Volvo 2019 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

XC90
T W I N E N G I N E
QUICK GUIDE
VÄLKOMMEN!
Deze Quick Guide beschrijft een aantal functies van uw nieuwe Volvo. Aanvullende gebruikersinformatie is in de auto, de app en op internet
te vinden.
MIDDENDISPLAY VAN DE AUTO
De gebruikershandleiding is te raadplegen via het middendisplay van de
auto en te openen via het hoofdscherm.
MOBIELE APP
De gebruikershandleiding is verkrijgbaar als app (Volvo Manual) voor
smartphones en tablets. De app bevat tevens instructievideo's over
bepaalde functies.
SUPPORTSITE VAN VOLVO
Op de supportsite van Volvo Cars (support.volvocars.com) kunt u niet
alleen handleidingen en instructievideo's vinden maar ook aanvullende
informatie en ondersteuning krijgen met betrekking tot uw Volvo en het
bezit ervan.
INFORMATIE IN DRUKVORM
In het dashboardkastje ligt een supplement bij de gebruikershandleiding
met informatie over zekeringen en specificaties plus een overzicht van
belangrijke en praktische informatie. U kunt een gebruikershandleiding
met bijbehorend supplement in drukvorm bestellen.
INHOUD
01. LEER UW VOLVO KENNEN
In dit hoofdstuk vindt u informatie over enkele van de systemen en diensten van Volvo alsook een overzicht van het
interieur en exterieur en van het middendisplay.
02. OPLADEN
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de laadstatus van de auto, het gebruik van de laadeenheid en de verschil-
lende symbolen op het bestuurdersdisplay.
03. INTERIEUR EN AANSLUITINGEN
Hier vindt u informatie over de verschillende functies in de passagiersruimte bijv. functies voor stoelverstelling en
internetverbinding.
04. SCHERMEN VAN HET MIDDENDISPLAY
Hier vindt u informatie over de verschillende schermweergaven van het middendisplay van waaruit tal van autofunc-
ties te regelen zijn.
05. SLIM RIJDEN
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van verschillende rijhulpsystemen en tips om zuiniger te rijden.
06. STEMBEDIENING
Hier vindt u verschillende commando's/zinnetjes die u kunt gebruiken voor de stembediening van de auto.
07. SPECIALE TEKSTEN
Teksten onder de kopjes Waarschuwing, Belangrijk en NB die u moet lezen.
Alle op het moment van publicatie bekende soorten opties/accessoires zijn gemarkeerd met een asterisk: *.
01
BEKNOPTE BEDIENINGSINSTRUCTIES
Om uw Volvo zo goed mogelijk te leren gebruiken is het raadzaam om
de volgende functies, begrippen en tips door te nemen.
Volvo ID
Volvo ID is een persoonlijk identificatiemiddel dat met één gebruikers-
naam en wachtwoord toegang biedt tot diverse diensten. Enkele voor-
beelden zijn Volvo On Call*, kaartdiensten*, een persoonlijke inlogpa-
gina op volvocars.com en een functie om werkplaatsafspraken aan te
vragen. U kunt een Volvo ID registreren via volvocars.com, de Volvo On
Call-app of rechtstreeks vanuit de auto.
Sensus
Sensus is de intelligente auto-interface en omvat alle autofuncties die
verband houden met entertainment, connectiviteit, navigatie* en infor-
matie. Sensus maakt communicatie mogelijk tussen u, uw auto en de
omgeving.
Volvo On Call*
Volvo On Call biedt een directe verbinding met de auto, extra comfort
en dag en nacht toegang tot hulp. Met de Volvo On Call-app is bijv. te
zien of gloeilampen moeten worden vervangen en of er olie of koel-
vloeistof moet worden bijgevuld. Het is mogelijk de auto te vergrende-
len en ontgrendelen, het brandstofpeil te controleren en het dichtstbij-
zijnde tankstation te tonen. Ook de preconditioning is in te stellen via
het parkeerklimaat van de auto of via de afstandsstart
1
van de auto.
Download de Volvo On Call-app om aan de slag te gaan.
Volvo On Call biedt tevens toegang tot pechhulp onderweg, andere
beveiligingsdiensten en noodhulp via de knoppen ON CALL en SOS
op de plafondconsole in de auto.
Bestuurdersprofielen
Tal van auto-instellingen zijn naar wens aan te passen en vervolgens op
te slaan in een of meer bestuurdersprofielen. Elke sleutel is te koppe-
len aan een bestuurdersprofiel. Zie het gedeelte Hoofdscherm elders in
deze Quick Guide voor meer informatie over bestuurdersprofielen.
Preconditioning voor vertrek
Maak er een gewoonte van om voor vertrek de preconditioning in te
schakelen. Dit kan de actieradius ten goede komen, de auto slijt moge-
lijk minder en u stapt in een auto met een aangename temperatuur. Tik
in het klimaatscherm van het middendisplay op het tabblad
Parkeerklimaat of activeer de functie via de Volvo On Call-app. Volle-
dige preconditioning is alleen beschikbaar wanneer de auto is aange-
sloten op een stopcontact
2
.
1
Beschikbaar op bepaalde markten en modellen.
2
Geldt voor elektrische verwarming.
01
01
OVERZICHT EXTERIEUR
U kunt de bandenspanning controleren en kalibreren (ITPMS)*
via TPMS in de Auto status-app op het appscherm van het mid-
dendisplay. Bij een lage bandenspanning brandt het symbool
continu op het bestuurdersdisplay. Bij een lage bandenspanning
moet u de bandenspanning van alle vier de wielen controleren en
indien nodig aanpassen en tik daarna op de kalibratieknop om de
ITPMS-kalibratie te starten.
U kunt het motoroliepeil controleren via de Auto status-app.
Hier kunt u ook statusmeldingen bekijken en werkplaatsafspraken*
aanvragen.
Oplading van de hybride-accu gebeurt via de laadaansluiting.
Open de klep door deze licht in te drukken. Voor de maximale
actieradius is het zaak met een volledig opgeladen hybride-accu te
vertrekken.
De buitenspiegels zijn automatisch* omlaag te kantelen bij
inschakeling van de achteruitversnelling. Bij vergrendeling/ontgren-
deling van de auto met de transpondersleutel worden de buiten-
spiegels automatisch* in-/uitgeklapt. Activeer deze functies onder
Instellingen My Car Spiegels en Comfort in het hoofd-
scherm van het middendisplay.
Dankzij passieve vergrendeling/ontgrendeling* hoeft u voor ver-
grendeling of ontgrendeling van de auto de transpondersleutel
alleen in bijvoorbeeld een binnenzak bij u te dragen. De transpon-
dersleutel moet zich binnen een straal van zo'n 1 meter (3 voet)
van de auto bevinden.
Pak een portiergreep beet of druk op het met rubber beklede druk-
plaatje om de auto te ontgrendelen. Druk op een van de uitsparin-
gen in de portiergrepen om de auto te vergrendelen. Raak de beide
drukgevoelige gebieden bij voorkeur niet tegelijkertijd aan.
Het panoramadak* omvat een glazen segment dat te openen is
en een zonnescherm dat te bedienen is met knoppen boven de
achteruitkijkspiegel. De auto moet daarvoor minimaal in contact-
slotstand I staan. Open het dak tot in de ventilatiestand door de
knop omhoog te duwen en sluit het dak door de knop omlaag te
trekken. Trek de knop tweemaal naar achteren om het panorama-
dak volledig te openen. Sluit het panoramadak door de knop twee-
maal omlaag te trekken.
De elektrisch bediende achterklep* is handsfree* te openen met
een langzame voorwaartse schopbeweging links onder de achter-
bumper. U sluit en vergrendelt de achterklep met
aan de
onderkant van de achterklep. De klep is ook te sluiten met een
langzame schopbeweging. De auto moet zijn uitgerust met pas-
sieve vergrendeling/ontgrendeling* om de achterklep handsfree te
ontgrendelen. Handsfree openen en sluiten alleen mogelijk wan-
neer de transpondersleutel zich binnen zo'n 1 meter (3 voet) achter
de auto bevindt.
Om te voorkomen dat de achterklep bijv. in contact komt met het
dak van een garage kunt u de maximale openingshoek programme-
ren. Stel de maximale openingshoek in door de klep te openen en
deze vervolgens in de gewenste stand te stoppen. Houd vervolgens
de
-knop minstens 3 seconden ingedrukt om de stand op te
slaan.
01
01
VERGRENDELEN/ONTGRENDELEN
Transpondersleutel
Eenmaal kort indrukken om de portieren, de achterklep en de tank-
vulklep te vergrendelen en het alarm* te activeren.
Eenmaal lang indrukken om het panoramadak* en alle zijruiten
tegelijkertijd te sluiten.
Eenmaal kort indrukken om de portieren en de achterklep te ont-
grendelen en het alarm te deactiveren*.
Eenmaal lang indrukken om alle zijruiten tegelijkertijd te openen.
Eenmaal kort indrukken om alleen de achterklep te ontgrendelen
en de alarmfunctie voor de achterklep te deactiveren.
Eenmaal lang indrukken om de elektrisch bediende* achterklep te
openen of te sluiten.
U kunt desgewenst het paniekalarm activeren en de richtingaanwij-
zers en de claxon inschakelen om de aandacht van omstanders te
trekken. Houd voor activering de knop 3 minstens seconden lang
ingedrukt of druk de knop 2 keer binnen 3 seconden in. Nadat de
functie minstens 5 seconden lang actief is geweest, is deze met
dezelfde knop weer uit schakelen. Anders vindt na 3 minuten auto-
matische uitschakeling plaats.
Laadaansluitingsklep
Zorg ervoor dat de auto ontgrendeld en uitgeschakeld is alvorens de
laadkabel aan te sluiten of los te koppelen.
1. Duw de achterzijde van de klep in en laat los.
2. Open de klep.
3. Trek de afdekking van de laadaansluiting af en hang deze op aan de
houder die aan de binnenkant van de laadaansluitingsklep zit.
Wanneer het opladen is gestart, wordt de kabel aan de laadaansluiting
vergrendeld. Het opladen wordt afgebroken bij ontgrendeling van de
auto, maar als u de laadkabel niet loskoppelt wordt het opladen na
enige tijd automatisch hervat.
Privacy locking
Bij Privacy locking worden de achterklep en het dashboard-
kastje vergrendeld, wat handig kan zijn wanneer u de auto bijv.
voor een servicebeurt of bij een hotel afgeeft.
- Tik in het functiescherm van het middendisplay op
Private
Locking om de functie te activeren/deactiveren.
Bij activering/deactivering verschijnt een pop-upvenster. Iedere keer
dat u de vergrendelingsfunctie activeert, kiest u een eenmalige code
van vier cijfers. Bij het eerste gebruik moet u een extra beveiligingscode
kiezen.
01
01
OVERZICHT INTERIEUR
Het middendisplay is te gebruiken voor het bedienen van tal van
primaire autofuncties, zoals media, navigatie*, klimaatregeling, rij-
hulp en boordapps.
Het bestuurdersdisplay geeft informatie weer over de rit, bijv.
snelheid, toerental, navigatie* en actieve rijhulpsystemen. U kunt
kiezen wat er op het bestuurdersdisplay moet verschijnen via het
appmenu dat met de rechter stuurknoppenset te openen is. Instel-
lingen zijn ook te verrichten via
Instellingen My Car Displays
op het hoofdscherm op het middendisplay.
Het head-updisplay* is een aanvulling op het bestuurdersdisplay
van de auto en projecteert de informatie op de binnenkant van de
voorruit. Het display is te activeren via het functiescherm op het
middendisplay.
De startknop wordt gebruikt om de auto te starten. Draai de knop
rechtsom en laat deze weer los voor de contactslotstand I. Kies de
versnellingsstand P of N, houd het rempedaal ingedrukt en draai de
startknop rechtsom om de auto te starten. Schakel de auto uit door
de startknop rechtsom te draaien.
U kiest rijmodi* via de knop op de tunnelconsole. Druk op de knop
en rol deze omhoog of omlaag en kies op het middendisplay uit
Hybrid, Pure, Off Road, AWD, Power en Individual. Bevestig uw
keuze met een druk op de knop. Individual biedt u de mogelijkheid
om uw eigen rijmodus samen te stellen. U activeert uw eigen rijmo-
dus in
Instellingen My Car Individuele rijmodus in het
hoofdscherm van het middendisplay.
U activeert de parkeerrem door de knop omhoog te trekken,
waarna het bijbehorende symbool op het bestuurdersdisplay gaat
branden. Los de parkeerrem handmatig door de knop omlaag te
duwen, terwijl u het rempedaal bedient. Dankzij de automatische
rem bij stilstand (
) kunt u bij stilstand voor verkeerslichten bijv.
het rempedaal loslaten zonder dat dit gevolgen heeft voor de rem-
werking.
Let erop dat u zowel de automatische rem bij stilstand als de auto-
matische parkeerrem moet deactiveren vóór het gebruik van een
automatische wasstraat. Deactivering van de automatische parkeer-
rem vindt plaats onder
Instellingen My Car Parkeerrem en
vering
in het hoofdscherm van het middendisplay.
De schakelaar voor activering/deactivering van de passa-
giersairbag* zit aan de passagierszijde op de zijkant van het dash-
board en u kunt erbij door het portier aan die kant te openen. Trek
de schakelaar naar buiten en draai deze naar ON/OFF om de air-
bag te activeren/deactiveren.
U opent het dashboardkastje met de knop .
01
01
MIDDENDISPLAY
Op het middendisplay kunt u instellingen verrichten en de meeste
functies bedienen. Het middendisplay heeft drie hoofdschermen: home-
scherm, functiescherm en appscherm. Vanuit het homescherm gaat u
naar het functiescherm en het appscherm door naar rechts of naar
links te vegen. Er is tevens een hoofdscherm dat u kunt openen door
het bovenste gedeelte van het scherm omlaag te slepen.
U kunt de opzet van het middendisplay en bestuurdersdisplay
aanpassen door een thema te kiezen onder
Instellingen My Car
Displays op het hoofdscherm. U kunt hier ook kiezen uit een don-
kere en een lichte achtergrond voor het middendisplay.
Ga vanuit een ander scherm terug naar het homescherm door
kort de fysieke homeknop onder het display in te drukken. Dan ver-
schijnt de vorige stand van het homescherm. Door de homeknop nog-
maals kort in te drukken worden alle deelschermen van het home-
scherm in de standaardstand gezet.
Bij het reinigen van het middendisplay kunt u de touchfunctie tijdelijk
deactiveren door de fysieke homeknop onder het display ingedrukt te
houden. Activeer het display weer door kort op de homeknop te druk-
ken.
Op de statusbalk helemaal boven aan het display staan de geacti-
veerde autofuncties. Links ziet u de netwerk- en verbindingsinformatie
en rechts informatie over de beluisterde media, de klok en lopende
achtergrondactiviteiten.
In het klimaatveld helemaal onderaan kunt u de temperatuur en het
stoelcomfort instellen door het desbetreffende pictogram aan te tikken.
Open het klimaatscherm door op de middenknop in het klimaatveld te
drukken.
01
02
OPLADEN
Uw Volvo is uitgerust met een elektromotor die voor aandrijving zorgt
op de lagere snelheden, terwijl de verbrandingsmotor aandrijft op de
hogere snelheden en bij een sportievere rijstijl. De laadtijd van de
hybride-accu hangt af van de laadstroom die aan het stopcontact kan
worden afgenomen. De hybride-accu wordt ook opgeladen bij langzaam
afremmen of tijdens het afremmen op de motor, zoals op een aflo-
pende helling. Bij alle vormen van oplading verschijnt een aanduiding
op het bestuurdersdisplay.
Laadkabel bewaren
De laadkabel zit onder een vloerluik in de bagageruimte.
Regeleenheid van de laadkabel
De bijgeleverde laadkabel is voorzien van een regeleenheid die de laad-
status aangeeft. De eenheid controleert de temperatuur en heeft een
geïntegreerde aardlekschakelaar.
Oplading starten
Bij oplading van de hybride-accu wordt ook de startaccu opgeladen.
Wanneer de hybride-accu volledig opgeladen is, wordt de oplading van
beide accu's beëindigd.
1. Sluit de laadkabel aan op een stopcontact. Gebruik nooit een ver-
lengkabel.
2. Open de laadaansluitingsklep door deze licht in te drukken en de
afdekking van de laadaansluiting los te trekken.
3. Verwijder de afdekking van de laadkabelstekker en duw de laadka-
belstekker vervolgens zo ver mogelijk in de laadaansluiting van de
auto. De laadkabel in de laadaansluiting wordt automatisch vergren-
deld en het opladen start binnen 5 seconden.
4. Plaats om lakschade te voorkomen de afdekking van de laadaanslui-
ting zo dat deze niet tegen het lakwerk aankomt.
Oplading beëindigen
1. Ontgrendel de auto met de knop
3
op de transpondersleutel. Het
opladen wordt beëindigd en de laadkabel komt los/wordt ontgren-
deld.
2. Koppel de laadkabel los bij de auto.
3. Plaats de afdekking van de laadaansluiting terug en sluit de laadaan-
sluitingsklep.
4. Koppel de laadkabel los bij het stopcontact.
5. Leg de laadkabel terug onder het vloerluik in de bagageruimte.
Als u de laadkabel na ontgrendeling van de auto niet loskoppelt van de
laadaansluiting wordt de kabel enige tijd later automatisch opnieuw ver-
grendeld om de optimale ladingsgraad en actieradius te verkrijgen en
ervoor te zorgen dat u de preconditioning kunt gebruiken. De laadkabel
is weer los te koppelen, als u de auto ontgrendelt vanaf de transpon-
dersleutel. Bij auto's met Passive Entry* kunt u opnieuw vergrendelen
en ontgrendelen met behulp van een portiergreep.
3
Dit moet ook gebeuren als de portieren van de auto al zijn ontgrendeld. Als de auto niet via de
ontgrendelingsknop te ontgrendelen is, kan schade aan de laadkabel of aan het systeem ont-
staan.
02
LAADSTATUS
De laadstatus van de auto is te controleren bij de laadaansluiting, op de
regeleenheid van de laadkabel, op het bestuurdersdisplay en via de
Volvo On Call*-app.
Lampjes in de laadaansluiting
Wit - hulpverlichting.
Geel - stand-by, in afwachting van oplading.
Knippert groen - wordt opgeladen.
Brandt constant groen - oplading gereed, dooft na enige tijd.
Brandt constant rood - er is een storing opgetreden.
Regeleenheid
Beide led-lampjes knipperen afwisselend blauw, geel en rood: Zelf-
test – wacht totdat de zelftest is afgerond.
Het ene led-lampje brandt of knippert blauw, terwijl het andere led-
lampje is gedoofd: Stand-by.
Beide led-lampjes knipperen blauw: Wordt opgeladen.
Het ene led-lampje brandt of knippert geel, terwijl het andere led-
lampje is gedoofd: Wordt opgeladen of oplading is niet mogelijk –
storing in de temperatuurcontrole. Start het opladen opnieuw.
Het ene led-lampje knippert rood, terwijl het andere led-lampje is
gedoofd: Oplading is niet mogelijk – de aardlekschakelaar van de
laadkabel is in werking getreden. Start het opladen opnieuw.
Het ene led-lampje knippert rood, terwijl het andere led-lampje rood
brandt: Oplading is niet mogelijk – de laadkabel is aangesloten op
een ongeaard stopcontact. Sluit de laadkabel aan op een geaard
stopcontact.
Beide led-lampjes knipperen rood: Oplading is niet mogelijk – interne
storing.
Bestuurdersdisplay
De kleur van het symbool geeft de laadstatus aan.
Blauwe kleur - wordt opgeladen.
Groene kleur - accu volledig opgeladen.
Rode kleur - laadfout, controleer de aansluiting van de laadka-
bel op de auto en op het 230V-contact.
02
HYBRIDE-INFORMATIE OP HET
BESTUURDERSDISPLAY
Op het bestuurdersdisplay verschijnen enkele symbolen en animaties
afhankelijk van de gekozen rijmodus.
De meter rechts geeft het stroom- en brandstofverbruik aan. Het ver-
bruik varieert afhankelijk van de rijstijl. Wanneer de dunne witte naald
de witte pijl bovenaan passeert, schakelt de auto over op de verbran-
dingsmotor. Wanneer de naald tot in het oranje gebied zakt, wordt de
accu opgeladen (zoals bij het afremmen).
Actieradius op accu
De indicatie geeft een schatting van de actieradius op de accu.
De actieradius hangt af van diverse factoren zoals rijstijl, snelheid
en buitentemperatuur en kan variëren tijdens de rit. Normaal kunt
u een actieradius verwachten van 20–40 km (12–25 miles). De
startwaarde die verschijnt bij een volledig opgeladen accu is een
“tot-waarde” in plaats van een exacte aanduiding van de actiera-
dius op de accu. Wanneer er “---” op het bestuurdersdisplay ver-
schijnt, zijn geen garanties meer te geven voor de actieradius op
de accu.
Symbolen op het bestuurdersdisplay
Een volledig wit symbool geeft de motor aan die op dat moment
wordt gebruikt. Een bliksemschicht staat voor de elektromotor,
een druppel voor de verbrandingsmotor.
Geeft aan dat de accu bijv. tijdens het afremmen op de motor
wordt bijgeladen.
De hybridemeter geeft aan hoeveel stroom voor de elektromotor
er nog in de accu zit. De stroom wordt ook gebruikt voor de kli-
maatregeling.
Geeft aan dat de functie Charge of Hold geactiveerd is. De func-
ties zijn te activeren vanuit het functiescherm van het middendis-
play. Charge laadt bij een geringe ladingsgraad van de hybride-
accu de accu bij.
Hold houdt in dat u de ladingsgraad van de accu
op peil houdt voor later gebruik.
In- en uitschakeling van verbrandingsmotor
De auto bepaalt of de auto op de verbrandingsmotor, op de elektromo-
tor of een combinatie rijdt. Tijdens ritten op stroom start de verbran-
dingsmotor soms automatisch door externe factoren zoals bij lage bui-
tentemperaturen. Bij een minimale laadcapaciteit van de hybride-accu
slaat de verbrandingsmotor altijd aan.
02
ELEKTRISCH BEDIENBARE* VOORSTOELEN
Gebruik de bedieningselementen aan de zijkant van de stoel voor ver-
stelling van bijv. de stoelpositie en de lendensteun*. De twee bedie-
ningselementen met de vorm van een stoel zijn te gebruiken voor ver-
stelling van de stoelpositie. Het derde bedieningselement, de multifunc-
tionele bediening*, is te gebruiken voor verstelling van de verschillende
comfortfuncties, bijv. de massagefunctie*.
Bedieningselementen met de vorm van een stoel
Verstel het zitkussen of verschuif de hele stoel met de onderste bedie-
ning. Pas de hellingshoek van de rugleuning aan met de achterste
bediening.
Multifunctionele bediening
4
Via de multifunctionele bediening kunt u de instellingen voor de massa-
gefunctie*, de zijsteunen*, de lendensteun* en de verlengingsfunctie*
van het zitkussen regelen.
1. Activeer de stoelverstelling op het middendisplay door de bediening
omhoog/omlaag te draaien.
2. Wissel van functie op het middendisplay door de bediening omhoog/
omlaag te draaien.
3. Wijzig de instelling voor de desbetreffende functie door op het
bovenste/onderste/voorste/achterste gedeelte van de bediening te
drukken.
Posities vastleggen
1.
Zet stoel, buitenspiegels en head-updisplay* in de gewenste stand
en druk daarna op de knop M op het portierpaneel. Het controle-
lampje in de knop gaat branden.
2.
Druk binnen 3 seconden op een van de geheugenknoppen 1, 2 of 3.
Er klinkt een geluidssignaal en het lampje in de knop M dooft.
Om een vastgelegde positie te gebruiken:
Met het portier geopend – druk op een van de geheugenknoppen en
laat los.
Met het portier gesloten – houd een van de geheugenknoppen inge-
drukt totdat de gewenste positie wordt bereikt.
4
Bij auto's met een lendensteun met vierwegverstelling*
03
RUGLEUNING ACHTERBANK OMLAAGKLAPPEN
U moet de voorstoelen en de achterbank mogelijk verstellen om de
rugleuningen te kunnen omlaagklappen.
Middelste zitplaats tweede zitrij
1. Klap de hoofdsteun handmatig omlaag door de knop in te drukken
die tussen de rugleuning en de hoofdsteun zit. Druk tegelijkertijd de
hoofdsteun omlaag.
2. Trek de riem bij de middelste zitplaats
omhoog/naar voren en
klap de rugleuning om.
Buitenste zitplaatsen tweede zitrij
Trek de handgreep aan de zijkant van de buitenste zitplaats
omhoog en klap de rugleuning om. De hoofdsteun klapt automatisch
omlaag.
Trek bij het omhoogklappen van de rugleuning van de middelste zit-
plaats of die van de buitenste zitplaatsen de riem c.q. de handgreep
omhoog. Klap de rugleuningen zo ver omhoog dat ze vergrendelen.
Klap de hoofdsteunen handmatig omhoog.
Derde zitrij*
Trek de handgreep aan de bovenkant van de rugleuning omhoog en
naar voren toe omlaag. Klap de rugleuning naar voren toe omlaag.
De hoofdsteunen klappen automatisch om.
Trek voor toegang tot de derde zitrij de handgreep aan de bovenzijde
van een stoel op de tweede zitrij omhoog en naar voren toe. Klap de
rugleuning omlaag en schuif de hele stoel naar voren.
03
STUURWIEL
Stel het stuurwiel af
Het stuurwiel is in de hoogte en de diepte te verstellen.
1. Schuif de hendel onder het stuurwiel naar voren en zet het stuurwiel
in de gewenste stand.
2. Trek de hendel vervolgens terug naar de stand voor vergrendeling.
Linker stuurknoppenset
Met de pijlen (
en ) van de linker stuurknoppenset kunt u op het
bestuurdersdisplay kiezen uit de beschikbare rijhulpsystemen. Bij een
wit rijhulpsymbool is de functie actief. Een grijs symbool geeft aan dat
het desbetreffende systeem geannuleerd is of stand-by staat.
Symbolen op het bestuurdersdisplay:
De snelheidsbegrenzer helpt om een gekozen maximumsnelheid
niet te overschrijden.
De cruisecontrol helpt u om een gelijkmatige snelheid aan te hou-
den.
De adaptieve cruisecontrol* helpt u om een gelijkmatige snelheid
aan te houden in combinatie met een vooraf gekozen tijdsverschil
tot voorliggers.
De Pilot Assist met stuurhulp helpt u om de auto tussen de zijmar-
keringen van de rijstrook te houden in combinatie met een vooraf
gekozen tijdsverschil ten opzichte van voorliggers.
Tik op om het desbetreffende systeem te starten of te annuleren.
Bij kort indrukken van / verhoogt/verlaagt u de ingestelde snel-
heid met 5 km/h (5 mph). Houd de knop ingedrukt om de snelheid
03
traploos te wijzigen – laat de knop los bij het bereiken van de gewenste
snelheid.
Met
/ verkleint/vergroot u de afstand tot voorliggers bij gebruik
van de adaptieve cruisecontrol en Pilot Assist.
Bij eenmaal indrukken van wordt de aangepaste snelheid tevens
ingesteld voor gebruik door het gekozen systeem.
Rechter stuurknoppenset
Het bestuurdersdisplay is te bedienen met de rechter stuurknoppenset.
Het appmenu van het bestuurdersdisplay wordt geopend/geslo-
ten. Van hieruit zijn boordcomputer, mediaspeler, telefoon en navi-
gatie te bedienen.
Blader door de apps door op de pijl-links of pijl-rechts te drukken.
Een keuze maken, ongedaan maken of bevestigen, zoals het kie-
zen van het boordcomputermenu of het verwijderen van een mel-
ding van het bestuurdersdisplay.
De functies voor de gekozen app doorbladeren door op pijl-
omhoog of pijl-omlaag te drukken.
U kunt het mediavolume verhogen/verlagen door te drukken op res-
pectievelijk
en . Als geen van de andere functies actief is kunt u
met deze knoppen het volume regelen.
Met de knop activeert u de stembediening om bijv. via stemcom-
mando's het mediasysteem, de navigatie* en de klimaatregeling te
bedienen. Zeg bijv. “Radio”, “Verhoog temperatuur” of “Annuleer”.
Zie het hoofdstuk Stembediening in deze Quick Guide voor meer stem-
commando's.
Boordcomputer
De boordcomputer toont bijv. de afstand, het verbruik en de gemiddelde
snelheid. U kunt kiezen welke boordcomputerinformatie op het bestuur-
dersdisplay moet verschijnen. De boordcomputer berekent de reste-
rende actieradius op basis van de actuele hoeveelheid brandstof in de
tank of de actuele ladingsgraad van de hybride-accu. Gebruik de rech-
ter stuurknoppenset om de verschillende opties te bekijken. Wanneer
er “----” op het bestuurdersdisplay verschijnt, zijn geen garanties meer
te geven voor de actieradius.
03
LINKER STUURHENDEL
De koplampfuncties bedient u met de linker stuurhendel.
Als u voor de AUTO-stand kiest, stemt de auto de verlichting automa-
tisch af op de buitenverlichting, bijv. wanneer het schemert of wanneer
u een tunnel inrijdt. U kunt de hendel naar
draaien voor groot licht
met automatische overschakeling op dimlicht bij het passeren van
tegenliggers. Handmatig groot licht activeert u door de stuurhendel van
u af te bewegen. Deactiveer door de hendel naar u toe te halen.
Actieve bochtverlichting* zorgt voor maximale verlichting in bochten
en op kruisingen doordat de lampen meedraaien met het stuurwiel. Het
systeem dat automatisch geactiveerd wordt tijdens het starten is te
deactiveren via het functiescherm op het middendisplay.
De approach-verlichting gaat branden, wanneer u de auto op afstand
ontgrendelt via de transpondersleutel, zodat u in het donker de auto
veilig kunt bereiken.
De Follow Me Home-verlichting maakt gebruik van een deel van de
buitenverlichting voor verlichting in het donker. Activeer de functie door
de auto uit te schakelen, de linker stuurhendel richting het dashboard
te halen en weer los te laten. De duur van de Follow Me Home-verlich-
ting is in te stellen via het middendisplay.
Dagteller resetten
Reset alle gegevens van de handmatig bediende dagteller (TM) door
de RESET-knop lang in te drukken. Bij kort indrukken reset u alleen de
afgelegde afstand. De automatische dagteller (TA) wordt automatisch
gereset, wanneer de auto minstens 4 uur lang niet gebruikt is.
03
RECHTER STUURHENDEL
Met de rechter stuurhendel bedient u de wisserbladen en de regensen-
sor.
Haal de hendel omlaag om de voorruitwisser één enkele wisslag te
laten maken.
Haal de hendel in stapjes omhoog voor de intervalschakeling, de nor-
male en de hoge wissnelheid.
Pas het wisinterval aan met het duimwiel op de hendel.
Haal de hendel in de richting van het stuurwiel om de voorruit- en
koplampsproeiers in te schakelen en in de richting van het dash-
board om de achterruit te sproeien.
Druk op de regensensorknop om de regensensor te activeren/
deactiveren. De wisserhendel moet in de stand 0 staan of in de
stand voor een enkelvoudige wisslag. De regensensor registreert
de hoeveelheid regen op de voorruit en schakelt automatisch de
ruitenwissers op de voorruit in. Draai het duimwiel omhoog/
omlaag voor een hogere/lagere gevoeligheid.
Druk hierop voor de intervalfunctie van de achterruitwisser.
Druk hierop voor een continue wissnelheid van de achterruitwisser.
Gebruik de servicestand van de ruitenwissers om bijv. de wis-
serbladen te vervangen, reinigen of op te tillen. Tik op de knop
Servicestand ruitenwisser op het functiescherm van het mid-
dendisplay om de servicestand te activeren of te deactiveren.
03
03
KLIMAATREGELING
De functies voor de klimaatregeling voor en achter in de passagiers-
ruimte zijn te regelen via het middendisplay, de knoppen op de midden-
console en het bedieningspaneel achter op de tunnelconsole. Voor
bepaalde klimaatregelingsfuncties zijn ook stemcommando's te gebrui-
ken.
Het pictogram voor toegang tot het klimaatscherm verschijnt
midden onder aan het middendisplay. Wanneer de tekst
CleanZone blauw van kleur is, betekent dit dat is voldaan aan
de voorwaarden voor een goede luchtkwaliteit in de passa-
giersruimte.
Tik op AUTO in het klimaatscherm voor automatische regeling van
meerdere klimaatfuncties. Bij kort indrukken worden de luchtrecircu-
latie, airconditioning en luchtverdeling automatisch geregeld.
Bij lang indrukken worden de luchtrecirculatie, airconditioning en
luchtverdeling automatisch geregeld en de temperatuur en de venti-
latorstand gewijzigd in de standaardinstellingen: 22°C/72°F en
niveau
3 (niveau 2 achterin). Het is mogelijk om de temperatuur en
de ventilatorstand te wijzigen zonder de automatische klimaatrege-
ling te deactiveren.
Tik op een van de pictogrammen in het klimaatveld onder aan het
middendisplay om de temperatuur, de stoelverwarming* en de venti-
latorstand in te stellen.
Tik op het temperatuurpictogram voor de bestuurderszijde en kies
Temperatuur synchroniseren om de temperatuurinstelling voor alle
klimaatzones te synchroniseren met die voor de bestuurderszone.
Preconditioning
De preconditioning is in te stellen via het middendisplay van de auto en
via de Volvo On Call*-app. De preconditioning zorgt voor verwarming
van de passagiersruimte en de motor of voor koeling van de passa-
giersruimte tot de gewenste comforttemperatuur, wat tevens de slijtage
en het stroomverbruik tijdens het rijden kan beperken. De preconditio-
ning is direct in te schakelen of via een timer te programmeren.
Preconditioning direct inschakelen
1. Open het klimaatscherm van het middendisplay.
2. Kies het tabblad
Parkeerklimaat, vink naar keuze opties aan en tik
vervolgens op Preconditioning.
Timer voor preconditioning instellen
1. Open het klimaatscherm van het middendisplay.
2. Kies het tabblad
Parkeerklimaat Timer toevoegen en stel de
gewenste datum/dag in.
Voor optimale werking van de preconditioning moet de auto zijn aange-
sloten op een stopcontact (geldt voor auto's met een verwarming op
stroom). Afhankelijk van de markt wordt een verwarming op brandstof
of op stroom
5
toegepast.
Luchtkwaliteitssysteem IAQS*
Het IAQS maakt deel uit van het Clean Zone Interior Package* (CZIP)
en is een volautomatisch systeem dat de lucht in de passagiersruimte
ontdoet van luchtverontreinigingen in de vorm van deeltjes, koolwater-
stoffen, stikstofoxiden en laaghangend ozon. U activeert het systeem in
het hoofdscherm van het middendisplay via
Instellingen Klimaat
Luchtkwaliteitssensor.
5
De erkende Volvo-dealer kan u vertellen welke verwarming er op de verschillende markten wordt
gebruikt.
03
AANSLUITINGEN
U kunt media, sms-berichten, telefoongesprekken weergeven/met
stemcommando's bedienen of een internetverbinding maken voor de
auto via diverse externe apparaten, bijv. smartphones. Om de verbonden
apparaten te kunnen gebruiken moet het elektrische systeem van de
auto minimaal in contactslotstand I staan.
Automodem
6
De eenvoudigste en meest effectieve manier om een internetverbinding
voor de auto te maken is het gebruik van de automodem. Deze
methode biedt optimale prestaties, wordt bij iedere rit automatisch
geactiveerd en vereist geen verbinding met een smartphone.
1. Plaats een persoonlijke simkaart in de houder in de bagageruimte.
2. Tik op
Instellingen Communicatie Internet via automodem
in het hoofdscherm.
3. Activeer de optie door het vakje voor
Internet via automodem aan te
vinken.
Internetverbinding delen
Bij een auto met een actieve internetverbinding via de automodem is
het mogelijk de internetverbinding met andere apparaten te delen (Wi-
Fi-hotspot) onder
Instellingen in het hoofdscherm. Tik op
Communicatie Wi-Fi hotspot auto.
Bluetooth
Gebruik Bluetooth in eerste instantie om te bellen, te sms'en en media
op uw telefoon naar het audiosysteem van de auto te streamen. Via
Bluetooth is het ook mogelijk een internetverbinding voor de auto te
maken. U kunt twee Bluetooth-apparaten tegelijk hebben aangesloten
waarvan het ene alleen voor het streamen van muziek. De twee meest
03
recent aangesloten telefoons worden automatisch opnieuw met de
auto verbonden, als de Bluetooth-functie van de telefoons actief is. De
20 laatst gebruikte apparaten staan in een lijst deze later eenvoudig
opnieuw met de auto te verbinden zijn.
1. Activeer Bluetooth op uw telefoon. Voor een internetverbinding moet
u ook 'internet sharing' op de telefoon activeren.
2. Open het deelscherm voor de telefoon op het middendisplay.
3. Tik op
Tel. toevoegen of op Wijzigen en daarna op Tel. toevoegen,
als er al een telefoon is aangesloten.
4. Kies de aan te sluiten telefoon en volg de instructies op het midden-
display en op de telefoon. Let erop dat u bij bepaalde telefoons de
berichtfunctie eerst moet activeren.
Wi-Fi
Een internetverbinding via Wi-Fi maakt hogere bitrates mogelijk dan bij
gebruik van Bluetooth om online muziek te streamen zoals internetra-
dio en muziek via boordapps, software te downloaden/bijwerken en
dergelijke. Een Wi-Fi-verbinding op een smartphone kan als hotspot
dienen voor inzittenden en eventuele andere externe apparaten in de
auto.
1. Activeer internetverbinding delen op uw telefoon.
2. Tik op
Instellingen in het hoofdscherm van het middendisplay.
3. Tik op
Communicatie Wi-Fi en activeer de optie door het vakje
voor Wi-Fi-verbinding aan te vinken.
Let erop dat sommige telefoons de internetverbinding verbreken, wan-
neer de verbinding met de auto is verbroken. In dat geval moet u bij een
volgend gebruik van de telefoon de 'internet sharing' opnieuw activeren.
USB
Via USB/AUX kunt u een extern apparaat aansluiten voor het afspelen
van media. U gebruikt de USB-poort ook voor Apple CarPlay* en
Android Auto*. Uw externe apparaat wordt opgeladen, zolang het aan-
gesloten is op de auto.
Er zitten USB-poorten (type A) in het opbergvak onder de midden-
armsteun tussen de voorstoelen.
Stroomaansluitingen
In uw auto zitten de volgende stroomaansluitingen:
12V-aansluiting.
12V-aansluiting en 230V-aansluiting*. Er zit ook een
12V-aansluiting* in de kofferbak/bagageruimte.
6
Alleen auto's met Volvo On Call*. Bij een internetverbinding via de automodem gebruiken de
Volvo On Call-diensten deze verbinding.
03
7
Zie support.volvocars.com voor informatie over de telefoons die compatibel zijn met de auto.
VERBONDEN APPARATEN GEBRUIKEN
Het is mogelijk externe apparaten te gebruiken om bijv. te bellen en
media af te spelen via het audio- en mediasysteem van de auto.
Telefoonfuncties
7
Het is mogelijk om via een telefoon met Bluetooth-verbinding te bellen
en oproepen te beantwoorden.
Bellen via het middendisplay
1. Open het deelscherm Telefoon op het homescherm. Geef aan hoe u
wilt bellen: via de gesprekkenlijst, via de contactenlijst of geef het
nummer aan via de knoppenset.
2. Druk op
.
Bellen via de rechter stuurknoppenset
1. Druk op en ga naar Telefoon door op of te drukken.
2. Loop met door de gesprekkenlijst en kies met .
U kunt bovendien de stembediening gebruiken om te bellen. Druk op
de stembedieningsknop
van de rechter stuurknoppenset. Zie voor
stemcommando's het hoofdstuk Stembediening in deze Quick Guide.
Media afspelen
Om audiobestanden op een extern apparaat af te spelen sluit u het
apparaat via een van de beschikbare methoden aan op de auto, zie het
voorgaande hoofdstuk voor de verschillende methoden.
Verbinding via Bluetooth
1. Start de weergave op het aangesloten apparaat.
2. Open de app
Bluetooth op het applicatiescherm van het
middendisplay. De weergave wordt gestart.
Verbinding via USB-poort
1. Start de USB-app op het appscherm.
03
8
Apple en CarPlay zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Inc.
2. Kies wat er moet worden afgespeeld. De weergave wordt
gestart.
Mp3-speler of iPod
1. Start de weergave op de eenheid.
2. Open de
iPod- of USB-app, afhankelijk van de verbin-
dingsmethode. Kies voor weergave vanaf iPod de app
iPod, ongeacht de wijze van aansluiten. De weergave
wordt gestart.
Apple
®
CarPlay
®
*
8
en Android Auto*
CarPlay en Android Auto bieden u de mogelijkheid om via de auto
bepaalde apps op uw telefoon te gebruiken om bijv. muziek te spelen of
podcasts te beluisteren. De bediening vindt plaats via het middendis-
play van de auto of via de telefoon.
Als u een iPhone hebt, moet u de stembediening van Siri hebben geac-
tiveerd voordat u CarPlay kunt gebruiken.
1. Sluit de telefoon aan op de USB-poort met de witte
omlijsting.
2. Tik voor activering op
Apple CarPlay of Android Auto in
het appscherm.
Activeer de stembediening van CarPlay en Android Auto door lang op
de knop
van de rechter stuurknoppenset te drukken. Bij kort indruk-
ken activeert u de stembediening van de auto.
Bij gebruik van CarPlay wordt Bluetooth uitgeschakeld. Om een inter-
netverbinding voor de auto te maken kunt u Wi-Fi of de automodem*
gebruiken.
03
04
HOMESCHERM
Bij inschakeling van het middendisplay verschijnt het homescherm, van
waaruit u toegang hebt tot de deelschermen Navigatie, Media en Tele-
foon alsook de laatste gebruikte app of autofunctie.
Navigatie - Tik hierop om het navigatiesysteem via Sensus
Navigation* te openen.
Bestemming invoeren via vrije zoekopdracht – Vouw de werk-
balk uit met de pijl-omlaag aan de linkerzijde en tik op
. De
kaartweergave maakt plaats voor een vrije zoekopdracht. Voer het
trefwoord in.
Bestemming invoeren via de kaart – Maximaliseer de kaart met
. Tik lang op de bestemming waar u naar toe wilt en kies Ga
hierheen.
Bestemming verwijderen – Tik op om het reisplan te openen.
Tik op de prullenbak om een deelbestemming in het reisplan te
wissen of tik op Reisweg wissen om het complete reisplan te wis-
sen.
Kaartupdate
9
– Tik op
Download Center op het appscherm.
Onder Kaarten staan het aantal beschikbare kaartupdates. Tik op
Kaarten Installeren om de gewenste kaartupdates te installe-
ren. Het is ook mogelijk om op support.volvocars.com kaartupdates
te downloaden naar een USB-stick en deze vervolgens in de auto
te installeren.
Media – Hier verschijnen bijv. tracks op een extern apparaat of de
tekst
FM-radio als u daarvoor hebt gekozen in het appscherm. Tik
op het deelscherm om de instellingen te openen. Van hieruit kunt u
uw muziekbibliotheek, radiozenders en dergelijke bekijken.
Telefoon – Van hieruit is het telefoonsysteem te bereiken. Tik op
het deelscherm om het uit te vouwen. Hier kunt u bellen vanuit de
gesprekkenlijst, de contactenlijst of zelf een nummer kiezen met de
knoppenset. Tik na het kiezen van een nummer op
.
Laatst gebruikte app of autofunctie - hier ziet u de laatst
gebruikte app of autofunctie die niet in de een van de andere deel-
schermen verschijnt, zoals Auto status of Bestuurder prestaties.
U kunt het deelscherm aantikken om de laatst gebruikte functie te
activeren.
9
De beschikbaarheid van de functie kan per markt verschillen.
04
04
FUNCTIESCHERM EN APPSCHERM
Functiescherm
Wanneer u in het homescherm van links naar rechts veegt
10
, opent u
het functiescherm. Van hieruit zijn diverse autofuncties te activeren/
deactiveren, zoals
Head-up display*, Parkeerhulp en Lane Keeping
Aid. Ze zijn te activeren/deactiveren door het aantikken van het desbe-
treffende pictogram. Voor bepaalde functies wordt een apart venster
geopend.
Appscherm
Veeg van rechts naar links
10
om vanuit het homescherm het app-
scherm te openen. Hier kunt u de boordapps bekijken die bij de auto
werden geleverd plus de beschikbare apps die u kunt downloaden en
installeren.
Apps en systemen hanteren en bijwerken
Onder Download Center op het appscherm vindt u updates
voor tal van autosystemen. Dit is alleen mogelijk, als de auto
een actieve internetverbinding heeft. In Download Center
kunt u:
Apps downloaden – Tik op Nieuwe apps en kies de gewenste app.
Tik op Installeren om de app te downloaden.
Apps bijwerken – Tik op
Alles installeren om alle apps bij te werken.
Of tik op Applicatie-updates om een lijst met de beschikbare updates
te openen. Kies de gewenste app en tik op Installeren.
Apps verwijderen – Tik op
Applicatie-updates en kies de gewenste
app. Tik op
De-installeren en kies de gewenste app.
Systeemsoftware bijwerken – Tik op Systeem-updates om een lijst
te bekijken met de voor uw auto beschikbare updates. Tik op Alles
installeren onder aan de lijst om alle software bij te werken of op
Installeren om alleen bepaalde software bij te werken. Als u geen lijst
wenst, kunt u ook Alles installeren kiezen bij de knop Systeem-
updates.
Pictogrammen verplaatsen
De apps en de knoppen voor autofuncties op het app- en functie-
scherm zijn naar wens te verplaatsen.
1. Tik lang op een app of knop.
2. Sleep de app of knop naar een lege plek op het scherm en laat los.
10
Geldt voor een auto met het stuur links. Veeg bij een auto met het stuur rechts in tegenoverge-
stelde richting.
04
04
HOOFDSCHERM
Boven aan het scherm vindt u een tabblad dat u omlaag kunt slepen
om het hoofdscherm te openen. Van hieruit zijn
Instellingen,
Handleiding, Profiel alsook de opgeslagen berichten van de auto te
openen.
Persoonlijke instellingen
Onder
Instellingen kunt u tal van persoonlijke instellingen opslaan
voor bijv. displays, spiegels, bestuurdersstoel, navigatie*, audio- en
mediasysteem, systeemtaal en stembediening.
Bestuurdersprofielen
Als meerdere bestuurders gebruikmaken van dezelfde auto
kan elke bestuurder zijn eigen bestuurdersprofiel hanteren.
Iedere keer dat u plaatsneemt in de auto kunt u het bestuur-
dersprofiel kiezen met uw persoonlijke instellingen. Het
beschikbare aantal profielen hangt af van het aantal sleutels dat aan de
auto is gekoppeld. Het profiel Gast is niet gekoppeld aan een bepaalde
sleutel.
Bij ontgrendeling van de auto wordt het laatst gehanteerde bestuurder-
sprofiel geactiveerd. U kunt van bestuurdersprofiel wisselen door
Profiel te kiezen in het hoofdscherm.
De bestuurdersprofielen zijn te koppelen aan bepaalde sleutels van de
auto, zodat de auto bij ontgrendeling met deze sleutels automatisch de
daarvoor opgeslagen persoonlijke instellingen hanteert. Onder
Instellingen Systeem Bestuurdersprofielen kunt u sleutels
koppelen. Kies een van de bestuurdersprofielen (het profiel Gast valt
echter niet te koppelen). Het homescherm verschijnt opnieuw. Open
het hoofdscherm door omlaag te vegen, herhaal de bovenstaande stap-
pen, kies
Bewerken voor het gekozen profiel en kies daarna Sleutel
koppelen.
Individuele rijmodus
Als u de rijmodus
Hybrid, Pure of Power wilt aanpassen, kunt u de per-
soonlijke rijmodus activeren onder
Instellingen My Car
Individuele rijmodus.
Systeemvolumes
Het volume van systeemgeluiden zoals toetsenbord- of touchscreen-
geluiden is aan te passen of helemaal uit te zetten onder
Instellingen
Geluid Systeemvolumes.
04
05
RIJHULP
Uw auto is uitgerust met enkele systemen die u helpen om veilig te rij-
den en ongelukken te voorkomen. U activeert deze systemen in het
functiescherm van het middendisplay. Let erop dat de rijhulpsystemen
uitsluitend bedoeld zijn ter ondersteuning en dat u als bestuurder de
auto altijd veilig moet blijven besturen. Onderstaand vindt u een selec-
tie:
City Safety™
City Safety
11
kan u in kritieke situaties helpen om een botsing met
voorliggers, grotere dieren, voetgangers of fietsers te voorkomen of de
kracht van de impact te beperken. Bij een dreigende botsing krijgt u
waarschuwingen in de vorm van visuele en akoestische signalen alsook
rempulsen om u te helpen tijdig in te grijpen. Als u niet op tijd ingrijpt
en een botsing onvermijdelijk lijkt, remt de auto mogelijk automatisch.
City Safety wordt bij het starten van de motor automatisch geactiveerd
en is niet uit te schakelen.
Blind Spot Information (BLIS)
*
BLIS kan u informeren over achterliggers die zich in de dode
hoeken bevinden alsook over snel naderende achterliggers in
aangrenzende rijstroken.
Cross Traffic Alert (CTA)*
CTA is een systeem voor aanvullende rijhulp bij BLIS dat kan
waarschuwen voor kruisend verkeer achter de auto. CTA wordt
geactiveerd, als de achteruitversnelling is ingeschakeld of de
auto achteruitrolt.
Rijbaanassistent
De rijbaanassistent (Lane Keeping Aid) kan u helpen om het
risico te beperken dat uw auto de eigen rijstrook verlaat. U
kiest de gewenste vorm van assistentie via Instellingen My
Car IntelliSafe Modus Lane Keeping Aid in het hoofd-
scherm op het middendisplay.
Stuurhulp bij een dreigende botsing
De stuurhulp bij een dreigende botsing kan u helpen bij het
beperken van risico dat de auto onbedoeld de eigen rijbaan
verlaat en/of in botsing komt met een ander voertuig of een
obstakel door de auto actief terug de eigen rijbaan in te sturen
en/of een uitwijkmanoeuvre te beginnen. De functie omvat de
deelfuncties: stuurhulp bij dreigende bermongelukken, stuur-
hulp bij dreigende tegenliggerbotsing en stuurhulp bij drei-
gende staartbotsing*.
Pilot Assist
Pilot Assist
12
is een comfortverhogend systeem dat u kan helpen om
de auto binnen de eigen rijstrook te houden en een bepaalde afstand
tot voorliggers aan te houden. Pilot Assist is te kiezen en activeren met
de linker stuurknoppenset. De stuurhulp werkt alleen, wanneer u o.m.
beide handen aan het stuur houdt en wanneer de zijlijnen van de rijst-
rook zichtbaar zijn. Wanneer de stuurhulp actief is, staat er een GROEN
stuursymbool op het bestuurdersdisplay.
11
Niet voor alle markten beschikbaar.
12
Afhankelijk van de markt is dit een standaardfunctie of een optie.
05
05
PARKEERHULP
Actieve parkeerhulp*
De actieve parkeerhulp kan controleren of een parkeerplek groot
genoeg is en de auto vervolgens deze plek in sturen. Aan u de taak om
het gebied rond de auto in de gaten te houden, de instructies op het
middendisplay te volgen, te schakelen, gas bij te geven of terug te
nemen en waar nodig te remmen/stoppen.
Inparkeren met actieve parkeerhulp
1. Rijd maximaal 30 km/h (20 mph) voordat u fileparkeert
of maximaal 20 km/h (12 mph) voordat u haaks par-
keert. De afstand tussen de auto en parkeervakken moet
zo'n 1 meter (3 voet) bedragen, wanneer het systeem
een parkeervak zoekt.
2. Tik op de knop
Inparkeren op het functiescherm of het
camerascherm.
3. Breng de auto tot stilstand, wanneer grafische voorstel-
lingen en teksten op het middendisplay aangeven dat er
een geschikt parkeervak gevonden is. Er verschijnt een
pop-upvenster.
Uitparkeren met actieve parkeerhulp
Het systeem is alleen te gebruiken na fileparkeren.
1. Tik op de knop Uitparkeren op het functiescherm of op
het camerascherm.
2. Geef met de richtingaanwijzer aan in welke richting de
auto het parkeervak moet verlaten.
3. Volg de instructies op het middendisplay op.
Parkeerhulpcamera
*
De parkeerhulpcamera kan u met camerabeelden en grafische voor-
stellingen op het middendisplay helpen om eventuele obstakels rond de
auto waar te nemen. Op het middendisplay kiest u de weer te geven
camerabeelden en hulplijnen. De parkeerhulpcamera start automatisch
bij inschakeling van de achteruitversnelling of handmatig via het mid-
dendisplay.
Tik op de knop Camera op het functiescherm om het
systeem handmatig te activeren/deactiveren.
05
05
SCHONER RIJPLEZIER
Door uw ritten te plannen en zuinig te rijden kunt u de actieradius op
de accu vergroten en tegelijkertijd de milieu-effecten beperken. De
maximale actieradius hangt af van de wisselende rijomstandigheden
van de auto. Sommige aspecten daarvan kunt u beïnvloeden, andere
niet. De maximale actieradius is te bereiken onder optimale rijomstan-
digheden, wanneer alle afzonderlijke factoren positief uitvallen.
Plan uw ritten door altijd:
Voor vertrek de accu maximaal op te laden.
De preconditioning van de auto te gebruiken.
Rijd zo zuinig mogelijk door:
De rijmodus Pure te activeren.
De temperatuur in de passagiersruimte te verlagen en de ventilator-
stand te verlagen.
Met een gelijkmatige snelheid en vooruitziende blik te rijden om zo
weinig mogelijk te hoeven remmen.
Hold te kiezen op het functiescherm bij hogere snelheden tijdens rit-
ten die langer duren dan de elektromotor aankan.
De juiste bandenspanning aan te houden en regelmatig te controle-
ren of dat nog steeds zo is. Houd voor de beste resultaten de zoge-
noemde ECO-bandenspanning aan.
Bij voorkeur niet met open zijruiten te rijden.
Factoren die u niet kunt beïnvloeden:
Verkeerssituatie.
Wegomstandigheden en topografie.
Buitentemperatuur en tegenwind.
Zie de gebruikershandleiding voor meer tips ten aanzien van de actiera-
dius en een zuinige rijstijl.
05
STEMCOMMANDO'S
De stembediening biedt u de mogelijkheid om met stemcommando's
13
bepaalde functies te bedienen van de mediaspeler, een via Bluetooth
aangesloten telefoon, de klimaatregeling en Volvo's navigatiesysteem*.
De stembediening is te activeren met een druk op de stembedienings-
knop van de rechter stuurknoppenset.
De volgende commando's zijn altijd te gebruiken:
Herhaal
Annuleer
Help
Stemcommando's voor telefoon
Bel [contact]
Bel [telefoonnummer]
Recente gesprekken
Lees bericht
Bericht aan [contact]
Stemcommando's voor radio en media
Media
Speel [artiest]
Speel [tracknaam]
Speel [tracknaam] van [album]
Speel [Tv-zendernaam]*
13
Speel [radiokanaal]
Stem af op [frequentie]
Stem af op [frequentie] [frequentieband]
Radio
FM Radio
DAB*
Tv*
CD*
USB
iPod
Bluetooth
Vergelijkbare muziek
Stemcommando's voor klimaatregeling
Klimaatregeling
Stel temperatuur in op X graden
Verhoog temperatuur/Verlaag temperatuur
Synchroniseer temperatuur
Lucht op voeten/Lucht op lichaam
06
Lucht op voeten uit/Lucht op lichaam uit
Zet ventilator op max./Schakel ventilator uit
Verhoog ventilatorsnelheid/Verlaag ventilatorsnelheid
Schakel auto-klimaat in
Airconditioning aan/Airconditioning uit
Recirculatie aan/Recirculatie uit
Schakel ruitontdooiing in/Schakel ruitontdooiing uit
Schakel max. ruitontdooiing in/Schakel max. ruitontdooiing uit
Schakel elektrische ruitverwarming in/Schakel elektrische
ruitverwarming uit*
Schakel achterruitverwarming in/Schakel achterruitverwarming
uit
Schakel stuurwielverwarming in/Schakel stuurwielverwarming
uit*
Verhoog stuurwielverwarming/Verlaag stuurwielverwarming*
Schakel stoelverwarming in/Schakel stoelverwarming uit*
Verhoog stoelverwarming/Verlaag stoelverwarming*
Schakel stoelventilatie in/Schakel stoelventilatie uit*
Verhoog stoelventilatie/Verlaag stoelventilatie*
Stemcommando's voor navigatiesysteem
*
Navigatie
Breng me naar huis
Ga naar [stad]
Ga naar [adres]
Voeg kruispunt toe
Ga naar [postcode]
Ga naar [contact]
Zoek [POI-categorie]
Zoek [POI-categorie] [stad]
Zoek [POI-naam]
Wijzig land/Wijzig staat
14,
15
Toon favorieten
Wis reisweg
Herhaal stembegeleiding
Schakel stembegeleiding uit
Schakel stembegeleiding in
13
Geldt voor bepaalde markten.
14
In Europese landen wordt “land” gebruikt in plaats van “staat”.
15
In Brazilië en India past u het zoekgebied aan via het middendisplay.
06
SPECIALE TEKSTEN
In de gebruikershandleiding en overige handleidin-
gen vindt u alle door te nemen veiligheidsinstructies
en teksten onder de kopjes Waarschuwing, Belang-
rijk en NB. Sommige systemen gelden alleen voor
bepaalde markten.
WAARSCHUWING
BEKNOPTE BEDIENINGSINSTRUCTIES
Volvo On Call - Voor auto's met Volvo On Call
werkt het systeem alleen in gebieden waar de auto
mobiele dekking heeft en op die markten waar de
dienst beschikbaar is. Net als bij mobiele telefoons
kunnen atmosferische storingen of een minder
dichte zenderdekking ertoe leiden dat verbinding
onmogelijk is, bijv. in dunbevolkte regio's.
Zie voor teksten onder Waarschuwing, Belangrijk
en NB die de Volvo On Call-diensten betreffen,
behalve de gebruikershandleiding ook de overeen-
komst voor het Volvo On Call-abonnement.
Sensus Navigation* – Let op het verkeer op de
weg en concentreer u vooral op het rijden. Neem
de geldende verkeersregels in acht en rijd voorzich-
tig. Afhankelijk van de wegomstandigheden als
gevolg van het weer of het jaargetijde zijn bepaalde
adviezen mogelijk minder op hun plaats.
OVERZICHT EXTERIEUR
Achterklep – Let op het gevaar voor beknelling tij-
dens het openen/sluiten van de achterklep. Contro-
leer of er niemand in de buurt van de achterklep
staat, omdat beknellingsletsel ernstige gevolgen
kan hebben. Let altijd op bij bediening van de kof-
ferklep.
Passieve vergrendeling/ontgrendeling – Let
erop dat kinderen of andere inzittenden niet
bekneld raken wanneer u alle ruiten tegelijkertijd
sluit via de transpondersleutel of de functie passief
openen* met de portiergreep.
OVERZICHT INTERIEUR
De passagiersairbag is altijd geactiveerd bij een
auto zonder een deactiveringsschakelaar voor de
passagiersairbag. Vervoer kinderen nooit in een
tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje op de
passagiersstoel voorin, wanneer de airbag aan die
kant geactiveerd is. De passagiersairbag moet altijd
zijn geactiveerd, wanneer er passagiers (kinderen of
volwassenen) op de passagiersstoel voorin zitten.
Plaats geen voorwerpen vóór of bovenop het dash-
board op de plek waar de airbag voor de passa-
giersstoel zit.
Neem bij het verlaten van de auto altijd de trans-
pondersleutel mee. Zorg dat het elektrische sys-
teem van de auto in contactslotstand 0 staat, vooral
als er kinderen in de auto achterblijven.
Gebruik bij het parkeren op een helling altijd de
parkeerrem. Een ingeschakelde versnelling of
stand P bij een automaat is niet voldoende om de
auto in alle situaties staande te houden.
OPLADEN
Het opladen van de hybride-accu mag alleen
gebeuren met de toelaatbare maximumlaad-
stroom of lager conform de lokale en landelijke
aanbevelingen voor het opladen van hybridevoer-
tuigen via een 230V-contact/stekker.
Het opladen van een hybride-accu mag alleen
gebeuren via goedgekeurde en met randaarde
beveiligde 230VAC-stopcontacten of via laadsta-
tions met een door Volvo beschikbaar gestelde
losse laadkabel (mode 3).
De aardlekschakelaar van de regeleenheid bevei-
ligt de auto, maar toch bestaat het gevaar dat het
230V-net overbelast raakt.
Laad de hybride-accu alleen op aan geaarde en
goedgekeurde 230V-contacten. Als u de capaci-
teit van het stopcontact of de zekeringgroep niet
weet, moet u deze laten controleren door een
erkende elektricien. Het opladen boven de capa-
citeit van de zekeringgroep kan aanleiding geven
tot brand of schade aan de zekeringgroep.
De laadkabel heeft een geïntegreerde aardlek-
schakelaar. Laad alleen op aan geaarde en goed-
gekeurde contacten.
Houd kinderen in de gaten die in de buurt van
een aangesloten laadkabel komen.
Er loopt een hoge spanning door de laadkabel.
Blootstelling aan een hoge spanning kan ernstig
letsel met mogelijk dodelijke afloop veroorzaken.
Gebruik de laadkabel niet als deze op enigerlei
wijze is beschadigd. Laat de reparatie van een
beschadigde of defecte laadkabel over aan een
werkplaats – geadviseerd wordt een Volvo-werk-
plaats.
Plaats de laadkabel altijd zodanig dat er niet
overheen wordt gereden, op wordt gestapt, over
wordt gestruikeld of de kabel op een andere
manier beschadigd raakt of letsel veroorzaakt.
Neem de lader los van het wandcontact voordat u
hem schoonmaakt.
Gebruik de laadkabel nooit in combinatie met
een verlengsnoer of verlengdoos.
Gebruik geen stopcontacten die zichtbare slijtage
of schade vertonen, omdat het gebruik ervan
aanleiding kan geven tot brand en/of letsel.
Zie ook de voorschriften van de fabrikant voor het
gebruik van de laadkabel en de onderdelen daar-
van.
ELEKTRISCH BEDIENBARE VOORSTOELEN
Stel de stand van de bestuurdersstoel in voordat u
gaat rijden en nooit tijdens het rijden. Controleer of
de stoel vergrendeld staat om letsel te voorkomen
bij hard afremmen of een aanrijding.
RUGLEUNING ACHTERBANK OMLAAGKLAPPEN
Controleer of de rugleuningen goed zijn vergren-
deld nadat ze zijn neergeklapt of rechtop zijn gezet
en of de hoofdsteunen goed zijn vergrendeld nadat
ze rechtop zijn gezet. De hoofdsteunen op de beide
buitenste zitplaatsen van de tweede zitrij moeten
altijd rechtop staan, wanneer er passagiers op de
derde zitrij* zitten.
KLIMAATREGELING
De elektrische stoelverwarming* mag niet wor-
den gebruikt door personen die niet goed kunnen
voelen of de temperatuur toeneemt of die om een
andere reden moeilijkheden hebben met de bedie-
ning van de elektrische stoelverwarming. Brand-
wonden zijn anders niet uitgesloten.
De preconditioning kan starten op grond van een
eerder geprogrammeerd timertijdstip. Gebruik de
preconditioning niet (geldt bij een verwarming op
brandstof):
Binnen in ongeventileerde ruimten. Bij inschake-
ling van de verwarming worden uitlaatgassen
geproduceerd.
Op plekken met brandbaar of licht ontvlambaar
materiaal in de buurt. Brandstof, gassen, hoog
gras, zaagsel en dergelijke kunnen ontbranden.
Als de kans bestaat dat de uitlaat van de verwar-
ming is geblokkeerd. Een pak sneeuw in de wiel-
kast rechtsvoor kan bijvoorbeeld de ontluchting
van de verwarming blokkeren.
RIJHULP
De rijhulpsystemen van de auto zijn bedoeld als
aanvullende hulpmiddelen voor de bestuurder, maar
ze werken niet in alle verkeers-, weers- en wegom-
standigheden. Ze ontslaan u nooit van de plicht om
alert en adequaat te reageren, zodat u de auto altijd
op een veilige manier moet blijven besturen, met
inachtneming van een passende snelheid en
geschikte afstand tot andere weggebruikers en met
respect voor de geldende verkeersregels en -bepa-
lingen. De eindverantwoording voor het remmen en
het besturen van de auto ligt altijd bij u als bestuur-
der.
Het wordt geadviseerd om voor het gebruik van de
auto alle hoofdstukken in de gebruikershandleiding
over de rijhulpsystemen door te nemen.
PARKEERHULP
De actieve parkeerhulp is een systeem voor aan-
vullende rijhulp, maar werkt niet in alle situaties. Het
systeem is uitsluitend om de bestuurder te helpen
tijdens het fileparkeren en haaks parkeren. Als
bestuurder bent u ervoor verantwoordelijk om de
auto op een veilige wijze te parkeren en waar nodig
te remmen. Het systeem kan obstakels die diep in
een parkeervak over het hoofd zien. De eindverant-
woordelijkheid voor het bepalen of het parkeervak
dat de actieve parkeerhulp voorstelt geschikt is ligt
altijd bij u als bestuurder.
De parkeerhulpcamera is een systeem voor aan-
vullende rijhulp tijdens het parkeren van de auto. U
moet altijd oplettend en verantwoord blijven rijden.
Wanneer er obstakels in de dode hoeken van de
camera's zitten, zal het systeem ze niet kunnen ont-
dekken. Let daarom in het bijzonder op mensen en
dieren in de buurt van de auto. Voorwerpen/obsta-
07
kels kunnen dichter bij de auto zijn dan ze lijken op
het beeldscherm.
Het wordt geadviseerd om voor het gebruik van de
auto alle hoofdstukken in de gebruikershandleiding
over de rijhulpsystemen door te nemen.
STEMCOMMANDO'S
Als bestuurder bent u er altijd verantwoordelijk voor
dat u de auto op een veilige manier bestuurt en de
geldende verkeersregels in acht neemt.
BELANGRIJK
OVERZICHT INTERIEUR
Gebruik de rijmodus OFF ROAD niet bij ritten met
een aanhanger zonder trekhaakaansluiting. Anders
bestaat het risico dat de veerbalgen beschadigd
raken.
De head-updisplaymodule* die de informatie pro-
jecteert zit boven in het dashboard. Leg geen voor-
werpen op het dekglas van de head-updisplaymo-
dule om schade aan het dekglas tegen te gaan en
zorg dat er evenmin voorwerpen op het dekglas
kunnen vallen.
MIDDENDISPLAY
Bij reiniging van het middendisplay mag de
gebruikte microvezeldoek geen zand en dergelijke
bevatten. Breng alleen lichte druk aan op het
scherm bij het reinigen van het display. Bij te hard
drukken kan het display beschadigd raken.
Spuit geen vloeistoffen of bijtende chemicaliën
rechtstreeks op het middendisplay. Gebruik geen
ruitenreiniger, reinigingsmiddelen, sprays, oplosmid-
delen, alcoholen, ammonia-oplossingen of schu-
rende reinigingsmiddelen. Gebruikt nooit schurende
poetsdoeken, papieren handdoeken of zijdepapier
omdat dit aanleiding kan geven tot krassen op het
display.
OPLADEN
Laadkabel – sluit de laadkabel nooit aan bij kans
op onweer of blikseminslag. Koppel de laadkabel
nooit tijdens het opladen los van het 230V-contact
– het gevaar bestaat dan dat het 230V-contact
beschadigd raakt. Onderbreek altijd eerst het opla-
den voordat u de laadkabel loskoppelt - eerst van
de laadaansluiting van de auto en daarna van het
230V-contact.
Het is niet toegestaan om stekkerdozen, verlengka-
bels, overspanningsbeveiligingen en dergelijke te
gebruiken in combinatie met de laadkabel, omdat
dit aanleiding kan geven tot brand, elektrische
schokken enzovoort. U mag uitsluitend een adapter
tussen een 230V-stopcontact en de laadkabel
gebruiken, als op de adapter staat aangegeven dat
deze voldoet aan IEC 61851 en IEC 62196.
Maak de laadkabel schoon met een schone doek
die vochtig is gemaakt met water óf met een mild
reinigingsmiddel. Gebruik geen chemicaliën of
oplosmiddelen. Dompel de laadkabel niet onder in
water.
Gebruik alleen de laadkabel die bij de auto werd
geleverd of een door Volvo geadviseerde vervan-
gende kabel.
Regeleenheid – stel de regeleenheid en de bijbe-
horende stekker niet bloot aan direct zonlicht. De
beveiliging tegen oververhitting van de stekker kan
anders de oplading van de hybride-accu begrenzen
of beëindigen.
Controleer of het 230V-contact voldoende stroom
kan leveren om een elektrische auto op te laden –
laat bij twijfel het contact controleren door een vak-
man.
RUGLEUNING ACHTERBANK OMLAAGKLAPPEN
Bij het neerklappen van de rugleuning mogen er
zich geen voorwerpen op de achterbank bevinden.
De veiligheidsgordels mogen evenmin zijn ingesto-
ken. Het geïntegreerde kinderzitje*/de middenarm-
steun* op de middelste zitplaats moet zijn in-/opge-
klapt.
RECHTER STUURHENDEL
Wisserbladen in servicestand - Voordat de wis-
serbladen in de servicestand worden gezet, moet u
controleren of ze niet vastgevroren zijn. Als de wis-
serarmen in de servicestand van de voorruit af zijn
gehaald, moet u ze tegen de voorruit terugklappen
alvorens de wissers, de sproeiers of de regensen-
sor te activeren of alvorens weg te rijden. Dit om
lakschade aan de motorkap tegen te gaan.
AANSLUITINGEN
Elektrische aansluitingen - het maximale vermo-
gen is 120 W (10 A) per 12V-aansluiting.
Het maximale vermogen voor de 230V-aansluiting
is 150 W.
N.B.
OVERZICHT EXTERIEUR
Handsfree achterklep - Als de achterbumper
bedekt is met een dikke laag ijs, sneeuw, vuil en
dergelijke, werkt het systeem mogelijk niet of
slechts in beperkte mate. Zorg daarom dat u het
gebied schoonhoudt.
De handsfree achterklep is verkrijgbaar in twee uit-
voeringen:
een uitvoering die handsfree te openen en slui-
ten is
een uitvoering die alleen handsfree te ontgrende-
len is (achterklep moet handmatig worden
geopend)
Let erop dat voor handsfree opening en sluiting
elektrische achterklepbediening* vereist is.
Let erop dat de functie mogelijk wordt geactiveerd
in een automatische wasstraat en dergelijke als de
transpondersleutel zich binnen bereik bevindt.
Maximale openingshoek programmeren - Om
oververhitting tegen te gaan wordt het systeem na
langdurig en continu gebruik automatisch even uit-
geschakeld. Zo'n 2 minuten later is het systeem
weer klaar voor gebruik.
De transpondersleutelfuncties kunnen hinder
ondervinden van elektromagnetische velden en
afschermingen. Bewaar de transpondersleutel niet
te dicht in de buurt van metalen voorwerpen of
elektronische apparaten zoals mobiele telefoons,
tablets, laptops of laders – op een afstand kleiner
dan 10–15 cm (4–6 inch).
OVERZICHT INTERIEUR
De rijmodus OFF ROAD is niet geschikt voor
gebruik op de openbare weg.
Tijdens een koude start kan bij bepaalde motorty-
pen het stationaire toerental duidelijk hoger zijn dan
normaal. Dit gebeurt om het uitlaatgasreinigings-
systeem zo snel mogelijk op de normale bedrijfs-
temperatuur te krijgen waardoor de uitlaatgasemis-
sies afnemen en het milieu wordt ontzien.
Head-updisplay* – Bij activering van een City
Safety-functie maakt de informatie op het head-
updisplay plaats voor een grafische voorstelling
voor City Safety. Deze grafische voorstelling ver-
schijnt ook als het head-updisplay is uitgeschakeld
Bij het gebruik van bijv. een polaroidbril, een zithou-
ding waarbij u niet goed in het midden van de stoel
zit, voorwerpen op het dekglas van de displaymo-
dule, ongunstige lichtomstandigheden is de infor-
matie op het head-updisplay mogelijk minder goed
zichtbaar voor de bestuurder. Bepaalde gezichtsaf-
wijkingen kunnen bij gebruik van het head-updis-
play aanleiding geven tot hoofdpijn en vermoeide
ogen.
OPLADEN
Laadkabel – Volvo adviseert een laadkabel con-
form IEC 62196 en IEC 61851 die temperatuur-
controle ondersteunt.
STUURWIEL
Boordcomputer – als u net van rijstijl bent veran-
derd, zijn bepaalde afwijkingen bij het berekenen
van afstand mogelijk.
KLIMAATREGELING
Het is niet mogelijk om de verwarming/koeling te
versnellen door een hogere/lagere temperatuur te
kiezen dan de gewenste.
Preconditioning is alleen mogelijk, wanneer de
auto is aangesloten op een stopcontact (geldt voor
een verwarming op stroom). Bij gebruik van een
laadpaal die bijv. vanwege een timerfunctie niet
continu actief is, werkt de preconditioning mogelijk
niet. Als de auto niet is aangesloten op een stop-
contact, is het bij warm weer toch mogelijk om het
interieur kortstondig te koelen door de preconditio-
ning direct te starten. Houd de portieren en ruiten
van de auto dicht bij het gebruik van de precondi-
tioning.
AANSLUITINGEN
Bij gebruik van internet vindt gegevensuitwisseling
(dataverkeer) plaats, waarvoor mogelijk extra kosten
in rekening worden gebracht. Activering van data-
roaming en Wi-Fi-hotspots kan extra kosten met
07
zich meebrengen. Informeer bij uw provider naar de
kosten voor dataverkeer. Let bij het downloaden via
een telefoon extra goed op eventuele kosten voor
dataverkeer.
Het downloaden van data kan van invloed zijn op
andere diensten die gebruikmaken van gegevens-
uitwisseling, zoals de internetradio. Als u deze
invloed op andere diensten als hinderlijk ervaart,
kunt u het downloaden annuleren. Het is ook
mogelijk om andere diensten te annuleren of tijde-
lijk te onderbreken. Let bij het downloaden via een
telefoon extra goed op eventuele kosten voor data-
verkeer.
Update – Bij een update van het besturingssys-
teem van de telefoon wordt de Bluetooth-verbin-
ding mogelijk verbroken. Verwijder de telefoon dan
uit de auto en breng een nieuwe koppeling tot
stand.
VERBONDEN APPARATEN GEBRUIKEN
Apple CarPlay en Android Auto - Volvo is niet
verantwoordelijk voor de inhoud van de CarPlay- of
Android Auto-app.
PARKEERHULP
Houd voor optimale werking de cameralens vrij van
vuil, sneeuw en ijs. Dit is vooral van belang in
slechte lichtomstandigheden.
07
TP 25925 (Dutch), AT 1817, MY19, Copyright © 2000-2018 Volvo Car Corporation
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47

Volvo 2019 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor