KTM 300 XC de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2023
250 SX
300 SX
250 XC
300 XC
Artikelnr. 3214639nl
BESTE KTM KLANT,
*3214639nl*
3214639nl
16.11.2022
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13) Dealerstempel
Motornummer ( pag. 13)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze
modelserie. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet
worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveromvang horen.
© 2022 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schrifte-
lijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
250 SX (F6301W0)
300 SX (F6401W1)
250 XC (F6375W5)
300 XC (F6475W5)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 5
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 5
1.2 Gebruikte formatteringen .................... 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 6
2.2 Onjuist gebruik .................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ...................... 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 7
2.6 Veilig gebruik .................................... 7
2.7 Beschermende kleding ....................... 8
2.8 Werkinstructies.................................. 8
2.9 Milieu............................................... 9
2.10 Bedieningshandleiding ....................... 9
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 10
3.3 Reserveonderdelen, technisch
toebehoren ...................................... 10
3.4 Service ........................................... 10
3.5 Afbeeldingen ................................... 10
3.6 Klantenservice................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 12
5 SERIENUMMERS........................................ 13
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 13
5.2 Typeplaatje ..................................... 13
5.3 Motornummer.................................. 13
5.4 Artikelnummer voorvork .................... 13
5.5 Artikelnummer schokdemper............. 14
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 15
6.1 Koppelingshendel ............................ 15
6.2 Remhendel...................................... 15
6.3 Gashendel....................................... 16
6.4 Uitschakelknop................................ 16
6.5 Startknop ........................................ 17
6.6 Combinatieschakelaar....................... 17
6.7 Overzicht controlelampjes (Alle
SX-modellen)................................... 17
6.8 Overzicht controlelampjes (Alle
XC-modellen)................................... 18
6.9 Gecombineerd instrument................. 18
6.10 Tankdop openen .............................. 18
6.11 Tankdop sluiten ............................... 19
6.12 Koude-startknop .............................. 20
6.13 Regelschroef stationair toerental........ 20
6.14 Versnellingshendel ........................... 20
6.15 Rempedaal...................................... 21
6.16 Plug-in standaard (Alle
SX-modellen)................................... 21
6.17 Zijstandaard (Alle XC-modellen) ........ 22
7 INBEDRIJFSTELLING.................................. 23
7.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 23
7.2 Motor inrijden.................................. 24
7.3 Startvermogen van lithium-ion-
accu's bij lage temperaturen ............. 25
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden .................. 25
7.5 Voertuig voor rijden op droog zand
voorbereiden.................................... 25
7.6 Voertuig voor rijden op nat zand
voorbereiden.................................... 26
7.7 Voertuig voor rijden op nat en
modderig circuit voorbereiden ........... 27
7.8 Voertuig voor hoge temperaturen of
langzaam rijden voorbereiden ............ 27
7.9 Voertuig voor lage temperaturen of
sneeuw voorbereiden ........................ 27
8 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 28
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 28
8.2 Voertuig starten ............................... 28
8.3 Beginnen met rijden......................... 29
8.4 Schakelen, rijden............................. 30
8.5 Afremmen ....................................... 30
8.6 Stoppen, parkeren............................ 31
8.7 Transporteren .................................. 31
8.8 Brandstof tanken ............................. 32
9 SERVICESCHEMA ....................................... 34
9.1 Extra informatie ............................... 34
9.2 Serviceschema................................. 34
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 36
10.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 36
10.2 Ingaande demping schokdemper ....... 36
10.3 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen...................... 36
10.4 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen...................... 37
10.5 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 38
10.6 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................... 38
10.7 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 39
10.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren...................................... 40
INHOUDSOPGAVE
3
10.9 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 40
10.10 Dynamische veerweg instellen ....... 41
10.11 Luchtvering XACT ............................ 43
10.12 Basisinstelling voorvork controleren ... 43
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen ............... 44
10.14 Ingaande demping voorvork
instellen.......................................... 45
10.15 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 46
10.16 Stuurpositie..................................... 46
10.17 Stuurpositie instellen .................... 47
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 49
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 49
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 49
11.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 50
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 50
11.5 Voorvorkprotector demonteren ........... 51
11.6 Voorvorkprotector monteren............... 51
11.7 Motorbescherming demonteren (Alle
XC-modellen)................................... 51
11.8 Motorbescherming monteren (Alle
XC-modellen)................................... 52
11.9 Framebescherming demonteren......... 52
11.10 Framebescherming monteren ............ 52
11.11 Vorkpoten demonteren .................. 53
11.12 Vorkpoten monteren ...................... 53
11.13 Onderste kroonplaat demonteren .... 54
11.14 Onderste kroonplaat monteren ....... 55
11.15 Speling balhoofdlager controleren...... 57
11.16 Speling balhoofdlager instellen ...... 57
11.17 Balhoofdlager smeren ................... 58
11.18 Startnummerbord demonteren........... 58
11.19 Startnummerbord monteren .............. 59
11.20 Spatbord voor demonteren ................ 59
11.21 Spatbord voor monteren.................... 60
11.22 Schokdemper demonteren ............. 60
11.23 Schokdemper monteren ................ 61
11.24 Zadel verwijderen............................. 63
11.25 Zadel monteren................................ 63
11.26 Deksel luchtfilterbak demonteren ...... 64
11.27 Deksel luchtfilterbak monteren.......... 64
11.28 Luchtfilter demonteren ................. 66
11.29 Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen ....................................... 67
11.30 Luchtfilter monteren ..................... 68
11.31 Luchtfilterbak-deksel op borging
voorbereiden ................................ 68
11.32 Einddemper demonteren................... 69
11.33 Einddemper monteren ...................... 69
11.34 Glasvezelvulling van de einddemper
vervangen .................................... 69
11.35 Brandstoftank demonteren ............ 70
11.36 Brandstoftank monteren ................ 72
11.37 Vervuiling ketting controleren............ 74
11.38 Ketting reinigen ............................... 74
11.39 Kettingspanning controleren ............. 75
11.40 Kettingspanning instellen ................. 75
11.41 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 76
11.42 Frame controleren ........................ 79
11.43 Achterbrug controleren .................. 79
11.44 Gaskabellegging controleren.............. 79
11.45 Rubberen stuurcovers controleren...... 80
11.46 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 81
11.47 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren....................... 81
11.48 Vloeistof hydraulische koppeling
verversen ..................................... 82
12 REMSYSTEEM............................................ 84
12.1 Vrije slag remhendel controleren........ 84
12.2 Uitgangspositie van de
handremhendel instellen .................. 84
12.3 Remschijven controleren................... 84
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 85
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 85
12.6 Remvoeringen en remvoeringborging
van de voorwielrem controleren ......... 87
12.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................... 87
12.8 Vrije slag rempedaal controleren........ 89
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 90
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren...................................... 91
12.11 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen ...................................... 91
12.12 Remvoeringen en remvoeringborging
van de achterwielrem controleren ...... 92
12.13 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen .................................... 93
13 WIELEN, BANDEN ...................................... 96
13.1 Voorwiel demonteren .................... 96
13.2 Voorwiel monteren ........................ 97
13.3 Achterwiel demonteren ................. 97
13.4 Achterwiel monteren ..................... 98
13.5 Bandentoestand controleren............ 100
13.6 Bandenspanning controleren ........... 100
13.7 Spaakspanning controleren ............. 101
14 ELEKTRONICA.......................................... 102
14.1 12V-accu demonteren ................. 102
14.2 12V-accu monteren .................... 103
14.3 12V-accu laden .......................... 104
INHOUDSOPGAVE
4
14.4 Hoofdzekering vervangen ................ 105
14.5 Zekering van de brandstofpomp
vervangen...................................... 106
14.6 Diagnosestekker............................. 107
15 KOELSYSTEEM......................................... 108
15.1 Koelsysteem .................................. 108
15.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 108
15.3 Koelmiddelpeil controleren ............. 109
15.4 Koelmiddel aftappen .................. 109
15.5 Koelmiddel vullen ...................... 110
15.6 Koelmiddel verversen .................. 112
16 UITLAATBESTURING ................................ 114
16.1 Eindposities van de
uitlaatbesturing programmeren .... 114
17 MOTOR AFSTELLEN ................................. 116
17.1 Mapping wijzigen ........................... 116
17.2 Speling gaskabel controleren........... 116
17.3 Speling gaskabel instellen ........... 117
17.4 stationair toerental instellen ........ 117
17.5 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 118
17.6 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 119
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 120
18.1 Brandstofzeef vervangen ............. 120
18.2 Cardanoliepeil controleren .............. 121
18.3 Cardanolie verversen ................... 121
18.4 Cardanolie bijvullen .................... 123
19 REINIGING, ONDERHOUD......................... 124
19.1 Motorfiets reinigen ......................... 124
20 STALLING ................................................ 126
20.1 Stalling......................................... 126
20.2 Inbedrijfstelling na stalling ............. 127
21 OPSPOREN VAN FOUTEN.......................... 128
22 KNIPPERCODE ......................................... 131
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 133
23.1 Motor............................................ 133
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 134
23.3 Vulhoeveelheden............................ 135
23.3.1 Cardanolie................................. 135
23.3.2 Koelmiddel ............................... 135
23.3.3 Brandstof.................................. 135
23.4 Chassis ......................................... 135
23.5 Elektronica.................................... 136
23.6 Banden......................................... 136
23.7 Voorvork........................................ 137
23.7.1 Alle SX-modellen ....................... 137
23.7.2 Alle XC-modellen ....................... 137
23.8 Schokdemper ................................ 138
23.8.1 Alle SX-modellen ....................... 138
23.8.2 Alle XC-modellen ....................... 138
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 139
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 142
25 HULPSTOFFEN......................................... 144
26 NORMEN ................................................. 146
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 147
28 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 148
29 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 149
29.1 Gele of oranje pictogrammen........... 149
29.2 Groene en blauwe pictogrammen..... 149
INDEX ............................................................. 150
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat deze
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage. Daar
wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde spe-
ciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(Alle SX-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan.
Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
(Alle XC-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan.
Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties voor het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig en volledig door, voordat u voor het eerst met de motorfiets gaat rij-
den. In de bedieningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger
maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel
kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding
door de nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden
gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde KTMdealer kan ook een afgedrukt exemplaar wor-
den besteld.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, technisch toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat, stoffig of
modderig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen, luchtfilters of veringscomponen-
ten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S05490-10
1Remhendel ( pag. 15)
2Koppelingshendel ( pag. 15)
3Deksel luchtfilterbak
4Versnellingshendel ( pag. 20)
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S05491-10
1Schokdemperinstelling ingaande demping
2Combinatieschakelaar ( pag. 17)
3Uitschakelknop ( pag. 16)
3Startknop ( pag. 17)
4Gashendel ( pag. 16)
5Voorvorkinstelling ingaande demping
6Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13)
7Voorvorkinstelling uitgaande demping
8Rempedaal ( pag. 21)
9Schokdemperinstelling uitgaande demping
SERIENUMMERS 5
13
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje 1is aan de voorzijde van het balhoofd aange-
bracht.
5.3 Motornummer
H01047-10
Het motornummer 1in de linkerkant van de motor boven het
ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de binnenkant van
de asopname gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
14
5.5 Artikelnummer schokdemper
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1is op het bovenste
deel van de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe
gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.1 Koppelingshendel
S05507-10
(Alle SX-modellen)
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur
aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
S05508-10
(Alle XC-modellen)
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur
aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
S05509-10
(Alle SX-modellen)
De remhendel 1is rechts aan het stuur aangebracht.
S05510-10
(Alle XC-modellen)
De remhendel 1is rechts aan het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.3 Gashendel
S05509-11
(Alle SX-modellen)
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
S05510-11
(Alle XC-modellen)
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
6.4 Uitschakelknop
S05511-10
(Alle SX-modellen)
De uitschakelknop 1is rechts op het stuur aangebracht.
S05512-10
(Alle XC-modellen)
De uitschakelknop 1is rechts op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.5 Startknop
S05511-11
(Alle SX-modellen)
De startknop 1is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
S05512-11
(Alle XC-modellen)
De startknop 1is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Startknop in de uitgangspositie
Startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor
geactiveerd.
6.6 Combinatieschakelaar
W00016-10
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
1STANDARD Bij brandend controlelampje Ais
STANDARD Mapping geactiveerd.
2ADVANCED Bij brandend controlelampje Bis
ADVANCED Mapping geactiveerd.
Met de knop 1en knop 2van de combinatieschakelaar kan de
motorkarakteristiek worden gewijzigd.
6.7 Overzicht controlelampjes (Alle SX-modellen)
W00017-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De
OBD heeft een fout in de voertuigelektronica gecon-
stateerd.
Controlelampje Abrandt wit STANDARD Mapping
is geactiveerd.
Controlelampje Bbrandt groen ADVANCED Map-
ping is geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.8 Overzicht controlelampjes (Alle XC-modellen)
W00015-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De
OBD heeft een fout in de voertuigelektronica gecon-
stateerd.
Controlelampje Abrandt wit STANDARD Mapping
is geactiveerd.
Controlelampje Bbrandt groen ADVANCED Map-
ping is geactiveerd.
FUEL wordt weergegeven Brandstofpeil heeft de
reservemarkering bereikt.
6.9 Gecombineerd instrument
F03765-10
Het gecombineerde instrument 1is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument toont het totaal aantal bedrijfsuren
van de motor.
De bedrijfsuren worden geteld als de motor wordt gestart en stop-
gezet als de motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op het gecombineerde instrument kan niets worden gewist
of ingesteld.
Zodra de diagnosetool is aangesloten, loopt de bedrijfsuren-
teller.
Voor langere diagnosesessies de bedrijfsurenteller achter
het startnummerbord loskoppelen.
6.10 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
S05373-10
(Alle SX-modellen)
Tankdop 1tegen de klok in draaien en naar boven toe
verwijderen.
S05374-10
(Alle XC-modellen)
Ontgrendelknop 1indrukken, tankdop tegen de klok in
draaien en naar boven toe verwijderen.
6.11 Tankdop sluiten
S05373-11
(Alle SX-modellen)
Tankdop 1plaatsen en met de klok mee draaien tot de
brandstoftank goed gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2zonder
knikken leggen.
S05374-11
(Alle XC-modellen)
Tankdop 1plaatsen en met de klok mee draaien tot de
ontgrendelknop vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2zonder
knikken leggen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
6.12 Koude-startknop
S05513-10
De koude-startknop 1is onder aan het smoorklephuis aange-
bracht.
Bij koude motor en lage omgevingstemperatuur verlengt de elek-
tronische brandstofinspuiting de inspuittijd. Om de grotere hoe-
veelheid brandstof te verbranden, wordt er extra zuurstof aan de
motor toegevoerd door het uittrekken van de koude-startknop.
Als kort gas wordt gegeven en de gashendel dan wordt losgela-
ten of de gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de koude-
startknop terug in de uitgangspositie.
Info
Controleer of de koude-startknop is teruggekeerd naar de
uitgangspositie.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is tot de aan-
slag ingedrukt.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de
uitgangspositie.
6.13 Regelschroef stationair toerental
S05514-10
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiel stationair toerental en de response bij
het gas geven.
Een motor met een correct ingesteld stationair toerental start mak-
kelijker dan een motor met een verkeerd ingesteld stationair toe-
rental.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toe-
rental 1afgesteld.
Als de regelschroef stationair toerental met de klok mee wordt
gedraaid, wordt het stationaire toerental hoger.
Als de regelschroef stationair toerental tegen de klok in wordt
gedraaid, wordt het stationaire toerental lager.
6.14 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel 1is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
401950-13
(Alle SX-modellen)
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en
2e versnelling.
401950-11
(Alle XC-modellen)
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en
2e versnelling.
6.15 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.16 Plug-in standaard (Alle SX-modellen)
H02629-10
De opname voor de plug-in standaard 1is de linkerzijde van de
steekas.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de
motorfiets.
Bij het transporteren van de motorfiets wordt de plug-in-standaard
als vorkblokkering gebruikt.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
22
6.17 Zijstandaard (Alle XC-modellen)
401943-10
De zijstandaard 1bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard 1worden opge-
klapt en met de rubberband 2zijn vastgezet.
INBEDRIJFSTELLING 7
23
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Controleren of de werkzaamheden van de controle voor de verkoop zijn uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voor de eerste rit de gehele bedieningshandleiding doorlezen.
Met de bedieningselementen vertrouwd maken.
7 INBEDRIJFSTELLING
24
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 81)
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 84)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 90)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 119)
Eerst op een hiervoor geschikt terrein wennen aan het rijgedrag van de motorfiets voordat u een veeleisende
tocht onderneemt.
Info
Dit voertuig is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar
te assisteren.
Ook eens zo langzaam mogelijk proberen te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Geen ritten maken die te moeilijk voor u zijn.
Het stuur tijdens het rijden met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
(Alle SX-modellen)
Geen bagage meenemen.
(Alle XC-modellen)
Wanneer bagage wordt meegenomen, moet deze zo veel mogelijk in het midden van het voertuig veilig
worden vastgezet en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Motor inrijden. ( pag. 24)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
INBEDRIJFSTELLING 7
25
7.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
S05486-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben
een lage zelfontlading en bij temperaturen boven 15 °C (60 °F)
meer startvermogen. Het startvermogen van lithium-ion-accu's
neemt bij lage temperaturen meer af dan dat van dan loodaccu's.
Er kunnen verschillende startpogingen nodig zijn. Hiervoor 5
seconden de startknop indrukken en tussendoor 30 seconden
wachten. De onderbrekingen zijn noodzakelijk zodat de ontstane
warmte zich kan verdelen over de lithium-ion-accu en de
lithium-ion-accu niet beschadigd raakt.
Wanneer de opgeladen lithium-ion-accu bij temperaturen onder
de 15 °C (60 °F) de startmotor niet of nauwelijks doortrekt, is hij
niet defect, maar moet hij inwendig worden opgewarmd om het
startvermogen (stroomafgifte) te verhogen.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat of
modderig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten dui-
delijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden. ( pag. 68)
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 67)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 25)
Rijden op nat zand. ( pag. 26)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 27)
Rijden bij hoge temperaturen of langzaam rijden. ( pag. 27)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 27)
7.5 Voertuig voor rijden op droog zand voorbereiden
F03669-01
Luchtfilter-stofbescherming monteren.
Luchtfilter-stofbescherming (A46006920000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
7 INBEDRIJFSTELLING
26
F03670-01
Luchtfilter-zandbescherming monteren.
Luchtfilter-zandbescherming (A46006922000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 145)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.6 Voertuig voor rijden op nat zand voorbereiden
F03668-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (A46006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 145)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
INBEDRIJFSTELLING 7
27
7.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig circuit voorbereiden
F03668-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (A46006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 124)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.8 Voertuig voor hoge temperaturen of langzaam rijden voorbereiden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet als de koppeling wegens
een te lange secundaire overbrenging vaak moet worden
bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 109)
7.9 Voertuig voor lage temperaturen of sneeuw voorbereiden
F03668-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (A46006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES
28
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 121)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 85)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 91)
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 87)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 92)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 109)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 74)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 76)
Kettingspanning controleren. ( pag. 75)
Bandentoestand controleren. ( pag. 100)
Bandenspanning controleren. ( pag. 100)
Spaakspanning controleren. ( pag. 101)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 50)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 50)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 8
29
H02629-10
(Alle SX-modellen)
Plug-in-standaard 1verwijderen.
401944-10
(Alle XC-modellen)
Motorfiets van de zijstandaard 1nemen en zijstandaard
met de rubberband 2borgen.
Versnelling in stationair schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
400733-01
Startknop indrukken.
Info
Startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de vol-
gende startpoging 15 seconden wachten.
Bij lage temperaturen een wachttijd van 30 seconden
aanhouden.
Bij temperaturen onder 6 °C (43 °F) kunnen er ver-
schillende startpogingen nodig zijn om de lithium-ion-
accu op te warmen, waardoor het startvermogen wordt
verhoogd.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten,
maar het voertuig op andere defecten controleren.
Tijdens het starten brandt het controlelampje storing.
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voor het rijden moet de plug-in-standaard worden verwijderd.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband zijn vastgezet.
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en
gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8 RIJ-INSTRUCTIES
30
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kunt u naar een hogere versnelling schakelen.
Daarvoor gas loslaten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppe-
lingshendel vrijgeven en gas geven.
Als u bij het starten de koude-startknop heeft bediend, kort gas geven en de gashendel loslaten of de gashen-
del naar voren draaien.
De koude-startknop keert terug in de uitgangspositie.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas
terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks,
maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment aankan - het abrupt opentrekken van de gashendel ver-
hoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijge-
ven en gas geven resp. nog een keer schakelen.
Motor uitschakelen bij langdurig stationair toerental of bij stilstand.
Voorgeschreven waarde
1 min
Regelmatig of langdurig slepen van de koppeling vermijden. Daardoor verhit de motorolie, de motor en het
koelsysteem.
Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en slepende koppeling.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Op een zandige, regennatte of gladde ondergrond zo veel mogelijk de achterwielrem gebruiken.
RIJ-INSTRUCTIES 8
31
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Hiervoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en raakt het
remsysteem niet oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
8 RIJ-INSTRUCTIES
32
H02628-01
(Alle SX-modellen)
Motor uitzetten.
Pluginstandaard aan de vorkpoten monteren.
Plug-in standaard (79029094000)
Info
De pluginstandaard maakt deel uit van de leve-
ring.
Zorg ervoor dat de remkabel voor de
plug-in-standaard verloopt en niet klemt.
401475-01
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevesti-
gingsmiddelen borgen tegen omvallen en wegrollen.
Info
Spanriemen samentrekken tot plug-in-standaard
stevig tegen het spatbord en de banden ligt.
Op uitlijning van de plug-in-standaard ten opzichte
van de spatbordonderzijde letten.
(Alle XC-modellen)
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevesti-
gingsmiddelen borgen tegen omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor parkeren.
Tankdop openen. ( pag. 18)
RIJ-INSTRUCTIES 8
33
400382-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A35 mm
Brandstoftankinhoud
totaal ca. (Alle SX-
modellen)
7,2 l Superbrandstof
loodvrij (95
octaan) gemengd
met 2-takt
motorolie (1:60)
( pag. 143)
Brandstoftankinhoud
totaal ca. (Alle XC-
modellen)
8,5 l Superbrandstof
loodvrij (95
octaan) gemengd
met 2-takt
motorolie (1:60)
( pag. 143)
Motorolie 2-takt ( pag. 142)
Tankdop sluiten. ( pag. 19)
9 SERVICESCHEMA
34
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de servicewerkzaamheden, moet een extra opdracht
worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
Bij gebruik onder bijzonder veeleisende omstandigheden, bijvoorbeeld zware regenval, modder, zand, sneeuw,
extreme temperaturen, groot aandeel volle last enz. kunnen kortere onderhoudsintervallen dan in de tabel aange-
geven noodzakelijk zijn.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
9.2 Serviceschema
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
na 15 bedrijfsuren / om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○●●●●
Werking van de elektrische installatie controleren. ○●●●
12V-accu controleren en opladen. ○●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ( pag. 87) ○●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren. ( pag. 92) ○●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 84) ○●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ○●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 85) ○●●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 91) ○●●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 81)
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 82) ● ●
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 84) ○●●●●
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 89) ○●●●●
Stationair toerental controleren. ○●●●●
Cardanolie verversen. ( pag. 121) ○●●●●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchtings, aftapslangen enz.) en man-
chetten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
○●●●●
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken. ●●●●
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ●●●●
Frame controleren. ( pag. 79) ●●●
Achterbrug controleren. ( pag. 79) ●●●
Achterbruglager op speling controleren. ● ●
Schokdemper-zwenklager op speling controleren. ● ●
Schokdemperbevestiging controleren. ●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 100) ●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 100) ○●●●●
Wiellager op speling controleren. ●●●
Wielnaven controleren. ●●●
SERVICESCHEMA 9
35
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
na 15 bedrijfsuren / om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Velgslag controleren. ○●●●
Spaakspanning controleren. ( pag. 101) ○●●●
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 76) ○●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 75) ○●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze
licht lopen.
○●●●●
Smoorklep-positiesensor - Basisinstelling controleren. ○●●●
Bougie en bougiedop vervangen. ●●●
Brandstoffilter vervangen. ● ●
Koppeling controleren. ●●●
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 67) ●●●●
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. ( pag. 69) ● ●
Voorvorkservice uitvoeren. ● ●
Schokdemperservice uitvoeren. ● ●
Controleren of alle schroeven, moeren en slangklemmen goed vastzitten. ○●●●●
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 120) ○●●●●
Brandstofdruk controleren. ● ● ●
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 108) ● ●
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 109) ○ ●
Koelmiddel verversen. ( pag. 112)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 57) ○ ●
Balhoofdlager smeren. ( pag. 58) ●●●
Elektrische startinrichting controleren. ●●●
Membraanhuis, membraan en aanzuigflens controleren. ●●●
Klein motoronderhoud uitvoeren. (Zuigers vervangen. Cilinderkop controleren. Keerrin-
gen van het bochtstuk en de cilinderkop vervangen. Cilinders en Z-maat controleren.
Uitlaatbesturing reinigen. Uitlaatbesturing op goede werking en licht lopen controleren.
Uitlaatbesturing eindposities programmeren. Druksensorflens controleren en reinigen.)
●●●
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Drijf-
stang, drijfstanglager en kruktap vervangen. Transmissie en versnelling controleren. Alle
motorlagers, radiale keerringen en afdichtingen vervangen.)
● ●
Eindcontrole: voertuig op bedrijfsveiligheid controleren. ○●●●●
Een proefrit maken. ○●●●●
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○●●●●
Service in het KTM Dealer.net noteren. ○●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN
36
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand inge-
steld op een bestuurder met standaard gewicht (met bescher-
mende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersge-
wicht
75 … 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere
afwijkingen moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
10.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het ach-
terwiel veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de
ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom
zijn wijzigingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en
omgekeerd.
10.3 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot
normaal inveert.
CHASSIS AFSTELLEN 10
37
F03639-11
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed (Alle SX-modellen)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping lowspeed (Alle XC-modellen)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10.4 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
F03639-10
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed (Alle SX-modellen)
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Ingaande demping highspeed (Alle XC-modellen)
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10 CHASSIS AFSTELLEN
38
10.5 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
F03640-10
Instelelement 1met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (Alle SX-modellen)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (Alle XC-modellen)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
CHASSIS AFSTELLEN 10
39
F03630-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achterwielas positioneren en de afstand tot
de markering SAG op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090200)
Waarde als maat Anoteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 38)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achterwielas
en de markering SAG op het achterspatbord meten.
Waarde als maat Bnoteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat A
en B.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg (Alle SX-
modellen)
35 mm
Statische veerweg (Alle XC-
modellen)
35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 40)
10 CHASSIS AFSTELLEN
40
10.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 38)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de
afstand tussen de achterwielas en de markering SAG op het
achterspatbord.
Waarde als maat Cnoteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A
en C.
Dynamische veerweg controleren.
Voorgeschreven waarde
Dynamische veerweg (Alle
SX-modellen)
105 mm
Dynamische veerweg (Alle
XC-modellen)
105 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 41)
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning verandert, moet u de huidige instelling noteren - bijv. de veerlengte opme-
ten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
Schokdemper demonteren. ( pag. 60)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
CHASSIS AFSTELLEN 10
41
F03627-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
Stelring 2draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Info
Als de veer niet geheel kan worden ontspannen, moet
de veer worden gedemonteerd voor een nauwkeurige
meting van de veerlengte.
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring 2op de aangegeven
maat Aspannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning (Alle SX-
modellen)
7 mm
Veervoorspanning (Alle XC-
modellen)
8 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring
schokdemper
M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 61)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 89)
Framebescherming monteren. ( pag. 52)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
10.10 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
Schokdemper demonteren. ( pag. 60)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
10 CHASSIS AFSTELLEN
42
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (Alle SX-modellen)
Gewicht bestuurder: 65
… 75 kg
42 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
… 85 kg
45 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
… 95 kg
48 N/mm
Veerconstante (Alle XC-modellen)
Gewicht bestuurder: 65
… 75 kg
39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
… 85 kg
42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
… 95 kg
45 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 61)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 89)
Framebescherming monteren. ( pag. 52)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 39)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 40)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 38)
CHASSIS AFSTELLEN 10
43
10.11 Luchtvering XACT
F03629-01
In de voorvork WP XACT wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en
de demping in de rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk
gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van conventionele voorvor-
ken. Ook het reageren op kleine oneffenheden wordt aanzienlijk
verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen
voor de vering. Als eindslag bevindt zich een stalen veer in de lin-
kervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk
in de voorvork worden verhoogd om beschadiging van de
voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een voorvorkpomp snel wor-
den aangepast aan het bestuurdersgewicht, de omstandigheden
van het terrein en de wens van de bestuurder. De voorvork hoeft
niet te worden gedemonteerd. De ingewikkelde montage van har-
dere of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht
zou verliezen, zakt de voorvork desondanks toch niet door. De
lucht wordt in dit geval in de vork tegengehouden. De veerweg
blijft grotendeels behouden. De demping wordt harder en het rij-
comfort neemt af.
De demping kan net als bij een conventionele vork qua ingaand en
uitgaand niveau worden ingesteld.
De instelling van de uitgaande demping bevindt zich aan de onder-
zijde van de rechter vorkpoot.
De instelling van de ingaande demping bevindt zich aan de onder-
zijde van de rechter vorkpoot.
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen wor-
den gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voorschriften
worden verhoogd om beschadiging aan voorvork en frame te
voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de
vorkpoten worden ontlucht.
10 CHASSIS AFSTELLEN
44
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Niet op elkaar afgestemde wijzigingen van de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aan-
zienlijk verslechteren en componenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden con-
troleren of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en uitgaande demping bevinden in de rechter
vorkpoot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
S05322-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
Vorkpomp 2helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966100)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor geleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
Het display van de vorkpomp wordt automatisch ingescha-
keld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen
defect van de vorkpomp of voorvork.
De bijgevoegde KTM PowerParts-handleiding in acht
nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
(Alle SX-modellen)
Luchtdruk 10,5 bar
Verandering in de lucht-
druk stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 7 bar
Maximale luchtdruk 12 bar
CHASSIS AFSTELLEN 10
45
(Alle XC-modellen)
Luchtdruk 9,7 bar
Verandering in de lucht-
druk stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 7 bar
Maximale luchtdruk 12 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden
instellen.
Vorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt overdruk uit de slang, niet
uit de vorkpoot.
Het display van de vorkpomp schakelt na 80 seconden
automatisch uit.
Beschermkap monteren.
Info
De beschermkap alleen met de hand monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
10.14 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
S05323-10
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping (Alle SX-modellen)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Ingaande demping (Alle XC-modellen)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN
46
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
F03633-10
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het onderste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (Alle SX-modellen)
Comfort 17 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping (Alle XC-modellen)
Comfort 23 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.16 Stuurpositie
F03636-10
De boringen op de stuuradapter 1zijn op afstand Avan het
midden geplaatst.
Afstand boorgaten A 3,5 mm
Het stuur kan in 2 verschillende posities worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk het stuur in de aangenaamste positie voor
de bestuurder te zetten.
Info
Bovendien kan het stuur star of met rubberlagers worden
gemonteerd.
CHASSIS AFSTELLEN 10
47
10.17 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
Info
Het stuur kan star of met rubberlagers worden gemonteerd.
Voorwerk
Stuurbescherming verwijderen.
F03635-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen. Stuurklem 2verwijderen. Stuur
verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 7en bus 6verwijderen. Stuuradapter 3ver-
wijderen.
Stuurpositie instellen met stuuradapter op rubberlagers
Rubberbussen 4en 5positioneren.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten.
Info
De stuuradapter is aan één zijde langer en hoger.
Schroeven 7met bus 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct wor-
den gelegd.
Stuurklem 2positioneren.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
Stuurklem met schroeven 1eerst aan de langere, hogere
zijde van de stuuradapters tegen elkaar schroeven.
Schroeven 1gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem M8 20 Nm
10 CHASSIS AFSTELLEN
48
F03781-10
Stuurpositie instellen met starre stuuradapter
Stuuradapter in de gewenste stand zetten.
Info
De stuuradapter is aan één zijde langer en hoger.
Schroeven 7met bussen 8monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Bus stuuradapter star (A46001038010)
De conische zijde van de bus is omlaag gericht.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct wor-
den gelegd.
Stuurklem 2positioneren.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
Stuurklem met schroeven 1eerst aan de langere, hogere
zijde van de stuuradapters tegen elkaar schroeven.
Schroeven 1gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem M8 20 Nm
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
49
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de bodem.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
H02629-10
(Alle SX-modellen)
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de plug-in
standaard 1in de linkerkant van de steekas steken.
Pluginstandaard (A46029094000)
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat
rijden.
401943-10
(Alle XC-modellen)
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard 1
met de voet tot de bodem uitklappen en belasten met de
motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden
opgeklapt en met de rubberband zijn vastgezet.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
F03665-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven 1losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk
uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 51)
F03666-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en binnenpoten van beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 145)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 51)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
51
11.5 Voorvorkprotector demonteren
F00024-10
Schroeven 1verwijderen. Klem verwijderen.
Schroeven 2verwijderen. Linker voorvorkprotector verwijde-
ren.
Schroeven 3verwijderen. Rechter voorvorkprotector verwijde-
ren.
11.6 Voorvorkprotector monteren
F00024-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 2monteren en
vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11.7 Motorbescherming demonteren (Alle XC-modellen)
S05522-10
Schroeven 1met bussen verwijderen.
Schroef 2verwijderen. Motorbescherming verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
11.8 Motorbescherming monteren (Alle XC-modellen)
S05522-11
Motorbescherming op het frame positioneren.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Schroeven 2met bussen monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
De motorbescherming is gelijkmatig naar voren uitgelijnd.
Alle schroeven van de motorbescherming vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11.9 Framebescherming demonteren
S05492-10
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven 1met bussen verwijderen.
Linker framebescherming verwijderen.
Rechter framebescherming naar voren schuiven en naar bene-
den verwijderen.
11.10 Framebescherming monteren
S05492-11
Linker framebescherming positioneren.
Rechter framebescherming van onder plaatsen en naar achte-
ren schuiven.
Schroeven 1met bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebe-
scherming
M5 3 Nm
Framebescherming met kabelbinders vastzetten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
53
11.11 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Voorwiel demonteren. ( pag. 96)
S05330-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
S05331-10
Schroeven 3losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven 4losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.12 Vorkpoten monteren
F03665-11
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef 1van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep Avan de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de
zijkant groeven ingefreesd. De tweede ingefreesde groef
(van boven) moet door de bovenkant van de bovenste
kroonplaat worden afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in-
en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
S05331-11
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 12 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
S05330-11
Remzadel positioneren. Schroeven 4monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 5monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 97)
11.13 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Voorwiel demonteren. ( pag. 96)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 53)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 58)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 59)
Stuurbescherming verwijderen.
S05332-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen. Kabelstreng losmaken.
Schroef 2verwijderen.
Schroef 3verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
S05333-10
Balhoofdafdichting 4verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
55
11.14 Onderste kroonplaat monteren
F03661-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 145)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager monteren.
Balhoofdafdichting 1erop schuiven.
S05332-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
F03764-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef 3van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep Avan de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven
in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van
boven) moet door de bovenkant van de bovenste kroon-
plaat worden afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in-
en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
S05334-10
Schroeven 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 12 Nm
S05335-10
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
S05335-11
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite®243™
S05334-11
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven 6vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Kabelboom met kabelhouder links vastmaken. Schroef 7
monteren en vastdraaien.
S05330-12
Remzadel positioneren. Schroeven 8monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 9monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 60)
Stuurbescherming monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
57
Startnummerbord monteren. ( pag. 59)
Voorwiel monteren. ( pag. 97)
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelings-
leiding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 57)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
11.15 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 57)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 57)
Balhoofdlager controleren, eventueel vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
11.16 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Stuurbescherming verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
S05338-10
Hoofdwerk
Schroeven 1losdraaien.
Schroef 2verwijderen.
Schroef 3losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite®243™
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 57)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
Stuurbescherming monteren.
11.17 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 54)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 55)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van
de onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
11.18 Startnummerbord demonteren
S05336-10
Schroef 1verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
59
11.19 Startnummerbord monteren
S05337-10
Remkabel in de houders Aaan het startnummerbord positio-
neren.
Startnummerbord positioneren. Schroef 1monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
EJOT PT
K60x25
2 Nm
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
11.20 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Startnummerbord demonteren. ( pag. 58)
S05339-10
Hoofdwerk
Schroeven 1en 2verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
11.21 Spatbord voor monteren
S05339-10
Hoofdwerk
Spatbord voor positioneren. Schroeven 1en 2monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Startnummerbord monteren. ( pag. 59)
11.22 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
S05341-11
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Schroefverbinding 2verwijderen.
Info
De achterbrug iets optillen, zodat de schroeven gemak-
kelijker kunnen worden verwijderd.
S05500-10
Schroeven 3verwijderen.
Voetremcilinder van de drukstang trekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
61
S05386-01
Verbindingsschakel van de ketting verwijderen.
Ketting verwijderen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
S05501-10
Moer 4verwijderen en achterbrugbout verwijderen.
Achterbrug naar achteren schuiven en tegen omvallen beveili-
gen.
S05502-10
Schokdemper vasthouden en schroef 5verwijderen.
Schokdemper voorzichtig naar onder toe verwijderen.
11.23 Schokdemper monteren
S05503-10
Hoofdwerk
Schokdemper voorzichtig van beneden af in het voertuig positi-
oneren.
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 60 Nm
Loctite®2701™
S05504-10
Achterbrug positioneren en achterbrugbout monteren.
Info
Op het vlakke punt Aletten.
Moer 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
S05387-11
Ketting monteren.
Ketting met schakel 3verbinden.
Voorgeschreven waarde
De gesloten zijde van de kettingslotborging moet in de loop-
richting wijzen.
S05389-10
Voetremcilinder positioneren.
De drukstang 4grijpt in de voetremcilinder.
Info
Op juiste plaatsing van de vuilschraper letten.
Schroeven 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
S05348-10
Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
Schroefverbinding 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer verbindings-
hendel aan haakse
hendel
M16x1,5 60 Nm
Info
Op het vlakke punt Bletten.
Schroef 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 60 Nm
Loctite®2701™
Info
De achterbrug iets optillen, zodat de schroef gemakke-
lijker kan worden gemonteerd.
Nawerk
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 89)
Framebescherming monteren. ( pag. 52)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
63
11.24 Zadel verwijderen
S05350-10
Schroef 1verwijderen.
S05493-10
Zadel richting de brandstoftank trekken en naar boven toe ver-
wijderen.
11.25 Zadel monteren
S05495-10
Zadel voor aan de flensbussen bevestigen en gelijktijdig naar
achteren schuiven.
Uitsteeksels grijpen achter in de uitsparingen.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
S05350-10
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
11.26 Deksel luchtfilterbak demonteren
S05496-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef 1verwijderen.
S05496-11
Deksel luchtfilterbak in bereik Aeraf trekken en zijde-
lings naar voren schuiven. Deksel luchtfilterbak verwijde-
ren.
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik Aeraf trekken en zijde-
lings naar voren schuiven. Deksel luchtfilterbak verwijde-
ren.
11.27 Deksel luchtfilterbak monteren
S05497-10
(Alle SX-modellen)
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik Avasthaken en in
bereik Bvergrendelen.
Info
Een luchtfilterkast-deksel met openingen voor
grotere luchtdoorvoer en directe respons bevindt
zich in de leveromvang.
S05496-10
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel
luchtfilterbak
EJOT PT®
K60x20-Z
3 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
65
S05497-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik Avasthaken en in
bereik Bvergrendelen.
S05497-10
(Alle XC-modellen)
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik Avasthaken en in
bereik Bvergrendelen.
S05496-10
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel
luchtfilterbak
EJOT PT®
K60x20-Z
3 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
S05497-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik Avasthaken en in
bereik Bvergrendelen.
11.28 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 64)
S05498-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip 1losmaken. Luchtfilter met luchtfilterhouder
verwijderen.
Luchtfilter met luchtfilterhouder verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
67
11.29 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 64)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 66)
F03685-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen
en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 144)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 144)
Luchtfilterbak reinigen.
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd
en goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 68)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
11.30 Luchtfilter monteren
F03779-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik Ainvetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
S05499-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen 1in bus Bpositioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Info
De markering op het luchtfilter moet omhoog gericht
zijn.
Bevestigingslip 2inhaken.
De borgpen 3wordt door de bevestigingsklem 2op
zijn plaats gehouden.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kun-
nen stof en vuil in de motor dringen en schade veroor-
zaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
11.31 Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 64)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
69
F03679-10
Hoofdwerk
Bij de markering Aeen gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
11.32 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
S05505-10
Schroeven 1met ringen verwijderen.
Einddemper aan de uitlaatmof 2van het bochtstuk af trek-
ken.
11.33 Einddemper monteren
S05506-10
Einddemper in de uitlaatmof 1positioneren.
Schroeven 2met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11.34 Glasvezelvulling van de einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
Info
In de loop van de tijd vervluchtigen de vezels van het isolatiemateriaal en verdwijnen naar buiten, de eind-
demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 69)
S05515-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen. Binnenpoot 2met keerring 3
eruit trekken.
Glasvezelvulling 4uit binnenpoot trekken.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controle-
ren of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling 4op de binnenpoot monteren.
Keerring 3op de binnenpijp 2monteren.
Buitenpoot 5met de nieuwe glasvezelvulling over de binnen-
poot schuiven.
Alle schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van eind-
demper
M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 69)
11.35 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
71
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
S05529-10
Hoofdwerk
Stekker 1van brandstofpomp loskoppelen.
Snelsluitkoppeling 2grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
S05530-10
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Wasdopset 3monteren.
Waskappenset (81212016100)
Slang van de brandstoftankontluchting van de brandstoftank-
dop trekken.
S05377-10
Schroef 4met rubberbus verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
S05360-10
Schroeven 5met flensbussen verwijderen.
S05361-10
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateur trekken en
brandstoftank naar boven toe verwijderen.
11.36 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 79)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
73
S05360-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant
van de radiateur vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of
worden beschadigd.
Slang van de brandstoftankontluchting van de brandstoftank-
dop aanbrengen.
Schroeven 1met flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstof-
tankspoiler aan radia-
teur
M6 6 Nm
S05377-11
Schroef 2met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
S05529-11
Stekker 3van de brandstofpomp verbinden.
Wasdopset verwijderen en snelsluitkoppeling grondig met pers-
lucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en O-ring van
de snelsluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 144)
Snelsluitkoppeling 4van de brandstofleiding verbinden.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van
het uitlaatsysteem leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 63)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
11.37 Vervuiling ketting controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 74)
11.38 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 144)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
75
11.39 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
F03680-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trek-
ken en de kettingspanning Abepalen.
Voorgeschreven waarde
Het onderste deel van de ketting 1moet daarbij gespan-
nen zijn.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 58 … 61 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 75)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
11.40 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Kettingspanning controleren. ( pag. 75)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
76
S05362-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 58 … 61 mm
Stelschroeven 3links en rechts zodanig draaien dat de
markeringen aan de linker en rechter kettingspanner in
dezelfde positie staan t.o.v. de referentiemarkeringen A.
Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroe-
ven 3liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 4kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
11.41 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controle-
ren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
77
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht Atrekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
10 … 15 kg
De afstand Bvan 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand Bvan
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»Als de afstand Bgroter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud,
versleten kettingwiel of ketting-aandrijfwiel.
S05516-10
Glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M6 6 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
78
S05517-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
F03687-10
Kettinggeleiding met een schuifmaat op maat Ccontroleren.
Minimale dikte Cvan de
kettinggeleiding
6 mm
» Als de voorgeschreven waarde niet wordt bereikt:
Kettinggeleiding vervangen.
F03682-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M6 10 Nm
Resterende moe-
ren chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
79
11.42 Frame controleren
F03645-01
Frame op beschadiging, scheurvorming en vervorming controle-
ren.
» Als het frame beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties aan het frame zijn niet toegestaan.
11.43 Achterbrug controleren
F03646-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties van de achterbrug zijn niet toegestaan.
11.44 Gaskabellegging controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gasbowdenkabel kan bij verkeerde montage geknikt, ingeklemd of geblokkeerd
worden.
Als de gasbowdenkabel geknikt, ingeklemd of geblokkeerd is, kan de snelheid niet meer worden gecon-
troleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften vol-
doen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 70)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
80
S05523-10
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
Beide gasbowdenkabels moeten naast elkaar aan de ach-
terkant van het stuur, boven het brandstoftanklager rechts
op het frame, naar het smoorklephuis gelegd zijn. De gaska-
bel moet bij het brandstoftanklager met de rubberband zijn
vastgezet.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 72)
Zadel monteren. ( pag. 63)
11.45 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls
en rechts op de handgreep van de gashendel
gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur
vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen
met de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
W00046-10
Schroef 1op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite®243™
De ruit Amoet naar boven zijn gepositioneerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
81
11.46 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
S05507-11
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef 1aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.47 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
H04933-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 143)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
82
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
11.48 Vloeistof hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
H04933-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
83
H04934-10
Ontluchtingsspuit 4met de passende vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 143)
Ontluchtingsschroef 5op koppelingsnemercilinder van de
koppeling verwijderen en ontluchtingsspuit 4monteren.
H04932-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zon-
der luchtbellen uit de boring 6van de koppelingscilinder
stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren
en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12 REMSYSTEEM
84
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Remsysteem controleren op beschadiging.
F03649-10
Remhendel naar voren duwen en vrije slag Acontroleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Remsysteem op beschadiging en vervuiling controleren.
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
S05509-12
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 84)
Uitgangspositie van de handremhendel met de stelschroef 1
aan de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
F03688-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
REMSYSTEEM 12
85
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 87)
F03689-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als het remvloeistofpeil onder de markering Ais gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 85)
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
86
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 87)
F03694-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot maat Abijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 143)
Deksel 2met membraan 3positioneren. Schroeven 1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 12
87
12.6 Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
S05375-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale
voeringdikte Ahebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 87)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 87)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
12.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
12 REMSYSTEEM
88
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
F03690-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
S05364-10
Schroeven 4verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel
licht naar de zijkant te kantelen. Remzadel voorzichtig omhoog
van de remschijf trekken.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
Info
Remhendel niet bedienen als remzadel verwijderd is.
F03696-10
De splitpennen 5verwijderen, de bouten 6eruit trekken en
remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
F03692-10
Controleren of het veerblad 7in het remzadel en de
remplaket-glijplaat 8in de remzadeldrager correct
gemonteerd zijn.
REMSYSTEEM 12
89
F03696-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten 6erin steken en de
splitpennen 5monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Voor een gemakkelijkere montage van de bout, de rem-
plaketten tegen de borgveer drukken.
Op juiste plaatsing van de remplaketten en borgveer
letten.
S05364-10
Remzadel positioneren.
Schroeven 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
F03694-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 143)
Deksel 2met membraan 3positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
12 REMSYSTEEM
90
402026-10
Veer 1uithangen.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde over-
eenkomt:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 90)
Veer 1inhangen.
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
S05366-10
Veer 1losmaken.
Moer 4losdraaien en met drukstang 5terugdraaien totdat
de maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer 2losdraaien en schroef 3draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang 5zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt is.
Eventueel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Drukstang 5tegenhouden en moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Schroef 3tegenhouden en moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalaan-
slag
M8 20 Nm
Veer 1vasthaken.
REMSYSTEEM 12
91
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 92)
F03716-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als het remvloeistofpeil onder de markering Ais gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 91)
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
12 REMSYSTEEM
92
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 92)
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
W00090-11
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1met membraan 2en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering Avullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 143)
Schroefdop met membraan en keerring monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 52)
12.12 Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 12
93
S05376-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale
voeringdikte Ahebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 93)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 93)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
12.13 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
12 REMSYSTEEM
94
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
W00089-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1met membraan 2en keerring verwijderen.
S05524-10
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger terug te duwen en erop letten dat er geen remvloeistof
uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
De splitpennen 3verwijderen, de bouten 4eruit trekken en
remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
S05525-10
Controleren of het veerblad 5in het remzadel en de
remplaket-glijplaat 6in de remzadeldrager correct
gemonteerd zijn.
Info
De pijl op het veerblad wijst in de draairichting van de
remschijf.
S05526-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten 4erin steken en de
splitpennen 3monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Erop letten dat de ontkoppelingsplaat 7aan het rem-
plaket aan de zuigerzijde gemonteerd is.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
REMSYSTEEM 12
95
W00090-11
Remvloeistofpeil tot markering Acorrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 143)
Schroefdop 1met membraan 2en keerring monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 52)
13 WIELEN, BANDEN
96
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
S05368-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuigers naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van
de remzuigers het remzadel tegen de spaken wordt
geduwd.
S05369-10
Schroef 1enkele slagen losdraaien.
Schroeven 2losdraaien.
Op de schroef 1drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef 1verwijderen.
S05370-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-10
Afstandsbussen 3verwijderen.
WIELEN, BANDEN 13
97
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
S05369-11
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
13 WIELEN, BANDEN
98
H04989-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
Moer 1verwijderen.
Kettingspanner 2verwijderen. Steekas 3slechts zo ver
eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
F03727-10
Afstandsbussen 4verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
WIELEN, BANDEN 13
99
F03728-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
F03757-10
Achterwiel positioneren en steekas 2erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
H00007-10
Kettingspanner 3positioneren. Moer 4monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 3tegen de stelschroe-
ven 5liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 75)
Moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 3kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
13 WIELEN, BANDEN
100
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
WIELEN, BANDEN 13
101
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke
spaken met gelijke lengte en diameter te horen zijn,
wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achter-
wiel
M4,5 6 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
14 ELEKTRONICA
102
14.1 12V-accu demonteren
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig zeer heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 70)
W00066-10
Hoofdwerk
Minkabel 1van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking 2naar achteren trekken en pluskabel 3
van de 12V-accu loskoppelen.
W00068-10
Schroef 4verwijderen.
Startrelais 5van de houder trekken en opzij hangen.
W00069-10
Accuhouderbeugel 6naar boven trekken en 12V-accu naar
achteren verwijderen.
Info
Op de kabelstreng letten.
ELEKTRONICA 14
103
14.2 12V-accu monteren
W00069-11
Hoofdwerk
Accuhouderbeugel 1omhoog trekken, 12V-accu met de
polen omhoog in het accuvak plaatsen en met de accuhouder-
beugel 1vastzetten.
12V-accu (HJTZ5S-FP-C) ( pag. 136)
Info
Erop letten dat de kabel correct wordt gelegd.
W00068-11
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accuhouder-
beugel
M6 6 Nm
Startrelais 3op de houder steken en kabels leggen.
W00070-10
Pluskabel 4met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Minkabel 5met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
De contactringen Amoeten onder de schroeven 6en de
kabelschoenen 7met de klauwen naar de accupool wor-
den gemonteerd.
Pluspoolafdekking 8over pluspool schuiven.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 72)
Zadel monteren. ( pag. 63)
14 ELEKTRONICA
104
14.3 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke stoffen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stoffen als u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de minimumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor laden 9 V
Voer 12V-accu’s volgens de voorschriften af, als de minimumspanning werd onderschreden.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast, verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als laadstroom, laadspanning of laadtijd worden overschreden, raakt de 12V-accu onherstelbaar bescha-
digd.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en capaciteitsverlies op, waardoor de 12V-
accu wordt vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 70)
12V-accu demonteren. ( pag. 102)
F03733-10
Hoofdwerk
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
12V-accu niet opladen.
12V-accu vervangen en oude 12V-accu op de juiste
manier afvoeren.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
12V-accu opladen.
ELEKTRONICA 14
105
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet
worden overschreden.
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Maximale laadduur 24 h
12V-accu regelmatig bij-
laden als de motorfiets
niet wordt gebruikt
6 maanden
Acculader- en tester (A54029974000)
Deze acculader test of de 12V-accu de spanning vast-
houdt. Bovendien kan met deze acculader de 12-V-
accu niet worden overladen. De oplaadtijd kan bij lage
temperaturen langer zijn.
Deze acculader is uitsluitend geschikt voor lithium-
ijzer-fosfaat-accu’s. De bijgevoegde KTM PowerParts-
handleiding in acht nemen.
Info
Deksel 1nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
Nawerk
12V-accu monteren. ( pag. 103)
Brandstoftank monteren. ( pag. 72)
Zadel monteren. ( pag. 63)
14.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle elektrische verbruikers van het voertuig gezekerd. Deze bevindt zich in
het startrelaishuis onder het zadel.
Voorwerk
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 70)
14 ELEKTRONICA
106
S05554-10
Hoofdwerk
Startrelais 1uit houder trekken.
F03752-10
Beschermkappen 2verwijderen.
Defecte hoofdzekering 3verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 4.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 136)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkappen erop steken.
Startrelais op de houder steken en kabels leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 72)
Zadel monteren. ( pag. 63)
14.5 Zekering van de brandstofpomp vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig zeer heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
Info
Met de zekering van de brandstofpomp wordt de brandstofpomp beveiligd. Deze bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
ELEKTRONICA 14
107
S05557-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
Defecte zekering 2verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
Nieuwe zekering voor de brandstofpomp plaatsen.
Zekering (58011109105) ( pag. 136)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkap weer erop steken.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 63)
14.6 Diagnosestekker
A01108-10
De diagnosestekker 1bevindt zicht onder het zadel.
Info
Zodra de diagnosetool is aangesloten, loopt de bedrijfsuren-
teller.
Voor langere diagnosesessies de bedrijfsurenteller achter
het startnummerbord loskoppelen.
15 KOELSYSTEEM
108
15.1 Koelsysteem
S05519-10
Door de waterpomp 1in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangege-
ven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functie-
storingen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 … 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 142)
KOELSYSTEEM 15
109
Radiateurdop monteren.
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 142)
Radiateurdop monteren.
15.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
15 KOELSYSTEEM
110
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
S05519-11
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel kort
M6x40 10 Nm
15.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
S05520-10
Hoofdwerk
Ervoor zorgen dat schroef 1is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
KOELSYSTEEM 15
111
400243-10
Koelmiddel tot maat Aboven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel ( pag. 142)
G05886-10
Schroef 2verwijderen tot het koelmiddel er zonder luchtbel-
len uitkomt.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsschroef
cilinderkop
M6 10 Nm
400243-10
Koelmiddel tot maat Aboven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel ( pag. 142)
S05521-11
Radiateurdop 3monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor laten warmdraaien en weer laten afkoelen.
Nawerk
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 109)
15 KOELSYSTEEM
112
15.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
S05519-11
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel kort
M6x40 10 Nm
400243-10
Koelmiddel tot maat Aboven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel ( pag. 142)
KOELSYSTEEM 15
113
G05886-11
Schroef 3verwijderen tot het koelmiddel er zonder luchtbel-
len uitkomt.
Schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsschroef
cilinderkop
M6 10 Nm
400243-10
Koelmiddel tot maat Aboven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel ( pag. 142)
S05521-10
Radiateurdop 2monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor laten warmdraaien en weer laten afkoelen.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Nawerk
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 109)
16 UITLAATBESTURING
114
16.1 Eindposities van de uitlaatbesturing programmeren
Info
Als werkzaamheden aan de uitlaatbesturing worden uitgevoerd, moeten de eindposities opnieuw worden
geprogrammeerd.
Voorwaarden
De motor staat stil.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
S05550-10
Hoofdwerk
Diagnosestekker 1van de houder loskoppelen.
S05551-10
Gashendel 2in halfgasstand zetten en positie vasthouden.
S05558-10
Info
De wake-upstekker Awordt bij de motorfiets geleverd.
Wake-upstekker Aop diagnosestekker 1steken.
Minstens vijf seconden wachten.
De eindposities van de uitlaatbesturing worden afgetast.
De procedure is duidelijk hoorbaar.
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd, de
gecombineerde schakelaar licht groen op.
Vastzetting van de gashendel losmaken.
De eindposities van de uitlaatbesturing worden geprogram-
meerd.
Wachten tot van de motor van de uitlaatbesturing geen
bedrijfsgeluiden meer hoorbaar zijn.
Wake-up-stekker Avan de diagnosestekker 1losmaken.
UITLAATBESTURING 16
115
S05550-10
Diagnosestekker 1aan de houder monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 63)
17 MOTOR AFSTELLEN
116
17.1 Mapping wijzigen
Info
De gewenste motorkarakteristiek kan via de combinatieschakelaar worden gewijzigd.
Een wijziging van de mapping is ook van invloed op de respons van de uitlaatbesturing.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
De Mapping kan ook tijdens het rijden worden gewijzigd.
W00077-10
STANDARD Mapping activeren:
Knop 1indrukken.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
Controlelampje Abrandt.
STANDARD Uitgebalanceerde respons
W00077-11
ADVANCED mapping activeren:
Knop 2indrukken.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
Controlelampje Bbrandt.
ADVANCED Directe respons
17.2 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling gaskabel Abepalen.
Speling gaskabel 2 … 3 mm
» Als de speling gaskabel niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 117)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur
over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
MOTOR AFSTELLEN 17
117
Speling gaskabel instellen. ( pag. 117)
17.3 Speling gaskabel instellen
Info
Als de gasbowdenkabels correct zijn gelegd, hoeft de brandstoftank niet te worden gedemonteerd.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 63)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 70)
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 79)
S05527-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Moer 2losdraaien.
Stelschroef 3helemaal indraaien.
Moer 4losdraaien.
Koude-startknop 5tot aan de aanslag indrukken.
Stelschroef 6zo draaien dat de koude-startknop terug naar
de uitgangspositie beweegt wanneer de gashendel naar voren
wordt gedraaid.
Moer 4vastdraaien.
Stelschroef 3zo draaien, dat bij de gashendel speling gaska-
bel aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 2 … 3 mm
Moer 2vastdraaien.
Manchet 1erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 116)
Brandstoftank monteren. ( pag. 72)
Zadel monteren. ( pag. 63)
17.4 stationair toerental instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe motor kan bij een te laag stationair toerental plotseling uitvallen.
Stel het stationair toerental op de aangegeven waarde in. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag
van dienst.)
17 MOTOR AFSTELLEN
118
S05514-10
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Motor niet bij stationair bedrijf opwarmen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Door draaien van de regelschroef voor het stationaire toeren-
tal 1het stationaire toerental met behulp van een toerentel-
ler instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 1.500 … 1.700 1/min
Info
Draaien tegen de klok in verlaagt het stationaire toeren-
tal.
Draaien met de klok mee verhoogt het stationaire toe-
rental.
De instelling in kleine stappen uitvoeren.
Een verkeerd stationair toerental heeft een slechte
invloed op de gehele motorloop.
17.5 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 119)
MOTOR AFSTELLEN 17
119
17.6 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef 1met ringen verwijderen en versnellingshendel 2
eraf halen.
401951-10
Vertanding Avan versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas ste-
ken en de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Schroef 1met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite®243™
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
120
18.1 Brandstofzeef vervangen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
S05528-10
Snelsluitkoppeling 1grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Brandstofzeef 2uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schui-
ven.
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en O-ring van
de snelsluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 144)
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
121
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en respons controleren.
18.2 Cardanoliepeil controleren
Info
Het cardanoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Hoofdwerk
Veer van het rempedaal losmaken.
W00087-10
Schroef controle cardanoliepeil 1verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een klein beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 123)
Schroef controle cardanoliepeil monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle car-
danoliepeil
M6 8 Nm
Veer van het rempedaal vastmaken.
18.3 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
122
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De cardanolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
W00086-10
Hoofdwerk
Aftapplug voor cardanolie met 1magneet verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Aftapplug voor cardanolie met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Aftapplug voor cardanolie 1met magneet en nieuwe pak-
kingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef voor
cardanolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm
Olievulschroef 2met keerring verwijderen en cardanolie bij-
vullen.
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50)
( pag. 142)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 121)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
123
18.4 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Cardanolie moet bij koude motor worden bijgevuld.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
W00087-10
Hoofdwerk
Schroef controle cardanoliepeil 1verwijderen.
Olievulschroef 2met keerring verwijderen.
Cardanolie bijvullen totdat er olie uit de boring van de schroef
controle cardanoliepeil stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 142)
Schroef controle cardanoliepeil monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle car-
danoliepeil
M6 8 Nm
Olievulschroef 2met keerring monteren en vastdraaien.
Nawerk
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
19 REINIGING, ONDERHOUD
124
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 144)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
REINIGING, ONDERHOUD 19
125
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 74)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 144)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 145)
20 STALLING
126
20.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 124)
Cardanolie verversen. ( pag. 121)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 108)
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 144)
Brandstof tanken. ( pag. 32)
Bandenspanning controleren. ( pag. 100)
12V-accu demonteren. ( pag. 102)
12V-accu opladen. ( pag. 104)
Voorgeschreven waarde
Optimale laad- en opslag-
temperatuur van de lithium-
ion-accu
10 … 20 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
STALLING 20
127
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor
motoronderdelen en uitlaat gaan roesten.
20.2 Inbedrijfstelling na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 28)
Een proefrit maken.
21 OPSPOREN VAN FOUTEN
128
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
12V-accu ontladen 12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Dynamo controleren.
Ongewilde elektrische verbrui-
ker
Ruststroom controleren.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Bedrading op beschadiging controleren
en elektrische stekkerverbindingen op
roestvorming en beschadiging controle-
ren.
Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Transmissieolie stroomt uit de
ontluchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren.
( pag. 121)
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 28)
Snelsluitkoppeling niet in
elkaar gestoken
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Stationair toerental verkeerd
ingesteld
Stationair toerental instellen.
( pag. 117)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Bougie verroest of nat Bougie en bougiedop reinigen en dro-
gen, indien nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bou-
gie te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, uitschakelknop
defect
Uitschakelknop controleren.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Bedrading op beschadiging controleren
en elektrische stekkerverbindingen op
roestvorming en beschadiging controle-
ren.
Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Motor draait niet door (startmo-
tor)
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 28)
12V-accu ontladen 12V-accu opladen. ( pag. 104)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Dynamo controleren.
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 105)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
OPSPOREN VAN FOUTEN 21
129
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor "overtoert" niet Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Bedrading op beschadiging controleren
en elektrische stekkerverbindingen op
roestvorming en beschadiging controle-
ren.
Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Motor heeft geen stationair toe-
rental
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Stationair toerental verkeerd
ingesteld
Stationair toerental instellen.
( pag. 117)
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 32)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens goed
vastzit.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 109)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 109)
Koelmiddel vullen. ( pag. 110)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting
controleren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Voorgeschreven waarde
Openingstemperatuur: 70 °C
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen. ( pag. 67)
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstoffilter vervangen.
Brandstofzeef sterk vervuild Brandstofzeef vervangen.
( pag. 120)
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Bedrading op beschadiging controleren
en elektrische stekkerverbindingen op
roestvorming en beschadiging controle-
ren.
Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Uitlaatsysteem lekt, is ver-
vormd of heeft te weinig glas-
vezelvulling in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem
beschadigd is.
Glasvezelvulling van de einddemper
vervangen. ( pag. 69)
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
21 OPSPOREN VAN FOUTEN
130
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen Membraan of membraanhuis
beschadigd
Membraan en membraanhuis controle-
ren.
Water in de transmissieolie Radiale keerring of waterpomp
beschadigd
Radiale keerring en waterpomp contro-
leren.
Witte rookontwikkeling (stoom
in het uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting
controleren.
KNIPPERCODE 22
131
Knippercode controle-
lampje storing
14 Controlelampje storing knippert 1x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Carter-druksensor - verschil te groot tussen sensor en motorbesturingsunit
Knippercode controle-
lampje storing
09 Controlelampje storing knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Carter-druksensor - kortsluiting met massa
Carter-druksensor - onderbreking/kortsluiting met plus
Omgevingslucht-druksensor - kortsluiting met massa
Omgevingslucht-druksensor - onderbreking/kortsluiting met plus
Knippercode controle-
lampje storing
13 Controlelampje storing knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht ingangssignaal te laag
Temperatuursensor inlaatlucht - ingangssignaal te hoog
Aanzuiglucht-temperatuursensor - stroomkring open
Knippercode controle-
lampje storing
12 Controlelampje storing knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Koelmiddeltemperatuursensor ingangssignaal te laag
Koelmiddeltemperatuursensor - ingangssignaal te hoog
Koelmiddel-temperatuursensor - stroomkring open
Knippercode controle-
lampje storing
06 Controlelampje storing knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Smoorklep-positiesensor circuit A - adaptatie mislukt
Smoorklep-positiesensor circuit A - ingangssignaal te laag
Smoorklep-positiesensor circuit A ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
41 Controlelampje storing knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpomp - onderbreking/kortsluiting naar massa
Brandstofpomp - kortsluiting naar plus
Knippercode controle-
lampje storing
33 Controlelampje storing knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep 1, cilinder 1 - ingangssignaal te laag
Inspuitklep 1, cilinder 1 - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
34 Controlelampje storing knippert 3x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep 2, cilinder 1 - ingangssignaal te laag
Inspuitklep 2, cilinder 1 - ingangssignaal te hoog
22 KNIPPERCODE
132
Knippercode controle-
lampje storing
37 Controlelampje storing knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
02 Controlelampje storing knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Krukas-toerentalsensor - synchronisatie foutief
Krukas-toerentalsensor - signaal niet plausibel
Krukas-toerentalsensor - signaal onregelmatig
Krukas-toerentalsensor - geen signaal
Knippercode controle-
lampje storing
50 Controlelampje storing knippert 5x lang
Voorwaarde voor fout Uitlaatbesturingsactuator - geen signaal
Uitlaatbesturingsactuator - temperatuur te hoog
Uitlaatbesturingsactuator - instelling fout
Uitlaatbesturingsactuator - ingestelde waarde signaal fout
Uitlaatbesturingsactuator - ingangssignaal te laag
Uitlaatbesturingsactuator - ingangsignaal te hoog
Uitlaatbesturingsactuator - mechanische fout in de onderste positie
Uitlaatbesturingsactuator - mechanische fout in de bovenste positie
Uitlaatbesturingsactuator - Mechanische fout
Knippercode controle-
lampje storing
21 Controlelampje storing knippert 2x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Accuspanning - ingangsspanning te laag
Accuspanning - ingangsspanning te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
53 Controlelampje storing knippert 5x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Sensorspanning 1 - onderbreking/kortsluiting naar massa
Sensorspanning 1 - kortsluiting naar plus
Knippercode controle-
lampje storing
54 Controlelampje storing knippert 5x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Sensorspanning 2 - onderbreking/kortsluiting naar massa
Sensorspanning 2 - kortsluiting naar plus
Knippercode controle-
lampje storing
Controlelampje storing brandt
Voorwaarde voor fout Hoofdrelais - storing in schakelkring
Kantelsensor ingangssignaal te laag
Kantelsensor ingangssignaal te hoog
TECHNISCHE GEGEVENS 23
133
23.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met
membraaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud (alle 250modellen) 249 cm³
Cilinderinhoud (alle 300modellen) 293,15 cm³
Slag 72 mm
Boorgat (alle 250modellen) 66,4 mm
Boorgat (alle 300modellen) 72 mm
Krukaslagers 1 groefkogellager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren (alle 250modellen) 2 trapeziumringen
Zuigerveren (alle 300modellen) 2 rechthoekige ringen
X-maat (zuigerbovenkant tot speciaal gereedschap) 0 … 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) (alle
250modellen)
48,0 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) (alle
300modellen)
48,0 mm
Primaire overbrenging 26:72
Koppeling Meerplaats-koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Transmissie (Alle SX-modellen) 5 versnellingen met klauwschakeling
Transmissie (Alle XC-modellen) 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding (Alle SX-modellen)
1e versnelling 14:28
2e versnelling 16:26
3e versnelling 18:24
4e versnelling 21:24
5e versnelling 22:21
Overbrengingsverhouding (Alle XC-modellen)
1e versnelling 13:33
2e versnelling 16:30
3e versnelling 18:26
4e versnelling 22:26
5e versnelling 23:23
6e versnelling 26:22
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK BR 8 ES
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Elektrisch startmotorsysteem
23 TECHNISCHE GEGEVENS
134
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef membraanhouderplaat EJOT DELTA PT®3x12 1 Nm
Schroef membraanplaatjes binnen EJOT DELTA PT®3.5x25 1 Nm
Schroef membraanplaatjes buiten EJOT DELTA PT®3x6 1 Nm
Moer stuurklepaanslag M5 5 Nm
Schroef afdekking stelmotor uit-
laatbesturing
M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef bevestigingsplaat uitlaatre-
geling
M5 6 Nm
Loctite®2701™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerborgring M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef stator M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef stelmotor uitlaatbesturing M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurklep uitlaatbesturing M5 8 Nm
Loctite®243™
Schroef tussenas uitlaatbesturing M5 8 Nm
Loctite®243™
Schroef uitlaatbesturingsdeksel M5 6 Nm
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
Moer waterpompwiel M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef aanzuig-
flens/membraanhuis
M6 6 Nm
Schroef afdekking startmotor M6 8 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6x25 10 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6x60 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6 8 Nm
Schroef controle cardanoliepeil M6 8 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef motorhuis M6x45 10 Nm
Schroef motorhuis M6x60 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef tussenflens M6 8 Nm
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompdeksel kort M6x40 10 Nm
Schroef waterpompdeksel lang M6x60 10 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
135
Schroef balansas M8 30 Nm
Loctite®243™
Schroef cilinderkop M8 27 Nm
Moer cilindervoet M10 35 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel aan-
drijfketting
M10 60 Nm
Loctite®2701™
Tapeind cilindervoet M10 12 Nm
Moer rotor M12x1 60 Nm
Aftapschroef voor cardanolie met
magneet
M12x1,5 20 Nm
Bougie M14x1,25 25 Nm
Moer koppelingsmeenemer M18x1,5 100 Nm
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 150 Nm
Loctite®243™
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 142)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel ( pag. 142)
23.3.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca.
(Alle SX-modellen)
7,2 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie
(1:60) ( pag. 143)
Brandstoftankinhoud totaal ca.
(Alle XC-modellen)
8,5 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie
(1:60) ( pag. 143)
Brandstofreserve ca. (Alle XC-modellen) 2,8 l
23.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork (Alle SX-modellen) WP XACT 5448
Voorvork (Alle XC-modellen) WP XACT USD
Veerweg
voor 310 mm
achter 300 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper (Alle SX-modellen) WP XACT 5750
Schokdemper (Alle XC-modellen) WP XACT
Remsysteem Schijfremmen, remzadels vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
136
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging 14:49
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,9°
Wielstand 1.493 ± 10 mm
Zadelhoogte onbelast (Alle SX-modellen) 958 mm
Zadelhoogte onbelast (Alle XC-modellen) 954 mm
Los van de vloer, onbelast (Alle SX-modellen) 354 mm
Los van de vloer, onbelast (Alle XC-modellen) 354 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (Alle SX-modellen) 99,4 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (Alle XC-modellen) 100,1 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
23.5 Elektronica
12V-accu HJTZ5S-FP-C Lithium-ion-accu
Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 2,0 Ah
onderhoudsvrij
Zekering 58011109105 5 A
Zekering 58011109110 10 A
23.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(Alle SX-modellen) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX33 F
100/90 - 19 62M TT
Dunlop GEOMAX MX33
(Alle XC-modellen) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX33 F
110/100 - 18 64M TT
Dunlop GEOMAX AT81
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve
fabrikanten een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke
goedkeuringsvoorschriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer
informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
KTM.COM
TECHNISCHE GEGEVENS 23
137
23.7 Voorvork
23.7.1 Alle SX-modellen
Artikelnummer voorvork A460C103W406000
Voorvork WP XACT 5448
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 7 klikken
Luchtdruk 10,5 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk links 230 + 10
50 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
Hoeveelheid olie buitenwerk rechts 230 + 10
50 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
Vethoeveelheid cartridge links 5 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 145)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 380 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
23.7.2 Alle XC-modellen
Artikelnummer voorvork A460C173W406000
Voorvork WP XACT USD
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 23 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 13 klikken
Luchtdruk 9,7 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk links 230 + 10
50 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
Hoeveelheid olie buitenwerk rechts 230 + 10
50 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
Vethoeveelheid cartridge links 5 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 145)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 380 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 143)
23 TECHNISCHE GEGEVENS
138
23.8 Schokdemper
23.8.1 Alle SX-modellen
Artikelnummer schokdemper A460C403W408000
Schokdemper WP XACT 5750
Ingaande demping lowspeed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 7 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 48 N/mm
Veerlengte 240 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 456,3 mm
Stootdemperolie ( pag. 143) SAE 2,5
23.8.2 Alle XC-modellen
Artikelnummer schokdemper A460C473W408000
Schokdemper WP XACT
Ingaande demping lowspeed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 8 mm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
139
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 45 N/mm
Veerlengte 240 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 456,3 mm
Stootdemperolie ( pag. 143) SAE 2,5
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef aanzuiglucht-
temperatuursensor
EJOT PT®K50x18 T20 0,7 Nm
Schroef brandstofpomp aan brand-
stoftank
EJOT PT®K60x25-Z 2,3 Nm
Schroef combinatieschakelaar EJOT PT®K50x18 T20 2 Nm
Schroef luchtfilterbak aan console EJOT PT®K60x20AL 5 Nm
Schroef uitschakelknop EJOT PT K50x18 T20 2 Nm
Schroef zadelbevestiging EJOT EJOFORM PT®K60x23/18 2,5 Nm
Slangklem inlaatmanchet naar
smoorklephuis
2,8 Nm
Slangklem radiateur 2,4 Nm
Schroef slangklem smoorklep M4 5 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite®243™
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef framebescherming M5 3 Nm
Schroef smoorklepdeksel M5 2,6 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Schroeven van einddemper M5 7 Nm
Moer gaskabel aan smoorklep M6 3 Nm
Moer kabels aan startmotor M6 4 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accuhouderbeugel M6 6 Nm
Schroef accukabel naar startrelais M6x16 6 Nm
Schroef brandstoftankspoiler aan
radiateur
M6 6 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef glijblok M6 6 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
140
Schroef kettinggeleiding aan ach-
terbrug achter
M6 10 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang
op voetremcilinder
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef koppelingshendel M6 5 Nm
Schroef massakabel aan frame M6 10 Nm
Schroef remhendel M6 5 Nm
Schroef remkabelgeleiding aan
achterbrug
M6 6 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef startmotorkabel naar start-
relais
M6x8 6 Nm
Schroef stekkerboard met gecom-
bineerd instrument
M6 5 Nm
Schroef zadelbevestiging M6 8 Nm
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite®2701™
Moer rempedaalaanslag M8 20 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel aan frame
M8 15 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bochtstuk M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef console boven M8x15 35 Nm
Loctite®2701™
Schroef console onder M8x18 30 Nm
Loctite®2701™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef remzadel voor M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurklem M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaardbevestiging
(Alle XC-modellen)
M8 33 Nm
Loctite®2701™
Motordraagschroef M10 60 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 60 Nm
Loctite®2701™
Schroef schokdemper onder M10 60 Nm
Loctite®2701™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
141
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite®243™
Koelmiddel-temperatuursensor M10x1,25 10 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Moer frame aan verbindingshendel M16x1,5 60 Nm
Moer haakse hendel aan achter-
brug
M16x1,5 60 Nm
Moer verbindingshendel aan
haakse hendel
M16x1,5 60 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Schroefkoppeling koelsysteem M24x1,5 7,5 Nm
24 GEBRUIKSSTOFFEN
142
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol
(bijv. E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als
het koelmiddel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (ver-
draagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 146)
SAE ( pag. 146) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 146)
Voorgeschreven waarde
Uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken gebruiken.
Volledig synthetisch
GEBRUIKSSTOFFEN 24
143
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 146) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 146) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 142)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 142)
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 146) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
25 HULPSTOFFEN
144
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Dirt Remover
Siliconenspray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Silicone Spray
HULPSTOFFEN 25
145
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF®
LGHB 2
Speciaal vet (00062010053)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication®
Klüberfood NH1 34401
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
26 NORMEN
146
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt-motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen
tijdens races. Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook
onder extreme omstandigheden een probleemloze verbranding bereikt.
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 27
147
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
28 LIJST MET AFKORTINGEN
148
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
LIJST MET SYMBOLEN 29
149
29.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De OBD heeft een fout in de voertuigelektro-
nica geconstateerd.
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De OBD heeft een fout in de voertuigelektro-
nica geconstateerd.
29.2 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje Bbrandt groen ADVANCED Mapping is geactiveerd.
INDEX
150
INDEX
1
12V-accu
demonteren ....................... 102
laden ........................... 104
monteren ........................ 103
startvermogen ...................... 25
A
Achterbrug
controleren ........................ 79
Achterwiel
demonteren ........................ 97
monteren ......................... 98
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 11
rechtsachter ....................... 12
Afbeeldingen .......................... 10
Antivries
controleren ....................... 108
B
Balhoofdlager
smeren ........................... 58
Bandenspanning
controleren ....................... 100
Bandentoestand
controleren ....................... 100
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 36
Bedieningshandleiding ..................... 9
Bedrijfsmiddelen ........................ 10
Beoogd gebruik ......................... 6
Beschermende kleding ..................... 8
Brandstoftank
demonteren ........................ 70
monteren ......................... 72
Brandstofzeef
vervangen ........................ 120
C
Cardanolie
bijvullen ......................... 123
vervangen ........................ 121
Cardanoliepeil
controleren ....................... 121
Controlelampjes
overzicht .......................... 17
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren ........................ 64
monteren ......................... 64
voor borging voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . 68
Diagnosestekker ....................... 107
Dynamische veerweg
instellen .......................... 41
E
Einddemper
demonteren ........................ 69
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . 69
monteren ......................... 69
F
Fabrieksgarantie ........................ 10
Frame
controleren ........................ 79
Framebescherming
demonteren ........................ 52
monteren ......................... 52
G
Garantie ............................. 10
Gashendel ............................ 16
Gaskabellegging
controleren ........................ 79
Gebruiksdefinitie ........................ 6
Gecombineerd instrument .................. 18
H
Hoofdzekering
vervangen ........................ 105
Hulpstoffen ........................... 10
I
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 23
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling ............................. 28
nadestalling ...................... 127
Ingaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 45
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 37
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 36
K
Ketting
controleren ........................ 76
reinigen .......................... 74
INDEX
151
Ketting-aandrijfwiel
controleren ........................ 76
Kettinggeleiding
controleren ........................ 76
Kettingspanning
controleren ........................ 75
instellen .......................... 75
Kettingwiel
controleren ........................ 76
Klantenservice ......................... 10
Knippercode ......................131-132
Koelmiddel
aftappen ......................... 109
verversen ......................... 112
vullen ........................... 110
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108-109
Koelsysteem ......................... 108
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . 81
Koppelingshendel ....................... 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 81
Koude-startknop ........................ 20
L
Luchtfilter
demonteren ........................ 66
monteren ......................... 68
reinigen .......................... 67
Luchtfilterbak
reinigen .......................... 67
Luchtvering XACT ....................... 43
M
Mapping
wijzigen ......................... 116
Milieu ............................... 9
Motor
inrijden ........................... 24
Motorbescherming
demonteren ........................ 51
monteren ......................... 52
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
reinigen ......................... 124
vanhefboknemen ................... 49
Motornummer .......................... 13
O
Onderste kroonplaat
demonteren ........................ 54
monteren ......................... 55
Onjuist gebruik .......................... 6
Opsporen van fouten .................128-130
Overzicht controlelampjes .................. 18
P
Plug-in standaard ....................... 21
R
Regelschroef stationair toerental ............. 20
Remhendel ........................... 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 84
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Rempedaal ........................... 21
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 90
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Remplaketten
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . 93
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 87
Remschijven
controleren ........................ 84
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . 91
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 85
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 91
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 85
Remvoeringborging
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 92
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 87
Remvoeringen
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 92
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 87
Reserveonderdelen ...................... 10
Rubberen stuurcovers
controleren ........................ 80
S
Schokdemper
artikelnummer ...................... 14
demonteren ........................ 60
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 40
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . 36
monteren ......................... 61
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 39
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 40
Service .............................. 10
INDEX
152
Spaakspanning
controleren ....................... 101
Spatbord voor
demonteren ........................ 59
monteren ......................... 60
Speling balhoofdlager
controleren ........................ 57
instellen .......................... 57
Speling gaskabel
controleren ....................... 116
instellen ......................... 117
Stalling ............................ 126
Starten .............................. 28
Startknop ............................ 17
Startnummerbord
demonteren ........................ 58
monteren ......................... 59
Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage tempe-
raturen .............................. 25
Stationair toerental
instellen ......................... 117
Stuurpositie ........................... 46
instellen .......................... 47
T
Tankdop
openen ........................... 18
sluiten ........................... 19
Tanken
brandstof ......................... 32
Technisch toebehoren .................... 10
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 139
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 134
banden .......................... 136
chassis .......................... 135
elektronica ....................... 136
motor ........................... 133
schokdemper ...................... 138
voorvork ......................... 137
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Transporteren ......................... 31
Typeplaatje ........................... 13
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 46
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 38
Uitlaatbesturing
eindposities programmeren . . . . . . . . . . . . 114
Uitschakelknop ........................ 16
V
Veilig gebruik .......................... 7
Versnellingshendel ...................... 20
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 118
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 119
Voertuigidentificatiennummer ............... 13
Voorvork
artikelnummer ...................... 13
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 43
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Voorvorkprotector
demonteren ........................ 51
monteren ......................... 51
Voorwiel
demonteren ........................ 96
monteren ......................... 97
Vorkpoten
demonteren ........................ 53
monteren ......................... 53
ontluchten ......................... 50
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Vulhoeveelheid
cardanolie .................... 122,135
koelmiddel ....................... 135
W
Werkinstructies ......................... 8
Z
Zadel
monteren ......................... 63
verwijderen ........................ 63
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . 105
van de brandstofpomp vervangen . . . . . . . . 106
Zijstandaard .......................... 22
Zwaardere gebruiksomstandigheden ........... 25
droogzand ........................ 25
hoge temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
langzaamrijden ..................... 27
modderigcircuit ..................... 27
natcircuit ......................... 27
natzand .......................... 26
sneeuw ........................... 27
*3214639nl*
3214639nl
16.11.2022
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
KTM.COM
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155

KTM 300 XC de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor