Miller MD011282U de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Processen
SuitCase
X-TREME 12VS
CE en niet CE modellen
OM-1500-19/dut 219 185AG
2012−12
www.MillerWelds.com
HANDLEIDING
Beschrijving
MIG/MAG lassen
Lassen met gevulde draad
Draadaanvoerkoffer
Miller Electric maakt een complete lijn
lasapparaten en aanverwante
lasproducten. Wilt u meer informatie
over de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw
Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en afzonderlijke
productleaflets voor u.
Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan de
slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om het an-
ders dan meteen goed te doen.
Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het
bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn producten
lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u nu konden
zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De producten
van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten gewoon het
allerbeste zijn dat er te koop was.
Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verkopen
die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service te
bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die in
1929 zijn vastgelegd.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te
kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de
veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te beschermen
tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor gezorgd, dat u
de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij Miller kunt u reke-
nen op jarenlange betrouwbare service en goed
onderhoud. En mocht uw apparatuur om wat
voor reden dan ook ooit moeten worden gerepa-
reerd, dan kunt u in het hoofdstuk Onderhoud &
Storingen precies nagaan wat het probleem is.
Aan de hand van de onderdelenlijst kunt u bepa-
len welk onderdeel u precies nodig hebt om het
probleem te verhelpen. Ook vindt u de garantie
en de onderhoudsinformatie voor uw specifieke
model bijgesloten.
Miller was de allereerste
fabrikant van lasapparatuur in
de VS die het ISO 9001
kwaliteitscertificaat behaal-
de.
Elke krachtbron van Miller
gaat vergezeld de meest
probleemloze garantie in
onze bedrijfstak − u werkt er
hard genoeg voor.
Van Miller voor u
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 1....................
1-1. De betekenis van de symbolen 1.........................................................
1-2. De risico’s van het booglassen 1.........................................................
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud 3.............................
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen 4..................................................
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften 5...................................................
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie) 5.........................
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES 7...............................................................
2-1. Aanvullende veiligheidssymbolen en definities 7............................................
2-2. Diverse symbolen en definities 8.........................................................
HOOFDSTUK 3 − INSTALLATIE 9..............................................................
3-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens 9..............................
3-2. Belangrijke informatie betreffende CE-producten (voor verkoop binnen de EU) 9.................
3-3. Technische gegevens 9.................................................................
3-4. Omstandigheden gebruik en opslag 9.....................................................
3-5. Overzicht aanbevolen lastoortsen 9.......................................................
3-6. Aansluitschema voor de apparatuur 10.....................................................
3-7. De draadgeleider en de aandrijfrollen installeren en uitlijnen 11.................................
3-8. De lastoorts en de spanningssensorklem aansluiten 12.......................................
3-9. GasHet beschermend gas aansluiten 13...................................................
3-10. De laskabel aansluiten 13................................................................
3-11. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen 14.............................
3-12. De lasdraad installeren en doorvoeren 15...................................................
3-13. Instellingen van de DIP-schakelaar op de displayprint (PC20) 16...............................
3-14. Motorbesturingsprint (PC1) Instellingen van de DIP-schakelaar 17..............................
HOOFDSTUK 4 − WERKING 18.................................................................
4-1. Bedieningsfuncties met meters 18.........................................................
4-2. Bedieningsfuncties zonder meters 19......................................................
4-3. Informatie over slijtmaterialen van de toorts 20...............................................
4-4. Instellingen voor de regeling van de draadsnelheid 21........................................
HOOFDSTUK 5 − ONDERHOUD EN STORINGEN VERHELPEN 22.................................
5-1. Routineonderhoud 22...................................................................
5-2. Overbelastingsbescherming en thermostaatbescherming 22...................................
5-3. Het reinigen van het beschermgasfilter 23..................................................
5-4. Storingen 23...........................................................................
5-5. Diagnostiek 25.........................................................................
HOOFDSTUK 6 − ELECTRISCH SCHEMA 26.....................................................
HOOFDSTUK 7 − ONDERDELENLIJST 27.......................................................
GARANTIE
OM-1500−19 Pagina 1
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELENLEES DIT VÓÓR
GEBRUIK
dut_som_2011−10
7
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze
op en bewaar ze.
1-1. De betekenis van de symbolen
GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver-
meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode-
lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
OPGELET − Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd
aan persoonlijk letsel.
. Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE-
LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbe-
horende instructies om deze risico’s te vermijden.
1-2. De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge-
bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico’s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voor-
zichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen
te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieronder is slechts
een samenvatting van de veiligheidsvoorschriften in Sectie
{+}. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren,
bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven tij-
dens het gebruik van dit apparaat.
Een ELEKTRISCHE SCHOK kan do-
delijk zijn
Het aanraken van onder stroom staande onderdelen
kan fatale schokken en ernstige brandwonden
veroorzaken. De elektrode en het werkstuk staan
onder stroom als de machine ingeschakeld is. Het
voedingsgedeelte en de interne circuits van de
machine staan eveneens onder stroom als het
apparaat aan staat. Bij semi-automatisch of au-
tomatisch draadlassen staat het draad, de spoel, de
ruimte waar het lasdraad zich in de machine bevindt
en alle metalen onderdelen die in aanraking zijn met
de lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde
of onvoldoende geaarde installaties kunnen geva-
ren opleveren.
D Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan
D Draag droge, isolerende handschoenen en lichaamsbescherming
zonder gaten
D Isoleer u zelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met
de grond of het werkstuk te voorkomen
D Gebruik geen wissel−(AC) uitgangsspanning in een vochtige om-
geving, als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar
bestaat dat u kunt vallen
D Gebruik ALLEEN wissel− (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
D Er zijn extra veiligheidsmaatregelen nodig als zich een van de vol-
gende elektrisch gevaarlijke omstandigheden voordoet: op
vochtige locaties of als u natte kleding draagt; op metalen con-
structies zoals vloeren, roosters of steigers; in een verkrampte
lichaamshouding bijvoorbeeld als u zit, knielt of ligt; of wanneer het
risico van onvermijdelijk of toevallig contact met het werkstuk of de
aarde groot is. Gebruik onder deze omstandigheden de volgende
apparatuur in de aangegeven volgorde: 1) een semi−automatisch
gelijkstroom (draad−) lasapparaat met constante spanning, 2) een
handbediend gelijkstroom (elektrode−) lasapparaat, of 3) een wis-
selstroom lasapparaat met een lagere spanning en open circuit. In
de meeste gevallen wordt het gebruik van een gelijkstroom lasap-
paraat met lagere spanning aanbevolen. En werk niet alleen!
D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
D Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften)
D Installeer, aard en bedien deze installatie in overeenstemming met
de Handleiding voor gebruikers en landelijke of lokale voor-
schriften.
D Controleer altijd de aarding van de voeding en wees er zeker van
dat de aardingsgeleider van de voedingskabel goed aangesloten
is op de aansluitklem van het apparaat en dat de stekker van de
kabel aangesloten is op een correct geaarde contactdoos.
D Als u het apparaat aansluit op het net, verbind dan eerst de aar-
dingsgeleider en controleer de aansluitingen grondig.
D Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
D Controleer de kabel regelmatig op beschadigingen of openlig-
gende bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze
beschadigd is − openliggende bedrading kan dodelijk zijn.
D Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
D Gebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbon-
den kabels.
D Draag de kabels niet op uw lichaam.
D Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel- gebruik niet de massaklem of massakabel.
D Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
D Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
D Draag een veiligheidsharnas als u boven grond-niveau werkt
D Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.
D Klem de massakabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaalcontact op het werkstuk of werktafel.
D Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen
D Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron. Haal de kabel los voor het proces dat niet wordt
gebruikt.
OM-1500−19 Pagina 2
Er staat ook NA het afsluiten van de voedingsspan-
ning nog een AANZIENLIJKE GELIJKSPANNING
op het voedingsgedeelte van de inverter lasstroom-
bronnen.
D Zet de gelijkstroom-wisselstroomomzetter uit, maak de voedings-
stekker los en ontlaad de invoercondensatoren overenkomstig de
aanwijzingen in de Sectie Onderhoud, voordat u enig onderdeeel
aanraakt.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
D Hete onderdelen niet met blote handen aan-
raken
D Laat apparatuur altijd afkoelen, voor u eraan gaat werken.
D Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet te
pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen en
−kleding om brandwonden te voorkomen.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk
zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het
inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw
gezondheid.
D Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.
D Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg dat las-
rook en gassen afgezogen worden.
D Als er een slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gas-
masker.
D Lees de Materiaalveiligheids informatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor metalen, elektroden, elektrodebekledingen,
schoonmaakmiddelen en ontvetters.
D Werk alleen in een beslotenruimte als deze goed geventileerd
wordt. Of als u een beademingsapparaat draagt. Zorg ervoor dat
er altijd een ervaren persoon toekijkt. Lasdampen en gassen kun-
nen lucht verdringen en het zuurstofgehalte verlagen, wat
schadelijke invloed heeft op u lichaam en zelfs dodelijk kan zijn.
Zorg voor veilige ademlucht.
D Las niet in ruimtes waar dingen worden ontvet, schoongemaakt of
waar wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen rea-
geren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en
irriterende gassen vormen
D Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood-of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van
het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd
wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De belkedingen
en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen
produceren als ze gelast worden.
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen
ogen en huid verbranden
Boogstralen van het lasproces produceren zichbare
en onzichtbare (ultraviolette en infrarood) stralen die
uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het
lassen vliegen lasspatten en vonken in het rond.
D Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en
ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI
Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften).
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm
D Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen ; waarschuw
anderen om niet in de boog te kijken.
D Draag beschermende kleding, gemaakt van duurzaam, brandwe-
rend materiaal (leer en wol) en beschermend schoeisel
LASSEN kan brand of explosies ver-
oorzaken
Als er gelast wordt aan gesloten vaten zoals tanks,
trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen
worden Er kunnen vonken van de lasboog afvliegen.
De rondvliegende vonken, de temperatuur van het
werkstuk en van het gereedschap kunnen brand en brandwonden
veroorzaken. Toevallig contact van een elektrode met metalen
voorwerpen kan vonken, explosies, oververhitting of brand ver-
oorzaken. Controleer eerst of de omgeving veilig is voordat u gaat
lassen.
D Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10 meter van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brand-
werende materialen.
D Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
D Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
D Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het laswerk
gemakkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruim-
tes kunnen vliegen.
D Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt
D Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de
tegenovergestelde zijde
D Las niet aan containers waarin ooit brandbare stoffen zijn opgesla-
gen of aan besloten ruimtes −zoals tanks, vaten of buizen tenzij ze
voldoende voorbereid zijn conform AWS F4.1 en AWS 6.0 (zie Vei-
ligheidsvoorschriften).
D Niet lassen op plaatsen waar de omgevingslucht brandbaar stof,
gas of vloeistofdampen (bijv. van benzine) kan bevatten.
D Verbind de massakabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom een direkte
en korte weg aflegt en elektrische schokken en brandrisico’s ver-
meden kunnen worden
D Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.
D Haal de elektrode uit de elektrodehouder of knip de lasdraad af aan
de contactbuis als niet gelast wordt.
D Draag olie-vrije beschermende kleding zoals leren handschoenen
leren schort, broek zonder omslag, hoge schoenen en een helm.
D Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
D Inspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
D Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
D Volg de vereisten in OSHA 1910.252 (a) (2) (iv) en NFPA 51B voor
werken met hoge temperaturen, zorg dat er een brandmelder aan-
wezig is en dat u een blusapparaat onder handbereik hebt.
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
D Door lassen, bikken, het gebruik van draadbor-
stels en slijpen kunnen vonken en rodvliegen-
de metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen af-
koelen, kunnen er slakresten rondvliegen.
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
GASVORMING kan schadelijk voor
de gezondheid of zelfs dodelijk zijn
D Draai de persgastoevoer dicht, wanneer u
geen gas gebruikt.
D Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur
OM-1500−19 Pagina 3
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE VELDEN
kunnen van invloed zijn op geïmplanteerde
medische apparatuur.
D Mensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten uit de buurt blijven.
D Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen
voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden met
booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden of
inductieverwarmen.
LAWAAI kan het gehoor aantasten
Lawaai van bepaalde werkzaamheden of appara-
tuur kan uw gehoor aantasten
D Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is
GASFLESSEN kunnen exploderen
als ze beschadigd worden
Persgasflessen bevatten gas dat onder hoge druk
staat. Als een gasfles beschadigd wordt, kan deze
exploderen. Aangezien gasflessen normaal ge-
sproken een onderdeel uitmaken van het van het
lasproces moet u er voorzichtig mee omgaan.
D Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
D Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze niet
kunnen vallen of omkantelen.
D Houd de flessen uit de buurt van alle las- of andere stroomkringen
D Hang nooit een elektrodehouder over een gasfles.
D Laat nooit een laselektrode in aanraking komen met een gasfles.
D Las nooit op een gasfles onder druk; een explosie zal het gevolg
zijn.
D Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toepas-
sing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
D Draai bij het openen van de gasfles uw gezicht weg van het redu-
ceerventiel.
D Laat de beschermende kap over het ventiel over het ventiel zitten
behalve als de fles gebruikt wordt of aangesloten is voor gebruik.
D Gebruik de juiste apparatuur, de juiste procedures en een voldoen-
de aantal personen om gasflessen te tillen en verplaatsen
D Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd gas,
bijbehorend materiaal en de CGA publikatie die in de Veiligheids-
voorschriften staat.
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
D Installeer of plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
D Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
D Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat
aan kan.
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden
tot OVERVERHITTING.
D Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
D Verminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
D Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
VALLENDE APPARATUUR kan letsel
veroorzaken.
D Gebruik alleen het hijsoog om het apparaat op
te tillen, en NIET de laskar, gasflessen of ande-
re accessoires.
D Gebruik gereedschap met voldoende capaci-
teit om het apparaat op te tillen en te ondersteu-
nen.
D Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant on-
der het apparaat uitsteken.
D Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren niet
in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
D Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of apparatuur
de Amerikaanse ARBO−richtlijn getiteld Applications Manual for
the Revised NIOSH Lifting Equation (Publication No. 94–110).
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
D Draag gezichtsbescherming om de ogen en
het gezicht te beschermen.
D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en op een veilige locatie. Draag hier-
bij de juiste gezichts-, hand- en lichaamsbescherming.
D Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
STATISCHE ELEKTRICITEIT kan PC-
kaarten beschadigen
D Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten of onderdelen aanraakt.
D Gebruik goede anti-statische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of transporteren
van PC-printplaten.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
D Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen
D Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
OM-1500−19 Pagina 4
LASDRAAD kan letsel veroorzaken
D Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
D Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad
wordt ingevoerd.
ONTPLOFFEN VAN DE ACCU kan
letsel veroorzaken.
D Gebruik het lasapparaat niet om accu’s op te
laden of om voertuigen te starten tenzij het een
acculaadvoorziening heeft die hiervoor
speciaal is bedoeld.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken
D Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren.
D Laat deuren, panelen, deksels en
beschermplaten alleen verwijderen door
bevoegd personeel indien nodig voor
onderhoud en storingzoeken.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud
en storingzoeken.
D Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en sluit pas dan de voeding
weer aan.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
D Draag gezichtsbescherming voor ogen en ge-
zicht te beschermen.
D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en die op een veilige locatie staat.
Draag tijdens het slijpen de nodige gezichts-, hand- en lichaams-
bescherming.
D Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
LEES DE INSTRUCTIES.
D Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
D Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
D Voer onderhoud en service uit zoals vermeld in de Handleidin-
gen, de industriële normen en de landelijke en ter plekke gelden-
de regelgeving.
H.F. STRALING kan storingen veroor-
zaken
D Hoog-frequente straling kan storing ver-
oorzaken bij radio-navigatie, veiligheidsdien-
sten, computers en communicatie-apparatuur.
D Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektronische
apparatuur deze installatie uitvoeren.
D De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij storingsproblemen als gevolg van de
installatie
D Als u van overheidswege klachten krijgt over storingen, stop dan
onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur.
D Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.
D Houd deuren en panelen van hoogfrequentbronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aar-
ding en afscherming om de mogelijkheid van storingen tot een
minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie
veroorzaken.
D Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische
apparatuur zoals computers en
computergestuurde apparatuur zoals robots.
D Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagnetisch
compatibel is.
D Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels zo
kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op de
vloer.
D Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van
gevoelige elektronische apparatuur.
D Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
D Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker
extra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het
lasapparaat, gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van
lijnfilters of afscherming van het werkterrein.
