Documenttranscriptie
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
30
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
30
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
30
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
30
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
30
Belangrijke Veiligheidsvoorschriften
OVER DEZE HANDLEIDING
In deze handleiding wordt de inbouw van het navigatiesysteem in uw auto beschreven. De bediening van het
navigatiesysteem wordt beschreven in de afzonderlijke Bedieningshandleiding of Hardwarehandleiding die bij
het navigatiesysteem wordt geleverd. Zorg dat u deze handleidingen goed doorleest voordat u het navigatiesysteem gaat gebruiken.
LEES DEZE INFORMATIE BETREFFENDE UW NAVIGATIESYSTEEM ZORGVULDIG
DOOR EN BEWAAR DE INFORMATIE VOOR EVENTUELE NASLAG
Probeer het navigatiesysteem niet zelf in te bouwen of onderhoud aan het systeem te
verrichten. Inbouw en onderhoud van elektronische apparatuur en auto-accessoires
door personen die niet de vereiste vakopleiding en ervaring hebben in dit soort
werkzaamheden, kunnen resulteren in een elektrische schok of een andere gevaarlijke situatie.
1
1.
Lees de handleiding zorgvuldig door voordat u het navigatiesysteem gaat inbouwen.
2.
Bewaar de handleiding voor eventuele naslag in de toekomst.
3.
Neem alle waarschuwingsinformatie in acht en volg de instructies nauwkeurig op.
4.
Onder bepaalde omstandigheden kan dit navigatiesysteem foutieve informatie op het scherm tonen
betreffende de positie van uw auto, de afstand tot bepaalde plaatsen die u op het scherm ziet en de
kompasrichting. Ook heeft het systeem een aantal beperkingen, zoals het ontbreken van informatie
over eenrichtingswegen, tijdelijke verkeersomleidingen en eventueel gevaarlijke routes. Uw eigen
beoordelingsvermogen heeft daarom te allen tijde voorrang boven de informatie die het systeem geeft.
5.
Evenals bij het gebruik van andere accessoires in uw auto dient u erop te letten dat het navigatiesysteem niet uw aandacht van de weg afleidt. Indien u moeilijkheden heeft bij de bediening van het apparaat of als de informatie op het beeldscherm niet duidelijk is, parkeer de auto dan op een veilige plaats
langs de weg voordat u het probleem probeert op te lossen.
6.
Tijdens het rijden dient u altijd de veiligheidsgordel te dragen. Bij een ongeluk is de kans op letsel
aanzienlijk groter als u de veiligheidsgordel niet draagt.
7.
In sommige landen kan de wetgeving beperkingen opleggen aan de plaatsing en het gebruik van navigatiesystemen in uw voertuig. Zorg ervoor dat bij de inbouw en de bediening van uw navigatiesysteem alle toepasselijke wetten en regels worden nageleefd.
Inhoud
Aansluitingen ............................................ 3
Alvorens u dit navigatiesysteem inbouwt ........ 4
Voorkomen van beschadigingen ...................... 5
Bijgeleverde accessoires .................................. 6
Systeemcomponenten aansluiten ...................... 7
Het stroomsnoer aansluiten (1) ........................ 9
Het stroomsnoer aansluiten (2) ...................... 11
Voor aansluiting op een los verkrijgbare
eindversterker .......................................... 13
Bij aansluiting van een achteruitkijkcamera .. 15
Bij aansluiting van een externe videocomponent
.................................................................. 16
Bij aansluiting van de externe eenheid met
videobron .................................................. 16
Bij aansluiting van het achterdisplay .............. 17
- Tijdens het gebruik van een achterdisplay dat
op de achter video-uitgang is aangesloten
Deutsch
Voorkomen van elektromagnetische storingen
.................................................................. 19
Voor de installatie .......................................... 19
Dit navigatiesysteem inbouwen ...................... 20
- Opmerkingen betreffende het inbouwen
- Bijgeleverde accessoires
- Vóór het installeren van dit navigatie-eenheid
- Installatie met de houder en zijbeugel
- Installatie met gebruikmaking van de
schroefgaten aan de zijkanten van de
navigatie-eenheid
Bevestigen van de GPS-antenne .................... 24
- Opmerkingen betreffende het bevestigen
- Bijgeleverde accessoires
- Bevestigen van de antenne binnen in de auto
(op de hoedenplank)
- Bevestigen van de antenne aan de buitenzijde
van de auto (op de carrosserie)
De microfoon installeren ................................ 27
- Bijgeleverde accessoires
- Montage op de zonneklep
- Installatie op stuurkolom
De microfoonhoek afstellen ............................ 28
Español
Inbouwen .................................................. 18
OVER DEZE HANDLEIDING ........................ 1
LEES DEZE INFORMATIE BETREFFENDE
UW NAVIGATIESYSTEEM
ZORGVULDIG DOOR EN BEWAAR DE
INFORMATIE VOOR EVENTUELE
NASLAG .................................................... 1
English
Belangrijke Veiligheidsvoorschriften .. 1
Na het inbouwen van dit navigatiesysteem
.................................................................. 29
Français
Italiano
Nederlands
2
Aansluitingen
Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf in te bouwen. Wij adviseren u om alleen
bevoegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat speciaal is opgeleid en ervaring heeft met
mobiele elektronica, dit navigatiesysteem te laten instellen en inbouwen.
VOER NOOIT ZELF ONDERHOUD UIT AAN DIT NAVIGATIESYSTEEM. Bij
verkeerd inbouwen of onderhoud van dit navigatiesysteem en de aansluitkabels
bestaat de kans op een elektrische schok of een andere gevaarlijke situatie, en kan het
navigatiesysteem schade oplopen die niet onder de garantie valt.
• Indien u besluit de installatie zelf uit te voeren, een speciale opleiding heeft
gehad en ervaring heeft met het inbouwen van mobiele elektronica, volg dan
nauwgezet alle stappen van de installatiehandleiding.
• Maak alle draden met kabelklemmen of isolatietape vast. Let er tevens op
dat er geen draden blootliggen.
• Sluit de gele draad van dit navigatiesysteem niet direct aan op de accu van
de auto. Als de draad direct is verbonden met de accu, kan de isolatie door
de motortrillingen losraken op de plaats waar de draad van het interieur
naar de motorruimte loopt. Als de isolatie van de gele draad door het contact
met metalen delen scheurt, kan er kortsluiting ontstaan, hetgeen tot een zeer
gevaarlijke situatie leidt.
• Wanneer de GPS antennedraad of de microfoondraad zich rond de
stuurkolom of de versnellingspook wikkelt, ontstaat een bijzonder gevaarlijke situatie. Zorg ervoor dat dit navigatiesysteem, de kabels en de bedrading op zo’n manier worden aangebracht dat ze geen belemmering vormen
tijdens het rijden.
• Zorg ervoor dat de kabels en draden zo worden geleid en bevestigd dat ze
niet verstrikt raken in de bewegende onderdelen van de auto of deze niet hinderen. Dit geldt met name voor het stuur, de versnellingspook, de handrem,
de geleidingsrails voor de verstelbare stoelen, de portieren of een van de
regelmechanismen van het voertuig.
3
• Laat de draden niet langs plaatsen lopen waar ze blootgesteld worden aan
hoge temperaturen. Als de isolatie van de draden erg warm wordt, kunnen
ze beschadigd raken, waardoor er kortsluiting of een storing ontstaat en er
mogelijk permanente beschadiging aan dit navigatiesysteem optreedt.
English
• Maak de GPS antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigen van de
antennedraad kan resulteren in kortsluiting.
• Maak ook geen enkele andere draad korter. Wanneer dit gebeurt, is het
mogelijk dat het beveiligingscircuit (zekeringhouder, zekeringweerstand of
filter) niet goed meer functioneert.
Español
• Tap nooit stroom af van de stroomtoevoerdraad van het navigatiesysteem
voor de voeding van andere elektronische apparatuur. De stroomcapaciteit
van de draad kan overschreden worden, met oververhitting tot gevolg.
Deutsch
• Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit snoer dient afzonderlijk van de
aarde van producten met een hoog stroomverbruik, zoals eindversterkers, te
worden geaard. Aard niet meer dan één product samen met de aarde van een
ander product. U dient bijvoorbeeld elke versterkermodule afzonderlijk, los
van de aarde van het navigatiesysteem te aarden. Door de aarde met elkaar
te verbinden, kan er brand en/of schade aan producten ontstaan als de massaverbinding losraakt.
Français
Alvorens u dit navigatiesysteem inbouwt
• Dit navigatiesysteem is bestemd voor inbouw in voertuigen met een negatief geaarde
12-volts accu. Controleer voor de installatie de accuspanning van uw voertuig.
• Om kortsluiting te vermijden, dient u
vooral voor het installeren de negatieve
(–) accukabel los te maken.
Italiano
Nederlands
4
Aansluitingen
Voorkomen van beschadigingen
F
O
STAR
STAR
T
ACC stand
OF
O
T
ACC
N
F
N
OF
• Wanneer u een stekker lostrekt, pak dan de stekker zelf vast. Trek niet aan de draad,
want het is mogelijk dat u deze uit de stekker trekt.
• Dit navigatiesysteem kan niet in een voertuig worden ingebouwd dat geen ACC (accessoire) stand op het contactslot heeft.
Geen ACC stand
• Wanneer de “Auto ANT” modus op “Radio” is ingesteld, kan de antenne van de auto
worden ingeklapt of uitgezet door de hieronderstaande instructies op te volgen.
– Zet de radiobron (AM of FM) op een andere bron
– Zet de bron uit
– Zet de contactschakelaar uit (ACC OFF)
• Wanneer de “Auto ANT” modus op “Power” is ingesteld, kan de antenne alleen
ingeklapt of uitgezet worden wanneer de contactschakelaar is uitgezet (ACC OFF).
• Zorg dat u bij het vervangen van de zekering alleen een zekering gebruikt met de waarde
die op de zekeringhouder wordt aangeven.
• Om kortsluiting te voorkomen dient u de losgekoppelde draad af te dekken met isolatieband. Isoleer sowieso alle ongebruikte speakerdraden. Ongeïsoleerde draden kunnen
leiden tot kortsluiting.
• Sluit de stekkers met dezelfde kleur aan op de corresponderende gekleurde poort, d.w.z.
de blauwe stekker op de blauwe poort, zwart op zwart, enz.
• Zie voor nadere informatie over het aansluiten van de eindversterker en andere toestellen
de gebruikershandleiding en voer de aansluiting vervolgens uit zoals hierin beschreven.
• Aangezien een uniek BPTL circuit wordt gebruikt, mag de ≠ zijde van de speakerdraad
niet direct worden geaard en mogen de ≠ zijden van de speakerdraden niet met elkaar
worden verbonden. Zorg ervoor dat ≠ zijde van de speakerdraad wordt verbonden met
de ≠ zijde van de speakerdraad op het navigatiesysteem.
• Als de RCA aansluiting op dit navigatiesysteem niet wordt gebruikt, verwijder dan niet
de dopjes die aan het einde van de aansluiting zijn bevestigd.
• Speakers die op dit navigatiesysteem worden aangesloten, moeten een minimum uitgangswaarde hebben van 50W en een impedantiewaarde tussen 4 en 8 ohm. Het
aansluiten van luidsprekers met andere uitgangs- en/of impedantiewaarden kan tot
gevolg hebben dat de speakers vlam vatten, beginnen te roken of beschadigd raken.
• Wanneer de contactschakelaar wordt aangezet (ACC AAN), wordt er een regelsignaal uitgevoerd via de blauw/witte draad. Verbind de draad met een op afstand bediende
regelklem van een extern gevoed versterkersysteem (max. 300 mA 12 V DC). Het
regelsignaal wordt uitgevoerd via de blauw/witte draad, ook wanneer de audiobron is
uitgeschakeld.
• Wanneer er in combinatie met dit systeem een externe versterker wordt gebruikt, zorg er
dan voor dat de blauwe draad niet wordt verbonden met de aansluiting van de versterker.
De blauw draad mag evenmin worden aangesloten op de stroomklem van de autoantenne. Een dergelijke verbinding kan een excessieve stroomafname tot gevolg hebben,
waardoor het apparaat slecht functioneert. Daarnaast kan de auto-antenne van het voertuig beschadigd raken.
5
Bijgeleverde accessoires
English
Stroomsnoer
<☞ Zie bladzijde 9, 11, 15>
Stekker
Verlengsnoer
(voor achteruit-signaal)
Verlengsnoer
(voor snelheidssignaal)
GPS-antenne
RCA connector 1
(CONNECTOR 1)
<☞ Zie bladzijde 10, 13, 16>
RCA connector 2
(CONNECTOR 2)
<☞ Zie bladzijde 7, 12, 15, 17>
Microfoon
Español
De navigatie-eenheid
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
6
Aansluitingen
Systeemcomponenten aansluiten
GPS-antenne
Zwart
AV-BUS-kabel
(meegeleverd bij
de TV tuner)
Verborgen TV tuner
(bijv. GEX-P5700TVP)
(afzonderlijk verkrijgbaar)
5m
Blauw
Zwart
IP-BUS kabel
(meegeleverd bij de TV tuner)
Lichtgrijs
Niet gebruikt.
Blauw
EXTENSION poort
Niet gebruikt.
Niet gebruikt.
Blauw
Microfooningang
4m
Microfoon
(inbegrepen bij
de levering)
De navigatie-eenheid
Rood
Antenneaansluiting
RCA connector 2
Plug voor de adapters van de
Aangesloten Afstandsbediening
(WIRED REMOTE INPUT)
Zie de handleiding van de
adapters voor de Aangesloten
Afstandsbediening
(afzonderlijk verkrijgbaar).
20 cm
7
Auto-antenne
Bluetooth apparatuur (ND-BT1)
(Afzonderlijk verkrijgbaar)
English
Multi-CD-speler
(afzonderlijk
verkrijgbaar)
Español
Deutsch
IP-BUS kabel
(meegeleverd met iPod adapter)
Blauw
iPod adapter
(bijv. CD-IB100II)
(afzonderlijk verkrijgbaar)
• Teneinde het risico van ongelukken
en de mogelijke schending van
toepasselijke wettelijke regels te
voorkomen, mag dit navigatiesysteem wanneer de auto rijdt uitsluitend voor navigatiedoeleinden worden gebruikt. Daarnaast mogen displays achter niet zó geplaatst zijn dat
ze een visuele afleiding vormen voor
de bestuurder.
• In sommige landen is het bekijken
van beelden op een display in een
voertuig, zelfs door andere personen
dan de bestuurder, verboden. Indien
dergelijke regels van toepassing zijn,
dient men zich hieraan te houden en
mogen de videobron of TV-onderdelen van dit navigatiesysteem niet
worden gebruikt.
Italiano
iPod met
Dock Connector
Nederlands
Dock connector poort
Français
Zwart
8
Aansluitingen
Het stroomsnoer aansluiten (1)
Opmerking:
Afhankelijk van het soort voertuig,
kan de functie van *3 en *5
afwijken. Sluit in dit geval *2 op *5
en *4 op *3 aan.
*1
*3
*2
*5
*4
Opmerking:
Wanneer een subwoofer (*9) op dit navigatiesysteem is
aangesloten in plaats van op een achterluidspreker, zet
de uitgangsinstelling voor de achterspreker dan op de
oorspronkelijke instelling. (Zie de handleiding). De subwoofer-uitgang van dit navigatiesysteem is mono.
Bij het gebruik van een subwoofer van 70 W (2 Ω) moet
u ervoor zorgen dat deze wordt aangesloten op de paarse
en paars/zwarte draden van dit navigatiesyssteem. Sluit
niets aan op de groene en groen/zwarte draden.
Zorg ervoor dat de draden die op elkaar
worden aangesloten dezelfde kleur hebben.
Dopje (*1)
Wanneer dit aansluitpunt niet
wordt gebruikt, verwijder het
dopje dan niet.
Zekering (10 A)
Geel (*3)
Ondersteuning
(of accessoire)
Geel (*2)
Naar het aansluitpunt, staat altijd
onder stroom, onafhankelijk van
de stand van het contactslot.
Rood (*5)
Accessoire
(of ondersteuning)
Rood (*4)
Naar het elektrische aansluitpunt,
bestuurd door het contactslot
(12 V DC) AAN/UIT.
Oranje/wit
Naar de aansluiting van de
lichtschakelaar.
Zwart (aarde)
Naar de (metalen) carrosserie
van het voertuig.
ISO connector
Geel/zwart
Indien het voertuig een onderdrukkingssignaal naar dit
terminal kan sturen, dan kan de onderdrukkingsfunctie
op dit navigatiesysteem worden geactiveerd wanneer
het aansluitpunt op *8 is aangesloten.
Opmerking:
In sommige voertuigen bestaat de ISOstekker
uit twee aansluitingen, zorg ervoor dat met
beide verbinding wordt gemaakt.
9
Luidsprekerdraden
Wit:
linksvoor +
Wit/zwart: linksvoor ≠
Grijs:
rechtsvoor +
Grijs/zwart: rechtsvoor ≠
Groen:
linksachter + of subwoofer + (*9)
Groen/zwart: linksachter ≠ of subwoofer ≠ (*9)
Paars:
rechtsachter + of subwoofer + (*9)
Paars/zwart: rechtsachter ≠ of subwoofer ≠ (*9)
De navigatie-eenheid
16 cm
(*8)
Stroomsnoer
Español
RCA connector 1
English
Opmerking:
De snoeren voor dit navigatiesysteem en die van andere producten kunnen voorzien zijn van andere kleuren, zelfs wanneer ze dezelfde functie hebben. Wanneer dit navigatiesysteem wordt aangesloten op een ander product, raadpleeg dan
de bij beide producten meegeleverde handleidingen en sluit
snoeren op elkaar aan die dezelfde functie hebben.
Geel/zwart (MUTE)
Opmerking:
De audiobron wordt op mute of zacht gezet, terwijl de volgende geluiden
van de navigatie niet worden gedempt of verzwakt. Zie voor nadere
gegevens de Bedieningshandleiding.
- stembegeleiding van de navigatie
- inkomende beltoon en inkomende stem van de mobiele telefoon die via
Bluetooth draadloze technologie op dit navigatiesysteem is aangesloten
Nederlands
Afhankelijk van het type voertuig verschilt de pen-stand van
de ISO-stekker. Sluit *6 en *7 aan wanneer pen 5 voor de
besturing van de antenne wordt gebruikt. Bij andere typen
voertuigen mogen *6 en *7 nooit worden aangesloten.
Italiano
Blauw (*6)
Blauw (*7)
Naar de regelklem van het autoantennerelais.
Sluit aan op de regelklem van de antenne
krachtversterker indien het voertuig een op
het ruit bevestigde antenne heeft
(max. 300 mA 12 V DC).
Français
Opmerking:
Deze antenne wordt automatisch ingeklapt of uitgezet,
maar de timing is afhankelijk van de instelling. (Zie
bladzijde 5). Voor meer informatie over het wijzigen van
de “Auto ANT” modus, zie “Instellingen van de
autoantenne wijzigen” in de Handleiding.
Deutsch
Wanneer u een apparaat met een mutefunctie gebruikt, dient u deze aan te
sluiten op het Audio Mute-snoer. Is dit niet het geval, sluit dan niets aan
op het Audio Mute-snoer.
10
Aansluitingen
Het stroomsnoer aansluiten (2)
Draad van snelheidsdetectiecircuit
Motormanagementsysteem
Stekker
Roze (CAR SPEED SIGNAL INPUT)
Via deze draad wordt het rijsnelheidssignaal aan het navigatiesysteem
doorgegeven. U dient de draad te verbinden met het
snelheidsdetectiecircuit van de auto of met de ND-PG1
snelheidspulsgenerator (afzonderlijk verkrijgbaar). Indien deze
verbinding niet wordt gemaakt, bestaat er een grotere kans dat de
voertuigpositie foutief op het scherm wordt aangegeven.
EEN ONJUISTE AANSLUITING KAN ERNSTIGE SCHADE OF
ERNSTIG LETSEL, MET INBEGRIP VAN EEN ELEKTRISCHE
SCHOK, TOT GEVOLG HEBBEN. BOVENDIEN KAN EEN
Aansluitmethode
ONJUISTE AANSLUITING LEIDEN TOT EEN VERSTOORDE
Laat het verlengsnoer
WERKING VAN HET ANTIBLOKKEERSYSTEEM, DE
en de draad van het
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE OF DE INDICATIE VAN DE
snelheidsdetectiecircuit SNELHEIDSMETER.
op de afgebeelde wijze
door de stekker lopen.
• Wij adviseren om de pulsdraad voor snelheid aan te sluiten voor
Maak de
een nauwkeurigere navigatie en betere verbinding.
stekkerhelften
• Wanneer de pulsdraad voor snelheid om een of andere reden niet
met een
beschikbaar is, dan adviseren wij om de pulsgenerator (ND-PG1)
kabeltang dicht.
te gebruiken.
Maak het dekseltje
dicht.
Opmerking:
De positie van het snelheidsdetectiecircuit en de positie van de
parkeerremschakelaar variëren afhankelijk van het voertuigmodel.
Win advies in bij uw erkende Pioneer dealer of een vakkundige
installateur.
Lichtgroen
Via deze draad wordt de stand van de handrem (aangetrokken/ontspannen) aan het autonavigatiesysteem
doorgegeven. De draad moet verbonden worden met de stroomaansluiting van de handremschakelaar.
Als deze verbinding verkeerd wordt gemaakt of niet wordt gemaakt, zullen sommige functies van het
navigatiesysteem niet werken.
DE LICHTGROENE DRAAD OP DE
STROOMSTEKKER IS BESTEMD VOOR HET
DETECTEREN VAN DE PARKEERSTATUS EN MOET
WORDEN AANGESLOTEN OP DE
STROOMAANSLUITING VAN DE
HANDREMSCHAKELAAR. EEN ONJUISTE
AANSLUITING OF EEN VERKEERD GEBRUIK VAN
DEZE DRAAD KAN ERTOE LEIDEN DAT DE
TOEPASSELIJKE WETGEVING NIET WORDT
NAGELEEFD EN KAN ERNSTIG LETSEL OF
ERNSTIGE SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN.
Aansluitmethode
Klem de stroomdraad van de
handremschakelaar in de stekker vast.
Stroomdraad
Massadraad
Maak de stekkerhelften met
een kabeltang dicht.
11
Handremschakelaar
Verlengsnoer
(voor snelheidssignaal)
5m
De navigatie-eenheid
English
Opmerking:
De snoeren voor dit navigatiesysteem en die van
andere producten kunnen voorzien zijn van andere
kleuren, zelfs wanneer ze dezelfde functie hebben.
Wanneer dit navigatiesysteem wordt aangesloten op
een ander product, raadpleeg dan de bij beide producten meegeleverde handleidingen en sluit snoeren
op elkaar aan die dezelfde functie hebben.
Stroomsnoer
Paars/wit (REVERSEGEAR SIGNAL INPUT)
Geel/zwart (GUIDE ON)
Ingeval dit navigatiesysteem in combinatie
wordt gebruikt met het andere Pioneer
audiotoestel voor het voertuig en de stereo van
de auto geel/zwarte draden heeft, sluit de
toestellen dan aan op deze draden. Hierdoor
wordt het volume van de stereo-installatie in het
voertuig automatisch zachter wanneer;
– de stembegeleiding klinkt.
– de mobiele telefoon wordt gebruikt via
Bluetooth apparatuur
– u via spraak het systeem bedient.
Aansluitmethode
Klem de draad van het
achteruitrijlicht in de stekker vast.
Verlengsnoer
(voor achteruit-signaal)
Maak de stekkerhelften
met een kabeltang dicht.
Draad van
achteruitrijlicht
Italiano
Gebruik alleen het meegeleverde verlengsnoer. Het gebruik van een
ander verlengsnoer kan leiden tot brand, rook en/of beschadiging van
dit navigatiesysteem.
Zekeringweerstand
Français
Opmerking:
Als de ND-PG1 snelheidsimpulsgenerator
(afzonderlijk verkrijgbaar) wordt gebruikt,
moet erop worden gelet dat deze kabel wordt
aangesloten.
Wanneer u een achteruitkijkcamera gebruikt,
zorg er dan voor dat deze kabel is
aangesloten. Anders kunt u niet overschakelen
op het beeld van de achteruitkijkcamera.
☞ Zie pagina 15.
20 cm
Deutsch
Via deze draad wordt aan het navigatiesysteem
doorgegeven of de auto vooruit of achteruit rijdt. U
dient de paars/witte draad te verbinden met de
draad waarvan de spanning verandert wanneer de
schakelhendel in de achteruit wordt gezet. Als de
sensor niet is aangesloten, kan deze wellicht niet
goed waarnemen of uw voertuig voor- of achteruit
rijdt. De positie van uw voertuig zoals
waargenomen door de sensor kan in dit geval
afwijken van de actuele positie.
Español
RCA
connector 2
5m
Nederlands
Kijk waar het achteruitrijlicht van
uw auto is (het licht dat gaat branden
wanneer de schakelhendel in de
achteruit [R] wordt gezet) en zoek
de draad van het achteruitrijlicht in
de kofferruimte.
12
Aansluitingen
Voor aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker
Subwoofer uitgang of
nonfading uitgang
(SUBWOOFER OUTPUT of
NON-FADING OUTPUT)
23 cm
RCA connector 1
Achteruitgang
(REAR OUTPUT)
15 cm
Vooruitgang
(FRONT OUTPUT)
De navigatie-eenheid
15 cm
15 cm
Blauw/wit
Naar de systeemregelklem van de
eindversterker (max. 300 mA 12 V DC).
Sluit deze draad niet aan op de
bedieningsaansluiting van de auto-antenne.
13
Breng deze aansluitingen tot stand bij
gebruik van de optionele versterker.
English
Eindversterker
(afzonderlijk
verkrijgbaar)
RCA kabels
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Español
Eindversterker
(afzonderlijk
verkrijgbaar)
Eindversterker
(afzonderlijk
verkrijgbaar)
Deutsch
Systeem-afstandsbediening
Rechts
+
+
≠
≠
+
+
≠
≠
+
+
≠
≠
Voorluidspreker
Achterluidspreker
Subwoofer
Opmerking:
Afhankelijk van uw betreffende subwoofer systeem kunt u de RCA uitgang van de
subwoofer veranderen. (Zie de handleiding.)
Nederlands
Subwoofer
Voorluidspreker
Italiano
Achterluidspreker
Français
Links
14
Aansluitingen
Bij aansluiting van een achteruitkijkcamera
Bij gebruik van dit navigatiesysteem met een achteruitkijkcamera is het mogelijk om
automatisch naar de video van de achteruitkijkcamera te schakelen wanneer de versnellingspook in de ACHTERUIT (R) stand wordt gezet.
Met behulp van de achteruitkijkfunctie kunt u ook controleren wat zich tijdens het rijden
achter u bevindt.
GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE ACHTERUIT- OF DE SPIEGELBEELDACHTERUITKIJKCAMERA. ANDER GEBRUIK KAN LETSEL OF SCHADE TOT GEVOLG
HEBBEN.
• Het beeld op het scherm kan omgekeerd worden weergegeven.
• De achteruitkijkcamera is een hulpmiddel bij dit navigatiesysteem om eventuele aanhangwagens of
opleggers in de gaten te houden of om op een kleine plaats in te parkeren. Gebruik deze functie niet
voor amusementsdoeleinden.
• Het object dat met de achteruitkijkcamera wordt bekeken, kan dichterbij of verder weg lijken dan in
werkelijkheid het geval is.
• Houd er rekening mee dat de randen van de beelden die door de achteruitkijkcamera worden vastgelegd, enigszins afwijkend kunnen zijn, afhankelijk van het feit of er volledige schermbeelden
worden weergegeven tijdens het achteruitrijden, en of de beelden worden gebruikt om de achterkant
te controleren wanneer de auto vooruit rijdt.
Paars/wit
RCA connector 2
20 cm
Bruin
(REAR VIEW CAMERA IN)
Stroomsnoer
Opmerking:
De “Camera Input” moet op “System
Settings” worden ingesteld wanneer
de achteruitkijkcamera wordt
aangesloten. (Zie de handleiding voor
meer informatie).
5m
RCA kabels
(afzonderlijk verkrijgbaar)
De navigatie-eenheid
Verlengsnoer (voor achteruit-signaal)
Zekeringweerstand
Over de aansluitmethode
☞ Zie bladzijde 11.
Acheruitkijkcamera
Naar video-uitgang
Opmerking:
Aansluiten op de achteruitkijkcamera. Niet
aansluiten op andere apparatuur.
Gebruik uitsluitend het meegeleverde verlengsnoer.
Gebruik van een andere kabel kan tot brand, rook
en/of schade aan dit navigatiesysteem leiden.
15
Bij aansluiting van een externe videocomponent
De navigatie-eenheid
English
Rood, wit
(AUDIO INPUT)
RCA kabels
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Naar audio-uitgangen
20 cm
20 cm
Naar video-uitgang
Geel
(VIDEO INPUT)
Español
Externe
videocomponent
(afzonderlijk
verkrijgbaar)
RCA connector 1
Bij aansluiting van de externe eenheid met videobron
Deutsch
• De “AV Input” in “System Settings” moet op “Video” worden ingesteld wanneer de
externe videocomponent wordt aangesloten (Zie de handleiding voor meer informatie.)
De navigatie-eenheid
IP-BUS kabel (afzonderlijk verkrijgbaar)
Français
Blauw
Naar IP-BUS uitgang
RCA connector 1
Geel
(VIDEO INPUT)
Zwart
Pioneer externe eenheid
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Italiano
20 cm
Naar video-uitgang
RCA kabel
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Nederlands
• De “AV Input” in “System Settings” moet op “EXT” ingesteld worden wanneer de
externe videocomponent wordt aangesloten. (Zie de handleiding voor meer informatie.)
16
Aansluitingen
Bij aansluiting van het achterdisplay
De navigatie-eenheid
RCA connector 2
23 cm
15 cm
Geel
(REAR MONITOR OUTPUT)
Rood, wit
(REAR MONITOR OUTPUT)
Naar audio-ingangen
Achterdisplay met RCA
ingangsaansluitingen
RCA kabels
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Naar video-ingang
Tijdens het gebruik van een achterdisplay dat op de achter video-uitgang is aangesloten
Plaats het achterdisplay NOOIT zo dat de bestuurder de videobron kan bekijken tijdens het rijden.
De achter video-uitgang van dit navigatiesysteem is voor de aansluiting van een display
zodat de passagiers op de achterbank de videobron kunnen bekijken. U kunt via “AV Source
Menu” de achterschermmodus instellen. (Zie de handleiding voor meer informatie.).
Opmerkingen:
• De kaartnavigatiebeelden op het display achter wijken af van de beelden van het standaard
NTSC-formaat. Daarom hebben zij een slechtere kwaliteit dan de beelden die op het display
voor verschijnen.
• Het navigatiesyteem schakelt automatisch tussen de kleurensystemen (NTSC, PAL, SECAM)
voor elke video en stuurt de videosignalen naar het “Achterdisplay”. Om ervoor te zorgen dat
het “Achterdisplay” de juiste videosignalen ontvangt, adviseren wij een “Achterdisplay” te
gebruiken met een functie die automatisch tussen de kleursystemen schakelt (bijv. AVDW1100V).
17
Inbouwen
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
• Installeer dit navigatiesysteem nooit op plaatsen waar, of op een manier
waardoor:
* Het letsel kan toebrengen aan de bestuurder of de passagiers wanneer plotseling hard geremd wordt.
* Het een belemmering kan vormen voor de bediening van het voertuig door
de bestuurder, zoals op de vloer voor de stoel van de bestuurder, of dichtbij het stuur of de versnellingspook.
• Controleer of er niets achter het dashboard of de panelen zit wanneer u hierin
gaten gaat boren. Let erop dat u geen brandstofleidingen, remleidingen, elektronische componenten, communicatiedraden of voedingskabels beschadigt.
• Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan op dat deze niet in contact komen
met de elektrische bedrading. Door de trilling kunnen isolatiedraden
beschadigd raken, met als gevolg kortsluiting of anderssoortige beschadigingen aan het voertuig.
• Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de voorgeschreven wijze, zodat dit
navigatiesysteem juist wordt ingebouwd. Indien u andere onderdelen
gebruikt, kunt u beschadigingen aan het navigatiesysteem veroorzaken of
het navigatiesysteem kan losraken.
• Wanneer de GPS antennedraad of de microfoondraad zich rond de
stuurkolom of de versnellingspook wikkelt, ontstaat een bijzonder gevaarlijke situatie. Let er bij het inbouwen van dit navigatiesysteem op dat u op
geen enkele wijze gehinderd wordt bij de normale besturing van de auto.
• Zorg ervoor dat de draden niet loshangen en geraakt kunnen worden door een
portier of stoelverschuivingsmechanisme, met eventueel kortsluiting tot gevolg.
• Controleer nadat u het navigatiesysteem heeft ingebouwd of de andere apparatuur in uw auto naar behoren werkt.
• De wetgeving van sommige landen kan beperkingen opleggen aan de
plaatsing en het gebruik van navigatiesystemen in uw voertuig of dit zelfs
verbieden. Zorg ervoor dat bij het gebruik, de inbouw en de bediening van
uw navigatiesysteem alle toepasselijke wetten en regels worden nageleefd.
• Bouw dit navigatiesysteem niet in op plaatsen waar dit (i) het zicht van de
bestuurder kan hinderen, (ii) de werking van een van de bedieningssystemen
of veiligheidsvoorzieningen van de auto, inclusief airbags en knoppen van
waarschuwingsknipperlichten nadelig kan beïnvloeden of (iii) een belemmering kan vormen voor het vermogen van de bestuurder om het voertuig veilig
te bedienen.
English
Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf in te bouwen of eventueel onderhoud te
verrichten. Bij verkeerd inbouwen of onderhoud van dit navigatiesysteem bestaat
kans op een elektrische schok of een andere gevaarlijke situatie. Laat inbouwen en
onderhoud van het navigatiesysteem over aan bevoegd Pioneer servicepersoneel.
18
Inbouwen
• Bouw het navigatiesysteem in tussen de stoel van de bestuurder en de stoel
van de voorste inzittende, zodat het niet wordt geraakt door de bestuurder of
inzittende als het voertuig abrupt afremt.
• Bouw het navigatiesysteem nooit in voor of naast de plaats in het dashboard,
het portier of de stijl van waaruit een van de airbags van het voertuig in
werking wordt gesteld. Zie voor nadere informatie over het toepassingsgebied van de voorste airbags de Gebruikershandleiding.
• Bouw dit navigatiesysteem niet in op een plaats waar het de prestaties van
een van de besturingssystemen van het voertuig, inclusief airbags en
hoofdsteunen, nadelig kan beïnvloeden.
Voorkomen van elektromagnetische storingen
• Om storingen te voorkomen moeten de volgende voorwerpen zo ver mogelijk van dit
navigatiesysteem alsmede andere kabels en draden worden geplaatst:
- TV antenne en antennekabel
- FM, MG/LG antenne met de kabel
- GPS-antenne met de kabel
Daarnaast dient u elke antennedraad zover mogelijk van de andere antennedraden te
leggen.
Bind de draden niet samen, leg ze niet naast elkaar en laat ze elkaar niet kruisen. Door de
elektromagnetische ruis die daardoor ontstaat, wordt de kans op fouten in het
locatiedisplay vergroot.
Voor de installatie
• Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als het voor het installeren van dit product nodig
blijkt gaten te boren of andere wijzigingen aan te brengen aan de auto.
• Voordat u dit navigatiesysteem definitief installeert, is het raadzaam tijdelijk alle
aansluitingen te maken om te kijken of deze correct zijn en alles naar behoren functioneert.
• Dit navigatiesysteem mag niet op een positie worden ingebouwd waar het opening van
het LCD paneel door andere voorwerpen belemmerd wordt, zoals de versnellingspook.
Controleer, voordat u het navigatiesysteem inbouwt, of er voldoende ruimte is om het
LCD paneel volledig te openen, zonder dat de beweging van de versnellingspook belemmerd wordt. Dit kan de werking van de versnellingspook verstoren of tot een defect aan
het mechanisme van dit navigatiesysteem leiden.
19
Dit navigatiesysteem inbouwen
Opmerkingen betreffende het inbouwen
English
Español
Deutsch
• Installeer dit navigatiesysteem niet op plaatsen waar het kan worden blootgesteld aan
hoge temperaturen of vocht, zoals:
* Dichtbij een radiator, luchtopening of airconditioning.
* Op plaatsen blootgesteld aan direct zonlicht, zoals op het dashboard.
* Op plaatsen waar water op het apparaat terecht kan komen, zoals dicht in de buurt van
een portier.
• Installeer dit navigatiesysteem op een plek die stevig genoeg is om het gewicht van het
product te dragen. Kies een plaats waar dit navigatiesysteem stevig kan worden geïnstalleerd en zorg voor een veilige bevestiging.
De actuele locatie van het voertuig kan alleen correct worden weergegeven wanneer het
navigatiesysteem goed bevestigd is.
• Installeer het navigatiesysteem horizontaal op een oppervlak met een tolerantie tussen 0
en 30 graden. Wanneer de installatiehoeken links en rechts meer dan 5 graden zijn, dan
kan het toelaatbare bereik met 10 graden worden verhoogd door corrigerende afstellingen te maken. (Zie “De installatiehoek corrigeren” in de handleiding). Wanneer de roze
kabel (CAR SPEED SIGNAL INPUT) niet wordt aangesloten, dan kunnen de hoeken
aan de linker- en rechterkant tot binnen vijf graden afwijken. Een verkeerde installatie
van dit apparaat waarbij het oppervlak meer dan het aantal toegestane graden gekanteld
is, verhoogt het risico op fouten in het locatiedisplay en leidt tot minder goede prestaties
van het display.
Français
• De snoeren mogen het in onderstaande figuur. weergegeven gebied niet bedekken,
anders kunnen de versterkers en het navigatiemechanisme mogelijk oververhit raken.
• Ingeval van oververhitting wordt de halfgeleider-laser beschadigd. Bouw de
navigatieeenheid daarom niet in op een plaats waar deze te warm kan worden,
bijvoorbeeld naast een radiator.
Nederlands
Bedek dit gebied niet.
Italiano
Maak corrigerende afstellingen wanneer
de hoek meer dan vijf graden is.
20
Inbouwen
Bijgeleverde accessoires
De met een asterik (*) gemarkeerde onderdelen zijn reeds geïnstalleerd.
De navigatie-eenheid
21
Houder*
Zijbeugels*
(2 st.)
Drukkingsschroef
(5 × 6 mm) (8 st.)
Schroef met platte kop
(5 × 6 mm) (4 st.)
Frame
Schroef*
(3 × 6 mm)
(8 st.)
Schroef voor het bevestigen
van de zijbeugel*
(5 × 6 mm) (4 st.)
Sierring
Tweezijdige schroef
Rubbermof
Vóór het installeren van dit navigatie-eenheid
• Verwijder de houder.
2. Installeer dit navigatie-eenheid
en draai de schroeven vast.
Rubbermof*1
Tweezijdige
schroef
Houder
English
Draai de schroeven (3 × 6 mm) los om
de houder te verwijderen.
Dashboard
Español
Schroef (3 × 6 mm)
Schroef (3 × 6 mm)
1. Installeer de houder in het dashboard.
Zorg datude rubbermof op de lange
kant van de tweezijdige schroef
plaatst.
Deutsch
Installatie met de houder en zijbeugel
3. Bevestig de sierring.
Français
Nadat u de houder in het dashboard
hebt geplaatst, kiest u de juiste lipjes
voor de dikte van het dashboardmateriaal en buigt u deze om. (Zo stevig
mogelijk bevestigen met gebruik van
de boven- en onderlipjes. Buig de lipjes
90 graden om het navigatie-eenheid te
vergrendelen.)
Dashboard
Nederlands
Houder
Italiano
Sierring
22
Inbouwen
Installatie met gebruikmaking van de
schroefgaten aan de zijkanten van de
navigatie-eenheid
Buig de pal naar beneden
als deze in de weg zit
montageplaatjes van de
orignele autoradio
1. Verwijder de zijbeugels.
Zijbeugel
Drukkingsschroef
of schroef met
platte kop
Schroef voor het bevestigen
van de zijbeugel
(5 × 6 mm)
2. De navigatie-eenheid op de
montageplaatjes van de orignele
autoradio vastzetten.
Positioneer het navigatie-eenheid
zodanig dat zijn schroefgaten op een lijn
liggen (passen) met de schroefgaten van
de beugel, en draai de schroeven op 3 of
4 plaatsen aan elke kant vast. Gebruik,
afhankelijk van de vorm van de schroefgaten van de beugel, drukkingsschroeven
(5 × 6 mm) of schroeven met een platte
kop (5 × 6 mm).
23
Zorg ervoor dat u
de schroeven
geleverd met dit
navigatiesysteem
gebruikt.
Dashboard of console
Opmerking:
Bij sommige automodellen kan mogelijk een
ruimte ontstaan tussen het navigatie-eenheid
en het dashboard. Gebruik, wanneer dit het
geval is, het meegeleverde frame om deze
ruimte te dichten.
Bevestigen van de GPS-antenne
English
• Maak de GPS antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigingen aan
de antennekabel kunnen leiden tot kortsluiting of storingen en permanente
schade aan het navigatiesysteem.
Opmerkingen betreffende het bevestigen
Español
• De antenne dient op een zo horizontaal
mogelijk oppervlak te worden bevestigd, op een plaats waar de ontvangst
van de radiogolven zo min mogelijk
wordt gehinderd. De antenne kan de
radiogolven van de satelliet alleen ontvangen als er geen obstakel tussen de
antenne en de satelliet is.
Het verdient aanbeveling de antenne
op het dak of op het kofferdeksel van
de auto te bevestigen.
Dak
Hoedenplank
Français
Italiano
• Indien u de GPS-antenne binnen in de auto aanbrengt, gebruik dan het metalen plaatje
dat bij het systeem wordt geleverd. Als dit plaatje niet gebruikt wordt, zal de ontvangstgevoeligheid onbevredigend zijn.
• Maak het bijgeleverde metalen plaatje niet kleiner, aangezien dit resulteert in een lagere
gevoeligheid van de GPS-antenne.
• Trek niet aan de antennedraad wanneer u de GPS-antenne wilt verwijderen. De magneet
van de antenne is erg krachtig en u zou de draad kunnen lostrekken van de antenne.
• De GPS-antenne wordt bevestigd met behulp van de magneet. Let er bij het bevestigen
van de GPS-antenne op dat u geen krassen op de carrosserie veroorzaakt.
• Wanneer u de GPS-antenne op de buitenzijde van de auto heeft aangebracht, dient u
deze los te maken en in de auto te leggen voordat u door een autowasserette rijdt. Indien
dit wordt verzuimd, kan de antenne losraken en kunnen krassen op de carrosserie
ontstaan.
• Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de prestatie van de antenne beïnvloedt.
Deutsch
Kofferdeksel
Nederlands
24
Inbouwen
Bijgeleverde accessoires
GPS-antenne
Metalen plaatje
Klem (5 st.)
Waterbestendig isolatieblokje
Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op de hoedenplank)
Bevestig het metalen plaatje op een zo horizontaal mogelijke ondergrond op een plaats
waar de GPS-antenne de golven door de ruit kan ontvangen. Plaats de GPS-antenne op het
metalen plaatje. (De GPS-antenne heeft een magneet aan de onderzijde.)
GPS-antenne
Metalen plaatje
Verwijder het beschermvel aan
de onderkant van het plaatje.
Zorg dat het oppervlak
waarop u het metalen plaatje
gaat aanbrengen, droog is en
vrij van stof, olie, vet enz.
Opmerking:
Het metalen plaatje bevat een
sterk kleefmiddel, dat na
verwijdering sporen op het
oppervlak kan achterlaten.
Klemmen
Gebruik de klemmen om
de draad op de vereiste
plaatsen tegen het interieur
van de auto te bevestigen.
Opmerkingen:
• Let er bij het aanbrengen van het metalen plaatje op dat het niet in kleine onderdelen wordt
gesneden.
• De ruiten van sommige auto’s laten de signalen van de GPS-satellieten niet door. In dat geval
dient u de GPS-antenne aan de buitenzijde van de auto te bevestigen.
25
Bevestigen van de antenne aan de buitenzijde van de auto (op de carrosserie)
Bevestig de GPS-antenne op een zo horizontaal mogelijke ondergrond zoals op het dak of
kofferdeksel. (De GPS-antenne heeft een magneet aan de onderzijde.)
English
GPS-antenne
Klemmen
Gebruik de klemmen
om de draad op de
vereiste plaatsen tegen
het interieur van de auto
te bevestigen.
Rubberen afdichtstrip
Maak een U-vormige lus in
de draad voordat u deze over
de rubberen afdichtstrip leidt,
om te voorkomen dat
regenwater langs de draad in
de auto druppelt.
Nederlands
Klemmen
Gebruik de klemmen om de
draad op de vereiste
plaatsen tegen het interieur
van de auto te bevestigen.
Italiano
Waterbestendig isolatieblokje
Zorg dat het waterbestendige
isolatieblokje bij het sluiten
van het kofferdeksel op de
rubberen afdichtstrip valt.
Français
De antennedraad via het kofferdeksel naar binnen leiden
Deutsch
Maak een U-vormige lus in de draad
voordat u deze naar binnen leidt, om
te voorkomen dat regenwater langs
de draad in de auto druppelt.
Español
De antennedraad via de bovenzijde van het
portier naar binnen leiden
26
Inbouwen
De microfoon installeren
• Installeer de microfoon in de juiste richting en op de juiste afstand zodat de microfoon
gemakkelijk de stem van de bestuurder kan opvangen.
• Sluit de microfoon aan op het navigatiesysteem nadat het system is uitgezet. (ACC OFF)
Bijgeleverde accessoires
Microfoon
Microfoonklem
Dubbelzijdig tape
Klem (5 stuks)
Montage op de zonneklep
1. Plaats de microfoon in de microfoonklem.
Microfoon
Microfoonklem
2. Bevestig de microfoonklem aan de zonneklep.
Microfoonklem
Klemmen
Gebruik de klemmen om
de draad op de vereiste
plaatsen tegen het interieur
van de auto te bevestigen.
Plaats de microfoon in de zonneklep terwijl de klep omhoog staat. De microfoon kan de
stem van de bestuurder niet opvangen wanneer de zonneklep naar beneden is geklapt.
27
Installatie op stuurkolom
1. Plaats de microfoon in de microfoonklem.
Microfoonklem
English
Microfoon
Schuif het microfoonsnoer in de groef.
Español
2. Bevestig de microfoonklem op de stuurkolom.
Dubbelzijdig tape
Français
Plaats de microfoonklem op de
stuurkolom en houd hem uit de
buurt van het stuurwiel.
Deutsch
Klemmen
Gebruik de klemmen
om de draad op de
vereiste plaatsen tegen
het interieur van de
auto te bevestigen.
De microfoonhoek afstellen
Italiano
De microfoonhoek kan worden afgesteld door de microfoonklem naar voren of achteren te
zetten.
Nederlands
28
Na het inbouwen van dit navigatiesysteem
1. Sluit de accu aan.
Controleer nogmaals of alle aansluitingen op de juiste wijze zijn gemaakt en dit navigatiesysteem correct is ingebouwd. Monteer de auto-onderdelen die u bij het inbouwen van
het apparaat heeft verwijderd. Sluit tot slot de massakabel (–) weer op de massapool (–)
van de accu aan.
2. Start de motor.
3. Druk op de RESET toets op de navigatie-eenheid.
Druk met een spits voorwerp, zoals de punt van een pen, op de RESET toets van het navigatiesysteem.
4. Voer de volgende instellingen uit:
1. Maak de benodigde aanpassingen aan de installatiehoek. (Zie ook “Het corrigeren van
de installatiehoek” in “Hoofdstuk 9” van de Gebruikshandleiding).
2. Verander indien nodig de “Regionale Instellingen”. (Zie ook “Het instellen van de
Regionale Instellingen” in “Hoofdstuk 9” van de Gebruikshandleiding).
3. Rij totdat de geïnitialiseerde sensors normaal gaan werken.
Zie de Bedieningshandleiding of Hardwarehandleiding voor nadere bijzonderheden
omtrent de instellingen van het navigatiesysteem.
Na installatie van dit navigatiesysteem dient u op een veilige plaats te controleren of
het voertuig normaal functioneert.
29