MONTAGE VAN OVEN ONDER DE KOOKPLAAT:
• Als de kookplaat boven een (door ons geproduceerde) oven wordt geïnstalleerd, dient
u zich ervan te vergewissen dat deze voorzien is van een koelsysteem en dient u de op
de afbeelding hiernaast aangegeven afstanden aan te houden.
• Er mag niets tussen de kookplaat en de oven zitten (dwarsrails, panelen, steunen etc.).
AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASSOORTEN
Deze ingreep moet worden uitgevoerd oor een gekwalificeerde monteur.
Als er een ander type gas wordt gebruikt dan gespecificeerd op het typeplaatje en op de oranje sticker op de achterkant van de kookplaat,
dan moeten de sproeiers worden vervangen.
Verwijder de oranje sticker en bewaar deze bij het instructieboekje.
Gebruik drukregelaars die geschikt zijn voor de gasdruk die op het Productinformatieblad wordt vermeld.
•
De sproeiers moeten worden vervangen door de Klantenservice of door een gekwalificeerde monteur.
• Sproeiers die niet bij het apparaat geleverd zijn, moeten worden besteld bij de Klantenservice.
• Stel de laagste stand van de kranen bij.
Opmerking: als er vloeibaar gas (G30/G31) wordt gebruikt, moet de schroef voor de laagste stand zo ver mogelijk worden
aangehaald.
Als de branderknoppen moeilijk draaien, neem dan contact op met de Klantenservice voor vervanging van de branderkraan,
als blijkt dat deze defect is.
VERVANGEN VAN DE SPROEIERS(zie de tabel in het
Productinformatieblad)
• Verwijder de roosters (A).
• Haal de branders weg (B).
• Schroef de sproeier (C) los met een dopsleutel van de juiste maat.
• Vervang hem door een sproeier die geschikt is voor het nieuwe type gas.
Denk er voor de installatie van de kookplaat aan dat de sticker waarop de gasafstelling
vermeld staat, en die bij de sproeiers geleverd wordt, zodanig moet worden
aangebracht dat hij de bestaande informatie omtrent de gasafstelling bedekt.
INSTELLING VAN DE LAAGSTE STAND VAN DE KRANEN
Om er zeker van te zijn dat de laagste stand goed is afgesteld, moet de knop worden
verwijderd, waarna u als volgt te werk gaat:
• draai de schroef vaster om de vlamhoogte te verkleinen (-)
• draai de schroef losser om de vlamhoogte te vergroten (+)
De minimale afstelling moet worden verricht terwijl de kraan in de laagste stand staat
(kleine vlam).
• De primaire lucht van de branders hoeft niet te worden bijgesteld.
• Steek nu de branders aan en draai de knoppen van de hoogste stand naar de laagste
stand om de stabiliteit van de vlam te controleren.
Na de instelling moet worden afgedicht met afdichtingswas of soortgelijk materiaal.
Reiniging en onderhoud
Wij adviseren de kookplaat na ieder gebruik schoon te maken om te voorkomen dat het oppervlak beschadigd raakt en dat zich aangekoekt
vuil ophoopt, dat later moeilijk te verwijderen is. Controleer voordat u gaat schoonmaken of de kookzones uitgeschakeld zijn en dat de
restwarmte-indicator (“H”) niet wordt weergegeven.
•Schakel de stroom uit voordat u onderhoud uitvoert
•Reinig de kookplaat NIET met een stoomreiniger
OPMERKING: Controleer regelmatig of er geen stof onder het apparaat, naast de koelventilatie-ingang of de
uitlaatopeningen zit. Stof kan het ventilatie- en koelsysteem van de elektronische module belemmeren en de efficiëntie van
de kookplaat doen afnemen.
Om de plaat schoon te maken adviseren wij het volgende:
1. gebruik een zachte, schone doek, absorberend keukenpapier of specifieke producten voor het reinigen van glaskeramische
kookplaten. Gebruik geen schuursponsjes en/of metalen pannensponsjes.
2. Verwijder voedselresten voordat deze hard worden. Suiker of suikerhoudende voedingsmiddelen beschadigen het glaskeramische
oppervlak en moeten onmiddellijk worden verwijderd met een schraper voor glas. De schraper voor glas heeft een scherp blad en
moet voorzichtig gehanteerd worden.
3. Verwijder eventueel aangekoekt vuil met een schraper of met specifieke producten.
4. Zout, suiker en zand maken krassen in het plaatoppervlak: verwijder eventuele resten hiervan onmiddellijk van de kookplaat.
REINIGING VAN DE ONDERDELEN VAN DE KOOKPLAAT
• Roosters, branderdeksels en branders kunnen worden verwijderd om ze schoon te maken.
• Was ze met de hand af in warm water met een niet-schurend reinigingsmiddel. Verwijder eventuele voedselresten en controleer of de
branderopeningen niet verstopt zijn.
• Afspoelen en afdrogen.
• Plaats de branders en de branderdeksels weer goed terug in de daarvoor bestemde openingen.
• Controleer bij het terugplaatsen van de roosters of het gebied om de pannen neer te zetten in lijn is met de brander, en dat de
branderpootjes in de daarvoor bestemde openingen in de kookplaat zitten.
• Bij modellen met elektrische ontstekingsbougies en een beveiliging moet het uiteinde van de bougie goed schoongemaakt worden, om
ervoor te zorgen dat de kookplaat goed kan functioneren. Controleer deze onderdelen regelmatig, en maak ze indien nodig schoon met
een vochtige doek.
Als er aangekoekt voedsel op zit, moet dit worden verwijderd met een tandenstoker of een naald.
Opmerking: om schade aan het elektrische ontstekingsmechanisme te voorkomen mag dit niet worden gebruikt wanneer de branders niet
in hun behuizing zitten.
OPSPOREN VAN STORINGEN (GASBRANDERS)
Als de kookplaat niet goed werkt. Lees de aanwijzingen voor het opsporen van storingen door, voordat u de Klantenservice belt.
1. De brander ontsteekt niet of de vlam is niet gelijkmatig.
Controleer of:
• Het gas of de elektrische voeding niet uitgeschakeld zijn, en vooral of de gaskraan open staat.
• De gasfles (bij vloeibaar gas) niet leeg is.
• De openingen van de brander niet verstopt zitten.
• Het uiteinde van de bougie niet vuil is.
• Alle onderdelen van de brander goed geplaatst zijn.
• Er geen tocht is in de buurt van de kookplaat.
2. De brander blijft niet branden
Controleer of:
• De knop bij het aansteken van de brander lang genoeg ingedrukt is om de beveiliging te activeren.
• De openingen van de brander niet verstopt zitten in de buurt van het thermokoppel.
• Het uiteinde van de beveiligingsinrichting niet vuil is.
• De instelling van de laagste stand correct is (zie de desbetreffende paragraaf).
3. De pannen staan niet stabiel
Controleer of:
• De bodem van de pan perfect vlak is.
• De pan midden op de brander staat.
• De roosters niet verwisseld of niet goed geplaatst zijn.
ONDERHOUD