505293-001505293-001
13
12
Installatie- en onderhoudsinstructies
3/2 NC
NL
Schuifventielen serie 551-553, aluminium huis met draadaansluitin-
gen of NAMUR-aansluitconfi guratie, 1/4-1/2
5/2 - 5/3
BESCHRIJVING
• Schuifventielen 3/2 NC, 5/2 of 5/3 (W1, W3) met een be-
huizing van speciaal behandeld aluminium en draadaan-
sluitingen 1⁄4 (serie 551) of 1⁄2 (serie 553). - 551, met ¼”
getapte aansluiting max. poortdiepte 11,5 mm. - (Sluit
de druktoevoer niet aan op ontluchtingspoort 3. De
“hermetisch afgedichte” constructie is niet geschikt als
“verdeelfunctie” of voor gebruik in NO functie. Speciale
uitvoeringen op aanvraag).
• Schuifventielen 3/2 NC, 5/2 of 5/3 (W1, W3) met een
behuizing van speciaal behandeld aluminium en draad-
aansluitingen 1⁄4 (serie 551) of 1⁄2 (serie 553) en een
NAMUR-aansluitconfi guratie voor rechtstreekse mon-
tage op een enkelwerkende (3/2 NC-werking) of dub-
belwerkende (5/2-, 5/3-werking) pneumatische actuator.
Een enkele schuifverdeler kan op twee soorten bediening
worden ingesteld door het onderste deel te positioneren:
- serie 551 : van geleverde interface-plaat 3/2 NC – 5/2 (fi g.
A / 3f, rep. 1a en 1b)
- serie 553 : van geleverde interface-plaat 3/2 NC of 5/2
(fi g. A / 3f, onderdeel 1a).
551, ¼”, max. poortdiepte 11,5 mm. (
Sluit de druktoevoer
niet aan op ontluchtingspoort 3.
551-553: De “hermetisch afgedichte” constructie is niet
geschikt voor gebruik in NO functie.
Speciale uitvoeringen
op aanvraag).
ATEX 94/9/EG-versies: Zie “Speciale voorwaarden voor
veilig gebruik”.
Versies die geïsoleerd zijn van de buitenlucht: De inwen-
dige delen van de afsluiter zijn geïsoleerd van de buitenlucht,
voor bescherming in schadelijke omgevingen. Op alle ontluch-
tingspoorten van dit schuifventiel kunnen leidingen worden
aangesloten, zodat ze optimaal kunnen worden afgeschermd
van hun omgeving en van het milieu. Daardoor zijn ze met
name geschikt voor installaties in gevoelige omgevingen zoals
in stofvrije ruimten, in de farmaceutische industrie en in de
voedingsmiddelenindustrie. Bij gebruik in de buitenlucht en
bij gebruik in veeleisende omgevingen (stof, dampen, enz.)
moet u leidingen of appendages op de ontluchtingspoorten
aansluiten om de inwendige delen van het schuifventiel te
beschermen.
Aanbevolen versies (fi g 1):
• Monostabiele schuifventielen: elektrische of pneumatische
bediening, terugstelveer.
• Bistabiele schuifventielen: elektropneumatische of pneu-
matische bediening en terugstelling.
!
Alle ontluchtingspoorten van de schuif- en stuurven-
tielen dienen te worden beschermd met de roestvaststalen
geluidsdempers. Bij gebruik buiten of opslag voor langere
tijd en/of bij blootstelling aan veeleisende omgevingen
(stof, vloeistoffen, enz.) dienen geluidsdempers te worden
gebruikt. Bij gebruik van een ander soort bescherming
dan de meegeleverde geluidsdemper kan de betrouw-
baarheid van het ventiel niet meer worden gegarandeerd.
SPECIALE VOORWAARDEN VOOR VEILIG GEBRUIK
ATEX 94/9/EG-versies: De afsluiter moet worden geaardd (zie. F).
Opslageisen: beschermen tegen weersinvloeden, opslagtem-
peratuur:
-40 C tot +70°C ;
relatieve vochtigheid
: 95 %
Bewaar het schuifventiel in zijn originele verpakking zolang u
hem niet gebruikt. Laat de bescherming op de aansluitpoorten
en over de magneetkoppen zitten.
Omgevingstemperatuur: -25°C (-40 C, 15/16”-CNOMO) tot +60°C
De maximale temperatuur van het medium mag de omge-
vingstemperatuur niet overschrijden.
Na opslag bij een lage temperatuur dienen de schuifventielen
geleidelijk aan op omgevingstemperatuur te worden gebracht
voordat ze onder druk worden gezet.
Indien in Zone 1 Groep IIC gebruik wordt gemaakt van de
553-serie met ingebouwd stuurventiel, moet het product
worden beschermd tegen de stroming en wrijving van om-
gevingslucht, om elektrostatische lading op de omhulling van
synthetisch materiaal te voorkomen. Het dragen van droge
kleding en/of wrijving op het oppervlak van de magneetknop
dienen te worden vermeden tijdens installatie en onderhoud.
De schuifventielen mogen uitsluitend toegepast worden binnen
de op het typeplaatje aangegeven specifi caties. Wijzigingen
zijn alleen toegestaan na overleg met de fabrikant of haar
vertegenwoordiger. Deze schuifventielen zijn ontworpen
voor gebruik op gefi lterde lucht of neutrale gassen. Over-
schrijd nooit de maximaal toegestane druk van de afsluiter =
8/10,4 bar (8 bar voor stuurventielen
PISC/PISCIS/CFSCIS/
CFSDIS/CFVTIS/195-LISC). Let op: Zorg voor een minimale
stuurdruk van 2 bar. Alleen vakkundig personeel mag het
ventiel installeren en onderhouden.
• Standaard pneumatisch bediende versies in IP65-klasse
of versies voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen
veroorzaakt door gassen, dampen, mist of stof volgens
ATEX-richtlijn 94/9/EG. (De zoneclassifi catie voor deze
versies staat op het ATEX-label, ref. E2). Veiligheidscode:
II 2GD IIC Ta 60°C T85°C (T6). Dit product voldoet aan
de Europese normen EN 13463-1, en daarmee ook aan
alle wettelijke arbo-voorschriften.
• Elektropneumatisch bediende versies met IP65-magneet-
koppen of voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen
volgens ATEX-richtlijn 94/9/EG.
Versies met ingebouwd stuurventiel, standaard IP65,
of voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen II 3D
IP65 of ATEX Ex m, em.
Versies met magneetkoppen met ASCO-montageplaat,
standaard IP65/IP67, of voor gebruik in explosiegevaar-
lijke omgevingen II 3D IP65 of ATEX Ex d, m, em, ia.
Versies met stuurventielen met CNOMO-mon-
tageplaat E06.05.80 (grootte 30) of E06.36.120N
(grootte 15), standaard IP65, of met stuurventielen
voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen volgens
ATEX Ex d of Ex ia. Neem de vereiste montageposi-
tie voor de stuurventielen in acht, zie fi guur 5 t/m 15.
Let op (CNOMO-stuurventielen): De zoneclassifi catie
(ATEX 1999/92/EG) wordt in eerste instantie bepaald
door de vermelding op het typeplaatje (ref. E2) op
de ventielbehuizing. Veiligheidscode volgens ATEX-
richtlijn 94/9/EG: II 2GD IIC X Ta 60°C T85°C (T6). Neem
bij het monteren van dit product op een stuurventiel
volgens ATEX 94/9/EG, de minst gunstige categorie
en temperatuur in acht. Dit product voldoet aan de Eu-
ropese normen EN 13463-1 Neem de montagerichting
voor de stuurventielen zoals aangeduid in fi guur 5 t/m
15 in acht, evenals de genoemde aandraaimomenten.
Neem bij magneetkoppen en stuurventielen die vol-
doen aan ATEX 94/9/EG, altijd de gebruiksvoorschrif-
ten in acht die in de handleiding van het product staan
vermeld.
MONTAGE
!
ATEX 94/9/EG-versies: Zorg dat alle metalen en gelei-
dende onderdelen altijd op elkaar zijn aangesloten en
zijn geaard. Het ventielhuis is via de bevestigingsschroef
(zie F) geaard.
De afsluiters mogen in alle standen worden gemonteerd.
GETAPTE AANSLUITINGEN: Monteer het ventiel met behulp
van twee schroeven (zie 8) (niet bij levering inbegrepen).
NAMUR-aansluitconfi guratie: Kies de gewenste werking
voordat u het schuifventiel monteert op de actuator.
- Serie 551 : Neem de interface-plaat en draai hem 180° om
hem in de aanbevolen 3/2 NC of 5/2 (5/3) functie
te zetten (onderdeel 1a of 1b).
- Serie 553 : Selecteer de interface-plaat in overeenstemming
met de aanbevolen 3/2 NC of 5/2 (5/3) functie
(onderdeel 1a).
- Zorg voor correcte plaatsing van de afdichting (zie 7).
- Bevestig de functieplaat op correcte wijze met de 2 meegele-
verde schroeven (zie 8a) onder het schuifventiel. De functie-
indicatie moet zich aan de retourzijde (codering) bevinden.
PNEUMATISCHE AANSLUITING
Algemene aanbevelingen voor pneumatische aanslui-
tingen
Neem bij het aansluiten van de benodigde leidingen voor
de gewenste functie de aanwijzingen in dit document en de
poortmarkeringen op het product in acht.
Zorg dat er geen vuil in het systeem kan komen.
De leidingen moeten correct worden ondersteund en uitgelijnd,
om elke mechanische belasting van de afsluiter te vermijden.
Bij het vastschroeven mag u de afsluiter niet als hefboom
gebruiken. Plaats gereedschappen zo dicht mogelijk bij de te
maken verbinding. Gebruik een zodanig koppel voor leiding-
verbindingen dat het product NIET WORDT BESCHADIGD.
DRAADAANSLUITINGEN: (fi g. A / 3c)
• Aansluiten van het schuifventiel: 1/4 (551); 1/2 (553)
Sluit de leidingen aan zoals aangegeven op het typeplaatje:
- 3/2 NC-werking: Druktoevoer via poort 1. Uitgang via poort
2. Ontluchting via poort 3.
- 5/2- of 5/3-werking: Druktoevoer via poort 1. Uitgang via de
poorten 2 en 4.
De ontluchtingen wordt door het ventiel naar de poorten 3
en 5 geleid.
Set van 2 geluidsdempers (fi g. 2).
• Aansluiting van de pneumatisch gestuurde versie: 1/8 (serie
551) of 1/4 (serie 553).
• Aansluiting van de stuurventieluitgangen:
Bij de uitvoering met geïntegreerd stuurventiel kunnen de
ontluchtingen gekanaliseerd worden.
- Verwijder de plastic beschermkap
- Sluit de ontluchtingspoort ØM5 aan
Met de handbediening, aangeduid door symbool ( ) in fi g. 4 t/m
15, kunt u het ventiel ook in uitgeschakelde toestand bedienen.
NAMUR-aansluitconfi guratie: (fi g. B / 3f)
• Aansluiting van het schuifventiel
Sluit de leidingen aan zoals aangegeven op het typeplaatje:
- 3/2 NC-werking:
Serie 551: Druktoevoer via poort 1 met 1⁄4”-schroefdraad.
Ontluchting via poort 3 met 1/8”-schroefdraad.
Serie 553: Druktoevoer via poort 1 met 1⁄2”-draadaansluiting.
Ontluchting via poort 3 met 1⁄2”-draadaansluiting.
Het schuifventiel leidt de ontluchting uit de terugstelveerka-
mers van de enkelwerkende actuators gekanaliseerd naar
poort 3. We raden u aan om poort 5 (indien niet gebruikt) af
te schermen. Niet volledig afsluiten!
Set van 2 geluidsdempers (fi g. 2).
- 5/2- of 5/3-werking:
Serie 551: Druktoevoer via poort 1 met 1⁄4”-schroefdraad.
Het schuifventiel leidt de ontluchtingen van de actuator naar
de poorten 3 en 5 met 1/8”-aansluiting [1/4” (W1/W3)].
Serie 553: Druktoevoer via poort 1 met 1⁄2”-Het schuifventiel
leidt de ontluchting. Het schuifventiel leidt de ontluchting van
de actuator naar de poorten 3 en 5 met 1/2”-draadaansluiting.
• Aansluiting van de smoorventielen (serie 551) (fi g. B)
Schuifventielen uit de serie 551 worden conform bestelling
geleverd met of zonder 1/8” miniatuur-smoorventielen.
Deze instelbare mini-smoorventielen worden gebruikt om
de bedrijfssnelheid van de actuator aan te passen. Ze kun-
nen ook worden aangesloten (1/8”-draadaansluiting) om de
ontluchtingen op te vangen.
Monteren / instellen
- Versie 3/2 NC = 1 smoorventiel moet worden gemonteerd
op poort 3.
- Versie 5/2 = 2 smoorventielen dienen te worden gemonteerd
op poorten 3 en 5
Draai de schroef in het smoorventiel in het gat en schroef hem
vast tot tegen de aanslag; draai hem vervolgens losser om
het ontluchtingsvolume te verhogen (nooit meer dan twee
slagen, max. doorstroom bij één slag).
Draai de borgmoer (4) vast met een sleutel van 13 mm.
Voer een ruwe afstelling uit voordat de druk wordt aange-
bracht en voer een fi jnafstelling uit na het onder druk brengen.
• Aansluiting van de stuurventielontluchtingen
Bij de uitvoering met geïntegreerd stuurventiel kunnen de
ontluchtingen gekanaliseerd worden.
- Verwijder de plastic beschermkap (6)
-
Sluit de ontluchtingspoort ØM5 (5) aan (monteer eventueel
een geluidsdemper).
Zie voor andere typen stuurventielen de tekeningen op pag. 36.
Met de handbediening, aangeduid door symbool ( ), kunt u
het ventiel ook in uitgeschakelde toestand bedienen.
ELEKTRISCHE AANSLUITING
Voordat men aan het werk begint moeten alle spanning-
voerende delen spanningsloos worden gemaakt.
Alle schroefaansluitingen moeten vóór inbedrijf-stelling tot het
geschikte aandraaimoment worden vastgedraaid.
Maak de verbinding met de aarde voor versies > 48 V.
Versie met IP65-afdichting en ingebouwd stuurventiel
(fi g. A/B/3c/3f): Schuif de spoel over de buis (360° draai-
baar), en monteer daarna:
Serie 551: de afneembare stekeraansluiting voor kabeldia-
meters van 6-8 mm, 180° draaibaar (3 pennen: 2 + aarde).
Serie 553: de losse stekeraansluiting voor kabeldiameters
van 6-10 mm, 90° draaibaar (3 pennen: 2 + aarde).
Overige versies (15/16”-stuurventielen, CNOMO-stuur-
ventielen groottes 30 en 15):
Zie de installatie-instructies die in de handleidingen van de
betreffende producten staan vermeld.
• Algemene aanbevelingen
De elektrische aansluiting dient te gebeuren door een vakman en
in overeenstemming met de geldende voorschriften en normen.
Let op:
- Afhankelijk van de spanning moeten de elektrische compo-
nenten eventueel worden geaard volgens de locaal geldende
wet- en regelgeving.
De meeste ventielen zijn uitgerust met spoelen voor continu
gebruik. Om elk risico op lichamelijk letsel te vermijden, dient
men aanraking van de magneetkop te voorkomen omdat die
bij normaal gebruik heet kan worden. In voorkomende geval-
len dient men de magneetkop af te schermen voor aanraking.
ONDERHOUD
!
Voor de inbedrijfname en voordat u begint aan onder-
houdswerk moet u de elektrische voeding uitschakelen en
de afsluiter drukloos maken om elk risico op het ontstaan
van persoonlijk letsel of materiële schade te vermijden.
ATEX-versies: Neem alle voorschriften conform de Europese
richtlijn 99/92/EG en de hiervan afgeleide normen strikt in acht.
• Reiniging
Hoeveel onderhoud de ventielen vereisen, hangt af van de
gebruiksomstandigheden. Zorg voor regelmatig onderhoud.
Controleer tijdens het onderhoud of onderdelen zijn versleten.
Een reinigingsbeurt is nodig wanneer de schakelfrequentie
vertraagt terwijl de stuurdruk correct is, of wanneer een ab-
normaal geluid of lek wordt waargenomen.
• Geluidsniveau
De geluidsemissie hangt sterk af van de toepassing, en van
het gebruikte medium en de apparatuur. De bepaling van het
geluidsniveau kan pas uitgevoerd worden nadat het ventiel
is ingebouwd.
• Preventief onderhoud
- Gebruik de afsluiter ten minste één keer per maand om de
werking ervan te controleren.
- In geval van problemen of als er onduidelijkheden tijdens
montage, gebruik of onderhoud optreden, dan dient men
zich tot ASCO of haar vertegenwoordiger te wenden.
• Storingen verhelpen
- Verkeerde uitgangsdruk: Controleer de druk aan de ingang
van de afsluiter, deze moet overeenstemmen met de speci-
fi caties op het typeplaatje. Let op: zorg voor een minimale
stuurdruk van 2 bar en een maximale stuurdruk van 8 of
10,4 bar, afhankelijk van het gebruikte type stuurventiel.
Controleer of het ventiel correct werkt voordat u hem op-
nieuw in bedrijf stelt, om zo elk risico op lichamelijk letsel
of materiële schade te vermijden.
Installatie- en onderhoudsinstructies
3/2 NC
NL
Schuifventielen serie 551-553, aluminium huis met draadaansluitin-
gen of NAMUR-aansluitconfi guratie, 1/4-1/2
5/2 - 5/3