AUMA Multi-turn actuators SAEx 25.1 Handleiding

Type
Handleiding
Multi-turn aandrijvingen
SAEx 25.1 – SAEx 40.1
SAREx 25.1 – SAREx 30.1
met besturingseenheid voor de aandrijving
AMExC 01.1 op wandbeugel
Montage, bediening, inbedrijfstellingBedieningsinstructies
Eerst de bedieningsinstructies lezen!
Veiligheidsinstructies in acht nemen.
Deze bedieningsinstructies zijn als onderdeel van het product te beschouwen.
Bedieningsinstructies tijdens de levensduur van het product goed bewaren.
Bedieningsinstructies aan iedere volgende gebruiker of eigenaar van het product overhandigen.
Doel van dit document:
Dit document bevat informatie voor het personeel dat de aandrijving installeert, in bedrijf stelt, bedient en dat
onderhoudswerkzaamheden verricht. Het document dient als hulpmiddel bij het verrichten van de
installatiewerkzaamheden en de inbedrijfstelling.
Referentiedocumentatie
Referentiedocumentatie kan van het internet worden gedownload: www.auma.com of direct bij AUMA opgevraagd
worden (zie <Adressen>).
Inhoudsopgave Bladzijde
51. Veiligheidsinstructies.............................................................................................................
51.1. Essentiële veiligheidsinstructies
61.2. Toepassingsgebied
61.3. Waarschuwingen/aanwijzingen
71.4. Aanwijzingen en symbolen
82. Identificatie..............................................................................................................................
82.1. Typeplaatje
112.2. Beknopte beschrijving
133. Transport, opslag en verpakking..........................................................................................
133.1. Transport
143.2. Opslag
143.3. Verpakking
154. Montage...................................................................................................................................
154.1. Montagepositie
154.2. Handwiel monteren
164.3. Multi-turn aandrijving op afsluiter/tandwielkast monteren
164.3.1. Aandrijfvorm A
174.3.1.1. Draadbus op maat bewerken
184.3.1.2. Multi-turn aandrijving (met aandrijfvorm A) op de afsluiter monteren
194.3.2. Aandrijfvormen B
194.3.2.1. Multi-turn aandrijving met aandrijfvormen B op afsluiter/tandwielkast monteren
204.4. Toebehoren montage
204.4.1. Beschermbuis voor stijgende spindel van de afsluiter
225. Elektrische aansluiting...........................................................................................................
225.1. Essentiële aanwijzingen
245.2. Installeren van kabels wandbeugel en schakelkast
255.3. Elektrische aansluitingen aandrijving
265.3.1. Motoraansluiting
265.3.1.1. Motoraansluitruimte openen
265.3.1.2. Motorkabels aansluiten
275.3.1.3. Motoraansluitruimte sluiten
2
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Inhoudsopgave AMExC 01.1
285.3.2. Elektrische aansluiting (K/KR)
285.3.2.1. Aansluitruimte openen
295.3.2.2. Kabels aansluiten
305.3.2.3. Aansluitruimte sluiten
305.4. Elektrische aansluitingen besturingseenheid voor de aandrijving
305.4.1. Elektrische aansluiting KP/KPH
315.4.1.1. Aansluitruimte openen
325.4.1.2. Kabels aansluiten
335.4.1.3. Aansluitruimte sluiten
345.4.2. Elektrische aansluiting KES
355.4.2.1. Aansluitruimte openen
365.4.2.2. Kabels aansluiten
375.4.2.3. Aansluitruimte sluiten
385.5. Externe aansluiting voor aarding
395.6. Toebehoren voor de elektrische aansluiting
395.6.1. Parkeerstekker
406. Bediening................................................................................................................................
406.1. Handmatige bediening
406.1.1. Handmatige bediening inschakelen
416.1.2. De handmatige bediening ontkoppelen
416.2. Motorbedrijf
416.2.1. Lokale bedieningseenheid
426.2.2. Het op afstand bedienen van de aandrijving
437. Indicatoren..............................................................................................................................
437.1. Signaallampen
447.2. Weergaven als optie
447.2.1. Mechanische standaanwijzing/Indicatie aandrijving in bedrijf via pijlmarkering op
deksel
458. Meldingen (uitgangssignalen)...............................................................................................
458.1. Terugmeldingen via signaleringsrelais (binair)
458.2. Terugmeldingen (analoog)
469. Inbedrijfstelling (basisinstellingen)......................................................................................
469.1. Voorverwarmingstijd bij laagtemperatuuruitvoering
469.2. Schakelruimte openen
479.3. Draaimomentmechanisme instellen
479.4. Wegschakelmechanisme instellen
489.4.1. Eindstand DICHT (zwart veld) instellen
489.4.2. Eindstand OPEN (wit veld) instellen
499.5. Proefdraaien
499.5.1. Draairichting controleren
509.5.2. Wegschakelmechanisme controleren
519.6. Schakelruimte sluiten
5210. Inbedrijfstelling (instellingen van als optie te verkrijgen uitvoeringen)............................
5210.1. Potentiometer
5210.1.1. Potentiometer instellen
5210.2. Elektronische standmelder RWG
5310.2.1. Meetbereik instellen
5410.3. Tussenstanden instellen
3
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Inhoudsopgave
5410.3.1. Richting DICHT (zwart veld) instellen
5510.3.2. Richting OPEN (wit veld) instellen
5510.4. Mechanische standaanwijzing instellen
5611. Inbedrijfstelling – instellingen in de besturing....................................................................
5611.1. Besturing openen
5611.2. Wijze van uitschakelen instellen
5711.3. Jog-modus of overneemfunctie instellen
5811.4. Indicatie aandrijving in bedrijf (signaalgever) in-/ uitschakelen
5911.5. Draaimomentfout als verzamelstoringsmelding in-/ uitschakelen
5911.6. LEDs voor draaimomentfouten, uitvallen van een fase, motorbeveiliging
5911.7. Standmelder
5911.7.1. Ingangsbereiken (soort signaal) voor nominale en werkelijke waarde
6011.7.2. Gedrag bij signaalverlies (reactie van de aandrijving)
6111.7.3. Afstelling in de eindstanden uitvoeren
6411.7.4. Gevoeligheid instellen
6411.8. NOOD-stuursignaal (NOOD - OPEN/NOOD - DICHT)
6511.9. Besturing sluiten
6611.10. PTC-tripping device (optie) controleren
6712. Verhelpen van storingen........................................................................................................
6712.1. Fouten bij de inbedrijfstelling
6712.2. Zekeringen
6712.2.1. Zekeringen in de besturingseenheid
6912.2.2. Zekeringen in de schakelkast
7012.2.3. Motorbeveiliging (thermische bewaking)
7113. Reparatie en onderhoud........................................................................................................
7113.1. Preventieve maatregelen voor het onderhoud en een veilig gebruik
7213.2. Scheiding van het net
7213.2.1. Netscheiding met elektrische aansluiting KP/KPH en KES
7313.3. Onderhoud
7313.4. Afvoeren en recycling
7514. Technische gegevens.............................................................................................................
7514.1. Technische gegevens multi-turn aandrijving
7714.2. Technische gegevens besturingseenheid voor de aandrijving
8014.3. Technische gegevens schakelkast
8115. Reserveonderdelenlijst..........................................................................................................
8115.1. Multi-turn aandrijving SAEx 25.1 – SAEx 40.1/SAREx 25.1 – SAREx 30.1
8315.2. Besturingseenheid voor de aandrijving AUMA MATIC AMExC 01.1 KP
8515.3. Besturingseenheid voor de aandrijving AUMA MATIC AMExC 01.1 KES
8715.4. Wandbeugel ExC
8916. Certificaten..............................................................................................................................
8916.1. Inbouwverklaring en EG-conformiteitsverklaring
90Trefwoordenregister ..............................................................................................................
93Adressen ................................................................................................................................
4
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Inhoudsopgave AMExC 01.1
1. Veiligheidsinstructies
1.1. Essentiële veiligheidsinstructies
Normen/richtlijnen Onze producten worden volgens de erkende normen en richtlijnen geconstrueerd
en gefabriceerd. Dit is in een inbouwverklaring en in een EU-conformiteitsverklaring
geattesteerd.
De gebruiker van de installatie en de contractor dienen erop te letten, dat met
betrekking tot de montage, elektrische aansluiting, inbedrijfstelling en het gebruik op
de plaats van de installatie alle wettelijke eisen, richtlijnen, voorschriften, nationale
regelgevingen en aanbevelingen in acht worden genomen.
Hiertoe behoren o.a. normen en richtlijnen, zoals bijv. de IEC 60079
“Explosiegevaarlijke omgevingen” –
deel 14: ontwerp en berekening, selectie en opbouw van elektrische installaties.
deel 17: controleren en instandhouden van elektrische installaties.
Veiligheidsinstructies/
waarschuwingen Personen die aan dit toestel werkzaamheden verrichten, moeten volledig op de
hoogte zijn van alle veiligheids- en waarschuwingsinstructies alsmede de aanwijzingen
in deze bedieningsinstructies. Veiligheidsinstructies en waarschuwingsstickers op
het product moeten in acht worden genomen om persoonlijk letsel en/of materiële
schade te voorkomen.
Kwalificatie van
personeel
De montage, elektrische aansluiting, inbedrijfstelling alsmede het bedienen en de
onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden
uitgevoerd. Dit personeel dient daartoe door de gebruiker van de installatie of door
de contractor geautoriseerd te zijn.
Voordat met werkzaamheden aan dit product wordt begonnen moet dit personeel
deze bedieningsinstructies gelezen en begrepen hebben, alsmede op de hoogte zijn
van de geldende veiligheidsvoorschriften inzake arbeidsomstandigheden en deze
in acht nemen.
Werkzaamheden in de Ex-zone vallen onder bijzondere bepalingen die dienen te
worden nageleefd. Voor het naleven en bewaken van deze bepalingen, normen en
wetten is de gebruiker van de installatie of de contractor verantwoordelijk.
Inbedrijfstelling Het is belangrijk dat vóór de inbedrijfstelling wordt gecontroleerd of alle instellingen
met de eisen van de desbetreffende toepassing overeenkomen. Een verkeerde
instelling kan leiden tot gevaren tijdens het gebruik, bijv. beschadiging van de afsluiter
of de installatie. De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schaden die hieruit
voortvloeien. Het risico te dezer zake berust volledig bij de gebruiker.
Gebruik Voorwaarden voor een probleemloze en goede werking van de apparatuur:
Een juiste wijze van transport, opslag, montage en installeren, alsook een
zorgvuldige inbedrijfstelling.
De apparatuur uitsluitend in een goede staat, met inachtneming van deze
bedieningsinstructies, gebruiken.
Storingen en beschadigingen dienen direct te worden gemeld en verholpen.
Neem de geldende veiligheidsvoorschriften met betrekking tot de
arbeidsomstandigheden in acht.
Neem de nationale voorschriften in acht.
Tijdens het in bedrijf zijn wordt de behuizing warm en kunnen
oppervlaktetemperaturen > 60 °C ontstaan. Ter voorkoming van mogelijke
brandwonden adviseren wij om voor aanvang van de werkzaamheden de
oppervlaktetemperatuur met een geschikte thermometer te meten en, indien
nodig, veiligheidshandschoenen te dragen.
Veiligheidsmaatregelen De gebruiker van de installatie of de contractor is verantwoordelijk voor de op locatie
noodzakelijke veiligheidsmaatregelen, zoals bijv. afdekkingen, afsluitingen of
persoonlijke beschermingsmiddelen voor het personeel.
5
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Veiligheidsinstructies
Onderhoud Onderhoudsvoorschriften moeten worden nageleefd, omdat anders de veilige werking
van de apparatuur niet meer is gewaarborgd.
Wijzigingen aan de apparatuur zijn uitsluitend met schriftelijke toestemming van de
fabrikant toegestaan.
1.2. Toepassingsgebied
AUMA multi-turn aandrijvingen worden toegepast voor de bediening van industriële
afsluiters (bijv. vlinderkleppen en kogelkranen).
De hier beschreven apparatuur is bedoeld voor de toepassing binnen
explosiegevaarlijke omgevingen in de zones 1, 2, 21 en 22.
Indien aan de afsluiterflens resp. de afsluiterspindel temperaturen > 40°C te
verwachten zijn (bijv. door hete media), dan is overleg met de fabriek noodzakelijk.
Bij het beschouwen van de temperatuur van aandrijvingen met betrekking tot de
niet-elektrische explosiebeveiliging is met temperaturen > 40 °C geen rekening
gehouden.
Andere toepassingen zijn uitsluitend met uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming
van de fabrikant toegestaan.
De volgende toepassingen zijn bijvoorbeeld niet toegestaan:
Vloertransportmiddelen volgens EN ISO 3691
Hijs- en hefmateriaal volgens EN 14502
Personenliften volgens DIN 15306 en 15309
Goederenliften volgens EN 81-1/A1
Roltrappen
Continu bedrijf
Onderaardse inbouw
Langdurige onderdompeling in water (beschermingsgraad in acht nemen)
Explosiegevaarlijke omgevingen in de zone 0 en 20
Explosiegevaarlijke omgevingen van de groep I (mijnbouw)
Met straling belaste zones binnen nucleaire installaties
De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit ondeskundig gebruik
van de aandrijvingen en/of gebruik voor andere doeleinden dan waarvoor de
aandrijvingen bestemd zijn.
Tot een juist gebruik van het product behoort ook de inachtneming van deze
bedieningsinstructies.
Informatie Deze bedieningsinstructies gelden voor de standaarduitvoering “rechtsdraaiend
sluiten”. Dit betekent, dat de aangedreven as met de wijzers van de klok mee
(rechtsom) draait om de afsluiter te sluiten.
1.3. Waarschuwingen/aanwijzingen
De hieronder weergegeven aanwijzingen met betrekking tot de veiligheid zijn bedoeld
om de aandacht te vestigen op de in deze bedieningsinstructies opgenomen
veiligheidsprocedures en -aanwijzingen. Elk van deze aanwijzingen wordt aangeduid
met een trefwoord (GEVAAR, WAARSCHUWING, VOORZICHTIG, LET OP), dat
met het doel van de desbetreffende aanwijzing overeenstemt.
Een directe gevaarlijke situatie met zeer hoog risico. Indien de waarschuwing
in de wind wordt geslagen, kan overlijden of zwaar lichamelijk letsel het gevolg
zijn.
Een mogelijk gevaarlijke situatie met middelhoog risico. Indien de
waarschuwing in de wind wordt geslagen, kan overlijden of zwaar lichamelijk
letsel het gevolg zijn.
6
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Veiligheidsinstructies AMExC 01.1
Een mogelijk gevaarlijke situatie met laag risico. Indien de waarschuwing in
de wind wordt geslagen, kunnen lichte of middelzware verwondingen het
gevolg zijn. Kan ook met betrekking tot materiële schade worden gebruikt.
Mogelijk gevaarlijke situatie. Indien de waarschuwing in de wind wordt
geslagen, kan materiële schade het gevolg zijn. Wordt niet bij gevaar voor
persoonlijk letsel gebruikt.
Structuur en typografische opbouw van de waarschuwingen
Soort gevaar en de veroorzaker ervan!
Mogelijke gevolgen bij het niet in acht nemen (als optie)
maatregel om gevaar te voorkomen
overige maatregelen
Het veiligheidssymbool waarschuwt voor gevaar voor verwondingen.
Het signaalwoord (hier GEVAAR) geeft de mate van gevaar aan.
1.4. Aanwijzingen en symbolen
De hieronder vermelde aanwijzingen en symbolen worden in deze instructies gebruikt:
Informatie Het begrip Informatie vóór de tekst duidt op belangrijke opmerkingen en informatie.
Symbool voor DICHT (afsluiter gesloten)
Symbool voor OPEN (afsluiter geopend)
Belangrijke informatie voor de volgende stap. Dit symbool geeft aan wat voor de
volgende stap als voorwaarde geldt of wat voorbereid of waarop gelet dient te worden.
< > Verwijzing naar meer informatie
Begrippen die tussen deze minderdan- en meerdantekens staan, verwijzen naar
meerdere tekstpassages in het document met betrekking tot dit thema. Deze
begrippen zijn in de index, als titel of in de inhoudsopgave aangegeven en kunnen
op deze manier snel worden gevonden.
7
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Veiligheidsinstructies
2. Identificatie
2.1. Typeplaatje
Afbeelding 1: Positie van de typeplaatjes
[1] Typeplaatje aandrijving
[2] Typeplaatje besturingseenheid voor de aandrijving
[3] Typeplaatje motor
[4] Extra plaatje, bijv. KKS-plaatje
[5] Keuringsplaatje uitvoering explosiebeveiliging
Typeplaatje aandrijving
Afbeelding 2: Typeplaatje aandrijving (voorbeeld)
(= logo fabrikant); (= CE-keurmerk)
[1] Naam van de fabrikant
[2] Adres van de fabrikant
[3] Typebenaming
[4] Ordernummer
[5] Serienummer
[6] Toerental
[7] Draaimomentbereik in de richting DICHT
[8] Draaimomentbereik in de richting OPEN
[9] Soort smeermiddel
[10] Toel. omgevingstemperatuur
[11] Naar keuze door de klant als optie te gebruiken
[12] Beschermingsgraad
[13] DataMatrix-code
8
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Identificatie AMExC 01.1
Typeplaatje motor
Afbeelding 3: Typeplaatje motor (voorbeeld)
(= logo fabrikant); (= CE-keurmerk)
[1] Motortype
[2] Artikelnummer motor
[3] Serienummer
[4] Stroomsoort, netspanning
[5] Nominaal vermogen
[6] Nominale stroom
[7] Bedrijfsmodus
[8] Beschermingsgraad
[9] Motorbeveiliging (thermische beveiliging)
[10] Isolatieklasse
[11] Toerental
[12] IA/IN
[13] Vermogensfactor cos phi
[14] Netfrequentie
[15] DataMatrix-code
Typeplaatje besturingseenheid voor de aandrijving
Afbeelding 4: Typeplaatje besturingseenheid voor de aandrijving
(= logo fabrikant); (= CE-keurmerk)
[1] Typebenaming
[2] Ordernummer
[3] Serienummer
[4] Aansluitschema aandrijving
[5] Schakelschema besturingseenheid
[6] Netspanning
[7] AUMA vermogensklasse schakeltoestellen
[8] Toel. omgevingstemperatuur
[9] Beschermingsgraad
[10] Aansturing
[11] DataMatrix-code
9
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Identificatie
Keuringsplaatje uitvoering explosiebeveiliging
Afbeelding 5: Keuringsplaatjes uitvoering explosiebeveiliging (voorbeelden)
[1] Ex-symbool, CE-keurmerk, registratienummer keuringsstation
[2] Ex-verklaring (nummer)
Classificatie:
[3] Elektrische explosiebeveiliging gas
[4] Elektrische explosiebeveiliging stof
[5] Niet-elektrische explosiebeveiliging
[6] Schroefdraad voor kabelinvoeren op de elektrische aansluiting
Omschrijvingen met betrekking tot de gegevens op het typeplaatje
Typebenaming Afbeelding 6: Typebenaming (voorbeeld)
1. Type en bouwgrootte aandrijving
2. Flensafmetingen
Type en bouwgrootte
Deze bedieningsinstructies gelden voor de volgende typen toestellen en
bouwgrootten:
Type SAEx = multi-turn aandrijvingen voor open-dicht-bedrijf)
Bouwgrootten: 25.1, 30.1, 35.1, 40.1
Type SAREx = multi-turn aandrijvingen voor regelbedrijf
Bouwgrootten: 25.1, 30.1
Type AMExC = besturingseenheid voor de aandrijving AUMA MATIC
Bouwgrootte: 01.1
Soorten beveiliging tegen vonkvorming
Tabel 1:
Beschrijving van de soorten beveiliging tegen vonkvorming multi-turn aandrijving
Ex d= drukvast omhulselMotorruimte
Ex e= verhoogde veiligheidSchakelruimte
Ex e= verhoogde veiligheid (motoraansluitruimte en elektrische
aansluiting K/KR)
Aansluitruimte
c = constructieve veiligheidSchakelruimte
Ex i= intrinsiek veilig (RWG 5020.2Ex)Standmelder
Tabel 2:
Beschrijving van de soorten beveiliging tegen vonkvorming besturingseenheid voor de aandrijving
Ex d= drukvast omhulselBehuizing besturing
Ex e= verhoogde veiligheid (met elektrische aansluiting KP/KPH/KES)
Ex d= drukvast omhulsel (met elektrische aansluiting KES-d)
Aansluitruimte
Ex e= verhoogde veiligheid (externe behuizing)
Ex d= drukvast omhulsel (interne behuizing)
Schakelkast
Ex e= verhoogde veiligheidAansluitruimte schakelkast
10
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Identificatie AMExC 01.1
Ordernummer Aan de hand van dit nummer kan het product worden geïdentificeerd en kunnen de
technische en orderrelevante gegevens van het toestel worden vastgesteld.
Bij vragen over het product verzoeken wij u vriendelijk dit nummer steeds te
vermelden.
Op internet onder http://www.auma.com > Service & Support > myAUMA bieden
wij een service aan, via welke een geautoriseerde gebruiker door het invoeren van
het ordernummer onder meer orderrelevante documenten zoals schakelschemata
en technische gegevens (in de Duitse en Engelse taal), het keuringsprotocol van de
afname, de bedieningsinstructies en overige informatie met betrekking tot de order
kan downloaden.
Serienummer
aandrijving Tabel 3:
Beschrijving van het serienummer (als voorbeeld 0516MD12345)
MD123451605
positie 1+2: montageweek = kalenderweek 0505
positie 3+4: productiejaar = 201616
Intern nummer voor het volkomen duidelijk identificeren van het productMD12345
AUMA vermogensklasse
schakelapparatuur
De in de besturingseenheid voor aandrijvingen toegepaste schakelapparatuur
(magneetschakelaars/thyristors) zijn in AUMA vermogensklassen (bijv. A1, B1, ...)
ingedeeld. De vermogensklasse geeft aan tot welk max. toelaatbaar nominaal
vermogen (van de motor) het schakeltoestel is berekend. Het nominaal vermogen
van de motor van de aandrijving is op het motortypeplaatje in kW aangegeven. De
indeling van de AUMA vermogensklassen in relatie tot de nominale vermogens van
de motortypen kan in separate bladen met elektrische gegevens worden gevonden.
Bij schakelapparatuur die niet in een vermogensklasse is ingedeeld staat op het
typeplaatje van de besturingseenheid voor aandrijvingen niet de vermogensklasse
maar het max. toelaatbaar nominaal vermogen in kW vermeld.
DataMatrix-code Met onze AUMA Support App kunt u de DataMatrix-code inscannen, waarmee u
als geautoriseerde gebruiker directe toegang krijgt tot orderrelevante documenten
van het product zonder dat u het order- of serienummer hoeft in te voeren.
Afbeelding 7: Koppeling naar AUMA Support App
Zie voor meer Service & Support, Software/Apps/... www.auma.com.
Aansturing Tabel 4:
Voorbeelden aansturing (gegevens op typeplaatje besturingseenheid voor de aandrijving)
BeschrijvingIngangssignaal
Stuurspanning 24 V DC voor OPEN - DICHT aansturing via digitale ingangen
(OPEN, STOP, DICHT)
24 V DC
Stuurspanning 48 V DC voor OPEN - DICHT aansturing via digitale ingangen
(OPEN, STOP, DICHT)
48 V DC
Stuurspanning 60 V DC voor OPEN - DICHT aansturing via digitale ingangen
(OPEN, STOP, DICHT)
60 V DC
Stuurspanning 115 V DC voor OPEN - DICHT aansturing via digitale ingangen
(OPEN, STOP, DICHT)
115 V AC
2.2. Beknopte beschrijving
Multi-turn aandrijving Definitie volgens EN 15714-2/EN ISO 5210:
Een multi-turn aandrijving is een aandrijving, die een draaimoment d.m.v. ten minste
één volledige omwenteling op de afsluiter overbrengt. Hij kan stangkrachten opnemen.
11
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Identificatie
AUMA multi-turn aandrijvingen SAEx 25.1 – SAEx 40.1/SAREx 25.1 – SAREx 30.1
worden door een elektromotor aangedreven en kunnen in combinatie met de
aandrijfvorm A stangkrachten opnemen. Voor de handmatige bediening is de
aandrijving voorzien van een handwiel. De uitschakeling in de eindstanden kan weg-
of draaimomentafhankelijk plaatsvinden. Voor de aansturing of de verwerking van
de meldsignalen van de aandrijving is een besturing absoluut noodzakelijk.
Besturingseenheid voor
de aandrijving
De besturingseenheid voor de aandrijving AMExC 01.1 is geschikt voor de besturing
van AUMA aandrijvingen en wordt gereed voor gebruik geleverd. In combinatie met
de multi-turn aandrijvingen SAEx 25.1 – SAEx 40.1/SAREx 25. – SAREx 30.1 wordt
zij gescheiden op een wandbeugel gemonteerd. Bij hoge nominale stroomwaarden
van de motor van de multi-turn aandrijving is een extra schakelkast voor de
schakelapparatuur van de besturingseenheid voor de aandrijving noodzakelijk. De
functies van de besturingseenheid voor de aandrijving variëren van de gebruikelijke
OPEN-DICHT aansturing van de afsluiter door middel van standaanwijzingen en
verschillende meldingen tot en met een aansturing d.m.v. een positioner (optie).
Lokale
bedieningseenheid
Bediening (via drukknoppen), instellingen en weergaven kunnen direct ter plaatse
op de lokale bedieningseenheid worden uitgevoerd (is tevens in deze
bedieningsinstructies beschreven).
12
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Identificatie AMExC 01.1
3. Transport, opslag en verpakking
3.1. Transport
Transporteer het materiaal in een stevige verpakking naar de plaats van bestemming.
Zwevende last!
Overlijden of zware verwondingen mogelijk.
NIET onder zwevende last verblijven.
Bevestig hef- en hijswerktuigen aan de behuizing en NIET aan het handwiel.
Aandrijvingen die op een afsluiter zijn gemonteerd: bevestig hef- en hijswerktuig
aan de afsluiter en NIET aan de aandrijving.
Aandrijvingen die met een tandwielkast zijn samengebouwd: bevestig hef- en
hijswerktuig met hijsogen aan de tandwielkast en NIET aan de aandrijving.
Aandrijvingen die met een besturingseenheid zijn samengebouwd: bevestig
hef- en hijswerktuig aan de aandrijving en NIET aan de besturingseenheid.
Houd rekening met het totale gewicht van de samenstelling (aandrijving,
besturingseenheid voor de aandrijving, tandwielkast/reductorkast, afsluiter)
De last tegen eruit vallen, wegglijden of kantelen beveiligen.
Voer een hijstest op geringe hoogte uit, voorkom voorspelbare gevaren zoals
bijv. kantelen.
Afbeelding 8: Voorbeeld: Hijsen van de aandrijving met hijsoog
Tabel 5:
Gewichten multi-turn-aandrijvingen SAEx 25.1 – SAEx 40.1/SAREx 25.1 – SAREx 30.1
met draaistroommotoren
Gewicht2)
Motortype1)
Typebenaming
Aandrijving ca. [kg]
155ADX... 90-...SAEx 25.1/
SAREx 25.1 165ADX... 132-...
195ADX... 112-...SAEx 30.1/
SAREx 30.1 265ADX... 160-...
415ADX... 132-...SAEx 35.1
430ADX... 160-...
515ADX... 160-...SAEx 40.1
Zie typeplaatje op de motor1)
Vermelde gewicht omvat multi-turn-aandrijving AUMA NORM, met draaistroommotor, elektrische
aansluiting in standaarduitvoering, aandrijfvorm B1 en handwiel. Bij andere aandrijfvormen extra
gewichten in acht nemen.
2)
13
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Transport, opslag en verpakking
Tabel 6:
Gewichten aandrijfvorm A 25.2 – A 40.2
[kg]FlensafmetingenTypebenaming
41F 25.2A 25.2
68F 30.2A 30.2
129F 35.2A 35.2
207F 40.2A 40.2
Tabel 7:
Gewichten aandrijfvorm AF 25.2 – AF 40.2
[kg]FlensafmetingenTypebenaming
61F 25.2AF 25.2
103F 30.2AF 30.2
180F 35.2AF 35.2
320F 40.2AF 40.2
3.2. Opslag
Corrosiegevaar door verkeerde opslag!
Materiaal opslaan in een goed geventileerde en droge ruimte.
Materiaal beschermen tegen vocht uit de bodem door het in stellingen of op
houten pallets op te slaan.
Materiaal afdekken ter bescherming tegen stof en vuil.
Niet-gespoten oppervlakken met geschikt anti-roestmiddel behandelen.
Schade door te lage opslagtemperaturen!
De besturingseenheid voor de aandrijving AUMA MATIC mag NIET onder –40
°C worden opgeslagen.
Opslag voor langere tijd In geval van een langdurige opslagperiode (langer dan 6 maanden), de hieronder
vermelde punten in acht nemen:
1. Vóór opslag:
Ongespoten delen, in het bijzonder die van de aandrijfvormen en
montageflenzen, tegen roest beschermen met behulp van een langdurig werkend
anti-roestmiddel.
2. Om de 6 maanden:
Materiaal op roestvorming controleren. Wederom anti-roestmiddel aanbrengen,
zodra de eerste tekenen van corrosie zichtbaar zijn.
3.3. Verpakking
Onze producten worden voor het transport vanuit de fabriek door speciale
verpakkingen beschermd. De verpakking bestaat uit milieuvriendelijke materialen,
die op eenvoudige wijze kunnen worden gescheiden en voor recycling in aanmerking
komen. Onze verpakkingsmaterialen zijn hout, karton, papier en PE-folie. Wij
adviseren u recycling- en inzamelcentra te benaderen voor het afvoeren van het
verpakkingsmateriaal.
14
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Transport, opslag en verpakking AMExC 01.1
4. Montage
4.1. Montagepositie
Het hier beschreven product kan zonder beperkingen in iedere montagepositie
worden toegepast.
4.2. Handwiel monteren
Informatie Om beschadigingen tijdens het transport te voorkomen, worden handwielen met een
diameter van 400 mm en groter los meegeleverd.
Beschadigingen aan het omschakelmechanisme door een verkeerde montage!
De omschakelhefboom uitsluitend met de hand bedienen.
Het is NIET toegestaan de omschakelhefboom, omwille van de bediening, te
verlengen.
Eerst de handmatige bediening correct koppelen, vervolgens het handwiel
plaatsen.
1. Omschakelhefboom met de hand zwenken, daarbij eventueel de schacht een
beetje naar links en naar rechts bewegen, tot de handmatige bediening
gekoppeld is.
De handmatige bediening is correct gekoppeld als de omschakelhefboom ca.
85° kan worden overgehaald.
Afbeelding 9:
2. Het handwiel over de rode omschakelhefboom op de as plaatsen.
Afbeelding 10:
3. Omschakelhefboom loslaten (keert door veerdruk naar de uitgangspositie terug,
eventueel met de hand meebewegen).
15
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Montage
4. Het handwiel met de meegeleverde circlip borgen.
Afbeelding 11:
4.3. Multi-turn aandrijving op afsluiter/tandwielkast monteren
Corrosiegevaar door beschadigingen aan de verf en door vorming van
condenswater!
Na werkzaamheden aan het toestel eventuele lakbeschadigingen herstellen.
Na de montage het toestel direct elektrisch aansluiten zodat het
verwarmingselement de vorming van condenswater kan verminderen.
4.3.1. Aandrijfvorm A
Toepassing Aandrijfvorm voor stijgende, niet draaiende spindel
Geschikt voor de opname van stangkrachten
Montage De aansluitflens [1] met een axiaal gelagerde draadbus [2] vormen een eenheid. Het
draaimoment wordt via de draadbus [2] op de spindel van de afsluiter [3] overgebracht.
Afbeelding 12: Montage aandrijfvorm A
[1] Aansluitflens
[2] Draadbus met klauwkoppeling
[3] Spindel van de afsluiter
16
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Montage AMExC 01.1
4.3.1.1. Draadbus op maat bewerken
Deze werkzaamheden zijn alleen noodzakelijk bij een ongeboorde of voorgeboorde
draadbus.
Afbeelding 13: Aandrijfvorm A
[1] Draadbus
[2] Axiaalnaaldlager
[2.1] Axiaallagerring
[2.2] Axiaalnaaldkrans
[3] Centreerring
1. Centreerring [3] uit aandrijfvorm draaien.
2. Draadbus [1] samen met axiaalnaaldlagers [2] eruit nemen.
3. Axiaallagerringen [2.1] en axiaallagerkransen [2.2] van de draadbus [1]
wegnemen.
Informatie : Bij aandrijfvormen A vanaf de bouwgrootte 35.2 en groter: volgorde
van de axiaallagerringen [2.1] noteren.
4. Draadbus [1] boren, uitdraaien en schroefdraad snijden.
Informatie : De bewerking moet exact centrisch en zuiver worden uitgevoerd!
5. Op maat bewerkte draadbus [1] schoonmaken.
6. Axiaallagerkransen [2.2] en axiaallagerringen [2.1] met lithiumzeep EP-
multipurposevet voldoende smeren zodat alle holle ruimtes met vet zijn gevuld.
7. Ingevette axiaallagerkransen [2.2] en axiaallagerringen [2.1] op draadbus [1]
steken.
Informatie : Bij aandrijfvormen A vanaf de bouwgrootte 35.2: op juiste volgorde
van de axiaallagerringen [2.1] letten.
8. Draadbus [1] met axiaalnaaldlagers [2] weer in de aandrijfvorm plaatsen.
Informatie : Let erop, dat klauwen of vertanding correct in de sleuf van de holle
as grijpen.
9. Centreerring [3] indraaien en tot aan de aanslag vastdraaien.
17
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Montage
4.3.1.2. Multi-turn aandrijving (met aandrijfvorm A) op de afsluiter monteren
Afbeelding 14: Montage aandrijfvorm A
[1] Spindel afsluiter
[2] Aandrijfvorm A
[3] Bouten voor de aandrijving
[4] Flens afsluiter
[5] Bouten voor de aandrijfvorm
1. Indien de aandrijfvorm A reeds op de multi-turn aandrijving is gemonteerd:
bouten [3] losdraaien en aandrijfvorm A [2] wegnemen.
2. Controleer of de flens van de aandrijfvorm A op de flens van de afsluiter [4]
past.
3. De spindel van de afsluiter [1] licht invetten.
4. Aandrijfvorm A op de spindel van de afsluiter plaatsen en zover indraaien totdat
hij tegen de flens van de afsluiter aanligt.
5. Aandrijfvorm A draaien totdat de montagegaten in één lijn liggen.
6. Montagebouten [5] indraaien, maar nog niet vastdraaien.
7. Multi-turn aandrijving zodanig op de spindel van de afsluiter plaatsen, dat de
uitsparingen van de draadbus op het busje voor de aandrijfvorm passen.
Bij een juiste plaatsing liggen de flenzen vlak en gelijk op elkaar.
8. Multi-turn aandrijving zodanig draaien totdat de montagegaten in één lijn liggen.
9. Multi-turn aandrijving met bouten [3] bevestigen.
10. De bouten [3] kruisgewijs met draaimoment volgens tabel vastdraaien.
Tabel 8:
Aandraaimomenten voor bouten
Aandraaimoment [Nm]Schroefdraad
Sterkteklasse
A2-808.8
200214M16
392431M20
1 4221 489M30
2 4812 594M36
11. Multi-turn aandrijving handmatig in richting OPEN draaien totdat flens van de
afsluiter en de aandrijfvorm A vast op elkaar liggen.
12. Montagebouten [5] tussen afsluiter en aandrijfvorm A met draaimoment volgens
tabel kruisgewijs vastdraaien.
18
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Montage AMExC 01.1
4.3.2. Aandrijfvormen B
Toepassing Voor draaiende, niet stijgende spindel
Niet geschikt voor stangkrachten
Montage Bij de aandrijfvormen B/B1/B2 wordt de verbinding met de afsluiter resp. tandwielkast
direct via de massieve as (uitgaande as) van de multi-turn aandrijving op de ingaande
as van de afsluiter resp. tandwielkast uitgevoerd.
Bij de aandrijfvormen B3/B4 wordt de verbinding via een koppelbus van de
aandrijfvorm (uitgaande as) uitgevoerd, welke in het boorgat van de massieve as
van de multi-turn aandrijving is geplaatst en met een borgring is bevestigd.
Door het busje van de aandrijfvorm te vervangen is het op een later tijdstip ombouwen
ten behoeve van een andere aandrijfvorm mogelijk.
Afbeelding 15: Aandrijfvorm B
[1] Flens multi-turn aandrijving
[2] Bij aandrijfvormen B/B1/B2 holle as met spiebaan
[2]* Bij aandrijfvormen B3/B4 is in de holle as een koppelbus van de aandrijfvorm
geplaatst
[3] As van de afsluiter/tandwielkast met spie
Informatie Let op de centrering en het volledig op elkaar passen van de flenzen.
4.3.2.1. Multi-turn aandrijving met aandrijfvormen B op afsluiter/tandwielkast monteren
Afbeelding 16: Montage aandrijfvormen B
[1] Multi-turn aandrijving
[2] Afsluiter/tandwielkast
[3] As van de afsluiter/tandwielkast
1. Controleer of de flenzen op elkaar passen.
19
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Montage
2. Controleer of de aandrijfvorm van de multi-turn aandrijving [1] overeenstemt
met de aandrijfvorm van de afsluiter/tandwielkast resp. as van de
afsluiter/tandwielkast [2/3].
3. As van de afsluiter resp. tandwielkast [3] licht invetten.
4. Multi-turn aandrijving [1] plaatsen.
Informatie : Let op de centrering en het volledig op elkaar passen van de
flenzen.
5. Multi-turn aandrijving met bouten volgens tabel monteren.
Informatie : Teneinde contactcorrosie te voorkomen adviseren wij de bouten
van vloeibare schroefdraadpakking te voorzien.
6. Bouten met draaimoment volgens tabel kruisgewijs vastdraaien.
Tabel 9:
Aandraaimomenten voor bouten
Aandraaimoment [Nm]Schroefdraad
Sterkteklasse
A2-808.8
200214M16
392431M20
1 4221 489M30
2 4812 594M36
4.4. Toebehoren montage
4.4.1. Beschermbuis voor stijgende spindel van de afsluiter
Afbeelding 17: Montage beschermbuis
[1] Beschermkap voor beschermbuis spindel (geplaatst)
[1]* Optie voor bouwgrootte 25.1: beschermkap van staal (geschroefd)
[1]** Optie vanaf bouwgrootte 30.1: beschermkap van staal (gelast)
[2] Beschermbuis spindel
[3] V-ring (afdichting)
1. Alle schroefdraad met hennep, teflontape of vloeibare schroefdraadpakking
afdichten.
20
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Montage AMExC 01.1
2. Beschermbuis [2] in schroefdraad draaien en vastdraaien.
Informatie : Bij beschermbuizen voor de spindel die uit twee of meer delen
bestaan, dienen alle delen stevig aan elkaar te worden vastgeschroefd.
Afbeelding 18: Beschermbuisdelen met draadsokken (verbindingsstukken) (SA
25.1/30.1:>900 mm)
[2] Deel van de beschermbuis spindel
[3] V-ring (afdichting)
[4] Draadsok (verbindingsstuk)
3. V-afdichting [3] tot tegen de behuizing naar beneden schuiven.
Informatie : Bij de montage van beschermbuisdelen, de V-afdichtingen van de
beschermbuisdelen tot tegen de sokken (verbindingsstukken) naar beneden
schuiven.
4. Controleer of de beschermkap [1] voor de beschermbuis voor de spindel
aanwezig, onbeschadigd en stevig op de buis is geplaatst resp. vastgeschroefd.
Beschermbuizen die langer zijn dan 2 m kunnen doorbuigen of gaan slingeren!
Beschadiging van de spindel en/of de beschermbuis mogelijk.
Beschermbuizen die langer zijn dan 2 m dienen door een degelijke constructie
te worden ondersteund.
21
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Montage
5. Elektrische aansluiting
5.1. Essentiële aanwijzingen
Gevaar bij een onjuiste elektrische aansluiting
Indien de waarschuwing in de wind wordt geslagen, kunnen overlijden, zwaar
lichamelijk letsel of materiële schade het gevolg zijn.
De elektrische aansluiting mag uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden
uitgevoerd.
Neem vóór het aansluiten de essentiële aanwijzingen in dit hoofdstuk door.
Na het aansluiten, maar vóór het inschakelen van de voedingsspanning, eerst
de hoofdstukken <Inbedrijfstelling> en <Proefdraaien> lezen.
Schakelschema /
aansluitschema
Het bijbehorende schakelschema/aansluitschema (in de Duitse en Engelse taal)
wordt bij de uitlevering samen met deze bedieningsinstructies in een weerbestendige
tas aan het toestel bevestigd. Indien het schema niet meer beschikbaar is, kan het
onder vermelding van het ordernummer (zie typeplaatje) worden opgevraagd of
direct van het internet (http://www.auma.com) worden gedownload.
Stroomsoort,
netspanning,
netfrequentie
Stroomsoort, netspanning en de netfrequentie moeten met de gegevens op de
typeplaatjes van de besturingseenheid voor de aandrijving en de motor
overeenkomen. Zie tevens hoofdstuk <Identificatie>/<Typeplaatje>.
Afbeelding 19: Voorbeeld typeplaatje van de motor
[1] Stroomsoort
[2] Netspanning
[3] Netfrequentie (bij draai- en wisselstroommotoren)
Beveiliging en
ontwerp/berekening
door klant/contractor
Ter beveiliging tegen kortsluiting en voor het vrijschakelen van de aandrijving moet
de klant/contractor zorgen voor zekeringen en lastscheiders.
De stroomwaarden voor het berekenen van de afzekering resulteren uit het
stroomverbruik van de motor (zie typeplaatje van de motor) plus het stroomverbruik
van de besturingseenheid.
Wij adviseren de berekening en de selectie van de schakelapparatuur op basis van
de max. stroom (Imax) en de selectie en instelling van de beveiligingen tegen te hoge
stroomwaarden overeenkomstig de gegevens in het blad met de elektrische gegevens
uit te voeren.
Tabel 10:
Stroomverbruik besturingseenheid
max. stroomverbruikNetspanning
575 mA100 tot 120 V AC (±10 %)
275 mA208 tot 240 V AC (±10 %)
160 mA380 tot 500 V AC (±10 %)
500 mA24 V DC (+20 %/–15 %) en AC motor
22
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Elektrische aansluiting AMExC 01.1
Tabel 11:
Maximaal toelaatbare zekering
Max. zekeringNominaal vermogenVoedingseenheid
(schakeltoestel met vermogensklasse)1)
16 A (gL/gG)tot 1,5 kWMagneetschakelaar A1
32 A (gL/gG)tot 7,5 kWMagneetschakelaar A2
63 A (gL/gG)tot 15 kWMagneetschakelaar A3
125A (gL/gG)tot 30 kWMagneetschakelaar A4 (in de schakelkast)
200A (gL/gG)tot 55 kWMagneetschakelaar A5 (in de schakelkast)
315A (gL/gG)tot 75 kWMagneetschakelaar A6 (in de schakelkast)
16 A (g/R) I²t<1 500A²stot 1,5 kWThyristor B1
32 A (g/R) I²t<1 500A²stot 3 kWThyristor B2
63 A (g/R) I²t<5 000A²stot 5,5 kWThyristor B3
De AUMA vermogensklasse (A1, B1, ...) is op het typeplaatje van de besturingseenheid voor de
aandrijving vermeld
1)
Indien de besturingseenheid voor de aandrijving los van de aandrijving wordt
gemonteerd (besturingseenheid voor de aandrijving op wandbeugel): rekening houden
met de lengte en doorsnede van de aansluitkabel bij het bepalen van de beveiliging
(zekering).
Externe voeding van de
elektronica
Bij een externe voeding van de elektronica met 24 V DC wordt de
spanningsvoorziening door een interne 1 000 µF condensator afgevlakt. Bij het
berekenen van de spanningsvoorziening dient er rekening mee te worden gehouden
dat na het inschakelen van de externe spanningsvoorziening deze condensator wordt
geladen.
Veiligheidsstandaards Veiligheidsmaatregelen en veiligheidsvoorzieningen dienen te voldoen aan de
geldende nationale voorschriften zoals deze van toepassing zijn op de plaats van
opstelling. Alle extern aangesloten apparatuur dient met de desbetreffende
veiligheidsstandaards zoals deze van toepassing zijn op de plaats van opstelling
overeen te komen.
Aansluitkabels Wij adviseren de aansluitkabels en aansluitklemmen overeenkomstig de
nominale stroom (IN) te berekenen (zie typeplaatje van de motor of het blad
met de elektrische gegevens).
Teneinde de isolatie van de apparatuur te waarborgen geschikte
(spanningsvaste) kabels toepassen. De kabels minimaal voor de hoogst
voorkomende nominale spanning berekenen.
Aansluitkabels met een minimaal temperatuurbereik van +80 °C toepassen.
Bij aansluitkabels die aan uv-straling worden blootgesteld (bijv. buiten), uv-
resistente kabels toepassen.
Voor het aansluiten van standmelders dienen afgeschermde kabels te worden
gebruikt.
Kabels installeren met
inachtneming van de
EMC
Signaal- en veldbuskabels zijn storingsgevoelig. Motorkabels kunnen storingen
veroorzaken.
Storingsgevoelige en storing veroorzakende kabels op een zo groot mogelijke
onderlinge afstand van elkaar installeren.
De resistentie tegen storingsinvloeden van signaal- en veldbuskabels is hoger
als de kabels dicht bij het massapotentiaal worden geïnstalleerd.
Indien mogelijk, lange kabels vermijden of erop letten dat zij in zones worden
geïnstalleerd waar storingsbronnen weinig invloed hebben.
Parallelle trajecten met een geringe onderlinge afstand van storingsgevoelige
en storing veroorzakende kabels voorkomen.
23
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Elektrische aansluiting
5.2. Installeren van kabels wandbeugel en schakelkast
Afbeelding 20: Voorbeeld van het installeren van kabels bij een besturingseenheid
op een wandbeugel (zonder schakelkast)
[1] Spanningsvoorziening, bijv. 3/PE/400V/50 Hz
[2] Signaalcontacten/meldingen klantaansluiting (XK)
[3] Aansluiting/aansturing motor
[4] Terugmeldingen van de aandrijving
[5] Elektronische standmelder RWG (optie) - intrinsiek veilig stroomcircuit
Wandbeugel De besturingseenheid voor de aandrijving wordt gescheiden van de aandrijving op
een wandbeugel gemonteerd.
De toegestane kabellengte tussen de besturingseenheid voor de aandrijving
op de wandbeugel en de aandrijving bedraagt maximaal 100 m.
Wij adviseren u een originele AUMA-kabelset "LSW" te gebruiken.
Indien in de aandrijving een standmelder (RWG, potentiometer) is geïnstalleerd:
- Geschikte, flexibele en afgeschermde verbindingskabels gebruiken.
- Kabelafscherming aan beide zijden aarden.
- De toegestane kabellengte in combinatie met een potentiometer bedraagt
10 m.
- Indien er een elektronische standmelder RWG is geïnstalleerd, moet er
een aparte kabel worden gebruikt (intrinsiek veilig stroomcircuit). Deze
mag NIET over de besturingseenheid voor de aandrijving worden geleid.
Indien verbindingskabels, bijv. van een verwarmingselement of schakelaars,
aanwezig zijn die direct van de aandrijving naar de klantstekker XK zijn
doorverbonden (XA-XM-XK, zie schakelschema), dan moeten deze kabels aan
een isolatietest volgens EN 50178 worden onderworpen. Uitgezonderd zijn
verbindingskabels van standmelders (EWG, RWG, IWG, potentiometer). Deze
mogen niet aan een isolatietest worden onderworpen.
Schakelkast Bij aandrijvingen met een grote nominale stroomwaarde van de motor (AUMA
vermogensklasse schakeltoestellen vanaf categorie A4) is een extra schakelkast
vereist. De schakeltoestellen (magneetschakelaars) zijn dan in de schakelkast
ondergebracht en niet in de besturingseenheid voor de aandrijving. De schakelkast
wordt apart aan de muur gemonteerd.
24
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Elektrische aansluiting AMExC 01.1
Afbeelding 21: Voorbeeld van het installeren van kabels met schakelkast
[1] Spanningsvoorziening, bijv. 3/PE/400V/50 Hz
[2] Spanningsvoorziening besturingseenheid voor de aandrijving (aansturing
voedingseenheid)
[3] Signaalcontacten/meldingen klantaansluiting (XK)
[4] Aansluiting/aansturing motor
[5] Terugmeldingen van de aandrijving
[6] Elektronische standmelder RWG (optie) - intrinsiek veilig stroomcircuit
Voor de kabel van de voedingsspanning zijn door de klant/contractor te verzorgen
zekeringen ter beveiliging tegen kortsluiting noodzakelijk. De grootte (zwaarte) van
de zekeringen dient op de aderdoorsnede van de kabel, het thermische
overstroomrelais in de schakelkast, de schakelcontacten en de motorgegevens (zie
typeplaatje van de motor) te worden aangepast.
5.3. Elektrische aansluitingen aandrijving
Afbeelding 22: Indeling van de aansluitingen
[1] Motoraansluiting
[2] Kabelingang voor motoraansluiting
[3] Elektrische aansluiting (K/KR) voor aansluitingen besturing
25
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Elektrische aansluiting
5.3.1. Motoraansluiting
5.3.1.1. Motoraansluitruimte openen
Afbeelding 23: Motoraansluitruimte openen
[1] Deksel
[2] Bouten deksel
[3] O-ring
[4] Kabelwartel
Gevaarlijke spanning!
Elektrische schok mogelijk.
Vóór het openen spanningsvrij schakelen.
1. Bouten [2] losdraaien en het deksel [1] verwijderen.
Informatie : De aansluitruimte is in de soort beveiliging tegen vonkvorming
Ex e (verhoogde veiligheid) uitgevoerd.
2. Voor de aan te sluiten kabel geschikte kabelwartel plaatsen.
Informatie : Neem bij de keuze van de kabelwartels de soort beveiliging tegen
vonkvorming (met Ex e goedkeuring) en beschermingsgraad IP (zie typeplaatje)
in acht.
De beschermingsgraad IP... die op het typeplaatje is vermeld, is alleen
gegarandeerd als er geschikte kabelwartels worden toegepast.
Afbeelding 24: Typeplaatje, voorbeeld met beschermingsgraad IP68
5.3.1.2. Motorkabels aansluiten
Tabel 12:
Dwarsdoorsneden aansluitkabels en aandraaimomenten motorklemmen
AandraaimomentenDwarsdoorsneden aansluitkabelsToerentalType
2,0 Nm0,5 – 16 mm2
4 – 22SAEx 25.1
SAREx 25.1 3,5 Nm2,5 – 35 mm2
32 – 90
1,2 – 2,4 Nm4 – 16 mm2
4 – 22SAEx 30.1
SAREx 30.1 4,0 – 5,0 Nm10 – 35 mm2
32 – 45
6,0 – 12 Nm16 – 70 mm2
63 – 90
26
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Elektrische aansluiting AMExC 01.1
Dwarsdoorsneden aansluitkabels en aandraaimomenten motorklemmen
AandraaimomentenDwarsdoorsneden aansluitkabelsToerentalType
1,2 – 2,4 Nm4 – 16 mm2
4 – 5,6SAEx 35.1
4,0 – 5,0 Nm10 – 35 mm2
8 – 22
6,0 – 12 Nm16 – 70 mm2
32 – 45
4.0 – 5.0 Nm10 – 35 mm2
4 – 11SAEx 40.1
6.0 – 12 Nm16 – 70 mm2
16 – 32
1. De aan te sluiten kabels ontmantelen en door de kabelwartels invoeren.
2. Kabelwartel met het voorgeschreven draaimoment vastdraaien, zodat de
desbetreffende beschermingsgraad is gewaarborgd.
3. Aders afstrippen.
4. Bij flexibele kabels: adereindhulzen conform DIN 46228 gebruiken.
5. Kabels volgens het schakelschema (conform order) aansluiten.
Bij verkeerd aansluiten: gevaarlijke spanning bij NIET aangesloten aardebus!
Elektrische schok mogelijk.
Alle aardingskabels aansluiten.
Aardebus op de externe aardingskabel van de aansluitkabel aansluiten.
Toestel uitsluitend met aangesloten aardingskabel inbedrijfstellen!
6. Aardedraad op de aardebus (symbool: ) vastdraaien.
7. Bij afgeschermde kabels: Het einde van de kabelafscherming via de kabelwartel
met de behuizing verbinden (aarden).
5.3.1.3. Motoraansluitruimte sluiten
Afbeelding 25: Motoraansluitruimte sluiten
[1] Deksel
[2] Bouten deksel
[3] O-ring
[4] Kabelwartel
1. Pasvlakken van het deksel [1] en de behuizing schoonmaken.
2. Controleren of de O-ring [3] in goede staat is; indien deze beschadigd is, door
een nieuw exemplaar vervangen.
3. O-ring met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten en juist plaatsen.
4. Deksel [1] plaatsen en boutjes [2] gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien.
27
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Elektrische aansluiting
5.3.2. Elektrische aansluiting (K/KR)
5.3.2.1. Aansluitruimte openen
Afbeelding 26: Aansluitruimte (voor signaalcontacten) openen
[1] Deksel
[2] Bouten
[3] O-ring
[4] Blindstop
[5] Kabelwartel
[6] Klemmenframe (KR) - optioneel
Gevaarlijke spanning!
Elektrische schok mogelijk.
Vóór het openen spanningsvrij schakelen.
1. Bouten [2] losdraaien en het deksel [1] verwijderen.
Informatie : De aansluitruimte is in de soort beveiliging tegen vonkvorming
Ex e (verhoogde veiligheid) uitgevoerd.
2. Voor de aan te sluiten kabels geschikte kabelwartels plaatsen.
Informatie : Neem bij de keuze van de kabelwartels de soort beveiliging tegen
vonkvorming (met Ex e goedkeuring) en beschermingsgraad IP (zie typeplaatje)
in acht.
De beschermingsgraad IP... die op het typeplaatje is vermeld, is alleen
gegarandeerd als er geschikte kabelwartels worden toegepast.
Afbeelding 27: Typeplaatje, voorbeeld met beschermingsgraad IP68
3. Niet benodigde kabelingangen met voor de beschermingswijze geschikte en
goedgekeurde blindstoppen afsluiten.
28
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Elektrische aansluiting AMExC 01.1
5.3.2.2. Kabels aansluiten
Tabel 13:
Dwarsdoorsneden aansluitkabels en aandraaimomenten klemmen
AandraaimomentenDwarsdoorsneden aansluitkabelsType
1,5 – 1,8 Nmmax. 10 mm² (flexibel of massief)Vermogensklemmen (U, V, W)
3,0 – 4,0 Nmmax. 10 mm² (flexibel of massief)Aansluitpunt aardingskabel (PE)
0,6 – 0,8 Nm2,5 mm² (flexibel of massief)Signaalcontacten (1 t/m 50)
1. De aan te sluiten kabels ontmantelen en door de kabelwartels invoeren.
2. Kabelwartels met het voorgeschreven draaimoment vastdraaien, zodat de
desbetreffende beschermingsgraad is gewaarborgd.
3. Aders afstrippen.
4. Bij flexibele kabels: adereindhulzen conform DIN 46228 gebruiken.
5. Kabels volgens het schakelschema (conform order) aansluiten.
Bij verkeerd aansluiten: gevaarlijke spanning bij NIET aangesloten aardebus!
Elektrische schok mogelijk.
Alle aardingskabels aansluiten.
Aardebus op de externe aardingskabel van de aansluitkabel aansluiten.
Toestel uitsluitend met aangesloten aardingskabel inbedrijfstellen!
6. Aardingskabel op aansluitpunt van aardingskabel (symbool: ) vastdraaien.
Afbeelding 28: Aansluitpunt aardingskabel (PE)
[1] Klembeugel voor aansluitpunt aardingskabel
7. Bij afgeschermde kabels: het einde van de kabelafscherming via de kabelwartel
met de behuizing verbinden (aarden).
29
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Elektrische aansluiting
5.3.2.3. Aansluitruimte sluiten
Afbeelding 29: Aansluitruimte (voor signaalcontacten) sluiten
[1] Deksel
[2] Bouten
[3] O-ring
[4] Blindstop
[5] Kabelwartel
[6] Klemmenframe (KR) - optioneel
1. Afdichtvlakken van het deksel [1] en het klemmenframe [6] schoonmaken.
2. Controleren of de O-ring [3] in goede staat is. Indien beschadigd door een nieuw
exemplaar vervangen.
3. O-ring met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten en juist plaatsen.
4. Deksel [1] plaatsen en boutjes [2] gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien.
5.4. Elektrische aansluitingen besturingseenheid voor de aandrijving
5.4.1. Elektrische aansluiting KP/KPH
Afbeelding 30: Elektrische aansluiting KP en KPH
[1] Schroefklemmen
[2] Plug-in tussenstuk (drukvast)
30
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Elektrische aansluiting AMExC 01.1
Korte omschrijving Plug-in elektrische aansluiting KP/KPH met schroefklemmen voor vermogens- en
stuursignaalcontacten.
Uitvoering KP (standaard) met drie kabelingangen. Uitvoering KPH (verhoogd) met
extra kabelingangen. Kabelingangen via het deksel.
De aansluitruimte (met schroefklemmen) is in de uitvoering beschermingswijze Ex
d (drukvast omhulsel) uitgevoerd. De stekkerverbinding wordt via het tussenstuk
uitgevoerd. Ten behoeve van het aansluiten van de kabels hoeft alleen het deksel
te worden weggenomen. Het drukvaste tussenstuk blijft daarbij op het toestel. De
drukvaste binnenruimte van het aangesloten toestel blijft daardoor gesloten.
Technische gegevens Tabel 14:
Elektrische aansluiting KP/KPH
StuursignaalcontactenVermogenscontacten
38 stiften/bussen + aardedraad (PE)3 + aardedraad (PE)Aantal contacten max.
1 tot 24, 31 tot 40, 47 tot 50, PE
U1, V1, W1, (PE)
Benamingen
250 V550 VAansluitspanning max.
10 A25 ANominale stroom max.
SchroefaansluitingSchroefaansluitingManier van aansluiten op de zijde
van de klant
1,5 mm2
6 mm2
Doorsnede aansluiting max.
5.4.1.1. Aansluitruimte openen
Afbeelding 31: Aansluitruimte openen
[1] Deksel (afbeelding toont uitvoering KP)
[2] Boutjes deksel
[3] O-ring
[4] Blindstop
[5] Kabelwartel (voorbeeld)
[6] Drukvast tussenstuk
Gevaarlijke spanning!
Elektrische schok mogelijk.
Vóór het openen spanningsvrij schakelen.
1. Boutjes [2] losdraaien en het deksel [1] verwijderen.
Informatie : De aansluitruimte is in de uitvoering beschermingswijze Ex d
(drukvast omhulsel) uitgevoerd. De drukvaste binnenruimte van het aangesloten
toestel blijft bij het wegnemen van het deksel [1] gesloten.
31
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Elektrische aansluiting
2. Voor de aan te sluiten kabels geschikte kabelwartels plaatsen.
Informatie : Neem bij de selectie van de kabelwartels de beschermingswijze
(met Ex e goedkeuring) en beschermingsgraad IP (zie typeplaatje) in acht.
De beschermingsgraad IP... die op het typeplaatje is vermeld, is slechts dan
gegarandeerd, indien overeenkomstig geschikte kabelwartels worden toegepast.
Afbeelding 32: Typeplaatje, voorbeeld met beschermingsgraad IP68
3. Niet benodigde kabelingangen met voor de beschermingsgraad geschikte en
goedgekeurde blindpluggen afsluiten.
5.4.1.2. Kabels aansluiten
Tabel 15:
Dwarsdoorsneden aansluitkabels en aandraaimomenten klemmen
AandraaimomentenDwarsdoorsneden aansluitkabelsOmschrijving
0,9 – 1,1 Nmmet kleine klemringen:
1,5 – 4,0 mm2(flexibel of massief)
Vermogenscontacten (U1, V1, W1)
Aardebus (aansluiting) (PE)
met grote klemringen:
2,5 – 6 mm2(flexibel of massief)
0,5 – 0,7 Nm0,75 – 1,5 mm2(flexibel of massief)Stuursignaalcontacten
(1 tot 24, 31 tot 40, 47 tot 50, PE)
1. Verwijder over een lengte van 120 - 140 mm de mantel van de kabel.
2. De aan te sluiten kabels door de kabelwartels invoeren.
3. Kabelwartels met het voorgeschreven draaimoment vastdraaien, zodat de
desbetreffende beschermingsgraad is gewaarborgd.
4. Aders afstrippen.
Besturing max. 8 mm, motor max. 12 mm
5. Bij flexibele kabels: eindhulzen (massakrimp) volgens DIN 46228 gebruiken.
6. Kabels volgens het schakelschema (conform opdracht) aansluiten.
Informatie : 2 aders per klem is toegestaan.
Bij toepassing van motorkabels met een kabeldoorsnede van 1,5 mm²:
voor het aansluiten op de klemmen U1, V1, W1 en PE kleine klemringen
toepassen (de kleine klemringen bevinden zich bij uitlevering in het deksel
van de E-aansluiting).
32
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Elektrische aansluiting AMExC 01.1
Bij verkeerd aansluiten: gevaarlijke spanning bij NIET aangesloten aardebus!
Elektrische schok mogelijk.
Alle aardingskabels aansluiten.
Aardebus op de externe aardingskabel van de aansluitkabel aansluiten.
Toestel uitsluitend met aangesloten aardingskabel inbedrijfstellen!
7. Aardedraad stevig op de aardebus vastschroeven.
Afbeelding 33: Aardebus
[1] Aardebus (PE) besturingskabel
[2] Aardebus (PE) motorkabel
8. Bij afgeschermde kabels: Het einde van de kabelafscherming via de kabelwartel
met de behuizing verbinden (aarden).
5.4.1.3. Aansluitruimte sluiten
Afbeelding 34: Aansluitruimte sluiten
[1] Deksel (afbeelding toont uitvoering KP)
[2] Boutjes deksel
[3] O-ring
[4] Blindstop
[5] Kabelwartel
[6] Drukvast tussenstuk
1. Pasvlakken van het deksel [1] en het tussenstuk schoonmaken.
2. Controleer of de O-ring [3] in goede staat is. Indien beschadigd door een nieuw
exemplaar vervangen.
3. O-ring met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten en juist plaatsen.
4. Deksel [1] plaatsen en boutjes [2] gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien.
33
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Elektrische aansluiting
5. Kabelwartels en blindstoppen met het voorgeschreven draaimoment vastdraaien,
zodat de desbetreffende beschermingsgraad is gegarandeerd.
5.4.2. Elektrische aansluiting KES
Afbeelding 35: Elektrische aansluiting KES
[1] Serieklemmen
[2] Plug-in tussenstuk (drukvast)
Korte omschrijving Plug-in elektrische aansluiting KES met serieklemmen voor vermogens- en
stuursignaalcontacten.
Kabelinvoer via het tussenstuk. Deksel in uitvoering KES-d voor aansluitruimte in
de uitvoering beschermingswijze Ex d (drukvast omhulsel). Deksel in uitvoering
KES-d voor aansluitruimte in de uitvoering beschermingswijze Ex d (drukvast
omhulsel).
De stekkerverbinding wordt via het tussenstuk uitgevoerd. Ten behoeve van het
aansluiten van de kabels hoeft alleen het deksel te worden weggenomen, het
drukvaste tussenstuk blijft daarbij op het toestel. De drukvaste binnenruimte van het
aangesloten toestel blijft daardoor gesloten.
Technische gegevens Tabel 16:
Elektrische aansluiting KES
StuursignaalcontactenVermogenscontacten
503 + aardedraad op het tussenstukAantal contacten max.
1 tot 50
U, V, W, (PE)
Benamingen
250 V750 VAansluitspanning max.
10 A25 ANominale stroom max.
Trekveer,
schroefaansluiting (als optie)
Schroefaansluiting
PE = Ringtong/klembeugel
Manier van aansluiten op de zijde
van de klant
2,5 mm2flexibel, 4 mm2massief6 mm2/10 mm2
Doorsnede aansluiting max.
34
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Elektrische aansluiting AMExC 01.1
5.4.2.1. Aansluitruimte openen
Afbeelding 36: Aansluitruimte openen
[1] Deksel (afbeelding toont uitvoering voor beschermingswijze Ex e)
[2] Bouten deksel
[3] O-ring
[4] Blindstop
[5] Kabelwartel (voorbeeld)
[6] Drukvast tussenstuk
Gevaarlijke spanning!
Elektrische schok mogelijk.
Vóór het openen spanningsvrij schakelen.
1. Boutjes [2] losdraaien en het deksel [1] verwijderen.
Informatie : De aansluitruimte is in de beschermingswijze Ex e (verhoogde
veiligheid) of Ex d (drukvast omhulsel) uitgevoerd (zie Ex-markering typeplaatje).
De drukvaste binnenruimte van het aangesloten toestel blijft bij het wegnemen
van het deksel [1] gesloten.
2. Voor de aan te sluiten kabels geschikte kabelwartels plaatsen.
Informatie : Neem bij de selectie van de kabelwartels de beschermingswijze
(met Ex e resp. Ex d goedkeuring) en beschermingsgraad IP (zie typeplaatje)
in acht.
De op het typeplaatje vermelde beschermingsgraad IP is slechts dan
gegarandeerd, indien overeenkomstig geschikte kabelwartels worden toegepast.
Afbeelding 37: Typeplaatje, voorbeeld met beschermingsgraad IP68
3. Niet benodigde kabelingangen met voor de beschermingsgraad geschikte en
goedgekeurde blindpluggen afsluiten.
35
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Elektrische aansluiting
5.4.2.2. Kabels aansluiten
Tabel 17:
Dwarsdoorsneden aansluitkabels en aandraaimomenten klemmen
AandraaimomentenDwarsdoorsneden aansluitkabelsOmschrijving
1,5 – 1,8 Nmmax. 10 mm² (flexibel of massief)Vermogenscontacten (U, V, W)
3,0 – 4,0 Nmmax. 10 mm² (flexibel of massief)Aardebus (aansluiting) (PE)
0,6 – 0,8 Nmmax. 2,5 mm² (flexibel), of
max. 4 mm² (massief)
Signaalcontacten (1 t/m 50)
1. De aan te sluiten kabels ontmantelen en door de kabelwartels invoeren.
2. Kabelwartels met het voorgeschreven draaimoment vastdraaien, zodat de
desbetreffende beschermingsgraad is gewaarborgd.
3. Aders afstrippen.
4. Bij flexibele kabels: eindhulzen (massakrimp) volgens DIN 46228 gebruiken.
5. Kabels volgens het schakelschema (conform opdracht) aansluiten.
Bij verkeerd aansluiten: gevaarlijke spanning bij NIET aangesloten aardebus!
Elektrische schok mogelijk.
Alle aardingskabels aansluiten.
Aardebus op de externe aardingskabel van de aansluitkabel aansluiten.
Toestel uitsluitend met aangesloten aardingskabel inbedrijfstellen!
6. Aardedraad op de aardebus (symbool: ) stevig vastdraaien.
Afbeelding 38: Aardebus (aansluiting) (PE)
[1] Klembeugel voor aansluiting op aardebus
7. Bij afgeschermde kabels: Het einde van de kabelafscherming via de kabelwartel
met de behuizing verbinden (aarden).
36
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Elektrische aansluiting AMExC 01.1
5.4.2.3. Aansluitruimte sluiten
Afbeelding 39: Aansluitruimte sluiten
[1] Deksel (afbeelding toont uitvoering voor beschermingswijze Ex e)
[2] Bouten deksel
[3] O-ring
[4] Blindstop
[5] Kabelwartel (voorbeeld)
[6] Drukvast tussenstuk
1. Pasvlakken van het deksel [1] en het tussenstuk [6] schoonmaken.
2. Bij Ex-stekkers KES-drukvast: afdichtgroeven met een zuurvrij anti-roestmiddel
conserveren.
3. Controleer of de O-ring [3] in goede staat is. Indien beschadigd door een nieuw
exemplaar vervangen.
4. O-ring met een zuurvrij vet licht invetten en juist plaatsen.
Drukvast omhulsel, explosiegevaar!
Overlijden of zwaar lichamelijk letsel kunnen het gevolg zijn.
Deksel en onderdelen van de behuizing zorgvuldig behandelen.
Vlamspleten mogen niet beschadigd of vervuild zijn.
Deksel tijdens de montage niet scheef plaatsen.
5. Deksel [1] plaatsen en boutjes [2] gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien.
37
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Elektrische aansluiting
5.5. Externe aansluiting voor aarding
Afbeelding 40: Aansluitpunt voor aarding multi-turn aandrijving
Afbeelding 41: Aansluiting voor aarding wandbeugel
Toepassing Een extern aangebracht aansluitpunt voor aarding (klembeugel) voor het verbinden
met de potentiaalvereffening.
Tabel 18:
Dwarsdoorsneden aansluitkabels en aandraaimomenten aansluiting voor aarding
AandraaimomentenDwarsdoorsneden aansluitkabelsSoort kabel
3 – 4 Nm6 mm² tot 16 mm²enkel- en meerdraads
3 – 4 Nm4 mm² tot 10 mm²fijndraads
Bij fijndraadse (flexibele) aders, aansluiting met kabelschoen/ringkabelschoen. Bij het aansluiten van
twee afzonderlijke aders onder de klembeugel dienen deze gelijk qua doorsnede te zijn.
38
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Elektrische aansluiting AMExC 01.1
5.6. Toebehoren voor de elektrische aansluiting
5.6.1. Parkeerstekker
Afbeelding 42: Parkeerstekker, voorbeeld met Ex-stekker KES en deksel
Toepassing Parkeerstekker voor het veilig ophangen van een losgekoppelde stekker of deksel.
Ter voorkoming van het aanraken van de contacten en ter bescherming tegen
omgevingsinvloeden bij een losgenomen elektrische aansluiting.
Gevaar voor explosie!
Overlijden of zwaar lichamelijk letsel kunnen het gevolg zijn.
Vóór het openen van het toestel (lostrekken van de stekker) waarborgen dat
de componenten vrij van gas en spanning zijn.
Spanning NIET onder een explosiegevaarlijke atmosfeer inschakelen.
39
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Elektrische aansluiting
6. Bediening
6.1. Handmatige bediening
De aandrijving kan handmatig worden bediend bij instellingen en inbedrijfstelling, in
geval van het uitvallen van de motor en bij stroomuitval. Via een ingebouwd
omschakelmechanisme wordt de handmatige bediening ingeschakeld.
6.1.1. Handmatige bediening inschakelen
Informatie Bij toepassing van remmotoren in acht nemen: Tijdens de handmatige bediening is
de motor ontkoppeld. De remmotor kan om die reden tijdens handmatige bediening
geen last vasthouden. De last dient via het handwiel te worden vastgehouden.
Beschadigingen aan het omschakelmechanisme door een verkeerde bediening!
Handmatige bediening alleen bij stilstaande motor inschakelen.
De omschakelhefboom uitsluitend met de hand bedienen.
Het is NIET toegestaan de omschakelhefboom, omwille van de bediening, te
verlengen.
1. De omschakelhefboom met de hand tot ca. 85° zwenken, daarbij het handwiel
een beetje naar links en rechts bewegen, totdat de handmatige bediening is
gekoppeld.
Afbeelding 43:
2. Omschakelhefboom loslaten (keert door veerdruk naar de uitgangspositie terug,
eventueel met de hand meebewegen).
Afbeelding 44:
40
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Bediening AMExC 01.1
3. Handwiel in de gewenste richting draaien.
Teneinde de afsluiter te sluiten, het handwiel met de wijzers van de klok
mee (rechtsom) draaien:
De aan te drijven as (van de afsluiter) draait met de wijzers van de klok
mee (rechtsom) in de richting DICHT.
Afbeelding 45:
6.1.2. De handmatige bediening ontkoppelen
De handmatige bediening wordt automatisch ontkoppeld als de motor ingeschakeld
wordt. Tijdens het motorbedrijf staat het handwiel stil.
6.2. Motorbedrijf
Voordat wordt overgegaan op motorbedrijf eerst alle instellingen van de
inbedrijfstelling uitvoeren en proefdraaien.
6.2.1. Lokale bedieningseenheid
De lokale bediening van de aandrijving wordt uitgevoerd met behulp van de
drukknoppen op de lokale bedieningseenheid.
Afbeelding 46: Lokale bedieningseenheid
[1] Drukknop voor stuursignaal in de richting OPEN
[2] Drukknop STOP
[3] Drukknop voor stuursignaal in de richting DICHT
[4] Keuzeschakelaar
41
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Bediening
Hete oppervlakken bijv. door hoge omgevingstemperaturen of intensieve
zonnestralen mogelijk!
Gevaar voor brandwonden
Oppervlaktetemperatuur controleren en, indien nodig, veiligheidshandschoenen
dragen.
Keuzeschakelaar [4] in de stand Local control (lokale bediening) schakelen.
De aandrijving kan nu met behulp van de drukknoppen [1 – 3] worden bediend:
-Aandrijving in de richting OPEN bewegen: drukknop [1] indrukken.
- Aandrijving stoppen: drukknop [2] Stop indrukken.
-Aandrijving in de richting DICHT bewegen: drukknop [3] indrukken
Informatie De instelopdrachten OPEN – DICHT kunnen in jog-modus of met overneemfunctie
worden aangestuurd. Bij de overneemfunctie wordt de aandrijving na het indrukken
van de knop tot in de desbetreffende eindstand gebracht, voor zover hij niet tevoren
een ander stuursignaal ontvangt.
6.2.2. Het op afstand bedienen van de aandrijving
Keuzeschakelaar [4] in stand Remote control (Afstandsbediening) schakelen.
De aandrijving kan nu op afstand, via instelopdrachten (OPEN, STOP, DICHT)
of via analoge nominale waarden (bijv. 0 – 20 mA) worden aangestuurd.
Informatie Bij aandrijvingen die van een positioner zijn voorzien, is als optie een omschakeling
tussen automatisch bedrijf (AFSTAND OPEN-DICHT) en regelbedrijf (AFSTAND
SETP.) mogelijk. De omschakeling wordt uitgevoerd via de ingang AFSTAND
HAND/REMOTE MANUAL, bijv. door middel van een 24 V DC –signaal (zie
schakelschema).
Gedrag tijdens regelbedrijf bij een uitvoering met positioner:
Bij het wegvallen van het stuursignaal E1 of de terugmelding E2 wordt de aandrijving
in een vooraf ingestelde stand gebracht. De hieronder vermelde reacties zijn mogelijk:
Fail as is: De aandrijving schakelt onmiddellijk uit en blijft in deze stand staan.
Fail close: De aandrijving brengt de afsluiter in de eindstand DICHT.
Fail open: De aandrijving brengt de afsluiter in de eindstand OPEN.
Het gedrag bij signaaluitval kan met behulp van een schakelaar in de besturing
worden ingesteld.
42
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Bediening AMExC 01.1
7. Indicatoren
7.1. Signaallampen
Afbeelding 47: Lokale bedieningseenheid met signaallampen
[1] brandt (standaard groen): eindstand OPEN bereikt
[2] brandt (standaard rood): verzamelstoringsmelding
[3] brandt (standaard geel): eindstand DICHT bereikt
Informatie De 3 signaallampen op de lokale bedieningseenheid kunnen (afwijkend van de
standaard) met verschillende kleuren worden geleverd.
Verzamelstoringsmelding Het komt tot een verzamelstoringsmelding [2] indien één van de hieronder vermelde
voorvallen plaatsvindt (standaarduitvoering):
Draaimomentstoring: het ingestelde draaimoment werd vóór het bereiken van
een eindstand overschreden. (Deze melding kan met behulp van een schakelaar
in de besturing worden in- en uitgeschakeld)
Thermische fout: de motorbeveiliging is aangesproken, d.w.z. de motor is
oververhit.
Faseuitval: er is een fase uitgevallen (alleen bij draaistroommotoren).
PTC-tripping device: controle wordt uitgevoerd
Indicatie aandrijving in
bedrijf
Indien in de aandrijving een signaalgever is ingebouwd (schakelschema pos.nummer:
S5) kunnen de signaallampen [1] en [3] als ‘indicatie aandrijving in bedrijf’ worden
gebruikt. De functie ‘indicatie aandrijving in bedrijf’ kan met behulp van een schakelaar
in de besturing worden in- en uitgeschakeld. Bij een geactiveerde ‘indicatie aandrijving
in bedrijf’ knippert de desbetreffende signaallamp tijdens het bewegen van de
aandrijving.
43
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Indicatoren
7.2. Weergaven als optie
7.2.1. Mechanische standaanwijzing/Indicatie aandrijving in bedrijf via pijlmarkering op deksel
Afbeelding 48: Mechanische standaanwijzing via pijlmarkering op deksel
[1] Eindstand OPEN bereikt
[2] Eindstand DICHT bereikt
[3] Pijlmarkering op deksel
Eigenschappen is onafhankelijk van de stroomvoorziening
dient als indicatie aandrijving in bedrijf (schijfje mechanische standaanwijzing
draait zich, indien de aandrijving een beweging uitvoert) en toont continu de
stand van de afsluiter
geeft het bereiken van de eindstanden aan (OPEN/DICHT)
(symbolen (OPEN)/ (DICHT) wijzen daarbij naar pijlmarkering in het
deksel)
44
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Indicatoren AMExC 01.1
8. Meldingen (uitgangssignalen)
8.1. Terugmeldingen via signaleringsrelais (binair)
Via signaleringsrelais kunnen de bedrijfsstatussen van de aandrijving of de besturing
als binaire signalen worden gemeld.
De toewijzing van de signalen is conform de bestelling vastgelegd. Voorbeeld:
relaiscontact open = eindstand DICHT niet bereikt
relaiscontact gesloten = eindstand DICHT bereikt
Verzamelstoringsmelding Schakelaars: 1 NC en 1 NO (standaard)
Omschrijving in het schakelschema: K9
Het komt tot een verzamelstoringsmelding als één van de onderstaande voorvallen
plaatsvindt (standaarduitvoering):
Draaimomentfout: het ingestelde draaimoment werd vóór het bereiken van een
eindstand overschreden. (Deze melding kan via een schakelaar in de besturing
worden in-/uitgeschakeld)
Thermische fout: de motorbeveiliging is aangesproken, d.w.z. de motor is
oververhit.
Faseuitval: er is een fase uitgevallen (alleen bij draaistroommotoren).
PTC-tripping device: controle wordt uitgevoerd
4 meldrelais: Schakelaar: 1 NC (standaard)
Omschrijving in het schakelschema: K5, K6, K7, K8
Standaard programmering:
K5: keuzeschakelaar staat in de stand Remote control (afstandsbediening)
K6: keuzeschakelaar staat in de stand Local control (lokale bediening)
K7: eindstand OPEN bereikt (wegschakelaar OPEN bediend)
K8: eindstand DICHT bereikt (wegschakelaar DICHT bediend)
8.2. Terugmeldingen (analoog)
— (Optie) —
Indien de aandrijving met een standmelder (EWG, RWG of potentiometer) is
uitgevoerd, dan is er een analoge standterugmelding beschikbaar.
Stand afsluiter Signaal: E2 = 0/4 – 20 mA (potentiaalgescheiden) met EWG of RWG
Omschrijving in het schakelschema: E2 (actuele waarde)
45
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Meldingen (uitgangssignalen)
9. Inbedrijfstelling (basisinstellingen)
1. Keuzeschakelaar in de stand 0(UIT) plaatsen.
Informatie : De keuzeschakelaar is geen netschakelaar. In de stand 0(UIT)
worden geen stuursignalen naar de aandrijving doorgegeven. De besturing zelf
staat nog onder spanning.
2. Spanningsvoorziening inschakelen.
Informatie : Bij temperaturen lager dan -40 °C de voorverwarmingstijd in acht
nemen.
3. Basisinstellingen uitvoeren.
9.1. Voorverwarmingstijd bij laagtemperatuuruitvoering
Bij laagtemperatuuruitvoeringen moet er rekening mee worden gehouden dat de
besturing een voorverwarmingstijd nodig heeft.
Deze voorverwarmingstijd geldt voor het geval dat de aandrijving en besturing
spanningsloos en op omgevingstemperatuur zijn afgekoeld. Onder deze
omstandigheden moeten na het inschakelen van de spanningsvoorziening de
hieronder vermelde voorverwarmingstijden worden afgewacht voordat er een
inbedrijfstelling kan plaatsvinden:
bij –40 °C = 5 min.
bij –60 °C = 40 min.
9.2. Schakelruimte openen
Voor de hieronder vermelde instellingen moet de schakelruimte worden geopend.
1. Bouten [2] losdraaien en het deksel [1] van de schakelruimte wegnemen.
46
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Inbedrijfstelling (basisinstellingen) AMExC 01.1
2. Indien een schijfje mechanische standaanwijzing [3] aanwezig is:
schijfje [3] met behulp van een steeksleutel (als hefboom) loswippen.
Informatie : Teneinde lakbeschadigingen te voorkomen kan bijv. een zachte
lap onder de steeksleutel worden geplaatst.
9.3. Draaimomentmechanisme instellen
Indien het hier ingestelde uitschakelmoment wordt bereikt dan worden de
draaimomentschakelaars geactiveerd (beveiliging tegen overbelasting van de
afsluiter).
Informatie Ook tijdens handmatige bediening kan het draaimomentmechanisme worden
aangesproken.
Beschadigingen aan de afsluiter bij een te hoge instelling van het
uitschakelmoment!
Het uitschakelmoment dient op de afsluiter te zijn afgestemd.
Wijzigingen aan de instelling uitsluitend met toestemming van de
afsluiterfabrikant uitvoeren.
Afbeelding 49: Meetkoppen draaimoment
[1] Meetkop zwart voor draaimoment richting DICHT
[2] Meetkop wit voor draaimoment richting OPEN
[3] Borgschroefjes
[4] Schaalschijfje
1. Beide borgschroefjes [3] van de wijzerschijf verwijderen.
2. Door het schaalschijfje [4] te draaien kan het benodigde draaimoment worden
ingesteld (1 da Nm = 10 Nm). Voorbeeld:
-meetkop zwart ingesteld op ca. 25 da Nm 250 Nm voor richting DICHT
-meetkop wit ingesteld op ca. 20 da Nm 200 Nm voor richting OPEN
3. Borgschroefjes [3] weer vastdraaien.
Informatie : Maximaal aandraaimoment: 0,3 – 0,4 Nm
Het draaimomentmechanisme is nu ingesteld.
9.4. Wegschakelmechanisme instellen
Het wegschakelmechanisme registreert de stelweg. Bij het bereiken van de ingestelde
stand wordt de schakelaar aangesproken.
47
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Inbedrijfstelling (basisinstellingen)
Afbeelding 50: Instellingselementen voor het wegschakelmechanisme
Zwart veld:
[1] Instelspindel: Eindstand DICHT
[2] Wijzer: Eindstand DICHT
[3] Punt: Eindstand DICHT ingesteld
Wit veld:
[4] Instelspindel: Eindstand OPEN
[5] Wijzer: Eindstand OPEN
[6] Punt: Eindstand OPEN ingesteld
9.4.1. Eindstand DICHT (zwart veld) instellen
1. Inschakelen van handmatige bediening.
2. Het handwiel met de wijzers van de klok mee (rechtsom) draaien totdat de
afsluiter is gesloten.
3. Handwiel ca. ½ slag (naloop) terugdraaien.
4. Instelspindel [1] continu ingedrukt houden en met behulp van een
schroevendraaier in de richting van de pijl draaien; let daarbij op de wijzer [2]:
onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [2] steeds
90° verder.
5. Staat de wijzer [2] 90° voor punt [3]: dan alleen nog langzaam verder draaien.
6. Springt de wijzer [2] naar het punt [3]: niet meer draaien en de instelspindel
loslaten.
De eindstand DICHT is nu ingesteld.
7. Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de
instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen.
9.4.2. Eindstand OPEN (wit veld) instellen
1. Inschakelen van handmatige bediening.
2. Het handwiel tegen de wijzers van de klok in (linksom) draaien, totdat de afsluiter
geheel geopend is.
3. Handwiel ca. ½ slag (naloop) terugdraaien.
4. Instelspindel [4] (afbeelding) continu ingedrukt houden en met behulp van
een schroevendraaier in de richting van de pijl draaien; let daarbij op de wijzer
[5]: onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [5] steeds
90° verder.
5. Staat de wijzer [5] 90° voor punt [6]: dan alleen nog langzaam verder draaien.
6. Springt de wijzer [5] naar het punt [6]: niet meer draaien en de instelspindel
loslaten.
De eindstand OPEN is nu ingesteld.
48
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Inbedrijfstelling (basisinstellingen) AMExC 01.1
7. Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de
instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen.
9.5. Proefdraaien
Pas als alle hiervoor beschreven instellingen zijn uitgevoerd mag met proefdraaien
worden begonnen.
9.5.1. Draairichting controleren
Beschadigingen aan de afsluiter in geval van een verkeerde draairichting!
Bij een verkeerde draairichting direct uitschakelen (STOP indrukken).
De oorzaak wegnemen, bijv. door bij de kabelset (wandbeugel) de fasevolgorde
te corrigeren.
Het proefdraaien herhalen.
1. Aandrijving handmatig in de middenstand, resp. op voldoende afstand van de
eindstand bewegen.
2. Keuzeschakelaar in de stand Local control (LOKAAL) plaatsen.
3. Aandrijving in de richting DICHT inschakelen en vervolgens de draairichting
observeren:
met mechanische standaanwijzing: stap 4
zonder mechanische standaanwijzing: stap 5 (holle as)
Voor het bereiken van de eindstand uitschakelen.
4. Met mechanische standaanwijzing:
Draairichting observeren.
Draairichting is correct, indien de aandrijving in de richting DICHT
beweegt en:
- Bij standaanwijzing met symbolen OPEN/DICHT = het schijfje van de
mechanische standaanwijzing draait tegen de wijzers van de klok in
(linksom).
Afbeelding 51: Standaanwijzing met symbolen OPEN/DICHT
49
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Inbedrijfstelling (basisinstellingen)
5. Zonder mechanische standaanwijzing:
5.1 Beschermdop [1] en O-ring [2] of beschermkap voor de beschermbuis [4]
uitdraaien en draairichting van de holle as [3] of de spindel [5] observeren.
Draairichting is correct, indien de aandrijving in de richting DICHT
beweegt en de holle as met de wijzers van de klok in (linksom) draait,
resp. de spindel zich naar beneden beweegt.
Afbeelding 52: Beweging holle as / spindel bij rechtsdraaiend sluiten
[1] Beschermdop
[2] O-ring
[3] Holle as
[4] Beschermkap voor beschermbuis
[5] Spindel
[6] Beschermbuis
5.2 Beschermdop [1] en O-ring [2] resp. beschermkap voor beschermbuis van
de spindel [4] correct plaatsen/erop schroeven, stevig vastdraaien.
9.5.2. Wegschakelmechanisme controleren
1. Keuzeschakelaar in de stand Local control (lokale bediening) plaatsen.
2. Aandrijving via de drukknoppen OPEN – STOP – DICHT bedienen.
Het wegschakelmechanisme is juist ingesteld, als (standaard-signalering):
- de gele signaallamp in de eindstand DICHT brandt
- de groene signaallamp in de eindstand OPEN brandt
- de signaallampen na een beweging in de tegengestelde richting weer uitgaan.
Het wegschakelmechanisme is verkeerd ingesteld, als:
- de aandrijving voor het bereiken van de eindstand blijft staan
- de rode signaallamp brandt (draaimomentfout)
3. Indien de eindstanden verkeerd zijn ingesteld: wegschakelmechanisme opnieuw
instellen.
4. Indien de eindstanden juist zijn ingesteld en er geen opties (zoals bijv.
potentiometer, standmelder) aanwezig zijn: schakelruimte sluiten.
50
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Inbedrijfstelling (basisinstellingen) AMExC 01.1
9.6. Schakelruimte sluiten
Indien er opties (zoals bijv. potentiometer, standmelder) aanwezig zijn:
schakelruimte pas sluiten, nadat alle opties in de aandrijving zijn ingesteld.
Corrosiegevaar door beschadigingen aan de verf!
Na werkzaamheden aan het toestel eventuele lakbeschadigingen herstellen.
1. Pasvlakken van het deksel en de behuizing schoonmaken.
2. Controleer of de O-ring [3] in goede staat is. Indien beschadigd door een nieuw
exemplaar vervangen.
3. O-ring met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten en juist plaatsen.
Afbeelding 53:
4. Deksel [1] op het schakelruimte plaatsen.
5. Bouten [2] gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien.
51
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Inbedrijfstelling (basisinstellingen)
10. Inbedrijfstelling (instellingen van als optie te verkrijgen uitvoeringen)
10.1. Potentiometer
De potentiometer functioneert als een standmelder en strekt tot vaststelling van de
stand van de afsluiter.
Instellingselementen De potentiometer bevindt zich in de schakelruimte. Voor het instellen dient de
schakelruimte te worden geopend. Zie <Schakelruimte openen>.
De instelling wordt via de potentiometer [1] uitgevoerd.
Afbeelding 54: Bovenaanzicht meld- en stuureenheid
[1] Potentiometer
10.1.1. Potentiometer instellen
Informatie Doordat het tandwielkastje niet traploos functioneert, wordt niet altijd de totale
weerstand/slag in aanspraak genomen. Derhalve dient in een externe mogelijkheid
tot afregelen (instelpotentiometer) te worden voorzien.
1. Afsluiter in de eindstand DICHT brengen.
2. Potentiometer [1] met de wijzers van de klok (rechtsom) tot aan de aanslag
mee draaien.
Eindstand DICHT komt overeen met 0 %
Eindstand OPEN komt overeen met 100 %
3. Potentiometer [1] weer iets terugdraaien.
4. Exacte afstelling van het 0-punt met een externe instelpotentiometer (voor
signalering op afstand) uitvoeren.
10.2. Elektronische standmelder RWG
De elektronische standmelder RWG dient ter vaststelling van de stand van de afsluiter.
Hij genereert, op basis van de van de potentiometer (wegopnemer) ontvangen
gegevens omtrent de actuele stand, een stroomsignaal van 4 – 20 mA.
Informatie De elektronische standmelder RWG 5020 Ex is als intrinsiek veilig stroomcircuit Ex
ib overeenkomstig EN 60079-11 uitgevoerd.
Intrinsiek veilig stroomcircuit, gevaar voor explosie!
Overlijden of zwaar lichamelijk letsel kunnen het gevolg zijn.
Bij het aansluiten de geldende voorschriften voor de samenstelling in acht
nemen.
Kabels NIET via de aansluitingen van de AUMA-besturingseenheid van de
aandrijving laten verlopen.
52
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Inbedrijfstelling (instellingen van als optie te verkrijgen uitvoeringen) AMExC 01.1
Technische gegevens Tabel 19: RWG 5020
2-draadssysteemGegevens
4 – 20 mAUitgangsstroom Ia
10 – 28,5 V DCVoedingsspanning UV1)
< 200 mAKortsluitstroom IK1)
< 0,9 WVermogen P1)
(UV– 10 V)/20 mAMax. weerstandsbelasting RB
≤ 0,1 %Invloed van de voedingsspanning
≤ 0,1 % (RB= 0...600 Ω)Invloed van de weerstandsbelasting
< 0,1 ‰/KInvloed van de temperatuur
5 kΩMelderpotentiometer
– 60 °C2)/–40 °C bis +60 °C3)
Omgevingstemperatuur
II2G Ex ib IIC T4Explosieveiligheidsklasse
PTB 03 ATEX 2176EG-typekeuringscertificaat
Voedingsspanning via een externe, intrinsiek veilige (Ex ia of Ex ib) voedingsadapter met
typekeuringscertificaat, welke voldoet aan de technische gegevens van de RWG 5020 Ex.
1)
bij verwarming in de schakelruimte2)
Omgevingstemperatuur afhankelijk van het temperatuurbereik van de aandrijving: zie typeplaatje3)
Instelelementen De RWG bevindt zich in de schakelruimte van de aandrijving. Voor het instellen dient
de schakelruimte te worden geopend. Zie <Schakelruimte openen>.
De instelling vindt plaats via de drie potentiometers [1], [2] en [3].
Afbeelding 55: Bovenaanzicht meld- en stuureenheid bij geopende schakelruimte
[1] Potentiometer (wegopnemer)
[2] Potentiometer min. (4 mA)
[3] Potentiometer max. (20 mA)
[4] Meetpunten 4 – 20 mA
Bij de meetpunten [4] kan de uitgangsstroom (meetbereik 0 – 20 mA) worden
gecontroleerd.
10.2.1. Meetbereik instellen
Voor het instellen dient de spanningsvoorziening op de standmelder te worden
toegepast.
1. Afsluiter in de eindstand DICHT bewegen.
2. Meettoestel voor 0 – 20 mA op meetpunten [4] aansluiten.
3. Potentiometer [1] met de wijzers van de klok mee (rechtsom) tot aan de aanslag
draaien.
4. Potentiometer [1] weer iets terugdraaien.
5. Potentiometer [2] naar rechts draaien tot de waarde van de uitgaande stroom
stijgt.
53
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Inbedrijfstelling (instellingen van als optie te verkrijgen uitvoeringen)
6. Potentiometer [2] terugdraaien totdat een waarde van ca. 4,1 mA is bereikt.
Hierdoor is gewaarborgd dat het elektrische 0-punt op de juiste wijze wordt
afgeregeld.
7. Afsluiter in de eindstand OPEN brengen.
8. Met potentiometer [3] op de eindwaarde 20 mA instellen.
9. De afsluiter opnieuw in de eindstand DICHT brengen en de minimale waarde
(4,1 mA) controleren. Indien nodig een correctie uitvoeren.
Informatie Als de maximale waarde niet wordt bereikt, moet nagegaan worden of het juiste
tandwielkastje gekozen is.
10.3. Tussenstanden instellen
Aandrijvingen voorzien van een DUO-wegschakelmechanisme beschikken over twee
tussenstandschakelaars. Per richting kan één tussenstand worden ingesteld.
Afbeelding 56: Instellingselementen voor het wegschakelmechanisme
Zwart veld:
[1] Instelspindel: Richting DICHT
[2] Wijzer: Richting DICHT
[3] Punt: Tussenstand DICHT ingesteld
Wit veld:
[4] Instelspindel: Richting OPEN
[5] Wijzer: Richting OPEN
[6] Punt: Tussenstand OPEN ingesteld
Informatie De tussenstandschakelaars geven na 177 omwentelingen (meld- en stuureenheid
voor 2 – 500 omw./slag) resp. 1 769 omwentelingen (meld- en stuureenheid voor 1
– 5 000 omw./slag het contact weer vrij.
10.3.1. Richting DICHT (zwart veld) instellen
1. Afsluiter, in de richting DICHT, in de gewenste tussenstand brengen.
2. Indien te ver werd gedraaid: afsluiter weer terugdraaien en tussenstand opnieuw
in de richting DICHT benaderen.
Informatie : Gebruik bij het instellen van de tussenstand dezelfde draairichting
als later tijdens elektrisch bedrijf.
3. Instelspindel [1] continu ingedrukt houden en met behulp van een
schroevendraaier in de richting van de pijl draaien, daarbij op wijzer [2] letten:
onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [2] steeds
90° verder.
4. Staat de wijzer [2] 90° voor punt [3]: dan alleen nog langzaam verder draaien.
54
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Inbedrijfstelling (instellingen van als optie te verkrijgen uitvoeringen) AMExC 01.1
5. Springt de wijzer [2] naar het punt [3]: niet meer draaien en de instelspindel
loslaten.
De tussenstand in de richting DICHT is nu ingesteld.
6. Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de
instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen.
10.3.2. Richting OPEN (wit veld) instellen
1. Afsluiter, in de richting OPEN, in de gewenste tussenstand brengen.
2. Indien te ver werd gedraaid: afsluiter weer terugdraaien en tussenstand opnieuw
in de richting OPEN benaderen (gebruik bij het instellen van de tussenstand
dezelfde draairichting als later tijdens elektrisch bedrijf).
3. Instelspindel [4] continu ingedrukt houden en met behulp van een
schroevendraaier in de richting van de pijl draaien, daarbij op wijzer [5] letten:
onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [5] steeds
90° verder.
4. Staat de wijzer [5] 90° voor punt [6]: dan alleen nog langzaam verder draaien.
5. Springt de wijzer [5] naar het punt [6]: niet meer draaien en de instelspindel
loslaten.
De tussenstand in de richting OPEN is nu ingesteld.
6. Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de
instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen.
10.4. Mechanische standaanwijzing instellen
1. Schijfje mechanische standaanwijzing op de as plaatsen.
2. Afsluiter in de eindstand DICHT brengen.
3. Onderste schijfje mechanische standaanwijzing verdraaien, totdat het symbool
(DICHT) met de pijlmarkering op het deksel in lijn staat.
4. Aandrijving in de eindstand OPEN brengen.
5. Onderste schijfje van de mechanische standaanwijzing vasthouden en bovenste
schijfje met symbool (OPEN) verdraaien, totdat het symbool met de
pijlmarkering op het deksel in lijn staat.
6. Afsluiter nog eenmaal in de eindstand DICHT brengen.
7. Instelling controleren:
Indien het symbool (DICHT) niet meer met de pijlmarkering op het deksel
in lijn staat:
7.1 Instelling herhalen.
7.2 Eventueel de keuze van het tandwielkastje controleren.
55
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Inbedrijfstelling (instellingen van als optie te verkrijgen uitvoeringen)
11. Inbedrijfstelling – instellingen in de besturing
De besturing wordt conform de bestelling in de fabriek ingesteld. Wijzigingen aan
de instelling zijn slechts dan noodzakelijk, indien het toestel voor een andere
toepassing dan in de bestelling genoemd is wordt gebruikt. Bij een ingebouwde
positioner (optie) kan een instelling op een later tijdstip nodig zijn.
De hieronder vermelde instellingen zijn in deze bedieningsinstructies beschreven:
de wijze van uitschakelen (draaimoment of wegafhankelijk) instellen
jog-modus of overneemfunctie instellen
indicatie aandrijving in bedrijf (signaalgever) in-/uitschakelen (optie)
draaimomentfout als verzamelstoringsmelding in-/uitschakelen
positioner instellen (optie)
11.1. Besturing openen
Drukvast omhulsel, explosiegevaar!
Overlijden of zwaar lichamelijk letsel kunnen het gevolg zijn.
Voor het openen, controleren of, en waarborgen dat, de omgeving gasvrij en
vrij van spanning is.
Deksel en onderdelen van de behuizing zorgvuldig behandelen.
Vlamspleten mogen niet beschadigd of vervuild zijn.
Deksel tijdens de montage niet scheef plaatsen.
Elektrostatische ontlading ESD (electrostatic discharge)!
Beschadiging van elektronische onderdelen.
Personen en apparatuur aarden.
Boutjes [2] losdraaien en het deksel [1] verwijderen.
11.2. Wijze van uitschakelen instellen
Beschadigingen aan de afsluiter door een verkeerde instelling!
De wijze van uitschakelen dient op de afsluiter te zijn afgestemd.
Wijzigingen aan de instelling uitsluitend met toestemming van de
afsluiterfabrikant uitvoeren.
56
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Inbedrijfstelling – instellingen in de besturing AMExC 01.1
Het instellen van de wijze van uitschakelen wordt uitgevoerd met behulp van twee
DIP-switches op de logica-printplaat.
Wegafhankelijk
uitschakelen Het wegschakelmechanisme wordt zo ingesteld, dat de aandrijving bij de gewenste
schakelpunten uitschakelt. Het draaimomentmechanisme dient als beveiliging tegen
overbelasting van de afsluiter.
Draaimomentafhankelijk
uitschakelen Het draaimomentmechanisme wordt op het gewenste uitschakelmoment ingesteld.
Na het bereiken van het uitschakelmoment wordt de aandrijving uitgeschakeld.
Het wegschakelmechanisme dient voor de signalering en dient zodanig te zijn
ingesteld, dat deze kort voor het bereiken van het ingestelde uitschakelmoment
wordt geactiveerd. Indien dit niet het geval is, dan verschijnt er een foutmelding via
de signaallamp op de lokale bediening resp. via het storingsrelais K9
(verzamelstoring).
Wijze van uitschakelen met behulp van de DIP-switches [S1] en [S3] instellen.
Afbeelding 57: DIP-switches op de logica-printplaat
[S1] DIP-switch voor de eindstand DICHT
[S3] DIP-switch voor de eindstand OPEN
[1] Stand [1] = wegafhankelijk uitschakelen
[2] Stand [2] = draaimomentafhankelijk uitschakelen
11.3. Jog-modus of overneemfunctie instellen
Het instellen van de jog-modus of overneemfunctie vindt plaats via een DIP-switch
op de logica-printplaat.
Jog-modus De aandrijving beweegt slechts zolang in de richting OPEN of DICHT de
instelopdracht is geactiveerd. Zodra de instelopdracht wordt gedeactiveerd staat de
aandrijving stil.
Overneemfunctie Na een instelopdracht beweegt de aandrijving in de richting OPEN of DICHT, ook
als de instelopdracht wordt gedeactiveerd (overneemfunctie). De aandrijving wordt
ofwel door het stuursignaal STOP gestopt ofwel indien een eind- of tussenstand is
bereikt.
57
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Inbedrijfstelling – instellingen in de besturing
Jog-modus of overneemfunctie via de DIP-switch [S2] instellen.
Afbeelding 58: DIP-switch op de logica-printplaat
[S2] 6-voudige DIP, switches 1 – 4:
1 voor instelopdrachten DICHT van afstand
2 voor instelopdrachten OPEN van afstand
3 voor instelopdrachten DICHT met behulp van de drukknop op de lokale
bedieningseenheid
4 voor instelopdrachten OPEN met behulp van de drukknop op de lokale
bedieningseenheid
DIP-switch ingedrukt (stand ON): overneemfunctie
DIP-switch boven (stand OFF): jog-modus
Informatie Indien een positioner in de besturing is ingebouwd, moeten de DIP-switches 1 en 2
(instelopdrachten van afstand) in de stand OFF staan (jog-modus).
11.4. Indicatie aandrijving in bedrijf (signaalgever) in-/ uitschakelen
— (Optie) —
Indien in de aandrijving een signaalgever is ingebouwd (schakelschema pos.nummer:
S5) kunnen de signaallampen (OPEN/DICHT) op de lokale bedieningseenheid als
‘indicatie aandrijving in bedrijf’ worden gebruikt. Bij een geactiveerde ‘indicatie
aandrijving in bedrijf’ knippert de desbetreffende signaallamp tijdens het in bedrijf
zijn van de aandrijving.
Het in-/uitschakelen van de ‘indicatie aandrijving in bedrijf’ wordt uitgevoerd met
behulp van een DIP-switch op de logica-printplaat.
Indicatie aandrijving in bedrijf (signalering) met behulp van DIP-switch [S2]
instellen.
Afbeelding 59: DIP-switch op de logica-printplaat
[S2] 6-voudige DIP, switch 5
DIP-switch 5 ingedrukt (stand ON): indicatie aandrijving in bedrijf gedeactiveerd
DIP-switch 5 boven (stand OFF): indicatie aandrijving in bedrijf geactiveerd
58
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Inbedrijfstelling – instellingen in de besturing AMExC 01.1
11.5. Draaimomentfout als verzamelstoringsmelding in-/ uitschakelen
Het in-/uitschakelen van de melding ‘draaimomentfout’ wordt uitgevoerd met behulp
van een DIP-switch op de logica-printplaat.
Melding met behulp van DIP-switch [S2] in-/uitschakelen.
Afbeelding 60: DIP-switch op de logica-printplaat
[S2] 6-voudige DIP, switch 6
DIP-switch 6 ingedrukt (stand ON): draaimomentfout als
verzamelstoringsmelding geactiveerd
DIP-switch 6 boven (stand OFF): draaimomentfout als verzamelstoringsmelding
gedeactiveerd
11.6. LEDs voor draaimomentfouten, uitvallen van een fase, motorbeveiliging
Op de printplaat van de interface bevinden er zich twee LEDs als indicator van de
foutmeldingen draaimomentfout, uitvallen van een fase en motorbeveiliging
(thermische fout).
Afbeelding 61: LEDs op printplaat interface
[V14] brandt: fase-uitval (Ph) en/of motorbeveiliging (Th) aangesproken
[V15] brandt: draaimomentfout (T), uitschakelmoment voor eindstand bereikt
11.7. Standmelder
— (Optie) —
Voordat met het instellen van de regelaar wordt begonnen dient eerst het weg-
en draaimomentmechanisme alsmede de potentiometer of de elektronische
standmelder te worden ingesteld.
11.7.1. Ingangsbereiken (soort signaal) voor nominale en werkelijke waarde
Het ingangsbereik (soort signaal) van nominale waarde E1 en werkelijke waarde E2
is in de fabriek ingesteld en wordt met een sticker op de afdekplaat van de positioner
aangegeven.
59
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Inbedrijfstelling – instellingen in de besturing
Uitsluitend bij uitvoeringen met een nominale waarde E1 0/4 – 20 mA en bij de
uitvoering split-range kan het soort signaal op een later tijdstip worden gewijzigd. Bij
deze uitvoeringen bevindt zich een extra schakelaar op de printplaat van de positioner.
Afbeelding 62: Uitvoering met extra schakelaar op printplaat van de positioner
[5] Sticker met vermelding van de ingestelde ingangsbereiken
[S1-7] 5-voudige DIP-switch voor de instelling
DIP1 Nominale waarde E2 (stroom- of spanningssignaal)
DIP3 Nominale waarde E1 (stroom- of spanningssignaal)
DIP5 Nominale waarde E1 (dubbel signaalbereik bijv. voor split-range)
Tabel 20: Instelling ingangsbereik nominale waarde E1
[S1–7]Nominale waarde E1
DIP 3 en 5
0/4 – 20 mA
0–5V
0–10V
Tabel 21: Instelling ingangsbereik werkelijke waarde E2
[S1–7]Werkelijke waarde E2
DIP 1
0/4 – 20 mA1)
0–5V2)
bij interne terugmelding van de elektronische standmelder RWG1)
bij interne terugmelding van precisie-potentiometer 5 kΩ
2)
Informatie Indien een wijziging van de instelling wordt uitgevoerd, dan moet een nieuwe sticker
[5] met vermelding van het ingestelde soort signaal worden aangebracht. Bovendien
leidt dit tot wijziging van het schakelschema, dat op het typeplaatje van de besturing
is vermeld.
11.7.2. Gedrag bij signaalverlies (reactie van de aandrijving)
Met behulp van de schakelaar [S2-7] kan de reactie van de aandrijving bij het
wegvallen van het stuursignaal E1 (nominale waarde) of de terugmelding E2
(werkelijke waarde) worden geprogrammeerd. Alleen bij de signalen 4 - 20 mA zijn
alle keuzemogelijkheden ter beschikking.
De hieronder vermelde reacties zijn mogelijk:
Fail as is: De aandrijving schakelt onmiddellijk af en blijft in deze stand staan.
Fail close: De aandrijving brengt de afsluiter in de eindstand DICHT.
Fail open: De aandrijving brengt de afsluiter in de eindstand OPEN.
60
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Inbedrijfstelling – instellingen in de besturing AMExC 01.1
Afbeelding 63: DIP-switch [S2-7] op de printplaat van de positioner
DIP1 = ON, werkelijke waarde E2 wordt bewaakt
DIP2 = ON, nominale waarde E1 wordt bewaakt
Tabel 22: Aanbevolen instellingen
[S2–7]SignaalsoortGedrag bij signaalverlies van
DIP 1 2 3 4Werkelijke
waarde E2
Nominale
waarde E1
E1 en/of E2
4 – 20 mA4 – 20 mAFail as is
Fail close
Fail open
Tabel 23: Overige mogelijke instellingen
[S2–7]Signaalsoort1)
Gedrag bij signaalverlies van
DIP 1 2 3 4Werkelijke
waarde E2
Nominale
waarde E1
E2E1
0 – 5 V4 – 20 mAFail openFail as is
0 – 5 V4 – 20 mAFail openFail close
4 – 20 mA0 – 20 mA
0 – 20 mA
0–5V
0 – 20 mA
0–5V
0–10V
4 – 20 mA0 – 20 mA
0–5V
Fail close
4 – 20 mA0 – 20 mA
0–10V
Fail as is
0 – 20 mA
0–5V
4 – 20 mAFail open
bij 0– 20 mA, 0– 5 V of 0– 10 V kan bij signaalverlies sprake zijn van een verkeerde interpretatie,
omdat E1 resp. E2 ook zonder signaalverlies 0 mA kan zijn (eindstand DICHT = 0 mA resp. 0 V).
1)
11.7.3. Afstelling in de eindstanden uitvoeren
De hieronder beschreven instelling geldt voor de positioner-standaarduitvoering. Dit
betekent dat de maximale nominale waarde E1 (20 mA) een beweging naar de
eindstand OPEN teweegbrengt. Een minimale nominale waarde (0/4 mA) brengt
een beweging naar de eindstand DICHT teweeg.
61
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Inbedrijfstelling – instellingen in de besturing
Afbeelding 64: Printplaat positioner
[MP1] Meetpunt (–) voor werkelijke waarde E2
[MP2] Meetpunt (+) voor werkelijke waarde E2
[MP3] Meetpunt (+) voor nominale waarde E1
[MP4] Meetpunt (–) voor nominale waarde E1
[5] Sticker met signaalgegevens
[V10] rode LED: E1/E2 <4 mA
Eindstand DICHT 1. Keuzeschakelaar in de stand Local control (lokale bediening) schakelen.
2. Afsluiter in de eindstand DICHT brengen.
3. Laagste nominale waarde E1 op klantaansluiting XK (klemmen 2/3) aansluiten.
De laagste nominale waarde (0 V, 0 mA of 4 mA) is op de sticker [5] vermeld.
4. Indien de rode LED [V10] E1/E2 <4 mA brandt:
4.1 polariteit van nominale waarde E1 controleren.
4.2 controleren, of externe belasting op de klantaansluiting XK (klemmen
23/24) is aangesloten (letten op max. weerstandsbelasting RB), of
4.3 klantaansluiting XK (klemmen 23/24) overbruggen.
5. Nominale waarde E1 meten: daartoe een meetinstrument voor 0 – 5 V op de
meetpunten [MP3/MP4] aansluiten.
Bij een nominale waarde E1 van 0 V of 0 mA geeft de voltmeter 0 V aan.
Bij een nominale waarde E1 van 4 mA geeft de voltmeter 1 V aan.
6. Indien de meetwaarde niet juist is: instelling van de nominale waarde E1
corrigeren.
7. Werkelijke waarde E2 meten: daartoe een meetinstrument voor 0 – 5 V op de
meetpunten [MP1/MP2] aansluiten.
Bij een werkelijke waarde E2 van 0 mA geeft de voltmeter 0 V aan.
Bij een werkelijke waarde E2 van 4 mA geeft de voltmeter 1 V aan.
8. Indien de meetwaarde niet juist is: potentiometer of elektronische positioner
opnieuw instellen en afstelling vanaf stap 1 opnieuw uitvoeren.
62
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Inbedrijfstelling – instellingen in de besturing AMExC 01.1
9. Positioner met potentiometer 0[P3] instellen.
9.1 Indien beide LEDs uit zijn, of de groene LED [V28] brandt: potentiometer
0[P3] een klein beetje met de wijzers van de klok (rechtsom) mee draaien
totdat de gele LED [V27] brandt.
9.2 Indien de gele LED [V27] brandt: potentiometer 0[P3] tegen de wijzers
van de klok (linksom) in draaien totdat de gele LED [V27] uitgaat.
Vervolgens potentiometer 0[P3] een klein beetje met de wijzers van de
klok (rechtsom) mee terugdraaien totdat de gele LED [V27] weer brandt.
Afbeelding 65: Printplaat positioner
[P3] Potentiometer 0
[P4] Potentiometer max.
[V27] gele LED: eindstand DICHT bereikt
[V28] groene LED: eindstand OPEN bereikt
De instelling is juist, indien de gele LED [V27] bij het bereiken van de eindstand
DICHT van ‘uit’ naar ‘aan’ springt.
Eindstand OPEN 10. Afsluiter in de eindstand OPEN brengen.
11. Werkelijke waarde E2 meten (meetpunten [MP1/MP2]):
Bij een werkelijke waarde E2 van 20 mA geeft de voltmeter 5 V aan.
12. Indien de meetwaarde niet juist is: potentiometer of elektronische positioner
opnieuw instellen en afstelling vanaf stap 1 opnieuw uitvoeren.
13. Maximale nominale waarde E1 instellen (5 V of 20 mA, zie sticker [5]).
14. Nominale waarde E1 meten (meetpunten [MP3/MP4]):
Bij een nominale waarde E1 van 5 V of 20 mA geeft de voltmeter 5 V aan.
15. Indien de meetwaarde niet juist is: instelling van de nominale waarde E1
controleren.
16. Positioner met potentiometer max. [P4] instellen.
16.1 Indien beide LEDs uit zijn, of de gele LED [V27] brandt: potentiometer
max. [P4] een klein beetje tegen de wijzers van de klok (linksom) in draaien
totdat de groene LED [V28] brandt.
16.2 Indien de groene LED [V28] brandt: potentiometer max. [P4] met de wijzers
van de klok (rechtsom) mee draaien totdat de groene LED [V28] uitgaat.
Vervolgens potentiometer 0[P4] gering tegen de wijzers van de klok
(linksom) in terugdraaien totdat de groene LED [V28] weer brandt.
De instelling is juist, indien de groene LED [V28] bij het bereiken van de
eindstand OPEN van ‘uit’ naar ‘aan’ springt.
63
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Inbedrijfstelling – instellingen in de besturing
11.7.4. Gevoeligheid instellen
Een te hoge schakelfrequentie leidt tot onnodige slijtage aan de afsluiter en
de aandrijving (gevoeligheid)!
De dode zone zo groot als voor het proces toelaatbaar is instellen.
De maximale schakelfrequentie van de aandrijving in acht nemen (zie de
technische documentatie voor regelaandrijvingen).
Dode zone De dode zone is het bereik waarbinnen het ingangssignaal kan worden gewijzigd
zonder dat daardoor ook het uitgangssignaal verandert. De zone bepaalt dus de
afstand tussen het punt van inschakelen en uitschakelen. Hoe kleiner de dode zone,
des te groter is de gevoeligheid van de positioner.
Standaardwaarde: 2,5 %
Instelbereik: 0,5 % tot 2,5 % (van de maximale nominale waarde E1)
Dode tijd De dode tijd is het tijdsbestek dat een schakeling niet gevoelig is voor een
ingangssignaal omdat het voorgaande nog niet is verwerkt. Zij verhindert binnen het
ingestelde tijdsbestek (0,5 tot 10 seconden) het uitvoeren van een beweging naar
een nieuwe gewenste stand. Door de dode tijd op een voldoende grote waarde in
te stellen, kan de schakelfrequentie worden verminderd.
Afbeelding 66: Gevoeligheid instellen
[P7] Potentiometer sens (fijnafstelling)
[P9] Potentiometer ΔE(dode zone)
[P10] Potentiometer t-off (dode tijd)
Dode zone instellen 1. Keuzeschakelaar in de stand Remote control (Afstandsbediening) schakelen.
2. Nominale waarde E1 op klantaansluiting XK (klemmen 2/3) aansluiten.
3. Met potentiometer ΔE[P9] dode zone instellen:
Dode zone verkleinen (gevoeligheid verhogen): potentiometer tegen
de wijzers van de klok in (linksom) draaien.
Dode zone vergroten (gevoeligheid verminderen): potentiometer met
de wijzers van de klok mee (rechtsom) draaien.
Fijnafstelling Informatie : de fijnafstelling is alleen zinvol bij uitgaande toerentallen < 16
1/min. Bij wisselstroommotoren is geen fijnafstelling mogelijk.
4. Dode zone tot max. 0,25 % verder verkleinen (gevoeligheid verhogen):
potentiometer sens [P7] tegen de wijzers van de klok in (linksom) draaien.
Dode tijd instellen 5. Met potentiometer t-off [P10] dode tijd instellen:
Dode tijd verkorten: potentiometer t-off [P10] tegen de wijzers van de
klok in (linksom) draaien.
Dode tijd verlengen: potentiometer t-off [P10] met de wijzers van de
klok mee (rechtsom) draaien.
11.8. NOOD-stuursignaal (NOOD - OPEN/NOOD - DICHT)
— (Optie) —
64
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Inbedrijfstelling – instellingen in de besturing AMExC 01.1
De ingang NOOD (zie schakelschema) moet via een NC-contact op de stuurspanning
worden aangesloten (gesloten-kring-principe). Bij een NOOD-stuursignaal (signaal
valt weg = NC-contact is gesloten) beweegt de aandrijving in de richting van de
ingestelde eindstand:
NOOD – DICHT ingang: aandrijving beweegt naar eindstand DICHT.
NOOD – OPEN ingang: aandrijving beweegt naar eindstand OPEN.
Het NOOD-stuursignaal werkt in alle drie keuzeschakelaarstanden LOKAAL, UIT,
AFSTAND (LOCAL, OFF, REMOTE).
Aandrijving kan bij het inschakelen direct bewegen!
Persoonlijk letsel of beschadiging van de afsluiter mogelijk.
Vergewis u ervan dat het signaal NOOD bij het inschakelen is geactiveerd.
Indien de aandrijving onverwachts beweegt: direct drukknop Stop indrukken.
NOOD-stuursignaal
uitschakelen
Afbeelding 67: Interface-printplaat bij aanwezige optie NOOD – OPEN/NOOD -
DICHT
[B1] Brug aanwezig: NOOD - DICHT
[B2] Brug aanwezig: NOOD - OPEN
1. Afdekplaat wegnemen.
2. Brug [B1] resp. [B2] scheiden.
11.9. Besturing sluiten
Corrosiegevaar door beschadiging van de verflaag!
Na werkzaamheden aan het toestel eventuele lakbeschadigingen herstellen.
1. Pasvlakken van het deksel en de behuizing schoonmaken.
2. Vlamspleten met een zuurvrij anti-roestmiddel conserveren.
3. Controleer of de O-ring [3] in goede staat is. Indien beschadigd door een nieuw
exemplaar vervangen.
65
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Inbedrijfstelling – instellingen in de besturing
4. O-ring met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten en juist plaatsen.
Drukvast omhulsel, explosiegevaar!
Overlijden of zwaar lichamelijk letsel kunnen het gevolg zijn.
Deksel en onderdelen van de behuizing zorgvuldig behandelen.
Vlamspleten mogen niet beschadigd of vervuild zijn.
Deksel tijdens de montage niet scheef plaatsen.
5. Deksel [1] op de schakelruimte plaatsen.
6. Bouten [2] gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien.
11.10. PTC-tripping device (optie) controleren
1. Keuzeschakelaar in de stand Test (swipen) plaatsen.
Bij een correcte werking wordt het aanspreken van de motorbeveiliging via de
rode signaallamp ‘Verzamelstoringsmelding’ op de lokale bedieningseenheid
gesignaleerd.
2. Keuzeschakelaar in de stand Reset plaatsen.
Bij correct functioneren wordt de storingsmelding gereset.
3. Indien er geen storing in werking wordt gesteld: besturingseenheid voor de
aandrijving door AUMA Service laten controleren.
66
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Inbedrijfstelling – instellingen in de besturing AMExC 01.1
12. Verhelpen van storingen
12.1. Fouten bij de inbedrijfstelling
Tabel 24:
Fouten bij de bediening/inbedrijfstelling
OplossingOmschrijving/oorzaakFout
Tandwielkastje vervangen.Het tandwielkastje past niet bij de
omwentelingen/slag van de aandrijving.
De mechanische standaanwijzing kan
niet worden ingesteld.
Naloop bepalen: Naloop = het traject dat
afgelegd wordt tussen het moment van
uitschakeling en stilstand.
Wegschakelmechanisme opnieuw instellen en
daarbij rekening houden met naloop. (handwiel
zoveel als de naloop bedraagt terugdraaien)
Bij het instellen van het wegschakelmechanisme
werd geen rekening gehouden met de naloop.
De naloop ontstaat door het doorduwen van het
eigen gewicht van de aandrijving en de afsluiter en
de uitschakelvertraging van de besturingseenheid.
Aandrijving beweegt ondanks
ingestelde wegschakelmechanisme
tot in de eindaanslag van de afsluiter.
Tandwielkastje vervangen.Het tandwielkastje past niet bij de
omwentelingen/slag van de aandrijving.
Het meetbereik 0/4 – 20 mA resp. de
maximale waarde 20 mA op de
standmelder kan niet worden
ingesteld resp. levert een verkeerde
waarde.
De instelling controleren, eventueel de eindstanden
opnieuw instellen.
Zie <Schakelaar controleren>, eventueel
schakelaar vervangen.
Schakelaar/s defect of verkeerd ingesteld.Weg- en/of draaimomentschakelaars
schakelen niet.
Handwiel demonteren. Beveiliging tegen
overbelasting vervangen en handwiel weer
monteren.
Aandrijving in de uitvoering met een beveiliging
tegen overbelasting: breekpennen door een te hoog
draaimoment op het handwiel gebroken.
Handwiel draait op de as verder,
zonder dat er een draaimoment wordt
overgebracht.
Schakelaar controleren Met behulp van de rode testknoppen [1] en [2] kunnen de schakelaars met de hand
worden bediend:
1. Testknop [1] in de pijlrichting DSR draaien: draaimomentschakelaar DICHT
wordt in werking gesteld.
De rode signaallamp (storing) op de lokale bedieningseenheid brandt.
2. Drukknop OPEN indrukken teneinde de storing (signaallamp) door een beweging
in de tegengestelde richting te resetten.
3. Testknop [2] in de pijlrichting DÖL draaien: draaimomentschakelaar OPEN
wordt in werking gesteld.
4. Drukknop DICHT indrukken teneinde de storing (signaallamp) door een
beweging in de tegengestelde richting te resetten.
Indien in de aandrijving een DUO-wegschakelmechanisme (optie) is gemonteerd,
worden met de draaimomentschakelaars tevens tegelijkertijd de
tussenstandschakelaars WDR en WDL geactiveerd.
1. Testknop [1] in de pijlrichting WSR draaien: wegschakelaar DICHT treedt in
werking.
2. Testknop [2] in de pijlrichting WÖL draaien: wegschakelaar OPEN treedt in
werking.
12.2. Zekeringen
12.2.1. Zekeringen in de besturingseenheid
De zekeringen zijn bereikbaar na het losnemen van de lokale bedieningseenheid
resp. van het deksel op de besturingseenheid voor de aandrijving.
67
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Verhelpen van storingen
Drukvast omhulsel, explosiegevaar!
Overlijden of zwaar lichamelijk letsel kunnen het gevolg zijn.
Voor het openen, controleren of, en waarborgen dat, de omgeving gasvrij en
vrij van spanning is.
Deksel en onderdelen van de behuizing zorgvuldig behandelen.
Vlamspleten mogen niet beschadigd of vervuild zijn.
Deksel tijdens de montage niet scheef plaatsen.
F1/F2 Afbeelding 68: Toegang tot de primaire zekeringen F1/F2
[1] Lokale bedieningseenheid
[2] Bouten
[3] Signaleringsrelais- en besturingsprintplaat
Tabel 25:
Primaire zekeringen F1/F2 (voor voedingsadapter)
AUMA art.nr.F1/F2G-zekering
6,3 x 32 mmAfmetingen
K002.2771 A T; 500 VVoedingsspanning 500 V
K002.6652 A FF; 690 VVoedingsspanning > 500 V
F3/F4 Afbeelding 69: Toegang tot de secundaire zekeringen F3/F4
[1] Deksel
[2] Bouten
[3] Voedingseenheid
68
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Verhelpen van storingen AMExC 01.1
Tabel 26:
Secundaire zekering F3 (interne 24 V DC voeding)
AUMA art.nr.F3G-zekering overeenkomstig IEC 60127-2/III
5 x 20 mmAfmetingen
K001.183500 mA T; 250 VUitgangsspanning (voedingsadapter) = 24 V
K001.183500 mA T; 250 VUitgangsspanning (voedingsadapter) = 115 V
Tabel 27:
Secundaire zekering F4 (interne AC voeding)1)
AUMA art.nr.F4G-zekering overeenkomstig IEC 60127-2/III
5 x 20 mmAfmetingen
K004.831
K003.131
1,0 A T; 250 V
1,6 A T; 250 V
Uitgangsspanning (voedingsadapter) = 24 V
K003.0210,4 A T; 250 VUitgangsspanning (voedingsadapter) = 115 V
Zekering voor: verwarming schakelruimte, aansturing magneetschakelaars, PTC-tripping device
(alleen bij 24 V AC), bij 115 V AC tevens stuursignaalingangen OPEN, STOP, DICHT
1)
Informatie Zekeringen uitsluitend door zekeringen van hetzelfde type en met een gelijke waarde
vervangen.
Na het vervangen van de zekeringen de lokale bedieningseenheid resp. het deksel
weer monteren.
Beschadiging van kabels door verdraaien of inklemmen!
Functiestoringen mogelijk.
De lokale bedieningseenheid max. 180° draaien.
De lokale bedieningseenheid voorzichtig monteren om geen kabels in te
klemmen.
12.2.2. Zekeringen in de schakelkast
Gevaarlijke spanning!
Elektrische schok mogelijk.
Vóór het openen spanningsvrij schakelen.
1. Schakelkast openen.
2. Lastscheider [Q1] in de stand (UIT) zetten.
3. Boutjes [1] zover losdraaien dat het deksel voor het openen van de drukvaste
behuizing kan worden gedraaid.
Informatie : Als hulpmiddel om het deksel te draaien kan een stang (hefboom)
in de kerven tussen de nokken op het deksel worden geplaatst.
69
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Verhelpen van storingen
Afbeelding 70: Schakelkast
Tabel 28:
BeschrijvingZekeringen
Lastscheider met zekering (3-polig);
Afmeting/Type: 10 x 38 mm aM 16 A T, 500 V
F1–3
Overige componenten
SchakelrelaisK2.1/K1.1
Lastscheider (3-polig)Q1
Verwarmingselementen voor schakelkast, elk 100 WR6.1 H (optie)
R6.2 H (optie)
Verwarmingselement voor drukvaste behuizing, 100 WR7 H (optie)
Thermostaat voor verwarmingselementen in de schakelkast 14 °C/4 °C
Thermostaat voor verwarmingselement in de drukvaste behuizing 14
°C/4 °C
TR1 (optie)
TR2 (optie)
12.2.3. Motorbeveiliging (thermische bewaking)
Ter bescherming tegen oververhitting en ontoelaatbaar hoge oppervlaktetemperaturen
van de aandrijving zijn in de motorwikkelingen PTC-weerstanden of thermoknopen
geïntegreerd. De motorbeveiliging wordt aangesproken zodra de maximaal toegestane
temperatuur van de wikkelingen is bereikt.
De aandrijving wordt gestopt en de signaallamp "Verzamelstoringsmelding" op de
lokale bedieningseenheid brandt.
De motor moet nu eerst afkoelen.
Uitvoering met thermoknopen en extra thermisch overstroomrelais in de
besturing (optie)
Voordat de aandrijving weer kan worden geactiveerd dient de foutmelding
(signaallamp "Verzamelstoringsmelding") te worden gereset. De reset wordt via het
in de besturingseenheid voor de aandrijving ingebouwde overstroomrelais uitgevoerd.
Daarvoor dient het deksel van de besturingseenheid te worden verwijderd en het
relais te worden ingedrukt. Het relais bevindt zich op de magneetschakelaars.
Uitvoering met PTC-weerstanden (standaard)
Voordat de aandrijving weer kan worden geactiveerd dient de foutmelding
(signaallamp "Verzamelstoringsmelding") te worden gereset. De reset wordt via de
keuzeschakelaarstand Reset op de lokale bedieningseenheid uitgevoerd.
Afbeelding 71: Keuzeschakelaar op de lokale bedieningseenheid
70
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Verhelpen van storingen AMExC 01.1
13. Reparatie en onderhoud
Beschadigingen door ondeskundig onderhoud!
Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd
personeel worden uitgevoerd. Dit personeel dient daartoe door de gebruiker
van de installatie of door de contractor geautoriseerd te zijn. Wij adviseren u
voor dergelijke werkzaamheden contact op te nemen met onze serviceafdeling.
Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd
als de apparatuur niet in bedrijf is.
AUMA
Service & Support AUMA biedt een uitgebreid servicepakket aan zoals bijv. reparatie en onderhoud,
maar ook scholingen voor het personeel van de klant. Contactadressen zijn in dit
document onder <Adressen> en op internet (www.auma.com) te vinden.
13.1. Preventieve maatregelen voor het onderhoud en een veilig gebruik
De hieronder vermelde maatregelen zijn noodzakelijk om de veilige werking van het
product tijdens het gebruik te garanderen:
Zes maanden na inbedrijfstelling en vervolgens jaarlijks
Visuele controle uitvoeren:
Beschermdoppen, kabelingangen, kabelwartels, blindpluggen enz. controleren
of deze stevig vastzitten en dicht zijn.
Draaimomenten conform de voorschiften van de fabrikant aanhouden.
Montagebouten tussen aandrijving en afsluiter/tandwielkast controleren. Indien
noodzakelijk met de in het hoofdstuk <Montage> aangegeven draaimomenten
voor bouten aandraaien.
Indien de aandrijving zelden wordt gebruikt: proefdraaien.
Bij toestellen voorzien van aandrijfvorm A: met de vetspuit lithiumzeep EP-
multivet op mineraaloliebasis via de smeernippel indrukken.
Het smeren van de spindel van de afsluiter dient apart te worden uitgevoerd.
Afbeelding 72: Aandrijfvorm A
[1] Aandrijfvorm A
[2] Smeernippel
Tabel 29:
Hoeveelheden vet voor lager aandrijfvorm A
A 40.2A 35.2A 30.2A 25.2Aandrijfvorm
60504030Hoeveelheid [g] 1)
Voor vet met een dichtheid r = 0,9 kg/dm³1)
Bij beschermingsgraad IP68
Na een onderdompeling:
Aandrijving controleren.
Indien water is binnengedrongen, lekkages lokaliseren en verhelpen, het toestel
vakkundig drogen en op goed functioneren controleren.
71
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Reparatie en onderhoud
13.2. Scheiding van het net
Indien het toestel bijv. voor servicedoeleinden van de afsluiter gedemonteerd moet
worden, dan kan de scheiding van het net worden uitgevoerd zonder de bedrading
op de elektrische aansluiting los te maken.
13.2.1. Netscheiding met elektrische aansluiting KP/KPH en KES
Drukvast omhulsel, explosiegevaar!
Overlijden of zwaar lichamelijk letsel kunnen het gevolg zijn.
Voor het openen, controleren of, en waarborgen dat, de omgeving gasvrij en
vrij van spanning is.
Deksel en onderdelen van de behuizing zorgvuldig behandelen.
Vlamspleten mogen niet beschadigd of vervuild zijn.
Deksel tijdens de montage niet scheef plaatsen.
Afbeelding 73: Elektrische aansluiting KP/KPH en KES
[1] Deksel
[2] Bouten behorende bij de behuizing
[3] O-ring
[4] Plug-in tussenstuk (KP/KPH)
[5] Plug-in tussenstuk (KES)
Stekker losnemen: 1. Bouten (2) losdraaien.
2. Elektrische aansluiting (plug-in tussenstuk) wegnemen.
Deksel [1] en tussenstuk [4] resp. [5] blijven daarbij met elkaar verbonden.
3. Open stekkerverbindingen afdekken, bijv. met AUMA beschermkap en
parkeerstekker.
Stekker plaatsen: 4. Pasvlakken van de stekker (het tussenstuk) en de behuizing schoonmaken.
5. Afdichtgroeven met een zuurvrij anti-roestmiddel conserveren.
6. Controleren of de O-ring [3] in goede staat is. Indien beschadigd door een nieuw
exemplaar vervangen.
7. O-ring met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten en op een juiste wijze
plaatsen.
8. Elektrische aansluiting (plug-in tussenstuk) plaatsen en bouten gelijkmatig en
kruisgewijs vastdraaien.
72
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Reparatie en onderhoud AMExC 01.1
13.3. Onderhoud
Onderhoudsintervallen Bij Ex-gecertificeerde producten is overeenkomstig EN 60079-17 een herhaalde
keuring uiterlijk om de 3 jaar of een continue bewaking door ter zake kundig personeel
noodzakelijk.
Smering De schakelruimte is in de fabriek met vet gevuld.
Het vervangen van vet gebeurt tijdens het onderhoud.
- Bij regelbedrijf normaliter na 4 - 6 jaar.
- Indien regelmatig gebruikt (open-dicht bedrijf) normaliter na 6 – 8 jaar.
- Indien zelden gebruikt (open-dicht bedrijf) normaliter na 10 – 12 jaar.
Wij adviseren dat tijdens het vervangen van vet tevens de afdichtingen worden
vervangen.
Tijdens het gebruik is een extra smering van de schakelruimte niet nodig.
Aanwijzingen voor het
onderhoud
Aandrijving visueel controleren. Controleer of uitwendige beschadigingen of
veranderingen zichtbaar zijn.
De elektrische aansluitbekabeling moet onbeschadigd en correct zijn
geïnstalleerd.
Teneinde corrosievorming te voorkomen, eventuele aanwezige
lakbeschadigingen zorgvuldig herstellen. Kleine hoeveelheden van de originele
verf kunnen door AUMA worden geleverd.
Controleren of kabelingangen, kabelwartels, blindpluggen enz. vastgedraaid
en dicht zijn. Draaimomenten conform de voorschiften van de fabrikant
aanhouden. Indien nodig, de onderdelen vervangen. Gebruik uitsluitend
onderdelen die voorzien zijn van een eigen EG-typekeuringscertificaat.
Controleren of de Ex-aansluitingen correct zijn bevestigd.
Let op eventuele verkleuringen van de klemmen en aansluitkabels. Deze
verschijnselen duiden op verhoogde temperaturen.
Let in het bijzonder op de vorming van condenswater binnen Ex-behuizingen.
Bij sterke temperatuurschommelingen (bijv. dag-/nachttemperatuur) kan door
het "ademen" van beschadigde pakkingen e.d. condens ontstaan, en dat kan
uiteindelijk tot een gevaarlijke hoeveelheid water leiden. Water dient direct te
worden verwijderd.
Vlamspleten van drukvaste behuizingen op vervuiling en corrosie controleren.
Doordat de maten van de Ex-afdichtgroeven strict gedefinieerd en gekeurd zijn,
mag daaraan geen mechanische bewerking (bijv. schuren/slijpen) plaatsvinden.
De afdichtgroeven moeten chemisch (bijv. met Esso-Varsol) worden gereinigd.
De afdichtgroeven vóór het afsluiten met een zuurvrij anti-roestmiddel
conserveren (bijv. Esso-Rust-BAN 397).
Let erop dat alle deksels van de behuizing zorgvuldig worden behandeld en de
pakkingen worden gecontroleerd.
Alle kabel- en motorbeschermingsonderdelen controleren.
Als tijdens onderhoudswerkzaamheden gebreken worden vastgesteld die de
veiligheid beïnvloeden, moeten onmiddelijk reparatiewerkzaamheden worden
uitgevoerd.
Een coating - in welke vorm dan ook - van de afdichtgroeven is niet toegestaan.
Bij het vervangen van onderdelen, pakkingen enz. mogen uitsluitend originele
onderdelen worden toegepast.
13.4. Afvoeren en recycling
AUMA producten zijn producten met een lange levensduur. Maar eens komt het
moment waarop zij moeten worden vervangen. De apparatuur is modulair opgebouwd
en kan daardoor gescheiden en gesorteerd worden naar:
verschillende soorten metaal
kunststoffen
vetten en oliën
73
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Reparatie en onderhoud
In het algemeen geldt:
Vetten en oliën zijn gevaarlijk voor het aquatisch milieu. Zij mogen dus niet in
het milieu terechtkomen.
Het gedemonteerde materiaal moet naar afvalstroom worden gescheiden en
vervolgens op de juiste wijze worden afgevoerd.
Nationale milieuvoorschriften in acht nemen.
74
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Reparatie en onderhoud AMExC 01.1
14. Technische gegevens
Informatie In de hieronder vermelde tabellen zijn, naast de standaarduitvoering, tevens opties
vermeld. De exacte uitvoering staat op het specifieke technische gegevensblad van
de desbetreffende order vermeld. Het specifieke technische gegevensblad van de
desbetreffende order staat op internet onder http://www.auma.com als download
in de Duitse en Engelse taal ter beschikking (vermelding van het ordernummer
noodzakelijk).
14.1. Technische gegevens multi-turn aandrijving
Uitvoering en functies
Zie typeplaatjeExplosiebeveiliging
Certificaten worden met het toestel meegeleverd. Alle toegepaste normen en de versies daarvan zijn
in deze certificaten vermeld.
Certificaten en normen
De bijzondere of speciale gebruiksvoorwaarden zijn in de inbegrepen certificaten vermeld.Bijzondere of speciale
gebruiksvoorwaarden
SAEx: Kortstondig bedrijf S2 - 15 min, klasse A en klasse B conform EN 15714-2
SAREx: Intermitterend bedrijf S4 - 25 %, klasse C conform EN 15714-2
Standaard:Bedrijfsmodus
SAEx: Kortstondig bedrijf S2 - 30 min, klasse A en klasse B conform EN 15714-2
SAREx: Intermitterend bedrijf S4 - 50 %, klasse C conform EN 15714-2
Optie:
Bij een nominale spanning en een omgevingstemperatuur van +40 °C en een belasting met werkmoment
resp. regelmoment.
Asynchrone draaistroommotor, bouwvorm IM B9 conform IEC 60034-7,
koelmethode IC410 conform IEC 60034-6
Motoren
Zie typeplaatje op de motor
Toegestane fluctuatie van de netspanning: ±10 %
Toelaatbare fluctuatie van de netfrequentie: ±5 % (voor draai- en wisselstroom)
Netspanning, netfrequentie
Categorie III volgens IEC 60364-4-443Overspanningscategorie
F, tropenbestendigStandaard:Isolatieklasse
H, tropenbestendigOptie:
PTC-weerstanden (PTC conform DIN 44082)Standaard:Motorbeveiliging
thermoknopen (NC) in de aandrijving en thermisch vertraagd overstroomrelais in de
besturing
Optie:
Zelfremmend: toerentallen tot 90 1/min. (50 Hz) resp. 108 (60 Hz) en vanaf de bouwgrootte SAEx 35.1
bij toerentallen tot 22 1/min. (50 Hz) resp. 26 (60 Hz)
NIET zelfremmend: SAEx 35.1 bij toerentallen vanaf 32 1/min. (50 Hz) resp. 38 (60 Hz) en vanaf de
bouwgrootte SAEx 40.1 bij toerentallen vanaf 32 1/min. (50 Hz) resp. 38 (60 Hz)
Multi-turn aandrijvingen zijn zelfremmend als door de draaimomentwerking op de uitgaande as de stand
van de afsluiter vanuit stilstand niet kan worden gewijzigd.
Zelfremmendheid
110 – 120 V AC, 220 – 240 V AC of 380 V – 480 V AC (externe voeding)Spanningen:Motorverwarming (optie)
Vermogen afhankelijk van bouwgrootte 12,5 – 25 W
Handwiel voor het instellen en de noodbediening, staat tijdens elektrisch bedrijf stil.Handmatige bediening
Afsluitbaar handwiel
Handwielspindelverlenging
Noodbediening met schroefmachine met vierkant 30 mm of 50 mm
Opties:
Klemmenaansluiting (K/KR)Besturing:Elektrische aansluiting
klemmen in de motoraansluitruimteMotor:
Metrisch schroefdraadStandaard:Schroefdraad voor kabelingangen
Pg-schroefdraad, NPT-schroefdraad, G(as)-schroefdraadOptie:
B1 volgens EN ISO 5210Standaard:Aansluiting afsluiter
A, B2, B3, B4 volgens EN ISO 5210
A, B, D, E conform DIN 3210
C conform DIN 3338
Opties:
Speciale aansluitvormen AF, AK, AG, B3D, ED, DD (IB1 of IB3 alleen bij bouwgrootte 25.1, grotere
bouwgrootten op aanvraag)
A voorbereid voor permanente smering van de spindel
75
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Technische gegevens
Elektromechanische meld- en stuureenheid
Telrollenschakelwerk voor eindstanden OPEN en DICHT
Omwentelingen per slag: 2 tot 500 (standaard), of 2 tot 5 000 (optie)
Wegschakelmechanisme
enkelvoudige schakelaar (1 NC en 1 NO) verzilverd contact (Ag) per eindstand, niet
galvanisch gescheiden
Standaard:
tandemschakelaar (2 NC en 2 NO) per eindstand, schakelaars galvanisch gescheiden
drievoudige schakelaar (3 NC en 3 NO) per eindstand, schakelaars galvanisch gescheiden
tussenstandschakelaar (DUO-wegschakelmechanisme), naar wens per bewegingsrichting
in te stellen
Vergulde contacten (Au), aanbevolen voor besturingen met ELV
Opties:
Traploos verstelbaar draaimomentmechanisme voor richtingen OPEN en DICHTDraaimomentmechanisme
enkelvoudige schakelaar (1 NC en 1 NO) verzilverd contact (Ag) per richting, niet galvanisch
gescheiden
Standaard:
tandemschakelaar (2 NC en 2 NO) per richting, schakelaars galvanisch gescheiden
Vergulde contacten (Au), aanbevolen voor besturingen met ELV
Opties:
potentiometer of 0/4 – 20 mA (elektronische standmelder)Terugmelding, analoog (optie)
Continue weergave, instelbaar schijfje van de mechanische standweergave is voorzien van de symbolen
OPEN en DICHT
Mechanische standweergave (optie)
Signaalgever (bij regelbedrijf optie)Indicatie aandrijving in bedrijf
autonome PTC-verwarming, 5 – 20 W, 110 – 250 V AC/DCStandaard:Verwarming in de schakelruimte
24 – 48 V AC/DC (voor aandrijvingen met draai-/wissel-/gelijkstroommotoren)
of 380 – 400 V AC (voor aandrijvingen met draaistroommotoren)
Opties:
In combinatie met de besturingseenheid voor de aandrijving AM of AC is in de aandrijving een
weerstandsverwarming van 5 W, 24 V DC ingebouwd.
Gebruiksvoorwaarden
Gebruik zowel binnen als buiten toegestaanGebruik
WillekeurigMontagepositie
2 000 m boven N.A.P.
> 2 000 m boven N.A.P., op aanvraag
Opstellingshoogte
-30 °C tot +40/+60 °CStandaard:Omgevingstemperatuur
–40 °C tot +40 °C/+60 °C
–50 °C tot +40 °C/+60 °C
–60 °C tot +40 °C/+60 °C
Opties:
Exacte uitvoering: zie typeplaatje op de aandrijving.
Tot 100 % relatieve luchtvochtigheid over het totale toelaatbare temperatuurbereikLuchtvochtigheid
IP68 met AUMA-draaistroommotorStandaard:Beschermingsgraad conform
EN 60529 De beschermingsgraad IP68 voldoet conform de definitie van AUMA aan de volgende eisen:
Waterdiepte: maximaal 8 m waterkolom
Duur van de onderdompeling in water: maximaal 96 uur
Tijdens de onderdompeling max. 10 schakelingen
Exacte uitvoering: zie typeplaatje op de aandrijving.
Vervuilingsklasse 4 (in een gesloten toestand) conform EN 50178Vervuilingsklasse
2 g, van 10 tot 200 Hz
Bestand tegen schokken en trillingen tijdens de start-up resp. bij storingen van de installatie. Een
ongelimiteerde bestendigheid kan daaruit niet worden afgeleid. Geldt voor multi-turn aandrijvingen in
uitvoering AUMA NORM (met AUMA rondstekkers, zonder besturingseenheid), geldt niet in combinatie
met tandwielkasten.
Trillingsvastheid conform
IEC 60068-2-6
KS: geschikt voor de toepassing binnen zones met een hoge zoutbelasting, vrijwel
constante condensatie en sterke verontreiniging.
Standaard:Corrosiebescherming
KX: geschikt voor de toepassing binnen zones met een extreem hoge zoutbelasting,
constante condensatie en sterke verontreiniging.
Optie:
KX-G: zoals KX, echter uitvoering zonder aluminium (buitenliggende onderdelen)
Tweelaagse poedercoatingCoating
76
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Technische gegevens AMExC 01.1
Gebruiksvoorwaarden
AUMA zilvergrijs (gelijkwaardig aan RAL 7037)Standaard:Kleur
andere kleuren zijn na overleg met de fabriek mogelijkOptie:
AUMA multi-turn aandrijvingen voldoen aan resp. overtreffen de eisen inzake de technische levensduur
van de EN 15714-2. Gedetailleerde informatie is op aanvraag verkrijgbaar.
Technische levensduur
Overig
ATEX-richtlijn: (2014/34/EU)
Elektromagnetische compatibiliteit (EMC): (2014/30/EU)
Laagspanningsrichtlijn: (2014/35/EU)
Machinerichtlijn: (2006/42/EG)
EG-richtlijnen
Technische gegevens weg- en draaimomentschakelaars
2 x 106schakelbewegingenMechanische levensduur
Verzilverde contacten:
30 V AC/DCU min.
250 V AC/DCU max.
20 mAI min.
5 A bij 250 V ACNominale spanning/stroom
0,15 A bij 250 V DC
Vergulde contacten:
5 VU min.
30 VU max.
4 mAI min.
400 mAI max.
Technische gegevens signaalgever
107schakelbewegingenMechanische levensduur
Verzilverde contacten:
30 V AC/DCU min.
250 V AC/DCU max.
5 A bij 250 V (ohmse belasting)
5 A bij 250 V (inductieve belasting, cos phi 0,8)
I max. wisselstroom
0,25 A bij 250 V (ohmse belasting)I max. gelijkstroom
14.2. Technische gegevens besturingseenheid voor de aandrijving
Uitvoering en functies
Zie typeplaatjeExplosiebeveiliging
Certificaten worden met het toestel meegeleverd. Alle toegepaste normen en de versies daarvan zijn
in deze certificaten vermeld.
Certificaten en normen
De bijzondere of speciale gebruiksvoorwaarden zijn in de inbegrepen certificaten vermeld.Bijzondere of speciale
gebruiksvoorwaarden
Zie typeplaatjes op de besturingseenheid voor de aandrijving en motor
Toegestane fluctuatie van de netspanning: ±10 %
Toelaatbare fluctuatie van de netfrequentie: ±5 %
Stroomopname van de besturingseenheid voor de aandrijving in relatie tot de netspanning:
100 tot 120 V AC = max. 575 mA
208 tot 240 V AC = max. 275 mA
380 tot 690 V AC = max. 160 mA
Netspanning, netfrequentie
24 V DC +20 % / –15 %
Stroomopname: basisuitvoering ca. 200 mA, met opties tot 500 mA
Externe voeding van de elektronica
(optie)
Categorie III volgens IEC 60364-4-443Overspanningscategorie
77
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Technische gegevens
De besturing is op het nominaal vermogen van de motor berekend, zie typeplaatje motor.Nominaal vermogen
Magneetschakelaars (mechanisch en elektrisch vergrendeld) voor AUMA vermogensklasse
A1/A2
Standaard:Voedingseenheid
Magneetschakelaars (mechanisch en elektrisch vergrendeld) voor AUMA vermogensklasse
A1/A2 met extra contacten ieder 1 NC + 1 NO
Opties:
Magneetschakelaars (mechanisch en elektrisch vergrendeld) voor AUMA vermogensklasse
A3
Tweerichtingsthyristor bidirectioneel voor netspanningen tot 600 V AC (aanbevolen voor
regelaandrijvingen) voor AUMA vermogensklassen B1, B2 en B3
De magneetschakelaars zijn berekend op een te verwachten technische levensduur van 2 miljoen
schakelingen. Voor toepassingen met een hoge schakelfrequentie adviseren wij het gebruik van thyristors.
Voor de indeling van de AUMA vermogensklassen: zie de elektrische gegevens over de aandrijving.
Stuursignaalingangen 24 V DC, OPEN, STOP, DICHT (via opto-couplers,
gemeenschappelijk referentiepotentiaal), stroomverbruik: ca. 10 mA per ingang
Minimale impulsduur voor regelaandrijvingen in acht nemen
Standaard:Aansturing
Stuursignaalingangen 115 V AC, OPEN, STOP, DICHT, NOOD (via opto-couplers,
gemeenschappelijk referentiepotentiaal), stroomverbruik: ca. 15 mA per ingang
Optie:
5 signaleringsrelais met vergulde contacten:
4 potentiaalvrije maakcontacten NO met gemeenschappelijk referentiepotentiaal, max.
250 V AC, 0,5 A (ohmse belasting)
-Standaard programmering: eindstand DICHT, eindstand OPEN, keuzeschakelaar
Remote control (AFSTAND), keuzeschakelaar Local control (LOKAAL)
1 potentiaalvrij wisselcontact CO, max. 250 V AC, 0,5 A (ohmse belasting)
-Standaard programmering: verzamelstoringsmelding (draaimomentfout, fasenuitval,
motorbeveiliging aangesproken)
Standaard:Statusmeldingen
Meldingen in combinatie met positioner:
-eindstand OPEN, eindstand DICHT (vereist tandemschakelaar in de aandrijving),
keuzeschakelaar Remote control (AFSTAND), keuzeschakelaar Local control
(LOKAAL) via keuzeschakelaar 2e niveau
1 potentiaalvrij wisselcontact CO, max. 250 V AC, 0,5 A (ohmse belasting)
-Standaard programmering: verzamelstoringsmelding (draaimomentfout, fasenuitval,
motorbeveiliging aangesproken)
Opties:
Hulpspanning 24 V DC ±5 %, max. 50 mA als voeding van de stuursignalen,
potentiaalgescheiden ten opzichte van de interne voedingsspanning
Standaard:Spanningsuitgang
Hulpspanning 115 V AC, max. 30 mA als voeding van de stuursignalen,
potentiaalgescheiden ten opzichte van de interne voedingsspanning
Optie:
Keuzeschakelaar LOKAAL - UIT - AFSTAND (afsluitbaar in alle drie standen)Standaard:Lokale bedieningseenheid
Drukknoppen OPEN, STOP, DICHT
3 signaallampen: eindstand DICHT (geel), verzamelstoringsmelding (rood), eindstand
OPEN (groen)
Speciale kleuren van de 3 signaallampenOpties:
Beschermdeksel, afsluitbaar
Wijze van afschakelen instelbaar, weg- of draaimomentafhankelijk voor de eindstand
OPEN en eindstand DICHT
Standaard:Functies
Beveiliging tegen draaimomentoverbelasting over de totale stelweg
Draaimomentoverbelasting (draaimomentfout) kan van de verzamelstoringsmelding
uitgesloten worden.
Bewaking fase-uitval met automatische correctie van fasevolgorde
Jog-modus of overneemfunctie in AFSTAND
Jog-modus of overneemfunctie in LOKAAL
Signaal signaalgever van de aandrijving (optie) voor indicatie aandrijving in bedrijf via de
signaallampen van de lokale bedieningseenheid in- en uitschakelbaar
Bewaking van de motortemperatuur met een PTC-tripping device in combinatie met PTC-
weerstanden in de motor van de aandrijving
Standaard:Analyse motorbeveiliging
Extra thermisch overstroomrelais in de besturingseenheid voor de aandrijving in combinatie
met thermoknopen in de aandrijving
Opties:
Thermisch overstroomrelais in combinatie met thermoknopen in de motor van de aandrijving
78
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Technische gegevens AMExC 01.1
Ex-stekker met schroefklemmen (KP)Standaard:Elektrische aansluiting
Ex-stekker met serieklemmen (KES), verhoogde veiligheid Ex eOpties:
Ex-stekker met serieklemmen (KES), drukvast omhulsel Ex d
Metrisch schroefdraadStandaard:Schroefdraad voor kabelingangen
Pg-schroefdraad, NPT-schroefdraad, G(as)-schroefdraadOpties:
Zie typeplaatjeSchakelschema
Extra bij uitvoering met elektronische standmelder in de aandrijving
Analoge uitgang E2 = 0/4 – 20 mA (weerstandsbelasting max. 500 Ω)Standterugmelding (optie)
Gebruiksvoorwaarden
Gebruik zowel binnen als buiten toegestaanGebruik
WillekeurigMontagepositie
2 000 m boven N.A.P.
> 2 000 m boven N.A.P., op aanvraag
Opstellingshoogte
–30 °C tot +40 °C/+60 °CStandaard:Omgevingstemperatuur
–40 °C tot +40 °C/+60 °C
–60 °C tot +40 °C/+60 °C
Opties:
Temperatuuruitvoeringen inclusief een op een externe voedingsspanning van 230 V AC
of 115 V AC aan te sluiten verwarmingssysteem.
Exacte uitvoering: zie typeplaatje op de besturingseenheid voor de aandrijving.
IP68 met AUMA draaistroommotor/wisselstroommotor
Aansluitruimte extra tegen de binnenzijde afgedicht (double sealed)
Standaard:Beschermingsgraad conform
EN 60529
De beschermingsgraad IP68 voldoet conform de definitie van AUMA aan de volgende eisen:
Waterdiepte: maximaal 8 m waterkolom
Duur van de onderdompeling in water: maximaal 96 uur
Exacte uitvoering: zie typeplaatje op de besturingseenheid voor de aandrijving.
Vervuilingsklasse 4 (in een gesloten toestand)Vervuilingsklasse
1 g, van 10 tot 200 Hz
Bestand tegen schokken en trillingen tijdens de start-up resp. bij storingen van de installatie. Een
ongelimiteerde bestendigheid kan daaruit niet worden afgeleid. Geldt niet in combinatie met
tandwielkasten.
Trillingsvastheid conform
IEC 60068-2-6
KS: geschikt voor de toepassing binnen zones met een hoge zoutbelasting, vrijwel
constante condensatie en sterke verontreiniging.
Standaard:Corrosiebescherming
KX: geschikt voor de toepassing binnen zones met een extreem hoge zoutbelasting,
constante condensatie en sterke verontreiniging.
Optie:
KX-G: zoals KX, echter uitvoering zonder aluminium (buitenliggende onderdelen)
Poedercoating
Tweecomponentenverf met ijzeroxidebestanddeel
Aflak
AUMA zilvergrijs (gelijkwaardig aan RAL 7037)Standaard:Kleur
andere kleuren zijn na overleg met de fabriek mogelijkOptie:
Wandbeugel
Voor de bevestiging van de AMExC los van de aandrijving, inclusief stekker. Verbindingskabel op
aanvraag.
De kabellengte tussen aandrijving en AMExC bedraagt max. 100 m (niet geschikt voor de uitvoering
met potentiometer in de aandrijving). In plaats van de potentiometer dient er een elektronische
standmelder in de aandrijving te worden gebruikt.
Gebruik
Overig
ca. 12 kg (met Ex-stekker en schroefklemmen)Gewicht
Richtlijn explosiebeveiliging (2014/34/EU)
Elektromagnetische compatibiliteit (EMC): (2014/30/EU)
Machinerichtlijn: (2006/42/EG)
EU-richtlijnen
79
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Technische gegevens
14.3. Technische gegevens schakelkast
Uitvoering en functies
ATEX:
II 2G Ex de IIB T4 Gb
IECEx:
Ex de IIB T4 Gb
Standaard:Explosiebeveiliging
Exacte uitvoering: zie typeplaatje op de schakelkast
Certificaten worden met het toestel meegeleverd. Alle toegepaste normen en de versies daarvan zijn
in deze certificaten vermeld.
Certificaten en normen
De bijzondere of speciale gebruiksvoorwaarden zijn in de inbegrepen certificaten vermeld.Bijzondere of speciale
gebruiksvoorwaarden
Zie typeplaatjeNetspanning, netfrequentie
Metrisch schroefdraadStandaard:Schroefdraad voor kabelingangen
Pg-schroefdraad, NPT-schroefdraad, G(as)-schroefdraadOpties:
Gebruiksvoorwaarden
Gebruik zowel binnen als buiten toegestaanGebruik
HangendMontagepositie
IP66Beschermingsgraad conform
EN 60529
–20 °C tot +60 °COmgevingstemperatuur
Roestvrij staalCorrosiebescherming, materiaal
behuizing
80
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Technische gegevens AMExC 01.1
15. Reserveonderdelenlijst
15.1. Multi-turn aandrijving SAEx 25.1 – SAEx 40.1/SAREx 25.1 – SAREx 30.1
81
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Reserveonderdelenlijst
Bij iedere bestelling van onderdelen a.u.b. het type toestel en ons ordernummer vermelden (zie typeplaatje). Er mogen uitsluitend originele
AUMA onderdelen worden gebruikt. Bij toepassing van andere fabricaten vervalt de garantie en is elke vorm van aansprakelijkheid van AUMA
uitgesloten. Het is mogelijk dat de afbeelding van de onderdelen afwijkt van de geleverde onderdelen.
SoortBenamingRef.nr.SoortBenamingRef.nr.
BouwgroepAandrijfvorm B3/B4549.0BouwgroepLagerflens002.0
BouwgroepBusje van de aandrijfvorm B3/B4549.1BouwgroepHolle as003.0
Spie551.1Ingaande as005.0
Mechanische standaanwijzing553.0Motorkoppeling005.1
BouwgroepPotentiometer als standmelder556.0BouwgroepKoppelpen005.2
BouwgroepPotentiometer zonder slipkoppeling556.1Tandwiel handmatige bediening005.3
Verwarmingselement557.0BouwgroepTrekkabel005.4
BouwgroepSignaalgever met stiftcontacten (zonder
impulsschijf en isoleerplaat)
558.0Wormwiel006.0
BouwgroepElektromechanische meld- en stuureenheid
met schakelaars, incl. meetkoppen voor
draaimomentmechanisme
559.0BouwgroepHandaandrijving009.0
BouwgroepStandmelder RWG566.0BouwgroepDraaimomentvinger017.0
BouwgroepPotentiometer voor RWG zonder
slipkoppeling
566.1BouwgroepTandwielsegment018.0
BouwgroepPrintplaat standmelder voor RWG566.2Kroonwiel019.0
BouwgroepKabelset voor RWG566.3Zwenkvleugel020.0
Slipkoppeling voor potentiometer567.1Koppeling II voor draaimomentmechanisme022.0
Beschermbuis voor spindel (zonder
beschermkap)
568.1BouwgroepTandwiel wegschakelmechanisme023.0
BouwgroepBeschermkap voor beschermbuis spindel568.2BouwgroepTandwiel wegschakelmechanisme024.0
BouwgroepV-afdichting568.3BouwgroepBorgplaat025.0
Draadsok (bij SAEx/SAREx 25.1 en 30.1)568.4BouwgroepAardingskabel058.0
BouwgroepOmschakelhefboom compl.569.0BouwgroepMotor070.0
BouwgroepOmschakelhefboom569.1BouwgroepPlanetair stelsel motorzijde (bij A... motor)080.0
BouwgroepBorgpen569.2BouwgroepTandwielkastje155.0
BouwgroepDraadbus (zonder schroefdraad)575.1BouwgroepDeksel500.0
BouwgroepSchakelaar voor weg-/draaimoment579.0BouwgroepBeschermdop511.0
Tussenstuk580.1Aandrijfvorm A (zonder draadbus)514.0
Pen voor schakelaar581.0Axiaalnaaldlager514.1
Motoraansluiting603.0BouwgroepKlemmenframe (zonder klemmen)528.0
Tussenstuk voor elektrische aansluiting605.0BouwgroepKlemmeneindhouder529.0
Deksel607.0BouwgroepKlemmen voor motor/besturing533.0
SetSet O-ringen, kleinS1BouwgroepSeegerring535.1
SetSet O-ringen, grootS2BouwgroepSluitschroef539.0
BouwgroepHandwiel met hendel542.0
82
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Reserveonderdelenlijst AMExC 01.1
15.2. Besturingseenheid voor de aandrijving AUMA MATIC AMExC 01.1 KP
83
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Reserveonderdelenlijst
Bij iedere bestelling van onderdelen a.u.b. het type toestel en ons ordernummer vermelden (zie typeplaatje). Er mogen uitsluitend originele
AUMA onderdelen worden gebruikt. Bij toepassing van andere fabricaten vervalt de garantie en is elke vorm van aansprakelijkheid van AUMA
uitgesloten. Het is mogelijk dat de afbeelding van de onderdelen afwijkt van de geleverde onderdelen.
SoortBenamingRef.nr.
BouwgroepLokale bedieningseenheid002.0
BouwgroepKeuzeschakelaar002.5
BouwgroepSignaleringsrelais- en besturingsprintplaat003.0
BouwgroepPrimaire zekering F1/F2003.1
BouwgroepAfdekking voor zekering003.2
BouwgroepHouder004.0
BouwgroepVoedingseenheid006.0
Secundaire zekering F3006.1
Secundaire zekering F4006.2
BouwgroepPrintplaat interface008.0
Printplaat interface008.1
Afdekprintplaat interface008.2
BouwgroepPrintplaat logica009.0
BouwgroepMontageplaat013.0
BouwgroepDeksel500.0
BouwgroepEx-stekker met schroefklemmen (KP, KPH)501.0
Schroef voor signaalcontactklem501.1
Ring voor signaalcontactklem501.2
Schroef voor vermogensklem501.3
Ring voor vermogensklem501.4
BouwgroepRondstekker male zonder stiften502.0
BouwgroepStift voor besturing505.0
BouwgroepStift voor motor506.0
BouwgroepDeksel voor elektrische aansluiting507.0
BouwgroepVoedingseenheid508.0
Hangslot509.1
BouwgroepKabelinvoer (aansluiting aandrijving)532.0
Circlip535.1
SetSet O-ringenS
84
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Reserveonderdelenlijst AMExC 01.1
15.3. Besturingseenheid voor de aandrijving AUMA MATIC AMExC 01.1 KES
85
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Reserveonderdelenlijst
Bij iedere bestelling van onderdelen a.u.b. het type toestel en ons ordernummer vermelden (zie typeplaatje). Er mogen uitsluitend originele
AUMA onderdelen worden gebruikt. Bij toepassing van andere fabricaten vervalt de garantie en is elke vorm van aansprakelijkheid van AUMA
uitgesloten. Het is mogelijk dat de afbeelding van de onderdelen afwijkt van de geleverde onderdelen.
SoortBenamingRef.nr.
BouwgroepLokale bedieningseenheid002.0
BouwgroepKeuzeschakelaar002.5
BouwgroepSignaleringsrelais- en besturingsprintplaat003.0
Primaire zekering F1/F2003.1
Afdekking zekering003.2
BouwgroepHouder004.0
BouwgroepVoedingseenheid006.0
Secundaire zekering F3006.1
Secundaire zekering F4006.2
BouwgroepPrintplaat interface008.0
BouwgroepPrintplaat interface008.1
Afdekprintplaat interface008.2
BouwgroepPrintplaat logica009.0
BouwgroepMontageplaat013.0
BouwgroepDeksel500.0
BouwgroepRondstekker male zonder stiften502.0
BouwgroepStift voor besturing505.0
BouwgroepStift voor motor506.0
BouwgroepVoedingseenheid508.0
Hangslot509.1
BouwgroepKlemmenframe (zonder klemmen)528.0
Klemmeneindhouder529.0
BouwgroepKabelinvoer (aansluiting aandrijving)532.0
Klemmen voor motor/besturing533.0
Circlip535.1
BouwgroepEx-stekker met serieklemmen (KES)573.0
BouwgroepDeksel607.0
SetSet O-ringenS
86
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Reserveonderdelenlijst AMExC 01.1
15.4. Wandbeugel ExC
87
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Reserveonderdelenlijst
Bij iedere bestelling van onderdelen a.u.b. het type toestel en ons ordernummer vermelden (zie typeplaatje). Er mogen uitsluitend originele
AUMA onderdelen worden gebruikt. Bij toepassing van andere fabricaten vervalt de garantie en is elke vorm van aansprakelijkheid van AUMA
uitgesloten. Het is mogelijk dat de afbeelding van de onderdelen afwijkt van de geleverde onderdelen.
SoortBenamingRef.nr.
BouwgroepAardingskabel058.0
BouwgroepDeksel500.0
BouwgroepKlemmenframe (zonder klemmen)528.0
BouwgroepEindhoekstuk529.0
BouwgroepKlemmen voor motor/besturing533.0
BouwgroepAansluitpunt aardingskabel541.0
Wandbeugel587.0
AfdichtingS
88
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Reserveonderdelenlijst AMExC 01.1
16. Certificaten
Informatie Certificaten zijn geldig vanaf de daarop vermelde datum van afgifte. Wijzigingen
voorbehouden. De actueel geldige versies worden met het toestel meegeleverd en
staan op internet onder http://www.auma.com ter beschikking om te kunnen
downloaden.
16.1. Inbouwverklaring en EG-conformiteitsverklaring
89
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Certificaten
Trefwoordenregister
A
Aandrijfvorm A 16
Aandrijfvormen B 19
Aansluitkabels 23
Aansluitschema 22
Aansluitschema aandrijving 9
Aansturing 9, 11
Afstelling positioner 61
Afvoeren 73
Analoge meldingen 45
AUMA Support App 11
B
Bediening 40
Bedrijfsmodus 9, 75
Beschermbuis spindel van de
afsluiter
20
Beschermingsgraad 8, 9, 9, 76, 79
Beveiliging door
klant/contractor
22
Beveiliging tegen kortsluiting 22
Bouwgrootte 10
C
Certificaten 89
Corrosiebescherming 14, 76, 79
D
DataMatrix-code 11
Dode tijd 64
Dode zone 64
Draadbus 17
Draaimomentafhankelijk
uitschakelen
57
Draaimomentbereik 8
Draaimomentfout LED 59
Draaimomentfout melding in-
/uitschakelen
59
Draaimomentmechanisme 47
Draairichting 49
DUO-
wegschakelmechanisme
54
E
EG-conformiteitsverklaring 89
Elektrische aansluiting 22
Elektronische standmelder 52
EMC 23
Ex-markering 10
Explosiebeveiliging 10, 80
Externe aansluiting voor
aarding
38
Ex-verklaring 10
F
Fase-uitval LED 59
Flensafmetingen 10
Fouten 67
Frequentiebereik 22
G
Gebruik 5
Gedrag bij signaalverlies 60
Gevoeligheid positioner 64
H
Handmatige bediening 40
Handwiel 15
Het op afstand bedienen van
de aandrijving
42, 42
I
Identificatie 8
Inbedrijfstelling 5
Inbedrijfstelling – besturing 56
Inbouwverklaring 89
Indicatie aandrijving in bedrijf 43, 44
Indicatie aandrijving in bedrijf
in-/ uitschakelen
58
Indicatoren 43
Ingangsbereiken 59
Ingangssignaal 11
Ingangsstroom 11
Installeren van kabels 24
Isolatieklasse 9
J
Jaar van productie 11
Jog-modus instellen 57
K
Kabels 23
Kabelset 24
Keuringscertificaat 10
Keuringsplaatje 10
Keuringsprotocol afname 11
Kwalificatie van personeel 5
L
Laagtemperatuuruitvoering 46
Lokale bedieningseenheid 41, 41
Luchtvochtigheid 76
M
Mechanische standaanwijzing 44, 55
Meldingen 45
Meldingen (analoog) 45
Montage 15
Motoraansluiting 25, 26
Motorbedrijf 41
Motorbeveiliging 9, 75
Motorbeveiliging LED 59
Motoren 75
Motortype 9
90
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Trefwoordenregister AMExC 01.1
N
Netfrequentie 9, 9
Netspanning 9, 9, 22
Nominaal vermogen 9
Nominale stroom 9
Nominale waarde 59
NOOD-stuursignaal 64
Normen 5
O
Omgevingstemperatuur 8, 9, 76, 79
Onderhoud 6, 71, 73
Opslag 14
Ordernummer 8, 9, 11
Overneemfunctie instellen 57
P
Parkeerstekker 39
Pijlmarkering 44
Potentiometer 52
Productiejaar 11
Proefdraaien 49
PTC-tripping device 66
R
Recycling 73
Reparatie 71
Reserveonderdelenlijst 81
Richtlijnen 5
RWG 52
S
Schakelaar controleren 67
Schakelkast 24
Schakelschema 11, 22
Schakelschema
besturingseenheid
9
Schijfje mechanische
standaanwijzing
55
Serienummer 8, 9, 11
Service 71
Signaalgever in-/uitschakelen 58
Signaallampen 43
Signaalverlies 60
Smering 73
Soorten beveiliging tegen
vonkvorming
10
Soort signaal 59
Soort smeermiddel 8
Spanningsbereik 22
Spanningsvoorziening
elektronica
23
Spindel van de afsluiter 20
Standaanwijzing 44, 55
Standmelder 59
Standmelder RWG 52
Stroomsoort 9, 22
Stroomverbruik 22
Stuurspanning 11
Support 71
Support App 11
T
Technische gegevens 75
Technische gegevens weg-
en draaimomentschakelaars
77
Thermische beveiliging 9
Toebehoren (elektrische
aansluiting)
39
Toebehoren montage 20
Toepassingsgebied 6, 6
Toerental 8, 9
Transport 13
Tussenstanden 54
Type (type toestel) 10
Typebenaming 8, 9
Typeplaatje 8
Type toestel 10
U
Uitgangssignalen 45
91
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
AMExC 01.1 Trefwoordenregister
V
Veiligheidsinstructies 5
Veiligheidsinstructies/
waarschuwingen
5
Veiligheidsmaatregelen 5, 23
Veiligheidsstandaards 23
Verbindingskabel 24
Verhelpen van storingen 67
Vermogensfactor 9
Vermogensklasse 9
Vermogensklasse
schakelapparatuur
11
Verpakking 14
Verzamelstoringsmelding 43, 45
Voorverwarmingstijd 46
W
Wandbeugel 24
Wegafhankelijk uitschakelen 57
Wegschakelmechanisme 47, 50
Werkelijke waarde 59
Wijze van uitschakelen
instellen
56
Z
Zekeringen 67
92
SAEx 25.1 – SAEx 40.1 / SAREx 25.1 – SAREx 30.1
Trefwoordenregister AMExC 01.1
Europa
AUMA Riester GmbH & Co. KG
Werk Müllheim
DE 79373 Müllheim
Tel +49 7631 809 - 0
www.auma.com
Werk Ostfildern-Nellingen
DE 73747 Ostfildern
Tel +49 711 34803 - 0
Service-Center Bayern
DE 85386 Eching
Tel +49 81 65 9017- 0
Service-Center Köln
DE 50858 Köln
Tel +49 2234 2037 - 900
Service-Center Magdeburg
DE 39167 Niederndodeleben
Tel +49 39204 759 - 0
AUMA-Armaturenantriebe Ges.m.b.H.
AT 2512 Tribuswinkel
Tel +43 2252 82540
www.auma.at
AUMA BENELUX B.V.
BE 8800 Roeselare
Tel +32 51 24 24 80
www.auma.nl
ProStream Group Ltd.
BG 1632 Sofia
Tel +359 2 9179-337
www.prostream.bg
OOO “Dunkan-Privod”
BY 220004 Minsk
Tel +375 29 6945574
www.zatvor.by
AUMA (Schweiz) AG
CH 8965 Berikon
Tel +41 566 400945
AUMA Servopohony spol. s.r.o.
CZ 250 01 Brandýs n.L.-St.Boleslav
Tel +420 326 396 993
www.auma.cz
IBEROPLAN S.A.
ES 28027 Madrid
Tel +34 91 3717130
AUMA Finland Oy
FI 02230 Espoo
Tel +358 9 5840 22
www.auma.fi
AUMA France S.A.R.L.
FR 95157 Taverny Cedex
Tel +33 1 39327272
www.auma.fr
AUMA ACTUATORS Ltd.
GB Clevedon, North Somerset BS21 6TH
Tel +44 1275 871141
www.auma.co.uk
D. G. Bellos & Co. O.E.
GR 13673 Acharnai, Athens
Tel +30 210 2409485
APIS CENTAR d. o. o.
HR 10437 Bestovje
Tel +385 1 6531 485
auma@apis-centar.com
www.apis-centar.com
Fabo Kereskedelmi és Szolgáltató Kft.
HU 8800 Nagykanizsa
Tel +36 93/324-666
www.fabo.hu
Falkinn HF
IS 108 Reykjavik
Tel +00354 540 7000
www.falkinn.is
AUMA ITALIANA S.r.l. a socio unico
IT 20023 Cerro Maggiore (MI)
Tel +39 0331 51351
www.auma.it
NB Engineering Services
MT ZBR 08 Zabbar
Tel + 356 2169 2647
AUMA BENELUX B.V.
NL 2314 XT Leiden
Tel +31 71 581 40 40
www.auma.nl
SIGUM A. S.
NO 1338 Sandvika
Tel +47 67572600
AUMA Polska Sp. z o.o.
PL 41-219 Sosnowiec
Tel +48 32 783 52 00
www.auma.com.pl
AUMA-LUSA Representative Office, Lda.
PT 2730-033 Barcarena
Tel +351 211 307 100
SAUTECH
RO 011783 Bucuresti
Tel +40 372 303982
OOO PRIWODY AUMA
RU 141402 Khimki, Moscow region
Tel +7 495 221 64 28
www.auma.ru
OOO PRIWODY AUMA
RU 125362 Moscow
Tel +7 495 787 78 21
www.auma.ru
AUMA Scandinava AB
SE 20039 Malmö
Tel +46 40 311550
www.auma.se
ELSO-b, s.r.o.
SK 94901 Nitra
Tel +421 905/336-926
www.elsob.sk
Auma Endüstri Kontrol Sistemleri Limited
Sirketi
TR 06810 Ankara
Tel +90 312 217 32 88
AUMA Technology Automations Ltd
UA 02099 Kiev
Tel +38 044 586-53-03
Afrika
Solution Technique Contrôle Commande
DZ Bir Mourad Rais, Algiers
Tel +213 21 56 42 09/18
A.T.E.C.
EG Cairo
Tel +20 2 23599680 - 23590861
SAMIREG
MA 203000 Casablanca
Tel +212 5 22 40 09 65
MANZ INCORPORATED LTD.
NG Port Harcourt
Tel +234-84-462741
www.manzincorporated.com
AUMA South Africa (Pty) Ltd.
ZA 1560 Springs
Tel +27 11 3632880
93
AUMA wereldwijd
Amerika
AUMA Argentina Rep.Office
AR Buenos Aires
Tel +54 11 4737 9026
AUMA Automação do Brazil ltda.
BR Sao Paulo
Tel +55 11 4612-3477
contato@auma-br.com
TROY-ONTOR Inc.
CA L4N 8X1 Barrie, Ontario
Tel +1 705 721-8246
troy-ontor@troy-ontor.ca
AUMA Chile Representative Office
CL 7870163 Santiago
Tel +56 2 2821 4108
B & C Biosciences Ltda.
CO Bogotá D.C.
Tel +57 1 349 0475
www.bycenlinea.com
AUMA Región Andina & Centroamérica
EC Quito
Tel +593 2 245 4614
www.auma.com
Corsusa International S.A.C.
PE Miraflores - Lima
Tel +511444-1200 / 0044 / 2321
www.corsusa.com
Control Technologies Limited
TT Marabella, Trinidad, W.I.
Tel + 1 868 658 1744/5011
www.ctltech.com
AUMA ACTUATORS INC.
US PA 15317 Canonsburg
Tel +1 724-743-2862
www.auma-usa.com
Suplibarca
VE Maracaibo, Estado, Zulia
Tel +58 261 7 555 667
Azië
AUMA Actuators UAE Support Office
AE 287 Abu Dhabi
Tel +971 26338688
AUMA Actuators Middle East
BH 152 68 Salmabad
Tel +97 3 17896585
Mikuni (B) Sdn. Bhd.
BN KA1189 Kuala Belait
Tel + 673 3331269 / 3331272
AUMA Actuators (China) Co., Ltd.
CN 215499 Taicang
Tel +86 512 3302 6900
www.auma-china.com
PERFECT CONTROLS Ltd.
HK Tsuen Wan, Kowloon
Tel +852 2493 7726
PT. Carakamas Inti Alam
ID 11460 Jakarta
Tel +62 215607952-55
AUMA INDIA PRIVATE LIMITED.
IN 560 058 Bangalore
Tel +91 80 2839 4656
www.auma.co.in
ITG - Iranians Torque Generator
IR 13998-34411 Teheran
+982144545654
Trans-Jordan Electro Mechanical Supplies
JO 11133 Amman
Tel +962 - 6 - 5332020
AUMA JAPAN Co., Ltd.
JP 211-0016 Kawasaki-shi, Kanagawa
Tel +81-(0)44-863-8371
www.auma.co.jp
DW Controls Co., Ltd.
KR 153-702 Gasan-dong, GeumChun-Gu,,
Seoul
Tel +82 2 2624 3400
www.actuatorbank.com
Al-Arfaj Engineering Co WLL
KW 22004 Salmiyah
Tel +965-24817448
www.arfajengg.com
TOO “Armaturny Center”
KZ 060005 Atyrau
Tel +7 7122 454 602
Network Engineering
LB 4501 7401 JBEIL, Beirut
Tel +961 9 944080
www.networkenglb.com
AUMA Malaysia Office
MY 70300 Seremban, Negeri Sembilan
Tel +606 633 1988
Mustafa Sultan Science & Industry Co LLC
OM Ruwi
Tel +968 24 636036
FLOWTORK TECHNOLOGIES
CORPORATION
PH 1550 Mandaluyong City
Tel +63 2 532 4058
M & C Group of Companies
PK 54000 Cavalry Ground, Lahore Cantt
Tel +92 42 3665 0542, +92 42 3668 0118
www.mcss.com.pk
Petrogulf W.L.L
QA Doha
Tel +974 44350151
pgulf@qatar.net.qa
AUMA Saudi Arabia Support Office
SA 31952 Al Khobar
Tel + 966 5 5359 6025
AUMA ACTUATORS (Singapore) Pte Ltd.
SG 569551 Singapore
Tel +65 6 4818750
www.auma.com.sg
NETWORK ENGINEERING
SY Homs
+963 31 231 571
Sunny Valves and Intertrade Corp. Ltd.
TH 10120 Yannawa, Bangkok
Tel +66 2 2400656
www.sunnyvalves.co.th
Top Advance Enterprises Ltd.
TW Jhonghe City, Taipei Hsien (235)
Tel +886 2 2225 1718
www.auma-taiwan.com.tw
AUMA Vietnam Hanoi RO
VN Hanoi
+84 4 37822115
Australië
BARRON GJM Pty. Ltd.
AU NSW 1570 Artarmon
Tel +61 2 8437 4300
www.barron.com.au
94
AUMA wereldwijd
95
AUMA wereldwijd
AUMA Riester GmbH & Co. KG
P.O. Box 1362
DE 79373 Muellheim
Tel +49 7631 809 - 0
Fax +49 7631 809 - 1250
www.auma.com
AUMA BENELUX B.V.
NL 2314 XT Leiden
Tel +31 71 581 40 40
Fax +31 71 581 40 49
www.auma.nl
Y003.961/039/nl/2.17
Gedetailleerde informatie over de AUMA producten vindt u in het internet onder: www.auma.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96

AUMA Multi-turn actuators SAEx 25.1 Handleiding

Type
Handleiding