KTM 150 SX EU 2013 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2013
125 SX EU
125 SX USA
150 SX EU
150 SX USA
250 SX EU
250 SX USA
150 XC USA
250 XC EU/USA
300 XC EU/USA
Artikelnr. 3211857nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 12) Dealerstempel
Motornummer ( pag. 12)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkin-
gen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen,
kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en
zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de pro-
ductie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkhe-
den, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2012 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement
ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÃœV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 5
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 5
1.2 Gebruikte formatering........................................ 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 6
2.2 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 6
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 6
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 6
2.5 Veilig gebruik ................................................... 7
2.6 Beschermende kleding ...................................... 7
2.7 Werkinstructies................................................. 7
2.8 Milieu.............................................................. 7
2.9 Bedieningshandleiding ...................................... 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 9
3.1 Garantie........................................................... 9
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 9
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 9
3.4 Service ............................................................ 9
3.5 Afbeeldingen .................................................... 9
3.6 Klantenservice.................................................. 9
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................ 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symboolweergave) .......................................... 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symboolweergave) .......................................... 11
5 SERIENUMMERS....................................................... 12
5.1 Framenummer ................................................ 12
5.2 Typeplaatje .................................................... 12
5.3 Motornummer................................................. 12
5.4 Artikelnummer voorvork ................................... 12
5.5 Artikelnummer schokdemper............................ 12
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 13
6.1 Koppelingshendel ........................................... 13
6.2 Remhendel..................................................... 13
6.3 Gashendel...................................................... 13
6.4 Stopknop ....................................................... 13
6.5 E-starterknop (250/300 XC)............................. 14
6.6 Tankdop openen ............................................. 14
6.7 Tankdop sluiten .............................................. 15
6.8 Brandstofkraan (Alle SX-modellen) ................... 15
6.9 Brandstofkraan (Alle XC modellen).................... 16
6.10 Choke ............................................................ 16
6.11 Versnellingshendel .......................................... 16
6.12 Kickstarter ..................................................... 17
6.13 Rempedaal..................................................... 17
6.14 Plug-in standaard (Alle SX-modellen)................ 17
6.15 Zijstandaard (Alle XC modellen)........................ 17
7 INBEDRIJFNAME....................................................... 19
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 19
7.2 Motor inrijden................................................. 20
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden ................................. 20
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand......... 20
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand ............ 21
7.6 Voorbereidingen voor rijden op natte en
modderige circuits .......................................... 22
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperaturen en langzaam rijden...................... 22
7.8 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of
sneeuw .......................................................... 23
8 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 24
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................................. 24
8.2 Starten .......................................................... 24
8.3 Beginnen met rijden........................................ 25
8.4 Schakelen, rijden............................................ 25
8.5 Afremmen ...................................................... 26
8.6 Stoppen, parkeren........................................... 26
8.7 Transport ....................................................... 27
8.8 Brandstof tanken ............................................ 27
9 SERVICESCHEMA...................................................... 29
9.1 Alle SX-modellen ............................................ 29
9.1.1 Serviceschema ........................................... 29
9.1.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende
opdracht) ................................................... 30
9.2 Alle XC modellen ............................................ 30
9.2.1 Serviceschema ........................................... 30
9.2.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende
opdracht) ................................................... 31
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 32
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 32
10.2 Ingaande demping schokdemper ...................... 32
10.3 Ingaande demping low speed voor
schokdemper instellen..................................... 32
10.4 Ingaande demping high speed voor
schokdemper instellen..................................... 33
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen........ 34
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 35
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 36
10.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 36
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x...... 37
10.10 Dynamische veerweg instellen x ..................... 37
10.11 Basisinstelling voorvork controleren .................. 38
10.12 Ingaande demping voorvork instellen ................ 39
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 39
10.14 Stuurpositie.................................................... 40
10.15 Stuurpositie instellen x.................................. 41
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 42
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 42
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 42
11.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 43
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 43
11.5 Voorvorkprotector losmaken.............................. 43
11.6 Voorvorkprotector positioneren.......................... 44
11.7 Vorkpoten demonteren x................................ 44
11.8 Vorkpoten inbouwen x................................... 44
11.9 Voorvorkprotector demonteren x ..................... 45
11.10 Voorvorkprotector monteren x......................... 45
11.11 Onderste kroonplaat demonteren x ................. 45
11.12 Onderste kroonplaat monteren x..................... 46
11.13 Speling balhoofdlager controleren..................... 48
11.14 Speling balhoofdlager instellen x.................... 48
11.15 Balhoofdlager smeren x................................. 49
11.16 Startnummerbord demonteren.......................... 49
11.17 Startnummerbord inbouwen ............................. 49
11.18 Spatbord vooraan demonteren .......................... 49
11.19 Spatbord vooraan monteren.............................. 50
11.20 Schokdemper demonteren x........................... 50
11.21 Schokdemper monteren x.............................. 51
11.22 Zadel verwijderen............................................ 51
INHOUDSOPGAVE 3
11.23 Zadel monteren............................................... 51
11.24 Luchtfilterbakafdekking demonteren ................. 52
11.25 Luchtfilterbakafdekking monteren .................... 52
11.26 Luchtfilter demonteren x ............................... 52
11.27 Luchtfilter inbouwen x .................................. 53
11.28 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x............ 53
11.29 Luchtfilterbakafdekking vastzetten x............... 54
11.30 Luchtfilterbak afdichten x ............................. 54
11.31 Einddemper demonteren.................................. 54
11.32 Einddemper inbouwen..................................... 55
11.33 Glasvezelvulling einddemper vervangen x........ 55
11.34 Brandstoftank demonteren x.......................... 55
11.35 Brandstoftank monteren x.............................. 56
11.36 Vervuiling ketting controleren........................... 57
11.37 Ketting reinigen .............................................. 57
11.38 Kettingspanning controleren ............................ 58
11.39 Kettingspanning instellen ................................ 58
11.40 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 59
11.41 Kettinggeleiding instellen x ........................... 61
11.42 Frame controleren x...................................... 61
11.43 Achterbrug controleren x ............................... 61
11.44 Gaskabellegging controleren............................. 61
11.45 Rubberen stuurcovers controleren..................... 63
11.46 Rubberen stuurcovers vastzetten ...................... 63
11.47 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 63
11.48 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren...................................... 64
11.49 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x.... 65
12 REMSYSTEEM........................................................... 67
12.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 67
12.2 Uitgangspositie remhendel instellen ................. 67
12.3 Remschijven controleren.................................. 67
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 68
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x .............. 68
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 69
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen x........... 69
12.8 Vrije slag rempedaal controleren....................... 71
12.9 Uitgangspositie rempedaal instellen x............. 71
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 72
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x ........... 72
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren........... 73
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen x........ 73
13 WIELEN, BANDEN ..................................................... 75
13.1 Voorwiel uitbouwen x .................................... 75
13.2 Voorwiel inbouwen x...................................... 75
13.3 Achterwiel demonteren x ............................... 76
13.4 Achterwiel inbouwen x .................................. 76
13.5 Toestand banden controleren ........................... 77
13.6 Bandenspanning controleren............................ 78
13.7 Spaakspanning controleren .............................. 78
14 ELEKTRONICA........................................................... 79
14.1 Accu demonteren x (250/300 XC) .................. 79
14.2 Accu monteren x (250/300 XC) ..................... 79
14.3 Accu laden x (250/300 XC) ........................... 79
14.4 Hoofdzekering vervangen (250/300 XC) ............ 80
15 KOELSYSTEEM.......................................................... 82
15.1 Koelsysteem................................................... 82
15.2 Radiateurafdekking (Alle SX-modellen) ............. 82
15.3 Radiateurafdekking demonteren (Alle
SX-modellen).................................................. 82
15.4 Radiateurafdekking monteren (Alle
SX-modellen).................................................. 83
15.5 Antivries en koelmiddelpeil controleren ............. 83
15.6 Koelmiddelpeil controleren .............................. 84
15.7 Koelmiddel aftappen x .................................. 85
15.8 Koelmiddel vullen x ...................................... 85
16 MOTOR AFSTELLEN .................................................. 87
16.1 Gaskabelspeling controleren............................. 87
16.2 Gaskabelspeling instellen x............................ 87
16.3 Carburateur - stationair.................................... 87
16.4 Carburateur - stationair afstellen x.................. 88
16.5 Vlotterkamer carburateur aftappen x............... 90
16.6 Steekverbinding ontstekingscurve ..................... 90
16.7 Ontstekingscurve wijzigen................................ 91
16.8 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren..................................................... 91
16.9 Uitgangspositie versnellingshendel
instellen x.................................................... 91
16.10 Motorkarakteristiek - hulpveer (Alle
250/300-modellen)......................................... 91
16.11 Motorkarakteristiek – hulpveer instellen x
(Alle 250/300-modellen) ................................. 92
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR .......................... 93
17.1 Transmissieoliepeil controleren ........................ 93
17.2 Transmissieolie verversen x............................ 93
17.3 Transmissieolie aftappen x ............................ 94
17.4 Transmissieolie vullen x ................................ 95
17.5 Transmissieolie bijvullen x............................. 95
18 REINIGING, ONDERHOUD.......................................... 97
18.1 Motorfiets reinigen .......................................... 97
19 STALLING ................................................................. 98
19.1 Stalling.......................................................... 98
19.2 Inbedrijfname na stalling ................................. 98
20 FOUTEN OPSPOREN.................................................. 99
21 TECHNISCHE GEGEVENS......................................... 101
21.1 Motor........................................................... 101
21.1.1 125 SX EU, 125 SX USA .......................... 101
21.1.2 150 SX EU, 150 SX USA .......................... 101
21.1.3 250 SX EU, 250 SX USA .......................... 102
21.1.4 150 XC USA ............................................ 102
21.1.5 250 XC EU/USA ....................................... 103
21.1.6 300 XC EU/USA ....................................... 104
21.2 Aanhaalmomenten motor ............................... 104
21.2.1 Alle 125/150-modellen ............................. 104
21.2.2 250 SX EU, 250 SX USA .......................... 105
21.2.3 250/300 XC ............................................. 106
21.3 Carburateur .................................................. 107
21.3.1 125 SX EU, 125 SX USA .......................... 107
21.3.2 Carburateur - basisinstelling zandtrajecten
(125 SX EU, 125 SX USA) ........................ 107
21.3.3 Carburateur afstellen (125 SX EU,
125 SX USA) ........................................... 108
21.3.4 150 SX EU, 150 SX USA .......................... 109
21.3.5 Carburateur - basisinstelling zandtrajecten
(150 SX EU, 150 SX USA) ........................ 109
21.3.6 Carburateur afstellen (150 SX EU,
150 SX USA) ........................................... 110
21.3.7 250 SX EU, 250 SX USA .......................... 111
21.3.8 Carburateur - basisinstelling zandtrajecten
(250 SX EU, 250 SX USA) ........................ 111
21.3.9 Carburateur afstellen (250 SX EU,
250 SX USA) ........................................... 112
INHOUDSOPGAVE 4
21.3.10 150 XC USA ............................................ 113
21.3.11 Carburateur afstellen (150 XC USA) ........... 113
21.3.12 250 XC EU/USA ....................................... 114
21.3.13 Carburateur afstellen (250 XC EU/USA) ...... 115
21.3.14 300 XC EU/USA ....................................... 116
21.3.15 Carburateur afstellen
(300 XC EU/USA) x ................................ 116
21.4 Vulhoeveelheden........................................... 117
21.4.1 Transmissieolie......................................... 117
21.4.2 Koelmiddel .............................................. 117
21.4.3 Brandstof................................................. 117
21.5 Chassis ........................................................ 117
21.6 Elektronica................................................... 118
21.7 Banden........................................................ 118
21.8 Voorvork....................................................... 119
21.8.1 125 SX EU, 150 SX EU ............................ 119
21.8.2 125 SX USA, 150 SX USA ........................ 119
21.8.3 250 SX EU .............................................. 119
21.8.4 250 SX USA ............................................ 120
21.8.5 150 XC USA ............................................ 120
21.8.6 250/300 XC ............................................. 121
21.9 Schokdemper ............................................... 121
21.9.1 125 SX EU, 150 SX EU ............................ 121
21.9.2 125 SX USA, 150 SX USA ........................ 122
21.9.3 250 SX EU .............................................. 122
21.9.4 250 SX USA ............................................ 123
21.9.5 150 XC USA ............................................ 123
21.9.6 250/300 XC ............................................. 124
21.10 Aanhaalmomenten chassis............................. 124
22 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................ 126
23 HULPSTOFFEN........................................................ 129
24 NORMEN ................................................................ 131
INDEX ............................................................................ 132
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merkâ„¢ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(Alle SX-modellen)
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij
normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste
internationale motorsportbonden.
Info
De motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
(Alle XC modellen)
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij
normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste
internationale motorsportbonden.
Info
De motorfiets is speciaal ontworpen voor de langeafstandsraces en niet in de eerste plaats gebouwd voor het overwegende
gebruik in motocross-races.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden als voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
– Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
– Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
– Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 8
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het serviceboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of
gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het serviceboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw KTM-dealer adviseert u
graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig onderdelen
reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symboolweergave)
101649-10
1 Remhendel ( pag. 13)
2 Stopknop ( pag. 13)
3 Koppelingshendel ( pag. 13)
4 Luchtfilterbakafdekking
5 Voorvork instelling uitgaande demping
6 Brandstofkraan
7 Choke ( pag. 16)
8 Versnellingshendel ( pag. 16)
9 Kettinggeleiding
4 AFBEELDING VOERTUIG 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave)
101650-10
1 Zadel
2 Tankdop
3 Stuurcovers
4 Gashendel ( pag. 13)
5 Voorvork instelling ingaande demping
6 Schokdemper instelling uitgaande demping
7 Kijkglas remvloeistof achter
8 Schokdemper instelling ingaande demping
9 Rempedaal ( pag. 17)
10 Kickstarter ( pag. 17)
5 SERIENUMMERS 12
5.1 Framenummer
101652-10
Het framenummer 1 is aan de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
101653-10
Het typeplaatje 1 is aan de voorzijde van het balhoofd aangebracht.
5.3 Motornummer
101651-10
Het motornummer 1 is aan de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
101654-10
Het artikelnummer van de voorvork 1 is aan de binnenzijde van de asopname gegra-
veerd.
5.5 Artikelnummer schokdemper
800194-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1 is in het bovenste gedeelte van de schok-
demper aan motorzijde boven de stelring gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 13
6.1 Koppelingshendel
101655-10
(Alle 125/150-modellen)
De koppelingshendel 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
101656-10
(Alle 250/300-modellen)
De koppelingshendel 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
101657-10
De remhendel 1 bevindt zich aan de rechterzijde van het stuur.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
101658-10
De gashendel 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop
101659-10
De stopknop 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Stopknop in uitgangspositie – In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
• Stopknop ingedrukt – In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.5 E-starterknop (250/300 XC)
101660-10
De e-starterknop 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• E-starterknop in de uitgangspositie
• E-starterknop ingedrukt – In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6.6 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
101661-10
(Alle SX-modellen)
– Tankdop 1 tegen de klok in draaien en naar boven toe verwijderen.
101663-10
(Alle XC modellen)
– Ontgrendelknop 1 indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven
toe verwijderen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.7 Tankdop sluiten
101662-10
(Alle SX-modellen)
– Tankdop 1 erop zetten en met de klok mee draaien tot de brandstoftank goed
gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2 zonder knikken leggen.
101664-10
(Alle XC modellen)
– Tankdop 1 erop zetten en met de klok mee draaien tot de ontgrendelknop ver-
grendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2 zonder knikken leggen.
6.8 Brandstofkraan (Alle SX-modellen)
601185-10
De brandstofkraan bevindt zich aan de linkerzijde van de brandstoftank.
Met de draaigreep 1 aan de brandstofkraan kan men de brandstoftoevoer naar de car-
burateur openen of sluiten.
Mogelijke toestanden
• Brandstoftoevoer gesloten OFF – Er kan geen brandstof van de brandstoftank naar
de carburateur stromen.
• Brandstoftoevoer geopend ON – Er kan brandstof van de brandstoftank naar de
carburateur stromen. De brandstof in de brandstoftank wordt geheel verbruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 16
6.9 Brandstofkraan (Alle XC modellen)
601157-11
De brandstofkraan bevindt zich aan de linkerzijde van de brandstoftank.
Met de draaigreep 1 aan de brandstofkraan kan men de brandstoftoevoer naar de car-
burateur openen of sluiten.
Mogelijke toestanden
• Brandstoftoevoer gesloten OFF – Er kan geen brandstof van de brandstoftank naar
de carburateur stromen.
• Brandstoftoevoer geopend ON – Er kan brandstof van de brandstoftank naar de car-
burateur stromen. De brandstof in de brandstoftank wordt tot de reserve verbruikt.
• Toevoer brandstofreserve open RES – Er kan brandstof van de brandstoftank naar
de carburateur stromen. De brandstof in de brandstoftank wordt geheel verbruikt.
6.10 Choke
B00004-10
De chokeknop 1 is aan de linkerzijde van de carburateur aangebracht.
Wanneer de chokefunctie is geactiveerd wordt in de carburateur een opening vrijgege-
ven, waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen. Daardoor ontstaat er een rijker
brandstof-luchtmengsel dat bij een koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd zijn.
Mogelijke toestanden
• Chokefunctie geactiveerd – Chokeknop is tot de aanslag uitgetrokken.
• Chokefunctie gedeactiveerd – Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.
6.11 Versnellingshendel
101665-10
De versnellingshendel 1 is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.
101666-10
(Alle 125/150-modellen, Alle XC modellen)
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 17
101667-10
(250 SX EU, 250 SX USA)
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.12 Kickstarter
101734-10
De kickstarter 1 is aan de rechterzijde van de motor aangebracht. De bovenste deel
kan worden gezwenkt.
6.13 Rempedaal
B00007-10
Het rempedaal 1 bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.14 Plug-in standaard (Alle SX-modellen)
101668-10
De opname voor de plug-in standaard 1 is de linkerzijde van de steekas.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motorfiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
6.15 Zijstandaard (Alle XC modellen)
800211-10
De zijstandaard 1 bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 18
800212-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard 1 worden opgeklapt en met de rubber-
band 2 worden vastgezet.
7 INBEDRIJFNAME 19
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
– Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
– Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallen Beperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
– Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer-
baar worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Kritiek rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
– Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
– Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting
uitvallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag.
– Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
– Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
– Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
– Voordat u voor het eerst gaat rijden moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
– Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
– Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 63)
– Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 67)
–
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 71)
–
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 91)
– Wen eerst op een geschikt terrein aan de omgang met de motorfiets.
Info
Uw motorfiets is niet toegelaten voor het rijden op openbare wegen.
Geadviseerd wordt bij het rijden op het terrein iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assisteren.
– Probeer ook eens zo langzaam mogelijk en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
– Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
– Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
7 INBEDRIJFNAME 20
– Geen bagage meenemen.
– Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
– Spaakspanning controleren. ( pag. 78)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
– Motor inrijden. ( pag. 20)
7.2 Motor inrijden
– Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
– Vol gas geven vermijden!
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig
onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
–
Luchtfilterbak afdichten. x ( pag. 54)
–
Afdekking van de luchtfilterbak vastzetten. x ( pag. 54)
–
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x ( pag. 53)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
– Rubberen stuurcovers vastzetten. ( pag. 63)
– Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
– Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
– Rijden op droog zand. ( pag. 20)
– Rijden op nat zand. ( pag. 21)
– Rijden op natte en modderige circuits. ( pag. 22)
– Rijden bij hoge temperaturen en langzaam rijden. ( pag. 22)
– Rijden bij lage temperatuur of sneeuw. ( pag. 23)
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
600872-10
– Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
7 INBEDRIJFNAME 21
– Radiateurdop vervangen.
B00435-01
– Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (59006019000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
B00436-01
– Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (59006022000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
– Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
– Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 129)
– Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
– Radiateurlamellen reinigen.
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
– Wanneer regelmatig door zand wordt gereden – zuigers om de 10 rij-uren vervan-
gen.
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
600872-10
– Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
– Radiateurdop vervangen.
B00437-01
– Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
– Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
7 INBEDRIJFNAME 22
600868-01
– Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 129)
– Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
– Radiateurlamellen reinigen.
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
– Wanneer regelmatig door zand wordt gereden – zuigers om de 10 rij-uren vervan-
gen.
7.6 Voorbereidingen voor rijden op natte en modderige circuits
B00437-01
– Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
Montagehandleiding KTM PowerParts in acht nemen.
– Caburateurbesproeiing en instelling aanpassen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
– Staalkettingwiel monteren.
– Motorfiets reinigen. ( pag. 97)
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperaturen en langzaam rijden
600872-10
– Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
– Radiateurdop vervangen.
600868-01
– Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet, als de koppeling wegens een te lange secun-
daire overbrenging vaak moet worden bediend.
– Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 129)
– Radiateurlamellen reinigen.
7 INBEDRIJFNAME 23
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 84)
7.8 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of sneeuw
B00437-01
– Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
Montagehandleiding KTM PowerParts in acht nemen.
– Caburateurbesproeiing en instelling aanpassen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
8 RIJ-INSTRUCTIES 24
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
– Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 93)
– Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 68)
– Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 72)
– Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 69)
– Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 73)
– Controleren of het remsysteem werkt.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 84)
– Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 57)
– Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 59)
– Kettingspanning controleren. ( pag. 58)
– Toestand van de banden controleren. ( pag. 77)
– Bandenspanning controleren. ( pag. 78)
– Spaakspanning controleren. ( pag. 78)
– Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 43)
– Vorkpoten ontluchten. ( pag. 43)
– Luchtfilter controleren.
– Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
– Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controleren.
– Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motor Hoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
– Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ontvlambare stof-
fen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Stilstand van motorfiets van meer dan 1 week
–
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 90)
(Alle SX-modellen)
– Draaigreep 1 op de brandstofkraan in stand ON draaien. (afbeelding 601185-10 pag. 15)
Nu kan er brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
(Alle XC modellen)
– Draaigreep 1 op de brandstofkraan in stand ON draaien. (afbeelding 601157-11 pag. 16)
Nu kan er brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
– Motorfiets van standaard nemen.
– Versnelling in vrij schakelen.
Motor koud
– Chokeknop tot de aanslag uittrekken.
8 RIJ-INSTRUCTIES 25
(150 XC, alle SX modellen)
– Kickstarter krachtig en volledig intrappen.
Info
Geen gas geven.
(250/300 XC)
– E-starterknop indrukken of de kickstarter helemaal en krachtig intrappen.
Info
Geen gas geven.
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voor het rijden moet de plug-in standaard worden verwijderd.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband worden vastgezet.
– Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Terugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
– Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan
blokkeren.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een
geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
– Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppe-
lingshendel trekken, in de volgende versnelling zetten, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
– Als de chokefunctie is geactiveerd moet u deze deactiveren als de motor warm is.
– Na het bereiken van de maximale snelheid door het volledig opendraaien van de gashendel deze terugdraaien op ¾ gas. De snel-
heid vermindert nauwelijks, maar het brandstofgebruik wordt sterk verlaagd.
– Geef altijd slechts zoveel gas als de motor op dat moment kan verwerken – abrupt opendraaien van de gashendel verhoogt het ver-
bruik.
– Voor het terugschakelen van de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
– Koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog een
keer schakelen.
– De motor uitzetten als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
≥ 2 min
– Voorkom veelvuldig gebruik en langdurig slepen van de koppeling. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de motor en
het koelsysteem.
– Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en slepende koppeling.
8 RIJ-INSTRUCTIES 26
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Te sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
– De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
– Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
– Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
– Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
– Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij ook naar een lagere versnelling afhankelijk van de
snelheid.
– Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug, maar overbelast
de motor niet. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
– Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
– Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
– Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaal Beschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
– De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten als hij op de zijstandaard
staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
– Motorfiets afremmen.
– Versnelling in vrij schakelen.
– Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
(Alle SX-modellen)
– Draaigreep 1 op de brandstofkraan in stand OFF draaien. (afbeelding 601185-10 pag. 15)
(Alle XC modellen)
– Draaigreep 1 op de brandstofkraan in stand OFF draaien. (afbeelding 601157-11 pag. 16)
– Voertuig op zijstandaard zetten.
8 RIJ-INSTRUCTIES 27
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
– Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401475-01
– Motor uitzetten.
– Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
– Motor parkeren.
– Tankdop openen. ( pag. 14)
400382-10
– Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A 35 mm
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
7,5 l Superbrandstof loodvrij (98 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
( pag. 128) (125/150 SX)
Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie
(1:60) ( pag. 127) (250 SX EU,
250 SX USA)
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
10 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
( pag. 127) (150 XC USA)
Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
( pag. 127) (250/300 XC)
8 RIJ-INSTRUCTIES 28
Motorolie 2-takt ( pag. 127)
– Tankdop sluiten. ( pag. 15)
9 SERVICESCHEMA 29
9.1 Alle SX-modellen
9.1.1 Serviceschema
S10A S20A S30A
Transmissieolie verversen. x (125/150 SX)
• • •
Transmissieolie verversen. x (250 SX EU, 250 SX USA)
•
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 69) • • •
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 73) • • •
Remschijven controleren. ( pag. 67) • • •
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage. • • •
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 72) • • •
Afdichtingsmanchetten voetremcilinder vervangen. x
•
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 71) • • •
Frame en achterbrug controleren. x
• • •
Achterbruglagers controleren. x
•
Schokdemperbevestiging controleren. x
• • •
Kleine schakelservice uitvoeren. x
• • •
Grote schakelservice uitvoeren. x
•
Toestand van de banden controleren. ( pag. 77) • • •
Bandenspanning controleren. ( pag. 78) • • •
Wiellagers op speling controleren. x
• • •
Wielnaven controleren. x
• • •
Velgslag controleren. x
• • •
Spaakspanning controleren. ( pag. 78) • • •
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 59) • • •
Kettingspanning controleren. ( pag. 58) • • •
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk bewe-
gen. x
• • •
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 64) • • •
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 68) • • •
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 67) • • •
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 48) • • •
Zuiger vervangen en cilinder controleren. x
•
Zuiger vervangen en cilinder controleren. (bij zwaardere gebruiksomstandigheden) x
• • •
Bougie en bougiedop vervangen. x (125/150 SX)
• • •
Bougie en bougiedop vervangen. x (250 SX EU, 250 SX USA)
•
Inlaatmembraan controleren. x
• • •
Uitlaatregeling op goede werking en soepelheid controleren. x
•
Koppeling controleren. x
• • •
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging. x
• • •
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 83) • • •
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x
• • •
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling. • • •
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x ( pag. 53)
• • •
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. x ( pag. 55)
•
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
• • •
Stationair controleren. x
• • •
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. • • •
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
• • •
S10A: om de 10 uur rijden - komt overeen met ca. 70 liter brandstof / na iedere race
S20A: om de 20 uur rijden - komt overeen met ca. 140 liter brandstof
9 SERVICESCHEMA 30
S30A: om de 30 uur rijden - komt overeen met ca. 210 liter brandstof
9.1.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht)
S20N S40A J1A
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. x
•
Remvloeistof van de achterwielrem vervangen. x
•
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. x ( pag. 65)
•
Balhoofdlager smeren. x ( pag. 49)
•
Carburateurcomponenten controleren/instellen. x
• •
Schokdemperservice uitvoeren. x
• •
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. x
•
Overbrengingssysteem en versnelling controleren. x
•
Alle motorlagers vervangen. x
•
S20N: eenmalig na 20 uur rijden - komt overeen met ca. 140 liter brandstof
S40A: om de 40 uur rijden - komt overeen met ca. 280 liter brandstof
J1A: jaarlijks
9.2 Alle XC modellen
9.2.1 Serviceschema
S20A S40A
Accu controleren en laden. x (250/300 XC)
• •
Transmissieolie verversen. x
• •
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 69) • •
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 73) • •
Remschijven controleren. ( pag. 67) • •
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage. • •
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 72) • •
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 71) • •
Frame en achterbrug controleren. x
• •
Achterbruglagers controleren. x
•
Schokdemperbevestiging controleren. x
• •
Kleine schakelservice uitvoeren. x
• •
Toestand van de banden controleren. ( pag. 77) • •
Bandenspanning controleren. ( pag. 78) • •
Wiellagers op speling controleren. x
• •
Wielnaven controleren. x
• •
Velgslag controleren. x
• •
Spaakspanning controleren. ( pag. 78) • •
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 59) • •
Kettingspanning controleren. ( pag. 58) • •
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk bewegen. x
• •
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 64) • •
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 68) • •
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 67) • •
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 48) • •
Bougie en bougiedop vervangen. x
• •
Inlaatmembraan controleren. x
• •
Uitlaatregeling op goede werking en soepelheid controleren. x
•
Koppeling controleren. x
•
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, drainageslangen, ...) en manchetten controleren op scheu-
ren, dichtheid en correcte legging. x
• •
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 83) • •
9 SERVICESCHEMA 31
S20A S40A
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x
• •
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling. • •
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x ( pag. 53)
• •
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. x ( pag. 55)
• •
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
• •
Stationair controleren. x
• •
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. • •
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
• •
S20A: om de 20 uur rijden - komt overeen met ca. 140 liter brandstof
S40A: om de 40 uur rijden - komt overeen met ca. 280 liter brandstof / na iedere race
9.2.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht)
S40A S80A J1A
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. x
•
Remvloeistof van de achterwielrem vervangen. x
•
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. x ( pag. 65)
•
Balhoofdlager smeren. x ( pag. 49)
•
Carburateurcomponenten controleren/instellen. x
• •
Grote schakelservice uitvoeren. x
• •
Schokdemperservice uitvoeren. x
• •
Starttandwiel controleren. x (250/300 XC)
• •
Zuiger vervangen en cilinder controleren. x (150 XC USA)
• •
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. x
•
Overbrengingssysteem en versnelling controleren. x
•
Alle motorlagers vervangen. x
•
S40A: om de 40 uur rijden - komt overeen met ca. 280 liter brandstof
S80A: om de 80 uur rijden - komt overeen met ca. 560 liter brandstof / om de 40 uur rijden bij gebruik voor sportdoeleinden - komt
overeen met ca. 280 liter brandstof
J1A: jaarlijks
10 CHASSIS AFSTELLEN 32
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
– Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
– KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete veiligheidskleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 75… 85 kg
– Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
– Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
10.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.3 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
101727-10
– Stelschroef 1 met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 33
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed (125 SX EU, 150 SX EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping low speed (125 SX USA, 150 SX USA)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping low speed (250 SX EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping low speed (250 SX USA)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping low speed (150 XC USA)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping low speed (250/300 XC)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.4 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
101728-10
– Stelschroef 1 met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in terug-
draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 34
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed (125 SX EU, 150 SX EU)
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Ingaande demping high speed (125 SX USA, 150 SX USA)
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Ingaande demping high speed (250 SX EU)
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Ingaande demping high speed (250 SX USA)
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Ingaande demping high speed (150 XC USA)
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Ingaande demping high speed (250/300 XC)
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
101669-10
– Stelschroef 1 met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 35
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (125 SX EU, 150 SX EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (125 SX USA, 150 SX USA)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (250 SX EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (250 SX USA)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (150 XC USA)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (250/300 XC)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
400988-10
Hoofdwerk
– Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en een vast punt meten,
bijv. een markering aan de zijbekleding.
– Waarde als maat A noteren.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
10 CHASSIS AFSTELLEN 36
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren
400989-10
– Maat A achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 35)
– De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
– Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste punt.
– Waarde als maat B noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat A en B.
– Statische veerweg controleren.
Statische veerweg (125 SX EU,
150 SX EU)
30 mm
Statische veerweg (125 SX USA,
150 SX USA)
30 mm
Statische veerweg (250 SX EU) 30 mm
Statische veerweg (250 SX USA) 30 mm
Statische veerweg (150 XC USA) 30 mm
Statische veerweg (250/300 XC) 30 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
–
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. x ( pag. 37)
10.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
400990-10
– Maat A achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 35)
– Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige beschermende kleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteu-
nen) op de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
– Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achteras en het vaste
punt.
– Waarde als maat C noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A en C.
– Dynamische veerweg controleren.
Voorgeschreven waarde
Dynamische veerweg (125 SX EU,
150 SX EU)
90 mm
Dynamische veerweg (125 SX USA,
150 SX USA)
100 mm
Dynamische veerweg (250 SX EU) 90 mm
Dynamische veerweg (250 SX USA) 100 mm
Dynamische veerweg (150 XC USA) 100 mm
Dynamische veerweg (250/300 XC) 100 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
–
Dynamische veerweg instellen. x ( pag. 37)
10 CHASSIS AFSTELLEN 37
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning wijzigt moet u de momentele instelling noteren - bijv. de veerlengte meten.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
– Einddemper demonteren. ( pag. 54)
–
Schokdemper demonteren. x ( pag. 50)
– Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
401025-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 losdraaien.
– Stelring 2 draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T106S)
– Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
– Veer door het draaien van de stelring 2 op de aangegeven maat A spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning (125 SX EU,
150 SX EU)
9 mm
Veervoorspanning (125 SX USA,
150 SX USA)
12 mm
Veervoorspanning (250 SX EU) 8 mm
Veervoorspanning (250 SX USA) 12 mm
Veervoorspanning (150 XC USA) 12 mm
Veervoorspanning (250/300 XC) 12 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
– Schroef 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Nawerk
–
Schokdemper monteren. x ( pag. 51)
– Einddemper inbouwen. ( pag. 55)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
10.10 Dynamische veerweg instellen x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
– Einddemper demonteren. ( pag. 54)
–
Schokdemper demonteren. x ( pag. 50)
– Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
10 CHASSIS AFSTELLEN 38
B00292-10
Hoofdwerk
– Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (125 SX EU, 150 SX EU)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 48 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 51 N/mm
Veerconstante (125 SX USA, 150 SX USA)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 48 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 51 N/mm
Veerconstante (250 SX EU)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 51 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 57 N/mm
Veerconstante (250 SX USA)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 51 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 57 N/mm
Veerconstante (150 XC USA)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 48 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 51 N/mm
Veerconstante (250/300 XC)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 51 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 57 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Nawerk
–
Schokdemper monteren. x ( pag. 51)
– Einddemper inbouwen. ( pag. 55)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
– Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 36)
– Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 36)
– Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 34)
10.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
– Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdem-
per door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
– Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging aan voorvork en
frame te voorkomen.
10 CHASSIS AFSTELLEN 39
10.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
101275-10
– Stelschroeven 1 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven 1 bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de vorkpo-
ten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping (125 SX EU, 150 SX EU)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Ingaande demping (125 SX USA, 150 SX USA)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Ingaande demping (250 SX EU)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Ingaande demping (250 SX USA)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Ingaande demping (150 XC USA)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Ingaande demping (250/300 XC)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het inveren.
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
10 CHASSIS AFSTELLEN 40
B00295-10
– Beschermkappen 1 verwijderen.
– Stelschroeven 2 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven 2 bevinden zich aan het onderste uiteinde van de vorkpo-
ten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (125 SX EU, 150 SX EU)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping (125 SX USA, 150 SX USA)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping (250 SX EU)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping (250 SX USA)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping (150 XC USA)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping (250/300 XC)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
– Beschermkappen 1 monteren.
10.14 Stuurpositie
B00025-11
Aan de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een afstand A van elkaar.
Afstand boringen A 15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand B van het midden geplaatst.
Afstand boringen B 3,5 mm
Het stuur kan in vier verschillende posities worden gemonteerd. Daardoor is het moge-
lijk, het stuur in de voor de bestuurder meest aangename positie te zetten.
10 CHASSIS AFSTELLEN 41
10.15 Stuurpositie instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gebroken stuur.
– Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.
B00375-10
– Schroeven 1 verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur verwijderen en opzij-
leggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
– Schroeven 2 verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
– Stuuradapter in de gewenste positie zetten. Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243â„¢
Info
Stuuradapter links en rechts gelijkmatig positioneren.
– Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed zijn gelegd.
– Stuurklemmen positioneren. Schroeven 1 monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 42
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
101670-01
(Alle 125/150-modellen)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omval-
len.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
– Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (54829055000)
De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.
– Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
101671-01
(Alle 250/300-modellen)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omval-
len.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
– Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (54829055000)
De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.
– Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
101668-10
(Alle SX-modellen)
– Motorfiets van hefbok nemen.
– Hefbok verwijderen.
– Voor het neerzetten van de motorfiets de plug-in standaard 1 in de linkerzijde
van de steekas steken.
Info
Voor de rit de plug-in standaard verwijderen.
800211-10
(Alle XC modellen)
– Motorfiets van hefbok nemen.
– Hefbok verwijderen.
– Voor het neerzetten van de motorfiets de zijstandaard 1 met de voet op de
grond duwen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhoog worden geklapt en met
de rubberband vastgezet zijn.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 43
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
101672-10
Hoofdwerk
– Ontluchtingsschroeven 1 kort verwijderen.
Eventueel aanwezige overdruk verdwijnt uit de binnenruimte van de voorvork.
– Ontluchtingsschroeven monteren en vastdraaien.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
– Voorvorkprotector losmaken. ( pag. 43)
B00297-10
Hoofdwerk
– Vuilschraper 1 van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loopt
van de tijd kan er vuil achter de vuilschrapers terechtkomen. Wanneer dit
vuil niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen
met een remmenreiniger.
– Vuilschraper en de binnenpoot van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 130)
– Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
– Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
– Voorvorkprotector positioneren. ( pag. 44)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11.5 Voorvorkprotector losmaken
800197-11
– Schroeven 1 en klem verwijderen.
– Schroeven 2 aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector omlaag schuiven.
– Schroeven aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector omlaag schuiven.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 44
11.6 Voorvorkprotector positioneren
800197-10
– Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 1 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Remkabel positioneren. Klem opzetten, schroeven 2 monteren en vastdraaien.
– Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.7 Vorkpoten demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
–
Voorwiel uitbouwen. x ( pag. 75)
800191-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 verwijderen en klem eraf halen.
– Schroeven 2 verwijderen en remklauw eraf halen.
– Remklauw met remkabel spanningsloos opzij hangen.
101731-10
– Schroeven 3 losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
– Schroeven 4 losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten inbouwen x
101672-10
Hoofdwerk
– Vorkpoten positioneren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven 1 naar voren positioneren.
101731-11
– Schroeven 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
– Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat onder M8 12 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 45
800191-11
– Remklauw positioneren en schroeven 4 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243â„¢
– Remkabel positioneren. Klem opzetten, schroeven 5 monteren en vastdraaien.
Nawerk
–
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 75)
11.9 Voorvorkprotector demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
–
Voorwiel uitbouwen. x ( pag. 75)
–
Vorkpoten demonteren. x ( pag. 44)
B00306-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector naar boven toe ver-
wijderen.
– Schroeven aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector naar boven toe ver-
wijderen.
11.10 Voorvorkprotector monteren x
B00306-10
Hoofdwerk
– Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 1 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
–
Vorkpoten inbouwen. x ( pag. 44)
–
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 75)
11.11 Onderste kroonplaat demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
–
Voorwiel uitbouwen. x ( pag. 75)
–
Vorkpoten demonteren. x ( pag. 44)
– Startnummerbord demonteren. ( pag. 49)
– Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 49)
– Stuurcovers verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 46
101673-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 verwijderen.
– Schroef 2 verwijderen.
– Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzijleggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
101674-10
– Keerring 3 verwijderen. Afdichtring 4 verwijderen.
– Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
– Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.12 Onderste kroonplaat monteren x
401540-10
Hoofdwerk
– Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 130)
– Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
– Controleren of de balhoofdafdichting boven 1 correct is gepositioneerd.
– Afdichtring 2 en keerring 3 erop schuiven.
101678-10
– Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
– Schroef 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
101732-10
– Vorkpoten positioneren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven 5 naar voren positioneren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
101733-10
– Schroeven 6 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat onder M8 12 Nm
101676-10
– Schroef 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
101677-10
– Schroef 7 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243â„¢
101733-11
– Schroeven 8 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
800220-10
– Remklauw positioneren. Schroeven 9 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243â„¢
– Remkabel en klem positioneren. Schroeven bk monteren en vastdraaien.
Nawerk
– Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
– Spatbord vooraan monteren. ( pag. 50)
–
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 75)
– Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 48)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
– Startnummerbord inbouwen. ( pag. 49)
– Stuurcovers monteren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
11.13 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Onveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
– Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerhouders in
het frame.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
400738-11
Hoofdwerk
– Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij het balhoofd.
» Als er een voelbare speling optreedt:
–
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 48)
– Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als blokkeringen voelbaar zijn:
–
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 48)
– Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11.14 Speling balhoofdlager instellen x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
– Stuurcovers verwijderen.
101679-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 losdraaien. Schroef 2 verwijderen.
– Schroef 3 losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
– Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen, om spanning te
voorkomen.
– Schroeven 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
– Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243â„¢
Nawerk
– Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 48)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
– Stuurcovers monteren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
11.15 Balhoofdlager smeren x
800010-10
–
Onderste kroonplaat demonteren. x ( pag. 45)
–
Onderste kroonplaat monteren. x ( pag. 46)
11.16 Startnummerbord demonteren
101680-10
– Schroef 1 verwijderen en klem eraf halen.
– Schroef 2 verwijderen. Startnummerbord eraf halen.
11.17 Startnummerbord inbouwen
101681-10
– Startnummerbord positioneren. Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Info
Erop letten dat de uitsteeksels in het spatbord grijpen.
– Remkabel positioneren. Klem opzetten, schroef 2 monteren en vastdraaien.
11.18 Spatbord vooraan demonteren
Voorwerk
– Startnummerbord demonteren. ( pag. 49)
101724-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 en 2 verwijderen. Spatbord vooraan verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
11.19 Spatbord vooraan monteren
101724-10
Hoofdwerk
– Spatbord vooraan positioneren. Schroeven 1 en 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
– Startnummerbord inbouwen. ( pag. 49)
11.20 Schokdemper demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
– Einddemper demonteren. ( pag. 54)
101682-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 verwijderen.
– Schroef 2 verwijderen.
B00268-10
– Haakse hendel 3 naar achteren duwen.
– Verbindingshendel 4 omlaag duwen.
101729-10
– Schroef 5 verwijderen.
– Schokdemper naar boven toe verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
11.21 Schokdemper monteren x
101729-11
Hoofdwerk
– Schokdemper van boven af invoegen.
– Schokdemper positioneren.
– Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M10 60 Nm Loctite
®
2701
101682-11
– Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
– Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M14x1,5 80 Nm
– Schroef 3 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M10 60 Nm Loctite
®
2701
Nawerk
– Einddemper inbouwen. ( pag. 55)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11.22 Zadel verwijderen
101683-10
– Schroef 1 verwijderen. Het zadel achter optillen, naar achteren trekken en dan
naar boven toe verwijderen.
11.23 Zadel monteren
101730-01
– Zadel voor aan de flensbus van de brandstoftank vasthaken, achter neerlaten en
tegelijkertijd naar voren schuiven.
– Controleren of het zadel goed vastzit.
101683-10
– Schroef 1 voor de bevestiging van het zadel monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
11.24 Luchtfilterbakafdekking demonteren
101684-10
Voorwaarde
Afdekking van de luchtfilterbak is vastgezet.
– Schroeven 1 verwijderen.
101685-10
– Afdekking van de luchtfilterbak in bereik A naar de zijkant toe eraf trekken en naar
voren toe verwijderen.
11.25 Luchtfilterbakafdekking monteren
101686-10
– Afdekking van de luchtfilterbak in het achterste bereik A vasthaken en in het voor-
ste bereik B vergrendelen.
101684-10
Voorwaarde
Afdekking van de luchtfilterbak is vastgezet.
– Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef luchtfilterbakaf-
dekking
EJOT PT
®
K60x20-Z
3 Nm EJOT PT-schroef
(0017060204)
11.26 Luchtfilter demonteren x
Aanwijzing
Beschadiging van de motor Ongefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
– Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een
hogere slijtage tot gevolg.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
– Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 52)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
601196-10
Hoofdwerk
– Beugel van de luchtfilterhouder 1 onder losmaken en opzij zwenken. Luchtfilter
met luchtfilterhouder verwijderen.
– Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11.27 Luchtfilter inbouwen x
301262-10
Hoofdwerk
– Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
– Luchtfilter in bereik A invetten.
Duurzaam vet ( pag. 129)
601196-10
– Beide onderdelen samen inzetten, positioneren en met de beugel van de luchtfilter-
houder 1 vastzetten.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is kunnen stof en vuil in de
motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
– Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 52)
11.28 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
– Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 52)
–
Luchtfilter demonteren. x ( pag. 52)
B00325-01
Hoofdwerk
– Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 130)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
– Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 129)
– Luchtfilterbak reinigen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
– Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd en goed vastzitten.
Nawerk
–
Luchtfilter inbouwen. x ( pag. 53)
– Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 52)
11.29 Luchtfilterbakafdekking vastzetten x
Voorwerk
– Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 52)
C00229-10
Hoofdwerk
– Aan de markeringen A en B een gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
– Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 52)
11.30 Luchtfilterbak afdichten x
401527-10
– Luchtfilterbak in gemarkeerd bereik A afdichten.
11.31 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Het uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
– Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
800199-10
– Schroeven 1 verwijderen.
– Einddemper aan de rubbermof 2 van de uitlaatbocht trekken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 55
11.32 Einddemper inbouwen
800199-11
– Einddemper met de rubbermof 1 monteren.
– Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.33 Glasvezelvulling einddemper vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Het uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
– Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Het geluidsniveau wordt hoger en daarnaast verandert de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
– Einddemper demonteren. ( pag. 54)
401045-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 verwijderen. Binnenbuis 2 eruit trekken.
– Glasvezelvulling 3 van de binnenbuis trekken.
– Onderdelen die weer worden ingebouwd reinigen.
– Nieuwe glasvezelvulling 3 op de binnenbuis monteren.
– Buitenbuis 4 over binnenbuis met de nieuwe glasvezelvulling schuiven.
– Alle schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Nawerk
– Einddemper inbouwen. ( pag. 55)
11.34 Brandstoftank demonteren x
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 56
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
– Zadel verwijderen. ( pag. 51)
101687-10
Hoofdwerk
– Brandstofkraan sluiten.
– Brandstofslang eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof uitstromen.
– Schroeven 1 met flensbus verwijderen.
101688-10
– Schroef 2 met flensbus verwijderen.
– Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
101689-01
– Beide spoilers naar de zijkant toe van de radiateurbevestiging trekken en brandstof-
tank naar boven toe verwijderen.
11.35 Brandstoftank monteren x
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Voorwerk
– Zadel verwijderen. ( pag. 51)
–
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 55)
– Gaskabellegging controleren. ( pag. 61)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 57
101689-01
Hoofdwerk
– Brandstoftank positioneren en beide spoilers in de zijkant van de radiateurbevesti-
ging vasthaken.
– Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
101688-11
– Slang voor het ontluchten van de brandstoftank erop steken.
– Schroef 1 met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
101687-11
– Schroeven 2 met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Brandstofslang aansluiten.
Nawerk
– Zadel monteren. ( pag. 51)
11.36 Vervuiling ketting controleren
400678-01
– Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
– Ketting reinigen. ( pag. 57)
11.37 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Smeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
– Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 58
400725-01
– Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 129)
Kettingspray offroad ( pag. 129)
11.38 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
– Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
101690-10
Hoofdwerk
– Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven duwen en de ketting-
spanning A bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting 1 moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 55… 58 mm
» Als de kettingspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
– Kettingspanning instellen. ( pag. 58)
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11.39 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
– Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
– Kettingspanning controleren. ( pag. 58)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 59
101691-10
Hoofdwerk
– Moer 2 losdraaien.
– Moeren 3 losdraaien.
– Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 4 links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55… 58 mm
Stelschroeven 4 links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen B.
Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
– Moeren 3 vastdraaien.
– Controleren of de kettingspanners 5 tegen de stelschroeven 4 liggen.
– Moer 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners 5 kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11.40 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
400227-01
Hoofdwerk
– Versnelling in vrij schakelen.
– Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
–
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
400987-10
– Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht A trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
10… 15 kg
– De afstand B van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Maximale afstand B op het langste
punt van de ketting
272 mm
» Als de afstand B groter is dan de aangegeven maat:
–
Ketting vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moet ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel
en/of ketting-aandrijfwiel.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 60
800201-10
– Bovenste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
–
Bovenste glijblok vervangen. x
– Controleren of het bovenste glijblok goed vastzit.
» Als het bovenste glijblok loszit:
– Bovenste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glij-
blok
M6 6 Nm Loctite
®
243â„¢
800202-10
– Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
–
Onderste glijblok vervangen. x
– Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
– Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
400984-10
– De materiaaldikte A aan de onderkant van de kettinggeleiding meten.
Minimale afstand A op het laagste
punt
12 mm
» Als de afstand A kleiner is dan de aangegeven maat:
–
Kettinggeleiding vervangen. x
101692-01
– Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Wanneer de kettinggeleiding loszit:
– Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 61
11.41 Kettinggeleiding instellen x
101693-10
– Schroef 1 losdraaien. Schroef 2 verwijderen. Kettinggeleiding naar beneden zwen-
ken.
Voorwaarde
Aantal tanden kettingwiel: ≤ 44 tanden
– Flensbus 3 in boorgat A steken. Kettinggeleiding positioneren.
– Schroef 2 monteren en vastdraaien. Schroef 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Voorwaarde
Aantal tanden kettingwiel: ≥ 45 tanden
– Flensbus 3 in boorgat B steken. Kettinggeleiding positioneren.
– Schroef 2 monteren en vastdraaien. Schroef 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.42 Frame controleren x
800206-10
– Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking gescheurd of vervormd is:
–
Frame vervangen. x
Info
Een frame dat door een mechanisch krachtinwerking is beschadigd,
moet altijd worden vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden
gerepareerd.
11.43 Achterbrug controleren x
500285-01
– Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
–
Achterbrug vervangen. x
Info
Een beschadigde achterbrug moet altijd worden vervangen. KTM
staat niet toe dat de achterbrug wordt gerepareerd.
11.44 Gaskabellegging controleren
Voorwerk
– Zadel verwijderen. ( pag. 51)
–
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 55)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 62
101694-01
Hoofdwerk
(125/150 SX)
– Gaskabellegging controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, rechts langs het frame,
onder de brandstoftanklager naar de carburateur zijn gelegd.
» Wanneer de gaskabellegging niet voldoet aan de voorgeschreven waarde:
– Gaskabellegging corrigeren.
101695-01
(150 XC USA)
– Gaskabellegging controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, rechts langs het frame,
onder de brandstoftanklager naar de carburateur zijn gelegd.
» Wanneer de gaskabellegging niet voldoet aan de voorgeschreven waarde:
– Gaskabellegging corrigeren.
101696-01
(250 SX EU, 250 SX USA)
– Gaskabellegging controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, rechts langs het frame,
onder de brandstoftanklager naar de carburateur zijn gelegd.
» Wanneer de gaskabellegging niet voldoet aan de voorgeschreven waarde:
– Gaskabellegging corrigeren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 63
101697-01
(250/300 XC)
– Gaskabellegging controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, rechts langs het frame,
onder de brandstoftanklager naar de carburateur zijn gelegd.
» Wanneer de gaskabellegging niet voldoet aan de voorgeschreven waarde:
– Gaskabellegging corrigeren.
Nawerk
–
Brandstoftank monteren. x ( pag. 56)
– Zadel monteren. ( pag. 51)
11.45 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
– Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
– Rubberen stuurcovers vervangen en vastzetten.
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051) ( pag. 129)
11.46 Rubberen stuurcovers vastzetten
Voorwerk
– Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 63)
401198-01
Hoofdwerk
– Rubberen stuurcovers met borgdraad op twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De in elkaar gedraaide draadeinden wijzen van de handvlakken weg en zijn
naar de rubberen stuurcover gebogen.
11.47 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
101698-10
(Alle 125/150-modellen)
– Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1 aan de grootte
van de hand aanpassen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 64
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelings-
hendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelings-
hendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
101699-10
(Alle 250/300-modellen)
– Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1 aan de grootte
van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelings-
hendel dichter bij het stuur.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelings-
hendel verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.48 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten verslijten.
400245-10
(Alle 125/150-modellen)
– Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
– Vloeistofpeil controleren.
Afstand tussen vloeistofpeil en
bovenzijde reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Hydraulische olie (15) ( pag. 126)
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
101736-10
(Alle 250/300-modellen)
– Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
– Vloeistofpeil controleren.
Afstand tussen vloeistofpeil en
bovenzijde reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 127)
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 65
11.49 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
400245-10
(Alle 125/150-modellen)
– Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
101725-10
– Ontluchtingsspuit 4 vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Hydraulische olie (15) ( pag. 126)
– De ontluchtingsschroef 5 van de koppelingsactuator verwijderen en ontluch-
tingsspuit 4 monteren.
400247-10
– Vervolgens spuit u zolang vloeistof in het systeem totdat het er door de
boring 6 van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
– Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzui-
gen zodat deze niet overloopt.
– Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
– Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant
reservoir
4 mm
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
101736-10
(250 SX EU, 250 SX USA)
– Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
101726-10
– Ontluchtingsspuit 4 vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 127)
– De ontluchtingsschroef 5 van de koppelingsactuator verwijderen en ontluch-
tingsspuit 4 monteren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 66
101735-10
– Vervolgens spuit u zolang vloeistof in het systeem totdat het er door de
boring 6 van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
– Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzui-
gen zodat deze niet overloopt.
– Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
– Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant
reservoir
4 mm
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
101736-10
(250/300 XC)
– Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
800215-10
– Ontluchtingsspuit 4 vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 127)
– De ontluchtingsschroef 5 van de koppelingsactuator verwijderen en ontluch-
tingsspuit 4 monteren.
101735-10
– Vervolgens spuit u zolang vloeistof in het systeem totdat het er door de
boring 6 van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
– Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzui-
gen zodat deze niet overloopt.
– Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
– Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant
reservoir
4 mm
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
12 REMSYSTEEM 67
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voor-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
101700-10
– Remhendel naar voren duwen en vrije slag A controleren.
Vrije slag remhendel ≥ 3 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
– Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 67)
12.2 Uitgangspositie remhendel instellen
101701-10
– Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 67)
– Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1 aan de grootte van de
hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de remhendel ver-
der van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de remhendel dich-
ter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
– Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400257-10
– Bij de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van
de remschijf overeenkomt met maat A.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de remschijf dunner is dan de voorgeschreven waarde:
– Remschijf vervangen.
– Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheurvorming en vervor-
ming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
– Remschijf vervangen.
12 REMSYSTEEM 68
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
101702-10
– Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
– Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Wanneer het remvloeistofpeil onder de MIN‑markering is gedaald:
–
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 68)
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
12 REMSYSTEEM 69
600706-10
– Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
– Remvloeistof tot maat A vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 127)
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remplaketten.
– Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
101752-10
– Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A ≥ 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
–
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 69)
– Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
–
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 69)
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
12 REMSYSTEEM 70
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
– In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
100395-10
– Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
– Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuigers terug te
duwen. Erop letten, dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet
tegen de spaken wordt geduwd.
101737-10
– Veerstekker 4 verwijderen, bout 5 eruit draaien en remplaketten verwijderen.
– Remklauw en remklauwhouder reinigen.
100397-01
– Controleren of het veerplaatje 6 in de remklauw en de glijplaat 7 in de remklauw-
houder goed vastzitten.
101738-01
– Remplaketten plaatsen, bout erin steken en veerstekker monteren.
– Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
12 REMSYSTEEM 71
100399-10
– Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 127)
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
B00028-10
– Veer 1 uithangen.
– Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag A controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
–
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 71)
– Veer 1 inhangen.
12.9 Uitgangspositie rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
101703-10
– Veer 1 uithangen.
– Moer 4 losdraaien en met drukstang 5 terugdraaien totdat de maximale vrije slag
is bereikt.
– Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer 2
losmaken en schroef 3 draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
– Drukstang 5 zoveel draaien tot de vrije slag A bereikt is. Eventueel uitgangspositie
van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
– Schroef 3 tegenhouden en moer 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
– Drukstang 5 tegenhouden en moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
– Veer 1 inhangen.
12 REMSYSTEEM 72
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
800205-10
– Voertuig verticaal zetten.
– Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als in het kijkglas 1 een luchtbel te zien is:
–
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 72)
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
101704-10
– Voertuig verticaal zetten.
– Schroefdop 1 met membraan 2 en keerring verwijderen.
– Remvloeistof tot markering A vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 127)
– Schroefdop met membraan en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12 REMSYSTEEM 73
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remplaketten.
– Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
101739-10
– Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A ≥ 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
–
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 73)
– Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
–
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 73)
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen x
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
101705-10
– Voertuig rechtop zetten.
– Schroefdop 1 met membraan 2 en keerring verwijderen.
101740-10
– Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuigers terug te duwen
en erop letten, dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
– Veerstekker 3 verwijderen, bout 4 eruit draaien en remplaketten verwijderen.
12 REMSYSTEEM 74
– Remklauw en remklauwhouder reinigen.
101741-10
– Controleren of het veerplaatje 5 in de remklauw en de glijplaat 6 goed op de rem-
klauwhouder zitten.
Info
De pijl op het veerplaatje wijst in de draairichting van de remschijf.
101742-10
– Remplaketten erin zetten, bout 4 plaatsen en veerstekker 3 monteren.
Info
Erop letten dat de ontkoppelingsplaat 7 aan de remplaket aan de zuiger-
zijde gemonteerd is.
– Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
101704-10
– Remvloeistofpeil corrigeren tot markering A.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 127)
– Schroefdop 1 met membraan 2 en keerring monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 WIELEN, BANDEN 75
13.1 Voorwiel uitbouwen x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
101743-10
Hoofdwerk
– Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers terug te duwen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet
tegen de spaken worden geduwd.
101744-10
– Schroef 1 verwijderen.
– Schroeven 2 losdraaien.
B00303-10
– Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken bij gedemonteerd voorwiel.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
101745-10
– Afstandsbussen 3 verwijderen.
13.2 Voorwiel inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
101745-11
– Wiellager op beschadiging en slijtage controleren.
» Wanneer de wiellager beschadigd en/of versleten is:
–
Wiellager vervangen. x
– Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 129)
– Afstandsbussen inzetten.
13 WIELEN, BANDEN 76
101744-11
– Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas inzetten.
– Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
– Remhendel meerdere keren schakelen tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen.
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
– Voorwielrem schakelen en voorvork enkele keren krachtig inveren, zodat de vorkpo-
ten uitlijnen.
– Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
101706-10
Hoofdwerk
– Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger terug te duwen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
– Moer 1 verwijderen.
– Kettingspanner 2 verwijderen. Steekas 3 alleen zo ver eruit trekken, dat het ach-
terwiel naar voren kan worden geschoven.
– Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
– Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
101707-10
– Afstandsbussen 4 verwijderen.
13.4 Achterwiel inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
13 WIELEN, BANDEN 77
101709-10
Hoofdwerk
– Wiellager op beschadiging en slijtage controleren.
» Wanneer de wiellager beschadigd en/of versleten is:
–
Wiellager vervangen. x
– Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 129)
– Afstandsbussen inzetten.
101708-10
– Achterwiel in de achterbrug opkrikken, positioneren en steekas 2 inzetten.
– Ketting erop leggen.
101710-10
– Kettingspanner 3 positioneren. Moer 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
– Controleren of de kettingspanners 3 tegen de stelschroeven 5 liggen.
– Kettingspanning controleren. ( pag. 58)
– Moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners 3 kunnen 180° worden gedraaid.
– Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
13.5 Toestand banden controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Anderen banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de voor- en achterband moeten altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
– Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rij-
den in de banden zijn gaan zitten en op andere beschadigingen.
» Als er voorwerpen in de banden zijn gaan zitten, insnijdingen of andere bescha-
digingen zijn:
– Banden vervangen.
– Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
13 WIELEN, BANDEN 78
Minimale profieldiepte ≥ 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
– Banden vervangen.
– Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat normaliter in het bandopschrift en
wordt gekenmerkt door de laatste vier cijfers van het DOT kenmerk. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van de productie en de laatste twee cij-
fers op het productiejaar.
KTM adviseert de banden uiterlijk na 5 jaar te vervangen onafhankelijk van
de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan 5 jaar:
– Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
– Ventieldopje verwijderen.
– Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
– Bandenspanning corrigeren.
– Ventieldopje monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
– Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak komt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
400694-01
– Met de steel van een schroevendraaier kort op iedere spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de lengte en diameter van de spaak.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en dikte te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Als de spaakspanning verschilt:
–
Spaakspanning corrigeren. x
– Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 5… 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 5… 6 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
14 ELEKTRONICA 79
14.1 Accu demonteren x (250/300 XC)
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Accuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
– Houd accu's buiten bereik van kinderen.
– Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
– Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
– Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
– Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
Voorwerk
– Alle verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
– Zadel verwijderen. ( pag. 51)
101711-10
Hoofdwerk
– Minkabel 1 van de accu loshalen.
– Pluspoolafdekking 2 terugtrekken en pluskabel van de accu loshalen.
– Rubberband 3 beneden losmaken.
– Accu naar boven toe verwijderen.
14.2 Accu monteren x (250/300 XC)
101712-10
Hoofdwerk
– Accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen.
Accu (YTX4L-BS) ( pag. 118)
– Rubberband 1 vasthaken.
– Pluskabel 2 en minkabel 3 aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Info
De contactringen A moeten tussen de schroeven 4 en kabelschoenen 5
met de klauwen omlaag worden gemonteerd.
– Pluspoolafdekking 6 over de pluspool schuiven.
Nawerk
– Zadel monteren. ( pag. 51)
14.3 Accu laden x (250/300 XC)
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Accuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
– Houd accu's buiten bereik van kinderen.
– Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
– Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
– Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
– Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
14 ELEKTRONICA 80
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Onderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
– Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. De accu afgeven bij uw KTM-
distributeur of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor
verliest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in ontladen toestand treedt er diepontlading en sulftatie op, dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
– Alle verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
– Zadel verwijderen. ( pag. 51)
– Minkabel van de accu loshalen om beschadiging van de boordelektronica te voorko-
men.
400240-10
Hoofdwerk
– Acculader vastklemmen de accu. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu
en dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel 1 nooit verwijderen.
Accu met maximaal 10 % van de capaciteit laden, die op het accuhuis 2 is
aangegeven.
– Acculader na het laden uitschakelen. Accu vastklemmen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
De accu regelmatig bijladen als de
motorfiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
– Zadel monteren. ( pag. 51)
14.4 Hoofdzekering vervangen (250/300 XC)
Waarschuwing
Gevaar voor brand Door het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
– Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig beveiligd. Deze bevindt zich in het startrelaishuis onder
het luchtfilterbakafdekking.
Voorwerk
– Alle verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
– Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 52)
14 ELEKTRONICA 81
101395-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 verwijderen.
101396-10
– Achterbekleding 2 iets optillen en startrelais 3 van de houder trekken.
101397-10
– Beschermkappen 4 verwijderen.
– Defect hoofdzekering 5 verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 6.
– Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109110)
– Controleren of de elektrische installatie werkt.
Tip
Nieuwe reservezekering plaatsen, zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
– Beschermkappen erop steken.
– Startrelais op de houder steken en kabel leggen.
– Achterbekleding positioneren. Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
– Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 52)
15 KOELSYSTEEM 82
15.1 Koelsysteem
101746-10
(Alle 125/150-modellen)
Door de waterpomp 1 in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koel-
middel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een
klep in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toe-
gestaan zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen
de koelwerking.
101747-10
(Alle 250/300-modellen)
Door de waterpomp 1 in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koel-
middel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een
klep in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toe-
gestaan zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen
de koelwerking.
15.2 Radiateurafdekking (Alle SX-modellen)
101748-10
De radiateurafdekking wordt vóór de linker radiateur, tussen radiateurbescherming en
radiateur, gemonteerd.
Door de radiateurafdekking wordt de koelmiddeltemperatuur in het optimale bereik
gehouden.
Koelmiddeltemperatuur 65… 70 °C
401055-10
De radiateurafdekking wordt afhankelijk van de omgevingstemperatuur vóór de linker
radiateur gemonteerd.
Radiateurafdekking 1 zon-
der inkerving
< 7 °C
Radiateurafdekking 2 met
inkerving
7… 16 °C
Zonder radiateurafdekking > 16 °C
Info
Niet beide radiateurafdekkingen tegelijkertijd gebruiken!
15.3 Radiateurafdekking demonteren (Alle SX-modellen)
Voorwerk
– Zadel verwijderen. ( pag. 51)
–
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 55)
101749-10
Hoofdwerk
– Radiateurbescherming 1 van de montagepunten 2 losmaken en verwijderen. Radi-
ateurafdekking 3 verwijderen.
15 KOELSYSTEEM 83
101750-10
– Radiateurbescherming aan de uitsteeksels 4 vasthaken. Montagepunten 2 aan de
radiateur vasthaken.
Nawerk
–
Brandstoftank monteren. x ( pag. 56)
– Zadel monteren. ( pag. 51)
15.4 Radiateurafdekking monteren (Alle SX-modellen)
Voorwerk
– Zadel verwijderen. ( pag. 51)
–
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 55)
101751-10
Hoofdwerk
– Radiateurbescherming 1 van de montagepunten 2 losmaken en verwijderen.
101749-11
– De juiste radiateurafdekking 3 positioneren en radiateurbescherming aan de uit-
steeksels 4 vasthaken. Montagepunten 2 aan de radiateur vasthaken.
Nawerk
–
Brandstoftank monteren. x ( pag. 56)
– Zadel monteren. ( pag. 51)
15.5 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
15 KOELSYSTEEM 84
400243-10
– Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
– Radiateurdop eraf halen.
– Antivries van het koelmiddel controleren.
−25… −45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
– Antivries van het koelmiddel corrigeren.
– Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil A boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 126)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 126)
– Radiateurdop monteren.
15.6 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
– Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
– Radiateurdop eraf halen.
– Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil A boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 126)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 126)
– Radiateurdop monteren.
15 KOELSYSTEEM 85
15.7 Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
– Motorfiets rechtop zetten.
– Geschikte bak onder het waterpompdeksel klaarzetten.
101746-10
(Alle 125/150-modellen)
– Schroef 1 verwijderen. Radiateurdop 2 verwijderen.
– Koelmiddel volledig laten uitlopen.
– Schroef 1 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm
101747-10
(Alle 250/300-modellen)
– Schroef 1 verwijderen. Radiateurdop 2 verwijderen.
– Koelmiddel volledig laten uitlopen.
– Schroef 1 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm
15.8 Koelmiddel vullen x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
B00071-10
(Alle 125/150-modellen)
– Controleren of schroef 1 met het juiste moment is vastgedraaid.
15 KOELSYSTEEM 86
B00072-10
(Alle 250/300-modellen)
– Controleren of schroef 1 met het juiste moment is vastgedraaid.
101713-10
– Motorfiets rechtop zetten.
– Radiateur volledig met koelmiddel vullen.
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 126)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
( pag. 126)
– Radiateurdop 2 monteren.
– Motor laten warm draaien.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 84)
16 MOTOR AFSTELLEN 87
16.1 Gaskabelspeling controleren
400192-10
– Controleren of de gashendel soepel beweegt.
– Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de speling
van de gaskabel bepalen.
Speling gaskabel 2… 3 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
–
Gaskabelspeling instellen. x ( pag. 87)
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
–
Gaskabelspeling instellen. x ( pag. 87)
16.2 Gaskabelspeling instellen x
101720-10
Hoofdwerk
– Stuur in rechtuitstand zetten.
– Manchet 1 naar achteren schuiven.
– Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef 2 tot de aanslag is ingescho-
ven.
– Moer 3 losdraaien.
400192-11
– Stelschroef 2 zo draaien dat bij de gashendel de gaskabelspeling A aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 2… 3 mm
– Moer 3 vastdraaien.
– Manchet 1 erop schuiven.
Nawerk
– Controleren of de gashendel soepel beweegt.
16.3 Carburateur - stationair
B00048-11
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het startgedrag, een
stabiele stationair en de response bij het gas geven. Dat betekent dat een motor met
een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met een verkeerde
stationaire afstelling.
Info
De carburateur en de componenten ervan zijn door de trillingen van de motor
onderhevig aan verhoogde slijtage. Slijtage kan leiden tot een verkeerde wer-
king.
De fabrieksinstelling van de carburateur komt overeen met de volgende waarden.
(125/150 SX)
Hoogte boven NAP 500 m
16 MOTOR AFSTELLEN 88
Omgevingstemperatuur 20 °C
Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
( pag. 128)
(150 XC USA)
Hoogte boven NAP 500 m
Omgevingstemperatuur 20 °C
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
( pag. 127)
(Alle 250/300-modellen)
Hoogte boven NAP 500 m
Omgevingstemperatuur 20 °C
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
( pag. 127)
Het stationaire toerental wordt ingesteld met de stelschroef 1.
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef voor de stationaire lucht-
hoeveelheid 2.
500282-01
Stationair bereik A
Rijden met gesloten gasschuif. Dit bereik wordt beïnvloedt door de stelschroef 1 en de
regelschroef 2 voor de stationaire luchthoeveelheid.
Overgangsbereik B
Gedrag van de motor bij openen van de gasschuif. Dit bereik wordt beïnvloedt door de
stationaire sproeier en de vorm van de gasschuif.
Als de motor, ondanks een goed afgestelde stationair en deellast, bij het openen van de
gasschuif stotterend en met sterke rookontwikkeling start en als het volledige vermogen
bij hoog toerental plotseling wordt bereikt, dan is de carburateur te rijk geregeld, het
vlotterniveau te hoog of lekt de vlotternaaldklep.
Deellastbereik C
Rijden met gedeeltelijk geopende gasschuif. Dit bereik wordt beïnvloed door de sproei-
ernaald (vorm en positie). In het onderste bereik beïnvloedt de stationaire afstelling de
motorafstelling en in het bovenste bereik de hoofdsproeier.
Als de motor bij versnelling met gedeeltelijk geopende gasschuif, alleen met stotterend
vermogen draait, moet de sproeiernaald een inkeping lager worden gezet. Als de motor
in het bijzonder pingelt bij versnellingen, waarbij de motor in het toerentalbereik van
het volledige vermogen komt, moet de sproeiernaald hoger worden gezet. Als de hierbo-
ven beschreven verschijnselen optreden bij stationair toerental of net daarboven, moet
bij stotterende vermogensafgifte het stationaire systeem armer worden geregeld en bij
pingelen rijker.
Vollastbereik D
Rijden met open gasschuif (volgas). Dit bereik wordt beïnvloed door de hoofdsproeier
en de sproeiernaald.
Als de isolator van een nieuwe bougie na een korte rit op volgas zeer licht of wit is of
als de motor pingelt, moet er een grotere hoofdsproeier worden geplaatst. Als de isola-
tor donkerbruin of verroest is, moet er een kleinere hoofdsproeier worden geplaatst.
16.4 Carburateur - stationair afstellen x
B00048-11
– Regelschroef voor stationaire lucht 2 tot de aanslag indraaien en op de aangegeven
basisinstelling draaien.
16 MOTOR AFSTELLEN 89
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht (125 SX EU, 125 SX USA)
open 1,5 omwentelingen
Regelschroef stationaire lucht (150 SX EU, 150 SX USA)
open 2 omwentelingen
Regelschroef stationaire lucht (150 XC USA)
open 1,5 omwentelingen
Regelschroef stationaire lucht (250 SX EU, 250 SX USA)
open 2 omwentelingen
Regelschroef stationaire lucht (250 XC EU/USA)
open 1,5 omwentelingen
Regelschroef stationaire lucht (300 XC EU/USA)
open 2 omwentelingen
– Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Tijd voor warmrijden ≥ 5 min
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Met de stelschroef 1 het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd – Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.
( pag. 16)
Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min
– Regelschroef voor stationaire lucht 2 langzaam met de klok mee draaien tot het
stationaire toerental begint te dalen.
– Deze stand onthouden en de regelschroef voor stationaire lucht nu langzaam tegen
de klok in draaien tot het stationaire toerental weer daalt.
– Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire toerental instellen.
Info
Als daarbij het toerental sterk stijgt moet het stationaire toerental weer wor-
den verlaagd tot het normale niveau en de hiervoor genoemde stappen nog
een keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend resultaat wordt
bereikt kan dat liggen aan een verkeerd gedimensioneerde stationaire
sproeier.
Als de regelschroef voor stationaire lucht tot de aanslag is gedraaid en het
toerental niet verandert moet een kleinere stationaire sproeier worden inge-
zet.
Na het vervangen van de sproeier moeten het instellen weer van voren af
aan worden herhaald.
Bij grote schommelingen van de buitentemperatuur en extreme hoogtever-
schillen moet de stationair opnieuw worden afgesteld.
16 MOTOR AFSTELLEN 90
16.5 Vlotterkamer carburateur aftappen x
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
Voorwerk
(Alle SX-modellen)
– Draaigreep 1 op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding 601185-10 pag. 15)
Er stroomt geen brandstof van de brandstoftank naar de carburateur.
(Alle XC modellen)
– Draaigreep 1 op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding 601157-11 pag. 16)
Er stroomt geen brandstof van de brandstoftank naar de carburateur.
101714-10
Hoofdwerk
– Een doek onder de carburateur leggen, zodat de uitstromende brandstof wordt
opgevangen.
– Sluitschroef 1 verwijderen.
– Brandstof volledig laten uitlopen.
– Sluitschroef monteren en vastdraaien.
16.6 Steekverbinding ontstekingscurve
101715-10
De steekverbinding 1 bevindt zich voor de brandstoftank aan de linkerkant van het
frame.
Mogelijke toestanden
• Soft – De steekverbinding is losgekoppeld; er wordt een beter rijbaarheid bereikt.
• Performance – De steekverbinding is verbonden; er wordt een hoger vermogen
bereikt.
16 MOTOR AFSTELLEN 91
16.7 Ontstekingscurve wijzigen
Ontstekingscurve omschakelen van performance naar soft.
– Steekverbinding 1 loskoppelen. (afbeelding 101715-10 pag. 90)
Soft – Betere rijbaarheid
Ontstekingscurve omschakelen van soft naar performance.
– Steekverbinding 1 verbinden. (afbeelding 101715-10 pag. 90)
Performance – Meer vermogen
16.8 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
400692-10
– In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
–
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 91)
16.9 Uitgangspositie versnellingshendel instellen x
B00065-10
– Schroef 1 verwijderen en versnellingshendel 2 eraf halen.
B00066-10
– Tanden A van versnellingshendel en schakelas reinigen.
– Versnellingshendel in de gewenste stand op de schakelas steken en de tanden laten
grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
– Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243â„¢
16.10 Motorkarakteristiek - hulpveer (Alle 250/300-modellen)
B00056-10
De hulpveer bevindt aan de rechterzijde van de motor onder het waterpompdeksel.
Mogelijke toestanden
• Hulpveer met gele markering – In de aflevertoestand gemonteerde hulpveer met
gemiddelde afstelling (standaard) voor een goede rijbaarheid.
• Hulpveer met groene markering – Meegeleverde hulpveren voor een nog zachter
vermogensgebruik.
• Hulpveer met rode markering – Meegeleverde hulpveren voor een nog agressiever
vermogensgebruik.
Door verschillende veersterktes van de hulpveren 1 kan de motorkarakteristiek worden
gewijzigd.
16 MOTOR AFSTELLEN 92
16.11 Motorkarakteristiek – hulpveer instellen x (Alle 250/300-modellen)
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
– Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Voorwerk
– Motorfiets ca. 45º naar links neigen en in deze positie beveiligen tegen omvallen.
B00057-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 verwijderen.
B00056-11
– Sluitdop 2, stelveer 3, hulpveer 4 en veerinzet 5 uit het koppelingsdeksel ver-
wijderen.
– Beide veren uit veerinzet trekken.
B00058-10
– Gewenste hulpveer 4 en stelveer 3 monteren en samen zo in het koppelingsdeksel
schuiven.
Hulpveer met gele markering (54637072300)
Hulpveer met groene markering (54837072100)
Hulpveer met rode markering (54837072000)
De uitsparing in de veerinzet 5 grijpt in de haakse hendel.
Info
De schroef 6 mag in geen geval worden verdraaid, omdat anders de motor-
karakteristiek slechter wordt.
– Keerring in sluitdop controleren.
– Sluitdop positioneren.
– Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef uitlaatbesturingdeksel M5 6 Nm
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 93
17.1 Transmissieoliepeil controleren
Info
Het transmissieoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
– Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
101716-10
Hoofdwerk
(Alle 125/150-modellen)
– Schroef transmissieoliepeilcontrole 1 verwijderen.
– Transmissieoliepeil controleren.
Een geringe hoeveelheid transmissieolie moet uit de opening stromen.
» Wanneer er geen transmissieolie uitstroomt:
–
Transmissieolie bijvullen. x ( pag. 95)
– Schroef transmissieoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
B00050-10
(Alle 250/300-modellen)
– Schroef transmissieoliepeilcontrole 1 verwijderen.
– Transmissieoliepeil controleren.
Een geringe hoeveelheid transmissieolie moet uit de opening stromen.
» Wanneer er geen transmissieolie uitstroomt:
–
Transmissieolie bijvullen. x ( pag. 95)
– Schroef transmissieoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
17.2 Transmissieolie verversen x
400721-01
–
Transmissieolie aftappen. x ( pag. 94)
400722-01
–
Transmissieolie vullen. x ( pag. 95)
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 94
17.3 Transmissieolie aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Tijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water hou-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De transmissieolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voorwerk
– Motorfiets op horizontale ondergrond zetten.
– Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
101717-10
Hoofdwerk
(Alle 125/150-modellen)
– Aftapschroef voor transmissieolie met magneet 1 verwijderen.
– Aftapschroef voor transmissieolie 2 verwijderen.
– Transmissieolie volledig laten uitlopen.
– Aftapschroeven voor transmissieolie grondig reinigen.
– Afdichtvlak aan motor reinigen.
– Aftapschroef voor transmissieolie met magneet 1 en pakking monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef transmissieolie met
magneet
M12x1,5 20 Nm
– Aftapschroef voor transmissieolie 2 met pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef transmissieolie M10x1 15 Nm
101718-10
(Alle 250/300-modellen)
– Aftapschroef voor transmissieolie met magneet 1 verwijderen.
– Transmissieolie volledig laten uitlopen.
– Aftapschroef voor transmissieolie met magneet grondig reinigen.
– Afdichtvlak aan motor reinigen.
– Aftapschroef voor transmissieolie met magneet 1 en pakking monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef transmissieolie met
magneet
M12x1,5 20 Nm
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 95
17.4 Transmissieolie vullen x
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de aandrijving.
101719-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 verwijderen en transmissieolie vullen.
Transmissieolie
(Alle 125/150-
modellen)
0,70 l Motorolie (15W/50) ( pag. 126)
Transmissieolie
(Alle 250/300-
modellen)
0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 126)
– Schroefverbinding monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
– Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 93)
17.5 Transmissieolie bijvullen x
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnellingsbak.
Het transmissieoliepeil moet bij koude motor worden bijgevuld.
Voorwerk
– Motorfiets op horizontale ondergrond zetten.
101716-10
Hoofdwerk
(Alle 125/150-modellen)
– Schroef transmissieoliepeilcontrole 1 verwijderen.
B00050-10
(Alle 250/300-modellen)
– Schroef transmissieoliepeilcontrole 1 verwijderen.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 96
101719-11
– Schroef 2 verwijderen.
– Transmissieolie vullen totdat de olie uit de opening van de schroef transmissieolie-
peilcontrole stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 126)
– Schroef transmissieoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/150-modellen)
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
(Alle 250/300-modellen)
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
– Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Nawerk
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Motor starten en controleren op lekkage.
18 REINIGING, ONDERHOUD 97
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schade Beschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
– Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers,
bowdenkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component
aanhouden. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Directe blootstelling aan zonnestralen van de motorfiets tijdens het reinigen moet worden vermeden.
401061-01
– Uitlaatsysteem afdekken, om indringen van water te voorkomen.
– Grove vervuiling met een zachte waterstraal verwijderen.
– Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspui-
ten en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 129)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
– Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
–
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 90)
– Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door nat of vervuild rem-
systeem.
– Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
– Na de reiniging een korte rit maken, tot de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
– Schermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen water
kan verdampen.
– Nadat de motorfiets is afgekoeld, alle glij- en lagerpunten smeren.
– Ketting reinigen. ( pag. 57)
– Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) behandelen met een antiroestmiddel.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 129)
– Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild rei-
nigingsmiddel.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 129)
19 STALLING 98
19.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaamhe-
den, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo
voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
– Motorfiets reinigen. ( pag. 97)
–
Transmissieolie verversen. x ( pag. 93)
– Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 83)
– Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 129)
– Brandstof uit de brandstoftank in een geschikte bak laten stromen.
–
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 90)
– Bandenspanning controleren. ( pag. 78)
– Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert om de motorfiets op te krikken.
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
– Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt,
omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er roestvorming ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de
motoronderdelen en de uitlaat gaan roesten.
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
– Brandstof tanken. ( pag. 27)
– Voor iedere inbedrijfname controle en onderhoud uitvoeren. ( pag. 24)
– Een proefrit maken.
20 FOUTEN OPSPOREN 99
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door (e-starter)
(250/300 XC)
Bedieningsfouten – Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 24)
Accu leeg –
Accu laden. x ( pag. 79)
–
Laadspanning controleren. x
–
Ruststroom controleren. x
–
Dynamo controleren. x
Hoofdzekering doorgesmolten – Hoofdzekering demonteren.
– Hoofdzekering monteren.
Startrelais defect –
Startrelais controleren. x
Startmotor defect –
Startmotor controleren. x
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten – Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 24)
Motorfiets is langere tijd niet gebruikt
en daarom zit er oude brandstof in de
vlotterkamer
–
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x
( pag. 90)
Brandstoftoevoer onderbroken – Brandstoftankontluchting controleren.
– Brandstofkraan reinigen.
– Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Bougie verzopen of nat – Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
– Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/150-modellen)
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
(Alle 250/300-modellen)
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssysteem –
Ontstekingssysteem controleren. x
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
–
Stopknop controleren. x
Stekker of bobine los of geoxideerd – Stekker reinigen en met contactspray behande-
len.
Water in carburateur resp. sproeiers
verstopt
– Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Motor heeft geen stationair Stationaire sproeier verstopt – Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur ver-
draaid
–
Carburateur - stationair afstellen. x
( pag. 88)
Bougie defect – Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect –
Bobine controleren. x
–
Bougiedop controleren. x
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat de vlot-
ternaald is vervuild of versleten
– Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Caburateursproeiers los – Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Defect in het ontstekingssysteem –
Ontstekingssysteem controleren. x
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken – Brandstoftankontluchting controleren.
– Brandstofkraan reinigen.
– Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild –
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x
( pag. 53)
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
– Het uitlaatsysteem controleren op beschadi-
ging.
– Glasvezelvulling van de einddemper vervan-
gen. x ( pag. 55)
Defect in het ontstekingssysteem –
Ontstekingssysteem controleren. x
20 FOUTEN OPSPOREN 100
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen Membraan of membraanhuis bescha-
digd
– Membraan en membraanhuis controleren.
Motor stokt of klapt in de carburateur Te weinig brandstof
(Alle SX-modellen)
– Draaigreep 1 op de brandstofkraan
in stand ON draaien.
(afbeelding 601185-10 pag. 15)
(Alle XC modellen)
– Draaigreep 1 op de brandstofkraan
in stand ON draaien.
(afbeelding 601157-11 pag. 16)
– Brandstof tanken. ( pag. 27)
Motor zuigt valse lucht aan – Controleren of de aanzuigflens en de carbura-
teur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxideerd – Stekker reinigen en met contactspray behande-
len.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem – Koelsysteem controleren op lekkage.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 84)
Te weinig rijwind – Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild – Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem –
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 85)
–
Koelmiddel vullen. x ( pag. 85)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
– Cilinderkop of cilinderkoppakking controleren.
Radiateurslang geknikt –
Radiateurslang vervangen. x
Verkeerd ontstekingstijdstip door
losse stator
–
Ontsteking instellen. x
Witte rookontwikkeling (stoom in het
uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
– Cilinderkop of cilinderkoppakking controleren.
Transmissieolie stroomt uit de ont-
luchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld – Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 93)
Water in de transmissieolie Asafdichtingsring of waterpomp
beschadigd
– Asafdichtingsring en waterpomp controleren.
21 TECHNISCHE GEGEVENS 101
21.1 Motor
21.1.1 125 SX EU, 125 SX USA
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 124,8 cm³
Slag 54,5 mm
Boring 54 mm
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumvormige ringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 43,7 mm
Primaire overbrenging 23:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:32
2e versnelling 15:30
3e versnelling 17:28
4e versnelling 20:28
5e versnelling 19:23
6e versnelling 22:24
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Ontstekingstijdstip (vóór OT) 1,4 mm
Bougie NGK BR9 ECMVX
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter
21.1.2 150 SX EU, 150 SX USA
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 143,6 cm³
Slag 58,4 mm
Boring 56 mm
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumvormige ringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 44,3 mm
Primaire overbrenging 23:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:32
2e versnelling 15:30
3e versnelling 17:28
4e versnelling 20:28
21 TECHNISCHE GEGEVENS 102
5e versnelling 19:23
6e versnelling 22:24
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Ontstekingstijdstip (vóór OT) 1,4 mm
Bougie NGK BR9 ECMVX
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter
21.1.3 250 SX EU, 250 SX USA
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 249 cm³
Slag 72 mm
Boring 66,4 mm
Uitlaatbesturing - instelbegin 5.600 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met rode hulpveer 7.200 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met gele hulpveer 7.900 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met groene hulpveer 8.400 1/min
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumvormige ringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 48 mm
Primaire overbrenging 26:72
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 5-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:28
2e versnelling 15:24
3e versnelling 18:24
4e versnelling 21:24
5e versnelling 22:21
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Ontstekingstijdstip (vóór OT) 1,9 mm
Bougie NGK BR 8 ECM
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter
21.1.4 150 XC USA
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 143,6 cm³
Slag 58,4 mm
Boring 56 mm
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumvormige ringen
21 TECHNISCHE GEGEVENS 103
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 44,3 mm
Primaire overbrenging 23:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:32
2e versnelling 15:30
3e versnelling 17:28
4e versnelling 19:26
5e versnelling 21:25
6e versnelling 22:23
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Ontstekingstijdstip (vóór OT) 1,4 mm
Bougie NGK BR9 ECMVX
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter
21.1.5 250 XC EU/USA
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 249 cm³
Slag 72 mm
Boring 66,4 mm
Uitlaatbesturing - instelbegin 5.600 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met rode hulpveer 7.200 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met gele hulpveer 7.900 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met groene hulpveer 8.400 1/min
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumvormige ringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 48 mm
Primaire overbrenging 26:72
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 15:31
2e versnelling 16:25
3e versnelling 20:25
4e versnelling 22:23
5e versnelling 25:22
6e versnelling 26:20
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Ontstekingstijdstip (vóór OT) 1,9 mm
Bougie NGK BR 7 ES
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter en e-starter
21 TECHNISCHE GEGEVENS 104
21.1.6 300 XC EU/USA
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 293 cm³
Slag 72 mm
Boring 72 mm
Uitlaatbesturing - instelbegin 5.600 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met rode hulpveer 7.200 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met gele hulpveer 7.900 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met groene hulpveer 8.400 1/min
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 rechthoekige ringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 48,5 mm
Primaire overbrenging 26:72
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 15:31
2e versnelling 16:25
3e versnelling 20:25
4e versnelling 22:23
5e versnelling 25:22
6e versnelling 26:20
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Ontstekingstijdstip (vóór OT) 1,9 mm
Bougie NGK BR 7 ES
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter en e-starter
21.2 Aanhaalmomenten motor
21.2.1 Alle 125/150-modellen
Schroef membraan M4 2 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef borgplaat regelklepas M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef centrifugaalvervroeging M5 8 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef dynamodeksel M5 5 Nm –
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef ontstekingssysteem/stator M5 6 Nm
Loctite
®
222
Schroef uitlaatbesturingdeksel M5 5 Nm –
Schroef uitlaatflens M5 6 Nm –
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm –
Ontluchtingsschroef cilinderkop M6 10 Nm –
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 10 Nm –
Schroef bevestigingsplaat kickstarter M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef koppelingdeksel M6 10 Nm –
21 TECHNISCHE GEGEVENS 105
Schroef koppelingscilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm –
Schroef motorhuis M6 10 Nm –
Schroef uitlaatregeling M6 10 Nm –
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef versnellingspedaal M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Verstelas uitlaatregeling M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef cilinderkop M7 18 Nm –
Moer cilindervoet M8 30 Nm –
Regelklepas uitlaatregeling M8 1e niveau
3 Nm
2e niveau (losdraaien, tegen
de klok in)
1/4 omwenteling
–
Schroef kickstarter M8 25 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef schakelvastzetting M8 25 Nm
Loctite
®
243â„¢
Tapeind cilindervoet M8 35 Nm –
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm –
Aftapschroef transmissieolie M10x1 15 Nm –
Moer rotor M12x1 60 Nm –
Aftapschroef transmissieolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm –
Bougie M14x1,25 25 Nm –
Moer primair tandwiel M16LHx1,5 130 Nm
Loctite
®
243â„¢
Moer koppelingmeenemer M18x1,5 130 Nm
Loctite
®
243â„¢
Afsluitmoer uitlaatregeling M26x1 35 Nm –
21.2.2 250 SX EU, 250 SX USA
Schroef borgplaat uitlaatbesturing M5 7 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef dynamodeksel M5 5 Nm –
Schroef hoekhendel uitlaatregeling M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef impulsgever M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef stator M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef uitlaatbesturingdeksel M5 6 Nm –
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm –
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 10 Nm –
Schroef bevestigingsplaat kickstarter M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef kickstarterveer M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef koppelingdeksel M6 10 Nm –
Schroef koppelingsactuator M6 10 Nm –
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm –
Schroef lagerborging M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef motorhuis M6x40 10 Nm –
Schroef motorhuis M6x55 10 Nm –
Schroef motorhuis M6x60 10 Nm –
Schroef regelklep uitlaatregeling M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef schakelvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef uitlaatflens M6 8 Nm –
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
21 TECHNISCHE GEGEVENS 106
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm –
Schroef cilinderkop M8 27 Nm –
Schroef kickstarter M8 25 Nm
Loctite
®
243â„¢
Moer cilindervoet M10 35 Nm –
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm –
Moer rotor M12x1 60 Nm –
Aftapschroef transmissieolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm –
Bougie M14x1,25 25 Nm –
Moer hulpcilinder M18x1,5 120 Nm Loctite
®
2701
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 150 Nm
Loctite
®
648â„¢
21.2.3 250/300 XC
Schroef borgplaat uitlaatbesturing M5 7 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef hoekhendel uitlaatregeling M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef impulsgever M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef uitlaatbesturingdeksel M5 6 Nm –
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm –
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 10 Nm –
Schroef bevestigingsplaat kickstarter M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm –
Schroef kickstarterveer M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef koppelingdeksel M6 10 Nm –
Schroef koppelingsactuator M6 10 Nm –
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm –
Schroef lagerborging M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef motorhuis M6x40 10 Nm –
Schroef motorhuis M6x55 10 Nm –
Schroef motorhuis M6x60 10 Nm –
Schroef regelklep uitlaatregeling M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef schakelvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef startmotor M6 8 Nm –
Schroef stator M6 8 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef uitlaatflens M6 8 Nm –
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm –
Schroef cilinderkop M8 27 Nm –
Schroef kickstarter M8 25 Nm
Loctite
®
243â„¢
Moer cilindervoet M10 35 Nm –
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm –
Moer rotor M12x1 60 Nm –
Aftapschroef transmissieolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm –
Bougie M14x1,25 25 Nm –
Moer hulpcilinder M18x1,5 120 Nm Loctite
®
2701
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 150 Nm
Loctite
®
648â„¢
21 TECHNISCHE GEGEVENS 107
21.3 Carburateur
21.3.1 125 SX EU, 125 SX USA
Carburateurtype KEIHIN PWK 38S AG
Carburateurcode AQ7_0
Naaldpositie 3e positie van boven
Sproeiernaald NOZI (NOZH, NOZJ)
Hoofdsproeier 182 (180, 185)
Stationaire sproeier 42 (40, 45)
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omwentelingen
Schuifklep 7 met inkeping
21.3.2 Carburateur - basisinstelling zandtrajecten (125 SX EU, 125 SX USA)
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omwentelingen
Stationaire sproeier 45
Sproeiernaald NOZH
Naaldpositie 4e positie van boven
Hoofdsproeier 208
Info
Als de motor onrustig draait, moet er een kleinere hoofdsproeier worden geplaatst.
21 TECHNISCHE GEGEVENS 108
21.3.3 Carburateur afstellen (125 SX EU, 125 SX USA)
400709-01
M/FT ASL Zeeniveau
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
0
0
44
0
0
33
0
0
55
0
0
22
0
0
11
B00075-10
1... 5 Naaldpositie van boven
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en
gebruiksomstandigheden.
Info
Niet voor zandtrajecten
21 TECHNISCHE GEGEVENS 109
21.3.4 150 SX EU, 150 SX USA
Carburateurtype KEIHIN PWK 38S AG
Carburateurcode BC0_0
Naaldpositie 2e positie van boven
Sproeiernaald NOZI (NOZH, NOZJ)
Hoofdsproeier 182 (180, 185)
Stationaire sproeier 40 (42)
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 2 omwentelingen
Schuifklep 6,5 met inkeping
21.3.5 Carburateur - basisinstelling zandtrajecten (150 SX EU, 150 SX USA)
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omwentelingen
Stationaire sproeier 45
Sproeiernaald NOZH
Naaldpositie 3e positie van boven
Hoofdsproeier 208
Info
Als de motor onrustig draait, moet er een kleinere hoofdsproeier worden geplaatst.
21 TECHNISCHE GEGEVENS 110
21.3.6 Carburateur afstellen (150 SX EU, 150 SX USA)
401037-01
M/FT ASL Zeeniveau
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
0
0
44
0
0
33
0
0
55
0
0
22
0
0
11
B00075-10
1... 5 Naaldpositie van boven
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en
gebruiksomstandigheden.
Info
Niet voor zandtrajecten
21 TECHNISCHE GEGEVENS 111
21.3.7 250 SX EU, 250 SX USA
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode FK0181
Naaldpositie 3e positie van boven
Sproeiernaald N1EI (N1EH, N1EJ)
Hoofdsproeier 158 (155, 160)
Stationaire sproeier 42 (40)
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 2 omwentelingen
Schuifklep 6,5 met inkeping
21.3.8 Carburateur - basisinstelling zandtrajecten (250 SX EU, 250 SX USA)
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omwentelingen
Stationaire sproeier 45
Sproeiernaald N1EG
Naaldpositie 4e positie van boven
Hoofdsproeier 175
Info
Als de motor onrustig draait, moet er een kleinere hoofdsproeier worden geplaatst.
21 TECHNISCHE GEGEVENS 112
21.3.9 Carburateur afstellen (250 SX EU, 250 SX USA)
401038-01
M/FT ASL Zeeniveau
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
0
0
44
0
0
33
0
0
55
0
0
22
0
0
11
B00075-10
1... 5 Naaldpositie van boven
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en
gebruiksomstandigheden.
Info
Niet voor zandtrajecten
21 TECHNISCHE GEGEVENS 113
21.3.10 150 XC USA
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode BC1_0
Naaldpositie 3e positie van boven
Sproeiernaald NOZI (NOZH, NOZJ)
Hoofdsproeier 170 (168, 172)
Stationaire sproeier 42 (40, 45)
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omwentelingen
Schuifklep 7 met inkeping
21.3.11 Carburateur afstellen (150 XC USA)
401039-01
M/FT ASL Zeeniveau
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
21 TECHNISCHE GEGEVENS 114
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
0
0
44
0
0
33
0
0
55
0
0
22
0
0
11
B00075-10
1... 5 Naaldpositie van boven
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en
gebruiksomstandigheden.
Info
Niet voor zandtrajecten
21.3.12 250 XC EU/USA
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode BC3_0
Naaldpositie 4e positie van boven
Sproeiernaald N8RW (N8RH)
Hoofdsproeier 168 (170)
Stationaire sproeier 35
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omwentelingen
Schuifklep 7 met inkeping
21 TECHNISCHE GEGEVENS 115
21.3.13 Carburateur afstellen (250 XC EU/USA)
401040-01
M/FT ASL Zeeniveau
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
0
0
44
0
0
33
0
0
55
0
0
22
0
0
11
B00075-10
1... 5 Naaldpositie van boven
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en
gebruiksomstandigheden.
Info
Niet voor zandtrajecten
21 TECHNISCHE GEGEVENS 116
21.3.14 300 XC EU/USA
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode BC5_0
Naaldpositie 4e positie van boven
Sproeiernaald N2ZK (N2ZJ, N2ZL)
Hoofdsproeier 165 (162)
Stationaire sproeier 35
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 2 omwentelingen
Schuifklep 7 met inkeping
21.3.15 Carburateur afstellen (300 XC EU/USA) x
401044-01
M/FT ASL NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
21 TECHNISCHE GEGEVENS 117
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
0
0
44
0
0
33
0
0
55
0
0
22
0
0
11
B00075-10
1... 5 Naaldpositie van boven
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en
gebruiksomstandigheden.
Info
Niet voor zandcircuits
21.4 Vulhoeveelheden
21.4.1 Transmissieolie
Transmissieolie (Alle 125/150-
modellen)
0,70 l Motorolie (15W/50) ( pag. 126)
Transmissieolie (Alle 250/300-
modellen)
0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 126)
21.4.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 126)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 126)
21.4.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca. 7,5 l Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:40) ( pag. 128) (125/150 SX)
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:60) ( pag. 127) (250 SX EU, 250 SX USA)
Brandstoftankinhoud totaal ca. 10 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:40) ( pag. 127) (150 XC USA)
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:60) ( pag. 127) (250/300 XC)
Brandstofreserve ca. (Alle XC modellen) 2 l
21.5 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA CC
Veerweg
voor 300 mm
Veerweg (125 SX EU, 150 SX EU, 250 SX EU)
achter 330 mm
Veerweg (Alle XC modellen, 125 SX USA, 150 SX USA, 250 SX USA)
achter 317 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Remsysteem Schijfremmen, remklauwen vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
21 TECHNISCHE GEGEVENS 118
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging (125 SX EU, 125 SX USA,
150 XC USA)
13:50
Secundaire overbrenging (250/300 XC, 150 SX EU,
150 SX USA)
14:50
Secundaire overbrenging (250 SX EU, 250 SX USA) 13:48
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 38, 40, 42, 45, 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand (Alle 125/150-modellen) 1.480±10 mm
Wielstand (Alle 250/300-modellen) 1.495±10 mm
Zadelhoogte onbelast 992 mm
Los van de vloer, onbelast (Alle 125/150-modellen,
250 XC EU/USA)
395 mm
Los van de vloer, onbelast (250 SX EU, 250 SX USA,
300 XC EU/USA)
385 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (125/150 SX) 90,8 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (150 XC USA) 94,2 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (250 SX EU, 250 SX USA) 96,8 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (250/300 XC) 104 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
21.6 Elektronica
Accu YTX4L-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 3 Ah
Onderhoudsvrij
21.7 Banden
Geldigheid Band vooraan Band achteraan
(125 SX EU, 150 SX EU) 80/100 - 21 51M TT
Pirelli SCORPION MX Midsoft 32
100/90 - 19 57M TT
Pirelli SCORPION MX Midsoft 32
(125 SX USA, 150 SX USA) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX51F
100/90 - 19 57M TT
Dunlop GEOMAX MX51
(250 SX EU) 80/100 - 21 51M TT
Pirelli SCORPION MX Midsoft 32
110/90 - 19 62M TT
Pirelli SCORPION MX Midsoft 32
(250 SX USA) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX51F
110/90 - 19 62M TT
Dunlop GEOMAX MX51
(150 XC USA) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX51F
100/100 - 18 59M TT
Dunlop GEOMAX MX51
(250/300 XC) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX51F
110/100 - 18 64M TT
Dunlop GEOMAX MX51
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
21 TECHNISCHE GEGEVENS 119
21.8 Voorvork
21.8.1 125 SX EU, 150 SX EU
Artikelnummer voorvork 14.18.7M.01
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA CC
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 497 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,4 N/mm
Gasdruk 1,2 bar
Lengte voorvork 940 mm
Oliehoeveelheid per cartridge 195 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 128)
Oliehoeveelheid per vorkpoot
zonder cartridge
360 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 128)
21.8.2 125 SX USA, 150 SX USA
Artikelnummer voorvork 14.18.7M.51
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA CC
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 492 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,6 N/mm
Gasdruk 1,2 bar
Lengte voorvork 940 mm
Oliehoeveelheid per cartridge 195 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 128)
Oliehoeveelheid per vorkpoot
zonder cartridge
360 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 128)
21.8.3 250 SX EU
Artikelnummer voorvork 14.18.7M.03
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA CC
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
21 TECHNISCHE GEGEVENS 120
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 497 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,6 N/mm
Gasdruk 1,2 bar
Lengte voorvork 940 mm
Oliehoeveelheid per cartridge 195 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 128)
Oliehoeveelheid per vorkpoot
zonder cartridge
390 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 128)
21.8.4 250 SX USA
Artikelnummer voorvork 14.18.7M.53
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA CC
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 492 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,8 N/mm
Gasdruk 1,2 bar
Lengte voorvork 940 mm
Oliehoeveelheid per cartridge 195 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 128)
Oliehoeveelheid per vorkpoot
zonder cartridge
380 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 128)
21.8.5 150 XC USA
Artikelnummer voorvork 14.18.7M.71
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA CC
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 492 mm
21 TECHNISCHE GEGEVENS 121
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,4 N/mm
Gasdruk 1,2 bar
Lengte voorvork 940 mm
Oliehoeveelheid per cartridge 195 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 128)
Oliehoeveelheid per vorkpoot
zonder cartridge
370 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 128)
21.8.6 250/300 XC
Artikelnummer voorvork 14.18.7M.73
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA CC
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 492 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,6 N/mm
Gasdruk 1,2 bar
Lengte voorvork 940 mm
Oliehoeveelheid per cartridge 195 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 128)
Oliehoeveelheid per vorkpoot
zonder cartridge
380 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 128)
21.9 Schokdemper
21.9.1 125 SX EU, 150 SX EU
Artikelnummer schokdemper 18.18.7M.01
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 9 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 45 N/mm
21 TECHNISCHE GEGEVENS 122
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 48 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 51 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 90 mm
Inbouwlengte 490 mm
Stootdemperolie ( pag. 127) SAE 2,5
21.9.2 125 SX USA, 150 SX USA
Artikelnummer schokdemper 18.18.7M.51
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 12 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 48 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 51 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 100 mm
Inbouwlengte 486 mm
Stootdemperolie ( pag. 127) SAE 2,5
21.9.3 250 SX EU
Artikelnummer schokdemper 18.18.7M.03
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 8 mm
21 TECHNISCHE GEGEVENS 123
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 51 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 57 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 90 mm
Inbouwlengte 490 mm
Stootdemperolie ( pag. 127) SAE 2,5
21.9.4 250 SX USA
Artikelnummer schokdemper 18.18.7M.53
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 12 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 51 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 57 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 100 mm
Inbouwlengte 486 mm
Stootdemperolie ( pag. 127) SAE 2,5
21.9.5 150 XC USA
Artikelnummer schokdemper 18.18.7M.71
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
21 TECHNISCHE GEGEVENS 124
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 12 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 48 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 51 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 100 mm
Inbouwlengte 486 mm
Stootdemperolie ( pag. 127) SAE 2,5
21.9.6 250/300 XC
Artikelnummer schokdemper 18.18.7M.73
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 12 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 51 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 57 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 100 mm
Inbouwlengte 486 mm
Stootdemperolie ( pag. 127) SAE 2,5
21.10 Aanhaalmomenten chassis
Spaaknippel achterwiel M4,5 5… 6 Nm –
Spaaknippel voorwiel M4,5 5… 6 Nm –
Schroef accupool M5 2,5 Nm –
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm –
Moer startmotor (250/300 XC) M6 10 Nm –
Overige moeren chassis M6 10 Nm –
Overige schroeven chassis M6 10 Nm –
Schroef bovenste glijblok M6 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef gashendel M6 3 Nm –
Schroef kogelgewricht drukstang aan
voetremcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
21 TECHNISCHE GEGEVENS 125
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
Moer bandenhouder M8 10 Nm –
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm –
Overige moeren chassis M8 25 Nm –
Overige schroeven chassis M8 25 Nm –
Schroef asopname M8 15 Nm –
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm –
Schroef framearm M8 35 Nm Loctite
®
2701
Schroef kroonplaat onder M8 12 Nm –
Schroef motorsteunen M8 33 Nm –
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm –
Schroef remklauw voor M8 25 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef stuurplaat M8 20 Nm –
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef zijstandaardbevestiging M8 45 Nm Loctite
®
2701
Motordraagschroef M10 60 Nm –
Overige moeren chassis M10 45 Nm –
Overige schroeven chassis M10 45 Nm –
Schroef schokdemper boven M10 60 Nm Loctite
®
2701
Schroef schokdemper onder M10 60 Nm Loctite
®
2701
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243â„¢
Moer zadelbevestiging M12x1 20 Nm –
Moer frame aan verbindingshendel M14x1,5 80 Nm Loctite
®
2701
Moer haakse hendel aan achterbrug M14x1,5 80 Nm –
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M14x1,5 80 Nm –
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm –
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm –
Schroefkoppelingen koelsysteem M20x1,5 12 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm –
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm –
22 GEBRUIKSSTOFFEN 126
Brandstof super loodvrij (ROZ 98)
Volgens
– DIN EN 228 (ROZ 98)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Volgens
– DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
– Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
– Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Hydraulische olie (15)
Volgens
– ISO VG (15)
Voorgeschreven waarde
– Alleen hydraulische olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte
eigenschappen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Hydraulic Fluid 75
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
– Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming
en schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Mengverhouding
Antivries: −25… −45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries −40 °C
Leverancier
Motorex
®
– COOLANT G48
Motorolie (15W/50)
Volgens
– JASO T903 MA ( pag. 131)
– SAE ( pag. 131) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
– Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Top Speed 4T
22 GEBRUIKSSTOFFEN 127
Motorolie 2-takt
Volgens
– JASO FC ( pag. 131)
Voorgeschreven waarde
– Alleen hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken gebruiken. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volsynthetisch
Leverancier
Motorex
®
– Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Volgens
– DOT
Voorgeschreven waarde
– Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Castrol
– RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
– Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1)
Volgens
– SAE ( pag. 131) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
– Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
Volgens
– DIN EN 228
– JASO FC ( pag. 131) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 127)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 126)
Leverancier
Motorex
®
– Cross Power 2T
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
Volgens
– DIN EN 228
– JASO FC ( pag. 131) (1:40)
Mengverhouding
1:40 Motorolie 2-takt ( pag. 127)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 126)
Leverancier
Motorex
®
– Cross Power 2T
22 GEBRUIKSSTOFFEN 128
Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
Volgens
– DIN EN 228
– JASO FC ( pag. 131) (1:40)
Mengverhouding
1:40 Motorolie 2-takt ( pag. 127)
Brandstof super loodvrij (ROZ 98) ( pag. 126)
Leverancier
Motorex
®
– Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Volgens
– SAE ( pag. 131) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
– Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
23 HULPSTOFFEN 129
Brandstofadditief
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Fuel Stabilizer
Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Chain Clean
Kettingspray offroad
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Chainlube Offroad
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
Leverancier
KTM-Sportmotorcycle AG
– GRIP GLUE
Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Moto Clean 900
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Twin Air Liquid Bio Power
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Protect & Shine
23 HULPSTOFFEN 130
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Twin Air Dirt Bio Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van SKF
®
te gebruiken.
Leverancier
SKF
®
– LGHB 2
Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Joker 440 Synthetic
24 NORMEN 131
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA
norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor
motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie
gesmeerd. De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
JASO FC
JASO FC is een classificatie voor een 2-takt motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen in de wedstrijdsport.
Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme voorwaarden een pro-
bleemloze verbranding bereikt.
INDEX 132
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 32
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15-16
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
C
Carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
stationair afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99-100
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . 19
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 24
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Kickstarter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83-84
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . 64
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
L
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
INDEX 133
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Luchtfilterbakafdekking
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Motorkarakteristiek
hulpveer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
hulpveer instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
O
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Ontstekingscurve
steekverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
R
Radiateurafdekking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Spatbord vooraan
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Startnummmerbord
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Stuurpositie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Transmissieolie
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Transmissieoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
INDEX 134
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Voorvork
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Vorkpoten
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Vulhoeveelheid
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86, 117
transmissieolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95, 117
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Zwaardere rijomstandigheden
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
lage temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
*3211857nl*
3211857nl
07/2012
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137

KTM 150 SX EU 2013 de handleiding

Type
de handleiding