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die che-
micaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend is
dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen, kanker
veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie 25249.5
en volgend.)
Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het
de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwij-
kingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaakt. Was
na gebruik uw handen.
OM-1500−19 Pagina 5
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1,
is available as a free download from the American Welding Society at
http://www.aws.org or purchased from Global Engineering Documents
(phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding
and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Glob-
al Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website:
www.global.ihs.com).
Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Com-
bustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0, from Global
Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184,
website: www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protec-
tion Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website:
www.nfpa.org and www. sparky.org).
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1,
from Compressed Gas Association, 14501 George Carter Way, Suite
103, Chantilly, VA 20151 (phone: 703-788-2700, website:www.cga-
net.com).
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard
W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060
Spectrum Way, Suite 100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone:
800-463-6727, website: www.csa-international.org).
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec-
tion, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute,
25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, web-
site: www.ansi.org).
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot
Work, NFPA Standard 51B, from National Fire Protection Association,
Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org.
OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Indus-
try, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q,
and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Super-
intendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954
(phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices—
phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website:
www.osha.gov).
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The Na-
tional Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600
Clifton Rd, Atlanta, GA 30333 (phone: 1-800-232-4636, website:
www.cdc.gov/NIOSH).
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk
elektrische en magnetische velden (EMV). Lasstroom veroorzaakt een
elektromagnetischveld rond de lasstroomkring en de lasapparatuur.
Elektromagnetischevelden kunnen interferentie veroorzaken bij
bepaalde medische implantaten zoals pacemakers. Voor personen die
medische implantaten hebben moeten beschermende maatregelen
worden genomen, bijv. toegangsbeperking voor passanten of een
risicoanalyse voor iedere afzonderlijke lasser. Beperk bijvoorbeeld de
toegang voor omstanders of voer afzonderlijke risicobeoordelingen uit
voor lassers. Alle lassers moeten de volgende procedures naleven om
zo blootstelling aan elektro−magnetischevelden van de lasstroomkring
tot een minimum te beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te
plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan
één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de
apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten
en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het
draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun
arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt
komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, pla-
smaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts
wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM−1500−19 pagina 7
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES
2-1. Aanvullende veiligheidssymbolen en definities
. Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE−producten.
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie de symbolen).
Safe1 2012−05
Het product niet meegeven met het gewone afval (waar van toepassing).
Hergebruik of recycle elektrische en elektronische apparatuur die niet langer wordt gebruikt (WEEE). Voer het
af naar een daarvoor inleverstation.
Neem contact op de gemeente of uw lokale dealer voor nadere informatie.
Safe37 2012−05
Safe57 2012−05
Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode (draad) niet met de blote hand aanraken. Geen natte of
kapotte handschoenen dragen.
Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door uzelf te isoleren van het werk en de aarde.
Safe58 2012−06
Haal de stekker van de machine uit het stopcontact, voordat u aan de machine gaat werken.
Safe5 2012−05
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
Safe59 2012−05
Gebruik actieve ventilatie of een afvoersysteem om de dampen van de werkplek af te voeren.
Safe60 2012−06
Gebruik een ventilator om de dampen af te voeren.
Safe61 2012−06
Houd brandbare stoffen uit de buurt van het laswerk. Niet lassen vlakbij brandbare stoffen.
Safe62 2012−06
Lasvonken kunnen brand veroorzaken. Zorg dat er een brandblusapparaat in de buurt is en zorg dat er een
toezichthouder is die klaarstaat om dit gebruiken.
Safe63 2012−06
?
Niet op vaten of dichte containers e.d. lassen.
Safe64 2012−06
OM−1500−19 Pagina 8
Verwijder het label niet; verf het ook niet over en dek het niet af.
Safe20 2012−05
Aandrijfrollen kunnen de vingers verwonden.
Safe32 2012−05
De lasdraad en de onderdelen van de aandrijving staan tijdens het lassen onder lasspanning − houd handen en
metalen objecten uit de buurt ervan.
Safe33 2012−05
Draag een hoofddeksel en een veiligheidsbril. Bescherm uw oren en
knoop de kraag van uw overhemd dicht. Gebruik een lashelm met de
juiste filtersterkte. Draag bescherming voor uw hele lichaam.
Safe66 2012−06
Begin uw opleiding door de handleiding door te lezen vooraleer het
werk aan te vatten of voor het lassen.
Safe65 2012−06
2-2. Diverse symbolen en definities
. Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE−producten.
Uitgang
A
Ampère
V
Volt Gelijkstroom (DC)
X
Inschakelduur Draadaanvoer Percent
IP
Beschermingsgraa
d
Ingang
Koude jog (inch)
naar het lasobject
Doorspoelen met
gas
Snel
Constante stroom
Automatische
zekering
Constante
spanning
Langzaam
Houdfunctie van
de
toortsschakelaar
uit
Houdfunctie van
de
toortsschakelaar
aan
I
2
Nominale
lasstroom
Verhogen
Lees de instructies
U
1
Primaire spanning
U
2
Uitgangsspanning
belast
Gas in
I
1
Primaire
stroomsterkte
Sequence Programma Proces
Draadtype Type gas
Verstelbare
inductantie
Tijd
Boogregeling Toortsregeling
Houdfunctie van
de
toortsschakelaar
aan
Indicatielampje
Indicatielampje
toortsschakelaar
losgelaten
Enkelfase Driefasen Netaansluiting Filter
OM-1500-19 Pagina 9
HOOFDSTUK 3 − INSTALLATIE
3-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de binnenkant te vinden. Op het typeplaatje kunt u de elektrische spanning en het
vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde van
deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt als u het in de toekomst nodig hebt.
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de binnenkant te vinden.
3-2. Belangrijke informatie betreffende CE-producten (voor verkoop binnen de EU)
A. Informatie over Elektromagnetische Velden (EMV)
! Deze apparatuur mag niet worden gebruikt door het algemene publiek aangezien de EMV-grenzen voor het algemene publiek
mogelijk kunnen worden overschreden tijdens het lassen.
Deze apparatuur is gebouwd conform EN 60974−1 en is louter bedoeld voor beroepsmatig gebruik (waar het algemene publiek geen toegang
heeft of waar toegang zodanig is geregeld dat deze gelijk is aan beroepsmatig gebruik) en alleen door een deskundig gebruiker of iemand die
hiertoe is opgeleid.
Draadaanvoersystemen en aanvullende apparatuur (zoals toortsen, vloeistofkoelsystemen en lasboog− en stabilisatieapparatuur) die onderdeel
uitmaken van het lascircuit mogen geen belangrijke bijdrage leveren aan het EMV. Zie de gebruikershandleidingen van alle onderdelen van de
lasstroomkring voor meer informatie over EMV-blootstelling.
S De meting van de EMV voor deze apparatuur vond plaats op een afstand van 0,5 meter.
S Op een afstand van 1 meter waren de waarden van de EMV-blootstelling minder dan 20% van de toegestane waarden.
B. Informatie over Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC)
! Diese Klasse A Ausrüstung ist nicht für die Anwendung in Wohngebieten gedacht, in denen die Stromversorgung
über das öffentliche Niederspannungssystem gewährleistet wird. Aufgrund leitungsgeführter sowie gestrahlter Störgrößen
können möglicherweise Schwierigkeiten bei der Sicherung der elektromagnetischen Verträglichkeit an diesen Orten auftreten.
ce-emc 3 2011−09
3-3. Technische gegevens
Type
ingangs-
vermogen
Type
lasstroom-
bron
Snelheidsbe-
reik draadtoe-
voer *
Type en door-
snee draad
Nominale
invoer
lascircuit
Max.
vermogen
draadspoel
Algehele
afmetingen
Gewicht
Open circuit /
boogspan-
ning,
14 − 110 Volt
gelijkstroom
Constante
spanning
(CV) of
constante
stroom (CC)
gelijkstroom
1,3 − 18 mpm af-
hankelijk van de
boogspanning
*Massief staal:
0,6 − 1,6 mm;
Roestvast staal:
0,6 − 1,3 mm;
Gevulde draden:
0,8 − 1,6 mm)
425 A bij 60%
inschakel-
duur
20,4 kg,
304 mm
Lengte: 533 mm
Breedte: 229 mm
Hoogte: 394 mm
16 kg
*Rango de velocidades nominales de acuerdo a IEC 60974–5
3-4. Omstandigheden gebruik en opslag
IP graad
IP23
Deze apparatuur is ontworpen voor gebruik buiten. Opslag is toegestaan, maar buitengebruik bij regen of andere neerslag mag alleen onder
een afdak.
3-5. Overzicht aanbevolen lastoortsen
Proces Toorts
MIG (GMAW) −
hard of snoerdraad
Bernard Q300 of Q400
FCAW − gasloze gevulde draden FC-1260
Dura-Flux
OM-1500-19 Pagina 10
3-6. Aansluitschema voor de apparatuur
Ref. 804 000-C
! Zet de draadtoevoer en de
lasstroombron uit. Zet de
motor van de lasgenerator
uit.
! Voor gebruik met CC/CV
gelijkstroom modellen
1 Lasstroomtoevoer constante
stroom (CC) of constante
spanning (CV)
2 Laskabel naar
draadaanvoerkoffer
3 Aardkabel naar werkstuk
Aansluitingen van las en aardkabel
(DCEN/DCEP) zijn afhankelijk van
het soort draad dat gebruikt wordt.
. Omdat de draadaanvoerkoffer
niet polariteit gevoelig is, is het
niet nodig om een polariteit-
schakelaar te gebruiken.
4 Werkstuk
5 Voelspanningsklem
Sluit de voelspanningsklem aan op
het lasobject.
6 Toorts
7 Aansluiting voor de
toortsschakelaar
8 Draadaanvoer
9 Gasslang
10 Gascilinder
Het gebruik van beschermgas is af-
hankelijk van het soort lasdraad dat
wordt gebruikt.
. Druk van het beschermgas
moet lager blijven dan 689 kPa
(6,89 Bar).
1
2
3
4
8
9
10
6
7
5
OM-1500-19 Pagina 11
De draadgeleider en de aandrij-
frollen installeren
1 Borgmoer aandrijfrol
2 Drager aandrijfrol
Draai de moer één klik tot de lipjes
van de moer tegenover de lipjes van
de aandrijfrol komen te zitten.
3 Aandrijfrol
Schuif de aandrijfrol op de drager
voor de aandrijfrol. Draai de moer
één klik.
Herhaal de procedure voor de bo-
venste aandrijfrol.
4 Schroef van de inlaatdraadge-
leider
5 Inlaatdraadgeleider
(Een stuk slijtvast)
Draai de borgschroef los. Installeer
de inlaatgeleider zodanig dat de
schroef van de inlaatdraadgeleider
wordt gecentreerd in de groef in de
geleider of zodanig dat de tip zo dicht
mogelijk tegen de aandrijfrollen zit
zonder dat deze hen raakt. Draai de
schroef stevig vast.
De draadgeleider en de aandrij-
frollen uitlijnen:
Het aanzicht is vanaf de bovenkant
van de aandrijfrollen omlaag gezien
met het druksysteem open.
6 Borgmoer aandrijfrol
7 Aandrijfrol
8 Inlaat draadgeleider
9 Lasdraad
10 Aandrijftandwiel
Draai de schroef naar binnen of naar
buiten tot de rolgroef uitlijnt op de
draadgeleider.
Sluit de drukrol.
Alleen de onderste aandrijfrol kan
worden uitgelijnd. Draai de stel-
schroef naar binnen of naar buiten
tot de groef uitlijnt op de draadgelei-
der zoals op de afbeelding te zien is.
De aandrijfrollen reinigen:
Verwijder de aandrijfrollen en reinig
de groeven met een draadborstel.
3-7. De draadgeleider en de aandrijfrollen installeren en uitlijnen
Ref. 804 001-B
3/16 inch
8
7
6
10
9
De draadgeleider en de
aandrijfrollen installeren
De draadgeleider en de aandrijfrollen uitlijnen
Juist
Onjuist
Benodigde gereedschappen:
2
3
4
5
1
OM-1500-19 Pagina 12
3-8. De lastoorts en de spanningssensorklem aansluiten
246 100 / Ref. 804 002−C
! Zet de draadaanvoerunit
en de lasstroombron uit.
Zet de motor van de
lasgenerator uit.
! Er is lasspanning aanwezig
bij de spanningssensorklem
als de draadaanvoerunit en
de lasstroombron aan staan.
Deze toestand bestaat zelfs
als de lampen en de meters
van de draadaanvoerunit
uit staan.
Zet de draadaanvoerunit
of de lasstroombron uit
voordat u aan de slag gaat
met de spanningssensorklem
of hem verplaatst.
1 Knop om toorts vast te zetten
2 Toortsaansluitblok
3 Aansluitpen van de toorts
4 Uitsparing in aansluitpen
5 Vergrendelingslipje voor toorts
Draai de knop los, breng de aan-
sluitpen aan in het blok. Plaats deze
zo dicht mogelijk tegen de aan-
drijfrollen, zonder dat deze worden
geraakt. Monteer de toortspen zo,
dat het vergrendelingslipje in de
uitsparing valt. Draai de knop vast.
6 Toortsschakelaar stekker
7 Stekkerdoos voor
de toortsschakelaar
8 Spanningssensorklem
Sluit de stekker van de toorts-
schakelaar aan op de stekkerdoos
voor de toortsschakelaar. Sluit de
spanningssensorklem aan op het
werkstuk.
3
6
7
Zicht op binnenzijde
8
Vergrendelingslipje
van toorts zit goed
Vergrendelingslipje
van toorts zit niet goed
5
5
4
2
1
OM-1500-19 Pagina 13
3-9. GasHet beschermend gas aansluiten
Ref. 804 003-A
1
2
3
4
OPGELET Deze aanvoerunit heeft
een beschermgasfilter dat speciale
aandacht nodig heeft bij het
reinigen. Zie hoofdstuk 5-4 voor de
juist reinigingsinstructies.
1 Gasslang met 5/8-18 fittingen
met rechtsdraaiend schroef-
draad (door klant zelf aan te
schaffen)
2 Beschermend-gascilinder
. Druk van het beschermgas
moet lager blijven dan 689 kPa
(6,89 Bar).
3 Ventiel
4 Stroommeter
Sluit het ventiel op de cilinder als u
klaar bent met lassen.
Achteraanzicht
Vanaf de draadaanvoer
Zicht op binnenzijde
3-10. De laskabel aansluiten
! Zet de draadtoevoer en de
lasstroombron uit. Zet de
motor van de lasgenerator
uit.
1 Door de gebruiker
aangeschafte laskabel
Volg de aanbevelingen van de
draadfabrikant met betrekking tot
de polariteit van de laskabel.
2 Door de gebruiker aangeschaf-
te mannelijke connector
3 Door de gebruiker aangeschaf-
te vrouwelijke connector
Druk de vrouwelijke connector over
de mannelijke connector heen en
draai hem een kwartslag rechtsom.
804 004-A
2
1
3
OM-1500-19 Pagina 14
3-11. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen*
OPGELETDe totale kabellengte in het lascircuit (zie onderstaande tabel) is de gecombineerde lengte van beide laskabels. Als bijvoorbeeld de
stroombron is opgesteld op 30 meter van het werkstuk, dan is de totale kabellengte 60 meter (2 x 30 m). Gebruik dan die 60 meter voor het bepalen
van de kabelafmetingen.
Laskabelformaat** en maximale totale lengte van de kabel (koper) in de
lasstroomkring net groter dan***
30 m of minder 45 m 60 m 70 m 90 m 105 m 120 m
Aansluitklemmen van
de lasuitgangs-
spanning
! Aansluitklemmen van
lasuitgangsspanning.
! Gebruik geen versle-
ten, beschadigde, te
korte of slecht verbon-
den kabels.
Las-
stroom
10 − 60%
inschakel-
duur
AWG
(mm
2
)
60 − 100%
inschakel-
duur
AWG (mm
2
)
10 − 100% inschakelduur
AWG (mm
2
)
100 4 (20) 4 (20) 4 (20) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 1/0 (60)
150 3 (30) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 3/0 (95)
200 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 4/0 (120)
250 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
2/0
(2x70)
300 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
3/0
(2x95)
350 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
4/0
(2x120)
400 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
4/0
(2x120)
2 stuks
4/0
(2x120)
500 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
2 stuks
2/0
(2x70)
2 stuks
3/0
(2x95)
2 stuks
4/0
(2x120)
3 stuks
3/0
(3x95)
3 stuks
3/0
(3x95)
* Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabel oververhit raakt, gebruik dan een kabel
die één maat groter is.
** Het laskabelformaat (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 cm/A.
***Voor afstanden die langer zijn dan de afstanden in deze gids moet u een vertegenwoordiger van de fabriek raadplegen op
telefoonnr. 920-735-4505.
Ref. S-0007-J 2011−07
OM-1500-19 Pagina 15
3-12. De lasdraad installeren en doorvoeren
Ref. 804 005-B
150 mm
HOUT
De draad installeren en de spanning
op de naaf afstellen:
1 Klemmoer
2 Stelmoer voor naafspanning
Verwijder de klemring en installeer de
spoel zodanig, dat de naafpen in het
gat in de spoel past. Breng de klem-
moer weer aan.
Stel de spanningsmoer zodanig aan
dat er slechts lichte kracht nodig is om
de spoel te draaien.
. De aanspanknop niet te strak aan-
draaien. Er is geen gereedschap
nodig om de knop vast te zetten.
De lasdraad doorvoeren:
3 Stelknop voor de drukeenheid
Leg de kabel van de toorts in een
rechte lijn.
Open de drukeenheid, houd de
elektrodedraad stevig vast en snijd het
einde eraf. Druk de draad door de
geleiders in de toorts.
Sluit de drukeenheid en zet hem vast.
Druk op de trekker van de toorts, tot de
draad uit de toorts komt.
Om de juiste druk van de aandrijfrollen
in te stellen moet u deze druk eerst
minimaliseren. Plaats de toorts onder
een hoek van ongeveer 45 graden met
de tip ongeveer vijf centimeter vanaf
een houten ondergrond. Voer de druk
op en blijf de draad doorvoeren tegen
de houten ondergrond tot een halve
krul onstaat en de draad niet meer slipt.
Als de draad slipt bij maximale druk,
kan er sprake zijn van andere proble-
men. Controleer de liner van het pis-
tool, alsmede de weerstand van de
spoelhouder, de contacttip, slijtage aan
aandrijfrollen, uitlijning van de aandrij-
frollen en de draadinvoergeleider, aan-
gezien deze allemaal de oorzaak kun-
nen zijn van aanvoerproblemen.
Knip de draad af en sluit de deur.
. Houd de draad strak om te voor-
komen dat hij uitrafelt.
Rechtsom
vastdraaien
Trek de draad aan en houd hem tegen; snijd het uiteinde eraf.
1
2
3
OM-1500-19 Pagina 16
3-13. Instellingen van de DIP-schakelaar op de displayprint (PC20)
Ref. 804 006-A
Instellingen van de DIP-schakelaar
Display vasthouden AAN
Displays houden hun laatste waarde vij
f
seconden vast nadat de toortsschakelaar
is losgelaten. Nadat de vasthoudtijd is
verstreken, geeft het spanningsdisplay de
open spanning aan. Als de draadsnelheid
/
ampère-display is ingesteld om de stroom-
sterkte te tonen, wordt de ampèrewaarde
vastgehouden. Nadat de vasthoudtijd
is verstreken, wordt de vooringestelde
draadsnelheid getoond.
Display vasthouden UIT
Displays houden hun laatste waarde nie
t
vast. Zodra de toortsschakelaar word
t
losgelaten, geeft het spanningsdisplay de
open spanning aan. De draadsnelheid
/
ampère-display geeft de vooringestelde
draadsnelheid aan, als de toortsschakelaar
wordt losgelaten.
De stroomsterkte niet tonen
De draadsnelheid/ampère-display geef
t
alleen de draadsnelheid aan.
De stroomsterkte tonen
De draadsnelheid/ampère-display toon
t
de stroomsterkte tijdens het lassen en de
draadsnelheid als er niet wordt gelast
.
Als de vasthoudfunctie is ingeschakeld
,
wordt de stroomsterkte ook tijdens he
t
vasthouden getoond.
Draadsnelheid − inches per minuut
Toont de draadsnelheid in inches
per minuut.
Draadsnelheid − meters per minuut
Toont de draadsnelheid in meters
per minuut.
Informatie UIT
Informatie wordt niet getoond.
Informatie AAN
Als de schakelaar op ON (aan) staat bi
j
het inschakelen van de draadaanvoeru-
nit, dan geeft het display diverse soorten
informatie. Elke informatie wordt drie se-
conden getoond.
Softwarenummer van de displayprint
(PC 20) − Het bovenste display geeft de
eerste drie cijfers, het onderste display
de laatste drie cijfers van het software-
nummer van de displayprint (PC20).
Softwarenummer van de motorprint
(PC 1) − Het bovenste display geeft de
eerste drie cijfers, het onderste display
de laatste drie cijfers van het software-
nummer van de motorprint (PC1).
De totale lastijd − Dit is de tijd dat de
draadaanvoerunit ook daadwerkelijk is
gebruikt om te lassen. Deze informatie
wordt in twee helften getoond. Eerst de
jaren en dagen, als tweede de uren en
minuten, Het bovenste display toont de
jaren/uren, het onderste display toont de
dagen/minuten.
. De DIP-schakelaar bevindt
zich achter het voorpaneel,
zoals aangegeven.
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
12345
12345
Geeft aan dat de schakelaar deze functie
niet beïnvloedt
Fabrieksinstellingen DIP-schakelaar
Toont inches per minuut
Fabrieksinstellingen DIP-schakelaar
Toont meters per minuut
OM-1500-19 Pagina 17
3-14. Motorbesturingsprint (PC1) Instellingen van de DIP-schakelaar
Ref. 247 678-A
2
3
1
12
OPEN
SW1
1 Motorbesturingskaart PC1
2 DIP−schakelaar
3 LED5
Als er een beschermende coating
overheen zit, verwijder deze dan
voordat u de DIP−schakelaar instelt.
De beschermende coating hoeft niet
opnieuw te worden aangebracht.
Zet schakelaarstanden 1 en 2 zodanig
dat het ingedrukte lipje in de richting
staat van OPEN zoals aangeduid op
de schakelaar. Zie de afbeelding.
Als de DIP−schakelaar is ingesteld,
knippert LED 5 op de motor eenmaal
als de draadaanvoerunit wordt
aangezet. Het knipperen duidt erop
dat alles correct functioneert en dat de
DIP−schakelaar correct is ingesteld.
OM-1500-19 Pagina 18
HOOFDSTUK 4 − WERKING
4-1. Bedieningsfuncties met meters
Ref. 804 006-B
1 Schakelaar voor de voedingsregeling
2 Houdcontact
Met deze functie kan de operator lassen zonde
r
de toortsschakelaar ingedrukt te houden.
Om de functie te kunnen gebruiken, moe
t
de schakelaar in de AAN-stand worden gezet.
De gebruiker moet de schakelaar minimaa
l
2 seconden maar niet langer dan 6 seconden
ingedrukt houden alvorens deze weer los te
laten. Als de schakelaar wordt losgelaten kan de
gebruiker blijven doorlassen.
Druk op de toortsschakelaar en laat deze wee
r
los om te stoppen met lassen.
3 JOG/PURGE-schakelaar.
Door op de Jog-schakelaar te drukken kan
de gebruiker de draad doorvoeren zonde
r
de lasbron of de gasklep in te schakelen.
Door op de Purge-schakelaar te drukken kan
de gebruiker de gasleidingen vullen met gas
voordat men begint met lassen en de gasstroming
vooraf instellen op de flowmeter.
4 Voltmeter
Toont de werkelijke boogspanning of open
-
spanning op de draadaanvoerunit.
5 Draadsnelheid / Stroommeter
Toont de vooringestelde draadsnelheid. Tijdens
lassen in CC−stand is de werkelijke
draadsnelheid afhankelijk van lasspanning. Zie
Hoofdstuk 3-13 voor het instellen van de
draadsnelheidweergave in inches per minuut o
f
meters per minuut.
De getoonde stroomsterkte op de draadaanvoer
-
unit is een benadering van werkelijke waarde. Zie
de stroombron voor de werkelijke stroomsterkte
.
Zie sectie 3-13 om de stroomsterkte te tonen.
6 Draadsnelheidsregeling
Met behulp van de regelknop stelt u de
draadsnelheid in tussen de waarden die
gekozen is met de draadsnelheid bereik
schakelaar die zich bevindt op het inwendig
regelpaneel. Tijdens lassen in CC−stand is de
werkelijke draadsnelheid afhankelijk van de
lasspanning. De maximale draadsnelheid kan
beperkt zijn door de lasspanning.
7 Schakelaar voor HOOG/LAAG
snelheidsbereik
Kies het snelheidsbereik met deze schakelaar
.
Het hoge bereik loopt van 1,3 tot 19,8 mtr/min
.
Het lage bereik is ongeveer de helft van het hoge
bereik.
8 CC/CV-schakelaar
Gebruik deze schakelaar om de draadaanvoer
-
unit aan te passen aan de stroombron.
9 Soft Start−schakelaar
De Soft Start-functie zorgt voor een soepele
start onder de meeste lasomstandigheden. Als
de toortsschakelaar wordt ingedrukt, is de draad
-
snelheid ongeveer 50% van de snelheid die is
ingesteld met de regelknop . Als er eenmaal een
lasboog is, loopt de draadsnelheid op naar de
ingestelde waarde.
Als er draad wordt gebruikt met een kleine
diameter of bij gebruik van een inverterstroombron
kan het nodig zijn dat de schakelaar moe
t
worden uitgeschakeld, om voor een soepele
start te zorgen.
Nadat u de schakelaars heeft afgesteld, moet u
Voorpaneel
Intern besturingspaneel
Zicht op binnenzijde
7
1
2
UIT
3
9
8
4
5
6
OM-1500-19 Pagina 19
1 Schakelaar voor de voedingsregeling
2 JOG/PURGE-schakelaar.
Door op de Jog-schakelaar te drukken kan
de gebruiker de draad doorvoeren zonder
de lasbron of de gasklep in te schakelen.
Door op de Purge-schakelaar te drukken
kan de gebruiker de gasleidingen vullen met
gas voordat men begint met lassen en de gas-
stroming vooraf instellen op de flowmeter.
3 Draadsnelheidsregeling
Met deze regeling regelt u de draadsnelheid
binnen het bereik dat is gekozen met de
schakelaar “hoog/laag”. Deze bevindt zich
op het regelpaneel aan de binnenzijde. De
maximale draadsnelheid kan begrensd zijn
door de lasspanning.
4 CC/CV-schakelaar
Gebruik deze schakelaar om de draadaan-
voer-unit aan te passen aan de stroombron.
5 Schakelaar voor HOOG/LAAG
snelheidsbereik
Bepaal het draadsnelheid bereik met behulp
van de schakelaar. Het hoge bereik is van
100 tot 800 inches per minuut (2,5 tot 20,3
meter per minuut). Het lage bereik is van 25
tot 200 inches per minuut (0,6 tot 5,1 meter
per minuut).
6 Soft Start−schakelaar
De Soft Start-functie zorgt voor een soepele
start onder de meeste lasomstandigheden.
Als de toortsschakelaar wordt ingedrukt, is de
draad- snelheid ongeveer 50% van de
snelheid die is ingesteld met de regelknop .
Als er eenmaal een lasboog is, loopt de
draadsnelheid op naar de ingestelde
waarde.
Als er draad wordt gebruikt met een kleine
diameter of bij gebruik van een
inverterstroombron kan het nodig zijn dat de
schakelaar moet worden uitgeschakeld, om
voor een soepele start te zorgen.
Nadat u de schakelaars heeft afgesteld,
moet u de beschermkap sluiten en vergrende-
len, voordat u gaat lassen.
4-2. Bedieningsfuncties zonder meters
Ref. 804 006-B
5
1
OFF
2
6
4
3
Voorpaneel
Intern besturingspaneel
Zicht op binnenzijde
OM-1500-19 Pagina 20
4-3. Informatie over slijtmaterialen van de toorts
200 007-B
OM-1500-19 Pagina 21
4-4. Instellingen voor de regeling van de draadsnelheid
Ref. 222 307A
OM-1500-19 Pagina 22
HOOFDSTUK 5 − ONDERHOUD EN STORINGEN
VERHELPEN
5-1. Routineonderhoud
! Ontkoppel de voeding
voordat u met het on-
derhoud begint.
. Geef vaker een onderhouds-
beurt als het apparaat zwaar
belast wordt.
3 maanden
Vervang
beschadigde
of onleesbare
labels
Vervang
beschadigde
gasslangen
Repareer of
vervang kapotte
kabels en snoeren
6 maanden
Reinig de
aandrijfrollen
Blaas de
binnenzijde uit
of vacuüm
5-2. Overbelastingsbescherming en thermostaatbescherming
Ref. 804 006-B
CB1
1
! Zet de draadtoevoer en de
lasstroombron uit. Zet de
motor van de lasgenerator
uit.
1 Aanvullende beschermer CB1
CB1 beschermt de draadtoevoer
tegen overbelasting. Verhelp het
probleem en re-set CB1.
Sluit de deur en vergrendel ze.
Thermostaatbescherming
Het systeem heeft interne thermos-
taatbescherming en voert geen
draad aan als er oververhitting op-
treedt (zie sectie 5-4).
Zicht op binnenzijde
OM-1500-19 Pagina 23
! Ontkoppel de voeding voordat
u met het onderhoud begint.
1 Beschermgasfilter
Verwijder het filter uit de gasklep aan
de achterzijde van de aanvoerunit.
Blaas perslucht door het uiteinde van
het filter langs de buitendraadzijde om
vuil te verwijderen uit het filtergaasje
aan de binnenzijde.
. Vervang het complete filter als
doorblazen met perslucht de
verstopping niet verhelpt.
Monteer het filter weer in de gasklep.
Draai het filter vast tot 200 in. lbs
(22,6 Nm).
5-3. Het reinigen van het beschermgasfilter
Ref. 804 004-A / 805 128-A
3/4 in.
1
FILT
Benodigde gereedschappen:
Achteraanzicht van het toevoerapparaat
5-4. Storingen
Probleem Oplossing
Er wordt geen draad aangevoerd; e
r
is nullastspanning.
Kijk de voedingsschakelaar S1 en de aansluitingen na en vervang deze indien nodig.
Controleer aanvullende beschermer CB1. Re-set CB1.
Het apparaat is oververhit. Laat het apparaat afkoelen.
Controleer de voeldraadaansluiting.
Kijk de plugaansluiting van de schakelaar van de toorts na.
Kijk de schakelaar van de toorts na. Zie de Handleiding voor de Eigenaar van de toorts.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien.
De toevoer van elektrodedraad is on
-
regelmatig.
Stel de naafspanning opnieuw af.
Stel de druk van de aandrijfrol opnieuw af.
Reinig of vervang een vuile of versleten aandrijfrol (zie Sectie 3-7).
Verwijder lasspatten rond de opening waar de draad uitkomt.
Vervang de contacttip of de geleiding. Zie de Handleiding voor de Eigenaar van de toorts.
Vervang de aandrijfrol en gebruik het juiste formaat en type (zie Sectie 3-7)
Onjuist formaat of versleten draadgeleiders (zie Sectie 3-7)
Controleer de koolborstels van de draadaanvoermotor .
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien.
Spoelhouderweerstand te hoog ingesteld (zie Sectie 3-12).
OM-1500-19 Pagina 24
Probleem Oplossing
Motor loopt langzaam.
Controleer de contacttip of de draaddoorvoerspiraal en vervang ze indien nodig.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien.
Als de Soft Start niet is ingeschakeld, gaat de motor langzaam lopen tot de stroom wordt gedetecteerd door
HD1.
Spoelhouderweerstand te hoog ingesteld (zie Sectie 3-12).
Het apparaat komt niet uit de Soft
Start instelling.
Controleer detector HD1 en de aansluitingen en vervang deze indien nodig.
Er komt draad uit als de jog
-
schakelaar wordt ingedrukt, maar nie
t
wanneer de schakelaar van de toort
s
wordt ingedrukt.
Kijk de aansluiting van de schakelaar van de toorts na bij de draadtoevoer. Kijk de draden van de trekker
van de toorts en de schakelaar na. Zie de Handleiding voor de Eigenaar van de toorts.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien.
Stotende draad in lasbad bij gebrui
k
van een constante stroombron of na
afstelling van de draad aanvoerunit.
Zorg dat de CC/CV-schakelaar in de CC-stand staat (zie Sectie 4-1).
Verhoog de smoorspoel afstelling van de stroombron indien aanwezig.
Verhoog de stroomwaarde van de lasbron of verlaag de snelheid van de draadaanvoer.
Er stroomt geen gas of het gas blijf
t
doorstromen; de draadtoevoer loop
t
door.
Verhelp de verstopping in de gasslang of vervang de slang.
Verhelp de verstopping in de lastoorts.
De verstopping uit het filter verwijderen (zie Hoofdstuk 5-3).
Kijk de gasklep na.
Controleer de spoelspanning en de aansluitingen van gasklep GS1. Controleer de werking van de spoel.
GS1 vervangen, indien nodig.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien.
De draad blijft onder stroom staan na-
dat de trekker is losgelaten.
Kijk lasschakelaar W1 na om te zien of de contacten vast zijn gaan zitten in de gesloten stand.
De schakelaar van de toorts wordt in-
gedrukt; er stroomt geen gas, er komt
geen spanning op de draad, er is
draadtoevoer.
Als er binnen 3 seconden geen lasboog wordt gevormd nadat de toortsschakelaar is ingedrukt, voert het
apparaat draad aan zonder lasspanning en gas. De unit zal ongeveer 10,7 meter (35 voet) draad aanvoeren
en dan met de aanvoer stoppen. Dit is om te voorkomen dat de draad volledig van de spoel afloopt, hetgeen
gebeurt bij een beschadigde toorts.
De informatie op het display is nie
t
nauwkeurig.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien.
Controleer detector HD1 en de aansluitingen en vervang hem indien nodig.
Geen aflezing op het display .
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien.
Vervang de displayprint.
Er ontbreken onderdelen op de dis-
playprint.
Vervang de displayprint.
De boogspanning op het display i
s
niet nauwkeurig.
De boogspanning op het display toont de lasspanning bij het draadaanvoersysteem.
Vanwege spanningsval in de laskabels is de boogspanning bij het draadaanvoersysteem niet gelijk aan de
boogspanning bij de lasstroombron. Vanwege de berekening van de gemiddelde boogspanning is de aan
-
gegeven spanning bij het draadaanvoersysteem mogelijk niet nauwkeurig als de lastijd minder is dan 8 se
-
conden.
Kijk motorregeling PC1 en de aansluitingen na en vervang deze indien nodig.
De lasstroomsterkte op het display i
s
niet nauwkeurig.
De lasstroomsterkte die op het draadaanvoersysteem wordt aangegeven komt niet exact overeen met de
lasstroomsterkte die op de lasstroombron wordt aangegeven.
Controleer de instellingen van de DIP−schakelaars op de display−printplaat PC20 (zie Hoofdstuk 3-13).
Kijk omzetter HD1 en de aansluitingen na en vervang de gehele magneetschakelaar indien nodig.
Kijk motorregeling PC1 en de aansluitingen na en vervang deze indien nodig.
De informatie over de software en de
lastijd op het display is nie
t
nauwkeurig.
Controleer de instellingen van de DIP−schakelaars op de display−printplaat PC20 (zie Hoofdstuk 3-13).
Kijk motorregeling PC1 en de aansluitingen na en vervang deze indien nodig.
OM-1500-19 Pagina 25
5-5. Diagnostiek
Foutmelders
Weergegeven op (optionele) display RODE LED op motorprint PC1 Fout
HLP 11 1 x knipperen Communicatiefout
HLP 12 2 x knipperen Toortsschakelaarfout
HLP 14 4 x knipperen
(constant knipperen)
Motor
Overbelastings fout
HLP 15 3 x knipperen Stroomrail
oververhittings, fout
Foutmeldingen
Foutmeldingen worden aangegeven door een “HLP”-bericht op de display, of doordat de rode LED op motorprint
PC1 gaat knipperen. Om de rode LED te zien, moet u de voeding uitschakelen, de beschermkap verwijderen en
de voedingsbron weer inschakelen. De rode LED knippert om de 2,5 seconden. Het aantal knippersignalen geeft
het type fout aan. Als er geen sprake is van een fout op de motorkaart, brandt de rode LED constant.
Communicatiefout
De communicatiefout treedt op na 2,5 seconden na verlies van de communicatie tussen de motor en de meterprint.
De gebruiker mag bij deze fout doorgaan met lassen. De fout kan worden verholpen door het toestel uit te schakelen,
minimaal twee seconden te wachten en daarna het toestel weer aan te zetten.
Toortsschakelaarfout
De toortsschakelaarfout treedt op als de gebruiker ongeveer 10,7 meter (35 voet) draad heeft aangevoerd zonder
een lasboog te maken. Laat de toortsschakelaar los om de fout te verhelpen.
Fout, motor overbelast
Een foutmelding voor overbelasting van de motor kan erop duiden dat de motor te lang te veel stroom heeft ge-
trokken. Om dit te verhelpen moet u de draadaanvoersnelheid of de druk van de draadaanvoerrollen verlagen. De
fout kan worden uitgeschakeld door de stroom uit te schakelen, minimaal twee seconden te wachten en de
stroom weer in te schakelen.
Fout, stroomrail oververhit
De foutmelding voor oververhitting van de stroomrail kan worden veroorzaakt door een langdurige en/of te hoge
lasstroom. Om dit te verhelpen moet u de lasstroomsterkte of de inschakelduur verlagen.
OM-1500-19 Pagina 26
HOOFDSTUK 6 − ELECTRISCH SCHEMA
S Raak onderdelen die onder stroom staan nie
t
aan.
S Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voorda
t
u deze installatie installeert of nakijkt.
S Niet doen werken met het plaatwerk
verwijderd.
S Enkel bevoegde personen de installatie, he
t
gebruik en het onderhoud laten doen.
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
218 763-G
Figuur 6-1. Aansluitschema voor draadtoevoermechanisme
OM-1500-19 Pagina 27
HOOFDSTUK 7 − ONDERDELENLIJST
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
3
4
9
6
7
8
11
10
12
14
13
65
5
66
50
37
38
19
20
25
21
22
23
24
17
35
30
49
18
34
33
45
29
32
36
31
28
26
27
15
16
54
53
55
63
68
52
46
47
51
64
5
8
5
9
6
0
6
2
5
7
6
1
6
2
48
67
56
42
42
39
41
41
44
42
40
43
67
69
70
71
26
72
1 (Afb. 7-2)
2 (Afb. 7-3)
73
74
Ref. 246 717-B
Afbeelding 7-1. Volledige installatie
Geldig vanaf 1 januari 2012
(Installaties waarvan het serienummer begint met “MC” of nieuwer)
Deze beperkte garantie vervangt alle vorige Miller garanties en is exclusief zonder andere expliciete of impliciete
waarborgen of garanties.
BEPERKTE GARANTIE − Afhankelijk van de onderstaande bepa-
lingen en voorwaarden garandeert Miller Electric Mfg. Co., Apple-
ton, Wisconsin, zijn erkende verdeler dat nieuwe Miller installaties
die verkocht zijn na de geldende datum van deze beperkte garantie
geen materiaal- en/of fabricagefouten hebben. DEZE GARANTIE
VERVANGT UITDRUKKELIJK ALLE ANDERE GARANTIES, EX-
PLICIET OF IMPLICIET, VAN VERKOOPBAARHEID EN
GESCHIKTHEID.
Binnen de onderstaande garantieperioden zal Miller alle onderde-
len of componenten die niet meer functioneren door dergelijke fa-
bricage- en materiaalfouten met garantie repareren of vervangen.
Miller moet binnen dertig (30) dagen schriftelijk op de hoogte wor-
den gebracht van een dergelijke fout of storing, waarop Miller in-
structies zal geven over de garantieclaim-procedure die hierop
volgt.
In het geval van een dergelijke storing binnen de garantieperiode
zal Miller garantieclaims toestaan op installaties met garantie die
hieronder zijn vermeld. Alle garantieperioden gelden vanaf de dag
dat de installatie geleverd werd aan de erkende verdeler, of acht-
tien maanden nadat de installatie naar een internationale distribu-
teur gezonden is.
1. 5 jaar op onderdelen — 3 jaar op arbeidsloon
* Bij originele hoofdstroomgelijkrichters alleen de thyristo-
ren (SCR’s), de diodes en de afzonderlijke gelijkrichter-
modules
2. 3 jaar — op onderdelen en arbeidsloon
* Lasaggregaten met aandrijfmotor
(OPGELET: Motoren vallen onder een aparte
garantie, bij de fabrikant van de motor.)
* Inverter stroombronnen (tenzij anders aangegeven)
* Stroombronnen plasmasnijders
* Procesbeheersingsapparatuur
* Semiautomatische en automatische draadaanvoereen-
heden
* De Flowregelaar en Flowmeter uit de Smith 30 Serie
(geen arbeidsloon)
* Transformator/gelijkrichter stroombronnen
* Waterkoelingsystemen (geïntegreerd)
3. 2 jaar — op onderdelen
* Automatisch verduisterende helmlenzen
(geen arbeidsloon)
4. 1 jaar — op onderdelen en arbeidsloon tenzij anders
aangegeven
* Automatisch bewegende apparatuur
* CoolBelt− en CoolBand−ventilatorunit (geen arbeidsloon)
* Externe controleapparatuur en −sensoren
* Opties van onderdelen achteraf ingebouwd
(OPMERKING: Opties van onderdelen die achteraf zijn
ingebouwd zijn gedekt voor de resterende garantieperi-
ode van het product waarin ze in zijn geïnstalleerd of
voor een minimum van één jaar — afhankelijk van welke
van de twee het langste duurt.)
* Flowregelaars− en Flowmeters (geen arbeidsloon)
* RFCS voetbedieningen (m.u.v. RFCS−RJ45)
* Rookgasafzuigers
* HF Units
* ICE/XT plasmasnijtoortsen (geen arbeidsloon)
* Stroombronnen voor inductieverwarming, koelers
(OPGELET: Garantie van Digitale Recorders wordt
verzorgd door de fabrikant zelf.
* Elektrische belastingsbanken
* Motoraangedreven laspistolen
(m.u.v. de Spoolmate −laspistolen)
* PAPR−ventilatorunit (geen arbeidsloon)
* Positionerings− en regelapparatuur
* Rekken
* Laskarren/trailers
* Puntlasapparaten
* Onderpoederdek−draadaanvoersystemen
* Waterkoelsystemen (niet−geïntegreerd)
* Weldcraft TIG toortsen (geen arbeidsloon)
* Draadloze voet- en handafstandsbedieningen met
ontvangers
* Werkstations/Lastafels (geen arbeidsloon)
5. 6 maanden — op onderdelen
* Accu’s
* Bernard pistolen (geen arbeidsloon)
* Tregaskiss pistolen (geen arbeidsloon)
6. 90 dagen — op onderdelen
* Toebehoren (sets)
* Beschermzeilen
* Inductieverwarmingsspoelen en dekens, kabels en niet
elektronische regelapparatuur
* M−pistolen
* MIG pistolen en onderpoederdek (SAW) pistolen
* Afstandsbedieningen en RFCS−RJ45
* Vervangende onderdelen (geen arbeidsloon)
* Roughneck−pistolen
* Spoolmate pistolen
Millers True Blue® beperkte garantie geldt niet voor:
1. Slijtonderdelen zoals contacttips, snijmondstukken,
magneetschakelaars, koolborstels, relais, bovenbladen
van werkstations en lasgordijnen of andere onderdelen
die niet meer goed werken als gevolg van normale
slijtage. (Uitzondering: borstels en relais zijn wel gedekt
bij alle motoraangedreven producten.)
2. Onderdelen geleverd door Miller maar geproduceerd door an-
deren, zoals motoren of handelsaccessoires. Deze onderde-
len vallen onder de eventuele garanties door de fabrikanten.
3. Installaties die veranderingen hebben ondergaan door andere
partijen dan Miller, of installaties die onjuist geïnstalleerd of
verkeerd gebruikt zijn volgens industrierichtlijnen, of installa-
ties die geen redelijk en noodzakelijk onderhoud hebben ge-
had, of installaties die gebruikt zijn voor andere dan de
aangegeven toepassingen voor de installatie.
MILLER PRODUKTEN ZIJN BEDOELD VOOR VERKOOP EN
GEBRUIK DOOR COMMERCIËLE/INDUSTRIËLE GEBRUI-
KERS EN PERSONEN DIE OPGELEID ZIJN EN ERVARING
HEBBEN MET HET GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN LASIN-
STALLATIES.
In het geval van een garantieclaim gedekt door deze garantie,
zullen de exclusieve Miller-oplossingen zijn: (1) repareren; of (2)
vervangen; of, als dit schriftelijk door Miller is toegestaan in
bepaalde gevallen, (3) de redelijke kosten van repareren of
vervangen bij een goedgekeurd Miller onderhoudsbedrijf; of (4)
krediet of betaling van de aankoopprijs (redelijke
waardevermindering op basis van het eigenlijke gebruik) bij het
retourneren van de goederen op risico en kosten van de klant.
Miller’s optie van repareren of vervangen zal f.o.b. zijn (met
inbegrip van vervoerskosten tot in de boot), naar de fabriek in
Appleton, Wisconsin of f.o.b. naar een door Miller goedgekeurd
onderhoudsbedrijf
zoals bepaald is door Miller. Daarom zal er geen
compensatie of terugbetaling voor transportkosten worden
toegestaan.
VOOR ZOVER DE WET DIT TOESTAAT, STAAN ER GEEN AN-
DERE VERHAALSMOGELIJKHEDEN OPEN DAN DEGENE DIE
HIER VOORZIEN ZIJN. IN GEEN GEVAL ZAL MILLER CON-
TRACTUEEL, UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF ANDERSZINS,
AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR RECHTSTREEKSE, ON-
RECHTSTREEKSE, BIJZONDERE, INCIDENTELE, OF GE-
VOLGSCHADE (HIERIN BEGREPEN GEDERFDE WINST).
MILLER VERWERPT EN SLUIT, M.B.T. ALLE GEREEDSCHAP
DAT DOOR HAAR GELEVERD WORDT, ELKE
UITDRUKKELIJKE GARANTIE DIE HIER NIET VOORZIEN IS,
EN ELKE GEÏMPLICEERDE GARANTIE OF VERKLARING
M.B.T. PRESTATIE, EN ELK VERHAAL OP GROND VAN
CONTRACTUELE WANPRESTATIE, UIT ONRECHTMATIGE
DAAD, OF DAT, WARE DEZE BEPALING NIET OPGENOMEN,
IMPLICIET, VAN RECHTSWEGE, NAAR HANDELSGEWOONTE
OF NAAR AANLEIDING VAN DE CONCRETE
OMSTANDIGHEDEN VAN DE TRANSACTIE ZOU
VOORTVLOEIEN UIT GELIJK WELKE ANDERE
RECHTSTHEORIE, HIERIN BEGREPEN ELKE
GEÏMPLICEERDE GARANTIE M.B.T. VERKOOPBAARHEID OF
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD GEBRUIK, UIT.
Sommige staten in de V.S. staan geen beperkingen toe met betrek-
king tot de duur van de garantie, noch uitsluiting van bijkomende
schade, indirecte schade, speciale schade of gevolgschade, dus
bovenstaande beperking kan mogelijk niet van toepassing zijn
voor u. Deze garantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kun-
nen eventueel ook andere rechten van toepassing zijn; deze kun-
nen echter per staat verschillen.
In Canada biedt de wetgeving in enkele provincies bepaalde extra
garanties of oplossingen die afwijken van de bepalingen die hierin
zijn opgenomen, en bovenstaande beperkingen en uitsluitingen
zijn mogelijk niet van toepassing, voorzover er niet van mag wor-
den afgezien. Deze Beperkte Garantie biedt specifieke wettelijke
rechten en er kunnen eventueel ook andere rechten zijn; deze kun-
nen echter per provincie verschillen.
miller warr_dut 2012−01
Vertaling van de originele instructies − UITGEGEVEN IN DE VS. © 2012 Miller Electric Mfg. Co 2012-01
Miller Electric Mfg. Co.
An Illinois Tool Works Company
1635 West Spencer Street
Appleton, WI 54914 USA
International Headquarters−USA
USA Phone: 920-735-4505 Auto-attended
USA & Canada FAX: 920-735-4134
International FAX: 920-735-4125
Voor internationale vestigingen bezoek
website: www.MillerWelds.com
Naam van het model Serie-/typenumber
Aankoopdatum (datum waarop de apparatuur bij de oorspronkelijke klant werd bezorgd.)
Leverancier
Adres
Plaats
Staat Postcode
S.v.p. volledig invullen en goed bewaren.
Vermeld altijd de naam van het model en het serie-/typenummer
Ga naar uw leverancier voor: Toebehoren en elektroden
Optionele apparatuur en accessoires
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Service en reparaties
Vervangende onderdelen
Trainingen en opleidingen (scholen, videos,
boeken)
Technische handboeken (onderhoudsinformatie
en onderdelen)
Stroomkringschema’s
Handboeken over lasprocessen
Neem contact op met het
vervoersbedrijf:
Neem contact op met de transportafdeling van uw
distributeur en/of de fabrikant van de apparatuur
voor hulp bij het indienen en afhandelen van scha-
declaims.
Service
Papieren van de eigenaar
Om een schadeclaim in te dienen bij verlies of
beschadiging tijdens verscheping,
Contacteer een verdeler of een service bureau

Documenttranscriptie

OM-1500-19/dut 219 185AG 2012−12 Processen MIG/MAG lassen Lassen met gevulde draad Beschrijving Draadaanvoerkoffer ™ SuitCase X-TREME 12VS ™ CE en niet CE modellen HANDLEIDING www.MillerWelds.com Van Miller voor u Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan de slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om het anders dan meteen goed te doen. Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn producten lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u nu konden zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De producten van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten gewoon het allerbeste zijn dat er te koop was. Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verkopen die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service te bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die in 1929 zijn vastgelegd. Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te beschermen tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor gezorgd, dat u de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij Miller kunt u rekenen op jarenlange betrouwbare service en goed onderhoud. En mocht uw apparatuur om wat voor reden dan ook ooit moeten worden gerepareerd, dan kunt u in het hoofdstuk Onderhoud & Storingen precies nagaan wat het probleem is. Aan de hand van de onderdelenlijst kunt u bepaMiller was de allereerste len welk onderdeel u precies nodig hebt om het fabrikant van lasapparatuur in de VS die het ISO 9001 probleem te verhelpen. Ook vindt u de garantie kwaliteitscertificaat behaal- en de onderhoudsinformatie voor uw specifieke de. model bijgesloten. Miller Electric maakt een complete lijn lasapparaten en aanverwante lasproducten. Wilt u meer informatie over de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en afzonderlijke productleaflets voor u. Elke krachtbron van Miller gaat vergezeld de meest probleemloze garantie in onze bedrijfstak − u werkt er hard genoeg voor. INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR GEBRUIK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-1. De betekenis van de symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-2. De risico’s van het booglassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-1. Aanvullende veiligheidssymbolen en definities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-2. Diverse symbolen en definities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . HOOFDSTUK 3 − INSTALLATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-2. Belangrijke informatie betreffende CE-producten (voor verkoop binnen de EU) . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-3. Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-4. Omstandigheden gebruik en opslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-5. Overzicht aanbevolen lastoortsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-6. Aansluitschema voor de apparatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-7. De draadgeleider en de aandrijfrollen installeren en uitlijnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-8. De lastoorts en de spanningssensorklem aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-9. GasHet beschermend gas aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-10. De laskabel aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-11. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-12. De lasdraad installeren en doorvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-13. Instellingen van de DIP-schakelaar op de displayprint (PC20) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-14. Motorbesturingsprint (PC1) Instellingen van de DIP-schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . HOOFDSTUK 4 − WERKING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-1. Bedieningsfuncties met meters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-2. Bedieningsfuncties zonder meters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-3. Informatie over slijtmaterialen van de toorts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-4. Instellingen voor de regeling van de draadsnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . HOOFDSTUK 5 − ONDERHOUD EN STORINGEN VERHELPEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-1. Routineonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-2. Overbelastingsbescherming en thermostaatbescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-3. Het reinigen van het beschermgasfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-4. Storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-5. Diagnostiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . HOOFDSTUK 6 − ELECTRISCH SCHEMA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . HOOFDSTUK 7 − ONDERDELENLIJST . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . GARANTIE 1 1 1 3 4 5 5 7 7 8 9 9 9 9 9 9 10 11 12 13 13 14 15 16 17 18 18 19 20 21 22 22 22 23 23 25 26 27 HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR GEBRUIK dut_som_2011−10 7 Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze op en bewaar ze. 1-1. De betekenis van de symbolen GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst. Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden vermeden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst. OPGELET − Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd aan persoonlijk letsel. . Aanduiding voor speciale instructies. Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/ van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDELEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbehorende instructies om deze risico’s te vermijden. 1-2. De risico’s van het booglassen Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding gebruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico’s aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voorzichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieronder is slechts een samenvatting van de veiligheidsvoorschriften in Sectie {+}. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften. Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren, bedienen, onderhouden en repareren. Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven tijdens het gebruik van dit apparaat. Een ELEKTRISCHE SCHOK kan dodelijk zijn Het aanraken van onder stroom staande onderdelen kan fatale schokken en ernstige brandwonden veroorzaken. De elektrode en het werkstuk staan onder stroom als de machine ingeschakeld is. Het voedingsgedeelte en de interne circuits van de machine staan eveneens onder stroom als het apparaat aan staat. Bij semi-automatisch of automatisch draadlassen staat het draad, de spoel, de ruimte waar het lasdraad zich in de machine bevindt en alle metalen onderdelen die in aanraking zijn met de lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde of onvoldoende geaarde installaties kunnen gevaren opleveren. D Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan D Draag droge, isolerende handschoenen en lichaamsbescherming zonder gaten D Isoleer u zelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiematjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met de grond of het werkstuk te voorkomen D Gebruik geen wissel−(AC) uitgangsspanning in een vochtige omgeving, als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar bestaat dat u kunt vallen D Gebruik ALLEEN wissel− (AC) uitgangsspanning als het lasproces dit vereist. D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de afstandsbediening als die op het apparaat aanwezig is. D Er zijn extra veiligheidsmaatregelen nodig als zich een van de volgende elektrisch gevaarlijke omstandigheden voordoet: op vochtige locaties of als u natte kleding draagt; op metalen constructies zoals vloeren, roosters of steigers; in een verkrampte lichaamshouding bijvoorbeeld als u zit, knielt of ligt; of wanneer het risico van onvermijdelijk of toevallig contact met het werkstuk of de D D D D D aarde groot is. Gebruik onder deze omstandigheden de volgende apparatuur in de aangegeven volgorde: 1) een semi−automatisch gelijkstroom (draad−) lasapparaat met constante spanning, 2) een handbediend gelijkstroom (elektrode−) lasapparaat, of 3) een wisselstroom lasapparaat met een lagere spanning en open circuit. In de meeste gevallen wordt het gebruik van een gelijkstroom lasapparaat met lagere spanning aanbevolen. En werk niet alleen! Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de afstandsbediening als die op het apparaat aanwezig is. Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR 1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften) Installeer, aard en bedien deze installatie in overeenstemming met de Handleiding voor gebruikers en landelijke of lokale voorschriften. Controleer altijd de aarding van de voeding en wees er zeker van dat de aardingsgeleider van de voedingskabel goed aangesloten is op de aansluitklem van het apparaat en dat de stekker van de kabel aangesloten is op een correct geaarde contactdoos. Als u het apparaat aansluit op het net, verbind dan eerst de aardingsgeleider en controleer de aansluitingen grondig. D Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen heet metaal en vonken. D Controleer de kabel regelmatig op beschadigingen of openliggende bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze beschadigd is − openliggende bedrading kan dodelijk zijn. D Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt. D Gebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbonden kabels. D Draag de kabels niet op uw lichaam. D Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte kabel- gebruik niet de massaklem of massakabel. D Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk, de grond of een andere elektrode van een ander apparaat. D Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of vervang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het apparaat zoals beschreven staat in de handleiding. D Draag een veiligheidsharnas als u boven grond-niveau werkt D Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats. D Klem de massakabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed metaal-op-metaalcontact op het werkstuk of werktafel. D Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen D Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enkele lasbron. Haal de kabel los voor het proces dat niet wordt gebruikt. OM-1500−19 Pagina 1 Er staat ook NA het afsluiten van de voedingsspanning nog een AANZIENLIJKE GELIJKSPANNING op het voedingsgedeelte van de inverter lasstroombronnen. D Zet de gelijkstroom-wisselstroomomzetter uit, maak de voedingsstekker los en ontlaad de invoercondensatoren overenkomstig de aanwijzingen in de Sectie Onderhoud, voordat u enig onderdeeel aanraakt. Door HETE ONDERDELEN kunnen brandwonden ontstaan. D Hete onderdelen niet met blote handen aanraken D Laat apparatuur altijd afkoelen, voor u eraan gaat werken. D Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet te pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen en −kleding om brandwonden te voorkomen. ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk zijn. Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw gezondheid. LASSEN kan brand of explosies veroorzaken Als er gelast wordt aan gesloten vaten zoals tanks, trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen worden Er kunnen vonken van de lasboog afvliegen. De rondvliegende vonken, de temperatuur van het werkstuk en van het gereedschap kunnen brand en brandwonden veroorzaken. Toevallig contact van een elektrode met metalen voorwerpen kan vonken, explosies, oververhitting of brand veroorzaken. Controleer eerst of de omgeving veilig is voordat u gaat lassen. D Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10 meter van de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brandwerende materialen. D Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar materiaal kunnen raken. D Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet metaal. D Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het laswerk gemakkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruimtes kunnen vliegen. D Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt D Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, scheidingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de tegenovergestelde zijde D Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg dat lasrook en gassen afgezogen worden. D Las niet aan containers waarin ooit brandbare stoffen zijn opgeslagen of aan besloten ruimtes −zoals tanks, vaten of buizen tenzij ze voldoende voorbereid zijn conform AWS F4.1 en AWS 6.0 (zie Veiligheidsvoorschriften). D Als er een slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gasmasker. D Niet lassen op plaatsen waar de omgevingslucht brandbaar stof, gas of vloeistofdampen (bijv. van benzine) kan bevatten. D Lees de Materiaalveiligheids informatiebladen en de instructies van de fabrikant voor metalen, elektroden, elektrodebekledingen, schoonmaakmiddelen en ontvetters. D Verbind de massakabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom een direkte en korte weg aflegt en elektrische schokken en brandrisico’s vermeden kunnen worden D Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in. D Werk alleen in een beslotenruimte als deze goed geventileerd wordt. Of als u een beademingsapparaat draagt. Zorg ervoor dat er altijd een ervaren persoon toekijkt. Lasdampen en gassen kunnen lucht verdringen en het zuurstofgehalte verlagen, wat schadelijke invloed heeft op u lichaam en zelfs dodelijk kan zijn. Zorg voor veilige ademlucht. D Las niet in ruimtes waar dingen worden ontvet, schoongemaakt of waar wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen reageren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en irriterende gassen vormen D Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood-of cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De belkedingen en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen produceren als ze gelast worden. De STRALEN UIT DE BOOG kunnen ogen en huid verbranden Boogstralen van het lasproces produceren zichbare en onzichtbare (ultraviolette en infrarood) stralen die uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het lassen vliegen lasspatten en vonken in het rond. D Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een lashelm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften). D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder uw helm D Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen tegen flitsen en verblindend licht te beschermen ; waarschuw anderen om niet in de boog te kijken. D Draag beschermende kleding, gemaakt van duurzaam, brandwerend materiaal (leer en wol) en beschermend schoeisel OM-1500−19 Pagina 2 D Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien. D Haal de elektrode uit de elektrodehouder of knip de lasdraad af aan de contactbuis als niet gelast wordt. D Draag olie-vrije beschermende kleding zoals leren handschoenen leren schort, broek zonder omslag, hoge schoenen en een helm. D Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of lucifers bij u draagt als u gaat lassen. D Inspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn. D Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen zwaardere nemen of deze doorverbinden. D Volg de vereisten in OSHA 1910.252 (a) (2) (iv) en NFPA 51B voor werken met hoge temperaturen, zorg dat er een brandmelder aanwezig is en dat u een blusapparaat onder handbereik hebt. RONDVLIEGEND METAAL of STOF kan de ogen verwonden. D Door lassen, bikken, het gebruik van draadborstels en slijpen kunnen vonken en rodvliegende metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen afkoelen, kunnen er slakresten rondvliegen. D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs onder uw lashelm. GASVORMING kan schadelijk voor de gezondheid of zelfs dodelijk zijn D Draai de persgastoevoer dicht, wanneer u geen gas gebruikt. D Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of gebruik goedgekeurde beademingsapparatuur ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE VELDEN kunnen van invloed zijn op geïmplanteerde medische apparatuur. D Mensen die een pacemaker of een ander geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten uit de buurt blijven. D Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden of inductieverwarmen. LAWAAI kan het gehoor aantasten Lawaai van bepaalde werkzaamheden of apparatuur kan uw gehoor aantasten D Draag goedgekeurde gehoorbescherming als het geluidsniveau te hoog is GASFLESSEN kunnen exploderen als ze beschadigd worden Persgasflessen bevatten gas dat onder hoge druk staat. Als een gasfles beschadigd wordt, kan deze exploderen. Aangezien gasflessen normaal gesproken een onderdeel uitmaken van het van het lasproces moet u er voorzichtig mee omgaan. D Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen. D Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze niet kunnen vallen of omkantelen. D Houd de flessen uit de buurt van alle las- of andere stroomkringen D Hang nooit een elektrodehouder over een gasfles. D Laat nooit een laselektrode in aanraking komen met een gasfles. D Las nooit op een gasfles onder druk; een explosie zal het gevolg zijn. D Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toepassing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed. D Draai bij het openen van de gasfles uw gezicht weg van het reduceerventiel. D Laat de beschermende kap over het ventiel over het ventiel zitten behalve als de fles gebruikt wordt of aangesloten is voor gebruik. D Gebruik de juiste apparatuur, de juiste procedures en een voldoende aantal personen om gasflessen te tillen en verplaatsen D Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd gas, bijbehorend materiaal en de CGA publikatie die in de Veiligheidsvoorschriften staat. 1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR D Installeer of plaats het apparaat niet op, boven of vlakbij ontbrandbare oppervlakken. D Het apparaat niet in de buurt van brandbare stoffen installeren. D Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat aan kan. TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden tot OVERVERHITTING. D Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan de nominale inschakelduur. D Verminder de stroomsterkte of de inschakelduur voordat u opnieuw begint met lassen. D Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet. VALLENDE APPARATUUR kan letsel veroorzaken. D Gebruik alleen het hijsoog om het apparaat op te tillen, en NIET de laskar, gasflessen of andere accessoires. D Gebruik gereedschap met voldoende capaciteit om het apparaat op te tillen en te ondersteunen. D Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant onder het apparaat uitsteken. D Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren niet in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen. D Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of apparatuur de Amerikaanse ARBO−richtlijn getiteld Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation (Publication No. 94–110). RONDVLIEGENDE LASSPATTEN kunnen letsel veroorzaken. D Draag gezichtsbescherming om de ogen en het gezicht te beschermen. D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is van de juiste beschermkast en op een veilige locatie. Draag hierbij de juiste gezichts-, hand- en lichaamsbescherming. D Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de buurt houden. STATISCHE ELEKTRICITEIT kan PCkaarten beschadigen D Doe een geaarde polsband om VOORDAT u printplaten of onderdelen aanraakt. D Gebruik goede anti-statische zakken of dozen voor het opslaan, verplaatsen of transporteren van PC-printplaten. BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen letsel veroorzaken. D Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen D Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aandrijfrollen. OM-1500−19 Pagina 3 LASDRAAD kan letsel veroorzaken D Bedien de toortsschakelaar pas als u de aanwijzing krijgt om dat te doen. D Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, andere mensen of op enig materiaal als de draad wordt ingevoerd. ONTPLOFFEN VAN DE ACCU kan letsel veroorzaken. D Gebruik het lasapparaat niet om accu’s op te laden of om voertuigen te starten tenzij het een acculaadvoorziening heeft die hiervoor speciaal is bedoeld. LEES DE INSTRUCTIES. D Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en alle waarschuwingslabels, voordat u de machine installeert, gebruikt of er onderhoud aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op. Lees de veiligheidsinformatie aan het begin van de handleiding en in elk hoofdstuk. D Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabrikant. D Voer onderhoud en service uit zoals vermeld in de Handleidingen, de industriële normen en de landelijke en ter plekke geldende regelgeving. H.F. STRALING kan storingen veroorzaken D Hoog-frequente straling kan storing veroorzaken bij radio-navigatie, veiligheidsdiensten, computers en communicatie-apparatuur. BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen letsel veroorzaken D Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals ventilatoren. D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen verwijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud en storingzoeken. D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen verwijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud en storingzoeken. D Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer aan na afloop van het onderhoud en sluit pas dan de voeding weer aan. RONDVLIEGENDE LASSPATTEN kunnen letsel veroorzaken. D Draag gezichtsbescherming voor ogen en gezicht te beschermen. D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is van de juiste beschermkast en die op een veilige locatie staat. Draag tijdens het slijpen de nodige gezichts-, hand- en lichaamsbescherming. D Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de buurt houden. D Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektronische apparatuur deze installatie uitvoeren. D De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door een bevoegd elektricien bij storingsproblemen als gevolg van de installatie D Als u van overheidswege klachten krijgt over storingen, stop dan onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur. D Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden. D Houd deuren en panelen van hoogfrequentbronnen stevig dicht, houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aarding en afscherming om de mogelijkheid van storingen tot een minimum te beperken. BOOGLASSEN veroorzaken. kan interferentie D Elektromagnetische energie kan interferentie veroorzaken bij gevoelige elektronische apparatuur zoals computers en computergestuurde apparatuur zoals robots. D Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagnetisch compatibel is. D Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels zo kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op de vloer. D Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van gevoelige elektronische apparatuur. D Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze handleiding wordt geïnstalleerd en geaard. D Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker extra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het lasapparaat, gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van lijnfilters of afscherming van het werkterrein. 1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die chemicaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend is dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen, kanker veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie 25249.5 en volgend.) OM-1500−19 Pagina 4 Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwijkingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaakt. Was na gebruik uw handen. 1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1, is available as a free download from the American Welding Society at http://www.aws.org or purchased from Global Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com). Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Global Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com). Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Combustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0, from Global Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com). National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protection Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org and www. sparky.org). Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1, from Compressed Gas Association, 14501 George Carter Way, Suite 103, Chantilly, VA 20151 (phone: 703-788-2700, website:www.cganet.com). Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060 Spectrum Way, Suite 100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone: 800-463-6727, website: www.csa-international.org). Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protection, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute, 25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, website: www.ansi.org). Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot Work, NFPA Standard 51B, from National Fire Protection Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org. OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Industry, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q, and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Superintendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954 (phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices— phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website: www.osha.gov). Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The National Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600 Clifton Rd, Atlanta, GA 30333 (phone: 1-800-232-4636, website: www.cdc.gov/NIOSH). 1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie) Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk elektrische en magnetische velden (EMV). Lasstroom veroorzaakt een elektromagnetischveld rond de lasstroomkring en de lasapparatuur. Elektromagnetischevelden kunnen interferentie veroorzaken bij bepaalde medische implantaten zoals pacemakers. Voor personen die medische implantaten hebben moeten beschermende maatregelen worden genomen, bijv. toegangsbeperking voor passanten of een risicoanalyse voor iedere afzonderlijke lasser. Beperk bijvoorbeeld de toegang voor omstanders of voer afzonderlijke risicobeoordelingen uit voor lassers. Alle lassers moeten de volgende procedures naleven om zo blootstelling aan elektro−magnetischevelden van de lasstroomkring tot een minimum te beperken: 1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te plakken of gebruik kabelbescherming. 2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan één kant en weg van de gebruiker. 3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam. 4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de apparatuur in de lasstroomkring. 5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de las. 6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten en er niet op leunen. 7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het draadaanvoersysteem draagt. Over geïmplanteerde medische apparatuur: Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen. OM-1500−19 Pagina 5 HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES 2-1. Aanvullende veiligheidssymbolen en definities . Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE−producten. Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie de symbolen). Safe1 2012−05 Het product niet meegeven met het gewone afval (waar van toepassing). Hergebruik of recycle elektrische en elektronische apparatuur die niet langer wordt gebruikt (WEEE). Voer het af naar een daarvoor inleverstation. Neem contact op de gemeente of uw lokale dealer voor nadere informatie. Safe37 2012−05 Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode (draad) niet met de blote hand aanraken. Geen natte of kapotte handschoenen dragen. Safe57 2012−05 Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door uzelf te isoleren van het werk en de aarde. Safe58 2012−06 Haal de stekker van de machine uit het stopcontact, voordat u aan de machine gaat werken. Safe5 2012−05 Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Safe59 2012−05 Gebruik actieve ventilatie of een afvoersysteem om de dampen van de werkplek af te voeren. Safe60 2012−06 Gebruik een ventilator om de dampen af te voeren. Safe61 2012−06 Houd brandbare stoffen uit de buurt van het laswerk. Niet lassen vlakbij brandbare stoffen. Safe62 2012−06 Lasvonken kunnen brand veroorzaken. Zorg dat er een brandblusapparaat in de buurt is en zorg dat er een toezichthouder is die klaarstaat om dit gebruiken. Safe63 2012−06 Niet op vaten of dichte containers e.d. lassen. ? Safe64 2012−06 OM−1500−19 pagina 7 Verwijder het label niet; verf het ook niet over en dek het niet af. Safe20 2012−05 Aandrijfrollen kunnen de vingers verwonden. Safe32 2012−05 De lasdraad en de onderdelen van de aandrijving staan tijdens het lassen onder lasspanning − houd handen en metalen objecten uit de buurt ervan. Safe33 2012−05 Draag een hoofddeksel en een veiligheidsbril. Bescherm uw oren en knoop de kraag van uw overhemd dicht. Gebruik een lashelm met de juiste filtersterkte. Draag bescherming voor uw hele lichaam. Safe66 2012−06 Begin uw opleiding door de handleiding door te lezen vooraleer het werk aan te vatten of voor het lassen. Safe65 2012−06 2-2. Diverse symbolen en definities . Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE−producten. Uitgang X Ampère V Volt Gelijkstroom (DC) IP Beschermingsgraa d Inschakelduur Draadaanvoer Percent Ingang Koude jog (inch) naar het lasobject Doorspoelen met gas Snel Constante stroom Automatische zekering Constante spanning Langzaam Houdfunctie van de toortsschakelaar uit Houdfunctie van de toortsschakelaar aan Nominale lasstroom Verhogen Uitgangsspanning belast Gas in Lees de instructies I1 A U1 Primaire spanning I2 U2 Primaire stroomsterkte Sequence Programma Proces Draadtype Type gas Verstelbare inductantie Tijd Boogregeling Toortsregeling Houdfunctie van de toortsschakelaar aan Indicatielampje toortsschakelaar losgelaten Indicatielampje Enkelfase OM−1500−19 Pagina 8 Driefasen Netaansluiting Filter HOOFDSTUK 3 − INSTALLATIE 3-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de binnenkant te vinden. Op het typeplaatje kunt u de elektrische spanning en het vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde van deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt als u het in de toekomst nodig hebt. Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de binnenkant te vinden. 3-2. Belangrijke informatie betreffende CE-producten (voor verkoop binnen de EU) A. Informatie over Elektromagnetische Velden (EMV) ! Deze apparatuur mag niet worden gebruikt door het algemene publiek aangezien de EMV-grenzen voor het algemene publiek mogelijk kunnen worden overschreden tijdens het lassen. Deze apparatuur is gebouwd conform EN 60974−1 en is louter bedoeld voor beroepsmatig gebruik (waar het algemene publiek geen toegang heeft of waar toegang zodanig is geregeld dat deze gelijk is aan beroepsmatig gebruik) en alleen door een deskundig gebruiker of iemand die hiertoe is opgeleid. Draadaanvoersystemen en aanvullende apparatuur (zoals toortsen, vloeistofkoelsystemen en lasboog− en stabilisatieapparatuur) die onderdeel uitmaken van het lascircuit mogen geen belangrijke bijdrage leveren aan het EMV. Zie de gebruikershandleidingen van alle onderdelen van de lasstroomkring voor meer informatie over EMV-blootstelling. S S De meting van de EMV voor deze apparatuur vond plaats op een afstand van 0,5 meter. Op een afstand van 1 meter waren de waarden van de EMV-blootstelling minder dan 20% van de toegestane waarden. B. Informatie over Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC) ! Diese Klasse A Ausrüstung ist nicht für die Anwendung in Wohngebieten gedacht, in denen die Stromversorgung über das öffentliche Niederspannungssystem gewährleistet wird. Aufgrund leitungsgeführter sowie gestrahlter Störgrößen können möglicherweise Schwierigkeiten bei der Sicherung der elektromagnetischen Verträglichkeit an diesen Orten auftreten. ce-emc 3 2011−09 3-3. Technische gegevens Type ingangsvermogen Type lasstroombron Snelheidsbereik draadtoevoer * Type en doorsnee draad Nominale invoer lascircuit Max. vermogen draadspoel Algehele afmetingen Open circuit / boogspanning, 14 − 110 Volt gelijkstroom Constante spanning (CV) of constante stroom (CC) gelijkstroom 1,3 − 18 mpm afhankelijk van de boogspanning *Massief staal: 0,6 − 1,6 mm; Roestvast staal: 0,6 − 1,3 mm; Gevulde draden: 0,8 − 1,6 mm) 425 A bij 60% inschakelduur 20,4 kg, 304 mm Breedte: 229 mm Gewicht Lengte: 533 mm 16 kg Hoogte: 394 mm *Rango de velocidades nominales de acuerdo a IEC 60974–5 3-4. Omstandigheden gebruik en opslag IP graad IP23 Deze apparatuur is ontworpen voor gebruik buiten. Opslag is toegestaan, maar buitengebruik bij regen of andere neerslag mag alleen onder een afdak. 3-5. Overzicht aanbevolen lastoortsen Proces Toorts MIG (GMAW) − hard of snoerdraad Bernard Q300 of Q400 FCAW − gasloze gevulde draden FC-1260 Dura-Flux OM-1500-19 Pagina 9 3-6. Aansluitschema voor de apparatuur 1 10 ! Zet de draadtoevoer en de lasstroombron uit. Zet de motor van de lasgenerator uit. ! Voor gebruik met CC/CV gelijkstroom modellen 1 Lasstroomtoevoer constante stroom (CC) of constante spanning (CV) Laskabel naar draadaanvoerkoffer Aardkabel naar werkstuk 2 3 Aansluitingen van las en aardkabel (DCEN/DCEP) zijn afhankelijk van het soort draad dat gebruikt wordt. . Omdat de draadaanvoerkoffer niet polariteit gevoelig is, is het niet nodig om een polariteitschakelaar te gebruiken. 2 9 8 4 5 Werkstuk Voelspanningsklem Sluit de voelspanningsklem aan op het lasobject. 3 6 7 7 4 5 Toorts Aansluiting voor de toortsschakelaar 8 Draadaanvoer 9 Gasslang 10 Gascilinder Het gebruik van beschermgas is afhankelijk van het soort lasdraad dat wordt gebruikt. . Druk 6 OM-1500-19 Pagina 10 van het beschermgas moet lager blijven dan 689 kPa (6,89 Bar). Ref. 804 000-C 3-7. De draadgeleider en de aandrijfrollen installeren en uitlijnen De draadgeleider en de aandrijfrollen installeren 1 2 Borgmoer aandrijfrol Drager aandrijfrol Draai de moer één klik tot de lipjes van de moer tegenover de lipjes van de aandrijfrol komen te zitten. 3 Aandrijfrol Schuif de aandrijfrol op de drager voor de aandrijfrol. Draai de moer één klik. Herhaal de procedure voor de bovenste aandrijfrol. 4 5 Schroef van de inlaatdraadgeleider Inlaatdraadgeleider (Een stuk slijtvast) Draai de borgschroef los. Installeer de inlaatgeleider zodanig dat de schroef van de inlaatdraadgeleider wordt gecentreerd in de groef in de geleider of zodanig dat de tip zo dicht mogelijk tegen de aandrijfrollen zit zonder dat deze hen raakt. Draai de schroef stevig vast. De draadgeleider en de aandrijfrollen installeren 5 De draadgeleider en de aandrijfrollen uitlijnen: 4 3 Het aanzicht is vanaf de bovenkant van de aandrijfrollen omlaag gezien met het druksysteem open. 6 7 8 9 10 1 2 Borgmoer aandrijfrol Aandrijfrol Inlaat draadgeleider Lasdraad Aandrijftandwiel Draai de schroef naar binnen of naar buiten tot de rolgroef uitlijnt op de draadgeleider. De draadgeleider en de aandrijfrollen uitlijnen 8 Onjuist Juist 9 Sluit de drukrol. Alleen de onderste aandrijfrol kan worden uitgelijnd. Draai de stelschroef naar binnen of naar buiten tot de groef uitlijnt op de draadgeleider zoals op de afbeelding te zien is. De aandrijfrollen reinigen: 7 Verwijder de aandrijfrollen en reinig de groeven met een draadborstel. 6 10 Benodigde gereedschappen: 3/16 inch Ref. 804 001-B OM-1500-19 Pagina 11 3-8. De lastoorts en de spanningssensorklem aansluiten 5 2 ! Zet de draadaanvoerunit en de lasstroombron uit. Zet de motor van de lasgenerator uit. ! Er is lasspanning aanwezig bij de spanningssensorklem als de draadaanvoerunit en de lasstroombron aan staan. Deze toestand bestaat zelfs als de lampen en de meters van de draadaanvoerunit uit staan. 5 Zet de draadaanvoerunit of de lasstroombron uit voordat u aan de slag gaat met de spanningssensorklem of hem verplaatst. 1 2 3 4 5 1 Knop om toorts vast te zetten Toortsaansluitblok Aansluitpen van de toorts Uitsparing in aansluitpen Vergrendelingslipje voor toorts Draai de knop los, breng de aansluitpen aan in het blok. Plaats deze zo dicht mogelijk tegen de aandrijfrollen, zonder dat deze worden geraakt. Monteer de toortspen zo, dat het vergrendelingslipje in de uitsparing valt. Draai de knop vast. Vergrendelingslipje van toorts zit goed Vergrendelingslipje van toorts zit niet goed 6 7 8 Toortsschakelaar stekker Stekkerdoos voor de toortsschakelaar Spanningssensorklem Sluit de stekker van de toortsschakelaar aan op de stekkerdoos voor de toortsschakelaar. Sluit de spanningssensorklem aan op het werkstuk. Zicht op binnenzijde 4 3 6 8 7 246 100 / Ref. 804 002−C OM-1500-19 Pagina 12 3-9. GasHet beschermend gas aansluiten OPGELET Deze aanvoerunit heeft een beschermgasfilter dat speciale aandacht nodig heeft bij het reinigen. Zie hoofdstuk 5-4 voor de juist reinigingsinstructies. 4 3 Achteraanzicht 1 2 Gasslang met 5/8-18 fittingen met rechtsdraaiend schroefdraad (door klant zelf aan te schaffen) Beschermend-gascilinder . Druk van het beschermgas moet lager blijven dan 689 kPa (6,89 Bar). 2 3 4 Ventiel Stroommeter Sluit het ventiel op de cilinder als u klaar bent met lassen. 1 Ref. 804 003-A 3-10. De laskabel aansluiten Zicht op binnenzijde Vanaf de draadaanvoer ! Zet de draadtoevoer en de lasstroombron uit. Zet de motor van de lasgenerator uit. 1 Door de gebruiker aangeschafte laskabel Volg de aanbevelingen van de draadfabrikant met betrekking tot de polariteit van de laskabel. 2 2 1 3 Door de gebruiker aangeschafte mannelijke connector Door de gebruiker aangeschafte vrouwelijke connector Druk de vrouwelijke connector over de mannelijke connector heen en draai hem een kwartslag rechtsom. 3 804 004-A OM-1500-19 Pagina 13 3-11. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen* OPGELET − De totale kabellengte in het lascircuit (zie onderstaande tabel) is de gecombineerde lengte van beide laskabels. Als bijvoorbeeld de stroombron is opgesteld op 30 meter van het werkstuk, dan is de totale kabellengte 60 meter (2 x 30 m). Gebruik dan die 60 meter voor het bepalen van de kabelafmetingen. Laskabelformaat** en maximale totale lengte van de kabel (koper) in de lasstroomkring net groter dan*** 30 m of minder Aansluitklemmen van de lasuitgangsspanning ! Aansluitklemmen van lasuitgangsspanning. ! Gebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbonden kabels. 45 m 60 m 70 m 90 m 105 m 120 m Lasstroom 10 − 60% inschakelduur AWG (mm2) 60 − 100% inschakelduur AWG (mm2) 100 4 (20) 4 (20) 4 (20) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 1/0 (60) 150 3 (30) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 3/0 (95) 200 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 4/0 (120) 250 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 2 stuks 2/0 (2x70) 2 stuks 2/0 (2x70) 300 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 2 stuks 2/0 (2x70) 2 stuks 3/0 (2x95) 2 stuks 3/0 (2x95) 350 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 2 stuks 2/0 (2x70) 2 stuks 3/0 (2x95) 2 stuks 3/0 (2x95) 2 stuks 4/0 (2x120) 400 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 2 stuks 2/0 (2x70) 2 stuks 3/0 (2x95) 2 stuks 4/0 (2x120) 2 stuks 4/0 (2x120) 500 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 2 stuks 2/0 (2x70) 2 stuks 3/0 (2x95) 2 stuks 4/0 (2x120) 3 stuks 3/0 (3x95) 3 stuks 3/0 (3x95) 10 − 100% inschakelduur AWG (mm2) * Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabel oververhit raakt, gebruik dan een kabel die één maat groter is. ** Het laskabelformaat (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 cm/A. ***Voor afstanden die langer zijn dan de afstanden in deze gids moet u een vertegenwoordiger van de fabriek raadplegen op telefoonnr. 920-735-4505. Ref. S-0007-J 2011−07 OM-1500-19 Pagina 14 3-12. De lasdraad installeren en doorvoeren . Houd de draad strak om te voorkomen dat hij uitrafelt. De draad installeren en de spanning op de naaf afstellen: 1 Klemmoer 2 Stelmoer voor naafspanning Verwijder de klemring en installeer de spoel zodanig, dat de naafpen in het gat in de spoel past. Breng de klemmoer weer aan. Stel de spanningsmoer zodanig aan dat er slechts lichte kracht nodig is om de spoel te draaien. . De aanspanknop niet te strak aan- 3 1 2 150 mm Trek de draad aan en houd hem tegen; snijd het uiteinde eraf. Rechtsom vastdraaien draaien. Er is geen gereedschap nodig om de knop vast te zetten. De lasdraad doorvoeren: 3 Stelknop voor de drukeenheid Leg de kabel van de toorts in een rechte lijn. Open de drukeenheid, houd de elektrodedraad stevig vast en snijd het einde eraf. Druk de draad door de geleiders in de toorts. Sluit de drukeenheid en zet hem vast. Druk op de trekker van de toorts, tot de draad uit de toorts komt. Om de juiste druk van de aandrijfrollen in te stellen moet u deze druk eerst minimaliseren. Plaats de toorts onder een hoek van ongeveer 45 graden met de tip ongeveer vijf centimeter vanaf een houten ondergrond. Voer de druk op en blijf de draad doorvoeren tegen de houten ondergrond tot een halve krul onstaat en de draad niet meer slipt. Als de draad slipt bij maximale druk, kan er sprake zijn van andere problemen. Controleer de liner van het pistool, alsmede de weerstand van de spoelhouder, de contacttip, slijtage aan aandrijfrollen, uitlijning van de aandrijfrollen en de draadinvoergeleider, aangezien deze allemaal de oorzaak kunnen zijn van aanvoerproblemen. Knip de draad af en sluit de deur. HOUT Ref. 804 005-B OM-1500-19 Pagina 15 3-13. Instellingen van de DIP-schakelaar op de displayprint (PC20) 1 1 2 3 4 2 3 4 5 5 Fabrieksinstellingen DIP-schakelaar 1 2 3 4 5 Toont inches per minuut 1 1 2 3 4 2 3 4 5 5 Fabrieksinstellingen DIP-schakelaar 1 Toont meters per minuut 2 3 4 5 Geeft aan dat de schakelaar deze functie niet beïnvloedt 1 1 2 2 3 3 4 4 Instellingen van de DIP-schakelaar Display vasthouden AAN Displays houden hun laatste waarde vijf seconden vast nadat de toortsschakelaar is losgelaten. Nadat de vasthoudtijd is verstreken, geeft het spanningsdisplay de open spanning aan. Als de draadsnelheid/ ampère-display is ingesteld om de stroomsterkte te tonen, wordt de ampèrewaarde vastgehouden. Nadat de vasthoudtijd is verstreken, wordt de vooringestelde draadsnelheid getoond. Display vasthouden UIT Displays houden hun laatste waarde niet vast. Zodra de toortsschakelaar wordt losgelaten, geeft het spanningsdisplay de open spanning aan. De draadsnelheid/ ampère-display geeft de vooringestelde draadsnelheid aan, als de toortsschakelaar wordt losgelaten. De stroomsterkte niet tonen De draadsnelheid/ampère-display geeft alleen de draadsnelheid aan. De stroomsterkte tonen De draadsnelheid/ampère-display toont de stroomsterkte tijdens het lassen en de draadsnelheid als er niet wordt gelast. Als de vasthoudfunctie is ingeschakeld, wordt de stroomsterkte ook tijdens het vasthouden getoond. 5 Draadsnelheid − inches per minuut Toont de draadsnelheid in inches per minuut. 5 Draadsnelheid − meters per minuut Toont de draadsnelheid in meters per minuut. Informatie UIT Informatie wordt niet getoond. 1 1 . De DIP-schakelaar bevindt zich achter het voorpaneel, zoals aangegeven. Ref. 804 006-A OM-1500-19 Pagina 16 2 2 3 3 4 4 5 5 Informatie AAN Als de schakelaar op ON (aan) staat bij het inschakelen van de draadaanvoerunit, dan geeft het display diverse soorten informatie. Elke informatie wordt drie seconden getoond. Softwarenummer van de displayprint (PC 20) − Het bovenste display geeft de eerste drie cijfers, het onderste display de laatste drie cijfers van het softwarenummer van de displayprint (PC20). Softwarenummer van de motorprint (PC 1) − Het bovenste display geeft de eerste drie cijfers, het onderste display de laatste drie cijfers van het softwarenummer van de motorprint (PC1). De totale lastijd − Dit is de tijd dat de draadaanvoerunit ook daadwerkelijk is gebruikt om te lassen. Deze informatie wordt in twee helften getoond. Eerst de jaren en dagen, als tweede de uren en minuten, Het bovenste display toont de jaren/uren, het onderste display toont de dagen/minuten. 3-14. Motorbesturingsprint (PC1) Instellingen van de DIP-schakelaar 1 2 3 1 2 Motorbesturingskaart PC1 DIP−schakelaar LED5 Als er een beschermende coating overheen zit, verwijder deze dan voordat u de DIP−schakelaar instelt. De beschermende coating hoeft niet opnieuw te worden aangebracht. OPEN Zet schakelaarstanden 1 en 2 zodanig dat het ingedrukte lipje in de richting staat van OPEN zoals aangeduid op de schakelaar. Zie de afbeelding. 1 Als de DIP−schakelaar is ingesteld, knippert LED 5 op de motor eenmaal als de draadaanvoerunit wordt aangezet. Het knipperen duidt erop dat alles correct functioneert en dat de DIP−schakelaar correct is ingesteld. 2 SW1 3 Ref. 247 678-A OM-1500-19 Pagina 17 HOOFDSTUK 4 − WERKING 4-1. Bedieningsfuncties met meters 2 UIT 3 1 4 5 6 1 Schakelaar voor de voedingsregeling 2 Houdcontact Met deze functie kan de operator lassen zonder de toortsschakelaar ingedrukt te houden. Om de functie te kunnen gebruiken, moet de schakelaar in de AAN-stand worden gezet. De gebruiker moet de schakelaar minimaal 2 seconden maar niet langer dan 6 seconden ingedrukt houden alvorens deze weer los te laten. Als de schakelaar wordt losgelaten kan de gebruiker blijven doorlassen. Druk op de toortsschakelaar en laat deze weer los om te stoppen met lassen. 3 JOG/PURGE-schakelaar. Door op de Jog-schakelaar te drukken kan de gebruiker de draad doorvoeren zonder de lasbron of de gasklep in te schakelen. Door op de Purge-schakelaar te drukken kan de gebruiker de gasleidingen vullen met gas voordat men begint met lassen en de gasstroming vooraf instellen op de flowmeter. 4 Voltmeter Toont de werkelijke boogspanning of openspanning op de draadaanvoerunit. 5 Draadsnelheid / Stroommeter Toont de vooringestelde draadsnelheid. Tijdens lassen in CC−stand is de werkelijke draadsnelheid afhankelijk van lasspanning. Zie Hoofdstuk 3-13 voor het instellen van de draadsnelheidweergavein inches per minuut of meters per minuut. De getoonde stroomsterkte op de draadaanvoerunit is een benadering van werkelijke waarde. Zie de stroombron voor de werkelijke stroomsterkte. Zie sectie 3-13 om de stroomsterkte te tonen. 6 Draadsnelheidsregeling Voorpaneel 9 7 8 Met behulp van de regelknop stelt u de draadsnelheid in tussen de waarden die gekozen is met de draadsnelheid bereik schakelaar die zich bevindt op het inwendig regelpaneel. Tijdens lassen in CC−stand is de werkelijke draadsnelheid afhankelijk van de lasspanning. De maximale draadsnelheid kan beperkt zijn door de lasspanning. 7 Intern besturingspaneel Zicht op binnenzijde OM-1500-19 Pagina 18 Schakelaar voor HOOG/LAAG snelheidsbereik Kies het snelheidsbereik met deze schakelaar. Het hoge bereik loopt van 1,3 tot 19,8 mtr/min. Het lage bereik is ongeveer de helft van het hoge bereik. 8 CC/CV-schakelaar Gebruik deze schakelaar om de draadaanvoerunit aan te passen aan de stroombron. 9 Soft Start−schakelaar De Soft Start-functie zorgt voor een soepele start onder de meeste lasomstandigheden. Als de toortsschakelaar wordt ingedrukt, is de draadsnelheid ongeveer 50% van de snelheid die is ingesteld met de regelknop . Als er eenmaal een lasboog is, loopt de draadsnelheid op naar de ingestelde waarde. Als er draad wordt gebruikt met een kleine diameter of bij gebruik van een inverterstroombron kan het nodig zijn dat de schakelaar moet worden uitgeschakeld, om voor een soepele start te zorgen. Ref. 804 006-B Nadat u de schakelaars heeft afgesteld, moet u 4-2. Bedieningsfuncties zonder meters OFF 2 1 1 Schakelaar voor de voedingsregeling 2 JOG/PURGE-schakelaar. Door op de Jog-schakelaar te drukken kan de gebruiker de draad doorvoeren zonder de lasbron of de gasklep in te schakelen. Door op de Purge-schakelaar te drukken kan de gebruiker de gasleidingen vullen met gas voordat men begint met lassen en de gasstroming vooraf instellen op de flowmeter. 3 Draadsnelheidsregeling Met deze regeling regelt u de draadsnelheid binnen het bereik dat is gekozen met de schakelaar “hoog/laag”. Deze bevindt zich op het regelpaneel aan de binnenzijde. De maximale draadsnelheid kan begrensd zijn door de lasspanning. 4 CC/CV-schakelaar Gebruik deze schakelaar om de draadaanvoer-unit aan te passen aan de stroombron. 5 Schakelaar voor HOOG/LAAG snelheidsbereik Bepaal het draadsnelheid bereik met behulp van de schakelaar. Het hoge bereik is van 100 tot 800 inches per minuut (2,5 tot 20,3 meter per minuut). Het lage bereik is van 25 tot 200 inches per minuut (0,6 tot 5,1 meter per minuut). 3 6 Soft Start−schakelaar De Soft Start-functie zorgt voor een soepele start onder de meeste lasomstandigheden. Als de toortsschakelaar wordt ingedrukt, is de draad- snelheid ongeveer 50% van de snelheid die is ingesteld met de regelknop . Als er eenmaal een lasboog is, loopt de draadsnelheid op naar de ingestelde waarde. Als er draad wordt gebruikt met een kleine diameter of bij gebruik van een inverterstroombron kan het nodig zijn dat de schakelaar moet worden uitgeschakeld, om voor een soepele start te zorgen. Nadat u de schakelaars heeft afgesteld, moet u de beschermkap sluiten en vergrendelen, voordat u gaat lassen. Voorpaneel 6 5 4 Intern besturingspaneel Zicht op binnenzijde Ref. 804 006-B OM-1500-19 Pagina 19 4-3. Informatie over slijtmaterialen van de toorts 200 007-B OM-1500-19 Pagina 20 4-4. Instellingen voor de regeling van de draadsnelheid Ref. 222 307A OM-1500-19 Pagina 21 HOOFDSTUK 5 − ONDERHOUD EN STORINGEN VERHELPEN 5-1. Routineonderhoud ! Ontkoppel de voeding voordat u met het onderhoud begint. . Geef vaker een onderhouds- beurt als het apparaat zwaar belast wordt. 3 maanden Vervang beschadigde of onleesbare labels Vervang beschadigde gasslangen Repareer of vervang kapotte kabels en snoeren 6 maanden Reinig de aandrijfrollen Blaas de binnenzijde uit of vacuüm 5-2. Overbelastingsbescherming en thermostaatbescherming 1 ! Zet de draadtoevoer en de lasstroombron uit. Zet de motor van de lasgenerator uit. 1 Aanvullende beschermer CB1 CB1 beschermt de draadtoevoer tegen overbelasting. Verhelp het probleem en re-set CB1. Sluit de deur en vergrendel ze. CB1 Thermostaatbescherming Het systeem heeft interne thermostaatbescherming en voert geen draad aan als er oververhitting optreedt (zie sectie 5-4). Zicht op binnenzijde Ref. 804 006-B OM-1500-19 Pagina 22 5-3. Het reinigen van het beschermgasfilter Achteraanzicht van het toevoerapparaat ! Ontkoppel de voeding voordat u met het onderhoud begint. 1 Beschermgasfilter Verwijder het filter uit de gasklep aan de achterzijde van de aanvoerunit. Blaas perslucht door het uiteinde van het filter langs de buitendraadzijde om vuil te verwijderen uit het filtergaasje aan de binnenzijde. . Vervang het complete filter als doorblazen met perslucht de verstopping niet verhelpt. 1 Monteer het filter weer in de gasklep. Draai het filter vast tot 200 in. lbs (22,6 N⋅m). Benodigde gereedschappen: 3/4 in. FILT Ref. 804 004-A / 805 128-A 5-4. Storingen Probleem Oplossing Er wordt geen draad aangevoerd; er Kijk de voedingsschakelaar S1 en de aansluitingen na en vervang deze indien nodig. is nullastspanning. Controleer aanvullende beschermer CB1. Re-set CB1. Het apparaat is oververhit. Laat het apparaat afkoelen. Controleer de voeldraadaansluiting. Kijk de plugaansluiting van de schakelaar van de toorts na. Kijk de schakelaar van de toorts na. Zie de Handleiding voor de Eigenaar van de toorts. Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien. De toevoer van elektrodedraad is on- Stel de naafspanning opnieuw af. regelmatig. Stel de druk van de aandrijfrol opnieuw af. Reinig of vervang een vuile of versleten aandrijfrol (zie Sectie 3-7). Verwijder lasspatten rond de opening waar de draad uitkomt. Vervang de contacttip of de geleiding. Zie de Handleiding voor de Eigenaar van de toorts. Vervang de aandrijfrol en gebruik het juiste formaat en type (zie Sectie 3-7) Onjuist formaat of versleten draadgeleiders (zie Sectie 3-7) Controleer de koolborstels van de draadaanvoermotor . Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien. Spoelhouderweerstand te hoog ingesteld (zie Sectie 3-12). OM-1500-19 Pagina 23 Probleem Motor loopt langzaam. Oplossing Controleer de contacttip of de draaddoorvoerspiraal en vervang ze indien nodig. Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien. Als de Soft Start niet is ingeschakeld, gaat de motor langzaam lopen tot de stroom wordt gedetecteerd door HD1. Spoelhouderweerstand te hoog ingesteld (zie Sectie 3-12). Het apparaat komt niet uit de Soft Controleer detector HD1 en de aansluitingen en vervang deze indien nodig. Start instelling. Er komt draad uit als de jog- Kijk de aansluiting van de schakelaar van de toorts na bij de draadtoevoer. Kijk de draden van de trekker schakelaar wordt ingedrukt, maar niet van de toorts en de schakelaar na. Zie de Handleiding voor de Eigenaar van de toorts. wanneer de schakelaar van de toorts wordt ingedrukt. Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien. Stotende draad in lasbad bij gebruik Zorg dat de CC/CV-schakelaar in de CC-stand staat (zie Sectie 4-1). van een constante stroombron of na afstelling van de draad aanvoerunit. Verhoog de smoorspoel afstelling van de stroombron indien aanwezig. Verhoog de stroomwaarde van de lasbron of verlaag de snelheid van de draadaanvoer. Er stroomt geen gas of het gas blijft Verhelp de verstopping in de gasslang of vervang de slang. doorstromen; de draadtoevoer loopt door. Verhelp de verstopping in de lastoorts. De verstopping uit het filter verwijderen (zie Hoofdstuk 5-3). Kijk de gasklep na. Controleer de spoelspanning en de aansluitingen van gasklep GS1. Controleer de werking van de spoel. GS1 vervangen, indien nodig. Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien. De draad blijft onder stroom staan na- Kijk lasschakelaar W1 na om te zien of de contacten vast zijn gaan zitten in de gesloten stand. dat de trekker is losgelaten. De schakelaar van de toorts wordt ingedrukt; er stroomt geen gas, er komt geen spanning op de draad, er is draadtoevoer. Als er binnen 3 seconden geen lasboog wordt gevormd nadat de toortsschakelaar is ingedrukt, voert het apparaat draad aan zonder lasspanning en gas. De unit zal ongeveer 10,7 meter (35 voet) draad aanvoeren en dan met de aanvoer stoppen. Dit is om te voorkomen dat de draad volledig van de spoel afloopt, hetgeen gebeurt bij een beschadigde toorts. De informatie op het display is niet Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien. nauwkeurig. Controleer detector HD1 en de aansluitingen en vervang hem indien nodig. Geen aflezing op het display . Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien. Vervang de displayprint. Er ontbreken onderdelen op de dis- Vervang de displayprint. playprint. De boogspanning op het display is De boogspanning op het display toont de lasspanning bij het draadaanvoersysteem. Vanwege spanningsval in de laskabels is de boogspanning bij het draadaanvoersysteem niet gelijk aan de niet nauwkeurig. boogspanning bij de lasstroombron. Vanwege de berekening van de gemiddelde boogspanning is de aangegeven spanning bij het draadaanvoersysteem mogelijk niet nauwkeurig als de lastijd minder is dan 8 seconden. Kijk motorregeling PC1 en de aansluitingen na en vervang deze indien nodig. De lasstroomsterkte op het display is De lasstroomsterkte die op het draadaanvoersysteem wordt aangegeven komt niet exact overeen met de lasstroomsterkte die op de lasstroombron wordt aangegeven. niet nauwkeurig. Controleer de instellingen van de DIP−schakelaars op de display−printplaat PC20 (zie Hoofdstuk 3-13). Kijk omzetter HD1 en de aansluitingen na en vervang de gehele magneetschakelaar indien nodig. Kijk motorregeling PC1 en de aansluitingen na en vervang deze indien nodig. De informatie over de software en de Controleer de instellingen van de DIP−schakelaars op de display−printplaat PC20 (zie Hoofdstuk 3-13). lastijd op het display is niet Kijk motorregeling PC1 en de aansluitingen na en vervang deze indien nodig. nauwkeurig. OM-1500-19 Pagina 24 5-5. Diagnostiek Foutmelders Weergegeven op (optionele) display RODE LED op motorprint PC1 Fout HLP 11 1 x knipperen Communicatiefout HLP 12 2 x knipperen Toortsschakelaarfout HLP 14 4 x knipperen (constant knipperen) Motor Overbelastings fout HLP 15 3 x knipperen Stroomrail oververhittings, fout Foutmeldingen Foutmeldingen worden aangegeven door een “HLP”-bericht op de display, of doordat de rode LED op motorprint PC1 gaat knipperen. Om de rode LED te zien, moet u de voeding uitschakelen, de beschermkap verwijderen en de voedingsbron weer inschakelen. De rode LED knippert om de 2,5 seconden. Het aantal knippersignalen geeft het type fout aan. Als er geen sprake is van een fout op de motorkaart, brandt de rode LED constant. Communicatiefout De communicatiefout treedt op na 2,5 seconden na verlies van de communicatie tussen de motor en de meterprint. De gebruiker mag bij deze fout doorgaan met lassen. De fout kan worden verholpen door het toestel uit te schakelen, minimaal twee seconden te wachten en daarna het toestel weer aan te zetten. Toortsschakelaarfout De toortsschakelaarfout treedt op als de gebruiker ongeveer 10,7 meter (35 voet) draad heeft aangevoerd zonder een lasboog te maken. Laat de toortsschakelaar los om de fout te verhelpen. Fout, motor overbelast Een foutmelding voor overbelasting van de motor kan erop duiden dat de motor te lang te veel stroom heeft getrokken. Om dit te verhelpen moet u de draadaanvoersnelheid of de druk van de draadaanvoerrollen verlagen. De fout kan worden uitgeschakeld door de stroom uit te schakelen, minimaal twee seconden te wachten en de stroom weer in te schakelen. Fout, stroomrail oververhit De foutmelding voor oververhitting van de stroomrail kan worden veroorzaakt door een langdurige en/of te hoge lasstroom. Om dit te verhelpen moet u de lasstroomsterkte of de inschakelduur verlagen. OM-1500-19 Pagina 25 HOOFDSTUK 6 − ELECTRISCH SCHEMA Waarschuwing Gevaar voor electrische schok S S S S Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan. Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie installeert of nakijkt. Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd. Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik en het onderhoud laten doen. OM-1500-19 Pagina 26 218 763-G Figuur 6-1. Aansluitschema voor draadtoevoermechanisme HOOFDSTUK 7 − ONDERDELENLIJST . De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan. 58 59 74 33 26 71 73 60 34 18 72 62 70 32 31 36 29 45 54 39 42 57 16 42 61 53 44 49 62 55 27 28 24 26 30 23 41 22 21 40 17 43 42 41 15 63 68 69 52 67 37 35 47 64 19 20 25 51 50 38 46 48 67 56 14 11 66 13 5 10 65 12 7 8 1 (Afb. 7-2) 6 3 4 2 (Afb. 7-3) 9 Ref. 246 717-B Afbeelding 7-1. Volledige installatie OM-1500-19 Pagina 27 Geldig vanaf 1 januari 2012 (Installaties waarvan het serienummer begint met “MC” of nieuwer) Deze beperkte garantie vervangt alle vorige Miller garanties en is exclusief zonder andere expliciete of impliciete waarborgen of garanties. BEPERKTE GARANTIE − Afhankelijk van de onderstaande bepalingen en voorwaarden garandeert Miller Electric Mfg. Co., Appleton, Wisconsin, zijn erkende verdeler dat nieuwe Miller installaties die verkocht zijn na de geldende datum van deze beperkte garantie geen materiaal- en/of fabricagefouten hebben. DEZE GARANTIE VERVANGT UITDRUKKELIJK ALLE ANDERE GARANTIES, EXPLICIET OF IMPLICIET, VAN VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID. Binnen de onderstaande garantieperioden zal Miller alle onderdelen of componenten die niet meer functioneren door dergelijke fabricage- en materiaalfouten met garantie repareren of vervangen. Miller moet binnen dertig (30) dagen schriftelijk op de hoogte worden gebracht van een dergelijke fout of storing, waarop Miller instructies zal geven over de garantieclaim-procedure die hierop volgt. In het geval van een dergelijke storing binnen de garantieperiode zal Miller garantieclaims toestaan op installaties met garantie die hieronder zijn vermeld. Alle garantieperioden gelden vanaf de dag dat de installatie geleverd werd aan de erkende verdeler, of achttien maanden nadat de installatie naar een internationale distributeur gezonden is. 1. 5 jaar op onderdelen — 3 jaar op arbeidsloon * Bij originele hoofdstroomgelijkrichters alleen de thyristoren (SCR’s), de diodes en de afzonderlijke gelijkrichtermodules 2. 3 jaar — op onderdelen en arbeidsloon * Lasaggregaten met aandrijfmotor (OPGELET: Motoren vallen onder een aparte garantie, bij de fabrikant van de motor.) * Inverter stroombronnen (tenzij anders aangegeven) * Stroombronnen plasmasnijders * Procesbeheersingsapparatuur * Semiautomatische en automatische draadaanvoereenheden * De Flowregelaar en Flowmeter uit de Smith 30 Serie (geen arbeidsloon) * Transformator/gelijkrichter stroombronnen * Waterkoelingsystemen (geïntegreerd) 3. 2 jaar — op onderdelen * Automatisch verduisterende helmlenzen (geen arbeidsloon) 4. 1 jaar — op onderdelen en arbeidsloon tenzij anders aangegeven * Automatisch bewegende apparatuur * CoolBelt− en CoolBand−ventilatorunit (geen arbeidsloon) * Externe controleapparatuur en −sensoren * Opties van onderdelen achteraf ingebouwd (OPMERKING: Opties van onderdelen die achteraf zijn ingebouwd zijn gedekt voor de resterende garantieperiode van het product waarin ze in zijn geïnstalleerd of voor een minimum van één jaar — afhankelijk van welke van de twee het langste duurt.) * Flowregelaars− en Flowmeters (geen arbeidsloon) * RFCS voetbedieningen (m.u.v. RFCS−RJ45) * Rookgasafzuigers * HF Units * ICE/XT plasmasnijtoortsen (geen arbeidsloon) * Stroombronnen voor inductieverwarming, koelers (OPGELET: Garantie van Digitale Recorders wordt verzorgd door de fabrikant zelf. * Elektrische belastingsbanken * Motoraangedreven laspistolen (m.u.v. de Spoolmate −laspistolen) * PAPR−ventilatorunit (geen arbeidsloon) * Positionerings− en regelapparatuur * Rekken * Laskarren/trailers * Puntlasapparaten * Onderpoederdek−draadaanvoersystemen * Waterkoelsystemen (niet−geïntegreerd) * Weldcraft TIG toortsen (geen arbeidsloon) * Draadloze voet- en handafstandsbedieningen met ontvangers * Werkstations/Lastafels (geen arbeidsloon) 5. 6 maanden — op onderdelen * Accu’s * Bernard pistolen (geen arbeidsloon) * Tregaskiss pistolen (geen arbeidsloon) 6. 90 dagen — op onderdelen * Toebehoren (sets) * * Beschermzeilen Inductieverwarmingsspoelen en dekens, kabels en niet elektronische regelapparatuur * M−pistolen * MIG pistolen en onderpoederdek (SAW) pistolen * Afstandsbedieningen en RFCS−RJ45 * Vervangende onderdelen (geen arbeidsloon) * Roughneck−pistolen * Spoolmate pistolen Millers True Blue® beperkte garantie geldt niet voor: 1. Slijtonderdelen zoals contacttips, snijmondstukken, magneetschakelaars, koolborstels, relais, bovenbladen van werkstations en lasgordijnen of andere onderdelen die niet meer goed werken als gevolg van normale slijtage. (Uitzondering: borstels en relais zijn wel gedekt bij alle motoraangedreven producten.) 2. Onderdelen geleverd door Miller maar geproduceerd door anderen, zoals motoren of handelsaccessoires. Deze onderdelen vallen onder de eventuele garanties door de fabrikanten. 3. Installaties die veranderingen hebben ondergaan door andere partijen dan Miller, of installaties die onjuist geïnstalleerd of verkeerd gebruikt zijn volgens industrierichtlijnen, of installaties die geen redelijk en noodzakelijk onderhoud hebben gehad, of installaties die gebruikt zijn voor andere dan de aangegeven toepassingen voor de installatie. MILLER PRODUKTEN ZIJN BEDOELD VOOR VERKOOP EN GEBRUIK DOOR COMMERCIËLE/INDUSTRIËLE GEBRUIKERS EN PERSONEN DIE OPGELEID ZIJN EN ERVARING HEBBEN MET HET GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN LASINSTALLATIES. In het geval van een garantieclaim gedekt door deze garantie, zullen de exclusieve Miller-oplossingen zijn: (1) repareren; of (2) vervangen; of, als dit schriftelijk door Miller is toegestaan in bepaalde gevallen, (3) de redelijke kosten van repareren of vervangen bij een goedgekeurd Miller onderhoudsbedrijf; of (4) krediet of betaling van de aankoopprijs (redelijke waardevermindering op basis van het eigenlijke gebruik) bij het retourneren van de goederen op risico en kosten van de klant. Miller’s optie van repareren of vervangen zal f.o.b. zijn (met inbegrip van vervoerskosten tot in de boot), naar de fabriek in Appleton, Wisconsin of f.o.b. naar een door Miller goedgekeurd onderhoudsbedrijf zoals bepaald is door Miller. Daarom zal er geen compensatie of terugbetaling voor transportkosten worden toegestaan. VOOR ZOVER DE WET DIT TOESTAAT, STAAN ER GEEN ANDERE VERHAALSMOGELIJKHEDEN OPEN DAN DEGENE DIE HIER VOORZIEN ZIJN. IN GEEN GEVAL ZAL MILLER CONTRACTUEEL, UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF ANDERSZINS, AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR RECHTSTREEKSE, ONRECHTSTREEKSE, BIJZONDERE, INCIDENTELE, OF GEVOLGSCHADE (HIERIN BEGREPEN GEDERFDE WINST). MILLER VERWERPT EN SLUIT, M.B.T. ALLE GEREEDSCHAP DAT DOOR HAAR GELEVERD WORDT, ELKE UITDRUKKELIJKE GARANTIE DIE HIER NIET VOORZIEN IS, EN ELKE GEÏMPLICEERDE GARANTIE OF VERKLARING M.B.T. PRESTATIE, EN ELK VERHAAL OP GROND VAN CONTRACTUELE WANPRESTATIE, UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF DAT, WARE DEZE BEPALING NIET OPGENOMEN, IMPLICIET, VAN RECHTSWEGE, NAAR HANDELSGEWOONTE OF NAAR AANLEIDING VAN DE CONCRETE OMSTANDIGHEDEN VAN DE TRANSACTIE ZOU VOORTVLOEIEN UIT GELIJK WELKE ANDERE RECHTSTHEORIE, HIERIN BEGREPEN ELKE GEÏMPLICEERDE GARANTIE M.B.T. VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD GEBRUIK, UIT. Sommige staten in de V.S. staan geen beperkingen toe met betrekking tot de duur van de garantie, noch uitsluiting van bijkomende schade, indirecte schade, speciale schade of gevolgschade, dus bovenstaande beperking kan mogelijk niet van toepassing zijn voor u. Deze garantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kunnen eventueel ook andere rechten van toepassing zijn; deze kunnen echter per staat verschillen. In Canada biedt de wetgeving in enkele provincies bepaalde extra garanties of oplossingen die afwijken van de bepalingen die hierin zijn opgenomen, en bovenstaande beperkingen en uitsluitingen zijn mogelijk niet van toepassing, voorzover er niet van mag worden afgezien. Deze Beperkte Garantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kunnen eventueel ook andere rechten zijn; deze kunnen echter per provincie verschillen. miller warr_dut 2012−01 Papieren van de eigenaar S.v.p. volledig invullen en goed bewaren. Naam van het model Aankoopdatum Serie-/typenumber (datum waarop de apparatuur bij de oorspronkelijke klant werd bezorgd.) Leverancier Adres Plaats Staat Postcode Service Contacteer een verdeler of een service bureau Vermeld altijd de naam van het model en het serie-/typenummer Ga naar uw leverancier voor: Toebehoren en elektroden Optionele apparatuur en accessoires Persoonlijke beschermingsmiddelen Service en reparaties Miller Electric Mfg. Co. Vervangende onderdelen Trainingen en opleidingen (scholen, videos, boeken) Technische handboeken (onderhoudsinformatie en onderdelen) Handboeken over lasprocessen Om een schadeclaim in te dienen bij verlies of beschadiging tijdens verscheping, Neem contact op met de transportafdeling van uw distributeur en/of de fabrikant van de apparatuur voor hulp bij het indienen en afhandelen van schadeclaims. Vertaling van de originele instructies − UITGEGEVEN IN DE VS. International Headquarters−USA USA Phone: 920-735-4505 Auto-attended USA & Canada FAX: 920-735-4134 International FAX: 920-735-4125 Voor internationale vestigingen bezoek website: www.MillerWelds.com Stroomkringschema’s Neem contact op met het vervoersbedrijf: An Illinois Tool Works Company 1635 West Spencer Street Appleton, WI 54914 USA © 2012 Miller Electric Mfg. Co 2012-01
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40

Miller MD011282U de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor