HP ProBook 645 G3 Notebook PC Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
© Copyright 2016 HP Development Company,
L.P.
AMD is een handelsmerk van Advanced Micro
Devices, Inc. Bluetooth is een handelsmerk van
de desbetreende eigenaar en wordt door HP
Inc. onder licentie gebruikt. Intel is een
handelsmerk van Intel Corporation in de
Verenigde Staten en andere landen. Microsoft
en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken
of handelsmerken van Microsoft Corporation in
de Verenigde Staten en/of andere landen.
De informatie in dit document kan zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
De van toepassing zijnde garanties voor HP
producten en diensten zijn vastgelegd in de
uitdrukkelijke garantiebepalingen die bij
dergelijke producten en diensten op fysieke
en/of elektronische wijze worden meegeleverd
of gepubliceerd op website(s) van HP. Niets in
dit document mag als een aanvullende
garantie worden opgevat. HP is niet
aansprakelijk voor technische en/of
redactionele fouten c.q. weglatingen in dit
document.
Eerste editie: oktober 2016
Onderdeelnummer van document:
915437-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de meeste
modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet
alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Niet alle functies zijn beschikbaar in alle edities
of versies van Windows. Voor systemen is
mogelijk bijgewerkte en/of afzonderlijk
aangeschafte hardware, stuurprogramma's,
software en/of een BIOS-update vereist om
volledig te kunnen proteren van de
functionaliteit van Windows. Ga naar
http://www.microsoft.com voor meer
informatie.
Ga voor de nieuwste gebruikershandleidingen
of handleidingen voor uw product naar
http://www.hp.com/support. Selecteer Zoek
uw product en volg de instructies op het
scherm.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden of
anderszins gebruiken van een softwareproduct
dat vooraf op deze computer is geïnstalleerd,
bevestigt u dat u gehouden bent aan de
voorwaarden van de HP EULA (End User License
Agreement). Indien u niet akkoord gaat met
deze licentievoorwaarden, kunt u uitsluitend
aanspraak maken op de mogelijkheid het
gehele, ongebruikte product (hardware en
software) binnen 14 dagen te retourneren,
voor een volledige restitutie op basis van het
restitutiebeleid van de desbetreende
verkoper.
Neem contact op met de verkoper voor meer
informatie of om te vragen om een volledige
restitutie van de prijs van de computer.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer
beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te
blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet
wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of
een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht
materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken
die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals gedenieerd door de International Standard for Safety of
Information Technology Equipment (IEC 60950-1).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Aan de slag ................................................................................................................................................... 1
Informatie zoeken .................................................................................................................................................. 2
2 Onderdelen ................................................................................................................................................... 3
Hardware en software vinden ............................................................................................................................... 3
Rechterkant ............................................................................................................................................................ 3
Linkerkant .............................................................................................................................................................. 5
Beeldscherm .......................................................................................................................................................... 6
Bovenkant .............................................................................................................................................................. 7
Touchpad en EasyPoint-muisbesturing .............................................................................................. 7
Lampjes ............................................................................................................................................... 8
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer ...................................................................................... 9
Toetsen .............................................................................................................................................. 11
Hotkeys gebruiken ............................................................................................................................ 12
Onderkant ............................................................................................................................................................ 14
Voorkant .............................................................................................................................................................. 15
Achterkant ........................................................................................................................................................... 16
Labels ................................................................................................................................................................... 16
Het plaatsen van een SIM-kaart (alleen bepaalde producten) ........................................................................... 17
3 Verbinding maken met een netwerk .............................................................................................................. 19
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................................. 19
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ..................................................... 19
Apparaten voor draadloze communicatie in- of uitschakelen ....................................... 19
HP Connection Manager (alleen bepaalde producten) ................................................... 20
Knop voor draadloze communicatie ............................................................................... 20
Voorzieningen van het besturingssysteem .................................................................... 20
Verbinding maken met een WLAN ..................................................................................................... 21
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde producten) ........................................................ 21
HP Mobile Connect gebruiken (alleen bepaalde producten) ............................................................. 22
GPS gebruiken (alleen bepaalde producten) .................................................................................... 22
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde producten) ....... 22
Een Bluetooth-apparaat toevoegen ............................................................................... 22
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................................... 23
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde producten) ............................. 23
v
4 Schermnavigatie ......................................................................................................................................... 24
Bewegingen voor het touchpad en het aanraakscherm gebruiken .................................................................... 24
Tikken ................................................................................................................................................ 24
Zoomen door met twee vingers te knijpen ....................................................................................... 24
Schuiven met twee vingers (alleen touchpad) .................................................................................. 25
Tikken met twee vingers (alleen touchpad) ..................................................................................... 25
Het toetsenbord en de optionele muis gebruiken .............................................................................................. 25
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde producten) ................................. 26
5 Entertainmentvoorzieningen ....................................................................................................................... 27
Een webcam gebruiken (alleen bepaalde producten) ......................................................................................... 27
Audio gebruiken ................................................................................................................................................... 27
Luidsprekers aansluiten .................................................................................................................... 27
Hoofdtelefoon aansluiten ................................................................................................................. 27
Headsets aansluiten .......................................................................................................................... 27
Geluidsinstellingen gebruiken .......................................................................................................... 28
Video gebruiken ................................................................................................................................................... 28
Videoapparaten aansluiten met een VGA-kabel (alleen bepaalde producten) ................................ 28
Dual-mode DisplayPort ..................................................................................................................... 29
Bekabelde beeldschermen zoeken en aansluiten met behulp van MultiStream Transport ............ 30
Beeldschermen aansluiten op computers met AMD graphics (met een optionele
hub) ................................................................................................................................. 30
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een optionele
hub) ................................................................................................................................. 31
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een
ingebouwde hub) ............................................................................................................ 31
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................. 33
De computer uitschakelen ................................................................................................................................... 33
HP Fast Charge gebruiken (alleen bepaalde producten) ..................................................................................... 33
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................................... 34
Standen voor energiebesparing gebruiken ...................................................................................... 34
Slaapstand activeren en beëindigen .............................................................................. 34
Sluimerstand activeren en beëindigen ........................................................................... 34
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ....................................... 35
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand ..................................... 35
Accuvoeding gebruiken ..................................................................................................................... 35
HP Accucontrole gebruiken ............................................................................................. 35
Acculading weergeven .................................................................................................... 36
Accuwerktijd maximaliseren ........................................................................................... 36
Omgaan met een lage acculading .................................................................................. 36
vi
Een lage acculading herkennen .................................................................... 36
Problemen met een lage acculading verhelpen .......................................... 36
Accuvoeding besparen .................................................................................................... 37
Accu's afvoeren ............................................................................................................... 37
Een accu vervangen ........................................................................................................ 37
Externe netvoeding gebruiken .......................................................................................................... 37
7 Beveiliging .................................................................................................................................................. 39
De computer beveiligen ....................................................................................................................................... 39
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................................... 40
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................................ 40
Wachtwoorden instellen in Computer Setup .................................................................................... 40
BIOS-beheerderswachtwoord beheren ............................................................................................ 41
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven ......................................................................... 43
Een Computer Setup DriveLock-wachtwoord beheren (alleen bepaalde producten) ...................... 43
Een DriveLock-wachtwoord instellen ............................................................................. 44
DriveLock inschakelen (alleen bepaalde producten) ...................................................... 44
DriveLock uitschakelen (alleen bepaalde producten) .................................................... 45
Een DriveLock-wachtwoord invoeren (alleen bepaalde producten) .............................. 45
Een DriveLock-wachtwoord wijzigen (alleen bepaalde producten) ............................... 46
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................................... 46
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................................. 46
Essentiële beveiligingsupdates installeren ......................................................................................................... 47
HP Client Security gebruiken (alleen bepaalde producten) ................................................................................ 47
HP Touchpoint Manager gebruiken (alleen bepaalde producten) ...................................................................... 47
Een optionele beveiligingskabel installeren (alleen bepaalde producten) ........................................................ 47
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten) ................................................................................ 47
Vingerafdruklezer zoeken ................................................................................................................. 48
8 Onderhoud .................................................................................................................................................. 49
Prestaties verbeteren .......................................................................................................................................... 49
Schijfdefragmentatie gebruiken ....................................................................................................... 49
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................................ 49
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde producten) .............................................................. 49
De status van HP 3D DriveGuard herkennen .................................................................. 50
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren .............................................................................. 50
Computer schoonmaken ...................................................................................................................................... 50
Reinigingsprocedures ........................................................................................................................ 50
Het beeldscherm reinigen ............................................................................................... 51
De zijkanten en het deksel reinigen ............................................................................... 51
Het touchpad, het toetsenbord of de muis reinigen (alleen bepaalde producten) ....... 51
vii
Reizen met of verzenden van de computer ......................................................................................................... 51
9 Back-up en herstel ....................................................................................................................................... 53
Herstelmedia en back-ups maken ....................................................................................................................... 53
Richtlijnen .......................................................................................................................................... 53
Herstelmedia maken met HP Recovery Disc Creator ........................................................................ 54
Herstelschijven maken .................................................................................................... 54
Een back-up maken van uw gegevens .............................................................................................. 54
Systeemherstelactie uitvoeren ........................................................................................................................... 55
Windows herstelprogramma’s gebruiken ......................................................................................... 55
f11-herstelhulpmiddel gebruiken (alleen bepaalde producten) ...................................................... 56
Media met besturingssysteem Windows 7 gebruiken ...................................................................... 57
10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start .............................................................................................. 58
Computer Setup gebruiken .................................................................................................................................. 58
Computer Setup starten .................................................................................................................... 58
Navigeren en selecteren in Computer Setup .................................................................................... 58
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup ......................................................................... 59
BIOS-update uitvoeren ...................................................................................................................... 59
BIOS-versie vaststellen ................................................................................................... 60
BIOS-update downloaden ............................................................................................... 60
De opstartvolgorde wijzigen met de F9-prompt .............................................................................. 61
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten) .......................................................................................... 61
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde producten) ........................................................................................ 62
11 Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) ...................................................................................... 63
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden ......................................................... 63
12 Specicaties .............................................................................................................................................. 65
Ingangsvermogen ................................................................................................................................................ 65
Omgevingsvereisten ............................................................................................................................................ 65
13 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 66
14 Toegankelijkheid ....................................................................................................................................... 67
Ondersteunde assistieve technologieën (hulpmiddelen voor gehandicapten) .................................................. 67
Ondersteuning krijgen voor toegankelijkheid ..................................................................................................... 67
Index ............................................................................................................................................................. 68
viii
1 Aan de slag
Nadat u de computer hebt ingesteld en geregistreerd, raden wij de volgende stappen aan om optimaal te
proteren van uw slimme investering:
Maak verbinding met internet: congureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u verbinding
kunt maken met internet. Zie Verbinding maken met een netwerk op pagina 19 voor meer informatie.
Werk uw antivirussoftware bij: - bescherm uw computer tegen schade door virussen. De software is
vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie Beveiliging op pagina 39 voor meer informatie.
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer. Raadpleeg
Onderdelen op pagina 3 en Schermnavigatie op pagina 24 voor aanvullende informatie.
Zoek geïnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer geïnstalleerde
software.
Selecteer Start > Alle programma's. Voor meer informatie over het gebruik van software die bij de
computer is geleverd, raadpleegt u de instructies van de softwarefabrikant. Deze instructies kunnen zijn
verstrekt bij de software, of staan op de website van de fabrikant.
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-ashdrive te maken. Zie Back-
up en herstel op pagina 53.
1
Informatie zoeken
U heeft Installatie-instructies al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te zoeken.
Gebruik de volgende tabel voor het vinden van hulpmiddelen met productinformatie, uitleg en meer.
Hulpmiddelen Informatie over
Poster Installatie-instructies
De computer gebruiksklaar maken
Onderdelen van de computer herkennen
HP Support Assistant
Als u HP Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u
Start > Alle programma's > HP Help en ondersteuning.
Ga voor de nieuwste gebruikershandleidingen of
handleidingen voor uw product naar http://www.hp.com/
support. Selecteer Zoek uw product en volg de instructies
op het scherm.
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
Krijgen van ondersteuning
Wereldwijde ondersteuning
Ga voor ondersteuning in uw taal naar
http://www.hp.com/support en selecteer uw land.
Online chatten met een HP technicus
Telefoonnummers voor ondersteuning
Locaties van HP servicecentra
HP website
Ga voor de nieuwste gebruikershandleidingen of
handleidingen voor uw product naar http://www.hp.com/
support. Selecteer Zoek uw product en volg de instructies
op het scherm.
Informatie over ondersteuning
Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden
Voor het apparaat verkrijgbare accessoires
Handleiding voor veiligheid en comfort
Om de gebruikershandleiding te openen, selecteert u Start
> Alle programma's > HP Help en ondersteuning > HP
documentatie.
– of –
Ga naar http://www.hp.com/ergo.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding en
gezonde werkgewoonten
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Om de gebruikershandleiding te openen, selecteert u Start
> Alle programma's > HP Help en ondersteuning > HP
documentatie.
Informatie over veiligheid en kennisgevingen
Informatie over het afvoeren van accu's
Garantie*
Als u de garantie wilt lezen, selecteert u Start > Alle
programma's > HP Help en ondersteuning > HP
documentatie > Garantie-informatie weergeven.
– of –
Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Garantiegegevens
*U kunt de HP garantie vinden bij de gebruikershandleidingen op het product en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In
sommige landen of regio's wordt door HP een gedrukte versie van de garantie meegeleverd in de doos. Voor landen/regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Voor producten die zijn aangekocht in Azië en Oceanië kunt u HP schrijven op adres: POD, P.O. Box 161, Kitchener Road Post Oice,
Singapore 912006. Vermeld de productnaam en uw naam, telefoonnummer en postadres.
2 Hoofdstuk 1 Aan de slag
2 Onderdelen
Hardware en software vinden
Om een lijst met de geïnstalleerde hardware weer te geven, gaat u als volgt te werk:
Selecteer Start > Conguratiescherm > Apparaatbeheer.
Om een lijst met de geïnstalleerde software weer te geven, gaat u als volgt te werk:
Selecteer Start > Alle programma's.
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Dual-mode DisplayPort Via deze poort sluit u een optioneel digitaal weergaveapparaat,
zoals een hoogwaardige monitor of projector, aan op het
apparaat.
(2) USB 3.x-oplaadpoort Wanneer de computer is ingeschakeld, kunt u hierop een USB-
apparaat aansluiten en opladen, zoals een mobiele telefoon,
camera, activiteittracker of smartwatch. Deze poort biedt ook
dataoverdracht in hoge snelheid.
(3) Micro SIM-kaartslot (alleen bepaalde
producten)
Ondersteunt een draadloze micro SIM-kaart (Subscriber Identity
Module).
(4) Audio-uit (hoofdtelefoon)/Audio-in (microfoon)
Combostekker
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen voeding,
een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een kabel
van een televisietoestel aansluiten. Ook kunt u hierop de
microfoon van een optionele headset aansluiten. Deze ingang
biedt geen ondersteuning voor optionele apparaten met
uitsluitend een microfoon.
Hardware en software vinden 3
Onderdeel Beschrijving
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het
risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor meer informatie over
veiligheid.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Selecteer Start > Alle programma’s > HP Help en
ondersteuning > HP documentatie.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
(5) USB Type-C-oplaadpoort Wanneer de computer is ingeschakeld, kunt u hierop een USB-
apparaat met een Type-C-connector aansluiten en opladen,
zoals een mobiele telefoon, camera, activiteittracker of
smartwatch. Deze poort biedt ook dataoverdracht.
(6) Geheugenkaartlezer Hiermee worden optionele geheugenkaarten gelezen die
informatie opslaan, beheren, delen of openen.
Ga als volgt te werk om een kaart te plaatsen:
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren
naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in de geheugenkaartlezer en druk de kaart
aan totdat deze goed op zijn plaats zit.
Ga als volgt te werk om een kaart te verwijderen:
Druk de kaart iets naar binnen en verwijder deze
vervolgens uit de geheugenkaartlezer.
(7) USB 3.x-poort Hierop sluit u een USB-apparaat aan, zoals een mobiele
telefoon, camera, activiteittracker of smartwatch. Deze poort
biedt ook dataoverdracht.
(8) RJ-45-netwerkconnector met statuslampjes Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
Groen (rechts): het netwerk is aangesloten.
Oranje (links): er vindt een nieuwe activiteit plaats in het
netwerk.
(9) Dockingpoort Hierop sluit u een optioneel dockingapparaat aan.
(10) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
4 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan
op de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de eerste
plaats een ontmoedigingseect uitgaan. Deze voorziening kan
echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt
of wordt gestolen.
(2) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch
om interne onderdelen te koelen en oververhitting te
voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator
automatisch aan- en uitgaat wanneer u de computer gebruikt.
(3) Optischeschijfeenheid (alleen bepaalde
producten)
Hiermee wordt een optische schijf gelezen of wordt naar een
optische schijf geschreven (afhankelijk van het computermodel).
(4) Lampje van de optischeschijfeenheid (alleen
bepaalde producten)
Aan: de optischeschijfeenheid is in gebruik.
Uit: de optischeschijfeenheid is niet in gebruik.
(5) Uitwerpknop voor optischeschijfeenheid (alleen
bepaalde producten)
Hiermee ontgrendelt u de schijade van de optische-
schijfeenheid.
(6) Smartcardlezer (afhankelijk van de
conguratie)
Ondersteunt optionele smartcards.
Linkerkant 5
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze WLAN's (Wireless
Local Area Networks).
(2) WWAN-antennes* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze WWAN's (Wireless
Wide Area Networks).
(3) Interne microfoons Hiermee neemt u geluid op.
(4) Webcamlampje (alleen bepaalde producten) Aan: de webcam is in gebruik.
(5) Webcam (alleen bepaalde producten) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. Op
sommige modellen kunt u met streaming video videovergaderen en
online chatten.
(6) Verbindingsgebied NFC (Near Field
Communication)* (alleen bepaalde producten)
Tik op het NFC-gebied van een ander apparaat dat NFC ondersteunt
om bestanden over te brengen.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Houd de gebieden rondom de antennes vrij voor een optimale
signaaloverdracht.
Voor meer informatie over de regelgeving voor draadloze communicatie, gaat u naar het artikel Informatie over voorschriften,
veiligheid en milieu en raadpleegt u de sectie die van toepassing is op uw land of regio.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Selecteer Start > Alle programma’s > HP Help en ondersteuning > HP documentatie.
6 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Bovenkant
Touchpad en EasyPoint-muisbesturing
Onderdeel Beschrijving
(1) EasyPoint-muisbesturing (alleen bepaalde
producten)
Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en onderdelen
op het scherm selecteren of activeren.
(2) Linkerknop van de EasyPoint-muisbesturing
(alleen bepaalde producten)
Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(3) Touchpadlampje
Aan: het touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
(4) Touchpadzone Hiermee worden uw vingerbewegingen gelezen om de pointer
te verplaatsen of items op het scherm te activeren.
(5) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(6) Rechterknop van de EasyPoint-muisbesturing
(alleen bepaalde producten)
Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
(7) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
Bovenkant 7
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan-uitlampje
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en andere niet-
benodigde onderdelen worden uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk energie
wordt verbruikt.
(2) Lampje Geluid uit van microfoon
Oranje: het microfoongeluid is uitgeschakeld.
Uit: het microfoongeluid is ingeschakeld.
(3) Num Lock-lampje Aan: Num lock is ingeschakeld.
(4) Lampje voor draadloze communicatie Aan: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie,
zoals een draadloosnetwerkmodule en/of een Bluetooth®-
apparaat, is ingeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor
draadloze communicatie oranje wanneer alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
(5) Lampje Geluid uit
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Wit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(6) Caps Lock-lampje Aan: Caps lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord typt u nu
alles in hoofdletters.
8 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan-uitknop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan-uitknop
om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan-
uitknop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de
aan-uitknop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort op de
aan-uitknop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: De aan-uitknop ingedrukt houden, resulteert in
het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures geen
eect hebben, houdt u de aan-uitknop minstens vijf seconden
ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Raadpleeg de energieopties voor meer informatie over uw
energie-instellingen.
Selecteer Start > Conguratiescherm > Systeem en
beveiliging > Energiebeheer.
(2) Luidsprekers Hier wordt het geluid van de computer geproduceerd.
(3) Knop voor draadloze communicatie Hiermee kunt u de voorziening voor draadloze communicatie in-
en uitschakelen, maar geen draadloze verbinding tot stand
brengen.
Er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat er een
draadloze verbinding kan worden gemaakt.
Bovenkant 9
Onderdeel Beschrijving
(4) Knop Geluid uit Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
(5) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde producten) Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows®
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
10 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Toetsen
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de num
lock-toets, de esc-toets of een andere toets om veelgebruikte
systeemfuncties uit te voeren.
Zie Hotkeys gebruiken op pagina 12
(3) Windows-toets Opent het Startmenu.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets drukt,
wordt het Startmenu afgesloten.
(4) Functietoetsen Hiermee kunt u in combinatie met de fn-toets veelgebruikte
systeemfuncties uitvoeren.
Zie Hotkeys gebruiken op pagina 12.
(5) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Een numeriek toetsenblok dat over de alfabettoetsen van het
toetsenbord is geplaatst. Wanneer fn + num lock wordt
ingedrukt, kan het toetsenblok worden gebruikt als een extern
numeriek toetsenblok. Met elke toets van dit toetsenblok wordt
de functie uitgevoerd die wordt aangegeven door het pictogram
in de rechterbovenhoek van de toets.
OPMERKING: Als de toetsenblokfunctie actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt die functie
opnieuw actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
(6) Windows-toepassingstoets Hiermee geeft u opties voor een geselecteerd object weer.
(7) num lock-toets Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen.
Bovenkant 11
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de num
lock-toets, de esc-toets of een andere toets om veelgebruikte
systeemfuncties uit te voeren.
Zie Hotkeys gebruiken op pagina 12
(3) Windows-toets Opent het menu Start.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets drukt,
wordt het menu Start afgesloten.
(4) Functietoetsen Hiermee kunt u in combinatie met de fn-toets veelgebruikte
systeemfuncties uitvoeren.
Zie Hotkeys gebruiken op pagina 12.
(5) num lock-toets Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en numerieke
functies op het geïntegreerde numerieke toetsenblok.
(6) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Een afzonderlijk toetsenblok rechts van het alfabettoetsenbord.
Wanneer num lock wordt ingedrukt, kan het geïntegreerde
toetsenblok worden gebruikt als een extern numeriek
toetsenblok.
Hotkeys gebruiken
U gebruikt een hotkey als volgt:
Druk op de fn-toets en druk vervolgens op een van de toetsen die in de volgende tabel worden vermeld.
Druk op
fn
+functietoets
Beschrijving
Hiermee activeert u de slaapstand waarbij uw informatie in het systeemgeheugen wordt opgeslagen. Het
beeldscherm en andere systeemonderdelen worden uitgeschakeld en de energiebesparingsmodus wordt
geactiveerd. Om de slaapstand te beëindigen, drukt u kort op de aan-uitknop.
12 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Druk op fn
+functietoets
Beschrijving
VOORZICHTIG: Sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert om het risico van gegevensverlies te
beperken.
Hiermee wordt de achtergrondverlichting van het toetsenbord in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: Als u accustroom wilt besparen, schakelt u deze voorziening uit.
Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als u bijvoorbeeld op
deze toets drukt terwijl er een monitor is aangesloten op de computer, wordt er geschakeld tussen weergave
op het scherm van de computer, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op het computerscherm
en de monitor.
Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verlaagd.
Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verhoogd.
Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verhoogd.
Hiermee dempt u het geluid van de microfoon.
Bovenkant 13
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Dockingstation ondersteuningsgaten Ondersteuning voor een optioneel dockingstation.
(2) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de
computer gebruikt.
14 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Voorkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Lampje voor draadloze communicatie Aan: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een WLAN-apparaat (Wireless Local
Area Network) of een Bluetooth®-apparaat en/of een
WWAN-apparaat is ingeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje
voor draadloze communicatie oranje wanneer alle
apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld
zijn.
(2) Aan-uitlampje
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(3) Acculampje Wanneer de netvoeding is aangesloten:
Wit: de acculading is groter dan 90 procent.
Oranje: de acculading ligt tussen 0 en 90 procent.
Uit: de accu wordt niet opgeladen.
Wanneer de netvoeding is losgekoppeld (accu laadt niet
op):
Knipperend oranje: de accu is bijna leeg. Wanneer de
accu een kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt,
begint het acculampje snel te knipperen.
Uit: De accu wordt niet opgeladen.
(4) Schijfeenheidlampje
Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de interne
vaste schijf geparkeerd.
OPMERKING: Zie HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen
bepaalde producten) op pagina 49 voor meer informatie
over HP 3D DriveGuard.
Voorkant 15
Achterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Poort voor externe monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
aansluiten.
(2) Seriële poort (alleen bepaalde producten) Hierop sluit u een optioneel serieel apparaat aan,
zoals een modem, muis of printer.
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
BELANGRIJK: Controleer de volgende locaties voor de in dit gedeelte beschreven labels: de onderkant van
de computer, in de accuruimte, onder de onderhoudsklep of op de achterkant van het scherm.
Servicelabel: bevat belangrijke informatie voor het identiceren van uw computer. Wanneer u contact
opneemt met Ondersteuning, moet u waarschijnlijk het serie-, product- en modelnummer opgeven.
Zoek deze nummers op voordat u contact opneemt met Ondersteuning.
Het servicelabel lijkt op een van de onderstaande voorbeelden. Raadpleeg de afbeelding die het meest
overeenkomt met het servicelabel van uw computer.
Onderdeel
(1) Serienummer
(2) Productnummer
(3) Garantieperiode
(4) Modelnummer (alleen bepaalde producten)
16 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Onderdeel
(1) Modelnaam (alleen bepaalde producten)
(2) Productnummer
(3) Serienummer
(4) Garantieperiode
Label(s) met kennisgevingen: bevatten kennisgevingen betreende het gebruik van de computer.
Label(s) met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie: deze labels bevatten
informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van de landen/
regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.
Het plaatsen van een SIM-kaart (alleen bepaalde producten)
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een SIM-kaart om beschadiging van de
connectoren te voorkomen.
Ga als volgt te werk om een SIM-kaart te plaatsen:
1. Schakel de computer uit met behulp van de opdracht Afsluiten.
2. Sluit het beeldscherm.
3. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
Het plaatsen van een SIM-kaart (alleen bepaalde producten) 17
5. Plaats de SIM-kaart in het SIM-kaartslot en druk de SIM-kaart aan totdat deze stevig vastzit.
OPMERKING: De SIM-kaart in uw computer kan er iets anders uitzien dan op de afbeelding in dit
gedeelte.
Als u een SIM-kaart wilt verwijderen, drukt u de SIM-kaart iets naar binnen en verwijdert u deze vervolgens uit
de sleuf.
18 Hoofdstuk 2 Onderdelen
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer meenemen waarnaar u maar wilt. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaen tot miljoenen
websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding kunt stellen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. Uw computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor draadloze
communicatie:
Apparaat met draadloze netwerkverbinding (WLAN): met dit apparaat kunt u de computer aansluiten op
LAN-netwerken (doorgaans Wi-Fi-netwerken, draadloze netwerken (WLAN) of WLAN’s genoemd) op
kantoor, thuis en op openbare plekken, zoals luchthavens, restaurants, cafés, hotels en universiteiten. In
een draadloos netwerk communiceert de computer met een draadloze router of een draadloos
toegangspunt.
HP module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen): een WWAN-apparaat (Wireless Wide-
Area Network) waarmee u over een veel groter gebied een draadloze verbinding kunt maken.
Aanbieders van mobiele netwerkdiensten zetten basisstations op (vergelijkbaar met zendmasten voor
mobiele telefonie), die dekking bieden in hele regio’s, provincies of zelfs landen.
Bluetooth-apparaat®: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN) opzetten
om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals computers, telefoons,
printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN communiceert elk apparaat direct met
andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar
bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in Help en Ondersteuning voor meer informatie over de
technologie voor draadloze communicatie. Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start > Help
en ondersteuning.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
Knop voor draadloze communicatie, schakelaar voor draadloze communicatie of toets voor draadloze
communicatie (in dit hoofdstuk ook wel knop voor draadloze communicatie genoemd).
Voorzieningen van het besturingssysteem
Apparaten voor draadloze communicatie in- of uitschakelen
U kunt apparaten voor draadloze communicatie in- en uitschakelen met de knop voor draadloze
communicatie of met HP Connection Manager (alleen bepaalde modellen).
OPMERKING: Een computer kan een knop of schakelaar voor draadloze communicatie hebben, of een toets
voor draadloze communicatie op het toetsenbord. De term "knop voor draadloze communicatie" verwijst in
deze handleiding naar alle types bedieningselementen voor draadloze communicatie.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 19
U schakelt apparaten voor draadloze communicatie als volgt uit in HP Connection Manager:
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram HP Connection Manager in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk en klik daarna op de aan-uitknop naast het gewenste apparaat.
- of -
Selecteer Start > Alle programma's > Productiviteit en tools > HP Connection Manager en klik daarna
op de aan-uitknop naast het gewenste apparaat.
HP Connection Manager (alleen bepaalde producten)
HP Connection Manager is een centrale locatie voor het beheer van uw apparaten voor draadloze
communicatie, een interface om verbinding te maken met internet via HP mobiel breedband, en een interface
voor het verzenden en ontvangen van SMS-berichten (tekstberichten). Met HP Connection Manager kunt u de
volgende apparaten beheren:
WLAN-apparaat (wireless local-area network)/Wi-Fi
WWAN-apparaat (Wireless Wide Area Network)/apparaat voor HP mobiel breedband
Bluetooth
HP Connection Manager biedt informatie en berichten over de verbindingsstatus en de energiestatus, en stelt
u in staat om gegevens te bekijken over uw SIM-kaart en om sms-berichten te verzenden en te ontvangen.
Statusinformatie en meldingen worden weergegeven in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
U opent Connection Manager als volgt:
Klik op het pictogram van HP Connection Manager op de taakbalk.
- of -
Selecteer Start > Alle programma's > Productiviteit en tools > HP Connection Manager.
Zie de helpfunctie van de HP Connection Manager software voor meer informatie.
Knop voor draadloze communicatie
De computer heeft mogelijk een knop voor draadloze communicatie, een of meer apparaten voor draadloze
communicatie en een of twee lampjes voor draadloze communicatie. Alle apparaten voor draadloze
communicatie in de computer worden in de fabriek ingeschakeld.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze
communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep.
Voorzieningen van het besturingssysteem
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met een
netwerk, draadloze netwerken beheren en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
Selecteer Start > Conguratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
Als u meer informatie wilt, opent u Help en ondersteuning door Start > Help en ondersteuning te selecteren.
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Verbinding maken met een WLAN
OPMERKING: Als u thuis verbinding wilt maken met internet, is een account bij een internetprovider vereist.
Neem contact op met een lokale internetprovider voor het aanschaen van een internetservice en een
modem. De internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en het
testen van de internetservice.
U maakt als volgt verbinding met het WLAN:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld.
2. Klik op het netwerkstatuspictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
3. Selecteer een WLAN-netwerk waarmee u verbinding wilt maken.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een beveiligingscode in te voeren. Typ de code
en klik daarna op OK om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit mogelijk dat u zich buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: Als het netwerk waarmee u verbinding wilt maken niet wordt weergegeven, klikt u op
Netwerkcentrum openen, en vervolgens op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er
verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee te
maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
5. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, plaatst u de aanwijzer op het pictogram voor de netwerkstatus in
het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het eectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang de
WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of vaste
obstakels zoals wanden en vloeren.
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde producten)
Uw HP Mobiel breedband computer heeft ingebouwde ondersteuning voor mobiel-breedbanddiensten. In
combinatie met een mobiel netwerk biedt uw nieuwe computer u volledige vrijheid: u kunt verbinding maken
met internet, e-mailen en uw bedrijfsnetwerk bereiken zonder dat u daarvoor een wi-hotspot nodig hebt.
OPMERKING: Als uw tablet HP Mobile Connect bevat, zijn de instructies in dit gedeelte niet van toepassing.
Zie HP Mobile Connect gebruiken (alleen bepaalde producten) op pagina 22.
Mogelijk heeft u het serienummer van de HP module voor mobiel breedband nodig om de dienst voor mobiel
breedband te activeren. Het serienummer bevindt zich mogelijk in de accuruimte, onder de onderhoudsklep
of op de achterkant van het beeldscherm.
Sommige aanbieders van mobiele netwerkdiensten vereisen het gebruik van een SIM-kaart. Een SIM-kaart
bevat basisgegevens over u, zoals een persoonlijk identicatienummer (PIN), en over het netwerk. Sommige
tablets hebben een SIM-kaart vooraf geïnstalleerd. Als de SIM-kaart niet vooraf is geïnstalleerd, wordt deze
mogelijk meegeleverd bij de informatie over HP Mobiel breedband die bij uw computer is verstrekt. De
aanbieder van mobiele netwerkdiensten kan ook los van de computer een afzonderlijke SIM-kaart
verstrekken.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 21
Informatie over HP mobiel breedband en over de manier waarop u de diensten van een aanbieder van mobiele
netwerkdiensten activeert, vindt u in het pakket met informatie over HP mobiel breedband dat bij de
computer is geleverd.
HP Mobile Connect gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP Mobile Connect is een prepaid, mobiele breedbandservice die zorgt voor een rendabele, beveiligde,
eenvoudige en exibele mobiele breedbandverbinding voor uw computer. Om HP Mobile Connect te kunnen
gebruiken, moet uw computer beschikken over een SIM-kaart en de app HP Mobile Connect. Voor meer
informatie over HP Mobile Connect en de beschikbaarheid ervan, gaat u naar http://www.hp.com/go/
mobileconnect.
GPS gebruiken (alleen bepaalde producten)
De computer kan zijn voorzien van een GPS-apparaat (Global Positioning System). GPS-satellieten geven
locatie-, snelheids- en richtinggegevens door aan systemen die met GPS zijn uitgerust.
Zie de helpfunctie van de HP GPS and Location software voor meer informatie.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
producten)
Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging van
communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de volgende:
computers (desktopcomputer, notebookcomputer, pda)
telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, gecombineerde gsm/pda's (smartphones))
imagingapparaten (printers, camera's)
geluidsapparatuur (hoofdtelefoons, luidsprekers)
muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal Area
Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Voor meer informatie over de
conguratie en het gebruik van Bluetooth-apparaten raadpleegt u de helpfunctie bij de Bluetooth-software.
Een Bluetooth-apparaat toevoegen
1. Selecteer Start > Apparaten en printers > Een apparaat selecteren en volg de instructies op het
scherm.
2. Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wilt toevoegen aan uw computer en selecteer vervolgens
Volgende.
OPMERKING: Als er vericatie is vereist voor het apparaat, wordt er een koppelingscode weergegeven. Volg
voor het apparaat dat u toevoegt de instructies op het scherm om te controleren of de code op uw apparaat
overeenkomt met de koppelingscode. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie bij het apparaat.
OPMERKING: Als uw apparaat niet in de lijst wordt weergegeven, controleert u of Bluetooth is ingeschakeld
op dit apparaat en of de instelling voor draadloze communicatie op uw computer is ingeschakeld. Sommige
apparaten hebben mogelijk aanvullende vereisten. Raadpleeg hiervoor de documentatie bij het apparaat.
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Bepaalde producten staan mogelijk bekabelde verbindingen toe: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding.
Een LAN-verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat
gebruikmaakt van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Om de kans op elektrische schokken, brand of beschadiging van de apparatuur te
beperken, mag u geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector steken.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde producten)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis wilt aansluiten (in plaats van
draadloos werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
Om verbinding te maken met een LAN is een 8-pins, RJ-45-netwerkkabel of een optioneel dockingapparaat of
dockingpoort vereist als de computer geen RJ-45-poort heeft.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of op een
router.
OPMERKING: Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat de
ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met het
uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 23
4 Schermnavigatie
U kunt op de volgende manieren op het computerscherm navigeren:
Met aanraakbewegingen rechtstreeks op het computerscherm (alleen bepaalde producten)
Met aanraakbewegingen op het touchpad
Met het toetsenbord en de optionele muis (de muis moet afzonderlijk worden aangeschaft)
Bewegingen voor het touchpad en het aanraakscherm gebruiken
Met het touchpad kunt u met eenvoudige vingerbewegingen op het computerscherm navigeren en de
aanwijzer besturen. U kunt ook de linker- en rechterknoppen van het touchpad gebruiken zoals u de
corresponderende knoppen van een externe muis zou gebruiken. Om op een aanraakscherm te navigeren
(alleen bepaalde producten) raakt u het scherm aan met behulp van de bewegingen die in dit hoofdstuk
worden beschreven.
U kunt bewegingen ook aanpassen en demonstraties van de werking ervan bekijken. Selecteer Start >
Conguratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers > Muis.
OPMERKING: Tenzij anders vermeld, kunnen bewegingen worden gebruikt op een touchpad of op een
aanraakscherm (alleen bepaalde producten).
Tikken
Gebruik de beweging tikken/dubbeltikken om een item op het scherm te selecteren of te openen.
Wijs een item op het scherm aan en tik met uw vinger in de touchpadzone of op het aanraakscherm om
het item te selecteren. Dubbeltik op een item om het te openen.
Zoomen door met twee vingers te knijpen
Gebruik de knijpbeweging met twee vingers om op afbeeldingen of tekst in en uit te zoomen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden in de touchpadzone of op het aanraakscherm en
beweeg ze daarna naar elkaar toe.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden in de touchpadzone of op het aanraakscherm en beweeg
ze daarna van elkaar af.
24 Hoofdstuk 4 Schermnavigatie
Schuiven met twee vingers (alleen touchpad)
Gebruik het schuiven met twee vingers om naar boven, naar beneden of opzij te schuiven op een pagina of in
een afbeelding.
Plaats twee vingers iets uit elkaar op het touchpadgebied en sleep ze omhoog, omlaag, naar links of
naar rechts.
Tikken met twee vingers (alleen touchpad)
Tik met twee vingers om het menu voor een object op het scherm te openen.
OPMERKING: Als u met twee vingers tikt, wordt dezelfde actie uitgevoerd als wanneer u met de
rechtermuisknop klikt.
Tik met twee vingers op de touchpadzone om het menu Opties voor het geselecteerde object te openen.
Het toetsenbord en de optionele muis gebruiken
Met het toetsenbord en de optionele muis kunt u typen, items selecteren, schuiven en dezelfde functies
uitvoeren als bij het gebruik van aanraakbewegingen. Met toetsencombinaties op het toetsenbord kunt u
tevens specieke functies uitvoeren.
Het toetsenbord en de optionele muis gebruiken 25
OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw toetsenbord
andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit gedeelte worden
beschreven.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde producten)
De computer heeft een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt bovendien een optioneel extern
numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok. Zie Toetsen
op pagina 11 voor meer informatie over de locatie van het geïntegreerde numerieke toetsenblok.
Onderdeel Beschrijving
num lock-toets Hiermee regelt u de functie van het geïntegreerde numerieke
toetsenblok. Druk op de toets om te schakelen tussen de standaard
numerieke functie op een extern toetsenblok (deze functie is
standaard ingeschakeld) en de navigatiefunctie (aangeduid met de
pijlen op de toetsen).
OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het moment dat
de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw actief wanneer de
computer weer wordt ingeschakeld.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok Deze toetsen zijn standaard ingesteld als de toetsen op een extern
numeriek toetsenblok. Druk op de num lock-toets om te schakelen
tussen deze numerieke functie en de navigatiefunctie (aangeduid met
de pijltoetsen).
26 Hoofdstuk 4 Schermnavigatie
5 Entertainmentvoorzieningen
Gebruik uw HP computer voor zaken of plezier, om anderen te spreken via de webcam, om audio en video te
mixen of om externe apparaten zoals een projector, monitor, tv of luidsprekers aan te sluiten. Zie Onderdelen
op pagina 3 om de audio-, video- en cameravoorzieningen op uw computer te vinden.
Een webcam gebruiken (alleen bepaalde producten)
Uw computer heeft een webcam (geïntegreerde camera) waarmee u video kunt opnemen en foto's kunt
maken. Op sommige modellen kunt u met streaming video videovergaderen en online chatten.
Audio gebruiken
U kunt muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud (inclusief radio) van internet streamen, audio
opnemen, of audio en video mixen om multimedia te creëren. U kunt ook muziek-cd's afspelen op de
computer (alleen bepaalde producten) of een externe optischeschijfeenheid koppelen om cd's af te spelen. U
kunt luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten voor nog meer luistergenot.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten via een USB-poort of de combostekker voor audio-
uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon) op de computer of op een dockingstation.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de computer. Zet
het geluid zachter voordat u de luidsprekers aansluit.
Hoofdtelefoon aansluiten
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor meer
informatie over veiligheid.
Ga als volgt te werk om toegang te krijgen tot dit document:
Selecteer Start > Alle programma's > HP Help en ondersteuning > HP documentatie.
U kunt hoofdtelefoons of headsets met kabel aansluiten op de audio-uitgang (hoofdtelefoon)/audio-ingang
(microfoon) van uw computer.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de computer.
Headsets aansluiten
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor meer
informatie over veiligheid.
Ga als volgt te werk om toegang te krijgen tot dit document:
Selecteer Start > Alle programma's > HP Help en ondersteuning > HP documentatie.
Een webcam gebruiken (alleen bepaalde producten) 27
Hoofdtelefoons die zijn gecombineerd met een microfoon worden headsets genoemd. U kunt een headset
met een kabel aansluiten op de combostekker voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon) van de
computer.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om een draadloze headset op de computer aan te
sluiten.
Geluidsinstellingen gebruiken
Gebruik geluidsinstellingen om het systeemvolume aan te passen, systeemgeluiden te wijzigen of
audioapparaten te beheren.
Ga als volgt te werk om de geluidsinstellingen te bekijken of te wijzigen:
Selecteer Start > Conguratiescherm > Hardware en geluiden en selecteer vervolgens Geluid of uw
audiosoftware.
OPMERKING: Om de volledige inhoud van het Conguratiescherm weer te geven, selecteert u de weergave
met grote of kleine pictogrammen in plaats van de categorieweergave.
Video gebruiken
Uw computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete websites kunt
bekijken en video en lms kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken als u geen verbinding hebt
met een netwerk.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe monitor,
projector of tv aan te sluiten.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste poort van
de computer. Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat.
Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van de videovoorzieningen.
Videoapparaten aansluiten met een VGA-kabel (alleen bepaalde producten)
OPMERKING: Als u een VGA-videoapparaat op de computer wilt aansluiten, hebt u een HDMI-kabel nodig die
u apart moet aanschaen.
Als u het beeld van het computerscherm op een externe VGA-monitor wilt weergeven of wilt projecteren
(bijvoorbeeld voor een presentatie), sluit u een monitor of projector aan op de VGA-poort van de computer.
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector zoals weergegeven aan op de VGA-poort van de
computer.
28 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
2. Druk op fn+f4 om het beeld tussen vier weergavestanden te schakelen:
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de
computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitbreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie Uitbreiden kiest, moet u voor het beste resultaat de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt verhogen: Selecteer Start > Conguratiescherm > Vormgeving en
persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave de optie Resolutie aanpassen.
Dual-mode DisplayPort
Via de Dual-mode DisplayPort sluit u de computer aan op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een
high-denition televisietoestel of op andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur. De Dual-
mode DisplayPort levert betere prestaties dan de VGA-externemonitorpoort en zorgt voor betere digitale
aansluitmogelijkheden.
OPMERKING: Als u video- en/of audiosignalen wilt verzenden via de Dual-Mode DisplayPort, heeft u een
Dual-Mode DisplayPort-kabel nodig (afzonderlijk aan te schaen).
OPMERKING: Op de Dual-Mode DisplayPort van de computer kan één Dual-mode DisplayPort-apparaat
worden aangesloten. De op het computerscherm weergegeven informatie kan gelijktijdig worden
weergegeven op het Dual-Mode DisplayPort-apparaat.
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de Dual-mode DisplayPort:
1. Sluit het ene uiteinde van de Dual-Mode DisplayPort-kabel aan op de Dual-mode DisplayPort van de
computer.
Video gebruiken 29
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het digitale weergaveapparaat.
3. Druk op fn+f4 om het schermbeeld tussen 4 weergavestatussen te schakelen:
Alleen het computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld op het scherm gelijktijdig weergegeven op zowel de
computer als op het externe apparaat.
Uitbreiden: hiermee wordt het beeld op het scherm verdeeld over de computer en het externe
apparaat weergegeven.
Alleen het tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, wordt de beeldschermstatus gewijzigd.
OPMERKING: Voor optimale resultaten, vooral als u kiest voor de optie "Uitbreiden", kunt u de
schermresolutie van het externe apparaat als volgt aanpassen. Selecteer Start > Conguratiescherm >
Vormgeving en persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave Schermresolutie aanpassen.
OPMERKING: Als u de apparaatkabel wilt verwijderen, drukt u de connectorejectknop omlaag om de kabel
los te maken van de computer.
Bekabelde beeldschermen zoeken en aansluiten met behulp van MultiStream
Transport
Met MultiStream Transport (MST) kunt u meerdere bekabelde weergaveapparaten op uw computer aansluiten
via de VGA-poort of DisplayPort op uw computer, maar ook via de VGA-poort of DisplayPort op een hub of een
extern dockingstation. U kunt op verschillende manieren verbinding maken, afhankelijk van het type
grasche controller die op uw computer is geïnstalleerd en of uw computer al dan niet een ingebouwde hub
heeft. Ga naar Apparaatbeheer om de op uw computer geïnstalleerde hardware weer te geven.
Selecteer Start > Conguratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeem > Apparaatbeheer om een
lijst met alle apparaten weer te geven die op uw computer zijn geïnstalleerd.
Beeldschermen aansluiten op computers met AMD graphics (met een optionele hub)
OPMERKING: Met een AMD grasche controller kunt u maximaal drie externe weergaveapparaten
aansluiten.
30 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
Ga als volgt te werk voor het congureren van meerdere weergaveapparaten:
1. Sluit een externe hub (afzonderlijk aan te schaen) aan op de DisplayPort van de computer met een DP-
naar-DP-kabel (afzonderlijk aan te schaen). Zorg ervoor dat de voedingsadapter van de hub is
aangesloten op de netvoeding.
2. Sluit de externe weergaveapparaten aan op de VGA-poorten of DisplayPorts op de hub.
3. Om al uw aangesloten weergaveapparaten weer te geven, selecteert u Start > Conguratiescherm >
Systeem en beveiliging > Systeem > Apparaatbeheer. Als u niet alle aangesloten beeldschermen kunt
zien, controleer dan of elk apparaat op de juiste poort van de hub is aangesloten.
OPMERKING: Bij meerdere beeldschermen kunt u kiezen voor Dupliceren, waarbij het
computerscherm naar alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt gekopieerd, of Uitbreiden, waarbij
het computerscherm over alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt verspreid.
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een optionele hub)
OPMERKING: Met een Intel grasche controller en een optionele hub kunt u maximaal drie externe
weergaveapparaten aansluiten.
Ga als volgt te werk voor het congureren van meerdere weergaveapparaten:
1. Sluit een externe hub (afzonderlijk aan te schaen) aan op de DisplayPort van de computer met een DP-
naar-DP-kabel (afzonderlijk aan te schaen). Zorg ervoor dat de voedingsadapter van de hub is
aangesloten op de netvoeding.
2. Sluit de externe weergaveapparaten aan op de VGA-poorten of DisplayPorts op de hub.
3. Als Windows een beeldscherm detecteert dat op de DP-hub is aangesloten, wordt het dialoogvenster
DisplayPort Topology Notication weergegeven. Klik op de juiste opties om uw beeldschermen te
congureren. Bij meerdere beeldschermen kunt u kiezen voor Dupliceren, waarbij het computerscherm
naar alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt gekopieerd, of Uitbreiden, waarbij het beeld op het
scherm over alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt verspreid.
OPMERKING: Als dit dialoogvenster niet wordt weergegeven, controleert u of elk extern
weergaveapparaat op de juiste poort van de hub is aangesloten. Voor meer informatie selecteert u Start
> Conguratiescherm > Vormgeving en persoonlijke instellingen > Beeldscherm > Resolutie
aanpassen.
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een ingebouwde hub)
Met uw interne hub en de Intel grasche controller kunt u maximaal drie weergaveapparaten aansluiten in de
volgende conguraties:
Twee op de computer aangesloten 1920 x 1200 DP-beeldschermen + een 1920 x 1200 VGA-
beeldscherm aangesloten op een optioneel dockingstation
Een op de computer aangesloten 2560 x 1600 DP-beeldscherm + een 1920 x 1200 VGA-beeldscherm
aangesloten op een optioneel dockingstation
Ga als volgt te werk voor het congureren van meerdere weergaveapparaten:
1. Sluit de externe weergaveapparaten aan op de VGA-poort of DisplayPorts (DP) op de basis van de
computer of het dockingstation.
2. Als Windows een beeldscherm detecteert dat op de DP-hub is aangesloten, wordt het dialoogvenster
DisplayPort Topology Notication weergegeven. Klik op de juiste opties om uw beeldschermen te
congureren. Bij meerdere beeldschermen kunt u kiezen voor Dupliceren, waarbij het computerscherm
Video gebruiken 31
naar alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt gekopieerd, of Uitbreiden, waarbij het beeld op het
scherm over alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt verspreid.
OPMERKING: Als dit dialoogvenster niet wordt weergegeven, controleert u of elk extern
weergaveapparaat op de juiste poort van de hub is aangesloten. Voor meer informatie selecteert u Start
> Conguratiescherm > Vormgeving en persoonlijke instellingen > Beeldscherm > Resolutie
aanpassen.
32 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
6 Energiebeheer
OPMERKING: Een computer kan een aan-uitknop of een aan-uitschakelaar hebben. De term aan-uitknop
verwijst in deze handleiding naar de twee typen aan-uitknoppen.
De computer uitschakelen
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het besturingssysteem, en
worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
Als u toegang wilt tot onderdelen in de computer.
Wanneer u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort kan worden aangesloten
Wanneer de computer lange tijd niet wordt gebruikt en de externe voedingsbron wordt losgekoppeld
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan-uitknop, is de aanbevolen procedure het gebruik van de
opdracht Afsluiten van Windows:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of sluimerstand
beëindigen door kort op de aan-uitknop te drukken voordat u de computer kunt uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Selecteer Start > Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedure te gebruiken,
probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op ctrl+alt+delete. Selecteer het pictogram Energie en selecteer daarna Afsluiten.
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
HP Fast Charge gebruiken (alleen bepaalde producten)
Met de functie HP Fast Charge kunt u snel de accu van uw computer opladen. Afhankelijk van het
computermodel en de netvoedingsadapter werkt Fast Charge op een van de volgende manieren:
Als de resterende acculading tussen nul en 50% ligt, wordt de accu in minder dan 30 minuten opgeladen
tot 50% van de volledige capaciteit.
Als de resterende acculading tussen nul en 90% ligt, wordt de accu in minder dan 90 minuten opgeladen
tot 90% van de volledige capaciteit.
Om HP Fast Charge te gebruiken, schakelt u uw computer uit en sluit u vervolgens de netvoedingsadapter aan
op uw computer en op een externe voedingsbron.
De computer uitschakelen 33
Opties voor energiebeheer instellen
VOORZICHTIG: Er bestaan verschillende bekende beveiligingsrisico's als een computer in de slaapstand
staat. Om te voorkomen dat een onbevoegde gebruiker toegang krijgt tot de gegevens op uw computer, zelfs
gecodeerde gegevens, raadt HP aan om in plaats van de slaapstand de sluimerstand te activeren wanneer u
niet fysiek bij de computer bent. Dit is vooral belangrijk als u met de computer reist.
Standen voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand wordt ingeschakeld in de fabriek. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan-
uitlampjes en wordt het scherm leeggemaakt. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen.
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een schijf of een
externe geheugenkaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of videokwaliteit, verlies van
audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: Verbinding maken met een netwerk of het uitvoeren van computerfuncties is niet mogelijk
wanneer de computer in de slaapstand staat.
Slaapstand activeren en beëindigen
Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan-uitknop.
Sluit het beeldscherm.
Selecteer Start, selecteer de pijl naast de knop Afsluiten en selecteer vervolgens Slaapstand.
Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan-uitknop.
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan-uitlampjes branden en wordt het scherm weergegeven
zoals dit was toen u stopte met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beëindigen van de
sluimerstand, dan moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw
weergeeft.
Sluimerstand activeren en beëindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de sluimerstand wordt geactiveerd als de computer enige tijd
inactief is geweest en op accuvoeding of netvoeding werkt of wanneer de acculading een kritiek laag niveau
bereikt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de time-outs wijzigen in het Conguratiescherm van Windows.
U activeert de sluimerstand als volgt:
Selecteer Start, selecteer de pijl naast de knop Afsluiten en selecteer vervolgens Sluimerstand.
U beëindigt de sluimerstand als volgt:
Druk kort op de aan-uitknop.
De aan-uitlampjes gaan branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met
werken.
OPMERKING: Als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen, moet uw
Windows-wachtwoord worden ingevoerd voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
34 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken
De energiemeter wordt standaard weergegeven in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Met
behulp van de energiemeter krijgt u snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de
resterende acculading bekijken.
Beweeg de aanwijzer over het pictogram van de energiemeter om de acculading en het huidige
energiebeheerschema weer te geven.
Selecteer het pictogram Energiemeter en selecteer een item in de lijst om Energiebeheer te gebruiken of
om het energiebeheerschema te wijzigen.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe netvoeding
werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram ook een bericht
weer.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen van de
slaapstand of de sluimerstand:
1. Selecteer Start > Conguratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
2. Selecteer in het linkerdeelvenster Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Selecteer Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Selecteer Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: Als u een wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt maken of het bestaande
wachtwoord wilt wijzigen, selecteert u Stel het wachtwoord voor uw gebruikersaccount in of wijzig
het wachtwoord en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen gebruikerswachtwoord hoeft te
maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Selecteer Wijzigingen opslaan.
Accuvoeding gebruiken
De computer wordt door een accu gevoed als die niet is aangesloten op externe netvoeding. De accuwerktijd
van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor energiebeheer,
programma's die worden uitgevoerd, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die op de
computer is aangesloten en andere factoren. Als u de accu in de computer laat zitten wanneer de computer is
aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen. Bovendien wordt zo uw werk beschermd in
geval van een stroomstoring. Als er een opgeladen accu in de computer is geplaatst en de computer op
externe netvoeding werkt, schakelt de computer automatisch over op accuvoeding wanneer de
netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de computer of als er een stroomstoring plaatsvindt.
OPMERKING: Wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding, wordt de helderheid van het
beeldscherm automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen. Op bepaalde computerproducten kan
worden geschakeld tussen grasche modi voor een langere accuwerktijd.
HP Accucontrole gebruiken
Als u de status van de accu wilt bekijken, of als de accu leeg is, voert u HP Accucontrole uit in HP Support
Assistant. Als in HP Accucontrole wordt aangegeven dat de accu moet worden vervangen, neemt u contact op
met ondersteuning.
U voert HP Accucontrole als volgt uit:
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
Opties voor energiebeheer instellen 35
OPMERKING: HP Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron.
2. Selecteer Start > Alle programma's > HP Help en ondersteuning > HP Support Assistant.
– of –
Selecteer het vraagtekenpictogram in de taakbalk.
3. Selecteer Mijn PC, selecteer de tab Diagnose en hulpmiddelen en selecteer vervolgens HP
Accucontrole.
HP Accucontrole test de accu en de accucellen om te controleren of deze naar behoren functioneren en
rapporteert vervolgens de resultaten van de test.
Acculading weergeven
Beweeg de aanwijzer over het energiemeterpictogram op het Windows-bureaublad in het systeemvak
aan de rechterkant van de taakbalk.
Accuwerktijd maximaliseren
De accuwerktijd varieert, afhankelijk van voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op accuvoeding
werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af, omdat de capaciteit van de accu afneemt ten gevolge
van bepaalde natuurlijke processen.
Tips voor het maximaliseren van de accuwerktijd:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn ingesteld.
Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem daarop reageert, kunt
u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer. Voorkeuren die u in Energiebeheer instelt, zijn niet van invloed op
de werking van de lampjes.
Een lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het
volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde producten) geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
– of –
Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
Als de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand staan.
Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Problemen met een lage acculading verhelpen
Een lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten aan:
36 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
netvoedingsadapter
optioneel docking- of uitbreidingsapparaat
optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, slaat u uw werk op en
schakelt u de computer uit.
Accuvoeding besparen
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer u deze
niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u deze
apparatuur niet gebruikt.
Zet alle optionele externe geheugenkaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Verlaag de helderheid van het beeldscherm.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Accu's afvoeren
Wanneer een accu het einde van de levensduur heeft bereikt, mag de accu niet bij het normale huishoudelijke
afval worden gedeponeerd. U dient zich te houden aan de regels over het inleveren van klein chemisch afval.
Een accu vervangen
De accu('s) in dit product kan/kunnen door de gebruiker zelf niet gemakkelijk worden vervangen. Als u de accu
verwijdert of vervangt, kan dit van invloed zijn op uw garantie. Als een accu leeg is, neemt u contact op met
Ondersteuning.
Externe netvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter,
een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde compatibele adapter.
OPMERKING: Zie de poster Installatie-instructies, die u in de doos vindt van de computer, voor informatie
over het aansluiten van de computer op netvoeding.
Externe netvoeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel docking- of
uitbreidingsapparaat.
Sluit de computer in de volgende situaties aan op een externe netvoedingsbron:
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
Wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde producten).
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert.
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
Opties voor energiebeheer instellen 37
De accu wordt opgeladen.
Als de computer is ingeschakeld, verandert het energiemeterpictogram in de taakbalk van vorm.
Wanneer u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
38 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
7 Beveiliging
De computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het onafhankelijk van
Windows-computers draaiende Setup-hulpprogramma (BIOS) kunnen uw persoonlijke instellingen en
gegevens tegen diverse risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseect uitgaan.
Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of
gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van vertrouwelijke
bestanden en die verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde voorzieningen beschikbaar op uw computer.
OPMERKING: Uw computer ondersteunt Computrace, een onlineservice voor opsporing en herstel in het
kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's. Als de computer wordt gestolen, kan
Computrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker internet op gaat. U kunt Computrace
gebruiken door de software aan te schaen en een abonnement op de service te nemen. Ga voor informatie
over het bestellen van de Computrace-software naar http://www.hp.com.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer HP Client Security Manager, in combinatie met een wachtwoord,
smartcard, contactloze kaart, vastgelegde vingerafdrukken of
andere vericatiegegevens.
Ongeoorloofde toegang tot Computer Setup (BIOS) BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf DriveLock-wachtwoord (alleen bepaalde producten) in Computer
Setup*
Ongeoorloofd opstarten vanaf een optionele externe
optischeschijfeenheid (alleen bepaalde producten), optionele
externe vaste schijf (alleen bepaalde producten) of interne
netwerkadapter.
Voorziening voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount Windows-gebruikerswachtwoord
Onbevoegde toegang tot gegevens
HP Drive Encryption-software (alleen bepaalde producten)
Windows Defender
Ongeoorloofde toegang tot de instellingen van Computer Setup
en andere identicatiegegevens van het systeem
BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingspunt voor beveiligingskabel (gebruikt in combinatie
met een optionele beveiligingskabel bij alleen bepaalde
producten)
*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. U kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad, EasyPoint-
muisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup.
OPMERKING: Op tablets zonder toetsenbord kunt u het aanraakscherm gebruiken.
De computer beveiligen 39
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt verscheidene
typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de toegang tot uw informatie wilt beveiligen.
Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in Computer Setup, die vooraf is geïnstalleerd op de
computer.
BIOS-beheerderwachtwoorden en DriveLock-wachtwoorden worden in Computer Setup ingesteld en
worden beheerd door het systeem-BIOS.
Windows-wachtwoorden worden alleen in het Windows-besturingssysteem ingesteld.
Als u zowel het DriveLock-gebruikerswachtwoord als het DriveLock-hoofdwachtwoord bent vergeten,
die in Computer Setup zijn ingesteld, is de vaste schijf die met deze wachtwoorden is beveiligd
permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een voorziening van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere voorzieningen
van Computer Setup.
Maak gebruik van de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw Windows-
wachtwoord niet voor applicaties of websites.
Gebruik de functie Password Manager van HP Client Security om uw gebruikersnamen en wachtwoorden
voor uw websites en applicaties op te slaan. Zo kunt u ze in de toekomst op een veilige manier lezen als
u ze niet kunt onthouden.
Sla wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.
De volgende tabellen bevatten veelvoorkomende Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden en een
beschrijving van hun functie.
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Het instellen van het beheerderswachtwoord voor
Windows staat niet gelijk aan het instellen van het
beheerderswachtwoord voor het BIOS.
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
*Voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of een Windows-gebruikerswachtwoord, selecteert u
Start>Alle programma's>HP Help en ondersteuning>HP Support Assistant.
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord
Functie
BIOS-beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
40 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Wachtwoord Functie
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die voorkomen
dat het BIOS-beheerderswachtwoord wordt verwijderd, kunt u het
BIOS-beheerderswachtwoord pas verwijderen zodra deze functies
worden uitgeschakeld.
DriveLock-hoofdwachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock. Het wordt ook gebruikt om DriveLock-
beveiliging te verwijderen.
OPMERKING: Als u een DriveLock-wachtwoord wilt instellen,
moet u voor bepaalde producten eerst een BIOS-
beheerderswachtwoord instellen.
DriveLock-gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld bij DriveLock
Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het
activeringsproces.
OPMERKING: Als u een DriveLock-wachtwoord wilt instellen,
moet u voor bepaalde producten eerst een BIOS-
beheerderswachtwoord instellen.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Een nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met toetsenbord:
Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk u op f10 als het logo van HP wordt
weergegeven om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Schakel de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop Geluid zachter tot
het opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van
Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Create BIOS Administrator password (BIOS-
beheerderswachtwoord maken) en druk vervolgens op enter.
3. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
4. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u het pictogram Save
(Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 41
Een BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met toetsenbord:
Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk u op f10 als het logo van HP wordt
weergegeven om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Schakel de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop Geluid zachter tot
het opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op
F10 voor het openen van
Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Change BIOS Administrator password (BIOS-
beheerderswachtwoord wijzigen) en druk vervolgens op enter.
3. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
4. Typ uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u het pictogram Save
(Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met toetsenbord:
Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk u op f10 als het logo van HP wordt
weergegeven om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Schakel de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop Geluid zachter tot
het opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van
Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Change BIOS Administrator password (BIOS-
beheerderswachtwoord wijzigen) en druk vervolgens op enter.
3. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
4. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
5. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op
enter.
6. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, selecteert u het pictogram Save
(Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
42 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven
Als u dit gevraagd wordt, typt u uw BIOS-beheerderswachtwoord in (met behulp van dezelfde soort toetsen
die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen) en drukt u op enter. Na twee mislukte pogingen om het
BIOS-beheerderswachtwoord op te geven, moet u de computer opnieuw opstarten en het opnieuw proberen.
Een Computer Setup DriveLock-wachtwoord beheren (alleen bepaalde producten)
VOORZICHTIG: Bewaar het DriveLock-gebruikerswachtwoord en DriveLock-hoofdwachtwoord op een veilige
plaats uit de buurt van de computer om te voorkomen dat een met DriveLock beschermde vaste schijf
permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet, wordt de vaste schijf
permanent vergrendeld en kan dan niet meer worden gebruikt.
Met DriveLock voorkomt u ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf. DriveLock kan alleen
worden toegepast op de interne vaste schijf of schijven van de computer. Als DriveLock-beveiliging op een
schijf wordt toegepast, moet een wachtwoord worden ingevoerd om toegang tot deze schijf te krijgen. Het
station moet in de computer of een geavanceerde poortreplicator zijn geplaatst om te worden benaderd
middels de DriveLock-wachtwoorden.
Om DriveLock-beveiliging op een interne vaste schijf te installeren, moet een gebruikerswachtwoord en een
hoofdwachtwoord worden ingesteld in Computer Setup. Houd rekening met de volgende overwegingen bij het
gebruik van DriveLock-beveiliging:
Nadat DriveLock-beveiliging is toegepast op een vaste schijf, kan deze alleen nog maar worden gebruikt
wanneer eerst het gebruikers- of hoofdwachtwoord wordt ingevoerd.
Het gebruikerswachtwoord is voor de dagelijkse gebruiker van de beveiligde vaste schijf. Het
hoofdwachtwoord is ofwel voor de systeembeheerder ofwel voor de gebruiker.
Het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn.
U kunt een gebruikerswachtwoord of een hoofdwachtwoord alleen verwijderen door de DriveLock-
beveiliging van de schijfeenheid te verwijderen.
OPMERKING: Voor toegang tot de functies van DriveLock, moet u voor bepaalde producten eerst een
BIOS-beheerderswachtwoord instellen.
Wachtwoorden gebruiken 43
Een DriveLock-wachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in te stellen in Computer Setup:
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk de aan-uitknop in en druk als het logo van HP wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Schakel de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop Geluid zachter tot het opstartmenu wordt
weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste schijf),
selecteer DriveLock en druk vervolgens op enter.
OPMERKING: Voor bepaalde producten kunt u worden gevraagd om een DriveLock-wachtwoord in te
stellen en het BIOS-beheerderswachtwoord in te voeren.
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beschermen en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer Set DriveLock Master Password (DriveLock-hoofdwachtwoord instellen) of Set DriveLock
Password (Drivelock-wachtwoord instellen) (alleen bepaalde producten) en druk vervolgens op enter.
5. Lees zorgvuldig de waarschuwing.
6. Volg de instructies op het scherm voor het instellen van een DriveLock-wachtwoord.
7. Selecteer om Computer Setup af te sluiten Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en selecteer daarna Yes (Ja).
DriveLock inschakelen (alleen bepaalde producten)
Voor bepaalde producten moet u mogelijk deze instructies volgen voor het inschakelen van DriveLock.
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk de aan-uitknop in en druk als het logo van HP wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Schakel de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop Geluid zachter tot het opstartmenu wordt
weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste schijf),
selecteer DriveLock en druk vervolgens op enter.
OPMERKING: Voor bepaalde producten, kunt u worden gevraagd om het BIOS-beheerderswachtwoord
in te voeren Set DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord instellen) te selecteren.
44 Hoofdstuk 7 Beveiliging
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beschermen en druk vervolgens op enter.
4. Volg de instructies op het scherm voor het inschakelen van DriveLock en het invoeren van
wachtwoorden wanneer hierom wordt gevraagd.
OPMERKING: Voor bepaalde producten kunt u worden gevraagd om DriveLock in te typen. Het veld
is hoofdlettergevoelig.
5. Selecteer om Computer Setup af te sluiten Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en selecteer daarna Yes (Ja).
DriveLock uitschakelen (alleen bepaalde producten)
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk de aan-uitknop in en druk als het logo van HP wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Schakel de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop Geluid zachter tot het opstartmenu wordt
weergegeven en tik vervolgens op F10 voor het openen van Computer Setup.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste schijf),
selecteer DriveLock en druk vervolgens op enter.
OPMERKING: Voor bepaalde producten, kunt u worden gevraagd om het BIOS-beheerderswachtwoord
in te voeren Set DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord instellen) te selecteren.
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beheren en druk vervolgens op enter.
4. Volg de instructies op het scherm om DriveLock uit te schakelen.
5. Selecteer om Computer Setup af te sluiten Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en selecteer daarna Yes (Ja).
Een DriveLock-wachtwoord invoeren (alleen bepaalde producten)
Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of
externe MultiBay).
Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord of het
hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld). Druk daarna
op enter.
Na drie mislukte pogingen om het juiste wachtwoord op te geven, moet u de computer uitschakelen en het
opnieuw proberen.
Wachtwoorden gebruiken 45
Een DriveLock-wachtwoord wijzigen (alleen bepaalde producten)
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord te wijzigen in Computer Setup:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk de aan-uitknop in.
3. Typ achter DriveLock Password het huidige DriveLock-gebruikerswachtwoord of hoofdwachtwoord dat
u wilt wijzigen, druk op enter en druk of tik daarna op f10 om Computer Setup te openen.
4. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer Hard Drive Utilities (Hulpprogramma's voor vaste schijf),
selecteer
DriveLock en druk vervolgens op enter.
OPMERKING: Voor bepaalde producten, kunt u worden gevraagd om het BIOS-beheerderswachtwoord
in te voeren Set DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord instellen) te selecteren.
5. Selecteer de vaste schijf die u wilt beheren en druk vervolgens op enter.
6. Kies voor het wijzigen van het wachtwoord en volg daarna de instructies op het scherm voor het
invoeren van wachtwoorden.
OPMERKING: De optie Change DriveLock Master Password (Wijziging DriveLock-hoofdwachtwoord) is
alleen zichtbaar als het hoofdwachtwoord was ingevoerd achter DriveLock-wachtwoord in stap 3.
7. Selecteer om Computer Setup af te sluiten Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en volg daarna de instructies op het scherm.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
mogelijk blootgesteld aan computervirussen. Virussen kunnen het besturingssysteem, programma's en
hulpprogramma's buiten werking stellen of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen
kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht, worden hersteld. Het is noodzakelijk om
antivirussoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas ontdekte virussen.
Windows Defender is vooraf geïnstalleerd op de computer. Wij raden u aan om een antivirusprogramma te
blijven gebruiken om uw computer volledig te beveiligen.
Raadpleeg HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een rewall kan
een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan een oplossing zijn die
zowel uit hardware als software bestaat.
Er zijn twee soorten rewalls waaruit u kunt kiezen:
Hostgebaseerde rewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is geïnstalleerd;
Netwerkgebaseerde rewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een rewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het systeem
worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker gedenieerde
beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
46 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Mogelijk is er al een rewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het geval is, zijn
er softwareoplossingen voor rewalls beschikbaar.
OPMERKING: In bepaalde situaties kan een rewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren, het delen
van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-mailberichten blokkeren.
U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de rewall uit te schakelen, de gewenste taak uit te voeren en de
rewall weer in te schakelen. Congureer de rewall opnieuw als u het probleem blijvend wilt oplossen.
Essentiële beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: Microsoft® verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële updates. Installeer alle
essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te beschermen tegen
beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt ervoor kiezen of updates automatisch geïnstalleerd moeten worden. Om de instellingen te wijzigen,
selecteert u Start > Conguratiescherm > Systeem en beveiliging > Windows Update > Instellingen
wijzigen en volg daarna de instructies op het scherm.
HP Client Security gebruiken (alleen bepaalde producten)
De HP Client Security-software is vooraf geïnstalleerd op uw computer. Deze software kan worden geopend
met behulp van het pictogram van HP Client Security aan de rechterkant van de taakbalk of via het
conguratiescherm van Windows. De software is voorzien van beveiligingsvoorzieningen die u beschermen
tegen ongeoorloofde toegang tot de computer, het netwerk en kritieke gegevens. Zie de helpfunctie van de
HP Client Security software voor meer informatie.
HP Touchpoint Manager gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP Touchpoint Manager is een IT-cloudoplossing waarmee bedrijven hun activa op een eectieve manier
kunnen beheren en beveiligen. Met HP Touchpoint Manager bent u beveiligd tegen schadelijke software en
andere aanvallen, wordt de status van het apparaat gecontroleerd en zijn klanten minder tijd kwijt aan het
oplossen van problemen met het apparaat en beveiligingsproblemen van de eindgebruiker. Klanten kunnen
de software snel downloaden en installeren. Dit is veel voordeliger dan wanneer u intern op zoek moet gaan
naar oplossingen. Zie http://www.hptouchpointmanager.com voor meer informatie.
Een optionele beveiligingskabel installeren (alleen bepaalde
producten)
Er is een beveiligingskabel (apart verkocht) ontworpen waarvan op de eerste plaats een ontmoedigingseect
moet uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of
wordt gestolen. Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om de beveiligingskabel aan te sluiten op de
computer.
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten)
Op bepaalde producten zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Als u de vingerafdruklezer wilt
gebruiken, moet u uw vingerafdrukken in Credential Manager van HP Client Security registreren. Raadpleeg
de Help- functie van de HP Client Security-software.
Zodra u uw vingerafdrukken in Credential Manager hebt geregistreerd, kunt u de wachtwoordbeheerder voor
HP Client Security gebruiken om uw gebruikersnamen en wachtwoorden in ondersteunde websites en
toepassingen op te slaan en in te vullen.
Essentiële beveiligingsupdates installeren 47
Vingerafdruklezer zoeken
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich op de volgende locaties van de computer kan
bevinden:
Aan de onderzijde van het touchpad
Rechts van het toetsenbord
Aan de rechter bovenzijde van het beeldscherm
Links van het beeldscherm
Afhankelijk van uw product kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst. In beide gevallen geldt dat u
uw vinger langs de metalen sensor moet vegen.
48 Hoofdstuk 7 Beveiliging
8 Onderhoud
Voer regelmatig onderhoud uit aan uw computer zodat deze optimaal blijft functioneren. In dit hoofdstuk
wordt uitgelegd hoe u hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming gebruikt. Dit
hoofdstuk bevat ook instructies voor het bijwerken van programma's en stuurprogramma's, het opschonen
van de computer en tips voor het reizen met (of verzenden van) de computer.
Prestaties verbeteren
Door de computer regelmatig te onderhouden met hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en
Schijfopruiming kunt u de prestaties van uw computer aanzienlijk verbeteren.
Schijfdefragmentatie gebruiken
HP adviseert om uw vaste schijf ten minste één keer per maand te defragmenteren met Schijfdefragmentatie.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's (solid-state drives).
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Selecteer Start > Conguratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeembeheer en vervolgens De
vaste schijf defragmenteren
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer
te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren
van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen. Raadpleeg
Help en ondersteuning. Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start > Alle programma's
> HP Help en ondersteuning.
Raadpleeg voor meer informatie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie.
Schijfopruiming gebruiken
Gebruik Schijfopruiming om op de vaste schijf naar overbodige bestanden te zoeken die u veilig kunt
verwijderen. Maak schijfruimte vrij zodat de computer eiciënter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Selecteer Start > Conguratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer en vervolgens
Schijfruimte vrijmaken.
2. Volg de instructies op het scherm.
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen te houden
wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten en terwijl de computer op accuvoeding werkt.
Kort hierna wordt de normale werking van de vaste schijf hersteld door HP 3D DriveGuard.
Prestaties verbeteren 49
OPMERKING: Alleen interne vaste schijven worden beschermd door HP 3D DriveGuard. Een vaste schijf die is
geplaatst in een optioneel dockingapparaat of is aangesloten op een USB-poort, wordt niet beschermd door
HP 3D DriveGuard.
OPMERKING: Omdat solid-state drives (SSD's) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D DriveGuard
niet nodig voor deze schijfeenheden.
Zie de helpfunctie van de software HP 3D DriveGuard voor meer informatie.
De status van HP 3D DriveGuard herkennen
Het vasteschijampje op de computer verandert van kleur, ten teken dat een schijf in de ruimte van de
primaire vaste schijf en/of een schijf in de ruimte van de secundaire vaste schijf (alleen bepaalde producten) is
geparkeerd. Als u wilt nagaan of een schijf momenteel wordt beschermd of is geparkeerd, bekijkt u het
pictogram op het Windows-bureaublad in het systeemvak helemaal rechts op de taakbalk.
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren
HP raadt u aan regelmatig uw programma's en stuurprogramma's bij te werken. Met updates worden
problemen opgelost en worden nieuwe functies en opties op de computer geïnstalleerd. Het is bijvoorbeeld
mogelijk dat oude grasche onderdelen niet meer correct werken met de nieuwste spelsoftware. Zonder het
nieuwste stuurprogramma zou u niet optimaal gebruik kunnen maken van uw apparatuur.
Ga naar http://www.hp.com/support om de meest recente versie van programma's en stuurprogramma's van
HP te downloaden. U kunt zich ook registreren als u automatisch berichten wilt ontvangen wanneer er nieuwe
updates beschikbaar zijn.
Volg deze instructies om uw programma's en stuurprogramma's bij te werken:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Windows Update.
2. Volg de instructies op het scherm.
Computer schoonmaken
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen van uw computer:
Dimethyl benzyl ammoniumchloride met een concentratie van maximaal 0,3 procent (bijvoorbeeld
wegwerpdoekjes van verschillende merken)
Glasreinigingsmiddel zonder alcohol
Oplossing van water en milde zeep
Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
Antistatische veegdoekjes
VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen die permanente schade aan uw computer kunnen
veroorzaken. Gebruik een bepaald schoonmaakmiddel pas als u zeker weet dat het geen alcohol, aceton,
ammoniumchloride, methyleenchloride of koolwaterstoen bevat.
Materiaal met vezels, zoals papieren doekjes, kan krassen achterlaten op de computer. In de loop der tijd
kunnen in deze krassen vuildeeltjes en reinigingsmiddelen achterblijven.
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw computer.
50 Hoofdstuk 8 Onderhoud
WAARSCHUWING! Voorkom elektrische schokken of schade aan onderdelen en maak de computer niet
schoon terwijl deze is ingeschakeld.
1. Schakel de computer uit.
2. Koppel de netvoeding los.
3. Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, mag u geen schoonmaakmiddelen of
vloeistoen direct op het oppervlak van de computer spuiten. Als er vloeistoen op het oppervlak terecht
komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Het beeldscherm reinigen
Maak het beeldscherm schoon met een zachte, pluisvrije doek bevochtigd met een alcoholvrij
glasreinigingsmiddel. Zorg ervoor dat het beeldscherm droog is voordat u de computer sluit.
De zijkanten en het deksel reinigen
Gebruik voor het reinigen van de zijkanten en het deksel een zachte microvezeldoek of een zeem die
bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen. U kunt ook een hiervoor geschikt
wegwerpdoekje gebruiken.
OPMERKING: Wanneer u het deksel van de computer reinigt, maakt u ronddraaiende bewegingen om het
vuil te verwijderen.
Het touchpad, het toetsenbord of de muis reinigen (alleen bepaalde producten)
WAARSCHUWING! Voorkom elektrische schokken of schade aan interne onderdelen en gebruik geen
stofzuiger om het toetsenbord te reinigen. Een stofzuiger kan stofdeeltjes achterlaten op het oppervlak van
het toetsenbord.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat er geen
vloeistof tussen de toetsen komt.
Gebruik voor het reinigen van het touchpad, het toetsenbord of de muis een zachte microvezel-doek of
een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen. U kunt ook een
hiervoor geschikt wegwerpdoekje gebruiken.
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te verwijderen,
gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
Reizen met of verzenden van de computer
Als u de computer wilt meenemen op reis of als u de computer wilt verzenden, neemt u de volgende tips in
acht om de apparatuur te beschermen.
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals geheugenkaarten.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Reizen met of verzenden van de computer 51
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met uw
overige bagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven.
In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar mededelingen tijdens de vlucht
waarin wordt aangegeven wanneer u de computer mag gebruiken. Elke maatschappij heeft eigen regels
voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op de
verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Het gebruik van draadloze apparaten is mogelijk in sommige omgevingen niet toegestaan. Dit kan het
geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke
locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is ten aanzien van het gebruik van een bepaald apparaat,
kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u de computer inschakelt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio's die u gaat bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt gebruiken.
De netspanning, frequentie en stekkers kunnen per land of regio verschillen.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere apparaten zijn
bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
52 Hoofdstuk 8 Onderhoud
9 Back-up en herstel
Uw computer is uitgerust met hulpprogramma's van HP en Windows om uw gegevens te beschermen en zo
nodig op te halen. Met deze hulpprogramma's en eenvoudige stappen werkt de computer weer als vanouds.
De volgende processen komen in dit gedeelte aan bod:
Herstelmedia en back-ups maken
Uw systeem herstellen en terugzetten
Herstelmedia en back-ups maken
Bij een systeemfout kunt u het systeem alleen herstellen in de staat van de recentste back-up.
1. Als u klaar bent met het instellen van de computer, maakt u herstelmedia van HP. Bij deze stap wordt
een dvd met het besturingssysteem Windows 7 en de dvd Terugzetten van het stuurprogramma
gemaakt. De Windows-dvd kan worden gebruikt om het oorspronkelijke besturingssysteem weer
opnieuw te installeren wanneer de vaste schijf is beschadigd of is vervangen. De dvd Terugzetten van het
stuurprogramma installeert specieke drivers en toepassingen. Raadpleeg Herstelmedia maken met HP
Recovery Disc Creator op pagina 54.
2. Gebruik herstelprogramma's en hulpprogramma's voor het maken van back-ups voor het uitvoeren van
het volgende:
Back-up maken van afzonderlijke bestanden en mappen
Back-up maken van de volledige vaste schijf (alleen bepaalde producten)
Systeemreparatieschijven maken (alleen bepaalde producten) met de optischeschijfeenheid (alleen
bepaalde producten) of een optionele externe optischeschijfeenheid
Systeemherstelpunten maken
OPMERKING: In deze handleiding vindt u een overzicht van de mogelijkheden om een back-up te maken,
herstel- en terugzetopties. Zie Help en ondersteuning voor meer informatie over de hulpprogramma's. Als u
Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
OPMERKING: In het geval van een onstabiel systeem raadt HP u aan om de herstelprocedures af te drukken
en deze te bewaren voor toekomstig gebruik.
In het geval van een systeemfout kunt u de back-upbestanden gebruiken om de inhoud van de computer
terug te zetten. Raadpleeg Een back-up maken van uw gegevens op pagina 54.
Richtlijnen
Als u herstelmedia of een back-up op schijven maakt, kunt u een van de volgende schijftypen gebruiken
(apart aan te schaen): dvd+r, dvd+r dl, dvd-r, dvd-r dl of dvd±rw. Welke schijven u gebruikt, hangt af
van het type optischeschijfeenheid dat u gebruikt.
Zorg dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u het aanmaken van de
herstelmedia of het back-upproces start.
Herstelmedia en back-ups maken 53
Herstelmedia maken met HP Recovery Disc Creator
HP Recovery Disc Creator is een softwareprogramma waarmee u op een alternatieve manier herstelmedia
kunt maken. Nadat u uw computer hebt ingesteld, kunt u herstelmedia maken met HP Recovery Disc Creator.
Met deze herstelmedia kunt u uw originele besturingssysteem en bepaalde stuurprogramma's en applicaties
opnieuw installeren als de vaste schijf beschadigd raakt. Met HP Recovery Disc Creator kunt u twee
verschillende soorten herstel-dvd's maken:
Dvd met besturingssysteem Windows 7—Installeert het besturingssysteem zonder aanvullende drivers
of toepassingen.
Dvd Terugzetten van het stuurprogramma—Installeert alleen specieke drivers en toepassingen, op
dezelfde wijze als het hulpprogramma HP Software Setup drivers en toepassingen installeert.
Herstelschijven maken
OPMERKING: De dvd Besturingssysteem Windows 7 kan maar eenmalig aangemaakt worden. Daarna zal de
optie om die media te maken niet meer beschikbaar nadat u een Windows-dvd hebt gemaakt.
U kunt de Windows-dvd als volgt maken:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Productiviteit en tools > HP Recovery Disc Creator.
2. Selecteer Windows-schijf.
3. Selecteer het station waarmee u herstelschijven wilt maken in het vervolgkeuzemenu.
4. Klik op de knop Maken om de brandprocedure te starten.
Zodra u de dvd met het besturingssysteem Windows 7 hebt gemaakt, maakt u de dvd Terugzetten van het
stuurprogramma:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Productiviteit en tools > HP Recovery Disc Creator.
2. Selecteer Stuurprogrammaschijf.
3. Selecteer het station waarmee u herstelschijven wilt maken in het vervolgkeuzemenu.
4. Klik op de knop Maken om de brandprocedure te starten.
Een back-up maken van uw gegevens
U moet onmiddellijk na de initiële systeeminstallatie systeemherstelmedia en uw initiële back-up maken. Als
u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven
maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben. Het is ook verstandig om Windows-
systeemherstelmedia te maken (alleen bepaalde producten), die u kunt gebruiken om de computer op te
starten en het besturingssysteem te herstellen wanneer het systeem instabiel is geworden of niet meer
werkt. In het geval dat het systeem niet meer werkt, kunt u de eerste en volgende back-ups gebruiken om uw
gegevens en instellingen te herstellen.
U kunt een back-up maken van uw gegevens op een optionele externe vaste schijf, op een
netwerkschijfeenheid of op schijven.
Houd bij het maken van back-ups rekening met het volgende:
Sla persoonlijke bestanden op in de bibliotheek Documenten en maak hiervan periodiek een back-up.
Maak een back-up van sjablonen die zijn opgeslagen in de bijbehorende mappen.
54 Hoofdstuk 9 Back-up en herstel
Sla aangepaste instellingen in een venster, werkbalk of menubalk op door een schermopname van uw
instellingen te maken. Een schermafbeelding kan veel tijd besparen als u opnieuw uw voorkeuren moet
instellen.
Wanneer u back-ups maakt op schijven, nummert u elke schijf die u uit het station verwijdert.
OPMERKING: Als u uitvoerige instructies zoekt over de verschillende back-up- en herstelopties, kunt u in
Help en ondersteuning op deze onderwerpen zoeken. Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te
verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van
software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen. Raadpleeg Help en
ondersteuning Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
Een back-up maken met het hulpprogramma Back-up en terugzetten van Windows:
OPMERKING: Het back-upproces kan meer dan een uur in beslag nemen, afhankelijk van de
bestandsgrootte en de snelheid van de computer.
1. Selecteer Start > Alle programma's > Onderhoud > Back-up maken en terugzetten.
2. Volg de instructies op het scherm om de back-up in te stellen, een systeemkopie te maken (alleen
bepaalde producten) of media voor systeemherstel te maken (alleen bepaalde producten).
Systeemherstelactie uitvoeren
In geval van een systeemstoring of instabiliteit, beschikt de computer over de volgende hulpprogramma's om
uw bestanden te herstellen:
Hulpprogrammas voor herstel: U kunt ‘Back-up maken en terugzetten’ van Windows gebruiken om
gegevens te herstellen waarvan u eerder een back-up heeft gemaakt. U kunt ook gebruikmaken van
Windows Opstartherstel om problemen te verhelpen die voorkomen dat Windows correct opstart.
f11-herstelhulpmiddel (alleen bepaalde producten): Met de f11-herstelprogramma's kunt u de
oorspronkelijke kopie van de harde schijf herstellen. De kopie bevat het Windows-besturingssysteem en
alle softwareprogramma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd.
OPMERKING: Als u de computer niet kunt opstarten en de eerder gemaakte media voor systeemherstel
(alleen bepaalde producten) niet kunt gebruiken, moet u media voor het besturingssysteem Windows 7
aanschaen om de computer opnieuw op te starten en het besturingssysteem te herstellen. Raadpleeg Media
met besturingssysteem Windows 7 gebruiken op pagina 57 voor aanvullende informatie.
Windows herstelprogramma’s gebruiken
Als u Windows herstelprogramma’s gebruikt, kunt u:
Afzonderlijke bestanden terugzetten
De computer herstellen naar een vorig systeemherstelpunt
Informatie terugzetten met herstelprogramma's
OPMERKING: Als u uitvoerige instructies zoekt over de verschillende herstel- en terugzetopties, kunt u in
Help en ondersteuning op deze onderwerpen zoeken. Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning.
Systeemherstelactie uitvoeren 55
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te
verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van
software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen. Raadpleeg Help en
ondersteuning Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
Ga als volgt te werk als u informatie wilt herstellen waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Onderhoud > Back-up maken en terugzetten.
2. Volg de instructies op het scherm om de systeeminstellingen, de computer (alleen bepaalde producten)
of uw bestanden te herstellen.
Ga als volgt te werk als u uw informatie wilt herstellen met Windows Opstartherstel:
VOORZICHTIG: Sommige opties van Opstartherstel wissen en formatteren de vaste schijf volledig. Alle
bestanden die u heeft gemaakt en alle software die u heeft geïnstalleerd op de computer, worden denitief
verwijderd. Wanneer het herformatteren is voltooid, herstelt de herstelprocedure het besturingssysteem en
de stuurprogramma’s, software en hulpprogramma’s vanaf de back-up die voor herstel is gebruikt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de Windows-partitie aanwezig is.
U zoekt de Windows-partitie als volgt op: klik op Start > Computer.
OPMERKING: Als de Windows-partitie niet wordt vermeld, herstelt u het besturingssysteem en de
programma’s met behulp van de dvd Windows 7 Operating System (Besturingssysteem Windows 7) en
de media Driver Recovery (Stuurprogrammaherstel). Raadpleeg Media met besturingssysteem Windows
7 gebruiken op pagina 57 voor aanvullende informatie.
3. Als de Windows-partitie wel vermeld staat, start u de computer opnieuw op en drukt u op f8 voordat het
besturingssysteem Windows wordt geladen.
4. Selecteer Opstartherstel.
5. Volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Voor aanvullende informatie over het herstellen van informatie met de Windows-
hulpprogramma's, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
f11-herstelhulpmiddel gebruiken (alleen bepaalde producten)
VOORZICHTIG: Met f11 wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf
geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en software die u op de computer hebt geïnstalleerd,
worden permanent verwijderd. Het f11-herstelprogramma installeert het besturingssysteem en HP
programma's en stuurprogramma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd opnieuw. Software die niet in de fabriek
is geïnstalleerd, moet opnieuw worden geïnstalleerd.
Ga als volgt te werk om de kopie van de oorspronkelijke vaste schijf te herstellen met f11:
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de HP Herstelpartitie aanwezig is. klik op Start, klik met de
rechtermuisknop op Computer, klik op Beheer en vervolgens op Schijfbeheer.
OPMERKING: Als de HP Herstelpartitie niet wordt vermeld, herstelt u het besturingssysteem en de
programma’s met behulp van de media Windows 7 Operating System (Besturingssysteem Windows 7)
en de media Driver Recovery (Stuurprogrammaherstel). Raadpleeg Media met besturingssysteem
Windows 7 gebruiken op pagina 57 voor aanvullende informatie.
56 Hoofdstuk 9 Back-up en herstel
3. Als de HP Herstelpartitie wel vermeld staat, start u de computer opnieuw op en drukt u op f11 voordat
het besturingssysteem Windows wordt geladen.
4. Volg de instructies op het scherm.
Media met besturingssysteem Windows 7 gebruiken
Als u de eerder gemaakte herstelmedia niet met HP Recovery Disc Creator kunt gebruiken (alleen bepaalde
producten), moet u een dvd met het besturingssysteem Windows 7 aanschaen om de computer opnieuw op
te starten en het besturingssysteem te herstellen.
Als u de dvd met het besturingssysteem Windows 7 wilt bestellen, gaat u naar de HP website. Voor
ondersteuning in de VS gaat u naar http://www.hp.com/support. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html. U kunt de dvd ook telefonisch bestellen bij onze
Klantenondersteuning. Raadpleeg voor contactinformatie het boekje Worldwide Telephone Numbers
(Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning) dat bij de computer is geleverd.
VOORZICHTIG: Als u een dvd met het besturingssysteem Windows 7 gebruikt, wordt de inhoud van de vaste
schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en software
die u op de computer hebt geïnstalleerd, worden permanent verwijderd. Wanneer het formatteren gereed is,
herstelt u via het herstelproces het besturingssysteem, de stuurprogramma's, de software en de
hulpprogramma's.
U start als volgt een herstelactie met een dvd met het besturingssysteem Windows 7:
OPMERKING: Dit proces kan enkele minuten duren.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Start de computer opnieuw op en plaats de dvd met het besturingssysteem Windows 7 in de
optischeschijfeenheid voordat het besturingssysteem Windows wordt geladen.
3. Druk op een toets op het toetsenbord als dit wordt gevraagd.
4. Volg de instructies op het scherm.
5. Klik op Volgende.
6. Selecteer Repair your computer (Uw computer herstellen).
7. Volg de instructies op het scherm.
Wanneer de herstelprocedure is voltooid:
1. Haal de dvd Windows 7 Operating System (Besturingssysteem Windows 7) uit het schijfstation en plaats
de schijf Driver Recovery (Herstel van stuurprogramma's).
2. Installeer eerst de stuurprogramma's voor de hardware, en vervolgens de aanbevolen toepassingen.
Systeemherstelactie uitvoeren 57
10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure
Start
Computer Setup gebruiken
Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, beeldscherm, toetsenbord, muis en
printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde
van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen en uitgebreid geheugen.
OPMERKING: Wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Computer Setup. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Computer Setup starten
OPMERKING: Externe toetsenborden of muizen die via een USB-poort zijn aangesloten, kunnen uitsluitend
worden gebruikt in Computer Setup als de ondersteuning voor oudere USB-systemen is ingeschakeld.
U start Computer Setup als volgt:
Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het
opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op F10 om Computer Setup te openen.
Navigeren en selecteren in Computer Setup
Als u een menu of menu-item wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen en drukt u
vervolgens op enter. U kunt ook gebruikmaken van een aanwijsapparaat om het item te selecteren.
OPMERKING: Op tablets zonder toetsenbord kunt u uw vinger gebruiken om selecties te maken.
Selecteer de pijl-omhoog of de pijl-omlaag in de rechterbovenhoek van het scherm om omhoog of
omlaag te schuiven of gebruik de toets pijl-omhoog of pijl-omlaag op het toetsenbord.
Druk op esc om alle open dialoogvensters te sluiten en terug te keren naar het hoofdscherm van
Computer Setup. Volg daarna de instructies op het scherm.
58 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
Gebruik een van de volgende methoden om de menu's van Computer Setup af te sluiten:
U sluit de menu's van Computer Setup als volgt af zonder de wijzigingen op te slaan:
Selecteer het pictogram Exit (Afsluiten) rechtsonder in het scherm en volg de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
Ga als volgt te werk om de wijzigingen op te slaan en de menu's van Computer Setup af te sluiten:
Selecteer het pictogram Save (Opslaan) rechtsonder in het scherm en volg de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup
OPMERKING: Door het herstellen van de fabrieksinstellingen wordt de vasteschijfmodus niet gewijzigd.
Als u alle instellingen in Computer Setup wilt terugzetten naar de fabriekswaarden, gaat u als volgt te werk:
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 58.
2. Selecteer Main (Hoofdmenu) en selecteer vervolgens Apply Factory Defaults and Exit
(Fabrieksinstellingen toepassen en afsluiten).
OPMERKING: Op bepaalde producten wordt mogelijk de optie Restore Defaults (Standaardinstellingen
herstellen) weergegeven in plaats van Apply Factory Defaults and Exit (Fabrieksinstellingen toepassen
en afsluiten).
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Als u de wijzigingen wilt opslaan en wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) in de
rechterbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
OPMERKING: Uw wachtwoordinstellingen en beveiligingsinstellingen blijven ongewijzigd wanneer u de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstelt.
BIOS-update uitvoeren
Bijgewerkte versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die SoftPaq's
worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat informatie
over de installatie en het oplossen van problemen.
Computer Setup gebruiken 59
BIOS-versie vaststellen
Om te bepalen of u Computer Setup (BIOS) moet bijwerken, controleert u eerst welke BIOS-versie op uw
computer is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunt u weergeven door op fn
+esc te drukken (als Windows al is gestart) of door Computer Setup te gebruiken.
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 58.
2. Selecteer Main (Hoofdmenu) en selecteer vervolgens System Information (Systeeminformatie).
3. Als u Computer Setup wilt afsluiten zonder de wijzigingen op te slaan, klikt u op het pictogram Exit
(Afsluiten) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
Zie BIOS-update downloaden op pagina 60 om te controleren of er een nieuwere BIOS-versie beschikbaar is.
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een optioneel
dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens het downloaden en
installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
te halen.
Zet de computer niet uit en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Open Help en ondersteuning door Start > Alle programma's > HP Help en ondersteuning > HP Support
Assistant te selecteren.
2. Kies voor updates.
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd en vergelijk ze. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update
kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze naar de
vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de harde schijf waarnaar de BIOS-update wordt gedownload. U
hebt dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.
OPMERKING: Als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de netwerkbeheerder
voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van het systeem-BIOS.
60 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op het scherm
verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u als volgt te werk:
1. Selecteer Start > Computer.
2. Selecteer de aanduiding voor de harde schijf. De aanduiding voor de harde schijf is doorgaans Lokale
schijf (C:).
3. Volg het pad dat u eerder hebt genoteerd en open de map waarin de update is opgeslagen.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het gedownloade
bestand van de vaste schijf verwijderen.
De opstartvolgorde wijzigen met de F9-prompt
Als u dynamisch een opstartapparaat wilt kiezen voor de huidige opstartvolgorde, gaat u als volgt te werk:
1. Open het menu Boot Device Options (Opties opstartapparaat):
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F9 om het menu Boot Device Options (Opties opstartapparaat) te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het
opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op F9 om het menu Boot Device Options
(Opties opstartapparaat) te openen.
2. Selecteer een opstartapparaat en druk op enter.
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten)
BELANGRIJK: Voordat u de TMP-functionaliteit (Trusted Platform Module) op dit systeem inschakelt, moet u
ervoor zorgen dat uw beoogde gebruik van TPM aan relevante lokale wetgeving, regelgeving en beleid
voldoet en er goedkeuringen of licenties worden verkregen, indien van toepassing. U bent volledig en
uitsluitend aansprakelijk voor eventuele problemen met de naleving die het gevolg zijn van de werking en het
gebruik van TPM die in strijd zijn met de hierboven genoemde vereisten. HP is niet verantwoordelijk voor
eventuele gerelateerde verplichtingen.
TPM voorziet in extra beveiliging voor uw computer. U kunt de TPM-instellingen wijzigen in Computer Setup
(BIOS).
OPMERKING: Als u de TPM-instelling wijzigt in Verborgen, is TPM niet zichtbaar in het besturingssysteem.
TPM-instellingen openen in Computer Setup:
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 58.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer TPM Embedded Security (Ingesloten TPM-beveiliging) en volg
de instructies op het scherm.
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten) 61
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde producten)
Bepaalde computermodellen zijn gecongureerd met HP Sure Start, een technologie die het BIOS van de
computer controleert op aanvallen of beschadigingen. Als het BIOS beschadigd raakt of wordt aangevallen,
herstelt HP Sure Start automatisch het BIOS in de eerdere veilige staat, zonder tussenkomst van de gebruiker.
HP Sure Start is gecongureerd en al ingeschakeld zodat de meeste gebruikers de standaardconguratie van
HP Sure Start kunnen gebruiken. De standaardconguratie kan worden aangepast door ervaren gebruikers.
Voor de meest recente documentatie over HP Sure Start gaat u naar http://www.hp.com/support. Selecteer
Zoek uw product en volg de instructies op het scherm.
62 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
11 Het gebruik van HP PC Hardware
Diagnostics (UEFI)
HP PC Hardware Diagnostics is een Unied Extensible Firmware Interface (UEFI) waarmee u diagnostische
tests kunt uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het hulpprogramma wordt buiten
het besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen isoleren van problemen die worden
veroorzaakt door het besturingssysteem of andere softwarecomponenten.
Als HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) een fout detecteert waarvoor hardware vervangen moet worden,
wordt er een 24-cijferige fout-id-code gegenereerd. Deze id-code kan vervolgens aan ondersteuning worden
gegeven om te kunnen bepalen hoe het probleem verholpen moet worden.
OPMERKING: Als u diagnostiek wilt openen op een convertible computer, moet u de computer in de
notebookmodus zetten en moet u het toetsenbord gebruiken dat aangesloten is.
Ga als volgt te werk om HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) te starten:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk snel op esc.
2. Druk op f2.
Het BIOS zoekt op drie plaatsen en in de onderstaande volgorde naar diagnoseprogramma's:
a. Aangesloten USB-station
OPMERKING: Zie HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden
op pagina 63 om het hulpprogramma van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-
station te downloaden.
b. Vaste schijf
c. BIOS
3. Wanneer het diagnoseprogramma wordt geopend, selecteert u het soort diagnosetest dat u wilt
uitvoeren en volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, drukt u op esc.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat
downloaden
OPMERKING: Instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn alleen
beschikbaar in het Engels en u moet een Windows-computer gebruiken voor het downloaden en maken van
de HP UEFI-ondersteuningsomgeving omdat alleen .exe-bestanden worden aangeboden.
Er zijn twee opties voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics naar een USB-apparaat.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden 63
Download de nieuwste UEFI-versie
1. Ga naar http://www.hp.com/go/techcenter/pcdiags. De startpagina van HP PC Diagnostics wordt
weergegeven.
2. Selecteer de koppeling Downloaden in het gedeelte HP PC Hardware Diagnostics en selecteer
vervolgens Uitvoeren.
Download een bepaalde versie van UEFI voor een speciek product
1. Ga naar http://www.hp.com/support.
2. Selecteer Software en drivers.
3. Voer de productnaam of het nummer in.
– of –
Selecteer Nu herkennen zodat HP uw product automatisch kan detecteren.
4. Selecteer uw computermodel en het besturingssysteem.
5. Volg in het gedeelte Diagnostische hulpprogramma's de instructies op het scherm om de gewenste
UEFI-versie te selecteren en te downloaden.
64 Hoofdstuk 11 Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
12 Specicaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt reizen
met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor
gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specicaties hebben. Hoewel de
computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend aangeraden de
computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron die door HP is geleverd en
goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specicaties.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 V gelijkstroom bij 2,31 A - 45 W
19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A - 65 W
OPMERKING: Dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: De bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met kennisgevingen.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
Ingangsvermogen 65
13 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar in
aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens een metalen
deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit vanaf
vingers of andere elektrostatische geleiders.
Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of
verlies van gegevens te beperken:
Als in de instructies voor het verwijderen of installeren van onderdelen wordt aangegeven dat u de
computer moet loskoppelen, controleer dan eerst of de computer goed is geaard.
Bewaar onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak pinnen, aansluitingen en circuits niet aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo min mogelijk
hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetisch gereedschap.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet statisch
geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, doet u het in een antistatische verpakking.
66 Hoofdstuk 13 Elektrostatische ontlading
14 Toegankelijkheid
HP ontwerpt, vervaardigt en levert producten en apparaten die door iedereen gebruikt kunnen worden,
waaronder ook mensen met een handicap. Dit kan op basis van een autonoom systeem zijn of met behulp van
de juiste assistieve apparaten.
Ondersteunde assistieve technologieën (hulpmiddelen voor
gehandicapten)
Producten van HP ondersteunen een breed scala aan assistieve technologieën in het besturingssysteem en
kunnen worden gecongureerd voor het gebruik met aanvullende assistieve technologieën. Gebruik de
zoekfunctie op uw apparaat voor meer informatie over de assistieve functies.
OPMERKING: Voor aanvullende informatie over een bepaald product voor gehandicapten neemt u contact
op met de klantenondersteuning voor dat product.
Ondersteuning krijgen voor toegankelijkheid
Wij zijn voortdurend bezig met het verbeteren van de toegankelijkheid van onze producten en services en
ontvangen graag feedback van gebruikers. Als u problemen ondervindt met een product of als u ons wilt
vertellen over toegankelijkheidsfuncties die u hebben geholpen, neemt u contact met ons op door te bellen
naar +1 (888) 259-5707, van maandag tot en met vrijdag tussen 6:00 en 21:00 North American Mountain
Time. Als u doof of slechthorend bent en TRS/VRS/WebCapTel gebruikt, neemt u contact met ons op als u
technische ondersteuning nodig hebt of vragen hebt over toegankelijkheid door te bellen naar +1 (877)
656-7058, van maandag tot en met vrijdag tussen 06:00 en 21:00 North American Mountain Time.
OPMERKING: Ondersteuning is alleen in het Engels.
Ondersteunde assistieve technologieën (hulpmiddelen voor gehandicapten) 67
Index
A
aan-uit
Accu 35
besparen 37
opties 34
aan-uitknop 33
aan-uitknop herkennen 9
aan-uitlampje 8, 15
aan-uitschakelaar 33
accu
afvoeren 37
lage acculading 36
ontladen 36
resterende lading weergeven 36
vervangen 37
voeding besparen 37
Acculampje 15
Accuvoeding 35
Afsluiten 33
Antivirussoftware 46
B
Backup and Restore (Back-up en
herstel) 55
Back-ups maken
Herstellen 55
maken 54
Bedrijfs-WLAN, verbinding 21
Beheerderswachtwoord 40
Beschrijfbare media 34
besparen, voeding 37
bevestigingspunt voor de
beveiligingskabel, herkennen 5
Bewegingen op het touchpad en
aanraakscherm
tikken 24
zoomen door met twee vingers te
knijpen 24
BIOS
update downloaden 60
update uitvoeren 59
versie vaststellen 60
Bluetooth, label 17
Bluetooth-apparaat 19, 22
C
Caps Lock, lampje herkennen 8
combostekker voor audio-uit
(hoofdtelefoon)/audio-in
(microfoon), herkennen 3
Computer schoonmaken 50
Computer Setup
BIOS administrator password
(BIOS-
beheerderswachtwoord) 41
DriveLock-wachtwoord 43
fabrieksinstellingen herstellen
59
navigeren en selecteren 58
connector, netvoeding 4
D
dockingstation ondersteuningsgaten,
herkennen 14
dokpoort, herkennen 4
Draadloos netwerk (WLAN)
Bedrijfs-WLAN, verbinding 21
eectief bereik 21
Openbaar WLAN, verbinding 21
verbinding maken 21
draadloze communicatie, antennes
herkennen 6
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
Besturingssysteem 19
knop 19
Draadloze communicatie, knop 19
DriveLock
inschakelen 44
uitschakelen 45
DriveLock-hoofdwachtwoord
wijzigen 46
DriveLock-wachtwoord
beschrijving 43
instellen 44
opgeven 45
wijzigen 46
Dual-mode DisplayPort, aansluiten
29
Dual-mode DisplayPort, herkennen
3
Dvd Terugzetten van het
stuurprogramma
maken 54
voor herstel gebruiken 57
E
Elektrostatische ontlading 66
esc-toets, herkennen 12
Esc-toets herkennen 11
Essentiële updates, software 47
externemonitorpoort 28
externe netvoeding gebruiken 37
F
F11-herstelprogramma 56
rewallsoftware 46
Fn-toets, herkennen 11
fn-toets herkennen 12
Functietoetsen, herkennen 11, 12
G
gebruiken
externe netvoeding 37
standen voor energiebesparing
34
Gebruikerswachtwoord 40
geheugenkaart 34
geheugenkaartlezer, herkennen 4
geïntegreerde webcam, lampje
herkennen 6
geïntegreerd numeriek toetsenblok,
herkennen 12
geïntegreerd numeriek toetsenblok
gebruiken 26
geïntegreerd numeriek toetsenblok
herkennen 26
Geïntegreerd numeriek toetsenblok
herkennen 11
geluidsinstellingen gebruiken 28
GPS 22
H
harde schijf herstellen 56
68 Index
headsets aansluiten 27
herstellen, harde schijf 56
Herstellen, systeem 55
herstelmedia, maken 54
herstelmedia, voor herstel
gebruiken 57
Herstelpartitie 56
herstelprogramma's 53
het toetsenbord en de optionele muis
gebruiken 25
hoofdtelefoon aansluiten 27
Hotkeys
gebruiken 12
HP 3D DriveGuard 49
HP Accucontrole 35
HP Client Security 47
HP Fast Charge 33
HP Herstelpartitie
controleren op de aanwezigheid
56
voor herstel gebruiken 56
HP Mobile Connect 22
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
gebruiken 63
HP Recovery Disc Creator,
gebruiken 54
HP Touchpoint Manager 47
hulpprogramma's voor het maken van
back-ups 53
Hulpprogrammas voor herstel,
Windows 55
I
In-/uitgangen
audio-uitgang (hoofdtelefoon)/
audio-ingang (microfoon),
combostekker 3
netwerk 4
RJ-45 (netwerk) 4
informatie zoeken
hardware 3
Ingangsvermogen 65
interne microfoons herkennen 6
K
kennisgevingen
label met kennisgevingen 17
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 17
knoppen
aan-uit 9
Linkerknop muisbesturing 7
linkerknop van touchpad 7
optischeschijfeenheid, schijf
uitwerpen 5
Rechterknop muisbesturing 7
rechterknop van touchpad 7
Knoppen
aan-uit 33
Kritiek lage acculading 34
L
label met keurmerk voor draadloze
communicatie 17
labels
Bluetooth 17
kennisgevingen 17
keurmerk voor draadloze
communicatie 17
Serienummer 16
service 16
WLAN 17
lage acculading 36
Lampje microfoon uit herkennen 8
lampjes
aan-uit 8, 15
accu 15
Caps Lock 8
draadloze communicatie 8, 15
microfoon, geluid uitschakelen 8
Num Lock 8
RJ-45 (netwerk) 4
schijfeenheid 15
webcam 6
lampje voor draadloze
communicatie 8, 15, 19
Leesbare media 34
luidsprekers
verbinding maken 27
luidsprekers herkennen 9
M
microfoon dempen, toets
herkennen 13
micro SIM-kaartslot, herkennen 3
muisbesturing 7
N
netvoedingsconnector herkennen 4
netwerkconnector herkennen 4
NFC-antenne, herkennen 6
Niet-reagerend systeem 33
num lock-lampje 8
num lock-toets, herkennen 26
O
Omgevingsvereisten 65
onderdelen
beeldscherm 6
bovenkant 7
linkerkant 5
Onderkant 14
rechterkant 3
voorkant 15
Onderdelen
achterkant 16
onderhoud
HP 3D DriveGuard 49
programma's en
stuurprogramma's bijwerken
50
Onderhoud
Schijfdefragmentatie 49
Schijfopruiming 49
Onderhoud van computer 50
Onderkant 17
Openbaar WLAN, verbinding 21
Opstartherstel, gebruiken 55
Opties voor energiebeheer
instellen 34
optische schijf, herkennen 5
Oudere systemen, USB-
ondersteuning 58
P
poorten
DisplayPort 29
Dual-mode DisplayPort 3
externe monitor 16, 28
seriële 16
USB 3.x opladen 3
USB Type-C opladen 4
VGA 28
poort voor externe monitor 16
productnaam en productnummer, van
computer 16
programma's en stuurprogramma's
bijwerken 50
R
reizen met de computer 17, 51
Index 69
RJ-45-(netwerk)connector
herkennen 4
RJ-45-(netwerk)lampjes,
herkennen 4
S
Schakelaar, aan-uit 33
Schijfdefragmentatie, software 49
Schijfeenheidlampje 15
Schijfmedia 34
Schijfopruiming, software 49
schuiven met twee vingers,
touchpadbeweging 25
Seriële poort, herkennen 16
Serienummer 16
Serienummer, van computer 16
servicelabels zoeken 16
Setupprogramma
fabrieksinstellingen herstellen
59
navigeren en selecteren 58
SIM-kaart
plaatsen 17
slaapstand
activeren 34
beëindigen 34
Slaapstand
activeren 34
beëindigen 34
sleuven
beveiligingskabel 5
Smart Card 5
smartcard-slot 5
sneltoetsen
microfoon uitschakelen 13
software
antivirus 46
essentiële updates 47
Firewall 46
HP 3D DriveGuard 49
Software
Schijfdefragmentatie 49
Schijfopruiming 49
standen voor energiebesparing 34
Sure Start
gebruiken 62
T
Tikken met twee vingers,
touchpadbeweging 25
tikken op touchpad en bewegingen
voor het aanraakscherm 24
toegankelijkheid 67
toetsen
esc 11, 12
fn 11, 12
Functietoetsen 11, 12
Windows-applicatie 11
Windows-toets 11, 12
toetsenblok
geïntegreerd numeriek 11, 12
toetsenbord en een optionele muis
gebruiken 25
Touchpad
gebruiken 24
knoppen 7
Touchpad-bewegingen
schuiven met twee vingers 25
tikken met twee vingers 25
Touchpad gebruiken 24
Touchpadlampje herkennen 7
Touchpadzone
herkennen 7
TPM-instellingen 61
U
Uitschakelen, computer 33
uitwerpknop van
optischeschijfeenheid, herkennen
5
USB, ondersteuning voor oudere
systemen 58
USB 3.x-oplaadpoort, herkennen 3
USB 3.x-poort 4
USB-poorten herkennen 4
USB Type-C-oplaadpoort,
herkennen 4
V
Ventilatieopeningen, herkennen 5,
14
Verbinding maken met WLAN 21
verzenden van de computer 51
VGA-poort, verbinding maken met
28
Video 28
vingerafdruklezer 47
Vingerafdruklezer herkennen 10
W
Wachtwoordbeveiliging instellen voor
beëindigen slaapstand 35
Wachtwoorden
beheerder 40
BIOS-beheerder 41
DriveLock 43
gebruiker 40
webcam 6
gebruiken 27
Webcam, herkennen 6
webcamlampje herkennen 6
Windows 7, dvd met
besturingssysteem
maken 54
voor herstel gebruiken 57
Windows 7, media met
besturingssysteem
maken 54
voor herstel gebruiken 57
Windows-applicatietoets,
herkennen 11
Windows Opstartherstel, gebruiken
55
Windows-toets, herkennen 11, 12
WLAN-antennes herkennen 6
WLAN-apparaat 17
WLAN label 17
WWAN-antennes herkennen 6
WWAN-apparaat 19, 21
Z
zoomen door met twee vingers te
knijpen, bewegingen op het
touchpad en aanraakscherm 24
70 Index
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78

HP ProBook 645 G3 Notebook PC Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor