7
VEILIG WERKEN MET HANDBEDIENDE GRASMAAIMACHINES
BELANGRIJK: Deze maaimachine kan handen en voeten amputeren en voorwerpen wegslingeren. Het niet opvolgen van deze
veiligheidsinstructies kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben.
veiligheidsmechanismen niet in orde of niet aangebracht zijn
(bijv. beschermkappen of grasvangmechanismen).
• Verander de instelling van de motorregelaar niet en laat de
motor niet met te hoge toeren draaien. Als de motor met te
hoog toerental draait, kan het risico van lichamelijk letsel groter
worden.
• Zet alle mes- en aandrijfkoppelingen in hun vrij voordat u de
machine start.
• Start de machine of de motor voorzichtig en volgens de ge-
bruiksaanwijzingen en houd uw voeten uit de buurt van het
mes.
• Til de grasmaaier niet op terwijl u deze start of de motor ervan
aanzet, tenzij de grasmaaier dient te worden opgetild om deze
te kunnen starten. Til de machine in dit geval niet hoger op
dan nodig en til alleen het gedeelte op dat het verst van de
bediener is verwijderd.
• Zet de machine niet aan terwijl u voor de afvoer staat.
• Steek uw handen of voeten nooit onder of in de buurt van
draaiende delen. Houd de afvoeropening altijd vrij.
• Til de grasmaaier nooit op en draag deze nooit terwijl de motor
draait.
• Zet de machine uit en maak de bougiedraad los:
- voordat u opgehoopt materiaal weghaalt of een verstopte
afvoer leeg maakt;
- voordat u de maaimachine controleert, schoonmaakt of
eraan werkt;
- nadat u een ongewenst voorwerp heeft geraakt. Inspecteer
de maaimachine op schade en voer reparaties uit voordat
u de machine weer start en gebruikt;
- als de machine abnormaal begint te trillen (onmiddellijk
controleren).
• Zet de machine uit:
- als u de grasmaaier achterlaat;
- voordat u brandstof bijvult.
• Minder gas tijdens het uitlopen van de motor, en als de motor
met een afsluitklep is uitgerust, moet u de brandstoftoevoer
aan het einde van het maaien afsluiten.
• Rijd langzaam als u een meeloopstoeltje gebruikt.
IV. Onderhoud en Opslag
• Houd alle moeren, bouten en schroeven goed vastgedraaid
zodat u er zeker van kunt zijn dat de machine in een veilige
bedrijfsstaat verkeert.
• Sla de machine nooit in een gebouw op, waar dampen een
open vlam of vonk kunnen bereiken, terwijl zich benzine in
de tank bevindt.
• Laat de motor afkoelen voordat u hem in een besloten ruimte
opbergt.
• Beperk brandgevaar: houd de motor, geluiddemper, accurui-
mte en benzine-opslagruimte vrij van gras, bladeren of een
overmaat aan smeervet.
• Controleer de opvangzak vaak op slijtage of verwering.
• Vervang versleten of beschadigde onderdelen om veiligheidsre-
denen.
• Als de brandstoftank afgetapt moet worden, moet dit buiten
worden gedaan.
I. Training
• Lees de instructies aandachtig. Zorg dat u vertrouwd bent
met de bedieningselementen en het juiste gebruik van de
ma chine.
• Laat kinderen of mensen die niet bekend zijn met de instructies,
de maaimachine niet gebruiken. Het is mogelijk dat plaatseli-
jke voorschriften een beperking stellen aan de leeftijd van de
bestuurder.
• Maai nooit terwijl mensen, vooral kinderen, of huisdieren in
de buurt zijn.
• Bedenk dat de bestuurder of gebruiker verantwoordelijk is voor
ongelukken of risico’s die andere mensen of hun eigendom-
men kunnen overkomen.
II. Voorbereiding
• Draag tijdens het maaien altijd stevige schoenen en een lange
broek. Gebruik de ma chine niet blootsvoets of terwijl u open
sandalen draagt.
• Inspecteer de plek waar de machine zal worden gebruikt,
grondig en verwijder alle voorwerpen die door de ma chine
kunnen worden weggeslingerd.
• WAARSCHUWING - Benzine is licht ontvlambaar.
- Bewaar brandstof in blikken die speciaal voor dat doel zijn
bestemd.
- Tank alleen buiten en rook niet tijdens het tanken.
- Tank voordat u de motor start. Draai de dop nooit van de
benzinetank af of tank nooit terwijl de motor draait of heet is.
- Als benzine is gemorst, probeer de motor dan niet te starten
maar haal de machine van de plaats vandaan waar u benzine
heeft gemorst en zorg dat u geen ontstekingsbron teweeg
brengt totdat de benzinedampen zijn verdreven.
- Draai de dop van alle brandstoftanks en -blikken weer goed
vast.
• Vervang defecte geluiddempers.
• Inspecteer vóór het gebruik altijd of de messen, mesbouten
en maai-inrichting niet versleten of beschadigd zijn. Vervang
versleten of beschadigde messen en bouten in sets om het
evenwicht in stand te houden.
• Op machines met meerdere messen dient u eraan te denken dat
het draaien van één mes andere messen kan doen draaien.
III. Bediening
• Laat de motor niet draaien in een besloten ruimte waar gevaar-
lijke koolmonoxydedampen zich kunnen verzamelen.
• Maai alleen bij daglicht of goed kunstlicht.
• Ook om nat gras te maaien, waar mogelijk.
• Loop voorzichtig op hellingen.
• Loop normaal, ren niet.
• Maai met een grasmaaier met wielen altijd dwars op de helling,
nooit van boven naar onder of omgekeerd.
• Wees bijzonder voorzichtig als u op een helling van richting
verandert.
• Maai niet op erg steile hellingen.
• Wees bijzonder voorzichtig als u de grasmaaier naar uzelf toe
duwt of draait.
• Zet het mes uit als u de grasmaaier moet optillen om deze
over plaatsen zonder gras of van het ene naar het volgende
gazon te vervoeren.
• Werk niet met de grasmaaier als de beschermkappen of