KTM 350 EXC-F 2017 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2017
350 EXC-F
Artikelnr. 3213480nl
BESTE KTM-KLANT 1
*3213480nl*
3213480nl
07/2016
BESTE KTM-KLANT
We willen u graag feliciteren met uw keuze voor een KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 12) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 12)
Sleutelnummer ( pag. 12)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling van de motorfietsen kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2016 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
350 EXCF EU (F8203Q9)
350 EXCF Six Days EU (F8203Q2)
350 EXCF AU (F8260Q9)
350 EXCF BR (F8240Q9)
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 5
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 5
1.2 Gebruikte formatering........................................ 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 6
2.2 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 6
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 6
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 6
2.5 Veilig gebruik ................................................... 7
2.6 Beschermende kleding ...................................... 7
2.7 Werkinstructies................................................. 7
2.8 Milieu.............................................................. 7
2.9 Bedieningshandleiding ...................................... 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 9
3.1 Garantie........................................................... 9
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 9
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 9
3.4 Service ............................................................ 9
3.5 Afbeeldingen .................................................... 9
3.6 Klantenservice.................................................. 9
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................ 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave)....................................................... 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave)....................................................... 11
5 SERIENUMMERS....................................................... 12
5.1 Framenummer ................................................ 12
5.2 Typeplaatje .................................................... 12
5.3 Sleutelnummer............................................... 12
5.4 Motornummer................................................. 12
5.5 Artikelnummer voorvork ................................... 12
5.6 Artikelnummer schokdemper............................ 13
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 14
6.1 Koppelingshendel ........................................... 14
6.2 Remhendel..................................................... 14
6.3 Gashendel...................................................... 14
6.4 Stopknop ....................................................... 14
6.5 Claxonknop .................................................... 14
6.6 Lichtschakelaar .............................................. 15
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar ............................ 15
6.8 Noodstopschakelaar ........................................ 15
6.9 E-starterknop.................................................. 15
6.10 Combinatieschakelaar (EXCF Six Days) ............ 16
6.11 Controlelampjes-overzicht ................................ 16
6.12 Tankdop openen ............................................. 16
6.13 Tankdop sluiten .............................................. 17
6.14 Koude-startknop ............................................. 17
6.15 Regelschroef stationair toerental....................... 18
6.16 Versnellingshendel .......................................... 18
6.17 Rempedaal..................................................... 18
6.18 Zijstandaard ................................................... 19
6.19 Stuurslot........................................................ 19
6.20 Stuur vergrendelen.......................................... 19
6.21 Stuur ontgrendelen ......................................... 20
7 TACHOMETER ........................................................... 21
7.1 overzicht tachometer ....................................... 21
7.2 activering en test ............................................ 21
7.3 Kilometer of mijl instellen................................ 21
7.4 Tachometerfuncties instellen ........................... 22
7.5 Tijd instellen .................................................. 22
7.6 Rondetijd opvragen ......................................... 22
7.7 Weergavemodus SPEED (snelheid) ................... 23
7.8 Weergavemodus SPEED/H (rij-uren).................. 23
7.9 Setupmenu .................................................... 24
7.10 Meeteenheid instellen ..................................... 24
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd).................... 25
7.12 Tijd instellen .................................................. 25
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd) ............ 25
7.14 Rondetijd opvragen ......................................... 26
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)........... 26
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1) ....... 26
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2) ....... 27
7.18 TR2 (Tripmaster 2) instellen ............................ 27
7.19 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde
snelheid 1)..................................................... 27
7.20 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde
snelheid 2)..................................................... 28
7.21 Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)...... 28
7.22 Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)...... 28
7.23 Functieoverzicht ............................................. 29
7.24 Overzicht voorwaarden voor activeerbaarheid...... 30
8 INBEDRIJFNAME....................................................... 31
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 31
8.2 Motor inrijden................................................. 32
8.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage
temperaturen (Alle EXCF modellen) ................. 32
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden ................................. 32
8.5 Voorbereidingen voor rijden op droog zand......... 33
8.6 Voorbereidingen voor rijden op nat zand ............ 33
8.7 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig
circuit............................................................ 34
8.8 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperatuur en langzaam rijden ....................... 34
8.9 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of
sneeuw .......................................................... 34
9 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 35
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................................. 35
9.2 Starten .......................................................... 35
9.3 Launch Control activeren (EXCF Six Days) ........ 36
9.4 Tractiecontrole activeren (EXCF Six Days)......... 36
9.5 Beginnen met rijden........................................ 37
9.6 Schakelen, rijden............................................ 37
9.7 Afremmen ...................................................... 37
9.8 Stoppen, parkeren........................................... 38
9.9 Transport ....................................................... 38
9.10 Brandstof tanken ............................................ 39
10 SERVICESCHEMA...................................................... 40
10.1 Extra informatie .............................................. 40
10.2 Verplichte werkzaamheden............................... 40
10.3 Aanbevolen werkzaamheden............................. 41
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 42
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 42
11.2 Ingaande demping schokdemper ...................... 42
11.3 Ingaande demping low speed van de
schokdemper instellen..................................... 42
11.4 Ingaande demping high speed van de
schokdemper instellen..................................... 43
11.5 Uitgaande demping van de schokdemper
instellen......................................................... 43
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 44
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 44
INHOUDSOPGAVE 3
11.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 45
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen ....... 45
11.10 Dynamische veerweg instellen ...................... 46
11.11 Basisinstelling voorvork controleren .................. 46
11.12 Ingaande demping voorvork instellen ................ 46
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 47
11.14 Veervoorspanning voorvork instellen
(EXCF Six Days)............................................. 48
11.15 Stuurstand ..................................................... 49
11.16 Stuurstand instellen .................................... 49
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 51
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 51
12.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 51
12.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 51
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 52
12.5 Voorvorkprotector demonteren .......................... 52
12.6 Voorvorkprotector monteren.............................. 52
12.7 Vorkpoten demonteren ................................. 53
12.8 Vorkpoten monteren ..................................... 53
12.9 Onderste kroonplaat demonteren
(EXCF EU/AU/BR) .......................................... 54
12.10 Onderste kroonplaat demonteren
(EXCF Six Days)............................................. 55
12.11 Onderste kroonplaat monteren
(EXCF EU/AU/BR) .......................................... 56
12.12 Onderste kroonplaat monteren
(EXCF Six Days)............................................. 58
12.13 Balhoofdlagerspeling controleren...................... 59
12.14 Speling balhoofdlager instellen
(EXCF EU/AU/BR) .......................................... 60
12.15 Balhoofdlagerspeling instellen
(EXCF Six Days)............................................. 60
12.16 Balhoofdlager smeren .................................. 61
12.17 Spatbord voor demonteren ............................... 61
12.18 Spatbord voor monteren................................... 62
12.19 Schokdemper demonteren ............................ 63
12.20 Schokdemper monteren ............................... 63
12.21 Zadel verwijderen............................................ 63
12.22 Zadel monteren............................................... 63
12.23 Deksel luchtfilterbak demonteren ..................... 64
12.24 Deksel luchtfilterbak monteren......................... 64
12.25 Luchtfilter demonteren ................................ 65
12.26 Luchtfilter monteren .................................... 65
12.27 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ............. 65
12.28 Luchtfilterbak afdichten ............................... 66
12.29 Deksel luchtfilterbak vastzetten .................... 66
12.30 Einddemper demonteren.................................. 66
12.31 Einddemper monteren ..................................... 67
12.32 Glasvezelvulling van einddemper vervangen ... 67
12.33 Brandstoftank demonteren ........................... 68
12.34 Brandstoftank monteren ............................... 69
12.35 Kettingvervuiling controleren............................ 70
12.36 Ketting reinigen .............................................. 70
12.37 Kettingspanning controleren ............................ 71
12.38 Kettingspanning instellen ................................ 71
12.39 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 72
12.40 Frame controleren ....................................... 74
12.41 Achterbrug controleren ................................. 74
12.42 Gaskabelplaatsing controleren.......................... 74
12.43 Rubberen stuurcovers controleren..................... 75
12.44 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 75
12.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren...................................... 76
12.46 Vloeistof hydraulische koppeling verversen ..... 76
12.47 Motorbescherming demonteren
(EXCF Six Days)............................................. 77
12.48 Motorbescherming monteren
(EXCF Six Days)............................................. 78
13 REMSYSTEEM........................................................... 79
13.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 79
13.2 Vrije slag remhendel instellen .......................... 79
13.3 Remschijven controleren.................................. 79
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 80
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen ..... 80
13.6 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 81
13.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen ................................................... 81
13.8 Vrije slag rempedaal controleren....................... 83
13.9 Uitgangspositie rempedaal instellen .............. 83
13.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 84
13.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen ............. 84
13.12 Remplaketten achterwielrem controleren ........... 85
13.13 Remplaketten achterwielrem vervangen ......... 86
14 WIELEN, BANDEN ..................................................... 88
14.1 Voorwiel demonteren ................................... 88
14.2 Voorwiel monteren ....................................... 88
14.3 Achterwiel demonteren ................................ 89
14.4 Achterwiel monteren .................................... 90
14.5 Bandentoestand controleren............................. 91
14.6 Bandenspanning controleren............................ 91
14.7 Spaakspanning controleren .............................. 92
15 ELEKTRONICA........................................................... 93
15.1 Accu demonteren ........................................ 93
15.2 Accu monteren ............................................ 94
15.3 Accu laden ................................................. 94
15.4 Hoofdzekering vervangen ................................. 96
15.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers
vervangen....................................................... 97
15.6 Koplampkap met koplamp demonteren ............. 98
15.7 Koplampkap met koplamp monteren................. 99
15.8 Lamp koplamp vervangen ................................ 99
15.9 Knipperlichtlamp vervangen........................... 100
15.10 Koplampstand controleren ............................. 100
15.11 Lichtbundelbreedte koplamp instellen............. 101
15.12 Tachometerbatterij vervangen......................... 101
15.13 Diagnosestekker............................................ 102
16 KOELSYSTEEM........................................................ 103
16.1 Koelsysteem ................................................. 103
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ........... 103
16.3 Koelmiddelpeil controleren ............................ 104
16.4 Koelmiddel aftappen ................................. 104
16.5 Koelmiddel vullen ..................................... 105
17 MOTOR AFSTELLEN ................................................ 106
17.1 Gaskabelspeling controleren........................... 106
17.2 Gaskabelspeling instellen ........................... 106
17.3 Eigenschappen van de gasrespons
instellen ................................................... 107
17.4 Mapping wijzigen (EXCF Six Days)................. 107
17.5 Stationair toerental instellen ....................... 108
17.6 Smoorkleppositie programmeren..................... 108
17.7 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren................................................... 109
INHOUDSOPGAVE 4
17.8 Uitgangspositie van de versnellingshendel
instellen ................................................... 109
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................ 110
18.1 Brandstofzeef vervangen ............................ 110
18.2 Motoroliepeil controleren ............................... 110
18.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeef reinigen ........................................ 111
18.4 Motorolie bijvullen ........................................ 113
19 REINIGING, ONDERHOUD........................................ 114
19.1 Motorfiets reinigen ........................................ 114
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in winter ..... 115
20 STALLING ............................................................... 116
20.1 Stalling ........................................................ 116
20.2 Inbedrijfname na stalling ............................... 117
21 FOUTEN OPSPOREN................................................ 118
22 TECHNISCHE GEGEVENS......................................... 120
22.1 Motor........................................................... 120
22.2 Aanhaalmomenten motor ............................... 120
22.3 Vulhoeveelheid ............................................. 122
22.3.1 Motorolie ................................................. 122
22.3.2 Koelmiddel .............................................. 122
22.3.3 Brandstof................................................. 122
22.4 Chassis ........................................................ 122
22.5 Elektronica................................................... 123
22.6 Banden ........................................................ 123
22.7 Voorvork....................................................... 123
22.7.1 EXCF EU/AU/BR ...................................... 123
22.7.2 EXCF Six Days......................................... 124
22.8 Schokdemper ............................................... 124
22.9 Aanhaalmomenten chassis............................. 125
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................ 127
24 HULPSTOFFEN........................................................ 129
25 NORMEN ................................................................ 130
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ..................................... 131
27 LIJST MET AFKORTINGEN ....................................... 132
28 LIJST MET SYMBOLEN ............................................ 133
28.1 Gele of oranje pictogrammen.......................... 133
28.2 Groene en blauwe pictogrammen.................... 133
INDEX ............................................................................ 134
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een taak met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij normaal
gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
Alleen geïnstrueerde personen mogen het voertuig gebruiken. Het voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering (beperkt
vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde uitvoering mag het voertuig uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het openbare
wegennet.
Het voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces en niet in de eerste plaats gebouwd voor het overwegende gebruik
in motocross-races.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten
zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en jas met
bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 8
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt.
Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op
garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-
dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderde-
len reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S01298-10
1 Remhendel ( pag. 14)
2 Koppelingshendel ( pag. 14)
3 Tankdop
4 Motornummer ( pag. 12)
5 Zijstandaard ( pag. 19)
6 Versnellingshendel ( pag. 18)
4 AFBEELDING VOERTUIG 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S01299-10
1 Stopknop ( pag. 14)
1 Claxonknop ( pag. 14)
1 Lichtschakelaar ( pag. 15)
1 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 15)
2 Noodstopschakelaar ( pag. 15)
2 E-starterknop ( pag. 15)
3 Gashendel ( pag. 14)
4 Framenummer ( pag. 12)
4 Typeplaatje ( pag. 12)
5 Artikelnummer voorvork ( pag. 12)
6 Regelschroef stationair toerental ( pag. 18)
7 Rempedaal ( pag. 18)
8 Artikelnummer schokdemper ( pag. 13)
9 Kijkglas motorolie
10 Schokdemperinstelling ingaande demping
11 Schokdemperinstelling uitgaande demping
5 SERIENUMMERS 12
5.1 Framenummer
401945-10
Het framenummer
is in de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje
is vooraan op het balhoofd aangebracht.
5.3 Sleutelnummer
402247-10
Het sleutelnummer
voor het stuurslot is ingefreesd in de sleutelhanger.
5.4 Motornummer
H01047-10
Het motornummer
in de linkerkant van de motor boven het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
is aan de binnenzijde van de asopname gegra-
veerd.
5 SERIENUMMERS 13
5.6 Artikelnummer schokdemper
0
0
11
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper
is op het bovenste deel van de schokdem-
per boven de stelring naar de motorzijde toe gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.1 Koppelingshendel
S01305-10
De koppelingshendel
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
S01306-10
De remhendel
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
S01308-10
De gashendel
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop
S01302-10
De stopknop
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 Claxonknop
S01303-10
De claxonknop
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.6 Lichtschakelaar
S01307-10
De lichtschakelaar
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in de middelste stand. In deze stand
zijn het dimlicht en het achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar is tegen de klok in gedraaid. In deze
stand zijn het groot licht en het achterlicht ingeschakeld.
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar
S01304-10
De richtingaanwijzerschakelaar
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar bevindt zich in de
middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar is naar links
geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar is naar
rechts geschakeld.
6.8 Noodstopschakelaar
S01300-10
De noodstopschakelaar
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet
in.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten en kan
de motor worden gestart.
6.9 E-starterknop
S01301-10
De e-starterknop
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de basisstand
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 16
6.10 Combinatieschakelaar (EXCF Six Days)
H01181-10
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
1 STANDARD Bij brandende led 1 is STANDARD Mapping geactiveerd.
1TC STANDARD met TC Bij brandende leds 1 en TC is STANDARD Map-
ping met de tractiecontrole geactiveerd.
2 ADVANCED Bij brandende led 2 is ADVANCED Mapping geactiveerd.
2TC ADVANCED met TC Bij brandende leds 2 en TC is ADVANCED Map-
ping met de tractiecontrole geactiveerd.
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringAls de combi-
natieschakelaar is gemonteerd, vervalt de toelating voor wegverkeer.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare
weg, als de combinatieschakelaar is gemonteerd.
Met de toets MAP van de combinatieschakelaar kunnen de motoreigenschappen worden
gewijzigd.
Bovendien kunnen via de combinatieschakelaar de Launch Control en de tractiecontrole
worden geactiveerd.
6.11 Controlelampjes-overzicht
E00314-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD heeft een kritieke
emissie- of veiligheidsfout herkend.
Controlelampje brandstofpeil brandt geel Brandstofpeil heeft de reser-
vemarkering bereikt.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
6.12 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 17
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
V00325-10
Ontgrendelknop
indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe
verwijderen.
6.13 Tankdop sluiten
V00325-11
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien, totdat de ontgrendelknop
ver-
grendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
zonder knikken leggen.
6.14 Koude-startknop
S01310-10
De koude-startknop
is onder aan het smoorklephuis aangebracht.
Bij koude motor en lage buitentemperatuur verlengt het inspuitsysteem de inspuit-
tijd. Om de grotere hoeveelheid brandstof te verbranden, wordt er extra zuurstof aan
de motor toegevoerd door het uittrekken van de koude-startknop.
Als kort gas wordt gegeven en de gashendel dan wordt losgelaten of de gashendel naar
voren wordt gedraaid, springt de koude-startknop terug in de uitgangspositie.
Info
Controleer of de koude-startknop is teruggekeerd in de uitgangspositie.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is tot de aanslag ingedrukt.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de uitgangspositie.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 18
6.15 Regelschroef stationair toerental
S01309-10
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op het startgedrag, een
stabiele stationair en de response bij het gas geven.
Een motor met een correcte stationaire afstelling start makkelijker dan een motor met
een niet correcte stationaire afstelling.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toerental
afgesteld.
Als de regelschroef stationair toerental met de klok mee wordt gedraaid, wordt het sta-
tionaire toerental hoger.
Als de regelschroef stationair toerental tegen de klok in wordt gedraaid, wordt het stati-
onaire toerental lager.
6.16 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
is aan de motor links aangebracht.
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.17 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
is voor de rechter voetsteun aangebracht.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 19
6.18 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard
is aan de linker voertuigzijde aangebracht.
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard
worden opgeklapt en met de rubber-
band
worden geborgd.
6.19 Stuurslot
S01311-10
Het stuurslot
is aan de linkerzijde van het balhoofd aangebracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en rijden is dan niet meer
mogelijk.
6.20 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Stuurslot regelmatig smeren.
Universele oliespray ( pag. 129)
Sleutel in het stuurslot ( pag. 19) steken, naar links draaien, indrukken en naar
rechts draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 20
6.21 Stuur ontgrendelen
400731-01
Sleutel in het stuurslot ( pag. 19) steken, naar links draaien, eruit trekken en
naar rechts draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
7 TACHOMETER 21
7.1 overzicht tachometer
401761-01
Met de toets worden verschillende functies aangestuurd.
Met de toets worden verschillende functies aangestuurd.
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO
geactiveerd.
7.2 activering en test
400313-01
Tachometer activeren
De tachometer wordt geactiveerd als u op een van de toetsen drukt of als hij van de
wieltoerentalsensor een impuls ontvangt.
Displaytest
Voor de functiecontrole van het display lichten kort alle indicatiesegmenten op.
400314-01
WS (wheel size)
Na de functiecontrole van het display wordt kort de wielafmeting WS (wheel size) weer-
gegeven.
Info
Het cijfer 2205 komt overeen met de omtrek van een 21"-voorwiel met stan-
daardbanden.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
7.3 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld, blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.
De waarden TR1, TR2, A1, A2 en S1 worden bij het omstellen gewist.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400329-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies worden weergegeven.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie Km/h/Mph knippert.
Km/h instellen
Toets indrukken.
Mph instellen
Toets indrukken.
3 - 5 seconden wachten
De instellingen worden opgeslagen.
Info
Als gedurende 10-12 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
7 TACHOMETER 22
7.4 Tachometerfuncties instellen
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400318-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies worden weergegeven.
Info
Als er 10 -12 seconden geen toets is ingedrukt, worden de instellingen
automatisch opgeslagen.
Indien er gedurende 20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de gewenste functie knippert.
De geselecteerde functie knippert.
Functie activeren
Toets indrukken.
Pictogram blijft op het display staan en de weergave wisselt naar de vol-
gende functie.
Functie deactiveren
Toets indrukken.
Pictogram op het display verdwijnt en de weergave wisselt naar de volgende
functie.
7.5 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400330-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Uurweergave knippert.
Uurweergave met de toets resp. toets instellen.
3 - 5 seconden wachten
Het volgende segment van de weergave knippert en kan worden ingesteld.
Door de toets en toets in te drukken kunnen de volgende segmenten op
dezelfde wijze als de uurweergave worden ingesteld.
Info
De seconden kunnen alleen op nul worden gezet.
Als gedurende 15-20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
7.6 Rondetijd opvragen
Info
Deze functie kan alleen worden opgeroepen, als de rondetijden zijn gemeten.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
7 TACHOMETER 23
400321-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets kort indrukken.
Op de linkerkant van het display wordt LAP 1 weergegeven.
De ronden 1-10 met de toets worden opgeroepen.
De Toets 3-5 seconden ingedrukt houden.
De rondetijden worden gewist.
Toets kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Info
Als er een impuls van de wieltoerentalsensor, schakelt de linkerkant van het
display terug naar de SPEED-modus.
7.7 Weergavemodus SPEED (snelheid)
400317-02
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie SPEED links op het display ver-
schijnt.
In de weergavemodus SPEED wordt de actuele snelheid weergegeven.
De actuele snelheid kan in Km/h of in Mph worden weergegeven.
Info
Landspecifieke instelling aanpassen.
Op het moment dat er een impuls van het voorwiel komt, schakelt de linkerkant
van het tachometer-display naar de SPEED-modus en wordt de actuele snelheid
weergegeven.
7.8 Weergavemodus SPEED/H (rij-uren)
400316-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
In de weergavemodus H worden de rij-uren van de motor weergegeven.
De bedrijfsurenteller slaat de totale rijtijd op.
Info
De bedrijfsurenteller is nodig om te kunnen voldoen aan de servicewerkzaamhe-
den.
Als de tachometer zich bij het starten in de weergavemodus H bevindt, wisselt
hij automatisch naar de weergavemodus ODO.
De weergavemodus H wordt tijdens het rijden onderdrukt.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de tachofuncties.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7 TACHOMETER 24
7.9 Setupmenu
400344-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu geeft de geactiveerde functies weer.
Info
De toets zo vaak kort indrukken totdat de gewenste functie bereikt is.
Als er 20 seconden geen toets is ingedrukt, worden de instellingen automatisch
opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Activeert de knipperende indicatie en gaat naar de volgende
indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Deactiveert de knipperende indicatie en gaat naar de volgende
indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 seconden
wachten
Wisselt naar de volgende weergave zonder wijzigingen
10 - 12 seconden
wachten
Setupmenu start, slaat de instellingen op en wisselt naar H of
ODO.
7.10 Meeteenheid instellen
400329-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie Km/h/Mph knippert.
In de meeteenheden-modus kan de meeteenheid worden gewijzigd.
Info
Als er 5 seconden geen toets is ingedrukt, worden de instellingen automatisch
opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Start van de selectie, activeert de Km/h-indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Activeert Mph weergave
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 seconden
wachten
Wisselt naar de volgende weergave, wisselt van de selectie naar
het setupmenu
10 - 12 seconden
wachten
Slaat het setupmenu op en sluit dit menu
7 TACHOMETER 25
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)
400319-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechtsonder op het display
verschijnt.
In de weergavemodus CLK wordt de tijd weergegeven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de klok.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.12 Tijd instellen
400319-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verlaagt de waarde
3 - 5 seconden
wachten
Wisselt naar de volgende waarde
10 - 12 seconden
wachten
SETUP-menu verlaten
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
400320-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechtsonder op het display
verschijnt.
In de weergavemodus LAP kan met de chronometer maximaal 10 rondetijden worden
gemeten.
Info
Als de rondetijd na het indrukken van de toets doorloopt, zijn 9 geheugen-
plaatsen gebruikt.
De ronde 10 moet met de toets worden gestopt.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden teruggezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Stopt de klok.
Toets kort
indrukken.
Start de klok of stopt de lopende rondetijd, slaat deze op en de
chronometer start de volgende ronde.
7 TACHOMETER 26
7.14 Rondetijd opvragen
400321-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets kort indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden teruggezet.
Toets kort
indrukken.
Ronden van 1-10 selecteren
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende rondetijd oproepen.
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)
400317-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie ODO rechtsonder op het display
verschijnt.
In de weergavemodus ODO wordt de totale gereden afstand weergegeven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
400323-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR1 rechtsboven op het display
verschijnt.
De TR1 (tripmaster 1) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Hiermee kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee
tankstops worden gemeten.
TR1 is aan A1 (gemiddelde snelheid 1) en S1 (chronometer 1) gekoppeld.
Info
Als 999,9 wordt overschreden, worden de waarden TR1, A1 en S1 automatisch
teruggezet op 0,0.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7 TACHOMETER 27
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
400324-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR2 rechtsboven op het display
verschijnt.
De TR2 (tripmaster 2) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Wist waarden TR2 en A2.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
7.18 TR2 (Tripmaster 2) instellen
400324-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR2 rechtsboven op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken tot TR2 knippert.
De weergegeven waarde kan handmatig met de toets en de toets worden ingesteld.
Deze functie is praktisch bij ritten op basis van het roadbook.
Info
De waarde TR2 kan ook tijdens het rijden handmatig worden gecorrigeerd met
de toets en de toets .
Als 999,9 wordt overschreden, wordt de waarde TR2 automatisch teruggezet op
0,0.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verhoogt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verhoogt waarde TR2.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
10 - 12 seconden
wachten
Slaat het setupmenu op en sluit dit menu
7.19 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
400325-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie A1 rechtsboven op het display
verschijnt.
A1 (gemiddelde snelheid 1) geeft de gemiddelde snelheid weer op basis van de bereke-
ning van TR1 (tripmaster 1) en S1 (chronometer 1) aan.
De berekening van deze waarde wordt geactiveerd met de eerste impuls van de wieltoe-
rentalsensor en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7 TACHOMETER 28
7.20 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
400326-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie A2 rechtsboven op het display
verschijnt.
A2 (gemiddelde snelheid 2) geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van de actuele
snelheid als de chronometer S2 (chronometer 2) loopt.
Info
De weergegeven waarde kan afwijken van de daadwerkelijke gemiddelde snel-
heid als S2 na het rijden niet is gestopt.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.21 Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
400327-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie S1 rechtsboven op het display
verschijnt.
S1 (chronometer 1) geeft de rijtijd weer op basis van TR1 en loopt door als een impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor.
De berekening van deze waarde start met de eerste impuls van de wieltoerentalsensor
en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.22 Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
400328-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie S2 rechtsboven op het display
verschijnt.
S2 (chronometer 2) is een met de hand te bedienen chronometer.
Als S2 op de achtergrond loopt, knippert de indicatie S2 op het display van de tacho-
meter.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties S2 en A2 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Start of stopt S2.
7 TACHOMETER 29
7.23 Functieoverzicht
Weergave Toets 2 - 3
seconden indruk-
ken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 - 3
seconden indruk-
ken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 seconden
wachten
10 - 12 secon-
den wachten
Weergavemodus
SPEED/H (rij-uren)
Weergave wis-
selt naar het
setupmenu voor
de tachofunc-
ties.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Setupmenu Geen functie Activeert de
knipperende
indicatie en
gaat naar de
volgende indica-
tie
Geen functie Deactiveert de
knipperende
indicatie en
gaat naar de
volgende indica-
tie
Wisselt naar de
volgende weer-
gave zonder wij-
zigingen
Setupmenu
start, slaat de
instellingen op
en wisselt naar
H of ODO.
Meeteenheid
instellen
Geen functie Start van de
selectie, acti-
veert de Km/h-
indicatie
Geen functie Activeert Mph
weergave
Wisselt naar de
volgende weer-
gave, wisselt
van de selectie
naar het setup-
menu
Slaat het setup-
menu op en
sluit dit menu
Weergavemodus
SPEED/CLK (tijd)
Weergave wis-
selt naar het
setupmenu voor
de klok.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Tijd instellen Verhoogt de
waarde
Verhoogt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Wisselt naar de
volgende waarde
SETUP-menu
verlaten
Weergavemodus
SPEED/LAP (ronde-
tijd)
De chronome-
ter en rondetijd
worden terugge-
zet.
Volgende weer-
gavemodus
Stopt de klok. Start de klok
of stopt de
lopende
rondetijd, slaat
deze op en de
chronometer
start de
volgende ronde.
Rondetijd opvra-
gen
De chronome-
ter en rondetijd
worden terugge-
zet.
Ronden van 1-
10 selecteren
Geen functie Volgende ronde-
tijd oproepen.
Weergavemodus
SPEED/ODO (odo-
meter)
Geen functie Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Weergavemodus
SPEED/TR1 (trip-
master 1)
Indicaties TR1,
A1 en S1 wor-
den op 0,0
gezet.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Weergavemodus
SPEED/TR2 (trip-
master 2)
Wist waarden
TR2 en A2.
Volgende weer-
gavemodus
Verlaagt waarde
TR2.
Verlaagt waarde
TR2.
TR2 (Tripmaster 2)
instellen
Verhoogt waarde
TR2.
Verhoogt waarde
TR2.
Verlaagt waarde
TR2.
Verlaagt waarde
TR2.
Slaat het setup-
menu op en
sluit dit menu
Weergavemodus
SPEED/A1 (gemid-
delde snelheid 1)
Indicaties TR1,
A1 en S1 wor-
den op 0,0
gezet.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Weergavemodus
SPEED/A2 (gemid-
delde snelheid 2)
Geen functie Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Weergavemodus
SPEED/S1 (chrono-
meter 1)
Indicaties TR1,
A1 en S1 wor-
den op 0,0
gezet.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
7 TACHOMETER 30
Weergave Toets 2 - 3
seconden indruk-
ken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 - 3
seconden indruk-
ken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 seconden
wachten
10 - 12 secon-
den wachten
Weergavemodus
SPEED/S2 (chrono-
meter 2)
Indicaties S2 en
A2 worden op
0,0 gezet.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Start of stopt
S2.
7.24 Overzicht voorwaarden voor activeerbaarheid
Weergave De motorfiets staat
stil.
Menu activeerbaar
Weergavemodus SPEED/H (rij-uren)
Setupmenu
Meeteenheid instellen
Tijd instellen
Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
Rondetijd opvragen
Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
TR2 (Tripmaster 2) instellen
Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
8 INBEDRIJFNAME 31
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en jas met
bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 75)
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 79)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 83)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 109)
Wen op een geschikte stuk grond aan de omgang met de motorfiets voordat u een veeleisende tocht onderneemt.
Info
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assisteren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
8 INBEDRIJFNAME 32
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Als u bagage meeneemt, moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet
gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 92)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 32)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren 75 %
Vol gas geven vermijden!
8.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen (Alle EXCF modellen)
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben een lage zelfontlading
en bij temperaturen boven 15 °C (60 °F) meer startvermogen. Het startvermogen van
lithium-ion-accu's neemt bij lage temperaturen meer af dan dat van dan loodaccu's.
Er kunnen verschillende startpogingen nodig zijn. Daartoe 5 seconden de elektrische
startknop indrukken en tussendoor 30 seconden wachten. De onderbrekingen zijn
noodzakelijk opdat de ontstane warmte zich kan verdelen over de lithium-ion-accu en
de accu niet beschadigd raakt.
Wanneer de opgeladen lithium-ion-accu (60 °F) bij temperaturen onder de 15 °C de
starter niet of nauwelijks doortrekt, is hij niet defect, maar moet hij inwendig worden
opgewarmd om het startvermogen (stroomafgifte) te verhogen.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig
zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te controleren of te vervangen.
KTM adviseert om bij zwaardere gebruiksomstandigheden en voor betere rijprestaties de aangegeven motorolie te gebruiken.
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 127)
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 65)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Luchtfilterbak afdichten. ( pag. 66)
Stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
8 INBEDRIJFNAME 33
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 33)
Rijden op nat zand. ( pag. 33)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 34)
Rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden. ( pag. 34)
Rijden bij lage temperatuur of sneeuw. ( pag. 34)
8.5 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
102136-01
Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (79006920000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
102138-01
Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (79006922000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 129)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8.6 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
102137-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
8 INBEDRIJFNAME 34
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 129)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8.7 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig circuit
102137-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 114)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8.8 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet, als de koppeling wegens een te lange secun-
daire overbrenging vaak moet worden bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 129)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 104)
8.9 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of sneeuw
102137-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 35
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 110)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 80)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 84)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 81)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 85)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 104)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 70)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 72)
Kettingspanning controleren. ( pag. 71)
Bandentoestand controleren. ( pag. 91)
Bandenspanning controleren. ( pag. 91)
Spaakspanning controleren. ( pag. 92)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontroleerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveiligheid ernstig nade-
lig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 52)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 51)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
401944-10
Motorfiets van de zijstandaard
nemen en zijstandaard met de rubberband
vastzetten.
Versnelling in vrij schakelen.
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
9 RIJ-INSTRUCTIES 36
400733-01
E-starterknop indrukken.
Info
E-startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de volgende startpoging
30 seconden wachten.
Bij temperaturen onder 15 °C (60 °F) kunnen er verschillende startpogingen
nodig zijn om de lithium-ion-accu op te warmen, waardoor het startvermo-
gen wordt verhoogd.
Tijdens het starten brandt het controlelampje storing.
9.3 Launch Control activeren (EXCF Six Days)
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringAls de combinatieschakelaar is gemonteerd, vervalt de toela-
ting voor wegverkeer.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg, als de combinatieschakelaar is gemonteerd.
Info
De Launch Control ondersteunt bij de start van een race de bestuurder om de motorfiets optimaal te versnellen. Hiervoor wordt
het maximale toerental van de motor bij vol geopende smoorklep (vol gas) verlaagd en na de start geleidelijk vrijgegeven tot aan
het maximale toerental. De bestuurder moet hierbij continu vol gas geven. De koppeling moet nauwkeurig worden gedoseerd
zoals zonder actieve Launch Control.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
De motor draait in stationair toerental.
Stationaire stand van de versnelling
H01179-10
Toetsen MAP en TC gelijktijdig ingedrukt houden.
FI-waarschuwingslampje knippert snel oranje.
Info
Een paar seconden na het starten wordtde Launch Control automatisch gede-
activeerd.
De Launch Control wordt ook in de volgende gevallen gedeactiveerd (FI
waarschuwingslampje knippert niet meer): na vol gas werd de smoorklep
meer dan 1/3 van de gehele weg gesloten en/of binnen 3 minuten werd niet
gestart.
Om de Launch Control opnieuw in te schakelen, moet uit veiligheidsoverwe-
gingen de motor ten minste 10 seconden worden uitgeschakeld. Of er nu
een start heeft plaatsgevonden of niet.
9.4 Tractiecontrole activeren (EXCF Six Days)
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringAls de combinatieschakelaar is gemonteerd, vervalt de toela-
ting voor wegverkeer.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg, als de combinatieschakelaar is gemonteerd.
Info
De tractiecontrole reduceert overmatige slip van het achterwiel voor meer controle en tractie, vooral bij natte omstandigheden.
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, kan het achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met een lage hechting door-
draaien.
De tractiecontrole kan ook tijdens het rijden worden in- en uitgeschakeld.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
9 RIJ-INSTRUCTIES 37
H01179-11
Toets TC indrukken om de tractiecontrole in of uit te schakelen.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental 4.000 1/min
De TC led brandt, als de tractiecontrole geactiveerd is.
9.5 Beginnen met rijden
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband worden vastgezet.
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en gelijktijdig voorzich-
tig gas geven.
9.6 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Als tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen stoppen, motor uitzetten en contact opnemen met een geautori-
seerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppe-
lingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet u deze op ¾ gas terugdraaien. De snel-
heid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Geef altijd slechts zoveel gas als de motor op dat moment kan verwerken abrupt opendraaien van de gashendel verhoogt het ver-
bruik.
Voor het terugschakelen de remmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven resp. nog
een keer schakelen.
De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Frequent en langdurig slepen van de koppeling vermijden. Daardoor verhit de motorolie, de motor en het koelsysteem.
Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
9.7 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 38
Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij ook naar een lagere versnelling afhankelijk van de
snelheid.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug, maar overbelast
de motor niet. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
9.8 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten
zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
9.9 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 39
9.10 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt tot problemen in het
brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 16)
401226-10
Brandstoftank maximaal tot maat
met brandstof vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
35 mm
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
8,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 127) (Alle EXCF modellen)
Super loodvrij type C (ROZ 95/RON
95/PON 91) ( pag. 128) (EXCF BR)
Tankdop sluiten. ( pag. 17)
10 SERVICESCHEMA 40
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen werkzaamheden, moet
een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
10.2 Verplichte werkzaamheden
om de 30 rij-uren / na iedere race
om de 15 rij-uren
eenmalig na 1 rij-uur
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Accu controleren en laden.
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 81)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 85)
Remschijven controleren. ( pag. 79)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 84)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 83)
Frame en achterbrug controleren.
Achterbruglagers op speling controleren.
Zwenklager van schokdemper boven en onder controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 91)
Bandenspanning controleren. ( pag. 91)
Wiellagers op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 92)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 72)
Kettingspanning controleren. ( pag. 71)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk bewe-
gen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 76)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 80)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 79)
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 59)
Klepspeling controleren.
Koppeling controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. ( pag. 111)
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op scheuren,
dichtheid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 103)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 65)
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 67)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 100)
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 110)
Brandstofdruk controleren.
Stationair controleren.
Controleren of de radiateurventilator werkt. (EXCF Six Days)
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
10 SERVICESCHEMA 41
Eenmalig interval
Periodiek interval
10.3 Aanbevolen werkzaamheden
jaarlijks
om de 135 rij-uren
om de 70 rij-uren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 45 bedrijfsuren / om de 10 bedrijfsuren na gebruik voor sportdoeleinden
Eenmalig na 10 rij-uren
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 76)
Balhoofdlager smeren. ( pag. 61)
Spark-arrestor reinigen.
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Bougie en bougiedop ver-
vangen. Zuigers vervangen. Cilinder controleren/opmeten. Cilinderkop controleren. Kleppen, klepveren
en klepveersteunen vervangen. Nokkenas en nokvolger controleren. Drijfstang, drijfstanglager en kruktap
vervangen. Keerringen van de waterpomp vervangen. Transmissie en versnelling controleren. Oliedrukre-
gelklep controleren. Zuigpomp vervangen. Drukpomp en smeersysteem controleren. Distributie controle-
ren. Distributieketting vervangen. Alle motorlagers vervangen. Vrijloop vervangen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN 42
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete veiligheidskleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 75… 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
11.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low-speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij
langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
11.3 Ingaande demping low speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
S01312-10
Stelschroef
met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
11 CHASSIS AFSTELLEN 43
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
11.4 Ingaande demping high speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
S01313-10
Stelschroef
met een steeksleutel tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het inveren.
11.5 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S01314-10
Stelschroef
met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN 44
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achteras positioneren en de afstand tot de SAG-markering op het
achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090100)
Pin voor veerwegmal (00029990010)
Waarde als maat
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 44)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achteras en de SAG-markering op
het achterspatbord meten.
Waarde als maat
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
en
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. ( pag. 45)
11 CHASSIS AFSTELLEN 45
11.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 44)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige beschermende kleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteu-
nen) op de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de
achteras en de SAG-markering op het achterspatbord.
Waarde als maat
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
en
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 110 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 46)
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning verandert, moet u de huidige instelling noteren - bijv. de veerlengte opmeten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Schokdemper demonteren. ( pag. 63)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
402659-10
Hoofdwerk
Schroef
losdraaien.
Stelring
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
op de aangegeven maat
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Comfort 8 mm
Standaard 8 mm
Sport 8 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
11 CHASSIS AFSTELLEN 46
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 63)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
11.10 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Schokdemper demonteren. ( pag. 63)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 60 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 63 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 66 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden gecompenseerd door het wijzi-
gen van de veervoorspanning.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 63)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 44)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 45)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 43)
11.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdem-
per door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging aan voorvork en
frame te voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de vorkpoten worden
ontlucht.
11.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
E00323-10
(EXCF EU/AU/BR)
Witte stelschroef
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker
vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef). De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot REB (rode stelschroef).
11 CHASSIS AFSTELLEN 47
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het inveren.
E00324-10
(EXCF Six Days)
Witte stelschroef
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker
vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker vorkpoot COM (witte stel-
schroef). De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB
(rode stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het inveren.
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
E00326-10
(EXCF EU/AU/BR)
Rode stelschroef
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter
vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB
(rode stelschroef). De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COMP (witte stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het uitveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN 48
E00325-10
(EXCF Six Days)
Rode stelschroef
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter
vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB
(rode stelschroef). De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COM (witte stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het uitveren.
11.14 Veervoorspanning voorvork instellen (EXCF Six Days)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
S01315-10
Hoofdwerk
De instelvleugel
tot de aanslag tegen de klok in draaien.
De markering +0 staat op een lijn met de rechter vleugel.
Info
De instelling alleen handmatig uitvoeren. Geen gereedschap gebruiken.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
De instelvleugel met de klok mee draaien.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort +0
Standaard +0
Sport +3
De instelvleugel vergrendelen bij de getallen voelbaar.
Info
De veervoorspanning alleen op de getalwaarden instellen, omdat de voor-
spanning tussen de getalwaarden niet vergrendelt.
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning, draaien tegen de
klok in verlaagt de veervoorspanning.
Het instellen van de veervoorspanning heeft geen invloed op de instelling
van de uitgaande demping.
Toch moet bij een verhoging van de veervoorspanning altijd ook de
uitgaande demping worden verhoogd.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
11 CHASSIS AFSTELLEN 49
11.15 Stuurstand
M00993-10
(EXCF EU/AU/BR)
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een afstand
van elkaar.
Afstand boringen
15 mm
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand
van het midden geplaatst.
Afstand boringen
3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden gemonteerd.
M00987-10
(EXCF Six Days)
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een afstand
van elkaar.
Afstand boringen
15 mm
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand
van het midden geplaatst.
Afstand boringen
3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden gemonteerd.
11.16 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
11 CHASSIS AFSTELLEN 50
M00993-11
(EXCF EU/AU/BR)
Schroeven
verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur verwijderen en
opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
monteren en gelijkmatig
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
M00987-11
(EXCF Six Days)
Schroeven
verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur verwijderen en
opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
monteren en gelijkmatig
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de bodem.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
12.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401943-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard
met de voet tot de bodem
uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubber-
band worden vastgezet.
12.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
402556-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnenruimte
van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 52)
K00070-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loop
van de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze ver-
vuiling niet wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de rem-
werking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 129)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 52)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
12.5 Voorvorkprotector demonteren
V00332-10
Schroeven
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
aan linker vorkpoot verwijderen en linker voorvorkprotector eraf
halen.
Schroeven
aan rechter vorkpoot verwijderen en rechter voorvorkprotector eraf
halen.
12.6 Voorvorkprotector monteren
V00332-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
12.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 98)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Voorwiel demonteren. ( pag. 88)
K00545-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen en klem verwijderen.
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven
verwijderen en remklauw verwijderen.
Remklauw met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
E00379-10
(EXCF EU/AU/BR)
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
E00378-10
(EXCF Six Days)
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
12.8 Vorkpoten monteren
402556-10
Hoofdwerk
(EXCF EU/AU/BR)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
E00379-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
402556-10
(EXCF Six Days)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB
(rode stelschroef). De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COM (witte stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
E00378-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
K00546-10
Remklauw positioneren en schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 88)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 99)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 100)
12.9 Onderste kroonplaat demonteren (EXCF EU/AU/BR)
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 98)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Voorwiel demonteren. ( pag. 88)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 53)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 61)
Stuurbescherming verwijderen.
E00380-10
Hoofdwerk
Kabelhouder voor de rechter radiateur openen en kabelboom losmaken.
Schroeven
verwijderen en spanningsregelaar opzij hangen.
Kabelhouder voor de linker radiateur openen en kabelboom losmaken.
Schroef
losdraaien.
Schroef
verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 55
E00381-10
Keerring
en beschermring
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12.10 Onderste kroonplaat demonteren (EXCF Six Days)
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 98)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Voorwiel demonteren. ( pag. 88)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 53)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 61)
Stuurbescherming verwijderen.
E00382-10
Hoofdwerk
Kabelhouder voor de rechter radiateur openen en kabelboom losmaken.
Schroeven
verwijderen en spanningsregelaar opzij hangen.
Kabelhouder voor de linker radiateur openen en kabelboom losmaken.
Schroef
verwijderen.
Schroef
verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
E00383-10
Keerring
en beschermring
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 56
12.11 Onderste kroonplaat monteren (EXCF EU/AU/BR)
B01605-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 129)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
correct is gepositioneerd.
Beschermingsring
en O-ring
erop schuiven.
K00548-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Kabelboom en koppelingskabel vastzetten met kabelhouder.
Spanningsregelaar positioneren, schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
H01672-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
E00384-10
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
K00550-11
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 57
K00550-10
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
E00384-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Kabelboom met kabelhouder

vastzetten.
K00546-11
Remklauw positioneren en schroeven

monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven

monteren en vast-
draaien.
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
Spatbord voor monteren. ( pag. 62)
Voorwiel monteren. ( pag. 88)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 99)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 59)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 100)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 58
12.12 Onderste kroonplaat monteren (EXCF Six Days)
B01604-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 129)
Onderste kroonplaat met vorkbuis positioneren. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
correct is gepositioneerd.
Beschermring
en keerring
monteren.
E00385-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Kabelboom en koppelingskabel vastzetten met kabelhouder.
Spanningsregelaar positioneren, schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
H01672-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB (rode stel-
schroef). De ingaande demping bevindt zich in de linker vorkpoot COM (witte
stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
E00386-10
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
E00387-10
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 59
E00388-10
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
E00386-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Kabelboom met kabelhouder

vastzetten.
K00546-11
Remklauw positioneren en schroeven

monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven

monteren en vast-
draaien.
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
Spatbord voor monteren. ( pag. 62)
Voorwiel monteren. ( pag. 88)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 99)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 59)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 100)
12.13 Balhoofdlagerspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en beschadigt componenten.
Corrigeer onjuiste speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en daardoor ook de lager-
zittingen in het frames.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 60
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewe-
gen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
(EXCF EU/AU/BR)
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 60)
(EXCF Six Days)
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 60)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het gehele stuurbereik.
Er mogen geen blokkeringen te voelen zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
(EXCF EU/AU/BR)
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 60)
(EXCF Six Days)
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 60)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
12.14 Speling balhoofdlager instellen (EXCF EU/AU/BR)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
K00544-10
Hoofdwerk
Schroeven
en
losdraaien.
Schroef
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
Nawerk
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 59)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
12.15 Balhoofdlagerspeling instellen (EXCF Six Days)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
E00397-10
Hoofdwerk
Schroeven
losdraaien.
Schroef
verwijderen.
Schroef
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroeven
vastdraaien.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 61
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
Nawerk
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 59)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
12.16 Balhoofdlager smeren
800010-10
(EXCF EU/AU/BR)
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 54)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 56)
(EXCF Six Days)
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 55)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 58)
12.17 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 98)
V00340-10
Hoofdwerk
(EXCF EU/AU/BR)
Schroeven
verwijderen.
V00341-10
Schroeven
verwijderen. Spatbord vooraan verwijderen.
K00576-10
(EXCF Six Days)
Schroeven
verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 62
S01321-10
Schroeven
verwijderen. Spatbord vooraan verwijderen.
12.18 Spatbord voor monteren
V00340-10
Hoofdwerk
(EXCF EU/AU/BR)
Spatbord voorzijde positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
V00341-10
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
K00576-10
(EXCF Six Days)
Spatbord voorzijde positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
S01321-10
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 99)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 100)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 63
12.19 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
K00551-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zo ver neerlaten dat
het achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze stand vastzetten.
Schroef
verwijderen, spatbescherming
opzij duwen en schokdemper verwij-
deren.
12.20 Schokdemper monteren
K00551-11
Hoofdwerk
Spatbord
opzij duwen en schokdemper positioneren. Schroef
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Info
De zwenklager voor de schokdemper aan de achterbrug is gecoat met teflon.
Deze mag noch met vet noch met andere glijmiddelen worden gesmeerd.
Smeermiddelen lossen de tefloncoating op waardoor de levensduur drastisch
wordt verlaagd.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
12.21 Zadel verwijderen
V00342-10
Schroeven
verwijderen.
Zadel achter optillen, naar achteren trekken en naar boven toe verwijderen.
12.22 Zadel monteren
V00343-10
Zadel vooraan aan de flensbus van de brandstoftank haken, achteraan neerlaten en
naar voren schuiven.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 64
V00342-10
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12.23 Deksel luchtfilterbak demonteren
K00554-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef
verwijderen.
K00554-11
Deksel van de luchtfilterbak in bereik
naar de zijkant toe eraf trekken en naar
voren toe verwijderen.
12.24 Deksel luchtfilterbak monteren
K00554-12
Deksel van de luchtfilterbak in bereik
vasthaken en in bereik
vergrendelen.
K00554-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel luchtfilterbak EJOT PT
®
K60x20-Z
3 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 65
12.25 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringt stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 64)
K00552-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip
losmaken. Luchtfilter met luchtfilterhouder verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
12.26 Luchtfilter monteren
L00943-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 129)
K00553-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen
in bus
positioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Bevestigingslip
inhaken.
Borgpen
wordt door bevestigingslip
op zijn plaats gehouden.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kunnen stof en vuil in de
motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
12.27 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 64)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 66
Luchtfilter demonteren. ( pag. 65)
102191-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 129)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 129)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting niet is beschadigd en goed vastzit.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 65)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
12.28 Luchtfilterbak afdichten
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 64)
S00847-10
Hoofdwerk
Luchtfilterbak in gemarkeerd bereik
afdichten.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
12.29 Deksel luchtfilterbak vastzetten
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 64)
S00846-10
Hoofdwerk
Bij de markering
een gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
12.30 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 67
K00575-10
Veer
losmaken.
Veerhaak (50305017000)
Schroeven
verwijderen en einddemper eraf halen.
12.31 Einddemper monteren
K00575-11
Einddemper positioneren. Schroeven
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Veer
vasthaken.
Veerhaak (50305017000)
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12.32 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 66)
101955-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen.
Eindkap
met keerring
verwijderen.
Oude glasvezelvulling verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controleren of deze bescha-
digd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling
in de einddemper monteren.
Keerring op de eindkap monteren.
Eindkap positioneren.
Alle schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven aan einddemper M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 67)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 68
12.33 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
K00555-10
Hoofdwerk
Stekker
van brandstofpomp loskoppelen.
Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
K00557-10
Steekverbinding van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Wasdopset
monteren.
Waskappenset (81212016100)
K00558-10
Schroeven
met flensbussen verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 69
K00556-11
Claxon met claxonhouder opzijhangen.
Schroef
met rubberbus verwijderen.
K00559-10
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateurbevestiging trekken en brandstoftank
naar boven toe verwijderen.
12.34 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 74)
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant vóór de radiateur vast-
haken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
K00556-10
Slang voor brandstoftankontluchting erop steken.
Schroef
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 70
K00558-11
Claxon met claxonhouder positioneren.
Schroeven
met flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
K00560-10
Stekker
van de brandstofpomp verbinden.
Waskappenset verwijderen.
Steekverbinding van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
Keerring smeren en steekverbinding
van de brandstofleiding verbinden.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van het uitlaatsysteem
leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 63)
12.35 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 70)
12.36 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 71
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 129)
Kettingspray offroad ( pag. 129)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
12.37 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en ach-
terwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achter-
wiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
V00354-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trekken en de kettingspan-
ning
bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting
moet daarbij gespannen zijn.
Bij gemonteerde kettingbescherming moet de ketting minimaal tot de aan-
slag van de kettingbescherming
omhoog kunnen worden getrokken.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 55… 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 71)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
12.38 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en ach-
terwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achter-
wiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 72
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
Kettingspanning controleren. ( pag. 71)
E00330-10
Hoofdwerk
Moer
losdraaien.
Moeren
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
links en rechts instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55… 58 mm
Stelschroeven
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker
en rechter kettingspanner in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkerin-
gen
. Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Moeren
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
12.39 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 73
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor het meten van de ketting-
slijtage
10… 15 kg
De afstand
van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschil-
lende plekken van de ketting worden herhaald.
Maximale afstand
op het langste
stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten kettingwiel resp.
ketting-aandrijfwiel sneller.
E00390-10
Glijblok controleren op slijtage.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glij-
blok
M6 6 Nm Loctite
®
243™
E00391-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 74
401760-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de kettinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
E00333-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
12.40 Frame controleren
S01316-10
Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtinwerking is beschadigd,
altijd vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
12.41 Achterbrug controleren
S01317-10
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen. KTM staat niet toe dat
de achterbrug wordt gerepareerd.
12.42 Gaskabelplaatsing controleren
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 68)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 75
E00392-01
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van het stuur, boven het
brandstoftanklager, naar het smoorklephuis gelegd zijn. Beide gaskabels moeten
achter de rubberband van de brandstoftankhouder geborgd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabelplaatsing corrigeren.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 69)
Zadel monteren. ( pag. 63)
12.43 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls en rechts op de handgreep
van de gashendel gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur vastge-
klemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen met de huls of de gas-
buis.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
Rubberen stuurcover vervangen.
K00547-10
Schroef
op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm Loctite
®
243™
De ruit
moet naar boven zijn gepositioneerd.
12.44 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
V00322-11
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
aan de grootte van
de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 76
12.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en koppelingslei-
dingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
E00337-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 127)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.46 Vloeistof hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 77
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en koppelingslei-
dingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
E00337-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
S01327-10
Ontluchtingsspuit
met de passende vloeistof vullen.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 127)
Ontluchtingsschroef
op koppelingsnemercilinder van de koppeling verwijderen
en ontluchtingsspuit
monteren.
E00339-10
Vervolgens zoveel vloeistof in het systeem spuiten totdat het er door de openingen
van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzuigen om over-
stromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.47 Motorbescherming demonteren (EXCF Six Days)
H01638-10
Schroeven
verwijderen en motorbescherming eraf halen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 78
12.48 Motorbescherming monteren (EXCF Six Days)
H01638-10
Motorbescherming achteraan aan frame vasthaken en vooraan naar boven zwenken.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
13 REMSYSTEEM 79
13.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de voorwiel-
rem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
K00561-11
Remhendel naar het stuur drukken en vrije slag
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 79)
13.2 Vrije slag remhendel instellen
K00561-10
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 79)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef
instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, wordt de vrije slag klei-
ner. Het drukpunt verwijdert zich van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt de vrije slag groter.
Het drukpunt komt dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
A
A
400257-10
De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de
remschijf overeenkomt met maat
.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens (EXCF EU/AU/BR)
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Remschijven - slijtagegrens (EXCF Six Days)
voor 2,5 mm
achter 3,7 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
Remschijf vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
13 REMSYSTEEM 80
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
K00562-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 80)
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
13 REMSYSTEEM 81
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 81)
K00574-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
(remvloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 127)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
E00342-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 81)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 81)
13.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM 82
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de remplaketten en daarmee
ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de originele toelating niet
gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
K00574-11
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers naar achte-
ren te drukken. Erop letten dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir
stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de remzuigers de remklauw
niet tegen de spaken worden geduwd.
E00344-10
Splitpennen
verwijderen, bouten
eruit draaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
100397-01
Controleren of het veerplaatje
in de remklauw en de glijplaat
goed op de
remklauwhouder zitten.
13 REMSYSTEEM 83
E00345-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en splitpennen monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
K00574-12
Remvloeistofpeil corrigeren op maat
.
Voorgeschreven waarde
Maat
(remvloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 127)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achter-
wielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402026-10
Veer
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 83)
Veer
vasthaken.
13.9 Uitgangspositie rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achter-
wielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
13 REMSYSTEEM 84
K00563-10
Veer
losmaken.
Moer
losdraaien en met drukstang
terugdraaien totdat de maximale vrije
slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer
losmaken en schroef
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
zoveel draaien tot de vrije slag
bereikt is. Indien nodig uitgangs-
positie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer voetremhendelaanslag M8 20 Nm
Drukstang
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Veer
vasthaken.
13.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
K00564-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 84)
13.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
13 REMSYSTEEM 85
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 85)
K00565-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
met membraan
en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 127)
Schroefdop met membraan en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.12 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
13 REMSYSTEEM 86
E00349-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 86)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 86)
13.13 Remplaketten achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de remplaketten en daarmee
ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de originele toelating niet
gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
13 REMSYSTEEM 87
K00566-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
met membraan
en keerring verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen dat er geen rem-
vloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de remzuiger de remklauw
niet tegen de spaken wordt geduwd.
E00351-10
Splitpennen
verwijderen, bouten
eruit draaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
E00352-10
Controleren of het veerplaatje
in de remklauw en de glijplaat
goed op de
remklauwhouder zitten.
E00353-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en splitpennen monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
K00565-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering
.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 127)
Schroefdop
met membraan
en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
14 WIELEN, BANDEN 88
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
V00363-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers naar achteren
te drukken.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de remzuigers de remklauw
niet tegen de spaken worden geduwd.
V00364-10
Schroef
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
losdraaien.
Op de schroef
drukken om de steekas uit de asopname te schuiven.
Schroef
verwijderen.
V00365-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwer-
king.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
H00934-10
Afstandsbussen
verwijderen.
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellagers voor vervangen.
Keerringen
en loopvlak
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 129)
Afstandsbussen erin zetten.
14 WIELEN, BANDEN 89
Voorwiel positioneren en steekas erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
V00364-11
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
V00366-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger naar achteren te
drukken.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de remzuiger de remklauw
niet tegen de spaken wordt geduwd.
Moer
verwijderen.
Kettingspanner
verwijderen. Steekas
alleen zo ver eruit trekken, dat het
achterwiel naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwer-
king.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
H00936-10
Afstandsbussen
verwijderen.
14 WIELEN, BANDEN 90
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00937-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
en loopvlak
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 129)
Afstandsbussen erin zetten.
V00367-10
Achterwiel positioneren en steekas
erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
V00368-10
Kettingspanner
positioneren. Moer
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 71)
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners
kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
14 WIELEN, BANDEN 91
14.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rij-
den in de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen tijdens het rij-
den in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de
banden en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding geken-
merkt. De eerste twee cijfers wijzen op de week van de productie en de laat-
ste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervangen, onafhankelijk
van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Bandenspanning straat
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
14 WIELEN, BANDEN 92
14.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn gespannen, ontstaat een
zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag
van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en van de spaakdiame-
ter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspan-
ning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
15 ELEKTRONICA 93
15.1 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuAccu's bevatten milieubelastende materialen.
Gooi de accu niet bij het huishoudelijk afval.
Geef de accu's af bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
F00138-10
Hoofdwerk
(Alle EXCF modellen)
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccu's bevatten schadelijke stoffen.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van accu’s.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Houd een minimale afstand aan tot ontvlambare stoffen, als u
accu’s laadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege accu’s niet op, als de minimumspanning al is
onderschreden.
Minimumspanning voor laden 9 V
Voer accu’s waarvan de minimumspanning werd onderschreden vol-
gens de voorschriften af.
Minkabel
van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
naar achteren trekken en pluskabel van de accu loskop-
pelen.
Schroef
verwijderen.
Klem
naar voren trekken en accu naar boven toe verwijderen.
(EXCF BR)
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwon-
den veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu
alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in
de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen en een arts
opzoeken.
Minkabel
van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
naar achteren trekken en pluskabel van de accu loskop-
pelen.
Schroef
verwijderen.
Klem
naar voren trekken en accu naar boven toe verwijderen.
15 ELEKTRONICA 94
15.2 Accu monteren
F00138-10
Hoofdwerk
Accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen en met de klem
vastzet-
ten.
(Alle EXCF modellen)
Accu (HJTZ5S-FP) ( pag. 123)
(EXCF BR)
Accu (YTX5L-BS) ( pag. 123)
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Pluskabel
met accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Pluspoolafdekking
over pluspool schuiven.
Minkabel
met accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
De contactringen
moeten onder de schroeven
en de kabelschoenen
met de klauwen naar de accupool worden gemonteerd.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 63)
15.3 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuAccu's bevatten milieubelastende materialen.
Gooi de accu niet bij het huishoudelijk afval.
Geef de accu's af bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de accu leeg is gestart, de accu meteen opladen.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
Accu demonteren. ( pag. 93)
15 ELEKTRONICA 95
S00863-10
Hoofdwerk
(Alle EXCF modellen)
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccu's bevatten schadelijke stoffen.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van accu’s.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Houd een minimale afstand aan tot ontvlambare stoffen, als u
accu’s laadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege accu’s niet op, als de minimumspanning al is
onderschreden.
Minimumspanning voor laden 9 V
Voer accu’s waarvan de minimumspanning werd onderschreden vol-
gens de voorschriften af.
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
Accu niet opladen.
Accu vervangen en oude accu op de juiste manier bij het afval doen.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
Accu opladen.
Voorgeschreven waarde
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Maximale laadduur 12 h
Accu regelmatig bijladen als de
motorfiets niet wordt gebruikt
6 maanden
Optimale laad- en opslagtempera-
tuur van de lithium-ion-accu
10… 20 °C
Info
Als laadstroom, laadspanning of laadduur worden overschreden,
dan vernielt dit de accu.
Bij langdurige standtijd in ontladen toestand treden
diepte-ontlading en capaciteitsverlies op en kan de accu vernield
raken.
De accu is onderhoudsvrij.
Deksel
nooit verwijderen.
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
De oplaadtijd kan bij lage temperaturen langer zijn.
Deze acculader is niet geschikt voor de onderhoudsoplading van lithium-ion-
accu's.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu loskoppelen.
15 ELEKTRONICA 96
400240-10
(EXCF BR)
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwon-
den veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu
alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in
de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen en een arts
opzoeken.
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de
accu en dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden
overladen.
Info
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ont-
snapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest de accu
aan capaciteit.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulfa-
tatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecon-
troleerd.
Deksel
nooit verwijderen.
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, die op het accuhuis
is aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de
motorfiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
Accu monteren. ( pag. 94)
Zadel monteren. ( pag. 63)
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig gezekerd.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
15 ELEKTRONICA 97
E00361-10
Hoofdwerk
Startrelais
uit houder trekken.
E00362-10
Beschermkappen
verwijderen.
Defecte hoofdzekering
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109120) ( pag. 123)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
heeft als het nodig is.
Beschermkappen erop steken.
Startrelais op de houder steken en kabel leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 63)
15.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
E00394-10
Hoofdwerk
EFI-besturingsunit
van houder trekken en opzij hangen.
E00395-10
Zekeringenblokdeksel
openen.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
(EXCF EU, EXCF Six Days)
Zekering 1 10 A - EFIbesturingsunit, lambdasonde, tachometer, combina-
tieschakelaar (optioneel), brandstofinspuiting, diagnosestekker, zekering 4
(EXCF AU, EXCF BR)
Zekering1 10 A - EFIbesturingsunit, tachometer, combinatieschakelaar
(optioneel), brandstofinspuiting, diagnosestekker, zekering 4
15 ELEKTRONICA 98
Zekering 2 - 10 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht, nummerplaatver-
lichting
Zekering 3 - 10 A - radiateurventilator (optioneel), claxon, remlicht, richtingaan-
wijzer
Zekering 4 - 5 A - brandstofpomp
Zekeringen res - 10 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische instal-
latie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 123)
Zekering (58011109105) ( pag. 123)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
E00394-10
EFIbesturingsunit
aan de houder monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 63)
15.6 Koplampkap met koplamp demonteren
E00396-10
Alle elektrische verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Remleiding en kabelstreng op de koplampkap losmaken.
Rubberbanden
losmaken. Koplampkap omhoog schuiven en naar voren zwen-
ken.
S01328-10
Stekkerverbinding
loskoppelen en koplampkap met koplamp verwijderen.
15 ELEKTRONICA 99
15.7 Koplampkap met koplamp monteren
S01328-11
Hoofdwerk
Stekkerverbindingen
verbinden.
E00396-11
Koplampkap positioneren en met rubberband
vastzetten.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
Remkabel en kabelboom in de remkabelgeleiding positioneren.
Nawerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 100)
15.8 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij hou-
den.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 98)
E00358-10
Hoofdwerk
Beschermkap
met de daaronder liggende lampfitting tot de aanslag tegen de
klok in draaien en optillen.
Lampfitting
van het zijlicht uit de reflector trekken.
E00359-10
Lamp koplamp
eruit draaien.
Nieuwe lamp in koplamp plaatsen.
Koplamp (HS1 / sokkel PX43t) ( pag. 123)
Beschermkap met de lampfitting in de reflector plaatsen en tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de keerring
goed zit.
Lampfitting van het zijlicht in de reflector steken.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 99)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 100)
15 ELEKTRONICA 100
15.9 Knipperlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij hou-
den.
E00360-10
Hoofdwerk
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Diffusorplaat
voorzichtig verwijderen.
De oranje kap
in de buurt van de uitsteeksel samenduwen en verwijderen.
Knipperlichtlamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en
uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 123)
Oranje kap monteren.
Diffusorplaat positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een kleine
ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef licht vastdraaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
15.10 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zetten en in de hoogte
van het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 cm
Voertuig op afstand
rechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 m
Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met bestuurder die
gereed is om te rijden precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 101)
15 ELEKTRONICA 101
15.11 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 100)
V00369-10
Hoofdwerk
Schroef
losdraaien.
Door zwenken van de koplamp de lichtbundelbreedte instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets
met bestuurder precies op de onderste markering liggen (aangebracht bij
Koplampstand controleren).
Info
Bij een gewichtsverandering kan het zijn dat de lichtbundelbreedte van de
koplamp gecorrigeerd moet worden.
Schroef
vastdraaien.
15.12 Tachometerbatterij vervangen
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 98)
V00370-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen.
Tachometer omhoog uit de houder trekken.
V00371-10
Beschermkap
met een munt tot de aanslag tegen de klok in draaien en verwij-
deren.
Batterij van de tachometer
verwijderen.
Nieuwe batterij plaatsen met het opschrift naar boven.
Tachometerbatterij (CR 2430) ( pag. 123)
Controleren of de keerring van de beschermkap correct zit.
V00372-10
Beschermkap
positioneren en met een munt tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Een willekeurige toets op de tachometer indrukken.
De tachometer schakelt in.
Tachometer in houder positioneren.
Schroeven met ringen monteren en vastdraaien.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 99)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 100)
Kilometer of mijl instellen. ( pag. 21)
Tachometerfuncties instellen. ( pag. 22)
Tijd instellen. ( pag. 22)
15 ELEKTRONICA 102
15.13 Diagnosestekker
H00933-12
De diagnosestekker
bevindt zicht onder het zadel.
16 KOELSYSTEEM 103
16.1 Koelsysteem
K00541-10
Door de waterpomp
in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koelmid-
del plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop
. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
(EXCF Six Days)
Er vindt extra koeling plaats via de radiateurventilator. Deze wordt aangestuurd via
een thermoschakelaar.
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
16 KOELSYSTEEM 104
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 127)
Radiateurdop monteren.
16.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 127)
Radiateurdop monteren.
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
16 KOELSYSTEEM 105
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
(EXCF Six Days)
Motorbescherming demonteren. ( pag. 77)
K00542-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel zetten.
Schroef
verwijderen. Radiateurdop
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
16.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
K00543-10
Hoofdwerk
Controleren of schroef
met het juiste moment is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat
via de radiateurlamellen vullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 127)
Radiateurdop monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 104)
(EXCF Six Days)
Motorbescherming monteren. ( pag. 78)
17 MOTOR AFSTELLEN 106
17.1 Gaskabelspeling controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gas-
kabelspeling
bepalen.
Speling gaskabel 3… 5 mm
» Als de gaskabelspeling niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 106)
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
Als de gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de koude-startknop terug in
de uitgangspositie.
» Als de koude-startknop niet in de uitgangspositie terugspringt:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 106)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 106)
17.2 Gaskabelspeling instellen
Info
Als de plaatsing van de gaskabels goed is, hoeft de brandstoftank niet worden gedemonteerd.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 68)
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 74)
S01318-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
terugschuiven.
Moer
losdraaien.
Stelschroef
helemaal indraaien.
Moer
losdraaien.
Koude-startknop
tot aan de aanslag indrukken.
Stelschroef
zodanig draaien dat de koude-startknop terug naar de uitgangsposi-
tie beweegt wanneer de gashendel naar voren wordt gedraaid.
Moer
vastdraaien.
Stelschroef
zodanig draaien, dat bij de gashendel gaskabelspeling aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3… 5 mm
Moer
vastdraaien.
Manchet
erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 106)
17 MOTOR AFSTELLEN 107
17.3 Eigenschappen van de gasrespons instellen
Info
Op de gashendel kunnen de eigenschappen van de gasrespons door de vervanging van de gaskabelschijf worden veranderd.
Een gaskabelschijf met een andere karakteristiek is inbegrepen.
S01319-10
Hoofdwerk
Manchet
terugschuiven.
Schroeven
en halve schalen
verwijderen.
Gaskabels losmaken en handgreep verwijderen.
102246-10
Gaskabelschijf
van de handgreep
verwijderen.
Gewenste gaskabelschijf op de handgreep positioneren.
Voorgeschreven waarde
De aanduiding OUTSIDE moet zichtbaar zijn. De markering
moet bij de marke-
ring
gepositioneerd zijn.
Alternatief 1
Gaskabelschijf grijs (79002014000)
Alternatief 2
Gaskabelschijf zwart (79002014100)
Info
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep langzaam.
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep snel.
De grijze gaskabelschijf is bij levering gemonteerd.
S01320-10
Stuur aan buitenzijde en handgreep aan binnenzijde reinigen. Handgreep op het
stuur schuiven.
Gaskabels in de gaskabelschijf bevestigen en op hun plaats brengen.
Halve schalen
positioneren, schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef gashendel M6 5 Nm
Manchet
erop schuiven en gashendel controleren op soepele werking.
Nawerk
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 106)
17.4 Mapping wijzigen (EXCF Six Days)
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringAls de combinatieschakelaar is gemonteerd, vervalt de toela-
ting voor wegverkeer.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg, als de combinatieschakelaar is gemonteerd.
Info
De gewenste motoreigenschap kan via de toets MAP van de combinatieschakelaar worden geactiveerd.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
Bovendien kan via de toets TC in elke Mapping de tractiecontrole worden geactiveerd.
De Mapping kan ook tijdens rijden worden gewijzigd.
17 MOTOR AFSTELLEN 108
H01180-10
STANDARD Mapping activeren:
Toets MAP indrukken tot led 1 brandt.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
STANDARD gecompenseerde respons
H01180-11
ADVANCED Mapping activeren:
Toets MAP indrukken tot led 2 brandt.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
ADVANCED directe respons
17.5 Stationair toerental instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe motor kan bij een te laag stationair toerental plotseling uitvallen.
Stel het stationair toerental op de aangegeven waarde in. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S01309-10
Motor warmrijden.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de uitgangspositie.
( pag. 17)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Door het verdraaien van de regelschroef stationair toerental
het stationaire toe-
rental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 1.950… 2.050 1/min
Toerenteller (45129075000)
Info
Draaien tegen de klok in verlaagt het stationaire toerental.
Draaien met de klok mee verhoogt het stationaire toerental.
17.6 Smoorkleppositie programmeren
Info
Als de besturingsunit herkent dat de smoorkleppositie in stationaire stand opnieuw moet worden geprogrammeerd, knippert het
controlelampje storing 2x per seconde.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
17 MOTOR AFSTELLEN 109
Voertuig stationair laten draaien.
Het controlelampje storing knippert niet meer zodra het programmeren is afgesloten.
Info
Als de motor te warm wordt, een afkoelrit bij gemiddeld toerental maken.
De motor vervolgens niet uitschakelen, maar stationair verder laten draaien tot het programmeren afgesloten is.
17.7 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
meten tussen de
bovenkant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 109)
17.8 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
met ringen verwijderen en versnellingshendel
eraf halen.
401951-10
Tanden
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas steken en de tanden
laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 110
18.1 Brandstofzeef vervangen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
K00577-10
Steekverbinding
van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof stromen.
Brandstofzeef
uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schuiven.
Keerring smeren en steekverbinding van de brandstofleiding verbinden.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Motor starten en respons controleren.
18.2 Motoroliepeil controleren
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 111
K00578-10
Voorwaarde
Motor is warm.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten en dan pas con-
troleren.
De motorolie ligt tussen de onderkant
en midden
van het kijkglas.
»
Als de motorolie niet tot de onderkant
van het kijkglas komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 113)
18.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Motorolie bij warme motor aftappen.
Voorwerk
(EXCF Six Days)
Motorbescherming demonteren. ( pag. 77)
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
K00567-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor zetten.
Olieaftapschroef
met magneet en afdichtring verwijderen.
Info
Schroeven
niet verwijderen.
K00568-10
Sluitschroef
met oliezeef
en keerringen verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
K00569-10
Oliezeef
met keerringen op een pijpsleutel positioneren.
Pijpsleutel door de boring van de sluitschroef in de tegenoverliggende motorhuis-
helft positioneren.
Oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 112
K00570-10
Sluitschroef
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Olieaftapschroef
met magneet en nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
K00571-10
Schroeven
verwijderen. Oliefilterdop met keerring verwijderen.
K00572-10
Oliefilter
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
K00573-10
Motorfiets op rechter zijkant leggen en oliefilterhuis ongeveer vullen met motor-
olie.
Oliefilter in oliefilterhuis positioneren.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie en met oliefilterdeksel
mon-
teren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel M6 10 Nm
Motorfiets rechtop zetten.
401955-12
Olievulschroef
met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie
vullen.
Motorolie 1,0 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 127)
Alternatieve
motorolie, voor
zwaardere
gebruiksomstan-
digheden en
verhoging van het
vermogen
Motorolie (SAE
10W/60)
(00062010035)
( pag. 127)
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige
slijtage van de motor.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 113
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
(EXCF Six Days)
Motorbescherming monteren. ( pag. 78)
Motoroliepeil controleren. ( pag. 110)
18.4 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
K00579-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
met keerring aan koppelingsdeksel verwijderen.
Motorolie tot midden
van kijkglas vullen.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 127)
Alternatief 1
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 127)
Info
Het mengen van verschillende soorten motorolie wordt afgeraden omdat de
motorolie dan niet de volle werking bereikt.
We adviseren de motorolie te verversen als das nodig is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 110)
19 REINIGING, ONDERHOUD 114
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Om het indringen van water te voorkomen, het uitlaatsysteem afsluiten.
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreini-
ger inspuiten en met een kwastje behandelen.
Motorfietsreiniger ( pag. 129)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te
drogen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft
bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 70)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 129)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild
reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 129)
Stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 129)
19 REINIGING, ONDERHOUD 115
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in winter
Info
Als het voertuig ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moe-
ten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als het voertuig op wegen met strooizout is gebruikt moet deze na het rijden met koud water worden gereinigd. Warm water zou
de zoutwerking versterken.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 114)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remklauwen en remplaketten in
afgekoelde en gemonteerde toestand, grondig met koud water reinigen en
goed drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet het voertuig grondig met
koud water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de rem-
schijven) worden behandeld met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen, omdat daar-
door de remwerking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 70)
20 STALLING 116
20.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages).
Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 129)
Brandstof tanken. ( pag. 39)
Motorfiets reinigen. ( pag. 114)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. ( pag. 111)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 103)
Bandenspanning controleren. ( pag. 91)
Accu demonteren. ( pag. 93)
Accu opladen. ( pag. 94)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu zonder directe
blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Voertuig op een droge plaats stallen, waar hij niet blootstaat aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 51)
De motorfiets het beste afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken. In
geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er dan
geen vocht kan ontsnappen en er roest ontstaat.
Info
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de
kleppen en uitlaat gaan roesten.
20 STALLING 117
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 51)
Accu monteren. ( pag. 94)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 35)
Een proefrit maken.
21 FOUTEN OPSPOREN 118
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door (e-starter) Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 35)
Accu leeg Accu opladen. ( pag. 94)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Statorwikkeling van dynamo controleren.
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 96)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 35)
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstofleiding verbin-
den.
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 97)
Zekering 4 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 97)
Stationaire toerental verkeerd inge-
steld
Stationair toerental instellen. ( pag. 108)
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
1,0 mm
Ontstekingssysteem defect Ontstekingssysteem controleren.
Ontstekingskabel in de kabeloom ver-
sleten, stopknop en/of noodstopscha-
kelaar defect
Kabelboom controleren. (visuele controle)
Elektrische installatie controleren.
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor start niet Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Ontstekingssysteem defect Bobine secundaire wikkeling controleren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controleren.
Motorvermogen te laag Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
( pag. 65)
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstoffilter vervangen.
Brandstofzeef sterk vervuild Brandstofzeef vervangen. ( pag. 110)
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Controleer het uitlaatsysteem op beschadiging.
Glasvezelvulling van einddemper vervangen.
( pag. 67)
Te weinig klepspeling Klepspeling instellen.
Ontstekingssysteem defect Bobine secundaire wikkeling controleren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controleren.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 39)
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 97)
Zekering 4 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 97)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 104)
21 FOUTEN OPSPOREN 119
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Koelerlamellen sterk vervuild Koelerlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem Koelmiddel aftappen. ( pag. 104)
Koelmiddel vullen. ( pag. 105)
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Voorgeschreven waarde
Openingstemperatuur: 70 °C
Defect aan radiateurventilatiesysteem
(EXCF Six Days)
Zekering radiateurventilator controleren.
Zekering 4 controleren.
Radiateurventilator controleren.
Controlelampje storing brandt resp.
knippert
Fout in brandstof-inspuitsysteem Motorfiets stoppen en met behulp van de knip-
percode het defecte onderdeel identificeren.
Kabels op beschadiging en de elektrische stek-
kerverbindingen op roestvorming en beschadi-
ging controleren.
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien
nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 110)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeef reinigen. ( pag. 111)
Zuigers resp. cilinders versleten Zuiger/cilinder - inbouwspeling bepalen.
Accu leeg Accu wordt niet opgeladen door de
dynamo
Laadspanning controleren.
Statorwikkeling van dynamo controleren.
Ongewilde stroomverbruikers Ruststroom controleren.
Tachowaarden gewist (tijd, chronome-
ter, rondetijden)
De batterij in de tachometer is leeg Tachometerbatterij vervangen. ( pag. 101)
Groot licht, dimlicht, achterlicht, zij-
licht en nummerplaatverlichting wer-
ken niet
Zekering 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 97)
Claxon, remlicht, richtingaanwijzer en
radiateurventilator (optioneel) werken
niet
Zekering 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 97)
22 TECHNISCHE GEGEVENS 120
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 349,7 cm³
Slag 57,5 mm
Boring 88 mm
Compressie 12,3:1
Stationair toerental 1.950… 2.050 1/min
Distributie DOHC, 4 kleppen aangestuurd met nokvolger, aandrijving met
distributieketting
Klepdiameter inlaat 36,3 mm
Klepdiameter uitlaat 29,1 mm
Klepspeling
Inlaat bij: 20 °C 0,10… 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,13… 0,18 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigerboutlager Geen lagerbus - zuigerpen met DLC coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 Eaton-pompen
Primaire overbrenging 24:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:32
2e versnelling 16:26
3e versnelling 20:25
4e versnelling 22:23
5e versnelling 25:22
6e versnelling 26:20
Dynamo 12 V, 168 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LMAR9AI-10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koelmiddel door
waterpomp
Starthulp E-starter
22.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar voor balansassmering M4 2 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor dynamokoeling M4 2 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaars naar drijfstangla-
gersmering controleren
M4 2 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaars voor koppelingsmering M4 2 Nm Loctite
®
243™
Schroef olievernevelaar voor zuigerkoe-
ling
M4 2 Nm Loctite
®
243™
Sproeier luchttoevoer krukhuis M4 2 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor nokvolgersmering M5 3 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingsveer M5 6 Nm
Schroef lagerborging M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef lagerbout oliepomptussenwiel M5 6 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 121
Schroef oliepompdeksel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef stator M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingssensor M5 5 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef oliekanaal in dynamodek-
sel
M5 1,2 Nm Loctite
®
648™
Moer cilinderkop M6 10 Nm Geolied met motorolie
Moer waterpompwiel M6 5 Nm Loctite
®
243™
Penschroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef distributiekettinggeleider M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef klepdeksel M6 8 Nm
Schroef koppelingscilinder M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef oliefilterdeksel M6 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef uitvalbeveiliging distributieket-
ting
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef autodeco M7x1 15 Nm Loctite
®
243™
Schroef nokkenaslagerplaat M7x1 14 Nm Geolied met motorolie
Schroef geleider distributieketting-
spanner
M8 15 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef krukasbevestiging M8 10 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Bougie M10x1 10… 12 Nm
Schroef ontgrendeling voor distributie-
kettingspanner
M10x1 8 Nm
Schroef rotor M10x1 70 Nm Schroefdraad met motorolie
ingesmeerd / conus ingevet
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 10 Nm
Sluitschroef oliekanaal M10x1 15 Nm Loctite
®
243™
Moer cilinderkop M10x1,25 Draaivolgorde:
Diagonaal vastschroeven.
1e aanhaalniveau
10 Nm
2e aanhaalniveau
30 Nm
3e aanhaalniveau
50 Nm
Schroefdraad met motorolie
gesmeerd / ring ingevet
Tapeind cilinderkop M10x1,25 20 Nm Loctite
®
243™
Temperatuursensor-koelvloeistof M10x1,25 12 Nm
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Olieaftapschroef M14x1,5 15 Nm
Moer koppelingmeenemer M18x1,5 100 Nm Loctite
®
243™
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 100 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Schroef dynamodeksel M24x1,5 18 Nm
Sluitschroef distributiekettingspanner M24x1,5 40 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 122
22.3 Vulhoeveelheid
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,0 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 127)
Alternatieve motorolie, voor
zwaardere gebruiksomstandig-
heden en verhoging van het
vermogen
Motorolie (SAE 10W/60)
(00062010035)
( pag. 127)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 127)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca. 8,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 127) (Alle EXCF
modellen)
Super loodvrij type C (ROZ 95/RON 95/PON 91) ( pag. 128)
(EXCF BR)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
22.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork (EXCF EU/AU/BR) WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA
Voorvork (EXCF Six Days) WP Performance SystemsXplor 48
Veerweg
voor 300 mm
achter 310 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper WP Performance Systems 4618 PDS DCC
Remsysteem Schijfremmen, remklauwen vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens (EXCF EU/AU/BR)
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Remschijven - slijtagegrens (EXCF Six Days)
voor 2,5 mm
achter 3,7 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Bandenspanning straat
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
Secundaire overbrenging (Alle EXCF modellen) 14:52 (13:52)
Secundaire overbrenging (EXCF BR) 13:52
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 48, 50, 52
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand 1.482±10 mm
Zadelhoogte onbelast 960 mm
Los van de bodem, onbelast 355 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 123
Gewicht zonder brandstof ca. (EXCF EU/AU/BR) 104 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (EXCF Six Days) 104,5 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
22.5 Elektronica
Accu (Alle EXCF modellen) HJTZ5S-FP Lithium-ion-accu
Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 2,0 Ah
Onderhoudsvrij
Accu (EXCF BR) YTX5L-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 4 Ah
Onderhoudsvrij
Tachometerbatterij CR 2430 Accuspanning: 3 V
Zekering 58011109105 5 A
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 58011109120 20 A
Koplamp HS1 / sokkel PX43t 12 V
35/35 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Controlelampjes W2,3W / sokkel W2x4,6d 12 V
2,3 W
Richtingaanwijzer R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
22.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(EXCF EU/AU) 80/100 - 21 M/C 51M TT
MAXXIS Maxx EnduPro
140/80 - 18 M/C 70R M+S TT
MAXXIS Maxx EnduPro
(EXCF BR, EXCF Six Days) 90/90 - 21 M/C 54M M+S TT
Metzeler MCE 6 Days Extreme
140/80 - 18 M/C 70M M+S TT
Metzeler MCE 6 Days Extreme
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
22.7 Voorvork
22.7.1 EXCF EU/AU/BR
Artikelnummer voorvork 14.18.8Q.67
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 474 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 4,2 N/mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 124
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 4,6 N/mm
Lengte voorvork 928 mm
Lengte luchtkamer 110
+10
20
mm
Voorvorkolie per vorkpoot 600 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 128)
22.7.2 EXCF Six Days
Artikelnummer voorvork 14.15.8Q.67
Voorvork WP Performance SystemsXplor 48
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort +0
Standaard +0
Sport +3
Veerlengte met voorspanbus(sen)
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 477 mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 475 mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 477 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 4,6 N/mm
Lengte voorvork 932 mm
Lengte luchtkamer 110
+10
20
mm
Voorvorkolie per vorkpoot 610 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 128)
22.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 12.18.7Q.63
Schokdemper WP Performance Systems 4618 PDS DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veervoorspanning
Comfort 8 mm
Standaard 8 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 125
Sport 8 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 60 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 63 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 66 N/mm
Veerlengte 225 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 110 mm
Inbouwlengte 415 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1) ( pag. 128)
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef deksel luchtfilterbak EJOT PT
®
K60x20-Z 3 Nm
Schroef drukregelaar EJOT PT
®
K60x25Z 3 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm Loctite
®
243™
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Overige moeren chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef lichtschakelaar M5 1 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Schroef temperatuursensor inlaatlucht M5 2 Nm
Moer kabels aan startmotor M6 4 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm Loctite
®
243™
Brandstofaansluiting aan brandstof-
pomp
M8 10 Nm
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Moer voetremhendelaanslag M8 20 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat
(EXCF Six Days)
M8 17 Nm
Schroef bovenste kroonplaat
(EXCF EU/AU/BR)
M8 20 Nm
Schroef bovenste kroonplaat
(EXCF EU/AU/BR)
M8 15 Nm
Schroef framearm M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Schroef motorsteunen M8 25 Nm Loctite
®
2701™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat
(EXCF Six Days)
M8 15 Nm
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 126
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven
(EXCF Six Days)
M8 17 Nm Loctite
®
243™
Schroef vorkbuis boven
(EXCF EU/AU/BR)
M8 20 Nm
Schroef zijstandaardbevestiging M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Motorschroef M10 60 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Moer brandstofpomp bevestiging M12 15 Nm
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Moer zadelbevestiging M12x1 20 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M20x1,5 12 Nm Loctite
®
243™
23 GEBRUIKSSTOFFEN 127
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardig koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren (ook in landen met hoge temperaturen).
Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en schuimvorming.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C antiroest/antivries
gedestilleerd water
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 130)
SAE ( pag. 130) (SAE 10W/60)
KTM LC4 2007+
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 130)
SAE ( pag. 130) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
23 GEBRUIKSSTOFFEN 128
Aanbevolen leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 130) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Super loodvrij type C (ROZ 95/RON 95/PON 91)
Norm / classificatie
Beschluss Nr. 57 der ANP (Agência Nacional do Petróleo) (ROZ 95/RON 95/PON 91)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de volgende gegevens of die van dezelfde kwaliteit is.
Loodvrije superbenzine met een gehalte van 19 tot 27 % ethanol is daarbij toegelaten.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100).
Gebruik geen brandstof met minder dan 19 % ethanol (bijv. E10).
Gebruik geen brandstof met meer dan 27 % ethanol (bijv. E30, E85, E100).
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 130) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
24 HULPSTOFFEN 129
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
25 NORMEN 130
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA
norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor
motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie
gesmeerd. De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN 131
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat emissie- en veiligheidsgerelateerde waarden
bewaakt
27 LIJST MET AFKORTINGEN 132
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
28 LIJST MET SYMBOLEN 133
28.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen. Actieve rijhulpen
worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD heeft een kritieke emissie- of veiligheidsfout herkend.
Controlelampje brandstofpeil brandt geel Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
28.2 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
INDEX 134
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
startvermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Balhoofdlagerspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 42
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Brandstofzeef
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Controlelampjes-overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
E
Eigenschappen van de gasrespons
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118-119
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Gaskabelplaatsing
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . 31
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 35
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
antivries en koelmiddelpeil controleren . . . . . . . . . . . 103
peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
INDEX 135
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Koplampinstelling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . 76
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Koude-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Launch Control
activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
M
Mapping
wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Oliezeef
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54-55
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56, 58
R
Regelschroef stationair toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79-87
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Rijden in winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40-41
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Smoorkleppositie
programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Speling balhoofdlager
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116-117
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen . . . 32
Stationair toerental
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
INDEX 136
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
T
Tachometer
batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Tractiecontrole
activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39, 122
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105, 122
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 122
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . 97
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
lage temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
*3213480nl*
3213480nl
07/2016
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139

KTM 350 EXC-F 2017 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor