KTM 250 SX 2020 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2020
250 SX
Artikelnr. 3214001nl
BESTE KTM KLANT,
*3214001nl*
3214001nl
02/2019
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13) Dealerstempel
Motornummer ( pag. 13)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2019 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
250 SX EU (F6301T0)
250 SX US (F6375T0)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 5
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 5
1.2 Gebruikte formatering......................... 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 6
2.2 Onjuist gebruik .................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen...................... 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 7
2.6 Veilig gebruik .................................... 7
2.7 Beschermende kleding ....................... 8
2.8 Werkinstructies.................................. 8
2.9 Milieu............................................... 8
2.10 Bedieningshandleiding ....................... 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ..................... 9
3.1 Garantie............................................ 9
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ............. 9
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ........... 9
3.4 Service ............................................. 9
3.5 Afbeeldingen ..................................... 9
3.6 Klantenservice................................... 9
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 12
5 SERIENUMMERS........................................ 13
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 13
5.2 Typeplaatje ..................................... 13
5.3 Motornummer.................................. 13
5.4 Artikelnummer voorvork .................... 13
5.5 Artikelnummer schokdemper............. 14
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 15
6.1 Koppelingshendel ............................ 15
6.2 Remhendel...................................... 15
6.3 Gashendel....................................... 15
6.4 Stopknop ........................................ 15
6.5 Tankdop openen .............................. 16
6.6 Tankdop sluiten ............................... 16
6.7 Brandstofkraan ................................ 17
6.8 Choke ............................................. 17
6.9 Versnellingshendel ........................... 17
6.10 Kickstarterhendel............................. 18
6.11 Rempedaal...................................... 18
6.12 Plug-in standaard............................. 18
6.13 Bedrijfsurenteller ............................. 19
7 INBEDRIJFSTELLING.................................. 20
7.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 20
7.2 Motor inrijden.................................. 21
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden .................. 21
7.4 Voertuig voor rijden op droog zand
voorbereiden.................................... 22
7.5 Voertuig voor rijden op nat zand
voorbereiden.................................... 23
7.6 Voertuig voor rijden op nat en
modderig circuit voorbereiden ........... 25
7.7 Voertuig voor hoge temperaturen of
langzaam rijden voorbereiden............ 25
7.8 Voertuig voor lage temperaturen of
sneeuw voorbereiden ........................ 26
8 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 27
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 27
8.2 Starten ........................................... 27
8.3 Beginnen met rijden......................... 28
8.4 Schakelen, rijden ............................. 28
8.5 Afremmen ....................................... 29
8.6 Stoppen, parkeren............................ 29
8.7 Transporteren .................................. 30
8.8 Brandstof tanken ............................. 31
9 SERVICESCHEMA....................................... 32
9.1 Extra informatie ............................... 32
9.2 Verplichte werkzaamheden................ 32
9.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 33
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 34
10.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 34
10.2 Luchtvering AER 48......................... 34
10.3 Ingaande demping schokdemper ....... 35
10.4 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen...................... 35
10.5 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen...................... 36
10.6 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 36
10.7 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................... 37
10.8 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 38
10.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren...................................... 38
10.10 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 39
10.11 Dynamische veerweg instellen ....... 40
10.12 Basisinstelling voorvork controleren ... 40
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen ............... 41
INHOUDSOPGAVE
3
10.14 Ingaande demping voorvork
instellen.......................................... 42
10.15 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 43
10.16 Stuurstand ...................................... 43
10.17 Stuurstand instellen ..................... 44
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 45
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 45
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 45
11.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 45
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 46
11.5 Vorkpoten demonteren .................. 47
11.6 Vorkpoten monteren ...................... 47
11.7 Voorvorkprotector demonteren ........... 48
11.8 Voorvorkprotector monteren............... 48
11.9 Onderste kroonplaat demonteren .... 48
11.10 Onderste kroonplaat monteren ....... 49
11.11 Speling balhoofdlager controleren...... 51
11.12 Speling balhoofdlager instellen ...... 52
11.13 Balhoofdlager smeren ................... 52
11.14 Startnummerbord demonteren........... 53
11.15 Startnummerbord monteren .............. 53
11.16 Spatbord voor demonteren ................ 53
11.17 Spatbord voor monteren.................... 53
11.18 Schokdemper demonteren ............. 54
11.19 Schokdemper monteren ................ 55
11.20 Zadel verwijderen............................. 57
11.21 Zadel monteren................................ 57
11.22 Deksel luchtfilterbak demonteren ...... 58
11.23 Deksel luchtfilterbak monteren.......... 59
11.24 Luchtfilter demonteren ................. 59
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen ....................................... 60
11.26 Luchtfilter monteren ..................... 61
11.27 Luchtfilterbak-deksel op borging
voorbereiden ................................ 61
11.28 Einddemper demonteren................... 62
11.29 Einddemper monteren ...................... 62
11.30 Glasvezelvulling van de einddemper
vervangen .................................... 62
11.31 Brandstoftank demonteren ............ 63
11.32 Brandstoftank monteren ................ 64
11.33 Vervuiling ketting controleren............ 65
11.34 Ketting reinigen ............................... 66
11.35 Kettingspanning controleren ............. 66
11.36 Kettingspanning instellen ................. 67
11.37 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 68
11.38 Frame controleren ........................ 71
11.39 Achterbrug controleren .................. 71
11.40 Gaskabelplaatsing controleren........... 71
11.41 Rubberen stuurcovers controleren...... 72
11.42 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 73
11.43 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren....................... 73
11.44 Vloeistof hydraulische koppeling
verversen ..................................... 74
12 REMSYSTEEM............................................ 76
12.1 Vrije slag remhendel controleren........ 76
12.2 Uitgangspositie van de
handremhendel instellen .................. 76
12.3 Remschijven controleren................... 76
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 77
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 78
12.6 Remplaketten van de voorwielrem
controleren...................................... 79
12.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................... 79
12.8 Vrije slag rempedaal controleren........ 82
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 82
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren...................................... 83
12.11 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen ...................................... 83
12.12 Remplaketten van de achterwielrem
controleren...................................... 85
12.13 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen .................................... 85
13 WIELEN, BANDEN ...................................... 88
13.1 Voorwiel demonteren .................... 88
13.2 Voorwiel monteren ........................ 89
13.3 Achterwiel demonteren ................. 89
13.4 Achterwiel monteren ..................... 90
13.5 Bandentoestand controleren.............. 92
13.6 Bandenspanning controleren............. 92
13.7 Spaakspanning controleren ............... 93
14 KOELSYSTEEM........................................... 94
14.1 Koelsysteem .................................... 94
14.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren...................................... 94
14.3 Koelmiddelpeil controleren ............... 95
14.4 Koelmiddel aftappen .................... 95
14.5 Koelmiddel vullen ........................ 96
15 MOTOR AFSTELLEN ................................... 98
15.1 Speling gaskabel controleren............. 98
15.2 Speling gaskabel instellen ............. 98
15.3 Carburateur afstellen........................ 99
15.4 Carburateur - stationair-regeling ...... 101
15.5 Carburateur - stationair toerental
instellen .................................... 102
INHOUDSOPGAVE
4
15.6 Stekkerverbinding van de
ontstekingscurveaanpassing ............ 103
15.7 Ontstekingscurve wijzigen............... 103
15.8 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 103
15.9 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 104
15.10 Motorkarakteristiek - hulpveer ......... 104
15.11 Motorkarakteristiek hulpveer
instellen .................................... 105
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 107
16.1 Vlotterkamer carburateur
aftappen .................................... 107
16.2 Cardanoliepeil controleren .............. 108
16.3 Cardanolie verversen ................... 108
16.4 Cardanolie bijvullen .................... 109
17 REINIGING, ONDERHOUD......................... 111
17.1 Motorfiets reinigen ......................... 111
18 STALLING ................................................ 113
18.1 Stalling......................................... 113
18.2 Inbedrijfname na stalling................ 114
19 FOUTEN OPSPOREN................................. 115
20 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 117
20.1 Motor............................................ 117
20.2 Aanhaalmomenten motor ................ 117
20.3 Carburateur ................................... 120
20.3.1 Carburateur afstellen.................. 120
20.3.2 Carburateur - basisinstelling
zandtrajecten ............................ 121
20.4 Vulhoeveelheden............................ 121
20.4.1 Cardanolie................................. 121
20.4.2 Koelmiddel ............................... 121
20.4.3 Brandstof.................................. 121
20.5 Chassis ......................................... 121
20.6 Elektronica.................................... 122
20.7 Banden......................................... 122
20.8 Voorvork........................................ 122
20.8.1 250 SX EU ............................... 122
20.8.2 250 SX US ............................... 123
20.9 Schokdemper ................................ 123
20.9.1 250 SX EU ............................... 123
20.9.2 250 SX US ............................... 124
20.10 Aanhaalmomenten chassis.............. 124
21 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 127
22 HULPSTOFFEN......................................... 129
23 NORMEN ................................................. 131
24 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 132
INDEX ............................................................. 133
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan. Dit
voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motor-
sportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo
komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
9
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op garantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller ver-
slijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te contro-
leren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
V01533-10
1
Remhendel ( pag. 15)
2
Koppelingshendel ( pag. 15)
3
Deksel luchtfilterbak
4
Plug-in-standaard
5
Versnellingshendel ( pag. 17)
6
Choke ( pag. 17)
7
Brandstofkraan
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
V01534-10
1
Zadel
2
Tankdop
3
Stopknop ( pag. 15)
4
Gashendel ( pag. 15)
5
Kickstarterhendel ( pag. 18)
6
Rempedaal ( pag. 18)
7
Schokdemperinstelling ingaande demping
8
Schokdemperinstelling uitgaande demping
9
Kijkglas remvloeistof achter
SERIENUMMERS 5
13
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer
1
is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje
1
is aan de voorzijde van het balhoofd aange-
bracht.
5.3 Motornummer
401949-10
Het motornummer
1
is aan de linkerzijde van de motor onder het
ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenkant van
de asopname gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
14
5.5 Artikelnummer schokdemper
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste
deel van de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe
gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.1 Koppelingshendel
F00009-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
F00001-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
F00001-11
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.4 Stopknop
F00002-10
De stopknop
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in uitgangspositie In deze stand is het ontste-
kingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een
stilstaande motor schakelt niet in.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.5 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
K01132-11
Tankdop
1
tegen de klok in draaien en naar boven toe verwij-
deren.
6.6 Tankdop sluiten
K01132-10
Tankdop
1
plaatsen en met de klok mee draaien tot de
brandstoftank goed gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
2
zonder knik-
ken leggen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.7 Brandstofkraan
K01201-10
De brandstofkraan bevindt zich aan de linkerkant van de brand-
stoftank.
Met de draaihendel
1
op de brandstofkraan wordt de brandstof-
toevoer naar de carburateur geopend of gesloten.
Mogelijke toestanden
Brandstoftoevoer gesloten OFF Nu kan er geen brandstof van
de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Brandstoftoevoer geopend ON Er kan brandstof van de
brandstoftank naar de carburateur stromen. De brandstoftank
wordt helemaal geleegd.
6.8 Choke
K01203-10
De chokeknop
1
is aan de linkerkant van de carburateur aange-
bracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een
opening vrijgegeven waardoor de motor extra brandstof kan aanzui-
gen. Daardoor ontstaat een rijker brandstof-luchtmengsel dat voor
de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd
zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokeknop is tot de aanslag uitge-
trokken.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag
ingedrukt.
6.9 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
401950-13
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
6.10 Kickstarterhendel
401954-10
De kickstarterhendel
1
is rechts aan de motor aangebracht.
De kickstarterhendel kan worden gezwenkt.
Info
Voor het rijden eerst de kickstarterhendel naar de motor
zwenken.
6.11 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.12 Plug-in standaard
H02629-10
De opname voor de plug-in standaard
1
is de linkerzijde van de
steekas.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de
motorfiets.
Bij het transporteren van de motorfiets wordt de plug-in-standaard
als vorkblokkering gebruikt.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
6.13 Bedrijfsurenteller
K01135-10
De bedrijfsurenteller
1
is voor het stuur aangebracht.
Hij geeft het totale aantal bedrijfsuren van de motor aan.
De bedrijfsurenteller begint te tellen als de motor wordt gestart en
hij stopt als de motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op de bedrijfsurenteller kan niets worden gewist of inge-
steld.
7 INBEDRIJFSTELLING
20
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
INBEDRIJFSTELLING 7
21
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 73)
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 76)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 82)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 104)
Wen eerst op een hiervoor geschikt terrein aan het rijgedrag van de motorfiets voordat u een veeleisende tocht
onderneemt.
Info
Uw motorfiets is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar
te assisteren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Neem geen bagage mee.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 93)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 21)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat of
modderig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten dui-
delijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden. ( pag. 61)
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 60)
7 INBEDRIJFSTELLING
22
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 22)
Rijden op nat zand. ( pag. 23)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 25)
Rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden. ( pag. 25)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 26)
7.4 Voertuig voor rijden op droog zand voorbereiden
M01129-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de ver-
eiste waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt
bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat
onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen
noch andere componenten van het koel-
systeem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoe-
len, alvorens de koeler, de koelerslangen of
andere componenten van het koelsysteem
te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende
deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
M01104-01
Luchtfilter-stofbescherming monteren.
Luchtfilter-stofbescherming (79006920000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
INBEDRIJFSTELLING 7
23
M01105-01
Luchtfilter-zandbescherming monteren.
Luchtfilter-zandbescherming (79006922000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
M01107-01
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de
afstelling van de carburateur.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 129)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 130)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
7.5 Voertuig voor rijden op nat zand voorbereiden
M01129-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de ver-
eiste waarde:
7 INBEDRIJFSTELLING
24
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt
bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat
onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen
noch andere componenten van het koel-
systeem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoe-
len, alvorens de koeler, de koelerslangen of
andere componenten van het koelsysteem
te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende
deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
M01106-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
M01107-01
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de
afstelling van de carburateur.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 129)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 130)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
INBEDRIJFSTELLING 7
25
7.6 Voertuig voor rijden op nat en modderig circuit voorbereiden
M01106-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
M01107-01
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de
afstelling van de carburateur.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 111)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.7 Voertuig voor hoge temperaturen of langzaam rijden voorbereiden
M01129-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de ver-
eiste waarde:
7 INBEDRIJFSTELLING
26
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt
bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat
onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen
noch andere componenten van het koel-
systeem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoe-
len, alvorens de koeler, de koelerslangen of
andere componenten van het koelsysteem
te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende
deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet als de koppeling wegens
een te lange secundaire overbrenging vaak moet worden
bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 129)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 95)
7.8 Voertuig voor lage temperaturen of sneeuw voorbereiden
M01106-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
M01107-01
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de
afstelling van de carburateur.
RIJ-INSTRUCTIES 8
27
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 108)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 77)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 83)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 79)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 85)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 95)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 65)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 68)
Kettingspanning controleren. ( pag. 66)
Bandentoestand controleren. ( pag. 92)
Bandenspanning controleren. ( pag. 92)
Spaakspanning controleren. ( pag. 93)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 46)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 45)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
8 RIJ-INSTRUCTIES
28
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De
licht ontvlambare stoffen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Motorfiets staat meer dan 1 week stil
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 107)
Draaihendel op de brandstofkraan in stand ON draaien.
Er kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Plug-in standaard verwijderen.
Versnelling in stationair schakelen.
Voorwaarde
Motor koud
Chokeknop tot de aanslag uittrekken.
Kickstarterhendel krachtig en volledig intrappen.
Info
Geen gas geven.
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voor het rijden moet de plug-in-standaard worden verwijderd.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband zijn vastgezet.
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en
gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor
gas loslaten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshen-
del vrijgeven en gas geven.
Als de chokefunctie is geactiveerd, moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas
terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks,
maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
RIJ-INSTRUCTIES 8
29
Geef slechts zoveel gas als de motor op dat moment aan kan - het abrupt opentrekken van de gashendel ver-
hoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijge-
ven en gas geven resp. nog een keer schakelen.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd met stationair toerental draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Voorkom dat de koppeling vaak en langdurig sleept. Daardoor verhitten de cardanolie, de motor en het koel-
systeem.
Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Gebruik op een zandige, regennatte of gladde ondergrond zoveel mogelijk de achterwielrem.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snel-
heid naar een lagere versnelling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen
terug en hierbij de motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en
raakt het remsysteem niet oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
8 RIJ-INSTRUCTIES
30
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Draaihendel op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
Voertuig op plug-in standaard zetten.
8.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
H02628-01
Motor uitzetten.
Pluginstandaard aan de vorkpoten monteren.
Plug-in standaard (79029094000)
Info
De pluginstandaard maakt deel uit van de levering.
Zorg ervoor dat de remkabel voor de plug-in-standaard
verloopt en niet klemt.
401475-01
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen borgen tegen omvallen en wegrollen.
Info
Spanriemen samentrekken tot plug-in-standaard stevig
tegen het spatbord en de banden ligt.
Op uitlijning van de plug-in-standaard ten opzichte van
de spatbordonderzijde letten.
RIJ-INSTRUCTIES 8
31
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor parkeren.
Tankdop openen. ( pag. 16)
400382-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
35 mm
Brandstoftankinhoud
totaal ca.
7,5 l Superbrandstof
loodvrij (95
octaan) gemengd
met 2-takt
motorolie (1:60)
( pag. 128)
Motorolie 2-takt ( pag. 127)
Tankdop sluiten. ( pag. 16)
9 SERVICESCHEMA
32
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
9.2 Verplichte werkzaamheden
na iedere race
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren
om de 10 rij-uren
Eenmalig na 5 bedrijfsuren
eenmalig na 1 rij-uur
Cardanolie verversen. ( pag. 108)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 79)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 85)
Remschijven controleren. ( pag. 76)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 83)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 82)
Frame controleren. ( pag. 71)
Achterbrug controleren. ( pag. 71)
Achterbruglager op speling controleren.
Zwenklager op speling controleren.
Schokdemperbevestiging controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 92)
Bandenspanning controleren. ( pag. 92)
Wiellager op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 93)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren.
( pag. 68)
Kettingspanning controleren. ( pag. 66)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze
soepel bewegen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 73)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 77)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 76)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51)
Bougie en bougiedop vervangen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en man-
chetten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 94)
SERVICESCHEMA 9
33
na iedere race
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren
om de 10 rij-uren
Eenmalig na 5 bedrijfsuren
eenmalig na 1 rij-uur
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 60)
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. ( pag. 62)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren
goed vastzitten.
Stationair toerental controleren.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service in het KTM Dealer.net noteren.
Eenmalig interval
Periodiek interval
9.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 40 rij-uren
Eenmalig na 20 rij-uren / om de 20 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren / om de 10 rij-uren
om de 12 maanden
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 74)
Balhoofdlager smeren. ( pag. 52)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Naaldsproeier vervangen.
Klein motoronderhoud uitvoeren. (membraanhuis, membraan en aanzuigflens controleren.
Koppeling controleren. Bij zwaardere gebruiksomstandigheden: zuigers vervangen, cilinders
en Z-maat controleren.)
Gemiddelde motorservice uitvoeren. (Zuigers vervangen, cilinders en Z-maat controleren. Uit-
laatregeling op goede werking en soepelheid controleren.)
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Drijfstang,
drijfstanglager en kruktap vervangen. Transmissie en versnelling controleren. Alle motorlagers
vervangen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN
34
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand inge-
steld op een bestuurder met standaard gewicht (met bescher-
mende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 75 … 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere
afwijkingen moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
10.2 Luchtvering AER 48
M01110-01
In de voorvork WP Suspension AER 48 wordt een luchtvering
gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en
de demping in de rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk
gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van conventionele voorvor-
ken. Ook het reageren op kleine oneffenheden wordt aanzienlijk
verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen
voor de vering. Als eindslag bevindt zich een stalen veer in de lin-
kervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk
in de voorvork worden verhoogd om beschadiging van de
voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een voorvorkpomp snel wor-
den aangepast aan het bestuurdersgewicht, de omstandigheden
van het terrein en de wens van de bestuurder. De voorvork hoeft
niet te worden gedemonteerd. De ingewikkelde montage van har-
dere of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht
zou verliezen, zakt de voorvork desondanks toch niet door. De
lucht wordt in dit geval in de vork tegengehouden. De veerweg
blijft grotendeels behouden. De demping wordt harder en het rij-
comfort neemt af.
CHASSIS AFSTELLEN 10
35
De demping kan net als bij een conventionele vork qua ingaand en
uitgaand niveau worden ingesteld.
De instelling van de uitgaande demping bevindt zich aan de onder-
zijde van de rechter vorkpoot.
De instelling van de ingaande demping bevindt zich aan de onder-
zijde van de rechter vorkpoot.
10.3 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeedinstelling is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel
in.
De lowspeedinstelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achter-
wiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom
zijn wijzigingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en
omgekeerd.
10.4 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
K01130-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed (250 SX EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping lowspeed (250 SX US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10 CHASSIS AFSTELLEN
36
10.5 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
K01195-10
Stelschroef
1
met een dopsleutel tot de aanslag met de klok
mee draaien.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed (250 SX EU)
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Ingaande demping highspeed (250 SX US)
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
CHASSIS AFSTELLEN 10
37
K01131-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (250 SX EU)
Comfort 22 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 18 klikken
Uitgaande demping (250 SX US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achterwielas positioneren en de afstand tot
de markering SAG op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090000)
Veerwegmal-pen (00029990010)
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
10 CHASSIS AFSTELLEN
38
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 37)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achterwielas
en de markering SAG op het achterspatbord meten.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg
(250 SX EU)
35 mm
Statische veerweg
(250 SX US)
35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 39)
10.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 37)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de
afstand tussen de achterwielas en de markering SAG op het
achterspatbord.
Waarde als maat
C
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
C
.
Dynamische veerweg controleren.
Voorgeschreven waarde
Dynamische veerweg
(250 SX EU)
105 mm
Dynamische veerweg
(250 SX US)
105 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 40)
CHASSIS AFSTELLEN 10
39
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning verandert, moet u de huidige instelling noteren - bijv. de veerlengte opme-
ten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Schokdemper demonteren. ( pag. 54)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
402659-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de aangegeven
maat
A
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
(250 SX EU)
7 mm
Veervoorspanning
(250 SX US)
7 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring
schokdemper
M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 55)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
10 CHASSIS AFSTELLEN
40
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Schokdemper demonteren. ( pag. 54)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (250 SX EU)
Gewicht bestuurder: 65
75 kg
39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
85 kg
42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
95 kg
45 N/mm
Veerconstante (250 SX US)
Gewicht bestuurder: 65
75 kg
39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
85 kg
42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
95 kg
45 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 55)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 38)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 38)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 36)
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
CHASSIS AFSTELLEN 10
41
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen wor-
den gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voorschriften
worden verhoogd om beschadiging aan voorvork en frame te
voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de
vorkpoten worden ontlucht.
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Extreme wijzigingen in de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aanzienlijk verslechteren
en componenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden con-
troleren of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en uitgaande demping bevinden in de rechter
vorkpoot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
V01522-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
verwijderen.
Vorkpomp
2
helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966000)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor geleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
Het display van de vorkpomp wordt automatisch ingescha-
keld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen
defect van de vorkpomp of voorvork.
De bijgevoegde KTM PowerParts-handleiding in acht
nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
10 CHASSIS AFSTELLEN
42
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk (250 SX EU) 10,1 bar
Luchtdruk (250 SX US) 10,2 bar
Verandering in de luchtdruk
stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 7 bar
Maximale luchtdruk 12 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden
instellen.
Vorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt overdruk uit de slang, niet
uit de vorkpoot.
Het display van de vorkpomp schakelt na 80 seconden
automatisch uit.
Beschermkap monteren.
Info
De beschermkap alleen met de hand monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
10.14 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
V01523-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping (250 SX EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Ingaande demping (250 SX US)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
CHASSIS AFSTELLEN 10
43
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
M01100-10
Beschermkap
1
verwijderen.
Stelschroef
2
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroef
2
bevindt zich aan de onderzijde van
de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (250 SX EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping (250 SX US)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
Beschermkap
1
monteren.
10.16 Stuurstand
H01188-10
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand
A
van het
midden geplaatst.
Afstand boorgaten A 3,5 mm
Het stuur kan in 2 verschillende posities worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk, het stuur in de aangenaamste positie
voor de bestuurder te zetten.
10 CHASSIS AFSTELLEN
44
10.17 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
Voorwerk
Stuurbescherming verwijderen.
H01189-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklem demonteren. Stuur ver-
wijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapters
3
verwijderen.
Rubberen bussen
4
positioneren en moeren
5
van onderaf
erdoor steken.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten.
Info
De stuuradapters zijn aan één zijde langer en hoger.
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklem positioneren.
Schroeven
1
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Stuurklem met schroeven
1
eerst aan de langere, hogere
zijde van de stuuradapters tegen elkaar schroeven.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroeven
1
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
45
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de bodem.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
H02629-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de plug-in standaard
1
in de linkerkant van de steekas steken.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
46
H01182-12
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk
uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 48)
M01134-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en binnenpoten van beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 130)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 48)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
47
11.5 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Voorwiel demonteren. ( pag. 88)
K01143-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
K01174-10
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.6 Vorkpoten monteren
H01182-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef
1
van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep
A
van de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de
zijkant groeven ingefreesd. De tweede ingefreesde groef
(van boven) moet door de bovenkant van de bovenste
kroonplaat worden afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in-
en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
K01174-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat
onder
M8 12 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
48
K01143-11
Remzadel positioneren. Schroeven
4
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
5
monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 89)
11.7 Voorvorkprotector demonteren
F00024-10
Schroeven
1
verwijderen. Klem verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen. Linker voorvorkprotector verwijde-
ren.
Schroeven
3
verwijderen. Rechter voorvorkprotector verwijde-
ren.
11.8 Voorvorkprotector monteren
F00024-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
2
monteren en
vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Voorwiel demonteren. ( pag. 88)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 47)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 53)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 53)
Stuurbescherming verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
49
K01149-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
M01117-10
O-ring
3
verwijderen. Beschermring
4
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.10 Onderste kroonplaat monteren
102146-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 129)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
1
correct is
gepositioneerd.
Beschermingsring
2
en O-ring
3
erop schuiven.
K01150-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
H01182-11
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef
5
van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep
A
van de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
De klep van de luchtvering AER bevindt zich in de linker
vorkpoot.
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de
zijkant groeven ingefreesd. De tweede ingefreesde groef
(van boven) moet door de bovenkant van de bovenste
kroonplaat worden afgesloten.
K01175-10
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat
onder
M8 12 Nm
V01530-10
Schroef
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
V01531-10
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite
®
243™
K01175-11
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
51
K01143-12
Remzadel positioneren. Schroeven
9
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
bk
monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelings-
leiding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Spatbord voor monteren. ( pag. 53)
Voorwiel monteren. ( pag. 89)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Startnummerbord monteren. ( pag. 53)
Stuurbescherming monteren.
11.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 52)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 52)
Balhoofdlager controleren, eventueel vervangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.12 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Stuurbescherming verwijderen.
V01524-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
losdraaien.
Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Stuurbescherming monteren.
11.13 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 48)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 49)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van
de onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
53
11.14 Startnummerbord demonteren
F00012-10
Schroef
1
verwijderen.
Remleiding van het startnummerbord losmaken. Startnummer-
bord eraf halen.
11.15 Startnummerbord monteren
F00013-10
Remleiding aan het startnummerbord vastmaken.
Startnummerbord positioneren.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
11.16 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Startnummerbord demonteren. ( pag. 53)
M01144-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
en
2
verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
11.17 Spatbord voor monteren
M01144-10
Hoofdwerk
Spatbord voor positioneren. Schroeven
1
en
2
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Startnummerbord monteren. ( pag. 53)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
11.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
V01525-10
Hoofdwerk
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven
1
met ringen verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
Linker framebescherming verwijderen.
Rechter framebescherming naar voren schuiven en naar bene-
den verwijderen.
K01134-10
Schroef
3
verwijderen.
Schroefverbinding
4
verwijderen.
Info
Het wiel iets optillen. Zo kunnen de schroeven gemak-
kelijker worden verwijderd.
K01136-10
Haakse hendel
5
naar achteren duwen.
Verbindingshendel
6
omlaag duwen.
K01137-10
Schroeven
7
verwijderen en voetremcilinder van de druk-
stang verwijderen.
M01149-01
Verbindingsschakel van de ketting verwijderen.
Ketting verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
55
V01526-10
Moer
8
verwijderen en achterbrugbout eruit trekken.
Achterbrug naar achteren schuiven en tegen omvallen beveili-
gen.
K01139-10
Schokdemper vasthouden en schroef
9
verwijderen.
K01140-10
Schokdemper voorzichtig naar onder toe verwijderen.
11.19 Schokdemper monteren
K01140-11
Hoofdwerk
Schokdemper voorzichtig van beneden af in het voertuig positi-
oneren.
K01139-11
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 60 Nm
Loctite
®
2701™
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
V01527-10
Achterbrug positioneren en achterbrugbout monteren.
Info
Op het vlakke punt
A
letten.
Moer
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
M01149-01
Ketting monteren.
Ketting met schakel verbinden.
Voorgeschreven waarde
De gesloten zijde van de kettingslotborging moet in de loop-
richting wijzen.
K01148-10
Voetremcilinder positioneren.
De drukstang
3
grijpt in de voetremcilinder.
De vuilschraper is correct gepositioneerd.
Schroeven
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
K00864-10
Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
Schroefverbinding
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer verbindings-
hendel aan haakse
hendel
M14x1,5 80 Nm
Info
Op de vlakke plaats
B
letten.
Schroef
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 60 Nm
Loctite
®
2701™
Info
Het wiel iets optillen. Zo kan de schroef gemakkelijker
worden gemonteerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
57
V01525-11
Linker framebescherming positioneren.
Rechter framebescherming van onder plaatsen en naar achte-
ren schuiven.
Schroeven
7
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebe-
scherming
M5 3 Nm
Schroef
8
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebe-
scherming
M5 3 Nm
Nieuwe kabelbinders monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.20 Zadel verwijderen
K01133-10
Schroef
1
verwijderen.
H02218-10
Zadel achteraan optillen, naar achteren trekken en naar boven
toe verwijderen.
11.21 Zadel monteren
H02218-11
Zadel vooraan aan de flensbus van de brandstoftank haken,
achteraan neerlaten en naar voren schuiven.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
K01133-10
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11.22 Deksel luchtfilterbak demonteren
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Zadel verwijderen. ( pag. 57)
K01226-10
Schroef
1
verwijderen.
K01227-10
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
naar de zijkant toe eraf
trekken en naar voren toe verwijderen.
K01225-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
naar de zijkant toe eraf
trekken en naar voren toe verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
59
11.23 Deksel luchtfilterbak monteren
K01227-11
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
vasthaken en in
bereik
B
vergrendelen.
K01226-10
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel
luchtfilterbak
EJOT PT
®
K60x20-Z
3 Nm
Zadel monteren. ( pag. 57)
K01225-11
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
vasthaken en in
bereik
B
vergrendelen.
11.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 58)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
K01156-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip
1
losmaken. Luchtfilter met luchtfilterhouder
verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 58)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 59)
K00518-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen
en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 129)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 129)
Luchtfilterbak reinigen.
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd
en goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 61)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 59)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
61
11.26 Luchtfilter monteren
102178-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik
A
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 129)
K01186-10
Luchtfilter plaatsen en bovenste borgpen
1
in de bus
B
positioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Onderste borgpen met bevestigingsklem
2
vastzetten.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is kun-
nen stof en vuil in de motor dringen en schade veroor-
zaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 59)
11.27 Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 58)
S02308-10
Hoofdwerk
Bij de markering
A
een gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 59)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
11.28 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
K01187-10
Schroeven
1
met ringen verwijderen.
Einddemper aan de uitlaatmof
2
van het bochtstuk af trek-
ken.
11.29 Einddemper monteren
K01229-10
Einddemper in de uitlaatmof
1
positioneren.
Schroeven
2
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11.30 Glasvezelvulling van de einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
In de loop van de tijd vervluchtigen de vezels van het isolatiemateriaal en verdwijnen naar buiten, de eind-
demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 62)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
63
H01759-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen. Binnenpoot
2
eruit trekken.
Glasvezelvulling
3
uit binnenpoot trekken.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controle-
ren of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling
3
op de binnenpoot monteren.
Buitenpoot
4
met de nieuwe glasvezelvulling over de binnen-
poot schuiven.
Alle schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van eind-
demper
M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 62)
11.31 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 57)
Draaihendel op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
K01189-10
Hoofdwerk
Brandstofslang eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Schroeven
1
verwijderen.
K01190-10
Schroef
2
met rubberbus verwijderen.
Slang van de brandstoftankontluchting van de brandstoftank-
dop trekken.
K01191-01
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateur trekken en
brandstoftank naar boven toe verwijderen.
11.32 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
65
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 71)
K01191-02
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant
van de radiateur vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of
worden beschadigd.
K01190-11
Slang voor brandstoftankontluchting erop steken.
Schroef
1
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
K01189-11
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Brandstofslang aansluiten.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 57)
11.33 Vervuiling ketting controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 66)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
11.34 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 129)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 129)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.35 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
67
K01197-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trek-
ken en de kettingspanning
A
bepalen.
Voorgeschreven waarde
Het onderste deel van de ketting
1
moet daarbij gespan-
nen zijn.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 55 … 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 67)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.36 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Kettingspanning controleren. ( pag. 66)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
H00016-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55 … 58 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zodanig draaien dat de
markeringen aan de linker en rechter kettingspanner in
dezelfde positie staan t.o.v. de referentiemarkeringen
A
.
Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
4
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.37 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controle-
ren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
69
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
10 … 15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand
B
van
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
V01528-10
Glijblok controleren op slijtage.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef
bovenste
glijblok
M6 6 Nm
Loctite
®
243™
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
K01199-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
402421-10
Kettinggeleiding met een schuifmaat op maat
C
controleren.
Minimale dikte
C
van de
kettinggeleiding
6 mm
» Als de voorgeschreven waarde niet wordt bereikt:
Kettinggeleiding vervangen.
102192-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M6 10 Nm
Resterende moe-
ren chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
71
11.38 Frame controleren
S02306-01
Controleren of het frame scheuren heeft of vervormd is.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking
scheuren of vervormingen heeft:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtin-
werking is beschadigd, altijd vervangen. KTM
staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
11.39 Achterbrug controleren
S02305-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen.
Reparatie van de achterbrug staat KTM niet toe.
11.40 Gaskabelplaatsing controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gaskabel kan bij verkeerde montage uit de geleiding glijden.
De gasschuif wordt dan niet meer gesloten; de snelheid kan niet meer worden gecontroleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften vol-
doen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 57)
Draaihendel op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 63)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
K01235-10
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, rechts
langs het frame, boven het brandstoftanklager naar de car-
burateur zijn gelegd. De gaskabel moet bij het brandstoftan-
klager met de rubberband zijn vastgezet.
» Als de gasbowdenkabel niet op de voorgeschreven wijze is
gelegd:
Gaskabelplaatsing corrigeren.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 64)
Zadel monteren. ( pag. 57)
11.41 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls
en rechts op de handgreep van de gashendel
gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur
vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen
met de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
102245-10
Schroef
1
op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite
®
243™
De ruit
A
moet naar boven zijn gepositioneerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
73
11.42 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
F00009-11
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.43 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
H01330-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 128)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
11.44 Vloeistof hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
H01330-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
75
K01232-10
Ontluchtingsspuit
4
met de passende vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 128)
Ontluchtingsschroef
5
op koppelingsnemercilinder van de
koppeling verwijderen en ontluchtingsspuit
4
monteren.
L01223-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zon-
der luchtbellen uit de boring
6
van de koppelingscilinder
stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren
en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12 REMSYSTEEM
76
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
K00453-11
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
A
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de handremhendel instellen.
( pag. 76)
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
K00453-10
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 76)
Uitgangspositie van de handremhendel met de stelschroef
1
aan de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 12
77
H00938-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 79)
H01332-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 78)
12 REMSYSTEEM
78
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 79)
REMSYSTEEM 12
79
K00470-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 128)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.6 Remplaketten van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
H01333-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 79)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 79)
12.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
80
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
K00469-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen, om de rem-
zuigers terug te duwen en erop letten, dat er geen remvloeistof
uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
REMSYSTEEM 12
81
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van
de remzuigers het remzadel tegen de spaken wordt
geduwd.
101737-10
De splitpennen
4
verwijderen, de bouten
5
eruit trekken en
remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
100397-01
Controleren of het veerblad
6
in het remzadel en de glij-
plaat
7
in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
101738-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en de split-
pennen monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en een drukpunt aanwezig is.
K00521-10
Remvloeistofpeil corrigeren op maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 128)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12 REMSYSTEEM
82
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402026-10
Veer
1
uithangen.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde over-
eenkomt:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 82)
Veer
1
inhangen.
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
K00523-10
Veer
1
losmaken.
Moer
2
losdraaien en met drukstang
3
terugdraaien totdat
de maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer
4
losdraaien en schroef
5
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
3
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is.
Eventueel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbe-
vestiging
M8 20 Nm
Drukstang
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
REMSYSTEEM 12
83
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Veer
1
vasthaken.
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 85)
K01216-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 83)
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
84
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 85)
K01185-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 128)
Schroefdop met membraan en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 12
85
12.12 Remplaketten van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
M01180-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 85)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 85)
12.13 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
12 REMSYSTEEM
86
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
K01196-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
101740-10
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen, om de rem-
zuigers terug te duwen en erop letten, dat er geen remvloeistof
uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
De splitpennen
3
verwijderen, de bouten
4
eruit trekken en
remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
101741-10
Controleren of het veerblad
5
in het remzadel en de glij-
plaat
6
in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
Info
De pijl op het veerblad wijst in de draairichting van de
remschijf.
M01181-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten
4
erin steken en de
splitpennen
3
monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Erop letten dat de ontkoppelingsplaat
7
aan het rem-
plaket aan de zuigerzijde gemonteerd is.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
REMSYSTEEM 12
87
K01185-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering
A
.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 128)
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13 WIELEN, BANDEN
88
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
H01337-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuigers naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van
de remzuigers het remzadel tegen de spaken wordt
geduwd.
K00454-10
Schroef
1
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
2
losdraaien.
Op de schroef
1
drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef
1
verwijderen.
H01340-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-10
Afstandsbussen
3
verwijderen.
WIELEN, BANDEN 13
89
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlak
A
van de afstandsbussen reinigen
en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 129)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 129)
K00454-11
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
13 WIELEN, BANDEN
90
H00027-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
Moer
1
verwijderen.
Kettingspanner
2
verwijderen. Steekas
3
slechts zo ver
eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
H03002-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
WIELEN, BANDEN 13
91
H03001-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
1
en loopvlak
A
van de afstandsbussen reinigen
en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 129)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 129)
H00006-10
Achterwiel positioneren en steekas
2
erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
H00007-10
Kettingspanner
3
positioneren. Moer
4
monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
3
tegen de stelschroe-
ven
5
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 66)
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
3
kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
13 WIELEN, BANDEN
92
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
WIELEN, BANDEN 13
93
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke
spaken met gelijke lengte en diameter te horen zijn,
wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achter-
wiel
M4,5 6 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
14 KOELSYSTEEM
94
14.1 Koelsysteem
K01207-10
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop
2
. Daardoor is de aangege-
ven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functie-
storingen rekening moet worden gehouden.
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 127)
KOELSYSTEEM 14
95
Radiateurdop monteren.
14.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 127)
Radiateurdop monteren.
14.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
14 KOELSYSTEEM
96
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
K01206-10
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
14.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
K01205-10
Ervoor zorgen dat schroef
1
is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen.
Koelmiddel ( pag. 127)
KOELSYSTEEM 14
97
K01208-10
Schroef
2
verwijderen tot het koelmiddel zonder luchtbellen
uitkomt.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsschroef
cilinderkop
M6 10 Nm
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen.
Koelmiddel ( pag. 127)
K01179-10
Radiateurdop
3
monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor laten warmdraaien en weer laten afkoelen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 95)
15 MOTOR AFSTELLEN
98
15.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling van de gaskabel
A
bepalen.
Speling van gaskabel 2 … 3 mm
» Als de speling van de gaskabel niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 98)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur
over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 98)
15.2 Speling gaskabel instellen
Info
Als de plaatsing van de gaskabels goed is, hoeft de brandstoftank niet te worden gedemonteerd.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 57)
Draaihendel op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 63)
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 71)
K00457-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef
2
tot de
aanslag is ingeschoven.
Moer
3
losdraaien.
MOTOR AFSTELLEN 15
99
400192-11
Stelschroef
2
zodanig draaien dat bij de gashendel de gaska-
belspeling
A
aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling van gaskabel 2 … 3 mm
Moer
3
vastdraaien.
Manchet
1
erop schuiven.
Nawerk
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Brandstoftank monteren. ( pag. 64)
Zadel monteren. ( pag. 57)
Speling gaskabel controleren. ( pag. 98)
15.3 Carburateur afstellen
Effecten van de carburateurafstelling
H01400-01
De verschillende carburateurcomponenten moeten op elkaar en op het geplande gebruik worden afgestemd.
Hoofdsproeier MJ
De hoofdsproeier MJ heeft de grootste invloed bij open gasklep (vol gas).
Als de isolator van een nieuwe bougie na korte tijd vol gas geven zeer licht of wit is en/of als de motor pingelt,
moet een grotere hoofdsproeier worden gebruikt. Als de isolator donkerbruin of verroest is, moet een kleinere
hoofdsproeier worden gebruikt.
Naaldpositie POS
De naaldpositie heeft de grootste invloed in het middelste gasklepbereik.
Als de motor bij het accelereren met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met stotterend vermogen draait, moet
de sproeiernaald verlaagd worden. Als de motor vooral bij het accelereren pingelt en in het toerentalbereik het
volledige vermogen bereikt, moet de sproeiernaald worden verhoogd.
15 MOTOR AFSTELLEN
100
Cilindrisch deel van de naald CYL
Het cilindrische deel van de naald heeft de grootste invloed bij een bijna gesloten gasklep.
Stationaire sproeier IJ
De stationaire sproeier heeft de grootste invloed in het onderste tot middelste gasklepbereik.
Als de motor bij stationair toerental of bij het versnellen met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met stotterend
vermogen draait, moet een kleinere stationaire sproeier gebruikt worden. Als de motor in dit vermogensbereik pin-
gelt, moet een grotere stationaire sproeier worden gebruikt.
Regelschroef stationaire lucht open ASO
De regelschroef stationaire lucht heeft de grootste invloed bij stationair toerental.
Invloed van de gasklepstand
K00495-01
Bij gesloten gasklep heeft de stationaire sproeier de grootste invloed. Het eerste cilindrische deel van de naald en
de clippositie hebben slechts weinig invloed.
Als de gasklep 1/8 geopend is, hebben het eerste cilindrische deel van de naald, de stationaire sproeier en de
clippositie de grootste invloed.
K00496-01
Als de gasklep 1/4 geopend is, hebben de stationaire sproeier en de clippositie de grootste invloed. Het eerste
cilindrische deel van de naald heeft een kleinere invloed.
Als de gasklep 1/2 geopend is, heeft de positie van de naald de grootste invloed. De hoofdsproeier en de statio-
naire sproeier hebben slechts een kleinere invloed.
K00497-01
Als de gasklep 3/4 geopend is, heeft de hoofdsproeier de grootste invloed. De clippositie en de stationaire
sproeier hebben slechts een kleinere invloed.
Als de gasklep volledig geopend is, heeft de hoofdsproeier de grootste invloed. De clippositie en de stationaire
sproeier hebben slechts een kleinere invloed.
Naaldoverzicht
De beschikbare sproeiernaalden zijn in de volgende tabel weergegeven.
MOTOR AFSTELLEN 15
101
402674-01
De kolom 2 komt overeen met een naald in de standaardpositie.
De kolom 1 komt overeen met een naald, die een halve clip dunner is.
De kolom 3 komt overeen met een naald, die een halve clip dikker is.
De kolom 4 geeft de diameter van het eerste cilindrische deel van de naald aan. Hoe kleiner de diameter van het
eerste cilindrische deel van de naald, hoe dikker de mengselvorming. Hoe groter de diameter van het eerste cilin-
drische deel van de naald, hoe dunner de mengselvorming. Het eerste cilindrische deel van de naald heeft de
grootste invloed in het onderste lastbereik.
Info
De sproeiernaald rechtsboven A3 komt overeen met de dikste instelling, de sproeiernaald linksonder F1
komt overeen met de dunste instelling van de carburateur. De optimale carburateurafstelling is onder het
desbetreffende model weergegeven.
B00075-10
Clippositie
1... 5 Clippositie van boven
Hier zijn de vijf mogelijke clipposities afgebeeld.
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefini-
eerde omgevings- en gebruiksomstandigheden.
15.4 Carburateur - stationair-regeling
402799-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiel stationair toerental en de response bij
het gas geven. Dat betekent dat een motor met een correct afge-
steld stationair toerental gemakkelijker start dan een motor met
verkeerd afgesteld stationair toerental.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de trillingen
van de motor onderhevig aan een verhoogde slijtage. Slij-
tage kan storingen veroorzaken.
De fabriekinstelling van de carburateur komt overeen met de vol-
gende waarden.
Hoogte boven zee-
spiegel
301 … 750 m
Omgevingstempera-
tuur
16 … 24 °C
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:60) ( pag. 128)
Het stationaire toerental wordt ingesteld met de stelschroef
1
.
15 MOTOR AFSTELLEN
102
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef statio-
naire lucht
2
.
15.5 Carburateur - stationair toerental instellen
402799-11
Regelschroef stationaire lucht
1
tot de aanslag indraaien en
op de aangegeven basisinstelling draaien.
Info
De basisinstelling is onder het desbetreffende model
weergegeven.
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Warmloopfase 5 min
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Met de stelschroef
2
het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag
ingedrukt. ( pag. 17)
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Regelschroef stationaire lucht
1
langzaam met de klok mee
draaien tot het stationaire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu
langzaam tegen de klok in draaien totdat het stationaire toe-
rental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste statio-
naire toerental instellen.
MOTOR AFSTELLEN 15
103
Info
Als daarbij het motortoerental sterk stijgt, moet het sta-
tionaire toerental weer worden verlaagd tot het normale
niveau en de hiervoor genoemde werkstappen nog een
keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend
resultaat wordt bereikt, kan dat liggen aan een verkeerd
gedimensioneerde stationaire sproeier.
Als de regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is
gedraaid en het toerental niet verandert, moet een klei-
nere stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moet het instellen
weer van voren af aan worden uitgevoerd.
Bij grotere veranderingen van de buitentemperatuur en
extreme hoogteverschillen moet het stationair toerental
opnieuw worden afgesteld.
15.6 Stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpassing
K01214-10
De stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing
bevindt zich onder de brandstoftank aan het frame.
Mogelijke toestanden
Soft De stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpas-
sing is losgekoppeld; er wordt een betere rijbaarheid bereikt.
Performance De stekkerverbinding van de ontstekingscur-
veaanpassing is verbonden; er wordt een hoger vermogen
bereikt.
15.7 Ontstekingscurve wijzigen
Ontstekingscurve van Performance op Soft omschakelen
Stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing loskoppelen.
(afbeelding K01214-10 pag. 103)
Soft Betere rijbaarheid
Ontstekingscurve van Soft op Performance omschakelen
Stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing verbinden.
(afbeelding K01214-10 pag. 103)
Performance Meer vermogen
15.8 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
15 MOTOR AFSTELLEN
104
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 104)
15.9 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
401951-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas ste-
ken en de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Schroef
1
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite
®
243™
15.10 Motorkarakteristiek - hulpveer
B00056-10
De hulpveer bevindt zich aan de rechterkant van de motor onder
het waterpompdeksel.
Mogelijke toestanden
Hulpveer met gele markering In de leveringstoestand
gemonteerde hulpveer met gemiddelde afstelling (standaard)
voor een goede rijbaarheid.
Hulpveer met groene markering Hulpveer voor nog zachter
vermogensgebruik.
Hulpveer met rode markering Hulpveer voor agressiever ver-
mogensgebruik.
Door verschillende veersterktes van de hulpveren
1
kan de
motorkarakteristiek worden gewijzigd.
MOTOR AFSTELLEN 15
105
15.11 Motorkarakteristiek hulpveer instellen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Voorwerk
Motorfiets naar links kantelen en in deze positie beveiligen
tegen omvallen.
Voorgeschreven waarde
Hellingshoek ca. 45°
K01218-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
B00056-11
Sluitdop
2
, stelveer
3
, hulpveer
4
en veerinzet
5
uit
het koppelingsdeksel verwijderen.
Beide veren uit veerinzet trekken.
K01219-10
Gewenste hulpveer ( pag. 104)
4
en stelveer
3
monteren
en samen in het koppelingsdeksel positioneren.
Hulpveer met gele markering (54637072300)
Hulpveer met groene markering (54837072100)
Hulpveer met rode markering (54837072000)
De uitsparing in de veerinzet
5
grijpt in de haakse hen-
del.
Info
De schroef
6
mag in geen geval worden verdraaid,
omdat anders de motorkarakteristiek slechter wordt.
Keerring in sluitdop controleren.
Sluitdop positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
15 MOTOR AFSTELLEN
106
Voorgeschreven waarde
Schroef uitlaatbestu-
ringsdeksel
M5 4 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 16
107
16.1 Vlotterkamer carburateur aftappen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Werkzaamheden bij koude motor uitvoeren.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
Voorwerk
Draaihendel op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
Er stroomt geen brandstof meer van de brandstoftank naar
de carburateur.
K00472-10
Hoofdwerk
Een doek onder de carburateur leggen zodat de uitlopende
brandstof wordt opgevangen.
Sluitschroef
1
verwijderen.
Brandstof helemaal laten uitlopen.
Sluitschroef monteren en vastdraaien.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
108
16.2 Cardanoliepeil controleren
Info
Het cardanoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Hoofdwerk
Veer van het rempedaal losmaken.
K01220-10
Schroef controle cardanoliepeil
1
verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een klein beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 109)
Schroef controle cardanoliepeil monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle car-
danoliepeil
M6 10 Nm
Veer van het rempedaal vastmaken.
16.3 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De cardanolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
K01215-10
Hoofdwerk
Aftapplug voor cardanolie met
1
magneet verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Aftapplug voor cardanolie met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Aftapplug voor cardanolie
1
met magneet en nieuwe pak-
kingring monteren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 16
109
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef voor
cardanolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm
401955-11
Olievulschroef
2
met keerring verwijderen en cardanolie bij-
vullen.
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50)
( pag. 127)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 108)
16.4 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Cardanolie moet bij koude motor worden bijgevuld.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
K01220-10
Hoofdwerk
Schroef controle cardanoliepeil
1
verwijderen.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
110
401955-11
Olievulschroef
2
met keerring verwijderen.
Cardanolie bijvullen totdat er olie uit de boring van de schroef
controle cardanoliepeil stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 127)
Schroef controle cardanoliepeil monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle car-
danoliepeil
M6 10 Nm
Olievulschroef
2
met keerring monteren en vastdraaien.
Nawerk
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
REINIGING, ONDERHOUD 17
111
17.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijg-
bare motorfietsreiniger inspuiten en met een kwastje behande-
len.
Motorfietsreiniger ( pag. 129)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 107)
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
17 REINIGING, ONDERHOUD
112
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 66)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 129)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 130)
STALLING 18
113
18.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 129)
Brandstof tanken. ( pag. 31)
Motorfiets reinigen. ( pag. 111)
Cardanolie verversen. ( pag. 108)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 94)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 107)
Bandenspanning controleren. ( pag. 92)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor
motoronderdelen en uitlaat gaan roesten.
18 STALLING
114
18.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 27)
Een proefrit maken.
FOUTEN OPSPOREN 19
115
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 27)
Motorfiets werd langdurig niet
gebruikt, daarom oude brand-
stof in vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftap-
pen. ( pag. 107)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien
nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bou-
gie te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Stopknop controleren.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
Water in carburateur resp.
sproeiers verstopt
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Motor heeft geen stationair toe-
rental
Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur
verdraaid
Carburateur - stationair toerental
instellen. ( pag. 102)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat
de vlotternaald is vervuild of
versleten
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen. ( pag. 60)
Uitlaatsysteem lekt, is ver-
vormd of heeft te weinig glas-
vezelvulling in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem
beschadigd is.
Glasvezelvulling van de einddemper
vervangen. ( pag. 62)
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
19 FOUTEN OPSPOREN
116
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen Membraan of membraanhuis
beschadigd
Membraan en membraanhuis controle-
ren.
Motor stokt of klapt in de car-
burateur
Te weinig brandstof Draaihendel op de brandstofkraan in
stand ON draaien.
Brandstof tanken. ( pag. 31)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de
carburateur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 95)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 95)
Koelmiddel vullen. ( pag. 96)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting
controleren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Witte rookontwikkeling (stoom
in het uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting
controleren.
Transmissieolie stroomt uit de
ontluchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren.
( pag. 108)
Water in de transmissieolie Asafdichtingsring of waterpomp
beschadigd
Asafdichtingsring en waterpomp con-
troleren.
TECHNISCHE GEGEVENS 20
117
20.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met
membraaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 249 cm³
Slag 72 mm
Boorgat 66,4 mm
Uitlaatregeling - instelbegin 5.500 1/min
Krukaslagers 1 groefkogellager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0 … 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 49,0 mm
Primaire overbrenging 26:73
Koppeling Meerplaats-koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Transmissie 5 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:28
2e versnelling 16:26
3e versnelling 18:24
4e versnelling 21:24
5e versnelling 22:21
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging, type
Kokusan
Bougie NGK BR 8 ECM
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstartsysteem
20.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef membraanhouder EJOTDELTA PT
®
30x12 1 Nm
Schroef membraanplaatjes binnen EJOTDELTA PT
®
35x25 1 Nm
Schroef membraanplaatjes buiten EJOTDELTA PT
®
30x6 1 Nm
Schroef bevestigingsplaat uitlaatre-
geling
M5 6 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef hoekhendel uitlaatregeling M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerbok uitlaatregeling M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 7 Nm
Loctite
®
243™
Schroef sluitdop uitlaatregeling M5 5 Nm
20 TECHNISCHE GEGEVENS
118
Schroef stator M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef uitlaatbesturingsdeksel M5 4 Nm
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
Moer waterpompwiel M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Onderdrukaansluiting behuizings-
ontluchting
M6 2 Nm
Ontluchtingsschroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef aanzuig-
flens/membraanhuis
M6 6 Nm
Schroef bevestigingsplaat kickstar-
ter
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef buitendeksel koppeling M6 8 Nm
Schroef controle cardanoliepeil M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef koppelingsnemercilinder M6 10 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef stalen tap
kickstartertussentandwiel
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steunlager uitlaatbesturing M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurklep uitlaatregeling M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef tussendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 8 Nm
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef balansas M8 30 Nm
Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M8 27 Nm
Schroef kickstarterhendel M8 25 Nm
Loctite
®
2701™
Moer cilindervoet M10 35 Nm
Schroef cilindervoet M10 20 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel aan-
drijfketting
M10 60 Nm
Loctite
®
2701™
Moer rotor M12x1 55 Nm
Aftapschroef voor cardanolie met
magneet
M12x1,5 20 Nm
Bougie M14x1,25 25 Nm
Moer koppelingsmeenemer M18x1,5 100 Nm
Loctite
®
648™
TECHNISCHE GEGEVENS 20
119
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 150 Nm
Loctite
®
648™
20 TECHNISCHE GEGEVENS
120
20.3 Carburateur
Carburateurtype MIKUNI TMX 38
Carburateurcode TMX 38 87
Naaldpositie 3e positie van boven
Sproeiernaald 6BFY42-71 (6BFY43-71)
Hoofdsproeier 450 (430, 440, 460, 470)
Stationaire sproeier 35 (30/32.5/37.5/40)
Chokemondstuk 80
Naaldsproeier S1
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omw
20.3.1 Carburateur afstellen
MIKUNI TMX 38
ASL TEMP 20 7 °C 6 5 °C 6 15 °C 16 24 °C 25 36 °C 37 49 °C
2.301
3.000 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
1,5
35
42-71
3
450
1,5
32,5
42-71
3
440
2
32,5
42-71
3
430
1,5
32,5
43-71
2
430
1,5
30
43-71
2
420
1.501
2.300 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
1,5
32,5
43-71
3
450
1,5
35
42-71
3
450
1,5
32,5
42-71
3
440
2
32,5
42-71
3
430
1,5
32,5
43-71
2
430
1,5
30
43-71
2
420
751
1.500 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
1,5
35
43-71
3
460
1,5
32,5
43-71
3
450
1,5
35
42-71
3
450
1,5
32,5
42-71
3
440
2
32,5
42-71
3
430
1,5
32,5
43-71
2
430
301
750 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
1,5
37,5
43-71
3
470
1,5
35
43-71
3
460
1,5
32,5
43-71
3
450
1,5
35
4271
3
450
1,5
32,5
42-71
3
440
2
30
42-71
3
430
0
300 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
1,5
37,5
43-71
3
470
1,5
35
43-71
3
460
1,5
32,5
43-71
3
450
1,5
35
42-71
3
450
1,5
32,5
42-71
3
440
2
32,5
42-71
3
430
ASL Zeespiegel
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
TECHNISCHE GEGEVENS 20
121
Info
Niet op zand gebruiken.
20.3.2 Carburateur - basisinstelling zandtrajecten
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omw
Stationaire sproeier 37.5
Sproeiernaald 6BFY4371
Naaldpositie 3e positie van boven
Hoofdsproeier 470
Info
Als de motor onrustig draait, een kleinere hoofdsproeier plaatsen.
20.4 Vulhoeveelheden
20.4.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 127)
20.4.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 127)
20.4.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca. 7,5 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie
(1:60) ( pag. 128)
20.5 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork WP Suspension XACT 5548
Veerweg
voor 310 mm
achter 300 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper WP Suspension XACT 5750
Remsysteem Schijfremmen, remzadels vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
20 TECHNISCHE GEGEVENS
122
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging 14:50
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 48, 50, 52
Balhoofdhoek 63,9°
Wielstand 1.485 ± 10 mm
Zadelhoogte onbelast 950 mm
Los van de vloer, onbelast 375 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 95,5 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
20.6 Elektronica
20.7 Banden
Band voor Band achter
80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX3S
110/90 - 19 62M TT
Dunlop GEOMAX MX3S
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
20.8 Voorvork
20.8.1 250 SX EU
Artikelnummer voorvork 34.18.8T.03
Voorvork WP Suspension XACT 5548
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Luchtdruk 10,1 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk links 220
+ 20
40
ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 128)
Hoeveelheid olie buitenwerk rechts 220
+ 20
40
ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 128)
Vethoeveelheid cartridge links 5 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 130)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 380 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 128)
TECHNISCHE GEGEVENS 20
123
20.8.2 250 SX US
Artikelnummer voorvork 34.18.8T.53
Voorvork WP Suspension XACT 5548
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Luchtdruk 10,2 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk links 200
+ 40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 128)
Hoeveelheid olie buitenwerk rechts 200
+ 40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 128)
Vethoeveelheid cartridge links 5 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 130)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 380 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 128)
20.9 Schokdemper
20.9.1 250 SX EU
Artikelnummer schokdemper 18.18.7T.03
Schokdemper WP Suspension XACT 5750
Ingaande demping lowspeed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 22 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 18 klikken
Veervoorspanning 7 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 45 N/mm
Veerlengte 260 mm
20 TECHNISCHE GEGEVENS
124
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 477 mm
Stootdemperolie ( pag. 128) SAE 2,5
20.9.2 250 SX US
Artikelnummer schokdemper 18.18.7T.53
Schokdemper WP Suspension XACT 5750
Ingaande demping lowspeed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 7 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 45 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 477 mm
Stootdemperolie ( pag. 128) SAE 2,5
20.10 Aanhaalmomenten chassis
Schroef e-startknop M3 1 Nm
Schroef stopknop M3 1 Nm
Schroef bedrijfsurenteller M4 1 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite
®
243™
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Schroeven van einddemper M5 7 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 20
125
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef dempingselement aan
bochtstuk
M6 6 Nm
Schroef dempingselement aan
frame
M6 6 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang
aan voetremcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bochtstuk M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef console boven M8x20 35 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef console onder M8x18 30 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef kroonplaat onder M8 12 Nm
Schroef motorsteun aan chassis M8x15 25 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef remzadel voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Motordraagschroef M10 60 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 60 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M10 60 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Moer frame aan verbindingshendel M14x1,5 80 Nm
Moer haakse hendel aan achter-
brug
M14x1,5 80 Nm
20 TECHNISCHE GEGEVENS
126
Moer verbindingshendel aan
haakse hendel
M14x1,5 80 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M24x1,5 15 Nm
Loctite
®
243™
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 21
127
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaar-
dige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelvloeistoffen in acht.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 131)
SAE ( pag. 131) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 131)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken.
Volledig synthetisch
21 GEBRUIKSSTOFFEN
128
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 131) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 131) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 127)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 127)
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 131) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
HULPSTOFFEN 22
129
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
22 HULPSTOFFEN
130
Speciaal vet (00062010053)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication
®
KLÜBERFOOD NH1 34401
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 23
131
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt-motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen
tijdens races. Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook
onder extreme omstandigheden een probleemloze verbranding bereikt.
24 LIJST MET AFKORTINGEN
132
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
INDEX
133
INDEX
A
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 34
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Bedrijfsurenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
C
Carburateur
stationair toerental instellen . . . . . . . . . . . . 102
stationair-regeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Carburateur afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Cardanolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Cardanoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
voor borging voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . 61
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . 62
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115-116
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Gaskabelplaatsing
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
H
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
I
Inbedrijfname
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 20
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 36
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 35
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Kickstarterhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
INDEX
134
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94-95
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . 73
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 73
L
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Luchtfilterbak
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Luchtvering AER 48 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Motorkarakteristiek
hulpveer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
hulpveer instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
O
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Ontstekingscurve
stekkerverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 76
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 82
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 85
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . 85
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 79
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . 79
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . 83
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 78
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 83
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 77
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
S
Schokdemper
artikelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 38
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . 35
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 38
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 39
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Speling van gaskabel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
INDEX
135
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 124
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 117
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 36
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 103
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 104
Voertuigidentificatiennummer . . . . . . . . . . . . . . . 13
Voorvork
artikelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 40
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Vorkpoten
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Vulhoeveelheid
cardanolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109, 121
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . 21
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
hoge temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
*3214001nl*
3214001nl
02/2019
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138

KTM 250 SX 2020 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor

Gerelateerde artikelen