bouwpanelen aan elkaar of verbind ze
met bouten, breng koperen verbindingsplaat-
jes of omvlochten draad aan over de naden
heen en aard het frame.
10 Ramen en deuren
Dek alle ramen en deuren af met geaard koper
gaas met een maasgrootte van niet meer dan
6,4 mm.
11 Gedeelte boven de deur
Aard dit gedeelte.
Ref. S-0695 / Ref. S-0695
1
2
3
4
7
8
5
8
6
Aard het lasobject
als de voorschriften
dit vereisen.
Aard alle metalen ob-
jecten en alle bedra-
ding in de laszone.
Geen metaalbouw
9
11
10
Metaalbouw
8
8
15 m
15 m
Laszone
OM−2226 Pagina 56
SECTIE 9 − RICHTLIJNEN VOOR HET INSTELLEN VOOR (GTAW) TIG LASSEN
9-1. Opstelling voor DC - GTAW zachtstaal #16 en roestvrij staal
Dit symbool geeft aan welke functies actief moeten zijn voor het lassen van roestvrij
Zet de machine aan (de schakelaar bevindt zich op het achterpaneel)
Druk op de Processchakelaar tot de LED voor TIG HF-impuls brandt
Druk op de Outputschakelaar tot de LED voor RMT STD brandt
Druk op de GAS/DIG-schakelaar tot de LED voor nagas brandt
Draai de regelknop om 8 seconden nagastijd te verkrijgen
Druk op de stroomsterkteschakelaar A tot de LED brandt
Draai de regelknop om de gewenste stroomsterkte te verkrijgen (50 - 80 A voor roestvrij staal) of (55
tot 88 A voor zachtstaal*).
. De ampèremeter toont de parameters voor de volgende meeteenheden als ze actief zijn: stroomsterkte, tijd, percentage
of frequentie. De bijbehorende LED die recht onder de ampèremeter zit, gaat ook branden. De ampèremeter toont
ook de werkelijke stroomsterkte tijdens het lassen.
226 868-B
OM-2226 Pagina 57
HOOFDSTUK 10 − EEN WOLFRAAM ELEKTRODE KIEZEN
EN VOORBEREIDEN VOOR HET LASSEN MET EEN
LASINVERTER, OP GELIJKSTROOM OF WISSELSTROOM
gtaw_Inverter_2010−04dut
! Gebruik waar dit mogelijk en praktisch is, gelijkstroom in plaats van wisselstroom.
10-1. Een wolfraam elektrode kiezen
(draag schone handschoenen om verontreiniging van het wolfraam te voorkomen)
Stroomgamma Type gas − Polariteit
Elektrodediameter (DCEN) − Argon
Gelijkstroom, elektrode negatief
(voor gebruik met zachtstaal of roestvast staal)
AC − Argon
Balansregeling op 65% elektrode negatief
(voor gebruik met aluminium)
Wolfraamlegeringen met 2% cerium (oranje band), 1,5% lanthanum (grijze band) of 2% thorium (rode band)
0,010” (1 mm) Tot 25 Tot 20
0,020” (1 mm) 15-40 15-35
0,040” (1 mm) 25-85 20-80
1/16” (1,6 mm) 50-160 50-150
3/32” (2,4 mm) 130-250 135-235
1/8” (3,2 mm) 250-400 225-360
5/32” (4,0 mm) 400-500 300-450
3/16” (4,8 mm) 500-750 400-500
1/4” (6,4 mm) 750-1000 600-800
Typisch gasbeschermingsdebiet ligt tussen 11 tot 35 cfh (311 tot 991 liter/uur).
Waarden hierboven vermeld dienen als richtlijn en zijn aanbevelingen van de American Welding Society (AWS) en van de elektrodefabrikanten.
10-2. Een wolfraam elektrode voorbereiden voor het lassen op gelijkstroom/elektrode
negatief (DCEN) of wisselstroom bij gebruik van een lasinverter
! Het slijpen van de wolfraamelektroden veroorzaakt stof en vonken die verwonding en brand kunnen veroorza-
ken. Voorzie voldoende ventilatie (afzuiging) van de slijpmachine of draag een goedgekeurd zuurstofmasker.
Lees het veligheidsblad voor veiligheidsinformatie. Cerium- of lanthaangelegeerde wolfraamelektroden in
overweging nemen in plaats van gethorieerd wolfraam. Thorium gelegeerde elektroden bevatten licht radio-
actieve stoffen. Het slijpstof op een milieuvriendelijke manier verwerken. Draag de nodige gezichts-, hand-
en lichaamsbescherming. Hou brandbare stoffen uit de buurt.
1 Slijpschijf
De elektrode slijpen met behulp van een hard
abrasieve slijpschijf alvorens te lassen.
Geen slijpmachine gebruiken die reeds
gebruikt wordt voor ander werk; zoniet kan
de elektrode besmet worden en een mindere
laskwaliteit veroorzaken.
2 Wolraamelektrode
Een 2% ceriumgelegeerde wolfraam elektrode
wordt aanbevolen.
3 Afvlakking
De afvlakking bepaalt de stroomcapaciteit.
4 Lengterichting
Slijp in de lengterichting, niet radiaal.
1
3
4
2
Radiaal slijpen
veroorzaakt
een verlopende
vlamboog
Onjuiste
wolfraamvoorbereiding
2-1/2 maal de
elektrodediameter
Ideale wolfraamvoorbereiding −
stabiele vlamboog
OM-2226 Pagina 58
HOOFDSTUK 11 − RICHTLIJNEN VOOR TIG-LASSEN
11-1. Positie van de lastoorts
Ref. ST-161 892
! Het slijpen van de wolfraam
electroden veroorzaakt stof
en vonken die verwonding
en brand kunnen veroorza-
ken. Voorzie voldoende ven-
tilatie (afzuiging) van de
slijpmachine of draag een
goedgekeurd zuurstofmas-
ker. Cerium of Lanthaan ge-
legeerde wolfraam electro-
den in overweging nemen in
plaats van gethorieerd wol-
fraam. Thorium gelegeerde
electroden bevatten licht ra-
dioaktieve stoffen. Het slijp-
stof op een milieuvriendelij-
ke manier verwerken. Draag
de nodige gezichts−, hand−
en lichaamsbescherming.
Hou brandbare stoffen uit de
buurt.
1 Werkstuk
Het werkstuk zuiver maken voor-
aleer te lassen.
2 Massaklem
Zo dicht mogelijk bij de las plaatsen.
3 Toorts
4 Toevoegdraad
5 Gasbuis
6 Wolraamelectrode
De Wolraamelectrode kiezen en
aanslijpen volgens Sectie 10.
Richtlijnen:
De binnendiameter van de gasbuis
moet minstens driemaal groter zijn
dan de electrodediameter om vol-
doende gasbescherming te geven.
De Wolfraamelectrode mag niet
meer uitsteken in lengte dan de
grootte van de binnendiameter van
de gasbuis.
De booglengte is de afstand tussen
de electrode en het werkstuk.
1
10−25°
10−15°
6
2
3
4
90°
4
5
3/16 in
1/16 in
6
5
Onderaanzicht
OM-2226 Pagina 59
Zonder toevoegmetaal
11-2. Toortsbeweging tijdens het lassen
ST-162 002-B
75°
75°
15°
Lasrichting
Lasbad vormen Toorts kantelen Naar het voorste deel van het smeltbad
bewegen. Herhaal het proces.
Met toevoegmetaal
Lasrichting
Lasbad vormen Toorts kantelen
Naar het voorste deel van het smeltbad
bewegen. Herhaal het proces.
Metaaldraad toevoegen
Toevoegdraad terugtrekken
11-3. Toortsposities voor verscheidene lasverbindingen
ST-162 003 / S-0792
75°
70°
90°
20°
20°
10°
15°
75°
20-40°
30°
15°
75°
90°
15°
Stompe las
Hoeklas
Overlapnaad
Buitenhoeklas
OM-2226 Pagina 60
SECTIE 12 − RICHTLIJNEN BEKLEDE ELEKTRODE
LASSEN
12-1. Display uitlezing voor DC BE (electrode positief)
207 694-A
1 Voorpaneel
De juiste display uitlezing voor
normaal Beklede elektrode lassen.
. Voor alle bedieningsfuncties
van het toetsenbord op het
voorpaneel geldt: druk op de
drukschakelaar om het lamp-
je te laten branden en de func-
tie in te schakelen.
. Grijs op een naam- plaatje
duidt op een beklede elektro-
de (zie sectie 4-1 voor de be-
schrijving van de regelfunc-
ties).
1
OM-2226 Pagina 61
HOOFDSTUK 13 − RICHTLIJNEN BEKLEDE ELEKTRODE
LASSEN
! De lasstroom start als de
elektrode het werkstuk raakt.
! Lasstroom kan elektro-
nische onderdelen in voertui-
gen beschadigen. Ont- kop-
pel beide accukabels voor-
dat u aan een voertuig gaat
lassen. Plaats de massaklem
zo dicht mogelijk bij de las.
. Draag altijd geschikte bescher-
mende kleding
1 Lasobject
Zorg dat het lasobject schoon is voor
u begint te lassen.
2 Massaklem
3 Elektrode
Een elektrode met een kleine dia-
meter heeft minder stroom nodig
dan een grote. Volg de instructies
van de fabrikant van de elektrode
als u de lasstroom instelt (zie sectie
13-2).
4 Geïsoleerde elektrodehouder
5 Stand elektrodehouder
6 Booglengte
De booglengte is de afstand van de
elektrode tot het werkstuk. Een kor-
te boog met de juiste stroomsterkte
geeft een scherp krakend geluid af.
7 Slak
Verwijder slak met een bikhamer en
een staalborstel. Verwijder slak en
controleer het lasbad voor u weer
verder gaat met lassen.
13-1. Lasprocedure met beklede elektroden
stick 2010−02 − ST-151 593
1
4
3
5
2
7
6
Benodigde
gereedschappen:
OM-2226 Pagina 62
13-2. Overzicht elektrode- en stroomsterktetabel
Ref. S-087 985-A
3/32
1/8
5/32
3/16
7/32
1/4
1/16
5/64
3/32
1/8
5/32
3/16
7/32
1/4
3/32
1/8
5/32
3/16
7/32
1/4
3/32
1/8
5/32
3/16
7/32
1/4
3/32
1/8
5/32
3/16
7/32
1/4
3/32
1/8
5/32
3/16
3/32
1/8
5/32
6010
&
6011
6013
7014
7018
7024
Ni-Cl
308L
50
100
150
200
250
300
350
400
450
ELECTRODE
DC*
AC
POSITION
PENETRATION
USAGE
MIN. PREP, ROUGH
HIGH SPATTER
GENERAL
SMOOTH, EASY,
FAST
LOW HYDROGEN,
STRONG
SMOOTH, EASY,
FASTER
CAST IRON
STAINLESS
DEEP
DEEP
LOW
MED
LOW
LOW
LOW
LOW
ALL
ALL
ALL
ALL
ALL
FLAT
HORIZ
FILLET
ALL
ALL
EP
EP
EP,EN
EP,EN
EP
EP,EN
EP
EP
6010
6011
6013
7014
7018
7024
NI-CL
308L
*EP = ELECTRODE POSITIVE (REVERSE POLARITY)
EN = ELECTRODE NEGATIVE (STRAIGHT POLARITY)
ELECTRODE
AMPERAGE
RANGE
DIAMETER
13-3. Een boog creëren
S-0049 / S-0050
1 Elektrode
2 Lasobject
3 Boog
De aanstrijk techniek
Sleep de elektrode over het werk
-
stuk alsof u een lucifer aansteekt
.
Til de elektrode een klein stukje op
nadat u het werkstuk heeft aange
-
raakt. Als de boog dooft, dan is de
elektrode te hoog opgetild. Als de
elektrode aan het lasobject blijf
t
plakken, maak hem dan met een
snelle draai los.
De techniek d.m.v. aanslaan
Laat de elektrode recht op he
t
werkstuk zakken en til hem dan
een klein stukje op om de boog te
starten. Als de boog dooft, dan is
de elektrode te hoog opgetild. Als
de elektrode aan het werkstuk blijf
t
plakken, maak hem dan met een
snelle draai los.
1
2
3
1
3
2
OM-2226 Pagina 63
13-4. De elektrodehouder positioneren
S-0060
90° 90°
10°-30°
45°
45°
10°-30°
1 Eindaanzicht van werkhoek
2 Zijaanzicht van elektrodehoek
1
1
2
2
VULLASSEN
GROEFLASSEN
13-5. Slechte lasnaad karakteristieken
S-0053-A
5
4
2
3
1
1 Grote lasspatten
2 Ruwe ongelijke las
3 Kleine krater tijdens het lassen
4 Slechte overlapping
5 Slechte inbranding
13-6. Goede lasnaad karakteristieken
S-0052-B
1
5234
1 Fijne spatjes
2 Gelijkmatige las
3 Middelmatige krater tijdens het
lassen
Leg een nieuwe las of laag voor elke
1/8 inch (3,2 mm) dikte van het te las-
sen basismetaal.
4 Geen overlapping
5 Goede inbranding in basis
metaal
OM-2226 Pagina 64
13-7. Omstandigheden die van invloed zijn op de vorm van de las
S-0061
10° - 30°
. De vorm van de las wordt
beïnvloed door de elektrode-
hoek, de booglengte, voorloop
snelheid en de dikte van het te
lassen basismetaal.
Hoek te klein Hoek te grootJuiste hoek
Trekken
Te kort
Normaal
Te lang
Spatten
Langzaam
Normaal
Snel
ELEKTRODEHOEK
BOOGLENGTE
VOORLOOPSNELHEID
13-8. De elektrodebeweging tijdens het lassen
S-0054-A
1
2
3
. Normaal gesproken is één getrok-
ken las voldoende voor de meeste
lassen met een smalle groef; bij
lassen met een brede groef of bij
het overbruggen van spleten wer-
ken zwaailassen of meerdere ge-
trokken lassen echter beter.
1 Getrokken las − regelmatige
beweging langs de naad
2 Zwaailas − beweging van de ene
naar de ander kant langs de las
3 Zwaaipatronen
Gebruik zwaaipatronen om een breed
gebied te bedekken met één elektro-
debeweging. De zwaaibreedte mag
niet groter zijn dan 2-1/2 maal de dia-
meter van de elektrode.
OM-2226 Pagina 65
13-9. Gegroefde lasnaden
S-0062
30°
2
1
1/16 in.
3
4
1 Hechtlassen
Voorkom bij het hechtlassen dat er verbin-
dingsranden ontstaan door samentrek-
ken van materialen voordat men gaat af-
lassen.
2 Vierkante groeflas
Goed voor materialen tot 3/16 inch (5 mm)
dikte.
3 Enkele V-groeflas
Goed voor materialen van 3/16 − 3/8 inch
(5-9 mm) dikte. Schuin snijden met zuurstof
en acetyleen of plasmasnijdapparatuur.
Verwijder de schilfers van het materiaal
na het snijden. Er kan een ook slijpmachi-
ne worden gebruikt om de schuine randen
voor te bereiden.
Maak een schuine hoek van 30 graden
op het materiaal bij V-groeflassen.
4 Dubbel V-groeflassen
Goed voor materialen die dikker zijn dan
3/8 inch (9 mm).
(1,6 mm)
13-10.Overlapnaad
S-0063 / S-0064
30°
of minder
30°
of minder
1
1
2
3
1 Elektrode
2 Eenlaags hoeklas
Beweeg de elektrode in een cirkelbewe-
ging.
3 Meerlaags hoeklas
Las een tweede laag als een zwaardere
hoeklas nodig is. Verwijder de slak voordat
u een nieuwe las maakt. Las beide zijden
van de verbinding voor maximale sterkte.
13-11. T-verbinding
S-0060 / S-0058-A / S-0061
45°
of
minder
1
2
1
3
2
1 Elektrode
2 Hoeklas
Houd de boog kort en beweeg met een
vaste snelheid. Houd de elektrode
zoals is afgebeeld om te zorgen voo
r
samensmelting tot in de hoek. Vierkan
-
te rand van het lasoppervlak.
Las beide zijden van het staande pro
-
fiel voor maximale sterkte.
3 Neersmelt van meerdere lagen
Las een tweede laag als er een zwaarde
-
re hoeklas nodig is. Gebruik hiervoo
r
een van de zwaaipatronen die staan af
-
gebeeld in sectie 13-8. Verwijder schil
-
fers voor u een nieuwe lasbeweging
maakt.
OM-2226 Pagina 66
13-12.Lastest
S-0057-B
3
2
1
3
2
1
(51-76 mm)
(6.4 mm)
(51-76 mm)
1 Bankschroef
2 Lasverbinding
3 Hamer
Sla in de aangegeven richting op
de lasverbinding. Een goede las
buigt door maar breekt niet.
2 à 3 inch
1/4 inch
2 à 3 inch
13-13.Problemen oplossen − Porositeit
Porositeit − kleine holtes of gaten die het gevolg zijn van gasinsluiting in het lasmetaal.
Mogelijke oorzaken Herstellen
Booglengte te lang. Verlaag de booglengte.
Vochtige elektrode. Gebruik een droge elektrode.
Vuil werstuk. Verwijder al het vet, olie, vocht, roest, verf, coatings, slak en vuil van het werkoppervlak voor u
gaat lassen.
Uitzonderlijk spatten − het spatten van gesmolten metalen deeltjes die afkoelen en hard worden
vlakbij de las.
Mogelijke oorzaken Herstellen
De stroomsterkte is te hoog
voor de elektrode.
Verlaag de stroomsterkte of neem een grotere elektrode.
Booglengte te lang of spanning te hoog. Verlaag de booglengte of de spanning.
Onvolledige neersmelt − het lasmetaal versmelt niet volledig met het basismetaal of
met een eerdere lasverbinding.
Mogelijke oorzaken Herstellen
Onvoldoende warmte inbreng. Verhoog de stroomsterkte. Kies een grotere elektrode en verhoog de stroomsterkte.
Onjuiste lastechniek. Breng een draadlas aan op de juiste locatie(s) van de verbinding.
Pas de werkhoek aan of maak de groef breder om bij de onderkant te komen tijdens het las-
sen.
Houd de boog even kort op de zijwanden van de groef als u een zwaaitechniek gebruikt.
Houd de boog op de oplopende kant van het lasbad.
Vuil werstuk. Verwijder al het vet, olie, vocht, roest, verf, coatings, slak en vuil van het werkoppervlak
voor u gaat lassen.
OM-2226 Pagina 67
Onvoldoende inbranding − versmelting tussen lasmetaal en basismetaal niet
diep genoeg.
Onvoldoende inbran-
ding
Goede inbranding
Mogelijke oorzaken Herstellen
Verbinding niet goed voorbereid. Materiaal te dik. De voorbereiding van de verbinding en de vorm moeten toegang verschaffen
tot de onderzijde van de groef.
Onjuiste lastechniek. Houd de boog op de oplopende kant van het lasbad.
Onvoldoende warmte inbreng. Verhoog de stroomsterkte. Kies een grotere elektrode en verhoog de stroomsterkte.
Verminder de voorloopsnelheid.
Te sterke inbranding − het lasmetaal smelt door het basismetaal
heen en hangt onder aan de las.
Goede inbranding
Te sterke inbranding
Mogelijke oorzaken Herstellen
Te hoge warmte inbreng. Kies een lagere stroomsterkte. Gebruik een kleinere elektrode.
Verhoog de voorloopsnelheid of houd een constante snelheid aan.
Doorbranden − het lasmetaal smelt volledig door het basismetaal heen hetgeen gaten veroorzaakt
waar geen metaal meer is.
Mogelijke oorzaken Herstellen
Te hoge warmte inbreng. Kies een lagere stroomsterkte. Gebruik een kleinere elektrode.
Verhoog de voorloopsnelheid of houd een constante snelheid aan.
Zwaaiende lasverbinding − het lasmetaal loopt niet parallel en dekt de naad niet af van het basis-
metaal.
Mogelijke oorzaken Herstellen
Geen vaste hand. Gebruik twee handen. Oefen de techniek.
Vervorming − samentrekken van lasmetaal tijdens het lassen waardoor er krachten komen op het ba-
sismetaal waardoor het beweegt.
Het basismetaal beweegt
in de richting van de las.
Mogelijke oorzaken Herstellen
Te hoge warmte inbreng. Houd het basismetaal op zijn plaats met een hulpmiddel (klem).
Breng hechtlassen aan op de naad voordat u met het eigenlijke lassen begint.
Kies een lagere stroomsterkte voor de elektrode.
Verhoog de voorloopsnelheid.
Las in kleine segmenten en laat de materialen tussen het lassen door afkoelen.
OM-2226 Pagina 68
SECTIE 14 − ONDERDELENLIJST
Figuur 14-1. Hoofdassemblage
803 227-G
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
1
17
614
15
3
600
14
402
400
401
16
38
18
19
11
28
25
28
12
615
8
13
35
6
10
2
37
30
4
9
7
403
36
5
33
OM-2226 Pagina 69
Quantity
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Figuur 14-1. Hoofdassemblage
1 Fig14-2 Panel, Front W/Cmpnt 1.................. .... ..........................................
2 Fig14-3 Panel, Rear W/Cmpnt 1.................. .... ..........................................
3 Fig14-4 Magnetics Subassembly 1.................. .... ........................................
4 Fig14-5 Windtunnel, W/Components 1.................. .... .....................................
5 Fig14-7 Base Assy, 1.................. .... ...................................................
6 S1 231191 Switch, Tgl 3pst 50a 600vac Scr Term Wide Tgl 1........ ...... .... ....................
7 200393 Insulator, filter board (CE models only) 1.................. .... ............................
8 PM1 204821 Kit, Input/Pre-Regulator Inverter 1....... ...... .... ..................................
9 049611 Tubing, Cop .540 Od X .123 Wall X .687 1.................. .... ..........................
10 196727 Cable, Power 10 Ft 12ga 4c Blk/Red/Wht/Grnyel 1................. .... ...................
11 +195643 Wrapper, 1................ .... .....................................................
12 206108 Handle, Rubberized Carrying 1................. .... ....................................
13 195663 Strap, Shoulder 6 Ft 1................. .... ............................................
14 189782 Insulator, Interconnect Board 1................. .... ....................................
15 C7,C8 213974 Capacitor Assy, 1..... ..... .... ...............................................
16 189778 Plug W/Leads, Vfb 1................. .... .............................................
17 189773 Plug W/Leads, Arc Starter 1................. .... .......................................
18 189768 Plug W/Leads, Gas 1................. .... .............................................
19 189779 Cable, Lem W/Plugs 1................. .... ............................................
25 189784 Insulator, wrapper 2................. .... .............................................
28 203990 Label, Warning General Precautionary (Non Ce Models) 2................. .... ............
28 179310 Label, Warning General Precautionary (Ce Models) 2................. .... .................
30 185835 Label, Warning Electric Shock/Exploding Parts (Non Ce Models) 1................. .... .....
30 185836 Label, Warning Electric Shock/Exploding Parts (Ce Models) 1................. .... .........
33 215002 Clip, Support PC Mtg 2................. .... ...........................................
35 C10 213912 Capacitor, Polye Film .1 UF 1000 VDC w/Terms (CE ROHS) 1...... ...... .... .........
36 L4 199122 Core, Toroidal .750 ID X 1.450 OD X .544 Thk (CE ROHS) 1....... ...... .... ...........
37 L5 237542 Core, Toroidal .540 ID X .875 OD X .500 THhk (CE ROHS) 1....... ...... .... ..........
38 235497 Plug, w/Leads 1................. .... ..................................................
400 PC2 207818 Circuit Card Assy, Power 1..... ...... .... ........................................
400 PC2 230183 Circuit Card Assy, Power (CE ROHS) 1..... ...... .... .............................
401 PC1 237558 Circuit Card Assy, Inverter 1..... ...... .... ......................................
401 PC1 237562 Circuit Card Assy, Inverter (CE ROHS) 1..... ...... .... ............................
402 PC10 235406 Circuit Card Assy, Boost 1.... ..... .... ........................................
402 PC10 235410 Circuit Card Assy, Boost (CE ROHS) 1.... ..... .... .............................
403 PC 9 230203 Circuit Card Assy, Filter (CE ROHS) 1..... ..... .... .............................
600 229333 Screw, M10−1.5X 20 Hex Hd−pln 8.8 Pld Sems 2................ .... ....................
614 136343 Screw, K50x 20 Pan Hd−phl Stl Pld Pt Thread Forming 2................ .... .............
615 229334 Screw, M 5− .8X 35 Pan Hd−phl Stl Pld Sems 4................ .... ......................
+When ordering a component originally displaying a precautionary label, the label should also be ordered.
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturer’s Suggested
Replacement Parts.
Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-2226 Pagina 70
Figuur 14-2. Panel, Front w/Components
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
6
5
4
17
3
1
604
400
7
603
14
13
12
2
602
9
15
11
16
8
805 151-C
Quanti
ty
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Figuur 14-2. Panel, Front w/Components (Figuur 14-1 Item 1)
1 194242 Panel, Front/Rear 1.................. .... ..............................................
2 195647 Panel, Front Lower 1.................. .... .............................................
3 244024 Membrane, Switch Control Maxstar 200 SD 1.................. .... ........................
3 244025 Membrane, Switch Control Maxstar 200 DX & LX 1.................. .... ...................
4 230052 Knob, .840 Dia X 6mm ID W/Spring Clip−4.5 mm Flat 1.................. .... ..............
5 194243 Door, 1.................. .... ........................................................
6 199008 Label, Door Maxstar 200 SD 1.................. .... .....................................
6 199009 Label, Door Maxstar 200 DX 1.................. .... .....................................
6 199010 Label, Door Maxstar 200 LX 1.................. .... .....................................
7 RC1 189771 Receptacle W/Leads & Plug (14 Pin) 1....... ...... .... .............................
8 202553 Rcpt, Tw Lk Insul Fem(Dinse Type)50/70 Series Wsl 2.................. .... ................
9 193649 Ftg, Gas Barbed 1/4 TBG 5/8−18 Female (Non CE Models) 1.................. .... .........
9 193650 Ftg, Gas Barbed 1/4 TBG 3/8−19 BSPP Male (CE Models) 1.................. .... ..........
11 185712 Insulator, Bulkhead Front 2................. .... ........................................
12 185713 Insulator, Bulkhead Rear 2................. .... .........................................
13 229338 Washer, Domed Load .812 ID X 1.450 OD X .070 THK 2................. .... ..............
14 185717 Nut, M20 X 1.5 1.0625 Hex .19 H Locking 2................. .... ..........................
15 185718 O-Ring 0.989 I.D. X 0.070 Wall 2................. .... ...................................
16 186228 O-Ring 0.739 I.D. X 0.070 Wall 2................. .... ...................................
17 235427 Bushing, Flg M7x.75x.68, 1/2 Inch Hex 1................. .... ............................
400 PC3 242271 Circuit Card Assy, Control & Interface w/program 1..... ...... .... ...................
602 166560 Ring, Rtng Ext .500 Shaft X .042 Thk E Style Bowed (Non CE Models) 1................ ....
603 178548 Terminal, Connector Friction 1................ .... .....................................
604 098691 Stand−off, No 6−32 X .500 Lg .250 Hex Stl M&F 4................ .... ...................
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturer’s Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-2226 Pagina 71
Figuur 14-3.Panel, Rear w/Components
Ref. 199 492-C
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
Figuur 14-3. Panel, Rear w/Components (Figuur 14-1 Item 2)
Quantity
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
1 194242 Panel, Front/Rear 1.................. .... ..............................................
2 206053 Panel, Rear Lower 1.................. .... .............................................
3 195646 Panel, Rear Upper (SD & DX Models) 1.................. .... ............................
3 197127 Panel, Rear Upper 10-pin (LX Models) 1.................. .... ............................
4 201155 Bushing, Strain Relief .450/ .709 ID X1.608 Mtg Hol 1.................. .... .................
5 193649 Ftg, Gas Barbed 1/4 TBG 5/8−18 Female 1.................. .... .........................
5 193650 Ftg, Gas Barbed 1/4 TBG 3/8−19 BSPP Male (CE Models) 1.................. .... .........
6 RC2 199882 Receptacle, W/Leads 4 Plug 10-pin (LX Models) 1....... ...... .... ....................
146 212 Conn, Circ Ms/Met 10Pin Sz 18 Plug Cable Solder................... ....
(Mates With RC2) (LX Models) 1................................ ...................................
200 544 Conn, Circ 97/Met Clamp Str Size 18 (Mates With RC2) (LX Models) 1................... .... .
600 198245 Nut, Conduit .750 Npt Pld 1.388 Od X .150 Thk 1................ .... ....................
601 166560 Ring, Rtng Ext .500 Shaft X .042 Thk E Style Bowed 1................ .... ...............
+When ordering a component originally displaying a precautionary label, the label should also be ordered.
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturer’s Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-2226 Pagina 72
Figuur 14-4. Magnetics Assembly w/Components
805 153-A
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
Figuur 14-4. Magnetics Assembly w/Components (Figuur 14-1 Item 3)
Quanti
ty
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
1 195649 Panel, Plenum 1.................. .... .................................................
2 231378 Insulator 1.................. .... ......................................................
3 FM1 239380 Fan, Muffin 24vdc 3200 RPM 141 CFM 4.125 Mtg Holes 1....... ...... .... ..........
4 GS1 238805 Valve, 24VDC 2way 125 P.S.I.Custom Port .054 Orf W/Frict 1....... ...... .... ........
5 210610 Hose, Nprn Brd No 1 X .250 Id X 12.250 2.................. .... ..........................
6 CR1 198549 Relay, Encl 24vdc Spst 35a/300vac 4pin Flange Mtg 1....... ...... .... ................
7 112863 Ftg, Hose Brs Barbed M 1/4 Tbg X 5/8−18 Sae Flare 1.................. .... ...............
8 Z1 189790 Inductor, Output 1........ ...... .... ...............................................
9 L2 210599 Coil, inductor 9T 1........ ...... .... ...............................................
10 L3 206020 Coil, inductor 14T 1....... ...... .... ..............................................
11 T1 212268 Xfmr, HF Litz/Litz w/Boost 1....... ...... .... .......................................
12 109056 Core, Ferrite E 2.164 Lg X 1.094 High X .826 Wide 2................. .... .................
13 196512 Bracket, Inductor Mounting 2................. .... ......................................
14 196514 Gasket, Inductor Mounting 2................. .... ......................................
15 200385 Bracket, Mtg HF 1................. .... ...............................................
17 231208 Connector, Faston 1/4 Ring W/75 deg Bend 1................. .... .......................
22 T2 233190 Coil, XFMR Coupling 1....... ...... .... ...........................................
400 PC7 212890 Circuit Card Assy, Arc Starter 1..... ...... .... ...................................
400 PC7 228593 Circuit Card Assy, Arc Starter (CE Models) 1..... ...... .... ........................
OM-2226 Pagina 73
Figuur 14-4. Magnetics Assembly w/Components (Figuur 14-1 Item 3) (vervolg)
Quantity
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
400 PC7 230174 Circuit Card Assy, Arc Starter (CE ROHS) 1..... ...... .... .........................
600 199538 Grommet, Scr No 8/10 Panel Hole .281 Sq .250 High 4................ .... ...............
603 057357 Bushing, Snap−in Nyl .937 Id X 1.125 Mtg Hole 2................ .... ....................
609 137761 Nut, 750NPT 1.31Hex .27h Nyl Blk 1................ .... ..............................
611 231179 Screw, K50 x 20 Pan Hd−phl Stl Pld Pt Thread Forming 2................ .... .............
614 010381 Connector, Rectifier 1................ .... ............................................
617 170647 Bushing, Snap−in Nyl 1.312 ID X 1.500 Mtg Hole 2................ .... ...................
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturer’s Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-2226 Pagina 74
Figuur 14-5. Windtunnel w/Components
Ref. 199 494-F
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
6
2
1
8
4
602
3
5
10
7
Figuur 14-5. Windtunnel w/Components (Figuur 14-1 Item 4)
Quantity
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
1 195645 Bracket, Heatsink Rear 1.................. .... .........................................
2 198634 Bracket, Front Heatsink Mtg 1.................. .... .....................................
3 198633 Wind Tunnel 1.................. .... ...................................................
4 232856 Rail, Heat Sink 2.................. ...... ..............................................
5 198652 Bracket, Windtunnel Insulator 2.................. .... ....................................
6 +209949 Heat Sink, Primary 1................. .... .............................................
7 199497 Heat Sink, Secondary Assembly 1.................. .... .................................
8 L1 189787 Choke, Input 1........ ...... .... ..................................................
083147 Grommet, Scr No 8/10 Panel Hole .312 Sq .500 High (CE Models Only) 4.................... ....
10 C9 151328 Capacitor, Polyp Met Film .0047Uf 1000 Vdc W/T (CE Models Only) 1....... ...... .... ..
602 154408 Bushing, Snap−in Nyl .562 Id X .875 Mtg Hole Cent 1................ .... ................
+When ordering a component originally displaying a precautionary label, the label should also be ordered.
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturer’s Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-2226 Pagina 75
Figuur 14-6. Heat Sink, Secondary Assembly
199 497-H
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
600
7
4
1
3
6
604
2
606
604
5
Figuur 14-6. Heat Sink, Secondary Assembly (Figure 14-5 Item 7)
Quantity
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
1 210783 Heat Sink, Secondary 1.................. .... ..........................................
2 D1 204820 Kit, Diode, Ultra Fast 1........ ...... .... ...........................................
3 HD1 198028 Transducer, Current 100a Module Supply V+/− 15v 1....... ...... .... .................
4 RT1 211124 Thermistor, Ntc 30k Ohm @ 25 Deg C 18 in Lead 1....... ...... .... ..................
5 R2, C6 206021 Resistor/Capacitor, 1...... .... .... ............................................
6 R1, C5 199138 Resistor/Capacitor, 1...... .... .... ............................................
7 SR1 199952 Diode, Power Module 50 Amp 600V 1....... ...... .... ...............................
600 207451 Screw, 008−32x .50 Pan Hd−Phl Stl Pld 2................ .... ...........................
606 229331 Screw, M 6−1.0x 16 Pan Hd−phl Stl Pld Sems 2................ .... .....................
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturer’s Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-2226 Pagina 76
Figuur 14-7. Base Assembly
199 493-B
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
Figuur 14-7. Base Assembly (Figuur 14-1 Item 5)
Quanti
ty
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
1 195644 Base, 1.................. .... ........................................................
2 239388 Bumper, RBR .875 OD x .188 ID x .39 High Recessed 4.................. .... ..............
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturer’s Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-2226 Pagina 77
Aantekeningen
OM-2226 Pagina 78
SECTIE 15 − ONDERDELENLIJST KOELER
805 266-A
1
2
3
4
5
6
7
9
8
13
10
11
13
12
14
7
16
15
6
7
15
19
18
22
23
24
25
19
27
26
21
20
17
28
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
Afbeelding 15-1. Hoofdassemblage rijdend onderstel
OM-2226 Pagina 79
Quantity
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 15-1. Hoofdassemblage rijdend onderstel
1 +235416 Wrapper, ............. .. ........................................................
2 188980 Label, Caution Incorrect Coolant 1.............. .. ...................................
3 203990 Label, Warning General Precautionary Static 1.............. .. .........................
4 235422 Tank, Coolant 1.............. .. ....................................................
5 166608 Cap, Tank Screw−on W/Vent 1.............. .. ......................................
6 237537 Hose, Rbr Brd No 1 X .375 ID X 11.250 Black 1.............. .. ........................
7 237535 Hose, Rbr Brd No 1 X .375 ID X 2.250 Black 3.............. .. .........................
8 166564 Filter, In−line Low Profile 100 Screen 3/8 Hose Bar 1.............. .. ...................
9 235419 Bracket, Filter 1.............. .. ....................................................
10 FM 213072 Fan, Muffin 115V 60 Hz 3400 RPM 6.378 Mtg Holes 1...... .. .. ..................
10 FM 235504 Fan, Muffin 230V 60 Hz 3400 RPM 6.378 Mtg Holes 1...... .. .. ..................
11 235418 Divider 1............. .. ..........................................................
12 237543 Radiator, Heat Exchanger 1............. .. .........................................
13 237538 Hose, Rbr Brd No 1 X .375 ID X 18.000 Black 1............. .. ........................
14 237539 Hose, Rbr Brd No 1 X .375 ID X 11.50 Black 1............. .. .........................
15 237536 Hose, Rbr Brd No 1 X .375 ID X 9.00 Black 2............. .. ..........................
16 235461 Damper, Fluid Pulsation 1............. .. ...........................................
17 MOT 235457 Pump, Assy Coolant (115V) 1...... . .. .......................................
17 MOT 235501 Pump, Assy Coolant (230V) 1...... . .. .......................................
18 PLG1 192457 Cable, Power 11 Ft 7 In 16ga 3c (115V) 1..... . .. .............................
18 PLG1 192458 Cable, Power 11 Ft 7 In 16ga 3c (230V) 1..... . .. .............................
19 235423 Bezel, 2............. .. ..........................................................
20 240279 Valve, Check 3/8 Barb Inline 1............. .. .......................................
21 094263 Clamp, 1−ear Type Nom Dim .718 X .276 Wide 14............. .. ......................
22 235417 Panel, Rear 1............. .. .....................................................
23 235415 Base, 1............. .. ..........................................................
24 019663 Mount, NPRN 15/16 OD x 3/8 Rec 3/16 x 3/8 4............. .. ........................
25 S1 237540 Switch, Rocker Dpst 16 A 115 VAC On−Off 1....... .. .. ..........................
25 S1 237541 Switch, Rocker Dpst 16 A 230 VAC On−Off 1....... .. .. ..........................
26 235499 Ftg, Coolant Barbed 3/8 Tbg 5/8−18 Female 2............. .. .........................
27 Nameplate, Miller Coolmate 1 (Order By Model And Serial Number) 1........................ .....
28 287120 Label, Notice Pump Priming Noise Can Occur During 1............. .. .................
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturer’s Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
+When ordering a component originally displaying a precautionary label, the label should also be ordered.
OM-2226 Page 80
SECTIE 16 − ONDERDELENLIJST RIJDEND ONDERSTEL
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
. Indien gewenst kan onderdeel
4 op een andere plaats worden
gemonteerd.
805 337-B
1
3
7
4
5
6
2
8
9
10
9
11
12
13
1415
16
17
17
6
12
7
Afbeelding 16-1. Hoofdassemblage rijdend onderstel
Quantity
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 16-1. Hoofdassemblage rijdend onderstel
1 235507 Handle, Cart 1.................. .. .............................................
2 227147 Screw, 250−20x .62 Pan Hd−torx Stl Pld Blk Tap−r 4.................. .. ............
3 +237593 Tray 1................. .. ....................................................
4 237594 Cable Holder 2.................. .. ............................................
5 235521 Strap, Tie Down 1.000 w X 60.000 lg (300lbs) 2.................. .. ................
6 235527 Bolt, Crg Stl .312−18 X 1.500 Gr2 Pld Zinc Clear 8.................. .. .............
7 195666 Screw, 010−32 x .50 Pan Hd−torx W/Gndrng Stl Pld 7.................. .. ..........
8 235515 Tray, Cooler 1.................. .. .............................................
9 602250 Washer, Flat .812 ID x 1.469 OD x .134t Stl Pld Ansi.750 4.................. .. ......
10 163463 Wheel, Rbr Tire 10.000 OD X 2.000 Wide X .750 Bore 2................. .. ........
11 121614 Ring, Rtng Ext .750 Shaft X .085 Thk E Style Pld 2................. .. .............
12 231184 Nut, 312−18 .50 Hex .27h Stl Pld Sem Cone Wshr.76d 8................. .. ........
13 235517 Bottle Tray Assy, Cart 1................. .. .....................................
14 168663 Hook, spring .250, 2.375 Lg, .312 Snap Opening 4................. .. .............
15 210224 Chain 2................. .. ...................................................
16 +235518 Support, Bottle/Tray 1................ .. ......................................
17 200285 Label, Warning Cylinder May Explode If Damaged 2................. .. ............
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturer’s Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
+When ordering a component originally displaying a precautionary label, the label should also be ordered.
Geldig vanaf 1 januari 2010
(Installaties waarvan het serienummer begint met “MA” of nieuwer)
Deze beperkte garantie vervangt alle vorige Miller garanties en is exclusief zonder andere expliciete of impliciete
waarborgen of garanties.
BEPERKTE GARANTIE − Afhankelijk van de onderstaande bepa-
lingen en voorwaarden garandeert Miller Electric Mfg. Co., Apple-
ton, Wisconsin, zijn erkende verdeler dat nieuwe Miller installaties
die verkocht zijn na de geldende datum van deze beperkte garantie
geen materiaal- en/of fabricagefouten hebben. DEZE GARANTIE
VERVANGT UITDRUKKELIJK ALLE ANDERE GARANTIES, EX-
PLICIET OF IMPLICIET, VAN VERKOOPBAARHEID EN
GESCHIKTHEID.
Binnen de onderstaande garantieperioden zal Miller alle onderde-
len of componenten die niet meer functioneren door dergelijke fa-
bricage- en materiaalfouten met garantie repareren of vervangen.
Miller moet binnen dertig (30) dagen schriftelijk op de hoogte wor-
den gebracht van een dergelijke fout of storing, waarop Miller in-
structies zal geven over de garantieclaim-procedure die hierop
volgt.
In het geval van een dergelijke storing binnen de garantieperiode
zal Miller garantieclaims toestaan op installaties met garantie die
hieronder zijn vermeld. Alle garantieperioden gelden vanaf de dag
dat de installatie geleverd werd aan de erkende verdeler, of acht-
tien maanden nadat de installatie naar een internationale distribu-
teur gezonden is.
1. 5 jaar op onderdelen — 3 jaar op arbeidsloon
* Bij originele hoofdstroomgelijkrichters alleen de thyristo-
ren (SCR’s), de diodes en de afzonderlijke gelijkrichter-
modules
2. 3 jaar — op onderdelen en arbeidsloon
* Lasaggregaten met aandrijfmotor
(OPMERKING: Motoren vallen onder een aparte
garantie, bij de fabrikant van de motor.)
* Inverter stroombronnen (tenzij anders aangegeven)
* Stroombronnen plasmasnijders
* Procesbeheersingsapparatuur
* Semiautomatische en automatische draadaanvoereen-
heden
* De Flowregelaar en Flowmeter uit de Smith 30 Serie (geen
arbeidsloon)
* Transformator/gelijkrichter stroombronnen
* Waterkoelingsystemen (geïntegreerd)
3. 2 jaar — op onderdelen
* Automatisch verduisterende helmlenzen
(geen arbeidsloon)
4. 1 jaar — op onderdelen en arbeidsloon tenzij anders
aangegeven
* Automatisch bewegende apparatuur
* CoolBelt− en CoolBand−ventilatorunit (geen arbeidsloon)
* Externe controleapparatuur en −sensoren
* Opties van onderdelen achteraf ingebouwd
(OPMERKING: Opties van onderdelen die achteraf zijn in-
gebouwd zijn gedekt voor de resterende garantieperiode
van het product waarin ze in zijn geïnstalleerd of voor een
minimum van één jaar — afhankelijk van welke van de
twee het langste duurt.)
* Flowregelaars− en Flowmeters (geen arbeidsloon)
* RFCS voetbedieningen (m.u.v. RFCS−RJ45)
* Rookgasafzuigers
* HF Units
* ICE plasmasnijtoortsen (geen arbeidsloon)
* Stroombronnen voor inductieverwarming, koelers en
elektronische regelapparatuur/recorders
* Elektrische belastingsbanken
* Motoraangedreven laspistolen
(m.u.v. de Spoolmate −laspistolen)
* PAPR−ventilatorunit (geen arbeidsloon)
* Positionerings− en regelapparatuur
* Rekken
* Laskarren/trailers
* Puntlasapparaten
* Onderpoederdek−draadaanvoersystemen
* Waterkoelsystemen (niet−geïntegreerd)
* Weldcraft TIG toortsen (geen arbeidsloon)
* Werkstations/Lastafels (geen arbeidsloon)
5. 6 maanden — op onderdelen
* Accu’s
* Bernard pistolen (geen arbeidsloon)
* Tregaskiss pistolen (geen arbeidsloon)
6. 90 dagen — op onderdelen
* Toebehoren (sets)
* Beschermzeilen
* Inductieverwarmingsspoelen en dekens, kabels en niet
elektronische regelapparatuur
* M−pistolen
* MIG pistolen en onderpoederdek (SAW) pistolen
* Afstandsbedieningen en RFCS−RJ45
* Vervangende onderdelen (geen arbeidsloon)
* Roughneck−pistolen
* Spoolmate pistolen
Millers True Blue® beperkte garantie geldt niet voor:
1. Slijtonderdelen zoals contacttips, snijmondstukken,
magneetschakelaars, koolborstels, relais, bovenbladen
van werkstations en lasgordijnen of andere onderdelen
die niet meer goed werken als gevolg van normale
slijtage. (Uitzondering: borstels en relais zijn wel gedekt
bij alle motoraangedreven producten.)
2. Onderdelen geleverd door Miller maar geproduceerd door an-
deren, zoals motoren of handelsaccessoires. Deze onderde-
len vallen onder de eventuele garanties door de fabrikanten.
3. Installaties die veranderingen hebben ondergaan door andere
partijen dan Miller, of installaties die onjuist geïnstalleerd of
verkeerd gebruikt zijn volgens industrierichtlijnen, of installa-
ties die geen redelijk en noodzakelijk onderhoud hebben ge-
had, of installaties die gebruikt zijn voor andere dan de
aangegeven toepassingen voor de installatie.
MILLER PRODUKTEN ZIJN BEDOELD VOOR VERKOOP EN
GEBRUIK DOOR COMMERCIËLE/INDUSTRIËLE GEBRUI-
KERS EN PERSONEN DIE OPGELEID ZIJN EN ERVARING
HEBBEN MET HET GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN LASIN-
STALLATIES.
In het geval van een garantieclaim gedekt door deze garantie,
zullen de exclusieve Miller-oplossingen zijn: (1) repareren; of (2)
vervangen; of, als dit schriftelijk door Miller is toegestaan in
bepaalde gevallen, (3) de redelijke kosten van repareren of
vervangen bij een goedgekeurd Miller onderhoudsbedrijf; of (4)
krediet of betaling van de aankoopprijs (redelijke
waardevermindering op basis van het eigenlijke gebruik) bij het
retourneren van de goederen op risico en kosten van de klant.
Miller’s optie van repareren of vervangen zal f.o.b. zijn (met
inbegrip van vervoerskosten tot in de boot), naar de fabriek in
Appleton, Wisconsin of f.o.b. naar een door Miller goedgekeurd
onderhoudsbedrijf zoals bepaald is door Miller. Daarom zal er geen
compensatie of terugbetaling voor transportkosten worden
toegestaan.
VOOR ZOVER DE WET DIT TOESTAAT, STAAN ER GEEN AN-
DERE VERHAALSMOGELIJKHEDEN OPEN DAN DEGENE DIE
HIER VOORZIEN ZIJN. IN GEEN GEVAL ZAL MILLER CON-
TRACTUEEL, UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF ANDERSZINS,
AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR RECHTSTREEKSE, ON-
RECHTSTREEKSE, BIJZONDERE, INCIDENTELE, OF GE-
VOLGSCHADE (HIERIN BEGREPEN GEDERFDE WINST).
MILLER VERWERPT EN SLUIT, M.B.T. ALLE GEREEDSCHAP
DAT DOOR HAAR GELEVERD WORDT, ELKE
UITDRUKKELIJKE GARANTIE DIE HIER NIET VOORZIEN IS,
EN ELKE GEÏMPLICEERDE GARANTIE OF VERKLARING
M.B.T. PRESTATIE, EN ELK VERHAAL OP GROND VAN
CONTRACTUELE WANPRESTATIE, UIT ONRECHTMATIGE
DAAD, OF DAT, WARE DEZE BEPALING NIET OPGENOMEN,
IMPLICIET, VAN RECHTSWEGE, NAAR HANDELSGEWOONTE
OF NAAR AANLEIDING VAN DE CONCRETE
OMSTANDIGHEDEN VAN DE TRANSACTIE ZOU
VOORTVLOEIEN UIT GELIJK WELKE ANDERE
RECHTSTHEORIE, HIERIN BEGREPEN ELKE
GEÏMPLICEERDE GARANTIE M.B.T. VERKOOPBAARHEID OF
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD GEBRUIK, UIT.
Sommige staten in de V.S. staan geen beperkingen toe met betrek-
king tot de duur van de garantie, noch uitsluiting van bijkomende
schade, indirecte schade, speciale schade of gevolgschade, dus
bovenstaande beperking kan mogelijk niet van toepassing zijn
voor u. Deze garantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kun-
nen eventueel ook andere rechten van toepassing zijn; deze kun-
nen echter per staat verschillen.
In Canada biedt de wetgeving in enkele provincies bepaalde extra
garanties of oplossingen die afwijken van de bepalingen die hierin
zijn opgenomen, en bovenstaande beperkingen en uitsluitingen
zijn mogelijk niet van toepassing, voorzover er niet van mag wor-
den afgezien. Deze Beperkte Garantie biedt specifieke wettelijke
rechten en er kunnen eventueel ook andere rechten zijn; deze kun-
nen echter per provincie verschillen.
miller warr_dut 2010−01
Vertaling van de originele instructies − UITGEGEVEN IN DE VS. © 2010 Miller Electric Mfg. Co 2010-01
Miller Electric Mfg. Co.
An Illinois Tool Works Company
1635 West Spencer Street
Appleton, WI 54914 USA
International Headquarters−USA
USA Phone: 920-735-4505 Auto-attended
USA & Canada FAX: 920-735-4134
International FAX: 920-735-4125
Voor internationale vestigingen bezoek
website: www.MillerWelds.com
Naam van het model Serie-/typenumber
Aankoopdatum (datum waarop de apparatuur bij de oorspronkelijke klant werd bezorgd.)
Leverancier
Adres
Plaats
Staat Postcode
S.v.p. volledig invullen en goed bewaren.
Vermeld altijd de naam van het model en het serie-/typenummer
Ga naar uw leverancier voor: Toebehoren en elektroden
Optionele apparatuur en accessoires
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Service en reparaties
Vervangende onderdelen
Trainingen en opleidingen (scholen, videos,
boeken)
Technische handboeken (onderhoudsinformatie
en onderdelen)
Stroomkringschema’s
Handboeken over lasprocessen
Neem contact op met het
vervoersbedrijf:
Neem contact op met de transportafdeling van uw
distributeur en/of de fabrikant van de apparatuur
voor hulp bij het indienen en afhandelen van scha-
declaims.
Service
Papieren van de eigenaar
Om een schadeclaim in te dienen bij verlies of
beschadiging tijdens verscheping,
Contacteer een verdeler of een service bureau
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88

Miller MA170107L de handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor