GASGAS MC 350F de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2024
MC 350F
EX 350F
Artikelnr. 3215161nl
BESTE GASGAS KLANT,
*3215161nl*
3215161nl
31.07.2023
BESTE GASGAS KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw GASGAS-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief voer-
tuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 13)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze modelserie.
Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. GASGAS Motorcycles GmbH houdt zich het recht voor om technische gege-
vens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voor-
afgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te pas-
sen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen.
GASGAS Motorcycles is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen,
drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustingen die niet stan-
daard bij de leveromvang horen.
© 2023 GASGAS Motorcycles GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schriftelijke toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
GASGAS Motorcycles past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanage-
mentsnorm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
GASGAS Motorcycles GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
MC 350F (F0301X8)
EX 350 F US (F0375X1)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN ............................... 5
1.1 Gebruikte pictogrammen.............................. 5
1.2 Gebruikte formatteringen............................. 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik .............. 6
2.2 Onjuist gebruik .............................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ................................ 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ................ 7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ................ 7
2.6 Veilig gebruik ................................................. 7
2.7 Beschermende kleding.................................. 8
2.8 Werkinstructies ............................................. 8
2.9 Milieu............................................................. 8
2.10 Bedieningshandleiding .................................. 9
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN................................... 10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie .......................... 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen .................... 10
3.3 Reserveonderdelen, technisch
toebehoren.................................................. 10
3.4 Service ......................................................... 10
3.5 Afbeeldingen ............................................... 10
3.6 Klantenservice ............................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG ............................................ 11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave).............................. 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave).............................. 12
5 SERIENUMMERS ........................................................ 13
5.1 Voertuigidentificatiennummer ................... 13
5.2 Balhoofdetiket............................................. 13
5.3 Motornummer............................................. 13
5.4 Artikelnummer voorvork............................. 13
5.5 Artikelnummer schokdemper ..................... 14
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................................... 15
6.1 Koppelingshendel........................................ 15
6.2 Remhendel .................................................. 15
6.3 Gashendel.................................................... 15
6.4 Uitschakelknop ............................................ 15
6.5 Startknop ..................................................... 16
6.6 Overzicht controlelampjes .......................... 16
6.7 Gecombineerd instrument.......................... 16
6.8 Tankdop openen ......................................... 16
6.9 Tankdop sluiten ........................................... 17
6.10 Koude-startknop.......................................... 18
6.11 Regelschroef stationair toerental ............... 19
6.12 Versnellingshendel ...................................... 19
6.13 Rempedaal................................................... 20
6.14 Plug-in-standaard (MC 350F) ...................... 20
6.15 Zijstandaard (EX 350 F US) .......................... 20
7 INBEDRIJFSTELLING ................................................... 21
7.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling............................................ 21
7.2 Motor inrijden ............................................. 22
7.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij
lage temperaturen ...................................... 22
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden............................ 23
7.5 Voertuig voor rijden op droog zand
voorbereiden............................................... 23
7.6 Voertuig voor rijden op nat zand
voorbereiden............................................... 24
7.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig
circuit voorbereiden.................................... 24
7.8 Voertuig voor hoge temperaturen of
langzaam rijden voorbereiden.................... 25
7.9 Voertuig voor lage temperaturen of
sneeuw voorbereiden ................................. 25
8 RIJ-INSTRUCTIES ........................................................ 26
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling............................................ 26
8.2 Voertuig starten .......................................... 26
8.3 Beginnen met rijden.................................... 27
8.4 Schakelen, rijden ......................................... 27
8.5 Afremmen.................................................... 28
8.6 Stoppen, parkeren....................................... 29
8.7 Transporteren.............................................. 29
8.8 Brandstof tanken......................................... 30
9 SERVICESCHEMA........................................................ 32
9.1 Extra informatie........................................... 32
9.2 Serviceschema............................................. 32
10 CHASSIS AFSTELLEN................................................... 34
10.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ................ 34
10.2 Luchtvering XACT (MC 350F) ...................... 34
10.3 Ingaande demping schokdemper ............... 35
10.4 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen................................ 35
10.5 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen................................ 35
10.6 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen................................ 36
10.7 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................................ 37
10.8 Statische veerweg schokdemper
controleren.................................................. 37
10.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren.................................................. 38
10.10 Veervoorspanning schokdemper
instellen ................................................... 38
10.11 Dynamische veerweg instellen ............... 39
10.12 Basisinstelling voorvork controleren .......... 40
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen (MC 350F) ..... 41
10.14 Ingaande demping voorvork instellen ........ 42
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen ...... 43
INHOUDSOPGAVE
3
10.16 Stuurpositie ................................................. 44
10.17 Stuurpositie instellen .............................. 44
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS........................ 47
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken............... 47
11.2 Motorfiets van hefbok nemen.................... 47
11.3 Vorkpoten ontluchten................................. 48
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen............... 48
11.5 Voorvorkprotector demonteren................. 49
11.6 Voorvorkprotector monteren ..................... 49
11.7 Framebescherming demonteren................ 50
11.8 Framebescherming monteren .................... 50
11.9 Vorkpoten demonteren .......................... 50
11.10 Vorkpoten monteren .............................. 51
11.11 Onderste kroonplaat demonteren ......... 52
11.12 Onderste kroonplaat monteren .............. 52
11.13 Speling balhoofdlager controleren ............. 54
11.14 Speling balhoofdlager instellen .............. 55
11.15 Balhoofdlager smeren ............................. 56
11.16 Startnummerbord demonteren.................. 56
11.17 Startnummerbord monteren...................... 56
11.18 Spatbord voor demonteren ........................ 56
11.19 Spatbord voor monteren ............................ 57
11.20 Schokdemper demonteren ..................... 58
11.21 Schokdemper monteren ......................... 59
11.22 Zadel verwijderen........................................ 60
11.23 Zadel monteren........................................... 61
11.24 Zijdeksel rechts demonteren ...................... 62
11.25 Zijdeksel rechts monteren .......................... 62
11.26 Deksel luchtfilterbak demonteren.............. 62
11.27 Deksel luchtfilterbak monteren .................. 63
11.28 Luchtfilterbak-deksel op borging
voorbereiden ........................................... 64
11.29 Luchtfilter demonteren ........................... 64
11.30 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ...... 65
11.31 Luchtfilter monteren ............................... 66
11.32 Einddemper demonteren............................ 66
11.33 Einddemper monteren................................ 67
11.34 Glasvezelvulling van einddemper
vervangen ................................................ 67
11.35 Brandstoftank demonteren .................... 68
11.36 Brandstoftank monteren ........................ 70
11.37 Kettingvervuiling controleren ..................... 71
11.38 Ketting reinigen ........................................... 71
11.39 Kettingspanning controleren ...................... 72
11.40 Kettingspanning instellen............................ 73
11.41 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel
en kettinggeleiding controleren ................. 74
11.42 Frame controleren .................................. 76
11.43 Achterbrug controleren .......................... 76
11.44 Gaskabellegging controleren ...................... 76
11.45 Rubberen stuurcovers controleren............. 77
11.46 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen ....................................................... 78
11.47 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren ............................... 78
11.48 Vloeistof van de hydraulische koppeling
verversen ................................................. 79
12 REMSYSTEEM............................................................. 81
12.1 Vrije slag remhendel controleren ............... 81
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel
instellen ....................................................... 81
12.3 Remschijven controleren ............................ 81
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................................. 82
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ................................................... 83
12.6 Remvoeringen en remvoeringborging
van de voorwielrem controleren ................ 84
12.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen ................................................ 85
12.8 Vrije slag rempedaal controleren ............... 87
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ................................................... 88
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................................. 88
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .... 89
12.12 Remvoeringen en remvoeringborging
van de achterwielrem controleren ............. 90
12.13 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen ................................................ 90
13 WIELEN, BANDEN ...................................................... 93
13.1 Voorwiel demonteren ............................. 93
13.2 Voorwiel monteren ................................. 94
13.3 Achterwiel demonteren .......................... 95
13.4 Achterwiel monteren .............................. 96
13.5 Bandentoestand controleren...................... 97
13.6 Bandenspanning controleren...................... 97
13.7 Spaakspanning controleren ........................ 98
14 ELEKTRONICA............................................................. 99
14.1 12V-accu demonteren ............................ 99
14.2 12V-accu monteren ............................. 100
14.3 12V-accu laden ..................................... 101
14.4 Hoofdzekering vervangen ........................ 102
14.5 Zekering van de brandstofpomp
vervangen ................................................. 103
14.6 Diagnosestekker ....................................... 104
15 KOELSYSTEEM......................................................... 105
15.1 Koelsysteem ............................................. 105
15.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren............................................... 105
15.3 Koelmiddelpeil controleren ..................... 106
15.4 Koelmiddel aftappen ............................ 106
15.5 Koelmiddel vullen ................................. 107
15.6 Koelmiddel verversen............................... 108
16 MOTOR AFSTELLEN ................................................ 109
16.1 Speling gaskabel controleren................... 109
16.2 Speling gaskabel instellen .................... 109
16.3 Eigenschappen van de gasrespons
instellen ................................................ 110
16.4 stationair toerental instellen ............... 112
16.5 Smoorkleppositie programmeren............ 112
INHOUDSOPGAVE
4
16.6 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren............................................... 113
16.7 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ................. 113
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR...................... 115
17.1 Brandstofzeef vervangen ..................... 115
17.2 Motoroliepeil controleren ....................... 116
17.3 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeef reinigen ............ 116
17.4 Motorolie bijvullen................................... 119
18 REINIGING, ONDERHOUD....................................... 120
18.1 Motorfiets reinigen .................................. 120
19 STALLING................................................................. 122
19.1 Stalling ...................................................... 122
19.2 Inbedrijfname na stalling ......................... 123
20 OPSPOREN VAN FOUTEN ....................................... 124
21 KNIPPERCODE ......................................................... 126
22 TECHNISCHE GEGEVENS......................................... 128
22.1 Motor........................................................ 128
22.2 Aanhaalmomenten motor ....................... 129
22.3 Vulhoeveelheden ..................................... 131
22.3.1 Motorolie............................................. 131
22.3.2 Koelmiddel........................................... 131
22.3.3 Brandstof............................................. 131
22.4 Chassis ...................................................... 131
22.5 Elektronica................................................ 132
22.6 Banden...................................................... 132
22.7 Voorvork ................................................... 133
22.7.1 MC 350F .............................................. 133
22.7.2 EX 350 F US.......................................... 133
22.8 Schokdemper............................................ 134
22.8.1 MC 350F .............................................. 134
22.8.2 EX 350 F US.......................................... 134
22.9 Aanhaalmomenten chassis ...................... 135
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................. 138
24 HULPSTOFFEN......................................................... 140
25 NORMEN................................................................. 142
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN...................................... 143
27 LIJST MET AFKORTINGEN ....................................... 144
28 LIJST MET SYMBOLEN............................................. 145
28.1 Gele of oranje pictogrammen.................. 145
INDEX ............................................................................... 146
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat de werkzaamhe-
den voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage. Daar wordt
uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde speciale gereed-
schap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die
in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(MC 350F)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan. Dit voer-
tuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motorsportbon-
den.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
(EX 350 F US)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan. Dit voer-
tuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motorsportbon-
den.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specificaties voor
het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden genomen.
Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvuldig door. De veiligheids-
aanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwingsstickers
aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere
personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u
niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen
of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluidsdemping
dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het voertuig voor
andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is
gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaatgassen
geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het
inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en
voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voer-
tuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen die de veiligheid beïnvloeden, moeten onmiddellijk door een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage worden
verholpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en
jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschrif-
ten.
Voor uw eigen veiligheid adviseert GASGAS Motorcycles om het voertuig uitsluitend met geschikte beschermende kleding
te gebruiken.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met contactslot,
modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpondersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen
worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroeven,
afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de fabrikant
bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aanbrengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage. Beschadigde of
versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflic-
ten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u mili-
eubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en
regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen, bestaat er geen wettelijke
regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer is u graag van dienst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.10 Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig en volledig door, voordat u voor het eerst met de motorfiets gaat rijden. In de
bedieningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo komt
u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer als u meer over het voertuig wilt weten of als tijdens
het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding door de
nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download beschikbaar bij uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer en
op de GASGAS Motorcycles-website. Via uw gecertificeerde GASGAS Motorcyclesdealer kan ook een afgedrukt exemplaar
worden besteld.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage worden uitgevoerd en moeten in het GASGAS Motorcycles Dealer.net worden bevestigd,
omdat anders de garantie volledig vervalt. Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het
voertuig is veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, technisch toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door GASGAS Motorcycles zijn vrijgegeven
en/of aanbevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage monteren. Voor andere producten
en daardoor veroorzaakte schade is GASGAS niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautori-
seerde GASGAS Motorcycles-dealer adviseert u graag.
De actuele GASGAS Technical Accessories voor uw voertuig vindt u op de GASGAS Motorcycles-website.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedie-
ningshandleiding genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist
afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat, stoffig of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen, luchtfilters of veringscomponenten duidelijk sneller
verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te controleren
of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan
draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betref-
fende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de
aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over GASGAS Motorcy-
cles.
De lijst met geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealers vindt u op de GASGAS Motorcycles-website.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
I00479-10
1Remhendel ( pag. 15)
2Koppelingshendel ( pag. 15)
3Tankdop
4Deksel luchtfilterbak
5Koude-startknop ( pag. 18)
6Motornummer ( pag. 13)
7Versnellingshendel ( pag. 19)
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
I00480-10
1Schokdemperinstelling ingaande demping
2Uitschakelknop ( pag. 15)
2Startknop ( pag. 16)
3Gashendel ( pag. 15)
4Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13)
4Balhoofdetiket ( pag. 13)
5Artikelnummer voorvork ( pag. 13)
6Regelschroef stationair toerental ( pag. 19)
7Rempedaal ( pag. 20)
8Kijkglas motorolie
9Schokdemperinstelling uitgaande demping
SERIENUMMERS 5
13
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het bal-
hoofd gegraveerd.
5.2 Balhoofdetiket
401946-10
Het balhoofdetiket 1is op het balhoofd vooraan aangebracht.
5.3 Motornummer
H01047-10
Het motornummer 1in de linkerkant van de motor boven het ketting-
aandrijfwiel gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de binnenkant van de
asopname gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
14
5.5 Artikelnummer schokdemper
F03756-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1is in het bovenste deel van
de schokdemper gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.1 Koppelingshendel
J00075-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
J00077-10
De remhendel 1is rechts aan het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
J00076-10
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Uitschakelknop
F03650-11
De uitschakelknop 1is rechts op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het ont-
stekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een stil-
staande motor schakelt niet in.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.5 Startknop
F03650-10
De startknop 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Startknop in de uitgangspositie
Startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor geacti-
veerd.
6.6 Overzicht controlelampjes
W00429-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De OBD
heeft een fout in de voertuigelektronica geconstateerd.
Het controlelampje storing brandt ook, als de tractiecon-
trole is geactiveerd en de toerentalbegrenzer ingrijpt.
6.7 Gecombineerd instrument
W00429-11
Het gecombineerde instrument 1is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument toont het totaal aantal bedrijfsuren van
de motor.
De bedrijfsuren worden geteld als de motor wordt gestart en stopgezet
als de motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op het gecombineerde instrument kan niets worden gewist of
ingesteld.
Zodra de diagnosetool is aangesloten, loopt de bedrijfsurentel-
ler.
Voor langere diagnosesessies de bedrijfsurenteller achter het
startnummerbord loskoppelen.
6.8 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
W00205-10
(MC 350F)
Tankdop 1tegen de klok in draaien en naar boven toe verwij-
deren.
A01320-20
(EX 350 F US)
Ontgrendelknop 1indrukken, tankdop tegen de klok in
draaien en naar boven toe verwijderen.
6.9 Tankdop sluiten
W00206-10
(MC 350F)
Tankdop 1plaatsen en met de klok mee draaien tot de brand-
stoftank goed gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2zonder knik-
ken leggen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
A01320-10
(EX 350 F US)
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien tot de ontgren-
delknop 1vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2zonder knik-
ken leggen.
6.10 Koude-startknop
W00244-10
De koude-startknop 1is onder aan het smoorklephuis aangebracht.
Bij koude motor en lage omgevingstemperatuur verlengt de elektro-
nische brandstofinspuiting de inspuittijd. Om de grotere hoeveelheid
brandstof te verbranden, wordt er extra zuurstof aan de motor toege-
voerd door het uittrekken van de koude-startknop.
Als kort gas wordt gegeven en de gashendel dan wordt losgelaten of de
gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de koude-startknop terug
in de uitgangspositie.
Info
Controleer of de koude-startknop is teruggekeerd naar de uit-
gangspositie.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is tot de aanslag
ingedrukt.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de uit-
gangspositie.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
6.11 Regelschroef stationair toerental
W00243-10
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op het
startgedrag, een stabiel stationair toerental en de response bij het gas
geven.
Een motor met een correct ingesteld stationair toerental start makkelij-
ker dan een motor met een verkeerd ingesteld stationair toerental.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toeren-
tal 1afgesteld.
Als de regelschroef stationair toerental met de klok mee wordt gedraaid,
wordt het stationaire toerental hoger.
Als de regelschroef stationair toerental tegen de klok in wordt gedraaid,
wordt het stationaire toerental lager.
6.12 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel 1is aan de linkerzijde van de motor gemon-
teerd.
401950-13
(MC 350F)
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
401950-11
(EX 350 F US)
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
6.13 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.14 Plug-in-standaard (MC 350F)
H02629-10
De opname voor de plug-in-standaard 1is de linkerzijde van de stee-
kas.
De plug-in-standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Bij het transporteren van de motorfiets wordt de plug-in-standaard als
vorkblokkering gebruikt.
Info
De plug-in-standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
Aan de opnamen van de plug-in-standaard kan gereedschap
worden bevestigd.
6.15 Zijstandaard (EX 350 F US)
401943-10
De zijstandaard 1bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard 1worden opgeklapt
en met de rubberband 2zijn vastgezet.
INBEDRIJFSTELLING 7
21
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en
voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en
jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschrif-
ten.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig
lawaai.
Ervoor zorgen dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voor de eerste rit de gehele bedieningshandleiding doorlezen.
Met de bedieningselementen vertrouwd maken.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 78)
7 INBEDRIJFSTELLING
22
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 81)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 88)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 113)
Eerst op een hiervoor geschikt terrein wennen aan het rijgedrag van de motorfiets voordat u een veeleisende tocht
onderneemt.
Info
Dit voertuig is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assis-
teren.
Ook eens zo langzaam mogelijk proberen te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Geen ritten maken die te moeilijk voor u zijn.
Het stuur tijdens het rijden met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
(MC 350F)
Geen bagage meenemen.
(EX 350 F US)
Wanneer bagage wordt meegenomen, moet deze zo veel mogelijk in het midden van het voertuig veilig worden
vastgezet en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Motor inrijden. ( pag. 22)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren 75 %
Vol gas geven vermijden!
7.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben een
lage zelfontlading en bij temperaturen boven 6 °C (43 °F) meer startver-
mogen.
Er kunnen meerdere startpogingen nodig zijn. Hiervoor 5 seconden lang
de startknop indrukken en tussen de startpogingen 15 seconden wach-
ten. Bij lage temperaturen een wachttijd van 30 seconden aanhouden.
De onderbrekingen zijn noodzakelijk zodat de ontstane warmte zich kan
verdelen over de lithium-ion-accu en de lithium-ion-accu niet bescha-
digd raakt.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
INBEDRIJFSTELLING 7
23
Let er steeds op dat de lithium-ion-accu opgeladen is zodat bij lage tem-
peraturen voldoende reserves voor de eerste start voorhanden zijn.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten, maar het voertuig
op andere defecten controleren.
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat of modde-
rig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller
verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te con-
troleren of te vervangen.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 65)
Info
Luchtfilter ca. om de 30 minuten controleren.
Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden. ( pag. 64)
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 23)
Rijden op nat zand. ( pag. 24)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 24)
Rijden bij hoge temperaturen of langzaam rijden. ( pag. 25)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 25)
7.5 Voertuig voor rijden op droog zand voorbereiden
F03669-01
Luchtfilter-stofbescherming monteren.
Luchtfilter-stofbescherming (A46006920000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
F03670-01
Luchtfilter-zandbescherming monteren.
Luchtfilter-zandbescherming (A46006922000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
7 INBEDRIJFSTELLING
24
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 140)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 141)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.6 Voertuig voor rijden op nat zand voorbereiden
F03668-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (A46006921000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 140)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 141)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig circuit voorbereiden
F03668-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (A46006921000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 120)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
INBEDRIJFSTELLING 7
25
7.8 Voertuig voor hoge temperaturen of langzaam rijden voorbereiden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet als de koppeling wegens
een te lange secundaire overbrenging vaak moet worden
bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 140)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 106)
7.9 Voertuig voor lage temperaturen of sneeuw voorbereiden
F03668-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (A46006921000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES
26
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 116)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 82)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 88)
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controle-
ren. ( pag. 84)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem contro-
leren. ( pag. 90)
Functie, toestand en vrije slagen van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 106)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 71)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding contro-
leren. ( pag. 74)
Kettingspanning controleren. ( pag. 72)
Bandentoestand controleren. ( pag. 97)
Bandenspanning controleren. ( pag. 97)
Spaakspanning controleren. ( pag. 98)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontroleerd,
omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveiligheid ernstig
nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 48)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 48)
Luchtfilter controleren en indien nodig reinigen.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soe-
pel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vast-
zitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 8
27
H02629-10
(MC 350F)
Plug-in-standaard 1verwijderen.
401944-10
(EX 350 F US)
Motorfiets van de zijstandaard 1nemen en zijstandaard met
de rubberband 2borgen.
Versnelling in stationair schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
400733-01
Startknop indrukken.
Info
Startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de volgende
startpoging 15 seconden wachten.
Bij lage temperaturen een wachttijd van 30 seconden aan-
houden.
Bij temperaturen onder 6 °C (43 °F) kunnen er verschillende
startpogingen nodig zijn om de lithium-ion-accu op te war-
men, waardoor het startvermogen wordt verhoogd.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten, maar
het voertuig op andere defecten controleren.
Tijdens het starten brandt het controlelampje storing.
8.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig
gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de
motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met
een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
8 RIJ-INSTRUCTIES
28
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor
gas loslaten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijge-
ven en gas geven.
Als u bij het starten de koude-startknop heeft bediend, kort gas geven en de gashendel loslaten of de gashendel naar
voren draaien.
De koude-startknop keert terug in de uitgangspositie.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas
uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk
minder brandstof verbruikt.
Slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment aankan - het abrupt opentrekken van de gashendel verhoogt het
verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas
geven resp. nog een keer schakelen.
Motor uitschakelen bij langdurig stationair toerental of bij stilstand.
Voorgeschreven waarde
1 min
Regelmatig of langdurig slepen van de koppeling vermijden. Daardoor verhit de motorolie, de motor en het koelsys-
teem.
Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en slepende koppeling.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Op een zandige, regennatte of gladde ondergrond zo veel mogelijk de achterwielrem gebruiken.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnel-
ling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Hiervoor een of twee versnellingen terugscha-
kelen, maar de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en raakt het remsysteem niet
oververhit.
RIJ-INSTRUCTIES 8
29
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voer-
tuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
H02628-01
(MC 350F)
Motor uitzetten.
Pluginstandaard aan de vorkpoten monteren.
Pluginstandaard (A46029094000)
Info
De pluginstandaard maakt deel uit van de levering.
Zorg ervoor dat de remkabel voor de plug-in-standaard
verloopt en niet klemt.
8 RIJ-INSTRUCTIES
30
401475-01
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen borgen tegen omvallen en wegrollen.
Info
Spanriemen samentrekken tot plug-in-standaard stevig
tegen het spatbord en de banden ligt.
Op uitlijning van de plug-in-standaard ten opzichte van
de spatbordonderzijde letten.
(EX 350 F US)
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen borgen tegen omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt tot pro-
blemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-
garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 16)
RIJ-INSTRUCTIES 8
31
401522-10
Brandstoftank maximaal tot maat Amet brandstof vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A35 mm
Brandstoftankvolume totaal ca. (MC 350F)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 138)
7,9 l
Brandstoftankvolume totaal ca. (EX 350 F US)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 138)
9 l
Tankdop sluiten. ( pag. 17)
9 SERVICESCHEMA
32
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de servicewerkzaamheden, moet een extra opdracht worden
verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
Bij gebruik onder bijzonder veeleisende omstandigheden, bijvoorbeeld zware regenval, modder, zand, sneeuw, extreme
temperaturen, groot aandeel volle last enz. kunnen kortere onderhoudsintervallen dan in de tabel aangegeven noodzakelijk
zijn.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten
veranderen. Het meest recente serviceschema is altijd te vinden op GASGAS Motorcycles Dealer.net. Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-dealer adviseert u graag.
9.2 Serviceschema
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Foutgeheugen uitlezen met GASGAS Motorcycles-diagnosetool. ○●●●●
Versnellingsherkenningssensor programmeren. ●●●
Werking van de elektrische installatie controleren. ○●●●
12V-accu controleren en opladen. ○●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ( pag. 84) ○●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren. ( pag. 90) ○●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 81) ○●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ○●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 82) ○●●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 88) ○●●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 78)
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 79) ● ●
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 81) ○●●●●
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 87) ○●●●●
Stationair toerental controleren. ○●●●●
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. ( pag. 116) ○●●●●
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchtings-, aftapslangen enz.) en manchetten con-
troleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
○●●●●
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken. ●●●●
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ●●●●
Frame controleren. ( pag. 76) ●●●
Achterbrug controleren. ( pag. 76) ●●●
Achterbruglager op speling controleren. ● ●
Schokdemper-zwenklager op speling controleren. ● ●
Schokdemperbevestiging controleren. ●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 97) ●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 97) ●●●●
Wiellager op speling controleren. ●●●
Wielnaven controleren. ●●●
SERVICESCHEMA 9
33
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Velgslag controleren. ○●●●
Spaakspanning controleren. ( pag. 98) ○●●●
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 74) ○●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 72) ○●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze soepel
bewegen.
○●●●●
Bougie en bougiedop vervangen. ● ●
Klepspeling controleren. ● ●
Brandstoffilter vervangen. ● ●
Koppeling controleren. ●●●
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 65) ●●●●
Trechter in de inlaatmanchet in de luchtfilterbak controleren. ●●●●
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 67) ● ●
Voorvorkservice uitvoeren. ● ●
Schokdemperservice uitvoeren. ● ●
Controleren of alle schroeven, moeren en slangklemmen goed vastzitten. ○●●●●
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 115) ○●●●●
Brandstofdruk controleren. ● ● ●
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 105) ● ●
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 106) ○ ●
Koelmiddel verversen. ( pag. 108)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 54) ○ ●
Balhoofdlager smeren. ( pag. 56) ●●●
Klein motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Zuigers ver-
vangen, cilinders controleren/opmeten. Cilinderkop controleren. Nokkenas en klepaandrijfcom-
ponenten controleren. Distributie controleren. Radiale keerringen en afdichting van de water-
pomp vervangen. Aanzuigflens vervangen. Inlaatmanchet vervangen.)
● ●
Grote motorservice uitvoeren, motor is gedemonteerd. (Kleppen, klepveren, klepveersteunen
en klepveerschotels vervangen. Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. Transmissie
en versnelling controleren. Oliedrukregelklep controleren. Zuigpomp vervangen. Drukpomp en
smeersysteem controleren. Distributieketting vervangen. Alle motorlagers en alle afdichtingen
vervangen. Vrijloop vervangen.)
Eindcontrole: voertuig op bedrijfsveiligheid controleren. ○●●●●
Een proefrit maken. ○●●●●
Foutgeheugen met diagnostisch hulpmiddel van GASGAS Motorcycles na de proefrit uitlezen. ○●●●●
Service in het GASGAS Motorcycles Dealer.net noteren. ○●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN
34
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om
beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te
voorkomen moeten de basisinstelling en veringscomponenten bij
het gewicht van de bestuurder passen.
GASGAS offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld
op een bestuurder met standaard gewicht (met beschermende kle-
ding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 75 … 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de
basisinstelling van de veringscomponenten worden aangepast.
Kleinere afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van
de veervoorspanning van de schokdemper worden gecompenseerd,
bij grotere afwijkingen moeten aangepaste veren worden gemon-
teerd.
10.2 Luchtvering XACT (MC 350F)
F03629-01
In de voorvork WP XACT wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de
demping in de rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk
gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van conventionele voorvorken.
Ook het reageren op kleine oneffenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de
vering. Als eindslag bevindt zich een stalen veer in de linkervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de
voorvork worden verhoogd om beschadiging van de voorvork en
het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een voorvorkpomp snel worden
aangepast aan het bestuurdersgewicht, de omstandigheden van het ter-
rein en de wens van de bestuurder. De voorvork hoeft niet te worden
gedemonteerd. De ingewikkelde montage van hardere of zachtere vork-
veren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou ver-
liezen, zakt de voorvork desondanks toch niet door. De lucht wordt in dit
geval in de vork tegengehouden. De veerweg blijft grotendeels behou-
den. De demping wordt harder en het rijcomfort neemt af.
De demping kan net als bij een conventionele vork qua ingaand en uit-
gaand niveau worden ingesteld.
De instelling van de uitgaande demping bevindt zich aan de onderzijde
van de rechter vorkpoot.
De instelling van de ingaande demping bevindt zich aan de onderzijde
van de rechter vorkpoot.
CHASSIS AFSTELLEN 10
35
10.3 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel
veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de onder-
grond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzi-
gingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en omgekeerd.
10.4 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot normaal
inveert.
F03639-11
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed (MC 350F)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping lowspeed (EX 350 F US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10.5 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
10 CHASSIS AFSTELLEN
36
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
F03639-10
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed (MC 350F)
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Ingaande demping highspeed (EX 350 F US)
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
F03640-10
Instelelement 1met de klok mee draaien tot de laatste voelbare
klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (MC 350F)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (EX 350 F US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
CHASSIS AFSTELLEN 10
37
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
F03630-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achterwielas positioneren en de afstand tot de
markering SAG op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090200)
Waarde als maat Anoteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 37)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop hou-
den.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achterwielas en
de markering SAG op het achterspatbord meten.
Waarde als maat Bnoteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat Aen B.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg (MC 350F) 35 mm
Statische veerweg (EX
350 F US)
35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven
maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 38)
10 CHASSIS AFSTELLEN
38
10.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 37)
Met behulp van een persoon die de motorfiets vasthoudt, gaat de
bestuurder met volledige beschermende kleding in een normale
zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets zitten en
beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de
afstand tussen de achterwielas en de markering SAG op het
achterspatbord.
Waarde als maat Cnoteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A
en C.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg
(MC 350F)
105 mm
Dynamische veerweg (EX
350 F US)
102 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 39)
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Info
Voor het wijzigen van de veervoorspanning de actuele instelling noteren - bijvoorbeeld veerlengte meten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
Framebescherming demonteren. ( pag. 50)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 62)
Einddemper demonteren. ( pag. 66)
Schokdemper demonteren. ( pag. 58)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
CHASSIS AFSTELLEN 10
39
F03627-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
Stelring 2draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Info
Als de veer niet geheel kan worden ontspannen, moet de veer
worden gedemonteerd voor een nauwkeurige meting van de
veerlengte.
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring 2op de aangegeven
maat Aspannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning (MC 350F) 8 mm
Veervoorspanning (EX
350 F US)
8 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een
hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schok-
demper
M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 59)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 87)
Einddemper monteren. ( pag. 67)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 62)
Framebescherming monteren. ( pag. 50)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
Framebescherming demonteren. ( pag. 50)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 62)
Einddemper demonteren. ( pag. 66)
Schokdemper demonteren. ( pag. 58)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
10 CHASSIS AFSTELLEN
40
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (MC 350F)
Gewicht bestuurder: 65 …
75 kg
42 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 …
85 kg
45 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 …
95 kg
48 N/mm
Veerconstante (EX 350 F US)
Gewicht bestuurder: 65 …
75 kg
42 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 …
85 kg
45 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 …
95 kg
48 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de
veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 59)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 87)
Einddemper monteren. ( pag. 67)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 62)
Framebescherming monteren. ( pag. 50)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 37)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 38)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 36)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen worden
gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het
inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voorschriften worden
verhoogd om beschadiging aan voorvork en frame te voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de vork-
poten worden ontlucht.
CHASSIS AFSTELLEN 10
41
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen (MC 350F)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloeden.
Niet op elkaar afgestemde wijzigingen van de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aanzienlijk ver-
slechteren en componenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden controleren
of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
S05322-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
Vorkpomp 2helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966100)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor geleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
Het display van de vorkpomp wordt automatisch ingeschakeld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen defect van
de vorkpomp of voorvork.
De bijgevoegde GASGAS Technical Accessories-handleiding
in acht nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk 10,3 bar
Verandering in de luchtdruk
stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 7 bar
Maximale luchtdruk 12 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden instel-
len.
Vorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt overdruk uit de slang, niet uit de
vorkpoot.
Het display van de vorkpomp schakelt na 80 seconden automa-
tisch uit.
10 CHASSIS AFSTELLEN
42
Beschermkap monteren.
Info
Beschermkap alleen met de hand monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
10.14 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
W00250-12
(MC 350F)
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
W00250-10
(EX 350 F US)
Instelelementen 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De instelelementen 1bevinden zich aan het bovenste
uiteinde van de vorkpoten.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
CHASSIS AFSTELLEN 10
43
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
F03633-10
(MC 350F)
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het onderste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
W00249-10
(EX 350 F US)
Instelelementen 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De instelelementen 1bevinden zich aan het onderste
uiteinde van de vorkpoten.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 23 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN
44
10.16 Stuurpositie
A01168-10
De boringen op de stuuradapter 1zijn op afstand Avan het midden
geplaatst.
Afstand boorgaten A 3,5 mm
Het stuur kan in 2 verschillende posities worden gemonteerd. Daardoor
is het mogelijk het stuur in de aangenaamste positie voor de bestuurder
te zetten.
Info
Bovendien kan het stuur star of met rubberlagers worden
gemonteerd.
10.17 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
Info
Het stuur kan star of met rubberlagers worden gemonteerd.
Voorwerk
Stuurbescherming verwijderen.
CHASSIS AFSTELLEN 10
45
A01169-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen. Stuurklem 2verwijderen. Stuur ver-
wijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 7en bus 6verwijderen. Stuuradapter 3verwijde-
ren.
Stuurpositie instellen met stuuradapter op rubberlagers
Rubberbussen 4en 5positioneren.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten.
Info
De stuuradapter is aan één zijde langer en hoger.
Schroeven 7met bus 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklem 2positioneren.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
Stuurklem met schroeven 1eerst aan de langere, hogere zijde
van de stuuradapters tegen elkaar schroeven.
Schroeven 1gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
10 CHASSIS AFSTELLEN
46
A01170-10
Stuurpositie instellen met starre stuuradapter
Stuuradapter in de gewenste stand zetten.
Info
De stuuradapter is aan één zijde langer en hoger.
Schroeven 7met bussen 8monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Bus stuuradapter star (A46001038010)
De conische zijde van de bus is omlaag gericht.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklem 2positioneren.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
Stuurklem met schroeven 1eerst aan de langere, hogere zijde
van de stuuradapters tegen elkaar schroeven.
Schroeven 1gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
47
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
401942-01
(MC 350F)
Plug-in-standaard verwijderen en motorfiets aan het frame
onder de motor opkrikken.
Hefbok (A54029955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
(EX 350 F US)
Zijstandaard inklappen en motorfiets aan het frame onder de
motor opkrikken.
Hefbok (A54029955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets borgen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
H02629-10
(MC 350F)
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de plug-in-standaard 1in
de linkerkant van de steekas steken.
Pluginstandaard (A46029094000)
Info
De pluginstandaard maakt deel uit van de levering.
De plug-in-standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
48
401943-10
(EX 350 F US)
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard 1met de
voet tot de bodem uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opge-
klapt en met de rubberband zijn vastgezet.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
F03665-10
Hoofdwerk
(MC 350F)
Ontluchtingsschroeven 1losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit
de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
W00250-11
(EX 350 F US)
Ontluchtingsschroeven 1losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit
de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 49)
F03666-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnen-
poot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te vuilschra-
pers terechtkomen. Als deze vervuiling niet wordt verwij-
derd, kunnen de daarachter liggende oliekeerringen gaan
lekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
49
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigings-
middel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 141)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 49)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.5 Voorvorkprotector demonteren
W00204-10
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2verwijderen en linker voorvorkprotector verwijderen.
Schroeven 3verwijderen en rechter voorvorkprotector verwijde-
ren.
11.6 Voorvorkprotector monteren
W00204-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 2monteren en vast-
draaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven 3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
11.7 Framebescherming demonteren
W00430-10
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven 1met bussen verwijderen.
Linker framebescherming verwijderen.
Rechter framebescherming naar voren schuiven en naar beneden
verwijderen.
11.8 Framebescherming monteren
W00430-11
Linker framebescherming positioneren.
Rechter framebescherming van onder plaatsen en naar achteren
schuiven.
Schroeven 1met bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebescher-
ming
M5 3 Nm
Framebescherming met kabelbinders vastzetten.
11.9 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
Voorwiel demonteren. ( pag. 93)
S05330-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
W00432-10
Schroeven 3losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven 4losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
51
11.10 Vorkpoten monteren
F03665-11
Hoofdwerk
(MC 350F)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef 1van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep Avan de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven
in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van
boven) moet door de bovenkant van de bovenste kroon-
plaat worden afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in-
en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
W00250-11
(EX 350 F US)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef 1van de vorkpoot is naar voren
geplaatst.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven
in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van
boven) moet door de bovenkant van de bovenste kroon-
plaat worden afgesloten.
De ingaande en uitgaande demping bevindt zich in de
linker en rechter vorkpoot.
W00432-11
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
S05330-11
Remzadel positioneren. Schroeven 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 5monteren en vast-
draaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 94)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
11.11 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
Voorwiel demonteren. ( pag. 93)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 50)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 56)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 56)
Stuurbescherming verwijderen.
W00434-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen. Kabelstreng losmaken.
Schroef 2verwijderen.
Schroef 3verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Kabels en leidingen niet knikken.
S05333-10
Balhoofdafdichting 4verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.12 Onderste kroonplaat monteren
F03661-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren
en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 140)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager
monteren.
Balhoofdafdichting 1erop schuiven.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
53
W00435-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
F03764-10
(MC 350F)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef 3van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep Avan de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven
in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van
boven) moet door de bovenkant van de bovenste kroon-
plaat worden afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in-
en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
I00490-10
(EX 350 F US)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 3van de vorkpoten zijn naar
voren gepositioneerd.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven
in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van
boven) moet door de bovenkant van de bovenste kroon-
plaat worden afgesloten.
W00433-11
Schroeven 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 12 Nm
W00436-10
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
W00437-10
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite®243™
W00433-10
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen
om spanning te voorkomen.
Schroeven 6vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Kabelboom met kabelhouder links vastmaken. Schroef 7monte-
ren en vastdraaien.
S05330-12
Remzadel positioneren. Schroeven 8monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 9monteren en vast-
draaien.
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 57)
Stuurbescherming monteren.
Startnummerbord monteren. ( pag. 56)
Voorwiel monteren. ( pag. 94)
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingslei-
ding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 54)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.13 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en beschadigt
componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-
garage is u graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en daardoor
ook de lagerzittingen in het frame.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
55
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en
achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 55)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 55)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.14 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
Stuurbescherming verwijderen.
W00438-10
Hoofdwerk
Schroeven 1losdraaien.
Schroef 2verwijderen.
Schroef 3losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen
om spanning te voorkomen.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroeven 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 54)
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
11.15 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 52)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 52)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van de
onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
11.16 Startnummerbord demonteren
W00195-10
Schroef 1verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
11.17 Startnummerbord monteren
W00196-10
Remkabel in de houder Aaan het startnummerbord positioneren.
Startnummerbord positioneren. Schroef 1monteren en vast-
draaien.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
11.18 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Startnummerbord demonteren. ( pag. 56)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
57
F03675-10
Hoofdwerk
Schroeven 1en 2verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
11.19 Spatbord voor monteren
F03675-10
Hoofdwerk
Spatbord voor positioneren. Schroeven 1en 2monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Startnummerbord monteren. ( pag. 56)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
11.20 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
Framebescherming demonteren. ( pag. 50)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 62)
Einddemper demonteren. ( pag. 66)
W00186-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Schroefverbinding 2verwijderen.
Info
De achterbrug iets optillen, zodat de schroeven gemakkelij-
ker kunnen worden verwijderd.
I00483-10
Schroeven 3verwijderen.
Remcilinder van de drukstang trekken.
F03702-01
Aansluitstuk van de ketting verwijderen.
Ketting verwijderen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
W00188-10
Moer 4verwijderen en achterbrugbout verwijderen.
Achterbrug naar achteren schuiven en tegen omvallen beveiligen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
59
W00218-10
Schokdemper vasthouden en schroef 5verwijderen.
Schokdemper voorzichtig naar onder toe verwijderen.
11.21 Schokdemper monteren
W00219-10
Hoofdwerk
Schokdemper voorzichtig van beneden af in het voertuig positione-
ren.
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 60 Nm
Loctite®2701™
F03705-10
Achterbrug positioneren en achterbrugbout monteren.
Info
Op het vlakke punt Aletten.
Moer 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
F03702-12
Ketting monteren.
Ketting met schakel 3verbinden.
Voorgeschreven waarde
De gesloten zijde van de kettingslotborging moet in de looprich-
ting wijzen.
I00484-10
Remcilinder aanbrengen.
De drukstang 4grijpt in de remcilinder.
Info
Op juiste plaatsing van de vuilschraper letten.
Schroeven 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
F03704-10
Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
Schroefverbinding 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer verbindingshen-
del aan haakse hendel
M16x1,5 80 Nm
Info
Op het vlakke punt Bletten.
Schroef 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 60 Nm
Loctite®2701™
Info
De achterbrug iets optillen, zodat de schroef gemakkelijker
kan worden gemonteerd.
Nawerk
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 87)
Einddemper monteren. ( pag. 67)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 62)
Framebescherming monteren. ( pag. 50)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.22 Zadel verwijderen
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
W00439-10
Hoofdwerk
Schroef 1met paar wigborgringen verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
61
W00439-11
Zadel naar achter schuiven en naar boven toe verwijderen.
11.23 Zadel monteren
W00440-10
Hoofdwerk
Zadel aan de flensbussen bevestigen en gelijktijdig naar voren schui-
ven.
Uitsteeksels grijpen in de uitsparingen.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
W00439-10
Schroef en paar wigborgringen 1monteren en aantrekken.
Voorgeschreven waarde
Schroef zadelbevesti-
ging
M6 8 Nm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
11.24 Zijdeksel rechts demonteren
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 50)
W00441-10
Hoofdwerk
Rechter zijdeksel 1in het bereik Alosmaken en in het bereik
Bnaar achter schuiven.
Rechter zijdeksel verwijderen.
11.25 Zijdeksel rechts monteren
W00442-10
Hoofdwerk
Rechter zijdeksel 1aanbrengen.
Het zijdeksel in het bereik Buitlijnen en naar voren schuiven.
Het zijdeksel in het bereik Ain de rubberen bussen drukken.
Voorgeschreven waarde
Ervoor zorgen dat het zijdeksel in de bereiken Aen Bcorrect
is ingehaakt.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 50)
11.26 Deksel luchtfilterbak demonteren
W00443-11
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef 1verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
63
W00443-10
Deksel luchtfilterbak in het bereik Alosmaken en in het bereik
Bnaar achter schuiven.
Deksel luchtfilterbak verwijderen.
W00443-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in het bereik Alosmaken en in het bereik
Bnaar achter schuiven.
Deksel luchtfilterbak verwijderen.
11.27 Deksel luchtfilterbak monteren
W00444-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in het bereik Buitlijnen en naar voren
schuiven.
Deksel luchtfilterbak in het bereik Ain de rubberen bussen
drukken.
W00443-11
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel lucht-
filterbak
EJOT PT®
K60x20-Z
3 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
W00444-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in het bereik Buitlijnen en naar voren
schuiven.
Deksel luchtfilterbak in het bereik Ain de rubberen bussen
drukken.
11.28 Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
W00211-10
Hoofdwerk
Bij de markering Aeen gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
11.29 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
65
W00216-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip 1losmaken.
Luchtfilter met luchtfilterhouder verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11.30 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 64)
F03685-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en
goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 140)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 140)
Luchtfilterbak reinigen.
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd en
goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 66)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
11.31 Luchtfilter monteren
F03779-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Info
De markering op de luchtfilterhouder moet omhoog gericht
zijn.
Luchtfilter in het bereik Ainvetten.
Duurzaam vet ( pag. 140)
W00217-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen 1in bus Bpositioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Info
De markering op het luchtfilter moet omhoog gericht zijn.
Bevestigingslip 2inhaken.
De borgpen 3wordt door de bevestigingsklem 2op zijn
plaats gehouden.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kunnen
stof en vuil in de motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
11.32 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 50)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 62)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
67
W00445-10
Hoofdwerk
Veer 1losmaken.
Veerhaak (50305017000C1)
Schroeven 2met ringen verwijderen en einddemper verwijderen.
11.33 Einddemper monteren
W00445-11
Hoofdwerk
Einddemper plaatsen.
Schroeven 1met ringen monteren, maar nog niet vastdraaien.
Veer 2vasthaken.
Veerhaak (50305017000C1)
Schroeven 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 62)
Framebescherming monteren. ( pag. 50)
11.34 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van de glasvezelvulling naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 50)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 62)
Einddemper demonteren. ( pag. 66)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
F03637-10
Hoofdwerk
Schroeven 1op de einddemper verwijderen.
Eindkap 2en O-ring 3verwijderen.
Glasvezelvulling 4uit de eindkap trekken.
Glasvezelvulling 5van de binnenpoot trekken.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controleren
of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling 5op de binnenpoot monteren.
Nieuwe glasvezelvulling 4in de eindkap positioneren.
O-ring en eindkap in de buitenpoot 6steken.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van eind-
demper
M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 67)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 62)
Framebescherming monteren. ( pag. 50)
11.35 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 60)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
69
Framebescherming demonteren. ( pag. 50)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 62)
H04981-10
Hoofdwerk
Stekker 1van brandstofpomp loskoppelen.
Snelsluitkoppeling 2grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtko-
men. Binnengedrongen vuil verstopt de inspuitklep!
H04982-10
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Wasdopset 3monteren.
Waskappenset (81212016100)
Slang van de brandstoftankontluchting van de brandstoftankdop
trekken.
W00213-10
Schroef 4met rubberbus verwijderen.
W00446-10
Schroeven 5met flensbussen verwijderen.
W00446-12
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateur trekken en brandstof-
tank naar boven toe verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
11.36 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 76)
W00446-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant van de
radiateur vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of wor-
den beschadigd.
Slang van de brandstoftankontluchting van de brandstoftankdop
aanbrengen.
Schroeven 1met flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstoftank-
spoiler aan radiateur
M6 6 Nm
W00213-11
Schroef 2met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
71
H04981-11
Stekker 3van de brandstofpomp verbinden.
Waskappenset verwijderen. Snelsluitkoppeling grondig met pers-
lucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtko-
men. Binnengedrongen vuil verstopt de inspuitklep!
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en keerring van de
snelsluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 140)
Snelsluitkoppeling 4in elkaar steken.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van het
uitlaatsysteem leggen.
Nawerk
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 62)
Framebescherming monteren. ( pag. 50)
Zadel monteren. ( pag. 61)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
11.37 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 71)
11.38 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 140)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 140)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.39 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert
het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
F03680-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trekken en
de kettingspanning Abepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting 1moet daarbij gespan-
nen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de
meting op verschillende plekken van de ketting worden her-
haald.
Kettingspanning 58 … 61 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 73)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
73
11.40 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert
het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
Kettingspanning controleren. ( pag. 72)
I00485-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3links en
rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 58 … 61 mm
Stelschroeven 3links en rechts zodanig draaien dat de marke-
ringen aan de linker en rechter kettingspanner in dezelfde positie
staan t.o.v. de referentiemarkeringen A. Zo is het achterwiel
correct uitgelijnd.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroeven 3
liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner (32 mm)
kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende secundaire
overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 4kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
11.41 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten
altijd samen worden vervangen.
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht Atrekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
10 … 15 kg
De afstand Bvan 18 kettingschakels aan het onderste deel van de
ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de
meting op verschillende plekken van de ketting worden her-
haald.
Maximale afstand Bvan 18
kettingschakels op het langste
stuk van de ketting
272 mm
»Als de afstand Bgroter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten
ook het kettingwiel en het ketting-aandrijfwiel wor-
den vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud, versle-
ten kettingwiel of ketting-aandrijfwiel.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
75
W00221-10
Glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde
hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok aan
achterbrug
M6 6 Nm
F03714-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde
hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
F03687-10
Kettinggeleiding met een schuifmaat op maat Ccontroleren.
Minimale dikte Cvan de ket-
tinggeleiding
6 mm
» Als de voorgeschreven waarde niet wordt bereikt:
Kettinggeleiding vervangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
76
F03682-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettingge-
leiding aan achter-
brug achter
M6x16 10 Nm
Schroef kettingge-
leiding aan achter-
brug voor
M6x45 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.42 Frame controleren
F03645-01
Frame op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als het frame beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties aan het frame zijn niet toegestaan.
11.43 Achterbrug controleren
F03646-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming contro-
leren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties van de achterbrug zijn niet toegestaan.
11.44 Gaskabellegging controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gasbowdenkabel kan bij verkeerde montage geknikt, ingeklemd of geblokkeerd wor-
den.
Als de gasbowdenkabel geknikt, ingeklemd of geblokkeerd is, kan de snelheid niet meer worden gecontroleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften voldoen.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 60)
Framebescherming demonteren. ( pag. 50)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 62)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 68)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
77
W00246-10
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van het
stuur, boven het brandstoftanklager, naar het smoorklephuis
gelegd zijn. Beide gasbowdenkabels moeten achter de rubber-
band van de brandstoftankhouder geborgd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 70)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 62)
Framebescherming monteren. ( pag. 50)
Zadel monteren. ( pag. 61)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
11.45 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en
slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls en rechts op
de handgreep van de gashendel gevulkaniseerd. De linker
huls is op het stuur vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen met
de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
F03684-10
Schroef 1op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite®243™
De ruit Amoet zoals op de afbeelding zijn gepositioneerd.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
78
11.46 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
J00081-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de
koppelingshendel dichter bij het stuur te staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de
koppelingshendel verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld gebrui-
ken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.47 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
H04933-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de hydrauli-
sche koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan boven-
kant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 138)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
79
11.48 Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
H04933-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de hydrauli-
sche koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
H04934-10
Ontluchtingsspuit 4met de juiste vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 138)
De beschermkap van de koppelingsnemercilinder verwijderen en
ontluchtingsspuit 4met passend stuk slang aan de ontluchtings-
schroef 5monteren.
Aan de koppelingsnemercilinder de ontluchtingsschroef 5slechts
zover losdraaien, totdat deze gevuld kan worden.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt
met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking
gebruiken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
80
H04932-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zonder lucht-
bellen uit de boring 6van de koppelingscilinder stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsschroef vastdraaien, ontluchtingsspuit met slang verwij-
deren. Beschermkap monteren.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan boven-
kant van reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
REMSYSTEEM 12
81
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op
de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
I00486-10
Remhendel naar voren duwen en vrije slag Acontroleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de handremhendel instellen.
( pag. 81)
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
Voorwerk
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 81)
I00487-10
Hoofdwerk
Uitgangspositie van de handremhendel met de stelschroef 1aan
de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de
remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de
remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld gebrui-
ken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
82
F03688-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken van
de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van
het raakvlak van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorgeschreven
waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en vervor-
ming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controle-
ren. ( pag. 84)
F03689-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als het remvloeistofpeil onder de markering Ais gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 83)
REMSYSTEEM 12
83
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controle-
ren. ( pag. 84)
12 REMSYSTEEM
84
F03694-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot maat Abijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 138)
Deksel 2met membraan 3positioneren. Schroeven 1monte-
ren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
12.6 Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
I01025-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale voeringdikte A
hebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 85)
Remvoeringen op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 85)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebruiken.
REMSYSTEEM 12
85
12.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
F03690-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
12 REMSYSTEEM
86
W00081-10
Schroeven 4verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel licht
naar de zijkant te kantelen. Remzadel voorzichtig omhoog van de
remschijf trekken.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen dat
er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
Info
Remhendel niet bedienen als remzadel verwijderd is.
J00009-10
De splitpennen 5verwijderen, de bouten 6eruit trekken en
remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
I00491-10
Controleren of het veerblad 7in het remzadel en de remplaket-
glijplaat 8in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
J00009-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten 6erin steken en de split-
pennen 5monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Voor een gemakkelijkere montage van de bout, de rempla-
ketten tegen de borgveer drukken.
Op juiste plaatsing van de remplaketten en borgveer letten.
W00081-10
Remzadel positioneren.
Schroeven 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
REMSYSTEEM 12
87
F03693-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 138)
Deksel 2met membraan 3positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk
op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
402026-10
Veer 1losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en
weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 88)
Veer 1vasthaken.
12 REMSYSTEEM
88
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk
op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
F03715-10
Veer 1losmaken.
Moer 4losdraaien en met drukstang 5terugdraaien totdat de
maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rem-
pedaal moer 2losdraaien en schroef 3draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang 5zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt is. Eventu-
eel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Drukstang 5tegenhouden en moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Schroef 3tegenhouden en moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer pedaalhende-
laanslag
M10 45 Nm
Veer 1vasthaken.
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 12
89
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem contro-
leren. ( pag. 90)
F03716-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als het remvloeistofpeil onder de markering Ais gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 89)
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem contro-
leren. ( pag. 90)
Framebescherming demonteren. ( pag. 50)
12 REMSYSTEEM
90
W00090-11
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1met membraan 2en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering Avullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 138)
Schroefdop met membraan en keerring monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 50)
12.12 Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
J00083-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale voeringdikte A
hebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 90)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 90)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebruiken.
12.13 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 12
91
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 50)
W00089-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1met membraan 2en keerring verwijderen.
J00084-10
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger
terug te duwen en erop letten dat er geen remvloeistof uit het rem-
vloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
De splitpennen 3verwijderen, de bouten 4eruit trekken en
remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
12 REMSYSTEEM
92
J00085-10
Controleren of het veerblad 5in het remzadel en de remplaket-
glijplaat 6in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
Info
De pijl op het veerblad wijst in de draairichting van de rem-
schijf.
J00088-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten 4erin steken en de split-
pennen 3monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Erop letten dat de ontkoppelingsplaat 7aan het rempla-
ket aan de zuigerzijde gemonteerd is.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
W00090-11
Remvloeistofpeil tot markering Acorrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 138)
Schroefdop 1met membraan 2en keerring monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 50)
WIELEN, BANDEN 13
93
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
S05368-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers
naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuigers het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
S05369-10
Schroef 1enkele slagen losdraaien.
Schroeven 2losdraaien.
Op de schroef 1drukken om de steekas uit de asopname te schui-
ven.
Schroef 1verwijderen.
S05370-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet
wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de voor-
vork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
H00934-10
Afstandsbussen 3verwijderen.
13 WIELEN, BANDEN
94
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbussen
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 140)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 140)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
S05369-11
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Tip
Een van de schroeven van asopname tijdelijk vastdraaien zodat
de as niet meedraait.
De schroef van asopname voor het inveren weer losmaken zodat
de vorkpoten kunnen worden uitgelijnd.
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de
remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
WIELEN, BANDEN 13
95
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
I00488-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger
naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
Moer 1verwijderen.
Kettingspanner 2verwijderen. Steekas 3slechts zo ver eruit
trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het ket-
tingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet
wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit de
achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemon-
teerd.
F03727-10
Afstandsbussen 4verwijderen.
13 WIELEN, BANDEN
96
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
F03728-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbussen
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 140)
Afstandsbussen erin zetten.
F03757-10
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 140)
Achterwiel positioneren en steekas 2erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
I00489-10
Kettingspanner 3positioneren. Moer 4monteren, maar nog
niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 3tegen de stelschroeven 5
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 72)
Moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner (32 mm)
kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende secundaire
overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 3kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
WIELEN, BANDEN 13
97
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door GASGAS Motorcycles vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
400602-10
Hoofdwerk
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die
tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen
tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier cijfers
van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste twee cijfers
wijzen op de week van de productie en de laatste twee cij-
fers op het productiejaar.
GASGAS Motorcycles adviseert de banden te wisselen, onaf-
hankelijk van de daadwerkelijke slijtage van de banden, ech-
ter uiterlijk na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
13 WIELEN, BANDEN
98
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot gevolg-
schade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn gespannen,
ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en van
de spaakdiameter.
Wanneer er verschillende toonfrequenties hoorbaar zijn bij
spaken met gelijke lengte en dikte, duidt dat op verschil-
lende spaakspanningen.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
ELEKTRONICA 14
99
14.1 12V-accu demonteren
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 60)
W00225-10
Hoofdwerk
Minkabel 1van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking 2naar achteren trekken en pluskabel 3van
de 12V-accu loskoppelen.
W00226-10
Schroef 4verwijderen.
Relais 5van de houder trekken en opzij hangen.
Accuhouderbeugel opzij uit de houder schuiven.
W00224-10
Accuhouderbeugel 6naar boven trekken en 12V-accu naar achte-
ren verwijderen.
Info
Op de kabelstreng letten.
14 ELEKTRONICA
100
14.2 12V-accu monteren
W00224-11
Hoofdwerk
Accuhouderbeugel 1omhoog trekken, 12V-accu met de polen
omhoog in het accuvak plaatsen en met de accuhouderbeugel 1
vastzetten.
12V-accu (HJTZ5S-FP-C) ( pag. 132)
Info
Erop letten dat de kabel correct wordt gelegd.
W00226-11
Accuhouderbeugel in houder schuiven.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accuhouder-
beugel
M6 6 Nm
Relais 3aan de houder bevestigen.
W00227-10
Pluskabel 4met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Minkabel 5met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
De contactringen Amoeten onder de schroeven 6en de
kabelschoenen 7met de klauwen naar de accupool worden
gemonteerd.
Pluspoolafdekking 8over pluspool schuiven.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 61)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
ELEKTRONICA 14
101
14.3 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke stoffen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stoffen als u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de minimumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor laden 9 V
Voer 12V-accu’s volgens de voorschriften af, als de minimumspanning werd onderschreden.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als laadstroom, laadspanning of laadtijd worden overschreden, dan vernielt dit de 12V-accu.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en capaciteitsverlies op, waardoor de 12V-accu
wordt vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 60)
12V-accu demonteren. ( pag. 99)
F03733-10
Hoofdwerk
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
12V-accu niet opladen.
12V-accu vervangen en oude 12V-accu op de juiste manier
afvoeren.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Maximale laadduur 24 h
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
6 maanden
14 ELEKTRONICA
102
Acculader (EU) (A54029974000)
Alternatief 1
Acculader (US) (A54029974500)
Deze laders testen of de 12V-accu de spanning vasthoudt.
Bovendien kan met deze laders de 12V-accu niet worden
overladen. De oplaadtijd kan bij lage temperaturen langer
zijn.
Deze laders zijn uitsluitend voor LFP-accu's bedoeld. De bij-
gevoegde GASGAS Technical Accessories-handleiding in
acht nemen.
Info
Deksel 1nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu loskoppe-
len.
Nawerk
12V-accu monteren. ( pag. 100)
Zadel monteren. ( pag. 61)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
14.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle elektrische verbruikers van het voertuig gezekerd. Deze bevindt zich in het start-
relaishuis onder het zadel.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 60)
Framebescherming demonteren. ( pag. 50)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 62)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 68)
ELEKTRONICA 14
103
W00228-10
Hoofdwerk
Startrelais 1uit houder trekken.
F03752-10
Beschermkappen 2verwijderen.
Defecte hoofdzekering 3verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 4.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 132)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkappen erop steken.
Startrelais op de houder steken en kabels leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 70)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 62)
Framebescherming monteren. ( pag. 50)
Zadel monteren. ( pag. 61)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
14.5 Zekering van de brandstofpomp vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
Info
Met de zekering van de brandstofpomp wordt de brandstofpomp beveiligd. Deze bevindt zich onder het zadel.
14 ELEKTRONICA
104
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 60)
W00229-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
Defecte zekering 2verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smeltdraad A.
Nieuwe zekering voor de brandstofpomp plaatsen.
Zekering (58011109105) ( pag. 132)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkap 1opsteken.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 61)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
14.6 Diagnosestekker
F03736-10
De diagnosestekker 1bevindt zicht onder het zadel.
Info
Zodra de diagnosetool is aangesloten, loopt de bedrijfsurentel-
ler.
Voor langere diagnosesessies de bedrijfsurenteller achter het
startnummerbord loskoppelen.
KOELSYSTEEM 15
105
15.1 Koelsysteem
F03739-10
Door de waterpomp 1in de motor vindt er een gedwongen circulatie
van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld
door een klep in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangegeven koel-
middeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen reke-
ning moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelrib-
ben verlagen de koelwerking.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25…45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 138)
Radiateurdop monteren.
15 KOELSYSTEEM
106
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 138)
Radiateurdop monteren.
15.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 15
107
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
F03740-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
15.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
F03741-10
Ervoor zorgen dat schroef 1is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat Aboven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat Aboven de radiateurla-
mellen
10 mm
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel
( pag. 138)
Radiateurdop monteren.
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 106)
15 KOELSYSTEEM
108
15.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
F03740-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
F03741-10
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
Koelmiddel tot maat Aboven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat Aboven de radiateurla-
mellen
10 mm
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel
( pag. 138)
Radiateurdop monteren.
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 106)
MOTOR AFSTELLEN 16
109
16.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling gaskabel Abepalen.
Speling gaskabel 3 … 5 mm
» Als de speling gaskabel niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 109)
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
Als de gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de koude-
startknop terug in de uitgangspositie.
» Als de koude-startknop niet in de uitgangspositie terugspringt:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 109)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur over
het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 109)
16.2 Speling gaskabel instellen
Info
Als de gasbowdenkabels correct zijn gelegd, hoeft de brandstoftank niet te worden gedemonteerd.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 60)
Framebescherming demonteren. ( pag. 50)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 62)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 68)
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 76)
16 MOTOR AFSTELLEN
110
I00297-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Moer 2losdraaien.
Stelschroef 3helemaal indraaien.
Moer 4losdraaien.
Koude-startknop 6tot aan de aanslag indrukken.
Stelschroef 5zo draaien dat de koude-startknop terug naar de
uitgangspositie beweegt wanneer de gashendel naar voren wordt
gedraaid.
Moer 4vastdraaien.
Stelschroef 3zo draaien, dat bij de gashendel speling gaskabel
aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3 … 5 mm
Moer 2vastdraaien.
Manchet 1erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 109)
16.3 Eigenschappen van de gasrespons instellen
Info
Op de gashendel kunnen de eigenschappen van de gasrespons door de vervanging van de gaskabelschijf worden
veranderd.
Een gaskabelschijf met een andere karakteristiek is inbegrepen.
F03743-10
Hoofdwerk
Manchet 1terugschuiven.
Schroeven 2en halve schalen 3verwijderen.
Gaskabels losmaken en handgreep verwijderen.
MOTOR AFSTELLEN 16
111
F03780-10
Gaskabelschijf 4van de handgreep 5verwijderen.
Gewenste gaskabelschijf op de handgreep positioneren.
Voorgeschreven waarde
De aanduiding OUTSIDE moet zichtbaar zijn. De markering A
moet bij de markering Bgepositioneerd zijn.
Gaskabelschijf zwart (A46002014000)
Alternatief 1
Gaskabelschijf grijs (A48002014000)
Info
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep langzaam.
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep snel.
De zwarte gaskabelschijf is bij levering gemonteerd.
F03744-10
Stuur aan buitenzijde en handgreep aan binnenzijde reinigen. Hand-
greep op het stuur schuiven.
Gaskabels in de gaskabelschijf bevestigen en op hun plaats brengen.
Halve schalen 3positioneren, schroeven 2monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef gashendel M6 5 Nm
Manchet 1erop schuiven en gashendel controleren op soepele
werking.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 109)
16 MOTOR AFSTELLEN
112
16.4 stationair toerental instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe motor kan bij een te laag stationair toerental plotseling uitvallen.
Stel het stationair toerental op de aangegeven waarde in. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u
graag van dienst.)
W00243-10
Motor warmrijden.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de
uitgangspositie. ( pag. 18)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Door draaien van de regelschroef voor het stationaire toerental 1
het stationaire toerental met behulp van een toerenteller instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 2.250 … 2.350 1/min
Info
Draaien tegen de klok in verlaagt het stationaire toerental.
Draaien met de klok mee verhoogt het stationaire toerental.
16.5 Smoorkleppositie programmeren
Info
Als de besturingsunit herkent dat de smoorkleppositie bij stationair toerental opnieuw moet worden geprogram-
meerd, knippert het controlelampje storing 2x per seconde.
MOTOR AFSTELLEN 16
113
H02263-10
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voertuig met stationair toerental laten draaien.
Het controlelampje storing knippert niet meer zodra het pro-
grammeren is afgesloten.
Info
Als de motor te warm wordt, een afkoelrit bij gemiddeld
toerental maken.
De motor vervolgens niet uitschakelen, maar stationair ver-
der laten draaien tot het programmeren afgesloten is.
16.6 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de aandrijving te veel belast en kunnen storingen van de
quickshifter optreden.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand Atussen
de bovenkant van de laars en de versnellingshendel meten.
Afstand versnellingshendel tot
bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 113)
16.7 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef 1met ringen verwijderen en versnellingshendel 2eraf
halen.
16 MOTOR AFSTELLEN
114
401951-10
Vertanding Avan versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas steken en
de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuig-
componenten niet raken.
Schroef 1met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite®243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
115
17.1 Brandstofzeef vervangen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
F03737-10
Snelsluitkoppeling 1grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtko-
men. Binnengedrongen vuil verstopt de inspuitklep!
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Brandstofzeef 2uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schuiven.
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en keerring van de
snelsluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 140)
Snelsluitkoppeling 1in elkaar steken.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
116
Motor starten en respons controleren.
17.2 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil kan worden gecontroleerd bij een koude en warme motor.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
W00235-10
Voorwaarde
Motor is koud.
Motoroliepeil controleren.
De motorolie komt tot het midden van het kijkglas A.
» Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 119)
Voorwaarde
Motor is warm.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten
en dan pas controleren.
De motorolie staat tussen het midden Aen de boven-
kant Bvan het kijkglas.
»Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas A
komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 119)
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
117
H04991-10
Hoofdwerk
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olieaftapschroef 1met magneet en afdichtring verwijderen.
Info
Schroeven 2niet verwijderen.
H04992-10
Sluitschroef 3met oliezeef 4en keerringen verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
H04993-10
Oliezeef 4met keerringen op een pijpsleutel positioneren.
Pijpsleutel door de boring van de sluitschroef in de tegenoverlig-
gende motorhuishelft positioneren.
Oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
H04994-10
Sluitschroef 3met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Olieaftapschroef 1met magneet en nieuwe afdichtring monteren
en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12x1,5 20 Nm
H04995-10
Schroeven 5verwijderen. Oliefilterdeksel met keerring verwijde-
ren.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
118
H04996-10
Oliefilter 6uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
H04997-10
Motorfiets op zijkant leggen en oliefilterhuis ongeveer vullen met
motorolie.
Oliefilter met motorolie vullen en oliefilter in het huis positioneren.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie en met oliefilter-
deksel 7monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel M6 10 Nm
Motorfiets opstellen.
401955-12
Olievulschroef 8met keerring verwijderen en motorolie bijvullen.
Motorolie 1,0 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 138)
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt
tot voortijdige slijtage van de motor.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 116)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
119
17.4 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
401955-10
Olievulschroef 1met keerring verwijderen.
Dezelfde motorolie bijvullen, die ook bij de motorolieverversing is
gebruikt.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 138)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aange-
raden geen verschillende motoroliesoorten te mengen.
GASGAS Motorcycles adviseert de motorolie te verversen als
dat nodig is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
18 REINIGING, ONDERHOUD
120
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel verkrijgbare
motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 140)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfiets-
reiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen,
altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afge-
spoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten
en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtempera-
tuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegan-
kelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het
ingedrongen water kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 71)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en
het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
REINIGING, ONDERHOUD 18
121
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 140)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen
met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en
kunststofvlakken ( pag. 141)
19 STALLING
122
19.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er
servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering
(minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets, brand-
stofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 140)
Brandstof tanken. ( pag. 30)
Tip
De brandstoftank zoals voorgeschreven vullen en daarbij
brandstof met een laag ethanolgehalte gebruiken.
Motorfiets reinigen. ( pag. 120)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen.
( pag. 116)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 105)
Bandenspanning controleren. ( pag. 97)
12V-accu demonteren. ( pag. 99)
12V-accu opladen. ( pag. 101)
Voorgeschreven waarde
Optimale laad- en opslagtem-
peratuur van de lithium-ion-
accu
10 … 20 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote
temperatuurschommelingen.
Info
GASGAS Motorcycles adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
STALLING 19
123
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen wor-
den gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en
er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor
korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet
voldoende warm wordt, condenseert de waterdamp die bij
de verbranding ontstaat en dit leidt ertoe dat de ventielen
en uitlaatsysteem gaan roesten.
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
12V-accu monteren. ( pag. 100)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 26)
Proefrit maken.
20 OPSPOREN VAN FOUTEN
124
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken van
de startknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 26)
12V-accu ontladen 12V-accu opladen. ( pag. 101)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 102)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Snelsluitkoppeling niet in elkaar
gestoken
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Brandstofzeef in de snelsluitkop-
peling verstopt
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 115)
Stationaire toerental verkeerd
ingesteld
Stationair toerental instellen.
( pag. 112)
Bougie verroest of nat Bougie en bougiedop reinigen en drogen,
indien nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bougie
te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
1,0 mm
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, uitschakelknop defect
Kabelboom controleren. (visuele controle).
Elektrische installatie controleren.
Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
Motor start niet Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
( pag. 65)
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstoffilter vervangen.
Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd
of heeft te weinig glasvezelvulling
in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem bescha-
digd is.
Glasvezelvulling van einddemper vervan-
gen. ( pag. 67)
Te weinig klepspeling Klepspeling instellen.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 30)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsys-
teem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 106)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 106)
Koelmiddel vullen. ( pag. 107)
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
OPSPOREN VAN FOUTEN 20
125
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Bedrading op beschadiging en de elektri-
sche steekverbindingen op roestvorming
en beschadiging controleren.
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien
nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 116)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen
en oliezeef reinigen. ( pag. 116)
Zuigers of cilinders versleten Zuiger/cilinder - inbouwspeling bepalen.
12V-accu ontladen 12V-accu wordt niet opgeladen Laadspanning controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Ongewilde elektrische verbruiker Ruststroom controleren.
21 KNIPPERCODE
126
Voorwaarde voor fout Gecombineerde schakelaar links - Knoppen zijn langer dan 20 seconden ingedrukt
Knippercode controle-
lampje storing
Controlelampje storing knippert permanent
Voorwaarde voor fout THREF - fout
Knippercode controle-
lampje storing
02 Controlelampje storing knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Toerentalsensor krukas storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
06 Controlelampje storing knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Smoorklep-positiesensor circuit A - ingangssignaal te laag
Smoorklep-positiesensor circuit A ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
09 Controlelampje storing knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis ingangssignaal te hoog
Druksensor inlaatluchtbuis ingangssignaal te laag
Knippercode controle-
lampje storing
12 Controlelampje storing knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Koelmiddeltemperatuursensor - ingangssignaal te hoog
Koelmiddeltemperatuursensor ingangssignaal te laag
Knippercode controle-
lampje storing
13 Controlelampje storing knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht - ingangssignaal te hoog
Temperatuursensor inlaatlucht ingangssignaal te laag
Knippercode controle-
lampje storing
15 Controlelampje storing knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Kantelsensor ingangssignaal te laag
Kantelsensor onderbreking/ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
21 Controlelampje storing knippert 2x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Accuspanning - ingangsspanning te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
22 Controlelampje storing knippert 2x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Versnellingsherkenningssensor - ingangsignaal te laag
Versnellingsherkenningssensor ingangssignaal te hoog
Versnellingsherkenningssensor - fout
KNIPPERCODE 21
127
Knippercode controle-
lampje storing
33 Controlelampje storing knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitventiel cilinder 1 storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
37 Controlelampje storing knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
41 Controlelampje storing knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - kortsluiting met plus
Knippercode controle-
lampje storing
65 Controlelampje storing knippert 6x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout EEPROM - fout
Knippercode controle-
lampje storing
91 Controlelampje storing knippert 9x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout CANBus communicatie - foutief
22 TECHNISCHE GEGEVENS
128
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 349,7 cm³
Slag 57,5 mm
Boring 88 mm
Compressieverhouding 14,6:1
Stationair toerental 2.250 … 2.350 1/min
Distributie DOHC, 4 kleppen aangestuurd met nokvolger, aandrijving
met distributieketting
Klepdiameter inlaat 36,3 mm
Klepdiameter uitlaat 29,1 mm
Klepspeling
Inlaat bij: 20 °C 0,08 … 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,12 … 0,19 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigerboutlager Lagerbus
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 trochoïde pompen
Primaire overbrenging 24:72
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnelling (MC 350F) 5 versnellingen met klauwschakeling
Versnelling (EX 350 F US) 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding (MC 350F)
1e versnelling 14:28
2e versnelling 16:26
3e versnelling 18:24
4e versnelling 21:24
5e versnelling 22:21
Overbrengingsverhouding (EX 350 F US)
1e versnelling 13:33
2e versnelling 16:30
3e versnelling 18:26
4e versnelling 22:26
5e versnelling 23:23
6e versnelling 26:22
Dynamo 14 V, 70 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekings-
systeem met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LMAR9AI-10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koelmiddel
door waterpomp
Starthulp Startmotor
TECHNISCHE GEGEVENS 22
129
22.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar voor de hoofdla-
gersmering
M4 2 Nm
Loctite®243™
Olievernevelaars naar drijfstangla-
gersmering controleren
M4 2 Nm
Loctite®243™
Olievernevelaars voor koppelingsme-
ring
M4 2 Nm
Loctite®243™
Schroef olievernevelaar gebogen voor
zuigerkoeling
M4 2,5 Nm
Loctite®243™
Slangklem aanzuigflens M4 3 Nm
Sproeier luchttoevoer krukhuis M4 2 Nm
Loctite®243™
Olievernevelaar voor nokvolgersme-
ring
M5 3 Nm
Loctite®243™
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm
Loctite®243™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerbout oliepomptussen-
wiel
M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef oliepompdeksel M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef stator M5 6 Nm
Loctite®2701™
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
Schroef versnellingssensor M5 5 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef oliekanaal in dynamodek-
sel
M5 2 Nm
Loctite®243™
Tapeind generatordeksel M5 2 Nm
Moer cilinderkop M6 10 Nm
Moer waterpompwiel M6 6 Nm
Loctite®243™ ook in spleet tussen as
en waterpompwiel
Schroef binnendeksel koppeling M6x25 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6x25 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6x45 10 Nm
Schroef distributieketting-
uitvalbescherming
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef geleiderail M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef klepdeksel M6 8 Nm
Schroef koppelingscilinder M6 10 Nm
Schroef motorhuis M6x55 10 Nm
Schroef motorhuis M6x70 10 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
130
Schroef oliefilterdeksel M6 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef startmotor - tussentandwiel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompdeksel M6x25 10 Nm
Schroef waterpompdeksel M6x40 10 Nm
Tapeind cilinderkop M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef autodeco M7x1 15 Nm
Loctite®243™
Schroef nokkenas-lagerbrug M7x1 Draaivolgorde:
Diagonaal vastschroeven.
1e aanhaalniveau
5 Nm
2e aanhaalniveau
14 Nm
Geolied met motorolie
Afsluitschroef krukasborgschroef M8 10 Nm
Krukasborgbout M8 8 Nm
Schroef spanrail M8 15 Nm
Loctite®243™
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm
Loctite®243™
Bougie M10x1 12 Nm
Schroef ontgrendeling voor distribu-
tiekettingspanner
M10x1 8 Nm
Schroef rotor M10x1 70 Nm
Kraag en schroefdraad geolied / conus
ontvet
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 10 Nm
Sluitschroef oliekanaal M10x1 15 Nm
Loctite®243™
Koelmiddeltemperatuursensor M10x1,25 12 Nm
Moer cilinderkop M10x1,25 Draaivolgorde:
Diagonaal vastschroeven.
1e aanhaalniveau
10 Nm
2e aanhaalniveau
30 Nm
3e aanhaalniveau
180°
Schroefdraad geolied
Tapeind cilinderkop M10x1,25 20 Nm
Loctite®243™
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
131
Olieaftapschroef M14x1,5 15 Nm
Moer koppelingsmeenemer M18x1,5 100 Nm
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 120 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Schroef dynamodeksel M24x1,5 18 Nm
Sluitschroef distributiekettingspanner M24x1,5 40 Nm
Olievulschroef M24x3 handvast
Moer borging voor binnenring hoofd-
lager
M27x1 60 Nm
Loctite®243™
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,0 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 138)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel ( pag. 138)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. (MC 350F)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 138) 7,9 l
Brandstoftankvolume totaal ca. (EX 350 F US)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 138) 9 l
22.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork (MC 350F) WP XACT AER
Voorvork (EX 350 F US) WP XPLOR CC
Veerweg (MC 350F)
voor 310 mm
achter 300 mm
Veerweg (EX 350 F US)
voor 300 mm
achter 300 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper (MC 350F) WP XACT LDS
Schokdemper (EX 350 F US) WP XACT LDS
Remsysteem Schijfremmen, remzadels vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
132
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging (MC 350F) 14:52
Secundaire overbrenging (EX 350 F US) 13:47
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,9°
Wielstand (MC 350F) 1.493 ± 10 mm
Wielstand (EX 350 F US) 1.489 ± 10 mm
Zadelhoogte onbelast (MC 350F) 956 mm
Zadelhoogte onbelast (EX 350 F US) 957 mm
Los van de bodem, onbelast (MC 350F) 343 mm
Los van de bodem, onbelast (EX 350 F US) 344 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 101,6 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
22.5 Elektronica
12V-accu HJTZ5S-FP-C Lithium-ion-accu
Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 2,0 Ah
onderhoudsvrij
Zekering 58011109110 10 A
Zekering 58011109105 5 A
Verlichting gecombineerd instrument en controlelampjes Led
22.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(MC 350F) 80/100 - 21 M/C 51M TT
MAXXIS MAXXCROSS MXST+
110/90 - 19 M/C 62M TT
MAXXIS MAXXCROSS MXST
(EX 350 F US) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX33F
110/100 - 18 64M TT
Dunlop GEOMAX AT81
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve fabrikanten
een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke goedkeuringsvoor-
schriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer informatie vindt u in het
servicegedeelte onder:
http://www.gasgas.com
TECHNISCHE GEGEVENS 22
133
22.7 Voorvork
22.7.1 MC 350F
Artikelnummer voorvork A460C107X406000
Voorvork WP XACT AER
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Luchtdruk 10,3 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk rechts 240 + 10
50 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
( pag. 139)
Hoeveelheid olie buitenwerk links 240 + 10
50 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
( pag. 139)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 380 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
( pag. 139)
Vethoeveelheid cartridge links 5 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 141)
22.7.2 EX 350 F US
Artikelnummer voorvork A590C177X402000
Voorvork WP XPLOR CC
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 23 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 13 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 478 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 4,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 4,8 N/mm
Vorklengte 940 mm
Oliehoeveelheid buitenwerk 390 ± 5 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
( pag. 139)
Oliehoeveelheid cartridge 175 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
( pag. 139)
22 TECHNISCHE GEGEVENS
134
22.8 Schokdemper
22.8.1 MC 350F
Artikelnummer schokdemper A460C407X408000
Schokdemper WP XACT LDS
Ingaande demping lowspeed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 8 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 48 N/mm
Veerlengte 240 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 456,3 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 139)
22.8.2 EX 350 F US
Artikelnummer schokdemper A460C477X408000
Schokdemper WP XACT LDS
Ingaande demping lowspeed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 8 mm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
135
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 48 N/mm
Veerlengte 240 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 102 mm
Inbouwlengte 456,3 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 139)
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Resterende schroeven chassis EJOT PT®K60x25Z 2 Nm
Schroef aanzuiglucht-
temperatuursensor
EJOT PT®K50x18 T20 0,7 Nm
Schroef brandstofpomp aan brand-
stoftank
EJOT PT®K60x30-Z 2,5 Nm
Schroef deksel luchtfilterbak EJOT PT®K60x20-Z 3 Nm
Schroef luchtfilterbak aan console EJOT PT®K60x20AL 5 Nm
Schroef slangklem radiateurkoelslan-
gen
2,4 Nm
Schroef start/uitschakelknop EJOT PT®K50x18 T20 2 Nm
Schroef zadelbevestiging EJOT EJOFORM PT®K60x23/18 2,5 Nm
Schroef slangklem smoorklep M4 5 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite®243™
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef framebescherming M5 3 Nm
Schroef smoorklepdeksel M5 2,6 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Schroeven van einddemper M5 7 Nm
Moer gaskabel aan smoorklep M6 3 Nm
Moer kogelscharnier drukstang van
achterste remcilinder
M6 10 Nm
Loctite®243™
Moer startmotorkabel aan startmotor M6 4 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accuhouderbeugel M6 6 Nm
Schroef brandstoftankspoiler aan radi-
ateur
M6 6 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef glijblok aan achterbrug M6 6 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
136
Schroef hendel M6 5 Nm
Schroef kettinggeleiding aan achter-
brug achter
M6x16 10 Nm
Schroef kettinggeleiding aan achter-
brug voor
M6x45 10 Nm
Schroef massakabel aan frame M6 10 Nm
Schroef remkabelgeleiding aan ach-
terbrug
M6 4,5 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef startmotorkabel naar startre-
lais
M6 6 Nm
Schroef stekkerboard met gecombi-
neerd instrument
M6 5 Nm
Schroef zadelbevestiging M6 8 Nm
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite®2701™
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M8 15 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bochtstuk op motorstang M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef console boven M8 40 Nm
Loctite®2701™
Schroef console onder M8 35 Nm
Loctite®243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remzadel voor M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaardbevestiging (EX
350 F US)
M8 33 Nm
Loctite®2701™
Moer pedaalhendelaanslag M10 45 Nm
Motordraagschroef M10 60 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 60 Nm
Loctite®2701™
Schroef schokdemper onder M10 60 Nm
Loctite®2701™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite®243™
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
137
Moer frame aan verbindingshendel M16x1,5 80 Nm
Moer haakse hendel aan achterbrug M16x1,5 80 Nm
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M16x1,5 80 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M24x1,5 7,5 Nm
23 GEBRUIKSSTOFFEN
138
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv.
E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minderwaardige
en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen alleen
door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als het koel-
middel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (verdraagbaar-
heid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 142)
SAE ( pag. 142) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de juiste
eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
GEBRUIKSSTOFFEN 23
139
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 142) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de
geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 142) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschap-
pen heeft.
24 HULPSTOFFEN
140
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Dirt Remover
Siliconenspray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Silicone Spray
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF®
LGHB 2
HULPSTOFFEN 24
141
Speciaal vet (00062010053)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication®
Klüberfood NH1 34401
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
25 NORMEN
142
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensren-
dement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van
hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 26
143
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de voertui-
gelektronica bewaakt
27 LIJST MET AFKORTINGEN
144
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
LIJST MET SYMBOLEN 28
145
28.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen. Actieve
rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Het controlelampje storing brandt ook, als de tractiecontrole is geactiveerd en de toe-
rentalbegrenzer ingrijpt.
INDEX
146
INDEX
1
12V-accu
demonteren ........................ 99
laden ............................101
monteren ..........................100
startvermogen ....................... 22
A
Achterbrug
controleren ......................... 76
Achterwiel
demonteren ........................ 95
monteren .......................... 96
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 11
rechtsachter ........................ 12
Afbeeldingen .......................... 10
Antivries
controleren .........................105
Artikelnummer schokdemper ............... 14
Artikelnummer voorvork .................. 13
B
Balhoofdetiket ......................... 13
Balhoofdlager
smeren ........................... 56
Bandenspanning
controleren ......................... 97
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . 34
Bedieningshandleiding ..................... 9
Bedrijfsmiddelen ....................... 10
Beoogd gebruik ......................... 6
Beschermende kleding ..................... 8
Brandstoftank
demonteren ........................ 68
monteren .......................... 70
Brandstofzeef
vervangen .........................115
C
Controlelampjes
overzicht .......................... 16
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren ........................ 62
monteren .......................... 63
voor borging voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . . 64
Diagnosestekker ........................104
Dynamische veerweg
instellen ........................... 39
E
Eigenschappen van de gasrespons
instellen ...........................110
Einddemper
demonteren ........................ 66
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . 67
monteren .......................... 67
F
Fabrieksgarantie ........................ 10
Frame
controleren ......................... 76
Framebescherming
demonteren ........................ 50
monteren .......................... 50
G
Garantie ............................. 10
Gashendel ............................ 15
Gaskabellegging
controleren ......................... 76
Gebruiksdefinitie ........................ 6
Gecombineerd instrument ................. 16
H
Hoofdzekering
vervangen .........................102
Hulpstoffen ........................... 10
I
Inbedrijfname
nastalling ..........................123
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . . . 21
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling 26
Ingaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 35
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 35
K
Ketting
controleren ......................... 74
reinigen ........................... 71
Ketting-aandrijfwiel
controleren ......................... 74
Kettinggeleiding
controleren ......................... 74
Kettingspanning
controleren ......................... 72
instellen ........................... 73
Kettingwiel
controleren ......................... 74
INDEX
147
Klantenservice ......................... 10
Knippercode .......................126-127
Koelmiddel
aftappen ..........................106
antivries en koelmiddelpeil controleren . . . . . . . 105
peilcontroleren ......................106
vullen ............................107
Koelsysteem ..........................105
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . 78
Koppelingshendel ....................... 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Koude-startknop ....................... 18
L
Lithium-ion-accu
startvermogen ....................... 22
Luchtfilter
demonteren ........................ 64
monteren .......................... 66
reinigen ........................... 65
Luchtfilterbak
reinigen ........................... 65
Luchtvering XACT ....................... 34
M
Milieu ............................... 8
Motor
inrijden ........................... 22
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
reinigen ...........................120
vanhefboknemen .................... 47
Motornummer ......................... 13
Motorolie
bijvullen ...........................119
vervangen .........................116
Motoroliepeil
controleren .........................116
O
Oliefilter
vervangen .........................116
Oliezeef
reinigen ...........................116
Onderste kroonplaat
demonteren ........................ 52
monteren .......................... 52
Onjuist gebruik ......................... 6
Opsporen van fouten ..................124-125
P
Plug-in-standaard ....................... 20
R
Regelschroef stationair toerental ............. 19
Remhendel ........................... 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Rempedaal ........................... 20
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Remschijven
controleren ......................... 81
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 89
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 83
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 88
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 82
Remvoeringborging
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 90
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 84
Remvoeringen
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 90
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 90
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . 85
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 84
Reserveonderdelen ...................... 10
Rubberen stuurcovers
controleren ......................... 77
S
Schokdemper
demonteren ........................ 58
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . 38
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . 35
ingaande demping highspeed instellen . . . . . . . . 35
ingaande demping lowspeed instellen . . . . . . . . 35
monteren .......................... 59
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . 37
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . 36
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . 38
Service .............................. 10
Serviceschema ....................... 32-33
Smoorkleppositie
programmeren ......................112
Spaakspanning
controleren ......................... 98
Spatbord voor
demonteren ........................ 56
monteren .......................... 57
Speling balhoofdlager
controleren ......................... 54
instellen ........................... 55
Speling gaskabel
controleren .........................109
INDEX
148
instellen ...........................109
Stalling ..............................122
Starten .............................. 26
Startknop ............................ 16
Startnummerbord
demonteren ........................ 56
monteren .......................... 56
startvermogen
lithium-ion-accu's bij lage temperaturen . . . . . . . 22
Stationair toerental
instellen ...........................112
Stuurpositie ........................... 44
instellen ........................... 44
T
Tankdop
openen ........................... 16
sluiten ............................ 17
Tanken
brandstof .......................... 30
Technisch toebehoren .................... 10
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . 135
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . 129
banden ...........................132
chassis ............................131
elektronica .........................132
motor ............................128
schokdemper .......................134
voorvork ..........................133
vulhoeveelheden .....................131
Toestand van de banden
controleren ......................... 97
Transporteren ......................... 29
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 43
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 36
Uitschakelknop ........................ 15
V
Veilig gebruik ........................... 7
Versnellingshendel ...................... 19
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . 113
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Voertuigidentificatiennummer .............. 13
Voorvork-protector
demonteren ........................ 49
monteren .......................... 49
Voorwiel
demonteren ........................ 93
monteren .......................... 94
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . 40
demonteren ........................ 50
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . 42
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
monteren .......................... 51
ontluchten ......................... 48
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . 43
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Vulhoeveelheid
brandstof ....................... 31,131
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107-108, 131
motorolie ...................... 118,131
W
Werkinstructies ......................... 8
Z
Zadel
monteren .......................... 61
verwijderen ........................ 60
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . 102
van de brandstofpomp vervangen . . . . . . . . . . . 103
Zijdeksel rechts
demonteren ........................ 62
monteren .......................... 62
Zijstandaard .......................... 20
Zwaardere gebruiksomstandigheden .......... 23
droogzand ......................... 23
hoge temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
langzaamrijden ...................... 25
modderigcircuit ...................... 24
natcircuit .......................... 24
natzand ........................... 24
sneeuw ........................... 25
*3215161nl*
3215161nl
31.07.2023
Stallhofnerstraße 3 /5230 Mattighofen /Oostenrijk /http://www.gasgas.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151

GASGAS MC 350F de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor