Instrumenten afzonderlijk schrijven
Gebruik de STEP NO [1]–[16]-knoppen om de stappen op te geven waarop u een instrument wilt horen.
* De posities van de regelaars en schakelaar van elk instrument worden niet in het geheugen opgeslagen.
9. Gebruik de selectieschakelaar om een instrument te selecteren.
10. Gebruik de STEP NO [1]–[16]-knoppen om de stappen op te geven waarop u het geselecteerde instrument
wilt horen.
11. Om de stappen voor een ander instrument of voor het accent te schrijven, herhaalt u stappen 9–10 om
het ritmepatroon te schrijven.
12. Wanneer u klaar bent met het schrijven van het ritmepatroon, drukt u op de [START/STOP]-knop.
De [1]–[16]-knoppen controleren
De [1]–[16]-knoppen zijn gerangschikt in de volgorde waarin de afspeeltijd loopt (van links naar rechts).
Als u op een knop drukt, weerklinkt een noot op die stap.
Wanneer u een patroon schrijft, werken deze knoppen als stapnummerknoppen, niet als ritmeselectieknoppen.
Een ritmepatroon schrijven dat niet overeenkomt met de toonladder
Zelfs wanneer het gewenste ritmepatroon niet in één Pre-Scale past, kunt u dit als volgt schrijven.
Wanneer u het patroon schrijft dat in deze afbeelding wordt weergegeven, kunt u de eerste maat en
de derde maat schrijven met behulp van Pre-Scale 3. Omdat de tweede maat echter een triool bevat,
kunt u deze niet schrijven met behulp van Pre-Scale 3 (16stappen).
In dit geval splitst u de tweede maat op en beschouwt u deze als twee maten, waarvan u de eerste
maat kunt schrijven met behulp van Pre-Scale 1 (één maat = 16 stappen) en waarvan u de tweede
maat kunt schrijven met behulp van Pre-Scale 3 (één maat = 8stappen).
Na het schrijven resulteert het opeenvolgend afspelen van deze twee maten in de performance die
in de bovenstaande notatie wordt weergegeven.
Opnemen met de eerste partij en de tweede partij
1. Begin door de positie te wissen.
&
“Een positie selecteren en wissen”
2. Zet de modusschakelaar op “PATTERN WRITE 1st PART”.
3. Druk op de [START/STOP]-knop.
4. Stel de [PRE-SCALE]-schakelaar in op de gewenste positie en druk op de [CLEAR]-knop.
5. Zet de modusschakelaar op “PATTERN WRITE 2nd PART”.
6. Houd de [CLEAR]-knop ingedrukt en druk op een STEP NO [1]–[16]-knop om het aantal stappen op te
geven (de stappen die volgen vanaf de eerste partij).
Op dit ogenblik verandert de stroom van de stappen die door de ledlampjes wordt aangegeven en loopt
deze van stap 1 van de eerste partij naar het opgegeven aantal stappen van de tweede partij.
7. Zet de modusschakelaar op “PATTERN WRITE 1st PART”.
8. Gebruik de selectieschakelaar om een instrument te selecteren.
9. Gebruik de STEP NO [1]–[16]-knoppen om de stappen op te geven waarop u een noot wilt afspelen.
10. Zet de modusschakelaar op “PATTERN WRITE 2nd PART”.
11. Gebruik de STEP NO [1]–[16]-knoppen om de daaropvolgende stappen op te geven.
12. Om de stappen voor een ander instrument of voor het accent te schrijven, herhaalt u stappen 7–11.
De stappen lopen herhaaldelijk tussen de eerste partij
de tweede partij. Als de modusschakelaar op de eerste
partij is ingesteld, kunt u alleen de eerste partij schrijven. Als op dezelfde wijze de modusschakelaar op de tweede
partij is ingesteld, kunt u alleen de tweede partij schrijven.
13. Wanneer u klaar bent met het schrijven van elk instrument, drukt u op de [START/STOP]-knop.
De tweede partij gebruiken
Met de handeling Clear wist u zowel de eerste partij als de tweede partij (op dit ogenblik is de eerste partij
ingesteld op 16 stappen en de tweede partij op 0 stappen).
Als u de tweede partij wilt gebruiken, moet u het aantal stappen opgeven. Het aantal stappen kan vrij
worden verdeeld over de eerste partij en de tweede partij.
* De eerste partij en de tweede partij samen vormen één patroon. U kunt de tweede partij niet op zichzelf
gebruiken.
* Voor de tweede partij geldt ook dat variaties A en B in hetzelfde basisritme (of intro/fill-in) hetzelfde aantal
stappen hebben.
* Door de [CLEAR]-knop ingedrukt te houden en op de [TAP]-knop te drukken, kunt u het aantal stappen voor
de tweede partij instellen op 0.
Functie voor het genereren van een willekeurig patroon
1. Houd tijdens het schrijven/afspelen van een patroon de [MENU]-knop ingedrukt en druk op de [TAP]-knop.
Het gegenereerde patroon wordt niet automatisch geschreven.
Houd de [MENU]-knop ingedrukt en druk lang op de [TAP]-knop om het patroon te schrijven.
In de Pattern Play-modus wordt een intro/fill-in gegenereerd.
Tap Write (opnemen in realtime)
U kunt een patroon maken met behulp van de [TAP]-knop om elk instrument in realtime op te nemen.
1. Begin door de positie te wissen.
&
“Een positie selecteren en wissen”
2. Zet de modusschakelaar op “PATTERN WRITE 1st PART”.
3. Druk op de [START/STOP]-knop.
4. Stel de [PRE-SCALE]-schakelaar in op de gewenste positie en druk op de [CLEAR]-knop.
5. Gebruik de selectieschakelaar om het instrument te kiezen dat u als metronoom wilt gebruiken
(bijvoorbeeld RS: Rim Shot).
6. Druk op de STEP NO [1]–[16]-knop om de maat te starten (stap “De metronoom laten klinken”).
7. Gebruik de selectieschakelaar om een instrument op te geven dat u wilt schrijven door te tikken.
8. Druk op de [TAP]-knop op de gewenste timing.
De ledlampjes lichten op om de stapnummers aan te geven die zich het dichtst bij de timing van elke tik
bevinden.
9. Om de stappen voor andere instrumenten of voor het accent te schrijven, herhaalt u stappen 7–8.
10. Als u klaar bent met schrijven, selecteert u nogmaals het instrument dat u in stap 5 hebt geselecteerd en
wist u de noten die u als de metronoom hebt gebruikt.
11. Druk op de [START/STOP]-knop.
Geheugen
In hetzelfde basisritme (of intro/fill-in) hebben A en B hetzelfde aantal stappen en dezelfde Pre-Scale.
Een instrument dempen of een solo laten spelen
Een instrument dempen
1. Houd de [BANK/TEMPO/SHUFFLE]-knop ingedrukt en druk op de [TRIGGER OUT]-knop.
2. Houd de [BANK/TEMPO/SHUFFLE]- en [TRIGGER OUT]-knoppen verder ingedrukt en gebruik [2]–[12] om
het instrument te selecteren dat u wilt dempen.
Een instrument een solo laten spelen
1. Houd de [BANK/TEMPO/SHUFFLE]-knop ingedrukt en druk op de [TRIGGER OUT]-knop.
2. Houd de [BANK/TEMPO/SHUFFLE]- en [TRIGGER OUT]-knoppen verder ingedrukt en gebruik [TAP] om
“SOLO” te kiezen.
3. Houd de [BANK/TEMPO/SHUFFLE]- en [TRIGGER OUT]-knoppen verder ingedrukt en gebruik [2]–[12] om
het instrument te selecteren dat u een solo wilt laten spelen.
Een patroon kopiëren
* Houd de [TAP]-knop verder ingedrukt tijdens de kopieerbewerking. De bewerking wordt geannuleerd als u
de [TAP]-knop loslaat.
1. Stel de modusschakelaar in op “1stPart” of “2ndPart”.
2. Als het patroon voor de kopieerbestemming is geselecteerd, houdt u de [TAP]-knop ingedrukt.
3. (Blijf de [TAP]-knop ingedrukt houden.) Druk op een [1]–[16]-knop om het patroon voor de kopieerbron
te selecteren.
4. (Blijf de [TAP]-knop ingedrukt houden.) Druk op de [START/STOP]-knop om de kopieerbewerking uit te voeren.
Een patroon kopiëren tussen A-B
1. Stel de modusschakelaar in op “1stPart” of “2ndPart”.
2. Als het patroon dat u wilt kopiëren, geselecteerd is, houdt u de [TAP]-knop ingedrukt.
3. (Blijf de [TAP]-knop ingedrukt houden.) Gebruik de [VALUE]-regelaar om op het display “A-b” of “b-A”
weer te geven.
4. (Blijf de [TAP]-knop ingedrukt houden.) Druk op de [START/STOP]-knop om de kopieerbewerking uit te
voeren.
Een ritmetrack opnemen of afspelen
Informatie over het componeren
U kunt een ritmetrack componeren (samenstellen) door achtereenvolgens tussen ritmepatronen te schakelen
tijdens het afspelen.
Informatie over het geheugen (opslag)
Een track slaat niet de werkelijke ritmepatronen op die worden afgespeeld. In plaats daarvan bevat een track
de nummers van de ritmeselectieschakelaars (basisritme, intro/fill-in) die in de ritmepatronen zijn geschreven,
het aantal maten en de volgorde waarin deze worden afgespeeld. Deze gegevens worden opgeslagen voor
elke maat.
Tijdens het afspelen van een track moet u de basisvariatieschakelaar (of de I/F-variatieschakelaar) instellen op
dezelfde positie als wanneer u de track hebt gecomponeerd.
Een maat verplaatsen
1. Houd de [START/STOP]-knop ingedrukt en druk op een [1]–[10]-knop om de bestemming voor het
verplaatsen te selecteren.
Druk op de [16]-knop om de maat naar de laatste maat te verplaatsen.
2. Laat de [START/STOP]-knop los om de bewerking te bevestigen.
U kunt ook de bestemming selecteren door aan de [FINE] (VALUE)-regelaar te draaien.
Een ritmetrack componeren
Een track selecteren/wissen
1. In de gestopte stand stelt u de modusschakelaar in op de “COMPOSE”-positie van de ritmetrack.
2. Zet de selectieschakelaar op de gewenste positie.
3. Druk op de [CLEAR]-knop.
Componeren (wanneer de componeermodus “OrG” is)
4. Geef maat 1 op en druk op de [START/STOP]-knop.
Het ritme begint te spelen.
5. Terwijl u naar het ritme luistert, schakelt u tussen de BASIC RHYTHM [1]–[12]-knoppen (of de INTRO/FILL
IN [1]–[4]-knoppen en de [TAP]-knop).
6. Als de laatste maat die u wilt componeren, is afgespeeld, drukt u op de [START/STOP]-knop voordat die
maat stopt.
Het ritme stopt. Zelfs wanneer de noten onderbroken worden, zijn ze opgeslagen tot het einde van de maat.
De maat waarop u op de [START/STOP]-knop hebt gedrukt, wordt de laatste maat.
Een gedeelte (maat) van een ritmepatroon dat u hebt gecomponeerd bewerken
1. Gebruik de selectieschakelaar om een track te selecteren en druk op de [START/STOP]-knop.
2. Op het ogenblik dat de maat die u wilt bewerken wordt afgespeeld, schakelt u naar het ritmepatroon.
* Om een fill-inritme te bewerken, gebruikt u de Intro/Fill-In-schakelaar om te schakelen in plaats van de [TAP]-
knop te gebruiken.
* Het is niet mogelijk om alleen het aantal maten in een gecomponeerd ritmepatroon te wijzigen. Als u het
aantal maten wilt wijzigen, moet u het patroon vanaf nul opnieuw componeren.
Maten kopiëren (Copy)
* Houd de [TAP]-knop ingedrukt tijdens de kopieerbewerking. De bewerking wordt geannuleerd als u de [TAP]-
knop loslaat.
1. Aan het begin van de maat die u als kopieerbestemming wilt instellen, houdt u de [TAP]-knop ingedrukt.
Op de display wordt “
COPy” weergegeven.
Voorbeeld: als u maat 5 selecteert, worden de gegevens tussen maat 4 en maat 5 geplakt.
2. (Blijf de [TAP]-knop ingedrukt houden) Druk op de [START/STOP]-knop en selecteer de beginmaat van de
kopieerbron.
Het scherm toont het maatnummer.
Gebruik de [1]–[10]-knoppen of de [VALUE]-regelaar om de selectie te maken.
Druk op de [16]-knop om de maat naar de laatste maat te verplaatsen.
3. (Blijf de [TAP]-knop ingedrukt houden) Druk op de [START/STOP]-knop en selecteer de eindmaat van de
kopieerbron.
Gebruik de [1]–[10]-knoppen of de [VALUE]-regelaar om de selectie te maken.
Druk op de [16]-knop om de laatste maat te selecteren.
4. (Blijf de [TAP]-knop ingedrukt houden) Druk op de [START/STOP]-knop om de kopieerbewerking uit te
voeren.
Maten invoegen (Ins)
* Houd de [TAP]-knop ingedrukt tijdens het invoegen. De bewerking wordt geannuleerd als u de [TAP]-knop
loslaat.
1. Houd de [TAP]-knop ingedrukt op de locatie waar u de maten wilt invoegen en draai aan de [FINE]
(VALUE)-regelaar om “
InS” te selecteren.
Voorbeeld: als u maat 5 selecteert, worden de gegevens tussen maat 4 en maat 5 ingevoegd.
2. (Houd de [TAP]-knop ingedrukt) Druk op de [START/STOP]-knop en selecteer de maat van de invoegbron.
Het scherm toont het maatnummer.
Druk op een van de [1]–[10]-knoppen of draai aan de [FINE] (VALUE)-regelaar om de laatste maat die zal
worden ingevoegd, te selecteren.
Druk op de [16]-knop om de maat naar de laatste maat te verplaatsen.
3. (Blijf de [TAP]-knop ingedrukt houden) Druk op de [START/STOP]-knop om het invoegen uit te voeren.
Maten verwijderen (Del)
* Houd de [TAP]-knop ingedrukt tijdens het verwijderen. De bewerking wordt geannuleerd als u de [TAP]-knop
loslaat.
1. Houd de [TAP]-knop ingedrukt op de locatie die u wilt verwijderen en draai aan de [FINE] (VALUE)-regelaar
om “
dEL” te selecteren.
2. (Houd de [TAP]-knop ingedrukt) Druk op de [START/STOP]-knop om de eindmaat te selecteren.
Het scherm toont het maatnummer.
Druk op een van de [1]–[10]-knoppen of draai aan de [FINE] (VALUE)-regelaar om de laatste maat die zal
worden verwijderd, te selecteren.
Druk op de [16]-knop om de maat naar de laatste maat te verplaatsen.
3. (Blijf de [TAP]-knop ingedrukt houden) Druk op de [START/STOP]-knop om het verwijderen uit te voeren.
Componeren (wanneer de componeermodus “SteP” is)
1. Selecteer de track die u wilt componeren en wis deze.
&
“Een positie selecteren en wissen”
2. Druk op de [START/STOP]-knop.
Het ritme begint te spelen.
3. Gebruik de BASIC RHYTHM [1]–[12]-knoppen (of de INTRO/FILL IN [1]–[4]-knoppen) om een ritmepatroon
te selecteren.
4. Druk op de [TAP]-knop om de maat verder te laten gaan.
5. Herhaal stappen 3–4.
6. Wanneer u de laatste maat die u wilt componeren hebt ingevoerd, drukt u op de [START/STOP]-knop.
Een ritmetrack afspelen
1. Zet de modusschakelaar op “PLAY” voor de ritmetrack.
2. Zet de basisvariatieschakelaar op de positie van de eerste maat.
3. Druk op de [START/STOP]-knop.
4. Wanneer de laatste maat is gestopt, drukt u op de [START/STOP]-knop.
Het afspelen wordt herhaald totdat u het stopt.
Wanneer u ritmetracks wisselt
Als u de selectieschakelaar bedient terwijl een track wordt afgespeeld, wordt het huidige ritmepatroon afgespeeld
tot het einde en vervolgens verplaatst het afspelen naar de eerste maat van de nieuw geselecteerde track.
Menumodus
1. Druk op de [MENU]-knop.
2. Gebruik de [VALUE]-regelaar om een item te selecteren.
3. Druk op de [TAP]-knop.
Telkens wanneer u op de [TAP]-knop drukt, schakelt u tussen het selecteren van een item en het bewerken
van de waarde van dit item.
Item (Parameter) Waarde Uitleg
CONP
(COMP)
0–100
Regelt het compressieniveau dat wordt toegepast op BD en SD.
GAIn
(GAIN)
0–200
Regelt de gain (gevoeligheid).
Gebruik de [2]–[12]-knoppen om het instrument te selecteren.
tUnE
(TUNE)
-128–127
Regelt de stemming (toonhoogte) van elk instrument.
Dit kan worden ingesteld voor BD, RS, CP, CB, OH en CH.
dECy
(DECAY)
-128–127
Regelt de lengte van de decay.
Dit kan worden ingesteld voor SD, LT, MT, HT, RS, CP, CB en CH.
PAn
(PAN)
L64–C0–r63
Regelt de panning (linker-/rechterpositie) van elk instrument.
bd
(BD TYPE)
nrN, L.dCy
Selecteert het type BD (normale, lange decay).
H. Lnk
(HiHat Link)
Off, On
Als dit op On staat, worden de instellingen van OH en CH (Tune-
en Level-instellingen) gekoppeld. Als deze gekoppeld zijn,
worden de instellingen voor CH genegeerd.
CH
(MIDI-kanaal)
1–1b, Off
Geeft het MIDI-verzend-/ontvangstkanaal op.
SynC
(MIDI-klokbron)
AutO
Wanneer een MIDI-kloksignaal wordt ingevoerd via de MIDI
IN-connector of de USB-poort, zal het tempo van de TR-08
automatisch synchroniseren met de MIDI-klok. Wanneer simultaan
een MIDI-kloksignaal wordt ingevoerd via de MIDI IN-connector en
de USB-poort, krijgt de USB-poort voorrang.
Int
De TR-08 werkt met het tempo aangegeven op het apparaat zelf.
Kies de instelling “Int” wanneer u niet wenst te synchroniseren
met een extern toestel.
Nidi
Synchroniseert met een MIDI-kloksignaal van de MIDI IN-connector.
USB
Synchroniseert met een MIDI-kloksignaal van de USB-poort.
Item (Parameter) Waarde Uitleg
ThRv
(Soft Thru)
Off, On
Specifieert of data ontvangen via de MIDI IN-connector terug
wordt uitgezonden via de MIDI OUT-connector (On) of niet (OFF).
A. Off
(Auto Off)
Off
Het apparaat wordt niet automatisch uitgeschakeld.
30 (min)
Het apparaat wordt automatisch uitgeschakeld na 30 minuten.
* Auto Off wordt niet uitgevoerd wanneer een USB-aansluiting
actief is.
dENO
(LED Demo)
Off, 1, 3, 10
(min)
Geeft de tijd op totdat het apparaat in LED Demo-modus gaat.
PrG.N
(Compose-modus)
OrG
Hiermee kunt u opnemen met dezelfde bewerkingen als op de
TR-808.
In deze modus gaan de maten verder wanneer u start. U kunt
opnemen door patronen te wisselen terwijl de maten verder gaan.
SteP
Hiermee kunt u opnemen met dezelfde bewerkingen als op de
TR-909.
Na het starten selecteert u een patroon. Wanneer u op de [TAP]-
knop drukt, wordt het geselecteerde patroon naar de huidige maat
geschreven en gaat u verder naar de volgende maat.
t.PrN
(Track Param)
AUtO, OFF
Roept automatisch de Tempo/Shuffle-instellingen op wanneer
een track wordt geselecteerd.
LvL.C
(Level Curve)
nrN, SpL
Geeft de curve van de LEVEL-regelaar op.
De Level Curve-instelling wordt toegepast wanneer u de
[LEVEL]-regelaar bedient nadat u deze instelling hebt gemaakt.
USB.O
(USB MIX output)
Off, On
Geeft op of elk instrument wordt uitgevoerd via USB MIX.
Instrumenten waarvoor de overeenkomstige [2]–[12]-knop
knippert, worden uitgevoerd. Instrumenten waarvoor de knop is
opgelicht, worden niet uitgevoerd.
OUt
(Parallel Out)
Off, On
De uitvoer van de OUTPUT-aansluiting (stereoministekker) is
opgesplitst tussen de kanalen links en rechts en de opgegeven
geluiden worden via parallelle uitvoer uitgestuurd.
Geluiden die u met de hoofdtoetsen ([2]–[12]) bedient om ze te
laten knipperen als u deze instelling verandert, worden via het
rechterkanaal uitgevoerd en geluiden waarvoor de toets brandt,
worden via het linkerkanaal parallel uitgevoerd.
* Als u de uitvoer in stereo wilt, laat dan alle knoppen branden
(standaard).
4. Gebruik de [VALUE]-regelaar om de waarde te bewerken.
5. Wanneer u klaar bent met het maken van de instellingen, drukt u op de [MENU]-knop om MENU af te
sluiten.
Het tempo wijzigen
1. Draai aan de [TEMPO]-regelaar.
* Als u op de [BANK/TEMPO/SHUFFLE]-knop drukt, schakelt u over naar de Fine Tempo-instelling. Als u
opnieuw op de regelaar drukt, schakelt u over naar de Normal Tempo-instelling.
De Tempo/Shuffle-instellingen opslaan of oproepen
U kunt de Tempo- en Shuffle-instellingen in de track opslaan.
Tempo/Shuffle oproepen
1. Als de modusschakelaar is ingesteld op “PLAY” of “COMPOSE”, houdt u de [BANK/TEMPO/SHUFFLE]-knop
ingedrukt en drukt u op de [TAP]-knop.
* Als Track Param is ingesteld op Auto, worden de instellingen automatisch opgeroepen wanneer de track
wordt geselecteerd.
Tempo/Shuffle opslaan
1. Als de modusschakelaar is ingesteld op “COMPOSE”, houdt u de [BANK/TEMPO/SHUFFLE]-knop ingedrukt
en drukt u lang op de [TAP]-knop.
Vaste batterijbedieningsmodus
In deze modus wordt voorkomen dat het apparaat overschakelt op stroom via de bus, zelfs als het op een
USB-poort wordt aangesloten.
Hierdoor kan het apparaat worden gebruikt zelfs met een USB-poort die geen stroom levert.
1. Schakel de stroom in terwijl u de [9]-knop ingedrukt houdt.
Belangrijkste specificaties
Roland TR-08: Rhythm Composer
Stroomtoevoer Oplaadbare Ni-MH-batterij (AA, HR6) x 4, alkalinebatterij (AA, LR6) x 4, USB-busvoeding
Stroomverbruik 500 mA (USB-busvoeding)
Afmetingen 308 (B) x 130 (D) x 51 (H) mm
Gewicht 1,3 kg (inclusief batterijen, Boutique Dock)
Accessoires
Boutique Dock: DK-01, gebruikershandleiding, DK-01 gebruikershandleiding,
infoblad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN”, alkalinebatterij (AA, LR6) x 4
* Dit document verklaart de specificaties van het product ten tijde van de publicatie van het document. Bezoek
de website van Roland voor de meest recente informatie.
Intellectueel eigendomsrecht
De auteursrechten op de inhoud van dit product (golfvormgegevens van het geluid, stijlgegevens,
begeleidende patronen, frasegegevens, audioloops en beeldgegevens) zijn voorbehouden door Roland
Corporation.
Kopers van dit product hebben de toestemming de betreffende inhoud (behalve songgegevens
zoals demosongs) te gebruiken voor het aanmaken, uitvoeren, opnemen en verdelen van originele
muziekuitvoeringen.
Kopers van dit product hebben GEEN toestemming om de betreffende inhoud in de oorspronkelijke of een
gewijzigde vorm aan het apparaat te onttrekken met als doel het verspreiden van een opgenomen medium
met de betreffende inhoud of het ter beschikking stellen van deze inhoud via een computernetwerk.