16 | DHA...E.30
NL
Installatie-, bedienings- en onderhoudsinstructies
14. LEVENSDUUR EN WEGGOOIEN
14.2. Buitenbedrijfstelling en weggooien
Bij demontage komen stroomvoerende delen bloot te liggen, deze leiden bij aanraking tot een elektri-
sche schok. Ontkoppel vóór het demonteren de ventilator van alle elektriciteitspunten en beveilig deze
tegen opnieuw inschakelen!
Componenten en modules van het apparaat die hun levensduur hebben bereikt, bijv. vanwege slijtage, corrosie, me-
chanische stress, metaalmoeheid en/of andere, niet direct herkenbare redenen, moeten na demontage correct en
overeenkomstig de nationale en internationale wet- en regelgeving worden afgevoerd. Hetzelfde geldt voor gebruikte
hulpstoffen zoals olie en vet of andere stoffen. Het bewust of onbewust hergebruik van gebruikte componenten zoals
bijv. waaiers, walslagers, motoren, enz. kan leiden tot gevaar voor personen, het milieu en machines en installaties. De
geldende plaatselijke gebruiksvoorschriften moeten worden nageleefd en toegepast.
14.1. Levensduur van het product
14.3. Reserveonderdelen (motor + waaier)
Er mogen alleen originele reserveonderdelen worden gebruikt.
De reparatie mag alleen worden uitgevoerd door getraind en geautoriseerd vakpersoneel.
De motoren zijn uitgerust met onderhoudsvrije, permanent gesmeerde kogellagers. Onder normale bedrijfsomstandig-
heden is de verwachte levensduur ongeveer 30.000 bedrijfsuren.
De hier gegeven informatie is sterk afhankelijk van de betreffende gebruiksomgeving en de omgevingsomstandighed-
en. We adviseren deze apparaten na ongeveer 30.000 bedrijfsuren of 5 jaar te vervangen.
15. OPSPOREN EN VERHELPEN VAN STORINGEN
Storing Mogelijke oorzaak Oplossingen
■Ventilator start
niet
■Geen voeding ■Controleer de stroomvoorziening/aansluitingen
■Waaier draait niet vrij ■Spoor de oorzaken op en verhelp de storing
indien mogelijk. Neem contact op met de lever-
ancier als dit niet mogelijk is.
■Motor oververhit/
thermische beveili-
ging is geactiveerd
■Kogellager defect ■Neem contact op met de leverancier
■Te hoge bedrijfstemperatuur ■Neem de gegevens op het typeplaatje in acht
■Luchtstroom is te gering, motor kan
niet aoelen
■Zie storing „Lage luchtcapaciteit“
■Apparaat maakt
teveel lawaai/
trillingen in de
behuizing
■Vuilafzettingen op de waaier ■Zie hoofdstuk Onderhoud en reiniging
■Onbalans van de waaier ■Neem contact op met de leverancier
■Verbinding met de aanzuig- of afzuigbui-
zen veroorzaakt trillingen/vibraties
■Installeer de ventilator met trillingsisolatie
■Bevestigingsschroeven losgeraakt ■Schroeven vastdraaien
■Kogellager defect ■Neem contact op met de leverancier
■Losgeraakt waaierblad ■Neem contact op met de leverancier
■Lage luchtcapaci-
teit
■Waaier draait in de verkeerde richting
(verkeerde richting van de luchtverplaat-
sing)
■Let op de markering op het apparaat/type-
plaatje. Controleer de elektrische aansluitingen
■Hoge drukverliezen in het systeem ■Verbeter de leidingconfiguratie of kies een
krachtigere ventilator
■Terugstroomkleppen gesloten of slechts
gedeeltelijk open
■Controleer de aansturing/inbouwpositie van de
terugslagklep
■Kanaalsysteem verstopt ■Verstopping verwijderen / Beschermrooster
schoonmaken
■Toerentalregeling verkeerd ingesteld /
onjuist aangesloten
■Controleer instellingen/schakelapparaat en evt.
opnieuw instellen/aansluiten