Miller AUTO-CONTINUUM 500 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Processen
OM-277115K/dut 2022-09
AutoContinuum
350 en 500
met Insight Coret
CE
Processen
Beschrijving
Booglassen energiebron
Boogsnijden en gutsen
met koolelektrode en
perslucht (CAC-A)
MIG (GMAW)lassen
Gepulseerd MIG (GMAW-P)
Lassen met gevulde draad
(FCAW)
®
HANDLEIDING
Voor informatie over de pro-
ducten, zie de Gebruikershan-
dleiding en ga verder naar
www.MillerWelds.com
Miller Electric maakt een complete lijn
lasapparaten en aanverwante
lasproducten. Wilt u meer informatie
over de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw
Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en afzonderlijke
productleaflets voor u. U kunt uw distributeur of
servicevertegenwoordiger bij u in de buurt vinden door te bellen naar
18004AMiller; of bezoek onze website op www.MillerWelds.com.
Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan de
slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om het an-
ders dan meteen goed te doen.
Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het
bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn producten
lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u nu konden
zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De producten
van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten gewoon het
allerbeste zijn dat er te koop was.
Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verkopen
die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service te
bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die in
1929 zijn vastgelegd.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te
kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de
veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te beschermen
tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor gezorgd, dat u
de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij Miller kunt u reke-
nen op jarenlange betrouwbare service en goed
onderhoud. En als om de een of andere reden het
apparaat gerepareerd moet worden, helpt het ge-
deelte Probleemoplossing u om uit te vinden wat
het probleem is en kan dit worden opgelost met
behulp van ons uitgebreide servicenetwerk. Er
zijn ook een garantie en informatie over het on-
derhoud van uw specifieke model beschikbaar.
Miller was de allereerste
fabrikant van lasapparatuur in
de VS die het ISO 9001
kwaliteitscertificaat behaal-
de.
Elke krachtbron van Miller
gaat vergezeld de meest
probleemloze garantie in
onze bedrijfstak u werkt er
hard genoeg voor.
Van Miller voor u
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 1....................
1-1. De betekenis van de symbolen 1.........................................................
1-2. De risico’s van het booglassen 1.........................................................
1-3. Extra gevaren voor installatie, bediening en onderhoud 3.....................................
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen 5..................................................
1-5. Belangrijkste V
eiligheidsvoorschriften
5....................................................
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie) 5.........................
HOOFDSTUK 2 DEFINITIES 6................................................................
2-1. Aanvullende veiligheidssymbolen en definities 6.............................................
2-2. Diverse symbolen en definities 8.........................................................
HOOFDSTUK 3 SPECIFICATIES 10............................................................
3-1. Locatie van de labels met het serienummer en de technische gegevens 10.......................
3-2.
Softwarelicentieovereenkomst
10..........................................................
3-3. Informatie over standaard lasparameters en instellingen 10....................................
3-4. Specificaties 350 Model 10...............................................................
3-5. Specificaties 500 Model 10...............................................................
3-6. Afmetingen en gewicht 11................................................................
3-7. Statische kenmerken 11.................................................................
3-8. Omgevingsspecificaties 11...............................................................
3-9. Inschakelduur en oververhitting 14.........................................................
HOOFDSTUK 4 INSTALLATIE 15..............................................................
4-1. Een locatie selecteren 15.................................................................
4-2. Klemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen* 16...................................
4-3. De lasstroomkabels aansluiten 17.........................................................
4-4. Informatie afstands 10pins stekkerdoos voor de draadaanvoerunit RC2 18......................
4-5. Informatie spanningsdetectie stekkerdoos RC3 18............................................
4-6. Functies stekkerdoos randapparatuur RC22 19..............................................
4-7. Stekkerdoos netwerkapparatuur 19........................................................
4-8. Extra beveiliging CB1, communicatiepaneel en noodstop 20...................................
4-9. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud 21................................................
4-10. De 3fasen voeding aansluiten 22.........................................................
HOOFDSTUK 5 AANBEVOLEN INSTELPROCEDURES 24........................................
5-1. Lascircuit 24...........................................................................
5-2. Laskabels zo leggen dat inductantie minimaal is 25...........................................
5-3. Meerdere lasstroombronnen gebruiken 26..................................................
5-4. Aansluitingen van spanningsdetectiekabel en werkstukkabel bij meerdere lasbogen 27.............
5-5. Aarding 30.............................................................................
5-6. 30 punten mechaniek in MIGlassen 32....................................................
5-7. Blaaswerking van de boog 33.............................................................
5-8. Elementaire probleemoplossing bij lassen 34................................................
HOOFDSTUK 6 BEDIENING 37................................................................
6-1.
Bedieningsknoppen
37...................................................................
6-2. Gebruikersinterface 38...................................................................
6-3. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel (zie hoofdstuk 6-2) 39........................
HOOFDSTUK 7 CONFIGURATIE 40............................................................
7-1. Toegang tot webpaginaconfiguraties 40.....................................................
7-2. Startscherm 40.........................................................................
7-3. Instelscherm 41.........................................................................
7-4.
Boogbeheerscherm
42...................................................................
INHOUDSOPGAVE
7-5. Gegevensbeheerscherm 43..............................................................
7-6. Helpscherm 43.........................................................................
HOOFDSTUK 8 ONDERHOUD & PROBLEEMOPLOSSING 44....................................
8-1.
Routineonderhoud
44....................................................................
8-2. De binnenzijde van het apparaat schoonblazen 44............................................
8-3. Tabel met foutcodes en beschrijving van probleemoplossing 45.................................
8-4. Tabel met foutcodes en beschrijving van probleemoplossing 46.................................
8-5.
Probleemoplossing
49...................................................................
HOOFDSTUK 9 INSTALLATIE INSIGHT CORETM 50.............................................
9-1. Licentieovereenkomst 50................................................................
9-2. Connectiviteitsvragenlijst downloaden 50...................................................
9-3. Een IPadres verkrijgen 50...............................................................
9-4. Activering van Insight Core met behulp van de webpagina’s van Continuum 51....................
9-5. De netwerkverbinding configureren 53......................................................
9-6. Netwerkverbinding verifiëren 58...........................................................
9-7. Serienummer en licentiesleutel bepalen 59..................................................
9-8. Voor het eerst een apparaat registreren en account aanmaken 61...............................
9-9. Extra apparatuur registreren 62...........................................................
HOOFDSTUK 10 ELEKTRISCHE SCHEMAS 64.................................................
GARANTIE
VERKLARING VAN CONFORMITEIT
voor producten in de Europese Gemeenschap (gemarkeerd met EC).
MILLER Electric Mfg. Co., 1635 Spencer Street Appleton, WI 54914 VS verklaart dat het product
of de producten in deze verklaring voldoen aan de basisvereisten van de genoemde richtlijn(en)
en norm(en).
Product-/apparaatidentificatie:
Product Serienummer
Auto Continuum 350 CE 907660
Auto Continuum 500 CE 907661
Richtlijnen:
2014/53/EU Radio equipment
2011/65/EU and amendment 2015/863 Restriction of the use of certain hazardous substances in electrical and electron
ic equipment
2009/125/EC and regulation 2019/1784 Ecodesign requirements for energy‐related products
Standards for conformity with essential requirements of 2014/53/EU:
Standard Reference Article of 2014/53/EU
EN IEC 60974-1:2018/A1:2019
EN 62368-1:2014
EN 62311:2008
3.1 (a): Health and Safety
EN 60974-10:2014/A1:2015
ETSI EN 301489-1 V2.1.1 (2017-2)
ETSI EN 301489-17 V3.1.1 (2017-02)
3.1 (b): Electromagnetic Compatibility
ETSI EN 300 328 V2.2.2 (2019-07) 3.2: Efficient use of Radio Spectrum
Standards for conformity with essential and relevant requirements:
EN IEC 63000:2018 Technical documentation for the assessment of electrical and electronic products with respect to
the restriction of hazardous substances
Ondertekenaar:
_____________________________________ ___________________________________________
David A. Werba Datum van verklaring
MANAGER, PRODUCTONTWERPNALEVING
August 22, 2022
278134D
DECLARATION OF CONFORMITY
For United Kingdom (UKCA marked) products.
MILLER Electric Mfg. LLC, 1635 Spencer Street, Appleton, WI 54914 U.S.A. declares that the
product(s) identified in this declaration conform to the essential requirements and provisions of
the stated Regulation(s) and Standard(s).
Product/Apparatus Identification:
Product Stock Number
Auto Continuum 350 CE 907660
Auto Continuum 500 CE 907661
Regulations:
S.I. 2017/1206 The Radio Equipment Regulations 2017
S.I. 2021/1745 Ecodesign for Energy‐Related Products and Energy Regulations 2021
S.I. 2012/3032 Restriction of the use of Certain Hazardous Substances in Electrical and Electronic Equipment Regula
tions 2012
Standards for conformity with essential requirements of S.I. 2017/1206:
Standard Reference Regulation of S.I. 2017/1206
EN IEC 60974-1:2018/A1:2019
EN 62368-1:2014
EN 62311:2008
6.1 (a): Health and Safety
EN 60974-10:2014/A1:2015
ETSI EN 301489-1 V2.1.1 (2017-2)
ETSI EN 301489-17 V3.1.1 (2017-02)
6.1 (b): Electromagnetic Compatibility
ETSI EN 300 328 V2.2.2 (2019-07) 6.2: Efficient use of Radio Spectrum
Standards for conformity with essential and relevant requirements:
EN IEC 63000:2018 Technical documentation for the assessment of electrical and electronic products with respect to
the restriction of hazardous substances
Signatory:
August 22, 2022
_____________________________________ ___________________________________________
David A. Werba Date of Declaration
MANAGER, PRODUCT DESIGN COMPLIANCE
290915B
EMV-GEGEVENSBLAD VOOR LASSTROOMBRON
Product-/apparaatidentificatie
Product Serienummer
AUTO-CONTINUUM 350 CE 907660
AUTO-CONTINUUM 350 CE DI 907660001
AUTO-CONTINUUM 500 CE 907661
AUTO-CONTINUUM 500 CE DI 907661001
Overzicht nalevingsinformatie
Toepasbare richtlijn Richtlijn 2014/35/EU
Referentielimieten Richtlijn 2013/35/EU, aanbeveling 1999/519/EG
Toepasselijke normen IEC 62822-1:2016, IEC 62822-2:2016
Bedoeld gebruik voor bedrijfsmatig gebruik voor gebruik door leken
Voor werkplekbeoordeling moet rekening worden gehouden met niet-thermische effecten JA NEE
Voor werkplekbeoordeling moet rekening worden gehouden met thermische effecten JA NEE
Gegevens zijn gebaseerd op maximaal voedingsvermogen (geldig tenzij firmware/hardware wordt gewijzigd)
Gegevens zijn gebaseerd op slechtste-gevalinstelling/-programma (alleen geldig tot instelopties/lasprogrammas
worden gewijzigd)
Gegevens zijn gebaseerd op meerdere instellingen/-programma's (alleen geldig tot instelopties/lasprogrammas
worden gewijzigd)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de blootstellingsgrenswaarden (ELV's) JA NEE
voor gezondheidseffecten bij standaardconfiguraties (indien NEE gelden specifieke
vereiste minimale afstanden)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de blootstellingsgrenswaarden (ELV's) n.v.t. JA NEE
voor sensorische effecten bij standaardconfiguraties (indien van toepassing en bij NEE zijn
specifieke maatregelen nodig)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de n.v.t. JA NEE
actieniveaus (AL's) bij standaardconfiguraties (indien van toepassing en bij NEE zijn
specifieke waarschuwingsborden nodig)
EMV-gegevens voor niet-thermische effecten
Blootstellingsindices (EI's) en afstanden tot lasstroomkring (voor de diverse gebruiksmodi, voor zover van toepassing)
Hoofd
Romp
Ledematen
(handen)
Ledematen
(dijen)
Sensorische
effecten
Gezondheids
effecten
Genormeerde afstand 10 cm 10 cm 10 cm 3 cm 3 cm
ELV EI op genormeerde afstand 0,15 0,09 0,14 0,08 0,18
Vereiste minimumafstand 1 cm 1 cm 1 cm 1 cm 1 cm
Afstand waarop alle beroepsmatige ELV-blootstellingsindices vallen onder 0,20 (20%) 6 cm
Afstand waarop alle ELV-blootstellingsindices voor het algemene publiek vallen onder 1,00 (100 %) 115 cm
Getest door: .Tony Samimi Datum van test: 2016-08-05
279066-A
OM-245 849 Pagina 1
HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN LEES DIT VÓÓR
GEBRUIK
som_202201_dut
7
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze
op en bewaar ze.
1-1. De betekenis van de symbolen
GEVAAR! Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver-
meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode-
lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
LET OP Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd aan
persoonlijk letsel.
.Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE-
LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg onderstaande symbolen
samen met de instructies en voer de noodzakelijke actie uit om deze
gevaren te vermijden.
1-2. De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge-
bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico’s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voor-
zichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen
te voorkomen. Onderstaande veiligheidsinformatie is slechts
een samenvatting van de uitvoerige veiligheidsinformatie die
in de Hoofdveiligheidsnormen wordt beschreven. Lees en
volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen mogen deze apparatuur installe-
ren, bedienen, onderhouden en repareren. Een bevoegde
persoon is degene die, door middel van een erkend diploma,
certificaat of beroepsbekwaamheid, of die door middel van
uitgebreide kennis, training en ervaring, met succes
vaardigheden
heeft aangetoond om problemen op te lossen
met betrekking tot het onderwerp, het werk of het project en
veiligheidstraining
heeft ontvangen om de bijbehorende
gevaren te herkennen en vermijden.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven
tijdens het gebruik van dit apparaat.
Een ELEKTRISCHE SCHOK kan do-
delijk zijn
Het aanraken van onder stroom staande onderdelen
kan fatale schokken en ernstige brandwonden
veroorzaken. De elektrode en het werkstuk staan
onder stroom als de machine ingeschakeld is. Het
voedingsgedeelte
en de interne circuits van de
machine staan eveneens onder stroom als het
apparaat aan staat. Bij semi-automatisch of au-
tomatisch draadlassen staat het draad, de spoel, de
ruimte waar het lasdraad zich in de machine bevindt
en alle metalen onderdelen die in aanraking zijn met
de lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde
of onvoldoende geaarde installaties kunnen geva-
ren opleveren.
DRaak onderdelen die onder stroom staan niet aan
DDraag droge, isolerende handschoenen en lichaamsbescherming
zonder gaten
DIsoleer u zelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met
de grond of het werkstuk te voorkomen
DGebruik geen AClasuitgangsvermogen in een vochtige, natte of
beperkte omgeving of als het gevaar bestaat dat u kunt vallen.
DGebruik ALLEEN wissel (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
DAls er wissel (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening
als die op het apparaat aanwezig is.
DEr zijn extra veiligheidsmaatregelen nodig als zich een van de vol-
gende elektrisch gevaarlijke omstandigheden voordoet: op
vochtige locaties of als u natte kleding draagt; op metalen con-
structies zoals vloeren, roosters of steigers; in een verkrampte
lichaamshouding
bijvoorbeeld als u zit, knielt of ligt; of wanneer het
risico van onvermijdelijk of toevallig contact met het werkstuk of de
aarde groot is. Gebruik onder deze omstandigheden de volgende
apparatuur in de aangegeven volgorde: 1) een semiautomatisch
gelijkstroom (draad) lasapparaat met constante spanning, 2) een
handbediend gelijkstroom (elektrode) lasapparaat, of 3) een wis-
selstroom lasapparaat met een lagere spanning en open circuit. In
de meeste gevallen wordt het gebruik van een gelijkstroom lasap-
paraat met lagere spanning aanbevolen. En werk niet alleen!
DAls er wissel (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening
als die op het apparaat aanwezig is.
DZet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de V
eiligheidsvoorschriften)
DInstalleer, aard en bedien deze installatie in overeenstemming met
de Handleiding voor gebruikers en landelijke of lokale voor-
schriften.
DControleer altijd de aarding van de voeding en wees er zeker van
dat de aardingsgeleider van de voedingskabel goed aangesloten
is op de aansluitklem van het apparaat en dat de stekker van de
kabel aangesloten is op een correct geaarde contactdoos.
DControleer de ingaande voedingskabel en de massakabel
regelmatig
op beschadigingen of blootliggende bedrading en
vervang de kabel onmiddellijk als deze beschadigd is blootlig-
gende bedrading kan dodelijk zijn.
DHoud snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
DControleer de kabel regelmatig op beschadigingen of openliggen-
de bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze
beschadigd is openliggende bedrading kan dodelijk zijn.
DZet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
DGebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbon-
den kabels.
DDraag de kabels niet op uw lichaam.
DAls het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel- gebruik niet de massaklem of massakabel.
DRaak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
DGebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
DDraag een veiligheidsharnas als u boven grond-niveau werkt
DHoud alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.
DKlem de massakabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaalcontact op het werkstuk of werktafel.
OM-245 849 Pagina 2
DIsoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen
DSluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron. Haal de kabel los voor het proces dat niet wordt
gebruikt.
DMaak gebruik van aardlekbescherming wanneer u hulpapparatuur
gebruikt in vochtige of natte locaties.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
DHete onderdelen niet met blote handen aan-
raken
DLaat apparatuur altijd afkoelen, voor u eraan
gaat werken.
DGebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet te
pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen en
kleding om brandwonden te voorkomen.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk
zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het
inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw
gezondheid.
DZorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.
DVentileer de werkruimte goed en/of zorg dat de las en snijddamp
en gassen worden afgezogen met behulp van actieve ventilatie
bij de boog. De aanbevolen manier om te bepalen of er voldoende
ventilatie is, is monsters te nemen van de dampen en gassen
waaraan het personeel wordt blootgesteld en deze te analyseren
op samenstelling en hoeveelheid.
DAls er een slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gas-
masker.
DLees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaak-
middelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en
metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
DWerk alleen in een beslotenruimte als deze goed geventileerd
wordt. Of als u een beademingsapparaat draagt. Zorg ervoor dat
er altijd een ervaren persoon toekijkt. Lasdampen en gassen kun-
nen lucht verdringen en het zuurstofgehalte verlagen, wat
schadelijke invloed heeft op u lichaam en zelfs dodelijk kan zijn.
Zorg voor veilige ademlucht.
DLas niet in ruimtes waar dingen worden ontvet, schoongemaakt of
waar wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen rea-
geren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en
irriterende
gassen vormen
DLas geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood-of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van
het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd
wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De belkedingen
en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen
produceren als ze gelast worden.
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen
ogen en huid verbranden
Boogstralen van het lasproces produceren zichbare
en onzichtbare (ultraviolette en infrarood) stralen die
uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het
lassen vliegen lasspatten en vonken in het rond.
DDraag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en
ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI
Z49.1 en Z87.1 in de V
eiligheidsvoorschriften).
DDraag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm
DGebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen ; waarschuw
anderen om niet in de boog te kijken.
DDraag lichaamsbescherming van leer of vlamwerende kleding
(FRC). Lichaamsbescherming omvat olievrije kledingstukken
zoals leren handschoenen, leren schort, broek zonder omslagen,
hoge schoenen en een helm.
LASSEN kan brand of explosies ver-
oorzaken
Als er gelast wordt aan gesloten vaten zoals tanks,
trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen
worden Er kunnen vonken van de lasboog afvliegen.
De rondvliegende vonken, de temperatuur van het
werkstuk en van het gereedschap kunnen brand en brandwonden
veroorzaken. Toevallig contact van een elektrode met metalen
voorwerpen kan vonken, explosies, oververhitting of brand ver-
oorzaken. Controleer eerst of de omgeving veilig is voordat u gaat
lassen.
DVerwijder alle brandbare materialen in een straal van 10 meter van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brand-
werende materialen.
DLas niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
DBescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
DWees erop attent dat vonken en hete materialen van het laswerk
gemakkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruim-
tes kunnen vliegen.
DKijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt
DWees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de
tegenovergestelde
zijde.
DVelgen of wielen mogen niet worden gesneden of gelast. Bij verhit-
ting kunnen banden exploderen. Gerepareerde velgen en wielen
kunnen defect raken. Zie OSHA 29 CFR 1910.177 in V
eiligheids
-
standaarden.
DLas niet aan containers waarin ooit brandbare stoffen zijn opgesla-
gen of aan besloten ruimtes zoals tanks, vaten of buizen tenzij ze
voldoende voorbereid zijn conform AWS F4.1 (zie V
eiligheids
-
voorschriften).
DLas nooit waar de lucht brandbaar stof, gas of vloeistofdamp (bij-
voorbeeld benzinedamp) kan bevatten.
DVerbind de massakabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom een direkte
en korte weg aflegt en elektrische schokken en brandrisico’s ver-
meden kunnen worden
DGebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.
DHaal de elektrode uit de elektrodehouder of knip de lasdraad af aan
de contactbuis als niet gelast wordt.
DDraag lichaamsbescherming van leer of vlamwerende kleding
(FRC). Lichaamsbescherming omvat olievrije kledingstukken
zoals leren handschoenen, leren schort, broek zonder omslagen,
hoge schoenen en een helm.
DZorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
DInspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
DAlleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
OM-245 849 Pagina 3
DVolg de vereisten in OSHA 1910.252 (a) (2) (iv) en NFPA 51B voor
werken met hoge temperaturen, zorg dat er een brandmelder aan-
wezig is en dat u een blusapparaat onder handbereik hebt.
DLees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaak-
middelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en
metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
DDoor lassen, bikken, het gebruik van draadbor-
stels en slijpen kunnen vonken en rodvliegen-
de metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen af-
koelen, kunnen er slakresten rondvliegen.
DDraag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
GASVORMING kan schadelijk voor
de gezondheid of zelfs dodelijk zijn
DDraai de persgastoevoer dicht, wanneer u
geen gas gebruikt.
DZorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE
VELDEN kunnen van invloed zijn op
geïmplanteerde medische apparatuur.
DMensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd
medisch apparaat dragen,
moeten uit de buurt blijven.
DMensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen
voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden met
booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden of
inductieverwarmen.
LAWAAI kan het gehoor aantasten
Lawaai van bepaalde werkzaamheden of appara-
tuur kan uw gehoor aantasten
DDraag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is
GASFLESSEN kunnen exploderen
als ze beschadigd worden
Persgasflessen bevatten gas dat onder hoge druk
staat. Als een gasfles beschadigd wordt, kan deze
exploderen. Aangezien gasflessen normaal ge-
sproken een onderdeel uitmaken van het van het
lasproces moet u er voorzichtig mee omgaan.
DBescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
DPlaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze
niet kunnen vallen of omkantelen.
DHoud de flessen uit de buurt van alle las- of andere stroom-
kringen
DHang nooit een elektrodehouder over een gasfles.
DLaat nooit een laselektrode in aanraking komen met een gasfles.
DLas nooit op een gasfles onder druk; een explosie zal het gevolg
zijn.
DGebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toe-
passing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
DDraai uw gezicht weg van de uitgang van het ventiel wanneer u
het cilinderventiel opent. Niet vóór of achter de regelaar gaan
staan wanneer u het ventiel opent.
DLaat de beschermende kap over het ventiel over het ventiel zit-
ten behalve als de fles gebruikt wordt of aangesloten is voor ge-
bruik.
DGebruik de juiste apparatuur, de juiste procedures en een vol-
doende aantal personen om gasflessen te tillen, verplaatsen en
vervoeren.
DLees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd
gas, bijbehorend materiaal en de CGA publikatie die in de Veilig-
heidsvoorschriften staat.
1-3. Extra gevaren voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
DInstalleer of plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
DHet apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
DOverbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat
aan kan.
VALLENDE APPARATUUR kan letsel
veroorzaken.
DGebruik alleen het hijsoog om het apparaat op
te tillen, en NIET de laskar, gasflessen of ande-
re accessoires.
DGebruik de juiste procedures en hijsapparatuur met voldoende
capaciteit om het apparaat op te tillen en te ondersteunen.
DAls u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant
onder het apparaat uitsteken.
DLet er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren
niet in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
DVolg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of
apparatuur
de Amerikaanse ARBOrichtlijn getiteld
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation
(Publication No. 94–110).
OM-245 849 Pagina 4
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden
tot OVERVERHITTING.
DLaat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
DVerminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
DBlokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
DDraag gezichtsbescherming om de ogen en
het gezicht te beschermen.
DSlijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en op een veilige locatie. Draag hier-
bij de juiste gezichts-, hand- en lichaamsbescherming.
DVonken kunnen brand veroorzaken brandbare stoffen uit de
buurt houden.
STATISCHE ELEKTRICITEIT kan PC-
kaarten beschadigen
DDoe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten
of onderdelen aanraakt.
DGebruik goede anti-statische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of transporteren
van PC-printplaten.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
DBlijf uit de buurt van bewegende onderdelen
DBlijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
LASDRAAD kan letsel veroorzaken
DBedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
DRicht het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad
wordt ingevoerd.
ONTPLOFFEN VAN DE ACCU kan
letsel veroorzaken.
DGebruik het lasapparaat niet om accu’s op te
laden of om voertuigen te starten tenzij het een
acculaadvoorziening
heeft die hiervoor
speciaal is bedoeld.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken
DBlijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren.
DLaat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud
en storingzoeken.
DLaat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud
en storingzoeken.
DBreng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en sluit pas dan de voeding
weer aan.
LEES DE INSTRUCTIES.
DLees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
DGebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
DVoer installatie, onderhoud en service uit in overeenstemming
met de gebruikershandleidingen, de industriële normen en de
landelijke
en ter plekke geldende regelgeving.
H.F. STRALING kan storingen veroor-
zaken
DHoog-frequente straling kan storing ver-
oorzaken bij radio-navigatie, veiligheidsdien-
sten, computers en communicatie-apparatuur.
DLaat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektroni-
sche apparatuur deze installatie uitvoeren.
DDe gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij storingsproblemen als gevolg van de
installatie
DAls u van overheidswege klachten krijgt over storingen, stop dan
onmiddellijk
met het gebruik van de apparatuur.
DLaat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.
DHoud deuren en panelen van hoogfrequentbronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aar-
ding en afscherming om de mogelijkheid van storingen tot een
minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie
veroorzaken.
DElektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische
apparatuur zoals computers en
computergestuurde
apparatuur zoals robots.
DZorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagne-
tisch compatibel is.
DOm mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels
zo kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op
de vloer.
DVoer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van
gevoelige elektronische apparatuur.
DZorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
DAls er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker
extra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het
lasapparaat, gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van
lijnfilters of afscherming van het werkterrein.
OM-245 849 Pagina 5
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
WAARSCHUWING: Dit product kan u blootstellen aan chemi-
sche stoffen, zoals lood. Deze stof kan volgens de staat
Californië
kanker en geboorteafwijkingen en andere repro-
ductieve schade veroorzaken.
Kijk voor meer informatie op www.P65W
arnings.ca.gov
.
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, American Welding
Society standard ANSI Standard Z49.1. Website: www.aws.org.
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec-
tion, ANSI Standard Z87.1 from American National Standards Institute.
Website: www.ansi.org.
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding
and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1. Website:
www.aws.org.
National Electrical Code, NFPA Standard 70 from National Fire Protection
Association. Website: www.nfpa.org.
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1
from Compressed Gas Association. Website:www.cganet.com.
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard
W117.2 from Canadian Standards Association.
Website: www.csagroup.org.
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot
Work, NFPA Standard 51B from National Fire Protection Association.
Website: www.nfpa.org.
OSHA Occupational Safety and Health Standards for General Industry,
Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910.177 Subpart N, Part
1910 Subpart Q, and Part 1926, Subpart J. Website: www.osha.gov.
OSHA Important Note Regarding the ACGIH TLV, Policy Statement on
the Uses of TLVs and BEIs. Website: www.osha.gov.
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation from the
National Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH).
Website: www.cdc.gov/NIOSH.
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk
elektrische en magnetische velden (EMV). De stroom bij booglassen
(en verwante processen zoals puntlassen, gutsen, plasmasnijden
en inductieverwarmingsprocessen) zorgt voor een elektromagnetisch
veld rondom het lascircuit. Elektromagnetische velden (EMV) kunnen
invloed hebben op medische implantaten, zoals pacemakers. Voor per-
sonen die medische implantaten hebben moeten beschermende
maatregelen
worden genomen, bijv. toegangsbeperking voor pas-
santen of een risicoanalyse voor iedere afzonderlijke lasser. Beperk
bijvoorbeeld
de toegang voor omstanders of voer afzonderlijke risico-
beoordelingen
uit voor lassers. Alle lassers moeten de volgende
procedures naleven om zo blootstelling aan elektromagneti-
schevelden van de lasstroomkring tot een minimum te beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te
plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan
één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de
apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten
en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het
draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun
arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt
komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, pla-
smaboogsnijden
of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts
wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM-277115 Pagina 6
HOOFDSTUK 2 DEFINITIES
2-1. Aanvullende veiligheidssymbolen en definities
.Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CEproducten.
Waarschuwing! Voorzichtig! Sommige symbolen duiden op mogelijke gevaren.
Safe1 201205
Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode niet met de blote hand aanraken. Geen natte of kapotte
handschoenen dragen.
Safe2 201704
Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door uzelf te isoleren van het werk en de aarde.
Safe3 201704
Haal de stekker van de machine uit het stopcontact, voordat u aan de machine gaat werken.
Safe5 201704
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
Safe6 201704
Gebruik geforceerde ventilatie of plaatselijke uitlaat om de dampen te verwijderen.
Safe8 201205
Gebruik een ventilator om de dampen te verwijderen.
Safe10 201205
Houd ontvlambare delen uit de buurt van het laswerk. Las niet in de buurt van ontvlambare delen.
Safe12 201205
Lasvonken kunnen brand geven. Houd een brandblusapparaat in de buurt, en zorg dat er een persoon in de
buurt is die dit kan hanteren.
Safe14 201205
Niet aan vaten of dichte containers e.d. lassen.
Safe16 201704
OM-277115 Pagina 7
Verwijder het label niet; verf het ook niet over en dek het niet af.
Safe20 201704
Als foute delen onder stroom worden gezet, kunnen deze ontploffen of bestaat het gevaar van explosie voor
andere delen.
Safe26 201205
Vliegende delen kunnen tot verwondingen leiden. Draag altijd een gelaatsbescherming bij het onderhoud van
het apparaat.
Safe27 201205
Draag altijd lange mouwen en knoop uw kraag dicht bij het onderhoud van het apparaat.
Safe28 201205
Nadat u de nodige voorzorgsmaatregelen hebt genomen, kunt u de machine aansluiten op de
stroomvoorziening.
Safe29 201205
Aandrijfrollen
kunnen de vingers verwonden.
Safe32 201205
De lasdraad en de onderdelen van de aandrijving staan tijdens het lassen onder lasspanning - houd handen
en metalen objecten uit de buurt ervan.
Safe33 201704
Het product niet meegeven met het gewone afval (waar van toepassing).
Hergebruik of recycle afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA-regels). Voer de apparaten
af naar een daarvoor bestemd inleverstation.
Neem contact op met de gemeente of uw lokale dealer voor nadere informatie. Safe37 201704
Draag een hoed en veiligheidsbril. Gebruik oorbescherming en knoop
de kraag van uw overhemd dicht. Gebruik een helm met een correct
schaduwfilter. Draag volledige lichaamsbescherming.
Safe38 201205
Lees eerst de handleiding door voordat men aan de machine
gaat werken of hiermee gaat lassen.
Safe40 201205
>5min
V
V
V
Na het verbreken van de voeding naar de condensatoren, kunnen
deze nog onder gevaarlijke spanning staan. Raak de volledig geladen
condensatoren niet aan. Wacht na na het uitschakelen altijd 5 minuten
voordat u aan het apparaat gaat werken. Of controleer eerst de
spanning op de ingangscondensatoren en zorg dat deze vrijwel nul is
voordat u onderdelen aanraakt. Safe43 201205
OM-277115 Pagina 8
2-2. Diverse symbolen en definities
.Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CEproducten.
VSpanning
Aan
Spanningsingang
V
eiligheidsaarding
(Aarde)
Boogkracht
XInschakelduur
%Percent
Driefasen
Spanningsloze
draadaanvoer naar
werkstuk
Lees de instructies
Programma
Tijd
Wissel
stroom (AC)
Afstandsbediening
Negatief
Verstelbare
inductantie
MIG/MAG lassen
U2
Conventionele
belastingsspanning
I2Nominale lasstroom
Driefasen statische
omzetter
transformator
rectificeerder
AStroomsterkte
Uit
Boogkracht
Verhoging
U0
Nominale
nullastspanning
(OCV)
Hz Hertz
U1Primaire spanning
IP
Beveiligingsgraad
SGeschikt voor
bepaalde
gevaarlijke
omstandigheden
I1eff Maximum effectieve
stroomtoevoer
Constante stroom
I1Primaire
stroomsterkte
Draadtype
Indicatorlamp
schakelaar
Houdfunctie aan
Uitgang
Draadaanvoer
Schakelaar
Houdfunctie uit
Sequentie
Gastype
Indicatorlamp
schakelaar
Houdfunctie Uit
Spanningsloze
draadaanvoer van
werkstuk af
I1max Maximum nominale
stroomtoevoer
Purgeren met gas
Gesloten
Proces
Boogregelingsknop
Directe stroom (DC)
Ingang
Positieve
Constante spanning
Netaansluiting
Aantekeningen
OM-277115 Pagina 10
HOOFDSTUK 3 SPECIFICATIES
3-1. Locatie van de labels met het serienummer en de technische gegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de achterzijde te vinden. Gebruik het label met technische gegevens om de vereisten
voor de voeding en /of de nominale uitgangsbelasting te bepalen. Noteer het serienummer in de ruimte op de achterkaft van deze handleiding voor
later gebruik.
3-2. Softwarelicentieovereenkomst
De licentieovereenkomst van de eindgebruiker samen met de kennisgevingen en voorwaarden die tot de software van derden behoren, kunt u vinden
op https://www
.millerwelds.com/eula
, en zijn als verwijzing hierin opgenomen.
3-3. Informatie over standaard lasparameters en instellingen
LET OP Elke lastoepassing is uniek. Hoewel bepaalde producten van Miller Electric ontworpen zijn om bepaalde specifieke lasparameters en
instellingen
te definiëren en te normaliseren op basis van de betrekkelijk beperkte inputvariabelen van de eindgebruiker, zijn deze
standaardinstellingen
alleen bedoeld ter referentie; de definitieve lasresultaten kunnen worden beïnvloed door andere variabelen en omstandigheden
die specifiek zijn voor de toepassing. Het is aan de eindgebruiker om de geschiktheid van alle parameters en instellingen te beoordelen en deze zo
nodig te wijzigen op basis van de specifieke vereisten van de toepassing. De eindgebruiker alleen is verantwoordelijk voor de keuze en coördinatie
van de juiste apparatuur, de aanpassing of instelling van standaard lasparameters en instellingen, en de ultieme kwaliteit en duurzaamheid van alle
lasresultaten. Miller Electric doet afstand van en sluit alle impliciete garanties van geschiktheid voor een bepaald doel uit.
3-4. Specificaties 350 Model
.Gebruik niet de informatie in de tabel met de technische gegevens van het apparaat om vereisten ten aanzien van de elektra te bepalen. Zie de
Hoofdstukken 4-10 en 4-11 voor informatie over het aansluiten van ingangsstroom.
.Deze apparatuur genereert nominale uitgangsbelasting bij een omgevingstemperatuur van maximaal 104F ( 40C).
Ingangs
vermogen
Nominale
lasstroom en
spanning
Bereik
stroom
sterkte in
CCkeuze
stand
(constante
stroom)
Spannings
bereik in
CVkeuze
stand
Maximum
open
circuit
stroom
Stroomverbruik bij
een nominale
uitgangsbelasting,
50/60 Hz, driefasen
kVA kW
380 V 400 V 380 V 400 V 380 V 400 V
Driefasen 350 A @ 34 V DC,
100 % inschakelduur
20-400 A 10-44 V 75 21,8
(0-1A*)
20,8
(0-1A*)
14,4
(0,8*)
14,4
(0,8*)
13,8
(0,17*)
13,8
(0,17*)
*Als de motor stationair draait: opgenomen stroom varieert tijdens stationair draaien en is altijd minder dan 1 ampère. Gebruik een ampère voor
stroomef
ficiëntieberekeningen.
3-5. Specificaties 500 Model
.Gebruik niet de informatie in de tabel met de technische gegevens van het apparaat om vereisten ten aanzien van de elektra te bepalen. Zie de
Hoofdstukken 4-10 en 4-11 voor informatie over het aansluiten van ingangsstroom.
.Deze apparatuur genereert nominale uitgangsbelasting bij een omgevingstemperatuur van maximaal 104F ( 40C).
Ingangs
vermogen
Nominale
lasstroom en
spanning
Bereik
Stroom
sterkte in
CCkeuze
stand
(constante
stroom)
Spannings
bereik
in
CVkeuze
stand
Maximum
open
circuit
stroom
Stroomverbruik bij
een nominale
uitgangsbelasting,
50/60 Hz, driefasen
kVA kW
380 V 400 V 380 V 400 V 380 V 400 V
Driefasen 500 A @ 40 V DC,
100 % inschakelduur
20-600 A 10-44 V 75 34,9
(0-1A*)
33,2
(0-1A*)
23,1
(0,8*)
23,1
(0,8*)
21,9
(0,17*)
21,9
(0,17*)
*Als de motor stationair draait: opgenomen stroom varieert tijdens stationair draaien en is altijd minder dan 1 ampère. Gebruik een ampère voor
stroomef
ficiëntieberekeningen.
OM-277115 Pagina 11
3-6. Afmetingen en gewicht
Gatmaten
*Hoogte met inbegrip van hijsoog
**Lengte met inbegrip van laars
B
C
D
A
E
G
F
278352-C
**28,22 in.
(717 mm)
24,89 in.
(632 mm)
18,19 in.
(462 mm)
*27,19 in.
(691 mm)
A17,52 in. (445 mm)
B17,33 in. (441 mm)
C26,17 in. (665 mm)
D16,09 in. (409 mm)
E2,28 in. (58 mm)
F0,47 in. (12 mm)
G0,47 x 1 in.
(12 x 25 mm)
Gewicht
Model 350:
58 kg (127 lb)
Model 500:
67 kg (148 lb)
Gewichtsbelasting hijsoog:
453 kg (1000 lb) maximum
3-7. Statische kenmerken
De kenmerken van de statische uitgang van de lasstroombron kunnen worden beschreven als plat gedurende het GMAWproces en hangend
gedurende het CACA proces. Statische kenmerken worden ook beïnvloed door besturingsinstellingen (waaronder software), elektrode,
beschermgas, materiaal van de lassamenstelling, en andere factoren. Neem contact op met de fabriek voor specifieke informatie over de statische
kenmerken van de lasstroombron.
3-8. Omgevingsspecificaties
A. IPgraad
IPgraad
IP23S
Deze apparatuur is gemaakt voor buitengebruik. Het kan worden opgeslagen, maar het is niet bedoeld om buiten te worden gebruikt om te
lassen tijdens neerslag, tenzij onder een afdak.
IP23S 201406
B. Informatie over Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC)
!Deze Klasse A apparatuur is niet bestemd voor gebruik in residentiële locaties waar de elektrische voeding wordt geleverd door
middel van het openbare laagspanningsnet. Elektromagnetische compatibiliteit in deze locaties is mogelijk problematisch door
geleide en uitgestraalde storingen.
Deze apparatuur voldoet niet aan de IEC 61000312 norm Als hij wordt aangesloten op het openbaar laagspanningsnetwerk, dan is het de
verantwoordelijkheid
van de installateur of de gebruiker van de apparatuur om er, eventueel in overleg met de bediener van het distributienetwerk,
voor te zorgen dat de apparatuur mag worden aangesloten. IEC/TS 6100034 kan door betrokken partijen als richtlijn worden gebruikt bij het
aansluiten op een openbaar laagspanningsnetwerk van booglasapparatuur met een stroomverbruik van meer dan 16 ampère.
ce-emc 2 2014-07
C. Temperatuurspecificaties
Bereik bedrijfstemperatuur Temperatuurbereik tijdens opslag
14 tot 104 °F (10 tot 40 °C) 4 tot 131 °F (20 tot 55 °C)
Temp_2016- 07
OM-277115 Pagina 12
D. China EEP Informatie gevaarlijke substanties

China EEP Informatie gevaarlijke substanties

Naam onderdeel
()
(indien van toepassing)

Gevaarlijke substantie
Pb
Hg
Cd

Cr6

PBB
苯醚
PBDE
黄铜铜部
Onderdelen van messing en
koper X O O O O O

Koppelapparaten
X O O O O O

Schakelapparaten
O O X O O O

Kabel en kabelaccessoires X O O O O O

Batterijen X O O O O O
SJ/T 11364.
Deze tabel is opgesteld conform China SJ/T 11364.
O:
该部GB/T26572限量要.
geeft aan dat de concentratie van de gevaarlijke substantie in alle homogene materialen van het onderdeel lager is dan de relevante
grenswaarde China GB/T 26572.
X:
该部量超GB/T26572限量要.
geeft aan dat de concentratie van de gevaarlijke substantie in minstens één homogeen materiaal van het onderdeel hoger is dan de relevante
grenswaarde China GB/T 26572.
SJ/Z11388.
De EFUPwaarde van deze EEP is gedefinieerd conform China SJ/Z 11388. EEP_201606
OM-277115 Pagina 13
E. EU Informatie betreffende ecodesign
Model Ingang Minimale efficiëntie voedingsbron Maximaal energieverbruik
in inactieve toestand
Auto-Continuum 350 400V, Driefasen 88.1% 30.81 W
Auto-Continuum 500 400V, Driefasen 89.6% 32.35 W
De Continuum CE inactieve/slaapstand zorgt ervoor dat de Continuum zijn onbelast vermogen verlaagt tot onder de 50 watt na een periode van
twee uur zonder lassen. Na de timeout van twee uur wordt de gebruikersinterface uitgeschakeld en lijkt het alsof het apparaat is uitgeschakeld,
met uitzondering van het ledlampje op de voorkant van de voeding. Het zal in en uitdoven om aan te geven dat het apparaat in de slaapstand
staat. Om de Continuum naar een bruikbare stand terug te brengen, moet het systeem volledig worden uitgeschakeld (totdat het ledlampje uit gaat
en vijf seconden uit blijft) en vervolgens weer worden ingeschakeld.
Het product niet meegeven met het gewone afval (waar van toepassing).
Hergebruik of recycle afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA). Voer het af naar een daarvoor
aangewezen inleverstation.
Neem contact op met de gemeente of uw lokale dealer voor nadere informatie.
Mogelijk kritieke grondstoffen aanwezig in indicatieve hoeveelheden van meer dan 1 gram op componentniveau
Component Kritieke grondstof
Printplaat Bariet, Bismut, Kobalt, Gallium, Germanium, Hafnium, Indium, Zware zeldzame aardmetalen, Lichte
zeldzame aardmetalen, Niobium, Metalen uit platinagroep, Scandium, Siliciummetaal, Tantaal,
Vanadium
Plastic componenten Antimoon, Bariet
Elektrische en elektronische com-
ponenten Antimoon, Beryllium, Magnesium
Metalen componenten Beryllium, Kobalt, Magnesium, Wolfraam, Vanadium
Kabels en bekabeling Boraat, Antimoon, Bariet, Beryllium, Magnesium
Displaypanelen
Gallium, Indium, Zware zeldzame aardmetalen, Lichte zeldzame aardmetalen,Niobium, Metalen uit
platinagroep, Scandium
Batterijen Fluoriet, Zware zeldzame aardmetalen, Lichte zeldzame aardmetalen, Magnesium
EU Eco 2020-08
OM-277115 Pagina 14
3-9. Inschakelduur en oververhitting
De inschakelduur is het percentage
van 10 minuten dat het apparaat
kan lassen met nominaal vermogen
zonder oververhit te raken.
Als het apparaat oververhit raakt,
gaat (n) de thermostaat
(thermostaten)
open, stopt de
uitgangsspanning
en draait de
koelingsventilator
. Wacht vijftien
minuten om het apparaat te laten
afkoelen. Verminder vóór het
lassen de stroomsterkte of de
inschakelduur.
LET OP Door overschrijding van
de inschakelduur kan het apparaat
beschadigen en daarmee komt de
garantie te vervallen.
5 minuten lassen 5 minuten rust
Oververhitting 0
15
A/V
OF
verminder de
inschakelduur
Minuten
inschakelduur1
4/95 SA-268 499-A/268 498A
Ononderbroken lassen
100 % Inschakelduur bij 350 ampère 60 % Inschakelduur bij 400 ampère
Model 350
0
15
A/V
OF
verminder de
inschakelduur
Minuten
Ononderbroken lassen
50 % Inschakelduur bij 600 ampère
Model 500
6 minuten lassen 4 minuten rust
100 % Inschakelduur bij 500 ampère
LASSTROOM
DRIEFASEN
VOEDING
% INSCHAKELDUUR
LASSTROOM
DRIEFASEN
VOEDING
% INSCHAKELDUUR
OM-277115 Pagina 15
HOOFDSTUK 4 INSTALLATIE
!Mogelijk is een speciale installatie
nodig, wanneer er benzine of
vluchtige vloeistoffen aanwezig zijn
zie het Amerikaanse NEC Artikel 511
(National Electrical Code) of het
Canadese CEC hoofdstuk 20
(Canadian Electrical Code) en
equivalente
Europese voorschriften.
!De apparaten niet stapelen. Wees
voorzichtig dat ze niet kantelen.
1 Hijsoog
2 Hefvorken
Gebruik het hijsoog of hefvorken om het
apparaat te verplaatsen.
Let bij het gebruik van hefvorken op dat ze
lang genoeg zijn om tot aan de andere kant
van het apparaat uit te steken, zodat het
apparaat volledig ondersteund wordt.
3 Handwagen
Gebruik een wagen of een soortgelijk
vervoermiddel om het apparaat te
verplaatsen.
4 Werkschakelaar
Plaats het apparaat in de buurt van een juiste
netaansluiting.
4-1. Een locatie selecteren
OF
1
2
Verplaatsing
Locatie en luchtstroom
Loc_continuum
2018-08
3
OF
!Verplaats of bedien het
apparaat niet waar het
kan kantelen.
4
18 in.
(460 mm)
18 in.
(460 mm)
OM-277115 Pagina 16
4-2. Klemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen*
LET OP De totale kabellengte in lascircuit (zie onderstaande tabel) is de totale lengte van beide laskabels. Als de stroombron bijvoorbeeld 30 m
(100 ft) van het werkstuk staat, dan is de totale kabellengte in de lasstroomkring 60 m (200 ft) (2 kabels x 30 m). Gebruik de kolom voor 60 m (200 ft) om
de kabelafmeting te bepalen.
Laskabeldikte** en totale lengte van de kabel (koper) in
het lascircuit niet groter***
100 ft (30 m) of minder 150 ft
(45 m) 200 ft
(60 m) 250 ft
(70 m) 300 ft
(90 m) 350 ft
(105 m) 400 ft
(120 m)
Lasstroom
sterkte
10 60 %
Inschakel
duur
AWG (mm2)
60 100 %
Inschakel
duur
AWG (mm2)
10 100 % Inschakelduur
AWG (mm2)
100 4 (20) 4 (20) 4 (20) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0/60 1/0/60
150 3 (30) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0/60 2/0/70 3/0/95 3/0/95
200 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0/60 2/0/70 3/0/95 4/0/120 4/0/120
250 2 (35) 1 (50) 1/0/60 2/0/70 3/0/95 4/0/120 2x2/0 (2x70) 2x2/0 (2x70)
300 1 (50) 1/0/60 2/0/70 3/0/95 4/0/120 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x3/0 (2x95)
350 1/0/60 2/0/70 3/0/95 4/0/120 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x3/0 (2x95) 2x4/0 (2x120)
400 1/0/60 2/0/70 3/0/95 4/0/120 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x4/0 (2x120) 2x4/0 (2x120)
500 2/0/70 3/0/95 4/0/120 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x4/0 (2x120) 3x3/0 (3x95) 3x3/0 (3x95)
600 3/0/95 4/0/120 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x4/0 (2x120) 3x3/0 (3x95) 3x4/0 (3x120) 3x4/0 (3x120)
* Deze grafiek is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Gebruik een kabel die een formaat groter is als de kabel
oververhit raakt.
** De laskabeldraaddiameter (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 mils/A.
( ) = mm2 voor metriek gebruik
*** Raadpleeg voor afstanden groter dan degene in deze handleiding het Informatieblad van de AWS nr. 39, Welding Cables, beschikbaar bij Ame-
rican Welding Society at http://www.aws.org.
Ref. S-0007-M 201708
Aantekeningen
OM-277115 Pagina 17
4-3. De lasstroomkabels aansluiten
278352C
259120C
!Schakel het apparaat uit voordat
men de laskabels aansluit op de
tabs of klemmen van de lasuitgang.
!Gebruik geen versleten,
beschadigde, te dunne of herstelde
kabels.
!Als u de laskabels niet goed
aansluit, kan dat sterke verhitting en
brand veroorzaken of uw machine
beschadigen.
Zorg dat alle aansluitingen goed stevig zijn.
Tabaansluiting
.Plaats niets tussen de aansluitklem
van de laskabel en de tabuitgang. Zorg
dat de oppervlakken van de
laskabelklem en de tabuitgang schoon
zijn.
1 Negatief () Klem, bevindt zich onder
de afdekking van de tapbout.
2 Positief (+) Klem, bevindt zich onder
de uitgangslaars.
3 Correcte laskabelaansluiting voor
enkele aanvoerdraad
4 Correcte laskabelaansluiting voor 2/0
en grotere dubbele kabels
5 Onjuiste aansluiting laskabel
6
Lasuitgangsklembout
7 Stelmoer
8 Laskabelklem
9 Uitgangsklem
Verwijder de meegeleverde bout en moer
van de lasuitgangsklem. Plaats de bout in
het gat van de laskabelklem en gat in de
lasuitgangsklem.
Schroef de bout aan
totdat de kabelklem vast tegen de
uitgangsklem is aangedraaid.
Aandraaimoment
tot 45-55 ft lb
(61-75 N·m).
Benodigd gereedschap:
6
3
789
5
3/4 in. (19 mm) voor soort
aansluiting
van uitgangsklem
6
4
7
8
9
8
2/0 en grotere dubbele
kabels
Vooraanzicht
21
OM-277115 Pagina 18
4-4. Informatie afstands 10pins stekkerdoos voor de draadaanvoerunit RC2
278352C
A
B
C
DE
F
G
H
I
J
Stekkerbus Gegevens van de stekkerbussen
A+50 volt DC gemeenschappelijk
B+50 volt DC gemeenschappelijk
C
Spanningsdetectie
D+50 volt DC gemeenschappelijk
E+50 volt DC gemeenschappelijk
FENET Rx
GENET Tx
H Afvoer
IENET Tx +
JENET Rx +
4-5. Informatie spanningsdetectie stekkerdoos RC3
278352C
Stekkerbus Gegevens van de stekkerbussen
ANiet gebruikt
BNegatieve spanningsdetector
CNiet gebruikt
DNiet gebruikt
OM-277115 Pagina 19
4-6. Functies stekkerdoos randapparatuur RC22
A
B
C
D
E
FGH
J
K
L
M
N
P
RS
T
278352-C
Stekker-
bussen Ref.
algem. Gegevens van de stekkerbussen
AUitgang gewoon
BSluiting als lascontactor is
ingeschakeld ADigitale uitgang 1 (DO1)
CNiet bepaald Digitale uitgang 2 (DO2)
DSluiting naar signaal bij
aanraking ADigitale uitgang 3 (DO3)
ENiet gebruikt
FCircuit gemeenschappelijk
voor AIMbord Aarding chassis
GIngang gewoon
H*Touch Sense inschakelen
met +24 VDC GVerzoek om touchdetectie in te
schakelen (DI1)
J24VDC Stroomschakelaar
ingang Lage stroomingang, 24VDCingang
24VDC = koelmiddel stroomt
0V = Geen stroom, stroomschakelaar
is open
KNiet bepaald Digitale ingang 3 (DI3)
LNiet gebruikt
MNiet gebruikt
N+24 VDCuitgang wordt
hoog bij aanraking FGeraakt hardwaresignaal
Impedantie 14 ohm
PNiet gebruikt
RNiet gebruikt
SNiet gebruikt
TNiet gebruikt
4-7. Stekkerdoos netwerkapparatuur
Ref. 278352-C
A
B
C
D
E
Stekkerbus Gegevens van de stekkerbussen
AAarding chassis.
B+24 volt DC; beschikbaar stroom is 1 ampère.
C+ 24 volt DC gemeenschappelijk
DCAN H.
ECAN L.
OM-277115 Pagina 20
4-8. Extra beveiliging CB1, communicatiepaneel en noodstop
1 Ethernet stekkerdoos
Gebruikt om een computer direct op
een voedingsbron aan te sluiten voor
de toegang tot
webpaginaconfiguraties.
2 Ethernet stekkerdoos
Gebruikt om een robot direct op de
voedingsbron aan te sluiten.
3 Extra beveiliging CB1
CB1 beschermt de motor met
draadaanvoer
tegen overbelasting.
Als CB1 open gaat, werkt de
draadaanvoerunit
niet.
.Druk op de knop om de automaat
te resetten. Als de zekering
verder open gaat, neem dan
contact op met een door de
fabrikant geautoriseerde
onderhoudsmonteur
.
4 Draadloze (WiFi) antenne
Antenne voor de aansluiting op
internet via een (WiFi) draadloze
verbinding als dit tijdens de
configuratie
werd geselecteerd.
5 Noodstop stekkerdoos RC24
Ondanks een kortsluiting tussen
twee stekkerbussen kan de unit
hiermee lassen.
3
1
4
2
5
278352C
Aantekeningen
Werk als een
professional!
Professionals lassen
en snijden veilig.
Lees de
veiligheids-
voorschriften
aan het begin
van deze
handleiding.
OM-277115 Pagina 21
4-9. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud Elec Serv 201701
Het niet naleven van de aanbevelingen in deze servicehandleiding voor elektra kan leiden tot een elektrische schok of tot brandgevaar.
Deze aanbevelingen zijn voor speciale stroomkringen die afgestemd zijn op de nominale uitgangsbelasting en de inschakelduur van
de lasstroombron.
In installaties van speciale stroomkringen mogen de stekkerdoos of de geleidingswaarden volgens de National Electrical Code (NEC)
minder zijn dan de waarde van de stroomkringbeveiliging. Alle onderdelen van de stroomkring moeten fysiek geschikt zijn. Zie
NECartikelen 210.21, 630.11, en 630.12.
LET OP INCORRECTE INGANGSSTROOM kan deze lasstroombron beschadigen. Voor deze lasstroombron is een CONSTANTE stroomtoevoer
nodig op een nominale frequentie van ( 10 %) en een spanning van ( 10 %). Fase naar grondspanning mag niet meer zijn dan +10 % van de nominale
voedingsspanning. Gebruik geen generator met een automatische deactivering (die de motor inactiveert wanneer geen belasting gedetecteerd wordt)
voor het leveren van ingangsstroom aan deze lasstroombron.
.De feitelijke voedingsspanning mag niet hoger zijn dan ± 10 % van de aangeduide vereiste voedingsspanning. Als de feitelijke voedingsspanning
buiten dit bereik valt, dan kan de werking uitblijven.
Model 350 50/60 Hz driefasen
Voedingsspanning (V) 380 400
Opgenomen stroom (A) bij nominaal uitgangsvermogen 20,4 19,2
Maximaal aanbevolen standaard zekeringklasse in ampères 1
Tijdvertragingszekeringen 230 30
Normale zekeringen 340 35
Min. ingangsgeleiderformaat in AWG (mm2) 410 (5,26) 10 (5,26)
Max. aanbevolen lengte fasedraad in meter 214
(65) 238
(73)
Min. formaat aardedraad in AWG (mm2) 410 (5,26) 10 (5,26)
Model 500 50/60 Hz driefasen
Voedingsspanning (V) 380 400
Opgenomen stroom (A) bij nominaal uitgangsvermogen 34,9 33,2
Maximaal aanbevolen standaard zekeringklasse in ampères 1
Tijdvertragingszekeringen 250 50
Normale zekeringen 370 70
Min. ingangsgeleiderformaat in AWG (mm2) 48 (8,37) 8 (8,37)
Max. aanbevolen lengte fasedraad in meter 180
(55) 198
(60)
Min. formaat aardedraad in AWG (mm2) 48 (8,37) 8 (8,37)
Referentie: 2017 National Electrical Code (NEC) (inclusief artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een
tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De tijdvertragingszekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL 248.
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 ampère), en UL “H” (65 ampère en meer).
4 De geleidergegevens in dit hoofdstuk hebben betrekking op het geleiderformaat (exclusief flexibel snoer of kabel) tussen de zekeringkast en de
apparatuur
conform NECtabel 310.15(B)(16). Ze zijn gebaseerd op de toegestane maximale stroomsterkte van geïsoleerde koperen geleiders met
een temperatuurkwalificatie van 75°C (167°F) met niet meer dan drie enkele stroomdragende geleiders in een doorstroomsysteem. Als er een snoer
of kabel wordt gebruikt, kan het minimale geleiderformaat groter zijn. Raadpleeg NECtabel 400.5(A) voor de vereisten bij een flexibel snoer of kabel.
OM-277115 Pagina 22
input5 201304 / 277114-B / 278352-C
2
3
L2 (V)
6
L1 (U)
L3 (W)
53
4
3
7
1
8
4
10
9
L1
L2
L3
6
4-10. De 3fasen voeding aansluiten
Benodigd gereedschap:
Zijaanzicht van
apparaat
Ingangsvoeding Aansluiting
voedingskabel
3/8 in.
3/16 in.
= GND/PE veiligheidsaarde
OM-277115 Pagina 23
Ingang5 201304
!De installatie moet voldoen aan alle
nationale en lokale regels en
voorschriften alleen daartoe
bevoegde personen mogen deze
installatie uitvoeren.
!Ontkoppel en vergrendel de
stroomvoorziening voordat u de
ingangsgeleiders
van de stroombron
aansluit. Volg de bestaande
procedures ten aanzien van het
plaatsen en verwijderen van
lockout/tagoutmaatregelen.
!Monteer eerst de netaansluitingen
naar de lasstroombron.
!Sluit altijd eerst de groene of
groengele draad aan op een
massaklem en nooit op een
faseaansluitklem.
LET OP De Auto-Line stroomkring in dit
apparaat stelt de stroombron automatisch in
op de primaire spanning die wordt toegepast.
Controleer de voedingsspanning die op de
werkplek beschikbaar is. Dit apparaat kan
worden aangesloten op elk ingangsvermogen
tussen 230 en 575 VAC zonder de kap te
hoeven verwijderen om de stroombron
opnieuw te koppelen.
Kijk op het label met technische gegevens op
het apparaat voor de voedingsspanning en
controleer de voedingsspanning die op de
werkplek beschikbaar is.
1 Ingaande stroomgeleiders (snoer
geleverd door klant)
Selecteer de grootte en de lengte van
geleiders met behulp van Hoofdstuk 4-10.
Geleiders moeten voldoen aan nationale,
regionale en lokale elektravoorschriften.
Gebruik indien van toepassing
kabelschoenen voor de juiste stroomsterkte
en het juiste formaat opening.
Ingaande stroomaansluitingen van
lasstroombron
2 Pakket voor trekontlasting 274563 (met
apparaat meegeleverd)
Plaats een trekontlasting van de juiste grootte
voor het apparaat en de ingaande geleiders.
Routegeleiders
(snoer) door trekontlasting.
Bevestig de trekontlasting.
3 Aansluiting veiligheidsaarde van de
lasstroombron.
4 Groene of groengele aardedraad
Geleid eerst de groene of groen/gele
aardingsgeleider
door de stroomtransducer
en verbind met de aardeklem van de
lasstroombron.
5 Fase aansluitklemmen van de
lasstroombron
6 Ingaande fasedraden L1, L2, L3
Sluit de fasedraden L1, L2 en L3 aan op
aansluitklemmen
van de lasstroombron.
Breng het bovendeksel weer aan op de
lasstroombron.
V
oedingsaansluitingen
van de
werkschakelaar
7 Werkschakelaar (schakelaar getoond in
de UITstand)
8 Verbreek de verbinding van de
aardeklem en het apparaat
9 Verbreek de verbinding van de
netaansluitklemmen van het apparaat
Sluit eerst de groene of groengele aardedraad
aan op de aardeklem van de werkschakelaar.
Sluit de drie ingangsgeleiders L1, L2 en L3
aan op de netaansluitklemmen van de
werkschakelaar.
10 Maximale stroombeveiliging
Selecteer het type en formaat van de
maximale stroombeveiliging aan de hand van
Hoofdstuk 4-10 (afgebeeld: gezekerde
werkschakelaar).
Sluit en vergrendel de deur op de
werkschakelaar. Volg de gangbare
procedures voor wat betreft
vergrendeling/uitschakeling
bij het in gebruik
nemen van de unit.
4-11. Aansluiten op driefasenvoeding (vervolg)
Aantekeningen
Werk als een
professional!
Professionals lassen
en snijden veilig.
Lees de
veiligheids-
voorschriften
aan het begin van
deze handleiding.
OM-277115 Pagina 24
HOOFDSTUK 5 AANBEVOLEN INSTELPROCEDURES
5-1. Lascircuit
.Wanneer u de lus van het lascircuit zo klein mogelijk houdt, kan dit voorkomen dat een extreme spanningsval zorgt voor slechte
laskarakteristieken.
1 Lasstroombron
2 Elektrodekabel
3
Stuurstroomkabel
van
draadaanvoersysteem
4 Werkkabel
5
Spanningsdetectiekabel
6 Robot
7 Werkstuk
In pulslastoepassingen die van inverter
stroombronnen
gebruik maken, kan de
kabelweerstand minder dan
bevredigend
zijn qua prestatie. In de
meeste gevallen zal een
lascircuitkabellengte
van 50 ft (15 m) of
minder bevredigend werken voor een
standaard lascircuitaansluiting.
De totale lengte van een laskabelcircuit
wordt als volgt bepaald:
Lascircuit = Lengte elektrodekabel
(ECL) + lengte werkstukkabel (WCL) +
lengte werkstuk (WL)
Zie hoofdstuk 4-2 voor het
laskabelformaat.
Variaties in lasprocessen en
lascircuitresistentie kunnen de
schijnbare spanning van de lasboog
beïnvloeden.
De spanningsdetectie
kan de lasprestatie verbeteren door het
geven van precieze feedback aan de
lasstroombron.
Het is belangrijk om een
spanningsdetectiekabel
zo dicht
mogelijk bij de las aan te sluiten, maar
niet in de retourstroomkring.
Standaard laskabelcircuit
Grote lasopstelling
Stroomrichting
Beweging
van het
pistool
Stroomrichting
.In werkelijkheid kan de unit er anders uitzien dan
weergegeven.
250489-B / 278352-C
ECL
WCL
WL
ECL
WCL
WL
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
4
OM-277115 Pagina 25
1 Lasstroombron
2 Elektrodekabel
3
Stuurstroomkabel
van
draadaanvoersysteem
4 Werkkabel
5
Spanningsdetectiekabel
6 Robot
7 Werkstuk
De plaatsing van de kabels heeft een
belangrijk effect op de
laseigenschappen.
Bijvoorbeeld
Accupulse en RMDlasprocessen
kunnen een hoge lascircuitinductantie
produceren naargelang de kabellengte
en de plaatsing van de kabels. Dit kan
leiden tot een beperkte
stroomverhoging
tijdens de
druppeloverdracht
in de plas.
De optie Vsense kan Aan of Uit worden
gezet in het opstartmenu of aan de hand
van de webpagina’s. De detectiedraad
van de elektrode bevindt zich in de
controlekabel van de draadaanvoerunit
en compenseert de spanningsval in alle
semiautomatische processen als de
Vsenseoptie Aan staat. De
werkdetectiekabel sluit aan op de
Axces 4pin lasstroombron connector
die zich boven de negatieve
uitgangsklem bevindt. Als de
werkdetectiekabel met de
lasstroombron wordt verbonden
wanneer de Vsenseoptie Aan staat,
compenseert deze voor de
spanningsval van de werkkabel.
Leg resterende kabels niet in een
spiraal. Gebruik kabels met de juiste
lengte voor de toepassing. Als er
langere laskabels worden gebruikt
[langer dan 50 ft (15 m)], probeer dan de
positieve en negatieve laskabels
samen te plaatsen, om het magnetische
veld rond de kabels te verminderen.
Vermijd de koppeling van de
aanvoerdraad
en werkdetectiedraden
met de laskabels.
5-2. Laskabels zo leggen dat inductantie minimaal is
Verkeerd
Beter
Beste
.In werkelijkheid kan de unit er anders uitzien dan
weergegeven.
250503-B / 278352-C
1
2
6
5
4
3
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
6
5
4
3
7
OM-277115 Pagina 26
1 Lasstroombron
2 Elektrodekabel
3
Stuurstroomkabel
van
draadaanvoersysteem
4 Werkkabel
5
Spanningsdetectiekabel
6 Robot
7 Werkstuk
Elke lasstroombron moet voorzien zijn van
een gescheiden werkkabelaansluiting met
het werkstuk. Stapel de kabels niet op of
plaats deze niet samen op het werkstuk.
Dit is heel belangrijk voor
pulslastoepassingen.
Het is belangrijk om een
spanningsdetectiekabel
zo dicht mogelijk
bij de las aan te sluiten, maar niet in de
retourstroomkring.
Sluit de spanningsdetectiekabel aan op
het einde van de lasverbinding.
De lasrichting moet van af de
werkstukkabelaansluitingen
zijn.
Verbind de werkstukklem aan op het begin
van de lasverbinding.
Elk laspistool heeft zijn eigen
beschermgas. Gebruik voor elk laspistool
een afzonderlijke beschermgasregelaar
en beschermgasaansluiting.
Blaaswerking van de boog is de deflectie
van een lasboog ten opzichte van zijn
normale pad vanwege magnetische
krachten. Dit heeft een tegengestelde
werking op het aspect van een las, kan
overmatige lasspetters geven en de
kwaliteit van de las aantasten.
Blaaswerking van de boog gebeurt
voornamelijke
tijdens het lassen van staal
of ijzermagnetische metalen. De
lasstroom zal de weg van de minste
weerstand kiezen, wat niet altijd het directe
pad is door het werkstuk naar de
werkkabelaansluiting.
De meest
intensieve magnetische kracht zal rond de
boog zijn vanwege het verschil in
weerstand voor het magnetisch pad in het
basismetaal. De werkklemaansluiting is
belangrijk en moet aan het beginpunt van
de las worden geplaatst. Het wordt
aanbevolen
om een zo kort mogelijke boog
te gebruiken zodat er minder boog
aanwezig waar op de magnetische
krachten invloed kunnen uitoefenen. De
condities die de magnetische kracht op de
boog aantasten zijn zo gevarieerd dat hier
alleen verwezen wordt naar
kabelverbindingen
en boogvoorkeuren.
5-3. Meerdere lasstroombronnen gebruiken
Beweging
van het
pistool
Stroomrichting
.In werkelijkheid kan de unit er anders uitzien dan
weergegeven.
250504-B / 278352-C
1
3
4
6
1
2
23
4
5
5
6
OM-277115 Pagina 27
5-4. Aansluitingen van spanningsdetectiekabel en werkstukkabel bij meerdere lasbogen
A. Slechte opstelling
1 Lasstroombron
2 Elektrodekabel
3
Stuurstroomkabel
van
draadaanvoersysteem
4 Werkkabel
5
Spanningsdetectiekabel
6 Robot
7 Werkstuk
Dit is een slechte opstelling omdat de
detectiekabels direct in het stroompad van
de lasboog zijn. De interactie tussen de
lascircuiten zal de spanningsval in het
werkstuk beïnvloeden. De spanningsval
voor het hele werkstuk zal niet correct
gemeten worden voor het
spanningsfeedbacksignaal.
De
spanningsfeedback naar de
lasstroombronnen
zal bij geen van de
kabels correct zijn, met als gevolg een
incorrecte boog en slechte boogkwaliteit.
Stroomrichting
.In werkelijkheid kan de unit er anders uitzien dan
weergegeven.
250512-B / 278352-C
1
23
6
6
3
2
1
4
5
7
5
4
OM-277115 Pagina 28
B. Betere opstelling
1 Lasstroombron
2 Elektrodekabel
3
Stuurstroomkabel
van
draadaanvoersysteem
4 Werkkabel
5
Spanningsdetectiekabel
6 Robot
7 Werkstuk
De opstelling is een betere opstart om de
aparte spanningsfeedback naar de
lasstroombronnen
te ondersteunen. De
meest precieze spanningsdetectie kan
niet worden bereikt vanwege spanningsval
in het werkstuk. Dit kan compensatie in de
lasparameters vereisen.
Stroomrichting
.In werkelijkheid kan de unit er anders uitzien dan
weergegeven.
250513-B / 278352-C
1
2
3
632
1
6
45
7
45
OM-277115 Pagina 29
C. Beste opstelling
1 Lasstroombron
2 Elektrodekabel
3
Stuurstroomkabel
van
draadaanvoersysteem
4 Werkkabel
5
Spanningsdetectiekabel
6 Robot
7 Werkstuk
Deze opstelling is de beste opstart voor de
juiste spanningsdetectie in het werkstuk.
De spanningsfeedback naar de
lasstroombronnen
zal correcter zijn, met
als gevolg een betrouwbare boog en
betere boogkwaliteit.
Stroomrichting
.In werkelijkheid kan de unit er anders uitzien dan
weergegeven.
250515-B / 278352-C
1
2
3
6
3
2
1
6
4
7
5
5
4
OM-277115 Pagina 30
5-5. Aarding
Bij het gebruik van een robot of programmeerbare knoppen, moet de apparatuur goed worden geaard. Het aarden voorkomt het door de elektriciteit
veroorzaakte geluid van corrupte verwerkingsgegevens of mogelijke schade aan de gevoelige elektrische componenten. Elektrisch geluid is een
probleem van de hoge frequentie TIGapparatuur of van het soort inverter energievoorziening in de zone. Onderstaand volgt een methode voor een
goede aarding: Zorg ook voor een goede aardingsaansluiting.
Aarding
wordt gemeten
100 W Lichtpeer
110 Volt AC
Neutraal
1 Volt 1 W
V
Meetfaciliteit (aardings) weerstand
De weerstand van een aarding kan worden gemeten aan de hand van een 100 W lichtpeer, een boogvoltmeter en een elektriciteitsval van 110 volt AC.
Zoals de stroomkring laat zien, benaderen de 110 volt AC (hete) voorziening en de lichtpeer van 100 W een ampèrestroombron van 1 ampère, als het
lichtpeercircuit wordt afgerond door de aansluiting met de aarde. De ACvoltmeter, wordt dan op basis van ACneutrale lijn gebruikt om de
spanningsstijging
te meten aan de hand van de 1 ampèrestroombron door de aarde heen. Elke spanningsstijging op de aarde betekent 1 ohm
weerstand. Een weerstand van minder dan 10 ohm naar de aarde moet voldoende zijn.
OM-277115 Pagina 31
Klantgeleverde aardestaafaandrijving
Of aparte aardeverbinding
Minder dan 100 ohm naar de bouwgrond
Werktafel
BELANGRIJK: Plaats NIETS op de schakelkastrobot.
Figuur 9-1. Aardingsaansluitingen naar stationaire robotsysteemcomponenten
Huidige
ingangsstroom
aarde
Zorg voor een aparte aarding voor het
apparaat met behulp van een
kopergevlochten kabel van minimum Nr. 3
met een resistentiewaarde van minder dan
100 Ohm tussen de aansluiting van de
component en de aardekabel
Netvoedingskabel
Werkschakelaar schakelkast
voor ingangsvoeding naar
klemposities en randapparatuur
Netvoedingskabel
Zorg dat de aardekabel 1,5 m
(5 ft.) tot 3 m (10 ft.) langer is
leg deze in een spiraal in de
robotbesturing
Werkschakelaar
schakelkast
Huidige
ingangsstroom
aarde
Als er een
geleider wordt
gebruikt, isoleer
deze dan van de
elektrische
circuitrobot.
Gebruik de juiste
ingangsafmetingen en
aardegeleiders voor de
ingangsnetvoedingskabel.
Isoleren van linerstrips onder
beide klantgeleverde
staafaandrijvingsondersteu
ningskanalen
Robot
besturing
1,5 m
(5 ft.)
Isolatieplaat
onder robot
3 m (10 ft.)
minimum
Laskabel naar
werkstuk
Werkschakelaar
schakelkast
Netvoedingskabel
Huidige
ingangsstroom
aarde
Lasstroom
bron
Gebruik de juiste ingangsafmetingen
en aardegeleiders voor de
ingangsnetvoedingskabel.
4,5 m
(15 ft.)
1,5 m
(5 ft.)
SB-136221-A
OM-277115 Pagina 32
5-6. 30 punten mechaniek in MIGlassen 30 ptn MIG 2014-09
Hoofdvoeding
SControleer de hoofdvoedingslijn bij de werkschakelaar of stekkerdoos en/of kabelstekker.
SControleer de hoofdvoeding bij lasstroombron.
Secundaire voeding
SControleer de secundaire lasuitgangsaansluitingen bij de lasstroombron.
SInspecteer de conditie en routering van de positieve laskabel naar de draadaandrijfmotor.
SInspecteer de conditie van de positieve laskabel naar de draadaandrijfmotor.
SInspecteer de conditie en routering van de negatieve laskabel naar de draadaandrijfmotor.
SControleer de verbinding van de negatieve laskabel met de klem.
SInspecteer de conditie van roterende aardingen, aardingsschoenen of andere auxiliaire aardingen.
SControleer de installatie, routering en conditie van het laspistool.
Beschermgas
SControleer de gasleidingaansluiting met de voorzieningsregulator van het beschermgas.
SControleer de stroomtoevoer van het beschermgas.
SControleer de routering van de gasleiding.
SControleer de gasleidingaansluiting bij de draadaanvoerbehuizing.
SControleer de aansluiting van het pistool met de draadaanvoer en zorg dat de Oring goed verzegeld is bij de aanvoerbehuizing.
SControleer de conditie van de gasverspreider.
SControleer de conditie van het mondstuk.
SControleer de Oring dat het mondstuk goed zit.
Lasdraad
SInspecteer de conditie van de afwikkelaar. Controleer of de snelle aansluitingskoppelling niet versleten is en vervang deze, indien nodig.
SControleer de plaatsing van het compensatiepakket voor een flexibel aanvoerpad.
SInspecteer de conditie en routering van de ingangsgeleiding.
SControleer de installatie van de snelle aansluitkoppeling aan de achterzijde van de kabelaandrijving, zodat deze niet de aandrijfrollen aanraakt.
Controleer of deze niet versleten is en vervang deze, indien nodig.
SControleer de aandrijfrollen en vervang deze als ze versleten zijn.
SControleer de spanningsinstelling van de aandrijfrol.
SControleer dat het formaat van de tussengeleiding goed overeenkomt met het draadformaat en vervang deze, indien versleten.
SControleer aan beide einden de juiste lengte van de liner en zorg dat hier geen braam in is.
SControleer dat het formaat van de liner met het draadformaat overeenkomt.
SControleer de liner op slijtage en maak deze schoon om verstoppen te voorkomen.
SControleer dat het formaat van de contacttip met het draadformaat overeenkomt.
SControleer de contacttip op slijtage en vervang deze op regelmatige intervallen.
SControleer dat de contacttip stevig zit op het pistool; apparaat volledig inactief. goed past en zorg dat het pistool goed bevestigd is.
OM-277115 Pagina 33
5-7. Blaaswerking van de boog
Blaaswerking van de boog is de deflectie van de lasboog ten opzichte van zijn normale pad vanwege magnetische krachten. Deze conditie komt men
vooral tegen in directe stroomlas of magnetische materialen, zoals ijzer en nikkel. Blaaswerking van de boog kan zich voordoen in alternatieve
stroomlas onder zekere voorwaarden, maar dit zijn zeldzame gevallen en de intensiteit van de blaaswerking is altijd minder hoog. De directe stroom
door de elektrode en het basismetaal zullen een magnetisch veld rond de elektrode opbouwen. Door dit magnetische veld heeft de boog soms de
neiging om zijwaarts te deflecteren, maar gewoonlijk is de deflectie van de boog eerder naar voren of naar achteren langs de naad.
Blaasvorming naar achteren vindt men bij het lassen naar de werkkabelaansluiting toe dichtbij het einde van een naad of in een hoek van een werkstuk.
Blaasvorming naar voren vindt men bij het lassen van de werkkabelaansluiting af bij het begin van een naad van een werkstuk. Over het algemeen
ontstaat blaasvorming door twee voorwaarden:
1. De wijziging van de stroomrichting als deze het werkstuk binnengaat en naar de werkkabel wordt geleid.
2. De asymmetrische opstelling van het magnetisch materiaal rondom de boog, een conditie die zich normaliter voordoet als er dichtbij het einde
van ijzermagnetische metalen wordt gelast.
Hoewel de blaasvorming niet altijd volledig kan worden geëlimineerd, kan deze gecontroleerd of verminderd worden tot op een aanvaardbaar niveau
als men de twee bovenstaande voorwaarden weet.
Behalve in gevallen waar de blaasvorming van de boog ongewoonlijk ernstig is, kunnen er sommige stappen worden ondernomen om deze te
elimineren
of te verminderen. Sommige of alle volgende stappen kunnen nodig zijn:
* Plaats de werkkabelaansluiting zo ver mogelijk van de lasnaden.
* Als blaasvorming naar achteren het probleem is, plaats de werkkabelaansluiting aan het begin van de lasnaad en las in de richting van een
zware hechtlas.
* Als blaasvorming naar voren het probleem is, plaats de werkkabelaansluiting aan het einde van de lasnaad.
* Plaats de elektrodehoek op dusdanige wijze dat de boogkracht tegen de blaasvorming van de boog ingaat.
* Gebruikt de kortst mogelijke boog die goede laspraktijken onderhoud (dit helpt bij het forceren van de boog om de blaasvorming tegen te gaan).
* Verminder de lasstroom, indien mogelijk.
* Las in de richting van een zware hechtlas of runofflip.
* Gebruik de sequentie voor het lassen volgens pelgrimspas.
* Wijzig naar een AClasuitvoering waarvoor een wijziging van elektrodeklasse nodig kan zijn.
* Wikkel de werkkabel om het werkstuk in de richting van het opzetten van een magnetisch veld om het magnetische veld die de blaasvorming
veroorzaakt tegen te gaan.
Aantekeningen
OM-277115 Pagina 34
5-8. Elementaire probleemoplossing bij lassen
Hieronder worden enkele problemen, oorzaken en reparatiemogelijkheden voor lasuitvoeringen aangeduid. Deze lijst bevat echter niet alle problemen
die bij het lassen worden gevonden.
Probleem Waarschijnlijke oorzaak Oplossing
Geen lasuitgangsspanning; apparaat
volledig inactief. Werkschakelaar in Uitpositie. Zet de schakelaar op Aan.
Schakelaar stroombron in Uitpositie. Zet de schakelaar op Aan.
Primaire stroomzekering doorgeslagen of
stroomonderbreker
getript. Vervang de zekering of reset de
stroomonderbreker
en controleer de
voedingsspanning.
De lasuitgang is aanwezig, maar de
draad stopt de aanvoer tijdens het
lassen.
V
eiligheidszekering
van draadaanvoerunit
doorgeslagen
of kortsluitingsschakelaar getript. Vervang de zekering of reset de
stroomonderbreker
en zoek naar de oorzaak van
de overbelasting.
Aandrijfrollen
draadaanvoerunit niet goed
uitgelijnd.
Voer de uitlijning van de aandrijfrollen uit.
Verkeerd formaat aandrijfrollen. Vervang de aandrijfrollen met het juiste formaat.
Te veel of te weinig druk op de aandrijfrol. Stel de druk van de aandrijfrol af.
Te veel spanning op de draadspoel. Verminder de spanning op de draadspoel.
Verstopping van afwikkelaar of trommeladapter. Vervang de afwikkelaar of repareer het defect.
Voedingsmotor verbrand. Test de motor en vervang deze zonodig.
Pistoolliner vuil of verstopt. Verwijder de pistoolliner en maak deze schoon of
vervang deze.
Verkeerd type of formaat liner. Installeer het juiste formaat van de liner.
Gebroken of beschadigd pistool of toorts. Vervang de beschadigde onderdelen.
Opening contacttip verstopt. Vervang de contacttip.
Verkeerd formaat contacttip. Vervang deze door het juiste formaat en type
contacttip.
Scherp gebogen of geknikte pistoolkabel of liner. Maak de pistoolkabel recht en/of vervang de liner.
Oververhit pistool. Gebruik een pistool met de juiste stroomsterkte.
Fout formaat van draad. Laat het formaat van het draad overeenkomen met
de liner en de contacttip.
Geleidingen wrijven over de aandrijfrollen. Pas de geleidingen aan of plaats deze goed.
Vastgelopen aandrijfrollen. Verwijder de vreemde voorwerpen van de
aandrijving.
Motorkabel niet aangesloten of beschadigd. Verbind, repareer of vervang de motorkabel.
OM-277115 Pagina 35
Probleem OplossingWaarschijnlijke oorzaak
Las is poreus. Vuil basismetaal, hoge roest, walshuid, olie, enz. Maak het basismetaal schoon door middel van
borstelen, schuren of gebruik een chemisch
schoonmaakmiddel
vóór het lassen.
Fout in regulator/stroommeter. Pas de regulator/stroommeter aan of vervang
deze.
Gascilinderklep gesloten. Open de gascilinderklep.
Defect gasregulatordiafragma. Vervang de gasregulator.
Stroommeter gescheurd of gebroken. Repareer of vervang de stroommeter.
Gasleiding niet aangesloten of lekt. Sluit de gasleiding aan of vervang deze.
Te veel of te weinig gasstroom. Pas de gasstroom aan.
Vocht in beschermgas. Vervang de gascilinder of aanvoer.
Fout gas voor draadtype of overdrachtsmodus. Gebruik correct beschermgas.
Fout aanvoergassolenoïde. Vervang de solenoïde.
Pistool of uitgangskabel lekt. Repareer de beschadigde onderdelen of vervang
deze.
Instelling draadaanvoersnelheid te hoog. Verminder de snelheid van de draadaanvoer.
De contacttip steekt te ver uit het mondstuk. Pas de onderdelen aan of vervang deze (maximum
afstand mag niet hoger zijn dan 1/8 in (3,2 mm).
Afstand van mondstuk naar werkstuk te groot. Verminder de afstand van het mondstuk naar
werkstuk.
Verkeerde pistool of toortshoek. Stel de juiste pistoolhoek in (poreuze of vuile las
betekent dat de hoek te groot is).
Mondstuk verstopt. Maak de lasspetters schoon of verwijder de
verstopping.
Windbries of tocht in laszone. Scherm het lasgebied af tegen tocht.
Lage druk beschermgascilinder. Vervang de gascilinder.
Gaslek bij voedingsaansluiting pistool. Installeer het pistool op de correcte wijze of
vervang de Oringen van de pistool connector.
Overmatige lasspetters Spanning te hoog ingesteld. Verminder de spanning(verminder de trim of stel de
boog voor pulslas af).
Verkeerde pistool of toortshoek. Stel de juiste pistoolhoek in.
Te veel of te weinig gasstroom. Pas de gasstroom aan.
Fout gas voor draadtype of overdrachtsmodus. Gebruik correct beschermgas.
Fout type of formaat elektrodedraad. Gebruik het juiste elektrodedraad.
Foute inductantieinstelling. Stel de inductantie af.
Vuil of oud elektrodedraad. Vervang door een nieuwe elektrodedraad.
Olieachtig of vuil basismetaal. Maak het basismetaal schoon door middel van
borstelen, schuren of gebruik een chemisch
schoonmaakmiddel
vóór het lassen.
Draad steekt de veel uit of de afstand van het
mondstuk naar het werkstuk is te groot. Stel het draad goed af zodat het niet meer uitsteekt
en verminder de afstand van het mondstuk naar het
werkstuk.
Fout overdrachtsmodus. Stel de juiste overdrachtsmodus in.
Verplaatsingssnelheid te laag. Verhoog de verplaatsingssnelheid zodat de boog
zich aan de voorrand van de lasplas bevindt.
OM-277115 Pagina 36
Probleem OplossingWaarschijnlijke oorzaak
Zwervende, opgejaagde or
onregelmatige
boog. Verstopping van afwikkelaar of trommeladapter. Vervang de afwikkelaar of repareer het defect.
Vuile of versleten pistoolliner of ingangskabel. Verwijder de pistoolliner of ingangskabel en maak
deze schoon of vervang deze.
Scherp gebogen of geknikte pistoolkabel of liner. Maak de pistoolkabel recht en/of vervang de liner.
Losgeraakte of versleten contacttip. Bevestig de contacttip of vervang deze.
Verkeerd formaat contacttip. Vervang deze door het juiste formaat en type
contacttip.
Oververhit pistool. Gebruik een pistool met de juiste stroomsterkte.
Losgeraakte voedingskabels of andere elektrische
aansluitingen.
Maak de aansluitingen of kabels vast, repareer of
vervang deze en controleer ook alle rotatieve
aansluitingen
of borsteltypen.
Verkeerde pistool of toortshoek. Stel de juiste pistoolhoek in.
Te veel of te weinig gasstroom. Pas de gasstroom aan.
Vocht in beschermgas. Vervang de gascilinder of aanvoer.
Fout gas voor draadtype of overdrachtsmodus. Gebruik correct beschermgas.
Foute programmaselectie voor pulslas. Zorg voor de juiste programmaselectie.
Foute of onstabiele analoogopdracht van
robotcontroller
.Controleer het signaal van de robotcontroller (als
hulp voor de probleemoplossing, ga naar de
stroombronbesturing
voor spanning en
draadsnelheid).
Pistool of uitgangskabel lekt. Repareer de beschadigde onderdelen of vervang
deze.
Foute afstand van het mondstuk naar werkstuk. Stel de juiste afstand in [3/8 in. tot 5/8 in. (9,5 tot
15,9 mm) voor korte boog, 5/8 in. tot 1 in. (15,9 tot
25,4 mm) voor pulslas, en 3/4 in. tot 1-1/4 in. (19,1
tot 31,8 mm) voor straallas].
Stroomdetectiekabels open of kortgesloten. Repareer of vervang de kabels van de
spanningsdetectie.
Hoog frequentiegeluid in het werkgebied. Zorg voor de correcte aardingsmethoden als TIG of
plasmaapparatuur in de zone wordt gebruikt.
Blaaswerking van de boog. Zie hoofdstuk 5-7.
T
oerenteller
aandrijfmotor of motorkabel open of
kortgesloten. Controleer de toerenteller van de aandrijfmotor en
kabels, en repareer of vervang deze.
Verkeerd formaat aandrijfrollen. Vervang de aandrijfrollen met het juiste formaat.
Te veel of te weinig druk op de aandrijfrol. Stel de druk van de aandrijfrol af.
Lasdraad brandt terug tot de contacttip
bij het begin van de las. Verstopping in draadaanvoersysteem. Controleer de ingangskabel, pistoolliner en
draadgeleiders.
Versleten aandrijfrollen. Vervang de aandrijfrollen.
Verkeerd formaat aandrijfrollen. Vervang de aandrijfrollen met het juiste formaat.
Foute startparameters. Stel de startparameters in.
Versleten contacttip. Vervang de contacttip.
Verkeerd formaat of type contacttip. Vervang deze door het juiste formaat en type
contacttip.
Niet voldoende bewapening in lasdraad. Voeg een draadstrekinrichting toe om de draad te
bewapenen.
Lasdraad brandt terug tot de contacttip
tijdens lassen. Verstopping in draadaanvoersystem. Controleer de ingangskabel, pistoolliner en
draadgeleiders.
Versleten aandrijfrollen. Vervang de aandrijfrollen.
Verkeerd formaat aandrijfrollen. Vervang de aandrijfrollen met het juiste formaat.
Te veel of te weinig druk op de aandrijfrol. Stel de druk van de aandrijfrol af.
Versleten contacttip. Vervang de contacttip.
Verkeerd formaat of type contacttip. Vervang deze door het juiste formaat en type
contacttip.
Niet voldoende bewapening in lasdraad. Voeg een draadstrekinrichting toe om de draad te
bewapenen.
Lasdraad brandt terug tot de contacttip
bij het einde van de las. De lasstroombronuitgang schakelt niet uit. Zorg dat alle schakelaars in de correcte positie
staan, vervang de stroombron, indien nodig.
Draadterugbrandinstelling te hoog of te lang. Stel de draadterugbrandinstelling af of schakel
deze volledig uit.
OM-277115 Pagina 37
HOOFDSTUK 6 BEDIENING
6-1. Bedieningsknoppen
Ref. 257195-G
1 Aanuitschakelaar
Schakelt de unit Aan of Uit.
2 Power AanLED
De Power LED brandt als de unit
stroomtoevoer krijgt.
3 LED uitgangsspanning aan
De uitgangsLED brandt als de
lasuitgang stroomtoevoer krijgt.
4 FoutLED
Wellende druklas
unit is oververhit en de lasuitgang is
geïnactiveerd.
Laat de unit
afkoelen tot de werktemperatuur.
FoutLED zal uitgaan en het lassen
kan worden hervat.
Knipperen
Er is een systeemfout. Gebruik de
gebruikersinterface
om de foutbron
te bepalen en hier een oplossing
voor te vinden. Volg de instructies
op het scherm om de fout te wissen.
Als de fout verwijderd is, zal de
foutLED stoppen met knipperen
en kan het lassen worden hervat.
.Na het apparaat uit te
schakelen, wacht totdat de
Power AanLED uitgaat
alvorens de unit weer in te
schakelen. Een te snel aan en
uitzetten kan tot
softwareproblemen
leiden bij
het opnieuw inschakelen.
1
2
3
4
OM-277115 Pagina 38
6-2. Gebruikersinterface
Ref. 266061-B
2
1
5
6
7
8
4
16
9
10
11
3
20
1213 14 15
17
19
18
OM-277115 Pagina 39
6-3. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel (zie hoofdstuk 6-2)
1
Geheugendisplay
Op de geheugendisplay wordt het actieve
lasprogramma
getoond. Het bereik ligt
tussen 0001 en 9999.
2 Instelknop voor geheugen/variabelen
Gebruik deze knop om een
programmanummer
te selecteren of om de
variabele die op de geheugendisplay wordt
getoond, te verhogen/verlagen.
3
Boogregelingsknop
De boogregelingsknop is
procesafhankelijk. De gebruiker kan de
variabele veranderen die op de
Waarden/Parametersdisplay verschijnt,
zoals inductantie, DIG, RMD (balgrootte) of
trim. Het bereik kan +/ zijn, afhankelijk van
het proces.
4 1-8 geheugenknoppen en LEDs
Gebruik deze knoppen om een opgeslagen
programma uit de
lasprogrammabibliotheek
te selecteren.
Het ledlampje geeft aan welk programma
geselecteerd is en actief is.
De Variabelen/Parameters display toont
een overzicht van de
lasprogrammabibliotheek
voor het
geselecteerde programma.
5 Softkeyknoppen
Gebruik deze knoppen om door de menu’s
te browsen die op het LCDscherm
verschijnen.
6 Knop voor scrollen en knop voor
selecteren/opslaan
Draai aan deze knop om door de variabele
opties te scrollen of om de variabele die op
de geheugendisplay wordt getoond, te
verhogen/verlagen.
Door op deze knop te drukken zal deze als
een knop voor selecteren/opslaan werken.
Druk op de knop om de opties te selecteren
die op het LCDscherm beschikbaar zijn.
7 Waarden/Parameters LCDscherm
Dit scherm toont alle waarden en
parameters die geselecteerd zijn aan de
hand van de softkeyknoppen en de knop
voor scrollen en de knop voor
opslaan/selecteren.
8 Display
Stroomsterkte/Draadaanvoersnelheid
Op deze display wordt de stroomsterkte
getoond, of de draadaanvoersnelheid, naar
gelang het geselecteerde proces.
9 Instelknop
Stroomsterkte/Draadaanvoersnelheid/
Handmatig activeren van gasaanvoer
ampère
Gebruik deze knop om de stroomsterkte of
draadaanvoersnelheid
te verhogen/
verlagen, afhankelijk van het geselecteerde
proces. De waarden verschijnen op het
scherm voor stroomsterkte/
draadaanvoersnelheid/materiaaldikte.
10
Spanning/booglengte/inductantie/
boogaanpassing/RMDscherm
Dit scherm toont de spanning, booglengte,
inductantie,
boogaanpassing of RMD
naargelang
het geselecteerde proces.
11 Instelknop spanning/boogregeling
Gebruik deze knop om de spanning of
booglengte
te verhogen/verlagen,
afhankelijk van het geselecteerde proces.
Deze waarden verschijnen op de display
Spanning/booglengte/inductantie/boog
aanpassing/RMD weergave.
12 Booglengteindicator
Ledlampje gaat branden om aan te geven
dat de booglengtefunctie actief is.
13
Spanningsindicator
Ledlampje gaat branden om aan te geven
dat de spanningsfunctie actief is.
14 Indicator voor synergische
keuzestand actief
Ledlampje gaat branden om aan te geven
dat een synergisch lasproces actief is.
15 Indicator voor stroomsterkte
Ledlampje gaat branden om aan te geven
dat een SMAW, GMAW of CAG proces is
geselecteerd. Deze waarden verschijnen
op de display spanning/booglengte/
inductantie/boogaanpassing/RMD
weergave.
16 Indicator voor draadaanvoersnelheid
Ledlampje gaat branden om aan te geven
dat een GMAW of GMAWP lasproces is
geselecteerd. De waarden verschijnen op
het scherm voor stroomsterkte/
draadaanvoersnelheid/materiaaldikte.
17 Indicator voor materiaaldikte
Dit kenmerk zal effectief worden in een
latere softwareuitgave.
18 Indicator LED uitgangsspanning
aanwezig
Ledlampje gaat branden om aan te geven
dat de spanning in open circuit aanwezig is
bij de lasuitgangsklemmen.
19 USBpoort
Gebruik deze poort voor alle
USBgerelateerde functies.
20 Indicator voor parameter
vergrendelen
Ledlampje gaat branden om aan te geven
dat lasparameters vergrendeld en actief
zijn.
* Geïnactiveerd of niet beschikbaar.
OM-277115 Pagina 40
HOOFDSTUK 7 CONFIGURATIE
7-1. Toegang tot webpaginaconfiguraties
Om toegang te verkrijgen tot de webpaginaconfiguraties voor de stroombron, hebt u het optionele communicatiepaneel nodig (zie hoofdstuk 4-8).
Verbind een pc direct op de aansluiting van het communicatiepaneel met een CAT5 of CAT6 ethernetkabel.
Voer het systeem IPadres, 169.254.0.2, in een webbrowser in en de webpaginaconfiguraties voor de lasser zullen opengaan in het startscherm.
7-2. Startscherm
1 Navigatiebalk
Selecteer de schermen Start, instelling,
boogbeheer
, gegevensbeheer of help.
2
Informatiebalk
Geeft algemene informatie over stroombron,
locatie, assetnummer, serienummer en
taalweergave.
3
Stroombroninformatie
Geeft de stroombroninformatie weer. Met de
knop Bewerken [Edit] kunnen deze
parameters worden gewijzigd.
4 Actief programma [Active programme]
Geeft het programmanummer, proces,
draadformaat
en legering weer, alsmede het
gas. Met de knop Bewerken [Edit] kunnen
deze parameters worden gewijzigd.
5 Lasuitgangen (onder spanning) [Weld
Outputs (Live)]
Geeft de lasuitgangscondities van de
stroombron en draadaanvoerunit in realtime
in.
6 Opdrachten [Commands]
Geeft de uitwisselbare opdrachten van de
huidige gebruiker in. Naargelang het
lasproces dat wordt gebruikt, zullen deze
opdrachten variëren. Met de knop Bewerken
[Edit] kunnen deze parameters worden
gewijzigd.
7 Meest recente las [Last Weld]
Geeft de spanning en stroomsterkte weer die
tijdens de meest recente las werden gebruikt.
8 Productiviteit [Productivity]
Geeft de boogtijd, hoeveelheid gebruikte
draad en de hoeveelheid resterend draad
weer.
9 Actieve fout [Active error]
Geeft actieve foutmeldingen weer. Weergave
Foutlogknop
zal een lijst van vorige fouten
weergeven, samen met de tijd waarop deze
plaatsvonden.
1
2
3
4
5
6
8
7
9
OM-277115 Pagina 41
7-3. Instelscherm
1 Informatiebalk
Geeft algemene informatie over stroombron,
locatie, assetnummer, serienummer en
taalweergave.
2 Doorspoelingstijd [Purge Time]
Geeft de duur aan wanneer het gas door de
purgeknop wordt gedrukt. Met de knop
Bewerken [Edit] kunnen deze parameters
worden gewijzigd.
3 Ingeschakelde fouten [Enabled Errors]
Geeft de geactiveerde systeemfouten aan. Klik
op Bewerken [Edit] om systeemfouten te
activeren of inactiveren.
4 Snelheid handmatige draadaanvoer [Jog
Speed]
Geeft de minimum en maximum Jogsnelheden
in inches per minuut aan (IPM). Met de knop
Bewerken [Edit] kunnen de minimum en
maximum jogsnelheidsinstellingen worden
aangepast naar voorwaartse of achterwaartse
jog.
5 Ethernetinstellingen [Ethernet Settings]
Met de knop Bewerken [Edit] kan de gebruiker
connectiviteitsinstelingen
wijzigen.
6
Gegevensverbindingen
Geeft aan welke gegevensverbindingen
geactiveerd of geïnactiveerd zijn.
7 Regio
Geeft de huidige regio weer. Met de knop
Bewerken [Edit] kan de regio worden gewijzigd.
8 Status
Geeft de status van de Insight software aan. Met
de knop Bewerken [Edit] kan deze status
worden gewijzigd.
9 WiFi Settings
Met de knop Bewerken [Edit] kan de gebruiker
WiFi instellingen wijzigen.
10 Automatisch draad invoeren
Geeft de belasting aan in inches per minuut
(IPM) en de toortslengte (inches) om de
tijdsduur voor de automatische doorvoering te
bepalen. Met de knop Bewerken [Edit] kunnen
deze parameters worden gewijzigd.
11 Draadspoel [Wire Spool]
Geeft het type draad, spoelformaat en de
hoeveelheid draad aan die op de spoel overblijft.
Met de knop Bewerken [Edit] kan deze
informatie worden gewijzigd of gereset.
12 Laskabel instellen [Weld Cable Setup]
Geeft de lengte en diameter van de positieve en
negatieve laskabels aan, alsmede de toorts en
spanningsfeedback (VFB)methode die
geselecteerd worden. Met de knop Bewerken
[Edit] kunnen deze parameters worden
gewijzigd.
13 Robotopties
Geeft de huidige connectiviteitsopties van de
robot weer. Met de knop Bewerken [Edit] kunnen
de robotopties worden gewijzigd.
14 Proefdraaien
15 Ingangs/uitgangsrelais
1
2
5
3
4
7
6
8
12
10
11
13
14
15
9
OM-277115 Pagina 42
7-4. Boogbeheerscherm
1 Actief programma [Active Program]
Geeft het programmanummer, proces,
draadformaat
en legerin weer, alsmede het
gas. Met de knop Bewerken [Edit] kunnen
deze parameters worden gewijzigd.
2 Opdrachten [Commands]
Geeft de uitwisselbare opdrachten van de
huidige gebruiker in. Naargelang het
lasproces dat wordt gebruikt, zullen deze
opdrachten variëren. Met de knop Bewerken
[Edit] kunnen deze parameters worden
gewijzigd.
3 Lassequentie [Weld Sequence]
Geeft de actieve lassequentieparameters
aan. Met de knop Bewerken [Edit] kunnen
deze parameters worden gewijzigd.
4 Vergrendelingsstatus [Lock Status]
Geeft de huidige status van de
systeemvergrendelingen
weer. Met de knop
Bewerken [Edit] kan de
vergrendelingsconfiguratie
worden gewijzigd.
5 Programma activeren [Program Enable]
Met de knop Bewerken [Edit] kan de gebruiker
de beschikbare programma’s selecteren.
6 Lasprocessen [Weld processes]
Geeft de beschikbare lasprocessen weer.
Met de knop Bewerken [Edit] kunnen de
processen worden geactiveerd of
geïnactiveerd.
1
4
23
5
6
OM-277115 Pagina 43
7-5. Gegevensbeheerscherm
1
Productiviteit
[Productivity]
Geeft de boogtijd weer alsmede het gebruikte
draad in inches en pounds. Klik op Gegevens
resetten om de productiviteitsgegevens opnieuw
in te stellen.
2 Gegevens levensduur [Lifetime
Information]
Geeft de totale boogtijd, boogstart en gebruikt
draad gedurende de gehele levenscyclus van de
unit weer.
3 Softwareinformatie
Geeft de softwareherziening weer.
Met de knop fabrieksreset zal de gebruiker een
fabrieksresetscherm zien. Lees en volg alle
instructies op het fabrieksresetscherm om terug
te gaan naar de fabrieksinstellingen.
4 Foutlog [Error Log]
Geeft de meest recente fout weer die door het
systeem gedetecteerd is.
Weergave foutlogknop zal een lijst van vorige
fouten weergeven, samen met de tijd waarop
deze plaatsvonden.
5 Systeemlog [System Log]
Geeft de meest recente invoering in het
systeemlog in.
Weergave foutlogknop zal een lijst van vorige
fouten weergeven, samen met de tijd waarop
deze plaatsvonden.
6 Gebruik draad [Wire Usage]
Geeft de hoeveelheid gebruikte draad weer,
alsmede de resterende hoeveelheid en de datum
waarop de spoel is gestart. Klik op Gegevens
resetten om een nieuwe spoel te starten.
123
456
7-6. Helpscherm
.Het Helpscherm bevat drie
uitklapmenu’
s die
kenmerken bevatten voor
de schermen Instelling,
Boogbeheer
en
Gegevensbeheer.
1 Instelling informatie
uitklapmenu
2 Boogbeheer uitklapmenu
3 Gegevensbeheer
uitklapmenu
123
OM-277115 Pagina 44
HOOFDSTUK 8 ONDERHOUD & PROBLEEMOPLOSSING
8-1. Routineonderhoud
!Ontkoppel de netvoeding
voordat u onderhoud
uitvoert.
.Geef vaker een
onderhoudsbeurt als het
apparaat zwaar belast wordt.
n = Controleren Z = Wijzigen ~ = Reinigen l = Vervangen
* Moet worden uitgevoerd door een door de fabrikant erkende serviceagent Referentie
Elke 3
maanden
l onleesbare labels ~ lasklemmen nl laskabels nl pistoolkabels
nl snoeren nl onderdelen met
barsten of scheuren ~ lasaansluitingen n laskabelaansluitingen
aandraaien
Elke 6
maanden OF
~ binnenkant van het
apparaat
8-2. De binnenzijde van het apparaat schoonblazen
!Om het inwendige van het
apparaat schoon te blazen
hoeft de behuizing er niet
eerst af.
U blaast de lucht door de
ventilatieroosters aan de voor en
achterzijde.
278352-C
OM-277115 Pagina 45
8-3. Tabel met foutcodes en beschrijving van probleemoplossing
Ref. 266061-B
2
3
Logs
ERROR
Button on UI stuck
Make sure all buttons are clear
If error persists, please contact support.
1 Melding op LEDdisplay
Toont een kort bericht waarin de fout of de
plaats van de fout wordt beschreven.
Sommige berichten kunnen meerdere
fouten bevatten. Ga voor specifieke
foutinformatie
naar de meldingen op het
lcddisplay.
2 Type melding
Er zullen drie meldingstypen worden
weergegeven.
ERROR - The system has experienced a
fault that must be addressed before
continuing use (Het systeem heeft een fout
gedetecteerd
die moet worden opgelost
alvorens verder te gaan).
MESSAGE - No fault has occurred, but
some action must be taken before
resuming use of the welding system (Er is
geen fout opgetreden, maar er moet enige
actie worden ondernomen om het gebruik
van het lassysteem te herstarten). De
ingangsstroom moet bijvoorbeeld in en
uitgeschakeld worden na de nieuwe
software te hebben geladen.
WARNING - There is something that
should be addressed before continuing (Er
is iets dat moet worden afgehandeld
alvorens verder te gaan). Er is bijvoorbeeld
geen verbinding met de
spanningsdetectiekabel.
3 LCD Display Message
(LCDmelding)
Geeft meer informatie over de
weergegeven melding.
4 LCD Solution Message
(LCDoplossingsmelding)
Beschrijft de handeling die moet worden
ondernomen om het bericht of de fout te
wissen.
5 Logs Soft Key (softkey voor
berichtenmenu)
Door te drukken op de softkey Logs zal de
gebruiker naar het menu met de
verslaggeving worden geleid. Vanuit het
Logsmenu (berichtenmenu) wordt toegang
tot het Error Log (foutrapporten) verschaft.
Het LCD Error Log Messages
(LCDfoutverslaggevingsberichten) zijn
opgeslagen
in het Error Log
(foutrapporten).
ERR BTN STUK
1
4
5
OM-277115 Pagina 46
8-4. Tabel met foutcodes en beschrijving van probleemoplossing
RODE
LEDweergave LCDmelding Beschrijving Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen
BOOT ERROR of
BOOT FAIL
(opstartfout)
Systeemopstart
Statusbalk gestopt bij
1%, 2%, 3% of 4%
Een van de componenten
in het systeem is niet
verbonden met het
netwerk of de rest van het
systeem.
De draden in de
verbindingskabel zijn niet
aangesloten.
Er is een gebroken pin of
contactdoos in één van de
communicatiestek
kerdozen.
Interne fout printplaat.
Vervang de verbindingskabel van de
stroombron met de draadaanvoerunit,
of tussen de ROI en de
draadaandrijving, als het een
swingboogsysteem is.
Vervang de stroombron, ROI,
draadaandrijving of draadaanvoerunit
voor onderhoud.
Geen weergave LCD is blanco De aanvoerunit start niet,
het witte lampje brandt en
de voedingscontactor
staat onder stroom.
Slechte
communicatiekabel
Interne fout printplaat.
Vervang de communicatiekabel tussen
de stroombron en de
draadaanvoerunit.
Vervang de stroombron, ROI,
draadaandrijving of draadaanvoerunit
voor onderhoud.
ERR THERM of
ERR OVERTEM
(THERMISCHE
FOUT OF TE
HOGE
TEMPERATUUR)
ERROR (FOUT)
Probleem thermisch
systeem
Lasstroombron is
oververhit
Laat het apparaat
afkoelen. Schakel de
stroombron uit en in.
De stroombron is
oververhit.
Het lampje van de hoge
temperatuur brandt
constant.
De openingen van de
ventilatiejaloezieën/
windtunnel zijn
geblokkeerd.
De motoren van de
ventilator draaien niet of
kunnen niet draaien.
De koellichamen zijn vuil.
Zorg voor een minimale afstand van
45,7 cm (18 inch) tussen de
stroombron en andere voorwerpen.
De stroombron moet worden
onderhouden/gerepareerd alvorens de
juiste bediening hiervan.
Uitblazen binnen in de windtunnel
volgens het hoofdstuk van preventief
onderhoud.
CYCLE POWER
(Schakel het
apparaat uit en
weer in)
Het apparaat moet
worden uit en
ingeschakeld
Schakel de
stroombron uit en in
Deze melding kan worden
weergegeven als de
instellingen zijn gewijzigd
in de configuratie van het
systeem.
Schakel de stroombron uit en in.
ERR COMM
(FOUT COMM)
ERROR (FOUT)
Geen communicatie
met het systeem
Schakel de
stroombron uit en in.
De gebruikersinterface is
niet verbonden met de rest
van het systeem.
Slechte communicatie van
kabel tussen de
aanvoerunit en de
stroombron.
Vervang de verbindingskabel.
ERR COMM
(FOUT COMM)
ERROR (FOUT)
Geen interne
communicatie:
Er zijn veel
communicatiefouten in het
systeem die aanduiden
waar het probleem kan
zijn. De communicatie kan
verloren zijn vanuit de
stroombron,
draadaanvoerunit, ROI of
draadaandrijving. De
melding met informatie in
het LCDscherm geeft de
juiste gegevens voor de
onderhoudstechnicus.
Slechte verbinding in de
communicatiekabel tussen
de draadaanvoerunit en de
stroombron.
Open verbinding in de
verbindingskabel aan de
achterzijde van de
stroombron,
draadaanvoerunit, ROI of
draadaandrijving.
De databank in het
systeem kan corrupt zijn.
Vervang de communicatiekabel.
De stroombron, ROI, draadaandrijving
of draadaanvoerunit moeten worden
onderhouden/gerepareerd alvorens de
juiste bediening hiervan.
Installeer de systeemsoftware
opnieuw.
ERR WIRSTUK ERROR (FOUT)
Wire Stuck Error (Fout
draad vast)
Draad vast op
werkstuk aan het
einde van de las
Draad vast op werkstuk
aan het einde van de las
Breek/snij het draad van het werkstuk
af.
ERR ARC (FOUT
BOOG)
ERROR (FOUT)
Fout boog
Controleer de
draadaanvoerunit en
de stroombron.
De geproduceerde boog
was geen geldige boog, de
lasspanning was te hoog
of te laag voor de
ingestelde parameters op
de gebruikersinterface.
Laskabel is gebroken of
niet verbonden.
Draad wordt te langzaam
geleverd, booglengte te
lang.
Repareer of vervang de laskabel.
Repareer of vervang de werkklem of
kabelverbinding.
Controleer/vervang de draadgeleiding.
Controleer dat de druk van de
aandrijfrol goed is ingesteld voor de
toepassing.
OM-277115 Pagina 47
RODE
LEDweergave Mogelijke oplossingenMogelijke oorzakenBeschrijvingLCDmelding
ERR TRG STUK
(FOUT TOORTS
CHAKELAAR
VASTGE
HOUDEN)
ERROR (FOUT)
Toortsschakelaar
vastgehouden bij
inschakelen
Laat de schakelaar los
en druk op de knop
om de fout te
verwijderen.
De fout Toortsschakelaar
vastgehouden doet zich
ook voor als de
schakelaar ingedrukt blijft
wanneer de aanvoerunit
wordt ingeschakeld. De
fout kan worden gewist
door de schakelaar los te
laten.
Er kan kortsluiting zijn in
de schakelaar of in de
schakelaardraden samen
in de MIGtoorts
Repareer of vervang de MIGtoorts.
WRN
SOFTWARE
WAARSCHUWING:
Fout door
incompatibele
software
Onjuiste
overeenkomst Sys
SW Rev
De software in een andere
component van het
systeem zorgt voor een
discrepantie in de
software.
De software in de
draadaanvoerunit en de
stroombron zijn van
verschillende versies.
Eén component in het
systeem is nieuwer dan de
rest van de componenten.
Er werden een
verschillende
draadaanvoerunit en
stroombron voor het eerst
samen geïnstalleerd.
Werk de systeemsoftware bij.
ERR INPT PWR
(FOUT
INGANGS
STROOM)
ERROR (FOUT)
Moet primaire
driefasevoeding
gebruiken
Het systeem heeft een
enkele fase, er ontbreekt
een primaire poot.
Er is een slechte
verbinding in de
driefasestekker of deze
maakt geen verbinding.
Er is een open zekering of
stroomonderbreker
.
Neem contact op met een
gekwalificeerd elektricien om de
primaire spanning te verifiëren en
mogelijke oplossingen te vinden.
ERR INPT PWR
(FOUT
INGANGS
STROOM)
ERROR (FOUT)
Primaire
voedingsspanning te
hoog
Primaire aansluitingen
controleren
De door de klant
geleverde primaire
spanning is te hoog.
Neem contact op met een
gekwalificeerd elektricien om de
primaire spanning te verifiëren en
mogelijke oplossingen te vinden.
ERR INPT PWR
(FOUT
INGANGS
STROOM)
ERROR (FOUT)
Primaire
voedingsspanning te
hoog
Primaire aansluitingen
controleren
De door de klant
geleverde primaire
spanning is te hoog.
Er is een slechte
verbinding in de
driefasestekker of deze
maakt geen verbinding.
Neem contact op met een
gekwalificeerd elektricien om de
primaire spanning te verifiëren en
mogelijke oplossingen te vinden.
ERR BTN STUK
(FOUT KNOP
VASTGE
HOUDEN)
ERROR (FOUT)
Knop zit vast op UI
Zorg dat alle toetsen
vrij zijn
De knop op UI is te lang
ingedrukt.
Membraanknop op de
deklaag is beschadigd.
De draadaanvoerunit of ROI moet
worden onderhouden/gerepareerd
alvorens de juiste bediening hiervan.
ERR ARC (FOUT
BOOG)
ERROR (FOUT)
Toortsschakelaar te
lang vastgehouden
zonder boog.
De lasuitgang was te lang
actief alvorens een boog
te ontsteken.
De aandrijfrollen waren
open en het draad is niet
bewogen.
Er is geen laskabel tussen
de aanvoerunit en de
stroombron.
Zorg dat de juiste druk van de
aandrijfrol wordt toegepast.
Zorg dat de steunplaatdrager van de
lagere aandrijfrol geïnstalleerd is.
Installeer een laskabel.
ERR REL TRIG
(FOUT
LOSLATEN
TOORTSKABEL)
ERROR (FOUT)
Toortsschakelaar te
lang vastgehouden.
Laat de schakelaar los
en druk op de knop
om de fout te
verwijderen.
Een fout bij het loslaten
van de toortschakelaar
doet zich voor als de
gebruiker de schakelaar
langer dan twee minuten
heeft vastgehouden
zonder een boog te
ontsteken of als de
gebruiker de
toortschakelaar vasthoudt
na de nagasfase bij een
getimede las.
Dit kan zich ook voordoen
als de jogknop te lang
wordt ingedrukt.
De toortsschakelaar in het
MIGpistool heeft
kortsluiting of wordt in een
gesloten positie
vastgehouden.
Repareer of vervang de MIGtoorts.
WRN
OVERAVER
WAARSCHUWING:
Bedrijfscyclus
overschreden
Het systeem is klaar
voor lassen op korte
termijn.
De bedrijfscyclus van de
stroombron is
overschreden. De
stroombron is
uitgeschakeld om zelf te
kunnen afkoelen. De fout
zal een tijd actief blijven.
De lasuitgang was te hoog
gedurende een te lange
periode.
Laat het lasapparaat ingeschakeld en
inactief totdat de fout wordt verwijderd,
meestal gedurende 15 minuten.
OM-277115 Pagina 48
RODE
LEDweergave Mogelijke oplossingenMogelijke oorzakenBeschrijvingLCDmelding
ERR AUX PWR
(FOUT
HULPVOEDING)
ERROR (FOUT)
Probleem hulpvoeding
Schakel de
stroombron uit en in.
De hulpvoeding van 115
VAC van de printplaat
heeft een probleem.
Een apparaat dat in de
115 VACstekkerdoos is
gestoken geeft te veel
belasting.
Auxiliary Power failure
(Fout hulpvoeding)
Verwijder het apparaat uit de 115
VACstekkerdoos.
De stroombron moet worden
onderhouden/gerepareerd alvorens de
juiste bediening hiervan.
ERR THERM
(FOUT
THERMISCH
SYSTEEM)
ERROR (FOUT)
Probleem thermisch
systeem
Schakel de
stroombron uit en in.
Het systeem raakt
oververhit bij de primaire
of secundaire
koellichamen.
Zie ook ERR THERM 1, 2
of 3 meldingen.
De ventilatoren worden
niet ingeschakeld.
Het activeringssignaal van
het boogregelingsbord
(PC4) is niet aanwezig.
Controleer de ventilatoruitgang van het
boogregelingsbord (PC13).
Zorg dat de draden voor de activering
van de ventilator goed zijn
aangesloten. Vervangen (PC4).
ERR PWR SRC
(FOUT
STROOMBRON)
ERROR (FOUT)
Stroomfout CS1, CS2,
CS3 of CS4
boostcircuit
Schakel de
stroombron uit en in
De sensorfeedback van
de primaire
stroomomvormer meldt
een te hoge of te lage
stroomafname van de
primaire ingangsstroom.
Primaire ACingang kan
te hoog of te laag zijn bij
een of meerdere poten.
Neem contact op met een
gekwalificeerd elektricien om de
primaire spanning te verifiëren en
mogelijke oplossingen te vinden.
ERR LOW WFS ERROR (FOUT)
Automatische in-
stelling WFS te laag
Er is een laag WFScom-
mandosignaal
De robot of de PLC com-
mandeert een draadaan-
voersnelheid van minder
dan 50 IPM. Dit vindt
plaats als er langer dan 30
seconden op de jogknop
of de knop voor intrekken
wordt gedrukt.
Zorg dat de opgedragen draadaanvo-
ersnelheid groter is dan 50 IPM. Druk
op de knop om de fout te wissen.
WRN VSNS LOS
(GEEN
FEEDBACK
SPANNINSDET)
WAARSCHUWING:
Waarschuwing
feedback
spanningsdetectie
Geen feedback
spanningsdetectie
De stroombron ontvangt
geen feedback van de
ingangsspanning van de
interne aansluitingen of de
externe
spanningsdetectiekabel.
De configuratieinstelling
voor de feedback is
geconfigureerd voor
spanningsdetectie en de
kabel is gebroken of niet
aangesloten.
Controleer
spanningsdetectiekabel op
breuk.
De verbindingskabel heeft
een open draad die de
feedback van de
ingangsspanning draagt.
Vervang de spanningsdetectiekabel.
Vervang de spanningsdetectiekabel.
Vervang de verbindingskabel.
ERR COOLER
TEMP (FOUT
KOELTEMP)
ERROR (FOUT)
Te hoge temperatuur
koeler
De temperatuursensor in
de koeler meldt dat de
koeltemperatuur te hoog is
en schakelt het systeem
uit totdat de temperatuur
laag genoeg is.
Er is een blokkade in de
toortsschakelaar of in de
koelleiding van de
toortsschakelaar.
De lastoepassing
overschrijdt de
capaciteiten van de koeler.
Vervang de toortsschakelaar of
verwijder de blokkade in de
koelleidingen.
Verminder de lasuitgang.
ERR COOLER
FLOW (FOUT
KOELSTROOM)
ERROR (FOUT)
Lage koelstroom
De koelleidingen hebben
geen koelstroom.
De lucht in de
koelleidingen is nog niet
afgelaten.
Het filter is verstopt met
vuil.
Er is een blokkade in de
toortsschakelaar of in de
koelleiding van de
toortsschakelaar.
Schakel de lasuitgang verschillende
malen in via de laadbankmodus en
verwijder de fout telkens totdat de
koeler in de stroomindicator verschijnt
en de stroomschakelaar activeert.
Volg de instructies voor het onderhoud
van de koeler in de Koeler OM.
Vervang de toortsschakelaar of
verwijder de blokkade in de
koelerleidingen.
OM-277115 Pagina 49
8-5. Probleemoplossing
Probleem Oplossing
Geen lasuitgangsspanning; apparaat
volledig inactief. Zet de werkschakelaar op Aan (zie hoofdstuk 4-11).
Controleer de netzekering(en) en vervang ze indien noodzakelijk; of reset de automatische zekering
(zie hoofdstuk 4-11).
Controleer of de voeding goed is aangesloten (zie hoofdstuk 4-11).
Geen lasuitgang; meterweergave is aan
zonder foutweergave. Kijk of het indicatorlampje van de contactor brandt als de contactorlijn blijkt te zijn ingeschakeld.
Onregelmatige
of fout lasuitgang zonder
foutweergave. Gebruik een laskabel van de juiste dikte en type (zie hoofdstuk 4-2).
Reinig alle laskoppelingen en draai ze vast.
Er komt geen elektrodedraad uit. Controleer de aanvullende beschermer CB1 en start deze opnieuw op, indien nodig.
Controleer alle motorkabelaansluitingen.
De toevoer van draad is onregelmatig. Stel de naafspanning opnieuw af.
Stel de druk van de aandrijfrol opnieuw af.
Reinig of vervang een vuile of versleten aandrijfrol.
Verwijder lasspatten rond de opening waar de draad uitkomt.
Vervang de contacttip of liner. Zie de handleiding bij het pistool.
Controleer alle motorkabelaansluitingen.
Er komt draad uit, zodra de stroom wordt
ingeschakeld. Controleer de pistoolschakelaar. Zie de handleiding bij het pistool.
De draadstomp aan het lage uiteinde
gebruikt een constante stroombron. Verhoog de instelling voor de uitgaande stroom van de voedingsbron.
Controleer de aansluiting van de spanningsdetectiekabel, reinig deze en aandraaien, indien nodig.
Er stroomt geen gas of het gas blijft
doorstromen; de draadtoevoer loopt
door.
Controleer het gasventiel en de gasontspanner.
Draad brandt terug tot de contacttip van
het pistool als de negatieve elektrode
wordt gebruikt (rechte polariteit).
Zorg dat de spanningsdetectiekabel op de werkkabel is aangesloten.
OM-277115 Pagina 50
HOOFDSTUK 9 INSTALLATIE INSIGHT CORETM
7
9-1. Licentieovereenkomst
U hebt een apparaat aangekocht (Insight Core) met een softwarelicentie van Miller Electric Mfg. Co. Deze softwareproducten, samen met alle
verwante producten, afdrukmaterialen en “online” of elektronische documentatie voor deze software worden beschermd door internationale
intellectuele
eigendomswetten en verdragen. U heeft een licentie voor de software, deze is niet aan u verkocht. Alle rechten voorbehouden.
9-2. Connectiviteitsvragenlijst downloaden
Om te zorgen dat u een goede connectiviteit heeft, ga naar de pagina Insight Core Download op
https://insight.millerwelds.com/download
.
Download het formulier met de vragenlijst voor netwerkconnectiviteit.
Vraag de ITafdeling van uw bedrijf om de vragenlijst in te vullen.
9-3. Een IPadres verkrijgen
.Het systeemgekozen IPadres van alle Continuumsystemen is 169.254.0.2.
.Ethernet en WiFiverbindingen hebben elk hun eigen unieke IPadressen.
.De stroombron moet op hetzelfde subnet zijn als de computer die voor de toegang tot de Continuumwebpagina’s wordt gebruikt.
1. Verbind met uw Continuumlassysteem volgens de instructies in de handleiding van de stroombron.
2. Sluit uw computer op het net aan met een Ethernetkabel.
3. Zet de voeding voor de las aan.
4. In het scherm van het hoofdmenu Feeder (aanvoerunit) (of pendant) (paneel), ga naar het scherm Ethernet Settings (Ethernetinstellingen). Met
behulp van de knop voor het scrollen, selecteer System (Systeem), vervolgens Network Settings (Netwerkinstelingen), en Ethernet Settings
(Ethernetinstellingen).
Noteer het IPadres.
Logs StatusSetup System
Home
Program # 1
MIG
.035 Steel ER70
Ar 90 CO2 10
Internet WiFi Ethernet
35ST MIG
Home
Home > system
System Menu
Factory Reset
USB Functions
System Software Revision
Network Settings
Back
Home
Home > System > Network
Network Menu
Ethernet Settings
WiFi Settings
BackSystem
Home
Home > System > Network > Ethernet
Ethernet Settings
BackSystem
Item
MAC
IP Mode
IP Address
Subnet Mask
Network Gateway
DHCP Server
DNS Server
Port
Value
7C:66:9D:49:30:F3
Dynamic
169.254.0.2
255.255.0.0
10.43.254.250
10.50.10.2
10.50.10.5
80
Figuur 9-1. Een IPadres verkrijgen
OM-277115 Pagina 51
9-4. Activering van Insight Core met behulp van de webpagina’s van Continuum
1. Sluit een computer op de stroombron van de las aan met behulp van een Ethernetkabel en open een browser.
2. Voer in de adresbalk het IPadres in (zie Hoofdstuk 9-3) in. Het systeemgekozen IPadres is 169.254.0.2.
3. Druk op Enter.
Figuur 9-2. Nu wordt met de webpagina van Continuum verbinding gemaakt
4. Nu verschijnt de webpagina van het Continuumsysteem. Klik bovenin de pagina op Setup (Instellen).
Figuur 9-3. Webpagina van Continuum
OM-277115 Pagina 52
5. Onder Data Connections (Gegevensverbindingen), klik op Edit (Bewerken).
Figuur 9-4. Instellingspagina
6. Activeer of inactiveer Insight Core door dit te selecteren. Als u dit geselecteerd hebt, klikt u op Save All (Alles opslaan).
7. Schakel de machine uit, en vervolgens wacht u totdat het Power Aanlampje uit is. Nu schakelt u de machine weer in.
Figuur 9-5. Pagina gegevensverbindingen
OM-277115 Pagina 53
9-5. De netwerkverbinding configureren
.Als u voor de eerste keer een unit installeert, bepaal dan het soort installatie die vereist wordt. Informatie over de verbinding wordt vereist elke
keer als u het Insight Coreproduct opnieuw installeert.
.Als u meer dan één Continuumsysteem wilt opstarten, of als er zich geen computer dichtbij de Continuum bevindt, heeft het meer nut om het
Configuratiehulpmiddel te gebruiken dat beschikbaar is op de webpagina van de Insight Core die u kunt downloaden:
https://insight.millerwelds.com/download
.
1. Sluit een computer op de stroombron van de las aan met behulp van een Ethernetkabel en open een browser.
2. Voer in de adresbalk het IPadres in (zie Hoofdstuk 9-3) in. Het systeemgekozen IPadres is 169.254.0.2. Zie Figuur 9-2.
3. Druk op Enter.
4. Nu verschijnt de webpagina van het Continuumsysteem. Klik bovenin de pagina op Setup (Instellen).
SVoor het configureren van een WIFIverbinding met behulp van DHCP (dynamische IPadressen), ga naar hoofdstuk A.
SVoor het configureren van een WIFIverbinding met behulp van een statische WiFiadressering, ga naar hoofdstuk B.
SVoor het configureren van een bekabelde Ethernetverbinding met behulp van DHCP (dynamische IPadressen), ga naar hoofdstuk C.
SVoor het configureren van een bekabelde Ethernetverbinding met behulp van een statische IPadressering, ga naar hoofdstuk D.
A. WiFiverbinding met behulp van DHCP (Dynamische adressering)
1. Op de instellingenpagina, onder WiFisettings (WiFiinstellingen), klik op Edit (Bewerken).
Figuur 9-6. WiFiinstellingen bewerken
OM-277115 Pagina 54
2. Op het scherm dat nu verschijnt, voer onder Security Setup (Veiligheid instellen) uw netwerknaam (SSID) in, samen met het veiligheidstype en
het veiligheidswachtwoord. Deze informatie vindt u op de vragenlijst van de netwerkconnectiviteit die door uw ITafdeling wordt ingevuld (zie
Hoofdstuk 9-2).
3. Klik op Save Security Settings (Veiligheidsinstellingen opslaan) om uw draadloze netwerkinstellingen op te slaan.
4. Onder WiFi Address, selecteer Dynamic.
5. Onder DNS Address, selecteer DHCP Automatic.
6. Als u dit voltooid hebt, klik op Save All (Alles bewaren).
7. Schakel de machine uit, en vervolgens wacht u totdat het Power Aanlampje uit is. Nu schakelt u de machine weer in.
Figuur 9-7. WiFiverbinding configureren met behulp van DHCP
OM-277115 Pagina 55
B. WiFiverbinding met behulp van statische addressering
1. Op de instellingenpagina, onder WiFisettings (WiFiinstellingen), klik op Edit (Bewerken) (zie Figuur 9-6).
2. Op het scherm dat nu verschijnt, voer onder Security Setup (Veiligheid instellen) uw netwerknaam (SSID) in, samen met het veiligheidstype en
het veiligheidswachtwoord. Deze informatie vindt u op de vragenlijst van de netwerkconnectiviteit die door uw ITafdeling wordt ingevuld (zie
Hoofdstuk 9-2).
3. Klik op Save Security Settings (Veiligheidsinstellingen opslaan) om uw draadloze netwerkinstellingen op te slaan.
4. Onder WiFi Address, selecteer Static.
5. Onder Network Information, voert u uw IPadres, subnetmasker en netwerkgateway in. Deze informatie vindt u op de vragenlijst van de
netwerkconnectiviteit die door uw ITafdeling wordt ingevuld (zie Hoofdstuk 9-2).
6. Onder DNS Address, selecteer DNS Server. Voer uw DNSadres in uit de vragenlijst van de netwerkconnectiviteit die door uw ITafdeling
wordt ingevuld (zie Hoofdstuk 9-2).
7. Als u dit voltooid hebt, klik op Save All (Alles bewaren).
8. Schakel de machine uit, en vervolgens wacht u totdat het Power Aanlampje uit is. Nu schakelt u de machine weer in.
Figuur 9-8. WiFiverbinding met behulp van statische addressering configureren
OM-277115 Pagina 56
C. Bekabelde WiFiverbinding met behulp van DHCP (Dynamische adressering)
1. Op de instellingenpagina, onder Ethernetsettings (Ethernetinstellingen), klik op Edit (Bewerken).
2. Bovenin het scherm dat verschijnt, selecteer Dynamic onder het IPadres. Nu wordt de netwerkinformatie automatisch ingevuld.
3. Onder DNS Address, selecteer DHCP Automatic.
4. Als u dit voltooid hebt, klik op Save All (Alles bewaren).
5. Schakel de machine uit, en vervolgens wacht u totdat het Power Aanlampje uit is. Nu schakelt u de machine weer in.
Figuur 9-9. Ethernetverbinding configureren met behulp van DHCP
Aantekeningen
OM-277115 Pagina 57
D. Bekabelde Ethernetverbinding met behulp van DHCP (Dynamische adressering)
1. Op de instellingenpagina, onder Ethernetsettings (Ethernetinstellingen), klik op Edit (Bewerken).
2. Bovenin het scherm dat verschijnt, selecteer Static onder het IPadres.
3. Onder Network Information, voert u uw IPadres, subnetmasker en netwerkgateway in. Deze informatie vindt u op de vragenlijst van de
netwerkconnectiviteit die door uw ITafdeling wordt ingevuld (zie Hoofdstuk 9-2).
4. Onder DNS Address, selecteer DNS Server. Voer uw DNSadres in uit de vragenlijst van de netwerkconnectiviteit die door uw ITafdeling
wordt ingevuld (zie Hoofdstuk 9-2).
.Check de nummers nogmaals voordat u de informatie opslaat. Het is moeilijk om een fout nummer te corrigeren.
5. Als u dit voltooid hebt, klik op Save All (Alles bewaren).
6. Schakel de machine uit, en vervolgens wacht u totdat het Power Aanlampje uit is. Nu schakelt u de machine weer in.
Figuur 9-10. Ethernetverbinding met behulp van statische addressering configureren
Aantekeningen
OM-277115 Pagina 58
9-6. Netwerkverbinding verifiëren
.Het kan vijf minuten duren voordat een WiFinetwerk voor het eerst verbindt.
Om de netwerkverbinding te verifiëren, zie de feeder (aanvoerunit) of paneelweergave. Als een WiFiverbinding wordt gebruikt, moet het vakje naast
WiFi geel zijn. Als een Ethernetverbinding wordt gebruikt, moet het vakje naast Ethernet geel zijn. Er is slechts één (Ethernet of Wifi)verbinding nodig
om een netwerkverbinding op te zetten. Als het netwerk eenmaal geïdentificeerd is, zal het vakje naast Internet op groen gaan staan.
1 Indicator internetverbinding
(groen als er verbinding is
gemaakt)
2 WiFiinternetverbinding
(geel als er verbinding is
gemaakt)
3 Ethernetverbinding (geel als
er verbinding is gemaakt)
12 3
Logs StatusSetup System
Home
Program # 1
MIG
.035 Steel ER70
Ar 90 CO2 10
Internet WiFi Ethernet
35ST MIG
Figuur 9-11. Netwerkverbinding verifiëren
Om de instellingen van de feeder (aanvoerunit) opnieuw te zien, gaat u naar het scherm Ethernet Settings (Ethernetinstellingen). Met behulp van de
knop voor het scrollen, selecteer System, vervolgens Network Settings, en Ethernet Settings (Systeem, Netwerkinstelingen, Ethernetinstellingen).
Bekijk de instellingen
hier.
Logs StatusSetup System
Home
Program # 1
MIG
.035 Steel ER70
Ar 90 CO2 10
Internet WiFi Ethernet
35ST MIG
Home
Home > system
System Menu
Factory Reset
USB Functions
System Software Revision
Network Settings
Back
Home
Home > System > Network
Network Menu
Ethernet Settings
WiFi Settings
BackSystem
Home BackSystem
Item
MAC
IP Mode
IP Address
Subnet Mask
Network Gateway
DHCP Server
DNS Server
WiFi-poort
Value
7C:66:9D:49:30:F3
static
192.168.1.2
255.255.255.0
192.168.1.2
192.168.1.1
8.8.8.8
80
Figuur 9-12. Netwerkverbinding verifiëren
OM-277115 Pagina 59
9-7. Serienummer en licentiesleutel bepalen
.Voor de productregistratie dient u het serienummeren de licentiesleutel van het apparaat te verkrijgen. Met de registratie activeert u uw Insight
Corerekening en krijgt u toegang tot all gegevens van Insight Core.
1. Plaats een USBstick in de poort aan de voorzijde van de Continuum Feeder.
1 USBpoort
Ref. 259144-D
1
Figuur 9-13. Locatie USB Continuum Feeder (aanvoerunit)
2. In het hoofdmenu van de feeder (aanvoerunit) of (paneel), selecteer System om het Systeemmenu te zien. Met behulp van de knop om te
scrollen, selecteer USB Functions, vervolgens Write to USB (naar USB schrijven), en vervolgens License Key (licentiesleutel) en Yes om de
licentiesleutel en het serienummer op te slaan. Hierbij zal een IP_MAC bestand op de USBstick worden geladen, dat de unieke licentiesleutel
voor uw systeem bevat.
Logs StatusSetup System
Home
Program # 1
MIG
.035 Steel ER70
Ar 90 CO2 10
Internet WiFi Ethernet
35ST MIG
Home
Home > system
System Menu
Factory Reset
USB Functions
System Software Revision
Network Settings
Back Home
Home > System > USB
USB Functions
Write to System
Write to USB
BackSystem
Home
Home > System > USB > Write to USB
Write to USB Functions
System Settings
License Key
BackSystem
Diagnostic File
Home
Home > System > USB > Write to USB > License
License File
Write License File to USB?
No
BackSystem
Yes
Warning: save license file will be lost.
Figuur 9-14. Serienummer en licentiesleutel verkrijgen
OM-277115 Pagina 60
3. Neem de USBstick uit de feeder (aanvoerunit) en plaats deze in uw computer. Geef de computer tijd om de USBstick te herkennen.
4. Vind op de USBstick een map met de naam Device License Keys (apparaatlicentiesleutels) en open deze.
Figuur 9-15. Map met apparaatlicentiesleutels
5. Open met een tekstbewerker (Notepad) het .txt bestand met de naam “IP_MAC_ADDR_LIC” en vind het serienummer van de module/het
apparaat en de licentiesleutel om het apparaat te registreren.
Figuur 9-16. Bestand met apparaatlicentiesleutels
6. Schrijf het serienummer en de licentiesleutel voor registratie op of kopieer en plak deze.
Figuur 9-17. Informatie met apparaatlicentiesleutels
.Het bestand verifieert ook de informatie van de verbindingen. De informatie in het bestand zal variëren op basis van het soort verbinding en apparaat.
.Om door te gaan met het registreren van het apparaat, ga verder naar hoofdstuk 9-8.
OM-277115 Pagina 61
9-8. Voor het eerst een apparaat registreren en account aanmaken
1. Open een webbrowser en ga naar
https://insight.millerwelds.com/registration
.
2. Vul alle informatie in die getoond wordt in Figuur 9-18. Gebruik een serienummer en licentiesleutel van hoofdstuk 9-7.
.Als dit apparaat een extra module is die al aan uw bestaande en geregistreerde apparaten wordt toegevoegd, klikt u de Log Inknop en ga verder
naar hoofdstuk 9-9.
Serienummer
Licentiesleutel
van stap #2
MC10001Z
AC1000000X1X1X00XX00X0XX
Figuur 9-18. Een nieuwe account aanmaken
3. Nadat u op de knop Register (registreren) klikt, verschijnt de startpagina voor de zojuist aangemaakte onderneming (zie Figuur 9-19).
Figuur 9-19. Insight Core Ondernemingsdashboard
.Voor het registreren van extra apparatuur, ga naar hoofdstuk 9-9.
OM-277115 Pagina 62
9-9. Extra apparatuur registreren
1. Meld u op de website van Insight Core aan door te gaan naar
https://insight.millerwelds.com/
.
2. Klik op het tabblad Configuration (Configuratie) (Zie Figuur 9-20).
3. In het tabblad Configuration (Configuratie), klik op de knop Register New Device (Nieuw apparaat registreren).
Figuur 9-20. Configuratiescherm
4. Voer de informatie voor het nieuwe apparaat in dat u wilt registreren.
5. Er verschijnt nu een configuratiescherm. Als de informatie correct is, klikt u op de knop Save (Opslaan) (Zie Figuur 9-21).
MC10001Z
AC1000000X1X1X00XX00X0XX
Figuur 9-21. Scherm om de registratie van het apparaat te bevestigen
6. Als uw apparaat geregistreerd is, zal dit binnen de assetboom van het bedrijf verschijnen en activiteit weergeven als de bedieners met deze
stroombron beginnen te lassen.
Aantekeningen
OM277115 Pagina 64
HOOFDSTUK 10 ELEKTRISCHE SCHEMAS
Figuur 10-1. Schakelschema voor Auto-Continuum 350 Model (Pagina 1 van 2)
OM277115 Pagina 65
275871-C
OM277115 Pagina 66
TO PC2 RC6(SHEET 1)
TO PC3 RC1 (SHEET 1)
Figuur 10-2. Schakelschema voor Auto-Continuum 350 Model (Pagina 2 van 2)
OM277115 Pagina 67
275871-C
OM277115 Pagina 68
Figuur 10-3. Schakelschema voor Auto-Continuum 500 Model (Pagina 1 van 2)
OM277115 Pagina 69
275872-C
OM277115 Pagina 70
TO PC2 RC6(SHEET 1)
TO PC3 RC1 (SHEET 1)
Figuur 10-4. Schakelschema voor Auto-Continuum 500 Model (Pagina 2 van 2)
OM277115 Pagina 71
275872-C
Aantekeningen
Aantekeningen
Aantekeningen
Geldig vanaf 1 januari 2022 (Installaties waarvan het serienummer begint met “NC” of nieuwer)
Deze beperkte garantie vervangt alle vorige Miller garanties en is exclusief zonder andere expliciete of impliciete waarborgen of garanties.
BEPERKTE GARANTIE In overeenstemming met de onderstaande
voorwaarden garandeert Miller Electric Mfg. LLC, Appleton, Wisconsin
aan de bevoegde distributeurs dat de nieuwe Millerapparatuur die ver-
kocht wordt na de datum dat deze beperkte garantie in werking treedt,
geen defecten heeft aan het materiaal of de afwerking op het moment dat
de apparatuur door Miller wordt verzonden. DEZE GARANTIE VER-
VANGT UITDRUKKELIJK ALLE ANDERE GARANTIES, EXPLICIET
OF IMPLICIET, VAN VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID.
Binnen de onderstaande garantieperioden zal Miller alle onderdelen of
componenten die niet meer functioneren door dergelijke fabricage- en
materiaalfouten met garantie repareren of vervangen. Miller moet bin-
nen dertig (30) dagen schriftelijk op de hoogte worden gebracht van
een dergelijke fout of storing, waarop Miller instructies zal geven over
de garantieclaim-procedure die hierop volgt. Garantieclaims die online
worden ingediend moeten een volledige beschrijving bevatten van het de-
fect en de stappen die zijn ondernomen om het probleem op te lossen en
de defecte onderdelen te diagnosticeren. Garantieclaims die niet de ver-
eiste informatie bevatten zoals bepaald in de servicehandleiding van Miller
kunnen door Miller worden geweigerd.
Miller stelt zich aansprakelijk voor garantieclaims op apparatuur onder ga-
rantie zoals hieronder vermeld, ingeval het defect zich voordoet binnen de
periode waarin de garantie geldig is, zoals hieronder vermeld. De garantie-
periode start op de datum van de levering van de apparatuur aan de ko-
pereindgebruiker, of 12 maanden nadat de apparatuur verstuurd is naar
een VS & Canada distributeur, of 18 maanden nadat de apparatuur
verzonden is naar een internationale distributeur, al naar gelang welk van
de gevallen zich het eerst voordoet.
1. 5 jaar onderdelen — 3 jaar arbeidsloon
* Originele gelijkrichters van de hoofdvoeding alleen
thyristoren, diodes en losse gelijkrichtcellen in niet
invertermachines
2. 3 jaar — Onderdelen en arbeid tenzij gespecificeerd
* Automatisch verduisterende helmlenzen (Geen arbeid) (Zie
de uitzondering voor de Classicserie hieronder)
* Lasapparaten/generatoren met motor (inclusief EnPak)
(OPMERKING: Motoren vallen onder een aparte garantie
van de motorfabrikant.)
* Inzicht intelligente lasproducten (Behalve externe sensoren)
* Voedingsbronnen van invertermachines
* Stroombronnen plasmasnijders
* Procesregelapparatuur
* Semi-automatische en automatische draadaanvoer-
systemen
* Transformator/gelijkrichter stroombronnen
3. 2 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
*
Lasmaskers
met automatisch donkerfilter (geen arbeidsloon)
* Rookafzuigers Capture 5 en Industrial Collector-serie
4. 1 jaar — Onderdelen en arbeidsloon tenzij gespecificeerd
* ArcReachverwarming
*AugmentedArc, LiveArc, en MobileArc lassystemen
* Automatisch bewegende apparatuur
*Bernard BTB luchtgekoelde MIGpistolen (geen werk)
* CoolBelt, PAPR blaasunit, en PAPR gezichtsmasker (geen
arbeidsloon)
* Luchtdroogsysteem met droogmiddel
* Inbouwopties
(OPMERKING: Field Options zijn gedekt voor de
resterende garantieperiode van het product waarin ze in
geïnstalleerd
zijn, of voor een minimum van één jaar —
afhankelijk van welke van de twee het langste duurt.)
* RFCS voetbedieningen (m.u.v. RFCS-RJ45)
*
Rookextractors
Filtair 130, MWX en SWX series, ZoneFlow
uitneembare armen en motorbedieningskast
* HF units
* ICE/XT plasmasnijdtoortsen (geen arbeidsloon)
* Stroombronnen voor inductieverwarming, koelers
(OPMERKING: Digitale recorders vallen onder aparte
garantie van de fabrikant.)
* Insight sensoren
* Belastingsbanken
* Motoraangedreven pistolen (m.u.v. de Spoolmate pistolen)
* Positionerings- en regelapparatuur
* Rekken (Voor het installeren van meerdere energiebronnen)
*
Wielonderstellen/trailers
* Luchtrespirator (SAR) kasten en panelen bijgeleverd
* Draadaanvoer systemen voor onder poederdek lassen
* TIG toortsen (geen arbeidsloon)
* Tregaskiss pistolen (geen arbeidsloon)
* Waterkoelsystemen
* Draadloze voet-/hand-afstandsbediening en ontvangers
* Werkstations/Lastafels (geen arbeidsloon)
5. 6 maanden — op onderdelen
* 12 volt batterijen automobielstijl
6. 90 dagen — op onderdelen
* Toebehoren (sets)
* ArcReach verwarmer snel opruimbare en luchtgekoelde
kabels
* Beschermzeilen
* Inductieverwarmingsspoelen en dekens, kabels en niet
elektronische regelapparatuur
* MIGpistolen van de MDX serie
*Mpistolen
* MIGpistolen, Subarc (SAW) toortsen en
buitenbekledingskoppen
* Afstandsbedieningen en RFCSRJ45
* Vervangende onderdelen (geen arbeidsloon)
* Spoolmate pistolen
Millers True Blue® beperkte garantie geldt niet voor:
1. Slijtonderdelen zoals contacttips, snijmondstukken, mag-
neetschakelaars, koolborstels, relais, bovenbladen van
werkstations en lasgordijnen of andere onderdelen die niet
meer goed werken als gevolg van normale slijtage. (Uitzon-
dering: borstels en relais zijn wel gedekt bij alle motoraan-
gedreven producten.)
2. Onderdelen geleverd door Miller maar geproduceerd door ande-
ren, zoals motoren of handelsaccessoires. Deze onderdelen val-
len onder de eventuele garanties door de fabrikanten.
3. Installaties die veranderingen hebben ondergaan door andere
partijen dan Miller, of installaties die onjuist geïnstalleerd of ver-
keerd gebruikt zijn volgens industrierichtlijnen, of installaties die
geen redelijk en noodzakelijk onderhoud hebben gehad, of instal-
laties die gebruikt zijn voor andere dan de aangegeven toepas-
singen voor de installatie.
4. Defecten veroorzaakt door nalatigheid, reparaties zonder toe-
stemming of onjuiste testen.
DE PRODUCTEN VAN MILLER ZIJN BESTEMD VOOR COMMER-
CIËLE EN INDUSTRIËLE DOELEINDEN DOOR GEBRUIKERS DIE
OPGELEID ZIJN VOOR EN ERVARING HEBBEN IN HET GEBRUIK EN
ONDERHOUD VAN LASAPPARATUUR.
De reparaties die door deze garantie worden geboden zijn, zoals Miller
dit verkiest: (1) reparatie; of (2) vervanging; of, na schriftelijke
goedkeuring van Miller (3), de vooraf goedgekeurde kosten voor de
reparatie of vervanging bij een door Miller aangewezen
servicecentrum; of (4) de betaling van of kredietverlening voor de
aankoopprijs (minus de redelijke afschrijvingskosten op basis van het
gebruik). Producten mogen niet worden geretourneerd zonder de
goedkeuring van Miller. Retourzendingen zijn voor risico en kosten
van de klant.
Bovenstaande reparaties zijn F.O.B. Appleton, WI, of een door Miller
aangewezen servicecentrum. De klant is verantwoordelijk voor trans-
port en vrachtkosten. DE HIER GENOEMDE DOOR HET TOEPAS-
SELIJKE RECHT TOEGESTANE REPARATIES VORMEN DE
ENIGE EN EXCLUSIEVE REPARATIES ONGEACHT DE RECHTS-
THEORIE. IN GEEN GEVAL ZAL MILLER AANSPRAKELIJK ZIJN
VOOR DIRECTE, SPECIALE, INCIDENTELE OF GEVOLGSCHADE
(WAARONDER VERLIES VAN INKOMSTEN), ONGEACHT DE
RECHTSTHEORIE. ELKE HIERIN NIET GENOEMDE GARANTIE
EN ELKE IMPLICIETE GARANTIE, BORGSTELLING OF VERTE-
GENWOORDIGING, INCLUSIEF ENIGE IMPLICIETE GARANTIE
VAN VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BE-
PAALD DOEL, IS UITGESLOTEN EN ONTKEND DOOR MILLER.
Sommige staten in de V.S. staan geen beperkingen toe met betrekking
tot de duur van de garantie, noch uitsluiting van bijkomende schade,
indirecte schade, speciale schade of gevolgschade, dus bovenstaan-
de beperking kan mogelijk niet van toepassing zijn voor u. Deze ga-
rantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kunnen eventueel ook
andere rechten van toepassing zijn; deze kunnen echter per staat ver-
schillen.
In Canada biedt de wetgeving in enkele provincies bepaalde extra ga-
ranties of oplossingen die afwijken van de bepalingen die hierin zijn op-
genomen, en bovenstaande beperkingen en uitsluitingen zijn mogelijk
niet van toepassing, voorzover er niet van mag worden afgezien.
Deze Beperkte Garantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kun-
nen eventueel ook andere rechten zijn; deze kunnen echter per pro-
vincie verschillen.
Deze originele garantie is in Engelse juridische begrippen ge-
schreven. Bij klachten of onenigheid heeft de betekenis van de
woorden in het Engels voorrang.
miller dom_warr_dut_202201
Vertaling van de originele instructies UITGEGEVEN IN DE VS. © 2022 Miller Electric Mfg. LLC 2022-01
Miller Electric Mfg. LLC
An Illinois Tool Works Company
1635 West Spencer Street
Appleton, WI 54914 USA
International HeadquartersUSA
USA Phone: 920-735-4505 Auto-attended
USA & Canada FAX: 920-735-4134
International FAX: 920-735-4125
Voor internationale vestigingen bezoek
website: www.MillerWelds.com
Naam van het model Serie-/typenumber
Aankoopdatum (datum waarop de apparatuur bij de oorspronkelijke klant werd bezorgd.)
Leverancier
Adres
Plaats
Staat Postcode
Volledig invullen en goed bewaren a.u.b.
Vermeld altijd de naam van het model en het serie-/typenummer
Ga naar uw leverancier voor: Toebehoren en elektroden
Optionele apparatuur en accessoires
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Service en reparaties
Vervangende onderdelen
Trainingen en opleidingen (scholen, videos,
boeken)
Handboeken over lasprocessen
Wanneer u een dealer of servicebedrijf zoekt, ga naar
www.millerwelds.com of bel 18004AMiller
Neem contact op met het
vervoersbedrijf:
Service
Eigendomspapieren
Om een schadeclaim in te dienen bij verlies of
beschadiging tijdens transport.
Neem contact op met de transportafdeling van uw distribu-
teur en/of de fabrikant van de apparatuur voor hulp bij het
indienen en afhandelen van schadeclaims.
Neem contact op met een distributeur of servicebedrijf
Registreer uw product op: www.millerwelds.com/support/
productregistration
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84

Miller AUTO-CONTINUUM 500 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor