KTM 250 Adventure de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2020
250 Adventure
Artikelnr. 3214124nl
BESTE KTM KLANT,
*3214124nl*
3214124nl
04/2020
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Vul hieronder het serienummers van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 26) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 27)
Sleutelnummer ( pag. 27)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT,
2
© 2020 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
250 Adventure B.D. EU (F5203T7, F5203T8)
250 Adventure B.D. 2 EU (F5203T7L, F5203T8L)
250 Adventure B.D. AU (F5260T5, F5260T6)
250 Adventure B.D. JP (F5286T5, F5286T6)
250 Adventure AR (F5242T5, F5242T6)
250 Adventure B.D. ASEAN (F5288T7, F5288T8)
250 Adventure CKD BR (F5240T5, F5240T6)
250 Adventure CN (F5287T5, F5287T6)
250 Adventure CKD CN (F5287T9)
250 Adventure CKD CO (F5241T5, F5241T6)
250 Adventure CKD MY (F5289T5, F5289T6)
250 Adventure CKD PH (F5282T5, F5282T6)
250 Adventure CKD TH (F5283T5, F5283T6)
INHOUDSOPGAVE
3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 9
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 9
1.2 Gebruikte formatering....................... 10
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ...................... 11
2.1 Gebruiksdefinitie ............................. 11
2.2 Onjuist gebruik ................................ 11
2.3 Veiligheidsaanwijzingen .................... 11
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ....... 13
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ....... 14
2.6 Veilig gebruik .................................. 15
2.7 Beschermende kleding ..................... 16
2.8 Werkinstructies................................ 16
2.9 Milieu............................................. 17
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 17
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 19
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 19
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 19
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 19
3.4 Service ........................................... 20
3.5 Afbeeldingen ................................... 20
3.6 Klantenservice................................. 20
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 22
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 22
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 24
5 SERIENUMMERS........................................ 26
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 26
5.2 Typeplaatje ..................................... 26
5.3 Motornummer.................................. 27
5.4 Sleutelnummer ................................ 27
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 28
6.1 Koppelingshendel ............................ 28
6.2 Remhendel...................................... 28
6.3 Gashendel....................................... 29
6.4 Schakelaars links aan stuur............... 29
6.4.1 Combinatieschakelaar .................. 29
6.4.2 Seinlichtschakelaar...................... 30
6.4.3 Lichtschakelaar ........................... 31
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar ......... 31
6.4.5 Claxonknop ................................. 32
6.5 Schakelaars rechts aan stuur............. 33
6.5.1 Noodstopschakelaar ..................... 33
6.5.2 Startknop.................................... 33
INHOUDSOPGAVE
4
6.6 Contact- en stuurslot ........................ 34
6.7 Stuur vergrendelen........................... 34
6.8 Stuur ontgrendelen .......................... 35
6.9 Stopcontact voor elektrisch
toebehoren ...................................... 36
6.10 Tankdop openen .............................. 36
6.11 Tankdop sluiten ............................... 38
6.12 Zadelslot......................................... 39
6.13 Boordgereedschap............................ 40
6.14 Grepen............................................ 40
6.15 Voetsteun passagier.......................... 41
6.16 Versnellingshendel ........................... 41
6.17 Rempedaal...................................... 42
6.18 Zijstandaard .................................... 43
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 44
7.1 Gecombineerd instrument................. 44
7.2 Activering en test............................. 44
7.3 Waarschuwingen .............................. 45
7.4 Controlelampjes............................... 50
7.5 Schakelindicator .............................. 52
7.6 Versnellingsindicatie ........................ 53
7.7 Display ........................................... 54
7.8 Brandstofpeilweergave...................... 56
7.9 Weergave van de
koelmiddeltemperatuur..................... 57
7.10 Functietoetsen................................. 58
7.11 ODOweergave ................................. 59
7.12 ABSweergave.................................. 59
7.13 Infoweergave .................................. 60
7.14 TRIP 1weergave.............................. 61
7.14.1 Time Trip 1................................. 61
7.14.2 Average Speed Trip1.................... 62
7.14.3 AVG Cons 1................................. 63
7.14.4 Fuel Range.................................. 64
7.15 TRIP 2weergave.............................. 65
7.15.1 Time Trip 2................................. 65
7.15.2 Average Speed Trip2.................... 66
7.15.3 AVG Cons 2................................. 67
7.15.4 Fuel Range.................................. 68
7.16 ABSmodus instellen........................ 69
7.17 Eenheden instellen .......................... 71
7.18 Tijd instellen ................................... 73
7.19 Schakelindicator instellen................. 74
8 ERGONOMIE .............................................. 78
8.1 Stuurpositie instellen .................... 78
8.2 Windscherm instellen ....................... 81
8.3 Rempedaalvlak instellen ................... 83
8.4 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 84
8.5 Versnellingshendel instellen.............. 86
INHOUDSOPGAVE
5
9 INBEDRIJFSTELLING.................................. 89
9.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 89
9.2 Motor inrijden.................................. 91
9.3 Voertuig beladen.............................. 91
10 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 94
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 94
10.2 Starten ........................................... 95
10.3 Beginnen met rijden......................... 97
10.4 Schakelen, rijden............................. 98
10.5 Afremmen ..................................... 102
10.6 Stoppen, parkeren.......................... 105
10.7 Transport ...................................... 106
10.8 Brandstof tanken ........................... 108
11 SERVICESCHEMA ..................................... 111
11.1 Extra informatie ............................. 111
11.2 Verplichte werkzaamheden.............. 111
11.3 Aanbevolen werkzaamheden............ 113
12 CHASSIS AFSTELLEN ............................... 115
12.1 Veervoorspanning schokdemper
instellen .................................... 115
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ....... 117
13.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ...................................... 117
13.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen .......................................... 117
13.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ...................................... 118
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ... 120
13.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ..... 121
13.6 Passagiersstoel verwijderen ............. 123
13.7 Buddyseat monteren ...................... 124
13.8 Bestuurderszadel verwijderen .......... 124
13.9 Bestuurderszadel monteren............. 125
13.10 Kettingvervuiling controleren........... 126
13.11 Ketting reinigen ............................. 126
13.12 Kettingspanning controleren ........... 128
13.13 Kettingspanning instellen ............... 130
13.14 Ketting, kettingwiel en
ketting-aandrijfwiel controleren ....... 132
13.15 Motorbescherming demonteren ....... 136
13.16 Motorbescherming monteren ........... 137
13.17 Motorbescherming-houderplaat
demonteren................................... 138
13.18 Motorbescherming-houderplaat
monteren ...................................... 139
INHOUDSOPGAVE
6
13.19 Spatbord voor demonteren .............. 140
13.20 Spatbord voor monteren.................. 141
14 REMSYSTEEM.......................................... 142
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS) ............. 142
14.2 Remschijven controleren................. 145
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................... 146
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 147
14.5 Remplaketten voorwielrem
controleren.................................... 150
14.6 Vrije slag rempedaal controleren...... 151
14.7 Vrije slag van het rempedaal
instellen .................................... 153
14.8 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 155
14.9 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 156
14.10 Remplaketten achterwielrem
controleren.................................... 159
15 WIELEN, BANDEN .................................... 161
15.1 Voorwiel demonteren .................. 161
15.2 Voorwiel monteren ...................... 163
15.3 Achterwiel demonteren ............... 165
15.4 Achterwiel monteren ................... 167
15.5 Demperpakkingen van de
achterwielnaaf controleren .......... 170
15.6 Bandentoestand controleren............ 172
15.7 Bandenspanning controleren ........... 174
16 ELEKTRONICA.......................................... 176
16.1 12V-accu demonteren ................. 176
16.2 12V-accu monteren .................... 178
16.3 12V-accu laden .......................... 179
16.4 Hoofdzekering vervangen ................ 182
16.5 ABSzekeringen vervangen .............. 185
16.6 Zekeringen afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen ........... 188
16.7 Lamp koplamp vervangen ............... 191
16.8 Koplampinstelling controleren ......... 203
16.9 Lichtbundelbreedte koplamp
instellen........................................ 204
16.10 Diagnosestekker............................. 205
16.11 ACC1 en ACC2 vooraan .................. 206
16.12 ACC1 en ACC2 achterzijde.............. 206
17 KOELSYSTEEM......................................... 207
17.1 Koelsysteem .................................. 207
17.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 208
INHOUDSOPGAVE
7
17.3 Koelmiddelpeil controleren ............. 211
17.4 Koelmiddel aftappen .................. 214
17.5 Koelsysteem vullen/ontluchten ..... 216
17.6 Koelmiddel verversen .................. 219
18 MOTOR AFSTELLEN ................................. 223
18.1 Speling gaskabel controleren........... 223
18.2 Speling gaskabel instellen ........... 224
18.3 Koppelingshendelspeling
controleren.................................... 224
18.4 Koppelingshendelspeling
instellen .................................... 226
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 227
19.1 Motoroliepeil controleren ................ 227
19.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 228
19.3 Motorolie bijvullen ......................... 232
20 REINIGING, ONDERHOUD......................... 234
20.1 Motorfiets reinigen ......................... 234
20.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter................................... 238
21 STALLING ................................................ 240
21.1 Stalling......................................... 240
21.2 Inbedrijfname na stalling................ 242
22 OPSPOREN VAN FOUTEN.......................... 243
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 247
23.1 Motor............................................ 247
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 248
23.3 Vulhoeveelheden............................ 253
23.3.1 Motorolie .................................. 253
23.3.2 Koelmiddel ............................... 253
23.3.3 Brandstof.................................. 253
23.4 Chassis ......................................... 254
23.5 Elektronica.................................... 256
23.6 Banden......................................... 257
23.7 Voorvork........................................ 257
23.8 Schokdemper ................................ 258
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 258
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 261
25 HULPSTOFFEN......................................... 265
26 NORMEN ................................................. 267
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 268
28 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 269
INHOUDSOPGAVE
8
29 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 270
29.1 Gele of oranje pictogrammen........... 270
29.2 Groene en blauwe pictogrammen..... 270
INDEX ............................................................. 271
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
9
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
10
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
11
2.1 Gebruiksdefinitie
Het voertuig is zo ontworpen en gebouwd, dat het kan worden gebruikt bij normale belastingen tijdens het rijden
over de weg en op eenvoudig terrein (niet-geasfalteerde wegen). Dit voertuig is niet geschikt voor gebruik op race-
circuits.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
12
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
13
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
14
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
15
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
16
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
17
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo
komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
18
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
19
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
20
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals bij stoffige omgeving, sterke regen,
hoge temperaturen of met zware bagage, kunnen componenten zoals luchtfilter, aandrijving, remsystemen of
veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken
van het volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
21
4 AFBEELDING VOERTUIG
22
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
E01417-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
23
1Gecombineerd instrument
2Koppelingshendel ( pag. 28)
3Bestuurderszadel
4Buddyseat
5Grepen ( pag. 40)
6Zadelslot ( pag. 39)
7Voetsteun passagier ( pag. 41)
8Zijstandaard ( pag. 43)
9Versnellingshendel ( pag. 41)
4 AFBEELDING VOERTUIG
24
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
E01418-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
25
1Boordgereedschap ( pag. 40)
2Lichtschakelaar ( pag. 31)
2Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 31)
2Claxonknop ( pag. 32)
3Contact- en stuurslot ( pag. 34)
4Noodstopschakelaar ( pag. 33)
4Startknop ( pag. 33)
5Gashendel ( pag. 29)
6Remhendel ( pag. 28)
7Voertuigidentificatiennummer ( pag. 26)
7Typeplaatje ( pag. 26)
8Rempedaal ( pag. 42)
5 SERIENUMMERS
26
5.1 Voertuigidentificatiennummer
402408-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
402174-10
Het typeplaatje 1bevindt zich aan het frame rechts naast het
balhoofd.
SERIENUMMERS 5
27
5.3 Motornummer
402486-10
Het motornummer 1is aan de linker kant van de motor onder
het ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5.4 Sleutelnummer
402245-10
Sleutelnummer 1staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te
bestellen. De KEYCODECARD op een veilig plaats bewaren.
Als nog minstens een contactsleutel aanwezig is, kan een
reservesleutel worden gemaakt. Als er geen contactsleutel
meer aanwezig is, moet het complete slotsysteem worden
vervangen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
28
6.1 Koppelingshendel
E01466-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
6.2 Remhendel
E01465-10
De remhendel 1is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
29
6.3 Gashendel
E01465-11
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Schakelaars links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
30
E01437-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1Seinlichtschakelaar ( pag. 30)
2Lichtschakelaar ( pag. 31)
3Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 31)
4Claxonknop ( pag. 32)
6.4.2 Seinlichtschakelaar
E01437-11
Het seinlichtschakelaar 1is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Seinlichtschakelaar in uitgangspositie
Seinlichtschakelaar ingedrukt In deze stand wordt het sein-
licht (groot licht) gebruikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
31
6.4.3 Lichtschakelaar
E01437-12
De lichtschakelaar 1is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar is omlaag gezwenkt. In
deze stand zijn het dimlicht en het achterlicht inge-
schakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar boven gescha-
keld. In deze stand zijn het groot licht en het achter-
licht ingeschakeld.
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar
E01437-13
De richtingaanwijzerschakelaar 1is links aan het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
naar het schakelaarhuis geduwd.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
32
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
6.4.5 Claxonknop
E01437-14
De claxonknop 1is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
bediend.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
33
6.5 Schakelaars rechts aan stuur
6.5.1 Noodstopschakelaar
S04125-10
De noodstopschakelaar 1is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken. Een draaiende motor scha-
kelt uit en een stilstaande motor schakelt niet worden
gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is nodig voor
het rijden. Het ontstekingscircuit is gesloten.
6.5.2 Startknop
S04125-11
De startknop 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Startknop in de uitgangspositie
Startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor
geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
34
6.6 Contact- en stuurslot
A00686-10
Het contact- en stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Contact uitgeschakeld OFF In deze stand is het ont-
stekingscircuit onderbroken. Een draaiende motor
schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet
in. De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden
gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekings-
circuit onderbroken en het stuur geblokkeerd. De con-
tactsleutel kan eruit worden getrokken.
6.7 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
35
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur helemaal naar links draaien.
Contactsleutel in het contact- en stuurslot steken, indrukken
en naar links draaien. Contactsleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
6.8 Stuur ontgrendelen
400731-01
Contactsleutel in het contact- en stuurslot steken, indrukken
en naar rechts draaien. Contactsleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
36
6.9 Stopcontact voor elektrisch toebehoren
E01467-10
Het stopcontact 1voor elektrisch toebehoren is voor de bovenste
kroonplaat aangebracht.
Het is aangesloten op ontstekingsplus en gezekerd.
Stopcontact voor elektrisch toebehoren
Spanning 12 V
Maximale
stroomopname
10 A
6.10 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
37
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
S04127-10
Afdekking 1op de brandstoftankdop omhoogklappen en con-
tactsleutel in het slot steken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
38
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingDe contactsleutel kan bij overbelas-
ting afbreken.
Beschadigde contactsleutels moeten worden vervangen.
Op de brandstoftankdop drukken om de contactsleutel te
ontlasten.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop omhoogklappen.
6.11 Tankdop sluiten
A00705-10
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, gif-
tig en schadelijk voor de gezondheid.
De brandstoftankdop na het sluiten op correcte
vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Tankdop neerklappen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
39
Brandstoftankdop indrukken en contactsleutel tegen de klok in
draaien tot het tankdop-slot sluit.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking neerklappen.
6.12 Zadelslot
S04137-10
Het zadelslot 1bevindt zich links naast het zadel.
Het zadelslot kan met de contactsleutel ontgrendeld worden.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
40
6.13 Boordgereedschap
S04140-10
Het boordgereedschap 1bevindt zich onder de buddyseat.
6.14 Grepen
S04141-10
De grepen 1zijn bestemd voor het rangeren van de motorfiets.
Bij het rijden met een buddyseat kan de passagier zich hieraan
vasthouden.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
41
6.15 Voetsteun passagier
S04131-01
De voetsteunen voor de passagier kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteun passagier ingeklapt Voor het rijden zonder passa-
gier.
Voetsteun passagier uitgeklapt Voor het rijden met passa-
gier.
6.16 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel 1is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
42
401950-11
De positie van de versnellingen kan worden afgelezen op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
6.17 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
43
6.18 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard 1bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
44
7.1 Gecombineerd instrument
E01440-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
1Controlelampjes ( pag. 50)
2Display ( pag. 54)
3Functietoetsen ( pag. 58)
7.2 Activering en test
E01441-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het con-
tact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een
omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument.
Test
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes
behalve het controlelampje voor de richtingaanwijzer kort op.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
45
De segmenten van de toerentalmeter, de temperatuur en de brand-
stofindicatie gaan één voor één aan en dan weer uit.
De versnellingsindicatie telt van 0 tot 6 en vervolgens weer terug.
De snelheidsindicatie telt van 0 tot 299 en vervolgens weer terug.
De overige indicatiesegmenten van het display gaan kort branden.
Op het display verschijnen de letters READY TO >> RACE.
Daarna wordt de laatst geselecteerde modus weergegeven.
Info
Het ABS-waarschuwingslampje brandt tot een snelheid van
ca. 6 km/h (ca. 4 mph) of meer is bereikt.
Als de afstand tot de volgende service bij 0 km is
aangekomen, verschijnt op het display de waarschuwing
Service Reset.
7.3 Waarschuwingen
Info
Alle actuele waarschuwingen worden in de weergave Info
weergegeven tot ze niet meer actief zijn.
Zodra een fout optreedt, branden de desbetreffende contro-
lelampjes.
Zodra een waarschuwing voor de bedrijfsveiligheid werd
herkend, knippert ook de algemene waarschuwingslamp .
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
46
E01447-08
Wanneer er een fout in de CANbus is opgetreden, kunnen ver-
schillende waarschuwingen op het display verschijnen:
Er kunnen CAN Failure,CAN ABS Failure en CAN EMS Failure optre-
den.
ECU Failure verschijnt op het display, als een fout in de besturings-
unit is herkend.
E01447-01
Transport Lock verschijnt op het display als de transportmodus is
geactiveerd.
Side Stand Down verschijnt op het display als de zijstandaard is
uitgeklapt.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
47
E01447-02
Kill Switch verschijnt op het display als de noodstopschakelaar is
bediend.
ABS Failure verschijnt op het display als de ABS niet meer actief
is.
E01447-03
Low Oil Pressure verschijnt op het display als de oliedruk te laag is.
Low Battery verschijnt op het display als de accuspanning onder de
aangegeven waarde valt.
Accuspanning 10,50 V
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
48
E01447-05
Coolant Temperature Sensor Failure verschijnt op het display als de
temperatuursensor van het koelmiddel defect is.
High Coolant Temperature verschijnt op het display als de koelmid-
deltemperatuur tot boven de aangegeven waarde stijgt.
Koelmiddeltempera-
tuur
110 °C
E01447-06
Fuel Level Sensor Failure verschijnt op het display als de brandstof-
peilsensor defect is.
Low Fuel Level verschijnt op het display als het brandstofpeil de
reservemarkering heeft bereikt.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
49
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
50
7.4 Controlelampjes
E01444-01
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
51
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes behalve het controlelampje voor de richtingaan-
wijzer kort op.
Zodra een waarschuwing voor de bedrijfsveiligheid is herkend, brandt ook de algemene waarschuwingslamp .
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet draait. Als de motor draait en het contro-
lelampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Het ABS-waarschuwingslampje brandt tot een snelheid van ca. 6 km/h (ca. 4 mph) of meer is bereikt.
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica gecon-
stateerd.
Schakelindicator brandt/knippert rood De schakelindicator knippert rood wanneer het inge-
stelde schakeltoerental ShiftLight1 werd bereikt. De schakelindicator blijft rood branden wan-
neer het ingestelde schakeltoerental ShiftLight2 werd bereikt.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
52
Algemeen waarschuwingslampje knippert geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veilig-
heid is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS.
7.5 Schakelindicator
E01443-10
De schakelindicator 1bevindt zich rechtsboven op het gecombi-
neerde instrument.
Tijdens de inrijfase (tot 1000 km/621 mijlen) kunnen de waarden
voor ShiftLight1 en ShiftLight2 niet worden versteld. Bij Shiftlight1
knippert de schakelindicator rood en bij Shiftlight2 brandt de scha-
kelindicator rood.
Info
In de 6e versnelling is de schakelindicator bij warme motor
na de eerste service gedeactiveerd.
Koelmiddeltempera-
tuur
35 °C
ODO < 1.000 km
Schakelindicator
knippert altijd bij
7.000 1/min
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
53
Koelmiddeltempera-
tuur
> 35 °C
ODO > 1.000 km
ShiftLight1-
schakelindicator
knippert
ShiftLight2-
schakelindicator
brandt
7.6 Versnellingsindicatie
E01445-10
De actuele versnelling wordt in het gedeelte 1van het display
weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
54
7.7 Display
E01445-10
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
55
De tijd wordt in het gedeelte 1aangegeven.
De toerentalmeter 2geeft het motortoerental in toeren per minuut aan.
De versnellingsindicatie 3geeft de met de versnellingsbak geschakelde versnelling aan.
Het display 4geeft de actuele weergavemodus weer.
De ODO-weergave 5geeft de som van de afgelegde afstand in kilometers of mijlen weer.
6: eenheid voor de ODO-weergave.
7: eenheid voor de snelheidsindicator.
De snelheid 8wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph.
Het display 9geeft aanvullende informatie over de geselecteerde weergavemodus weer.
De aanduiding van de koelmiddeltemperatuur wordt in het gedeelte bk aangegeven.
Het brandstofpeil wordt in het gedeelte bl aangegeven.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de 12V-accu losgekoppeld is geweest van het voertuig of als de zekering
eruit is gehaald.
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een omgevingslichtsensor in het gecombineerde
instrument.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
56
7.8 Brandstofpeilweergave
E01448-10
De inhoud van de brandstoftank wordt in het gedeelte 1van het
display weergegeven.
De weergave van het brandstofpeil bestaat uit balkjes. Hoe meer
balkjes er branden, hoe meer brandstof zich in de brandstoftank
bevindt.
Info
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt, knippert het
laatste balkje van de brandstofweergave en verschijnt
bovendien de waarschuwing Low Fuel Level op het display.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het
rijden te vermijden, wordt het brandstofpeil iets vertraagd
weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschake-
laar is uitgeschakeld, wordt de brandstofpeilweergave niet
geactualiseerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal
van de brandstofpeilsensor ontvangt, verschijnt de
waarschuwing Fuel Level Sensor Failure.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
57
7.9 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
E01448-11
De aanduiding van de koelmiddeltemperatuur wordt in het
gedeelte 1van het display aangegeven.
De weergave van de koelmiddeltemperatuur bestaat uit balkjes.
Hoe meer balkjes er branden, hoe warmer het koelmiddel.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de
motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltem-
peratuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld
koelsysteem.
Info
Als alle balkjes branden, verschijnt er op het display boven-
dien de waarschuwing High Coolant Temperature.
Als het koelsysteem oververhit raakt, wordt het maximale
motortoerental begrensd.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot drie balkjes branden.
Motor warm Vier tot zes balkjes branden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
58
Motor heet Zeven tot acht balkjes branden.
Motor zeer heet Alle acht balkjes knipperen.
7.10 Functietoetsen
E01445-11
Met de SETknop 1wisselt u tussen de weergavemodi.
Mogelijke weergavemodi zijn ABS Modus,Info, afgelegde
afstand 1 (TRIP 1) en afgelegde afstand 2 (TRIP 2).
Met de SCROLLknop 2wisselt u tussen de menu’s binnen een
weergavemodus.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
59
7.11 ODOweergave
E01445-12
De afgelegde totale afstand ODO wordt weergegeven in het
bereik 1van het display.
Info
Deze waarde blijft ook opgeslagen als de 12V-accu van het
voertuig losgekoppeld wordt en/of de zekering is gesmolten.
7.12 ABSweergave
E01446-11
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
SETknop zo vaak kort indrukken tot de indicatie ABS op het
display verschijnt.
ABS toont de geselecteerde ABS-modus.
Info
Kort indrukken van de SETknop wisselt naar de volgende
weergavemodus op het display.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
60
7.13 Infoweergave
E01446-10
SETknop zo vaak kort indrukken tot de indicatie Info op het
display verschijnt.
Info geeft opgetreden meldingen of waarschuwingen weer.
Info
De Infoaanduiding wordt alleen weergegeven als er een
melding of waarschuwing aanwezig is.
De opgetreden waarschuwingen worden in de weergave Info
opgeslagen tot ze niet meer actief zijn.
Alle opgetreden waarschuwingen worden in de weergave
Info na elkaar automatisch weergegeven.
Kort indrukken van de SCROLLknop wisselt naar de vol-
gende waarschuwing op het display.
Kort indrukken van de SETknop wisselt naar de volgende
weergavemodus op het display.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
61
7.14 TRIP 1weergave
E01449-10
SETknop zo vaak kort indrukken tot de indicatie TRIP 1 op het dis-
play verschijnt.
Info
TRIP 1 geeft de gereden afstand sinds de laatste reset aan,
bijvoorbeeld de afstand tussen twee tankstops. TRIP 1 loopt
altijd mee tot 999.9.
Kort indrukken van de SCROLLknop wisselt naar het vol-
gende menu op het display.
Kort indrukken van de SETknop wisselt naar de volgende
weergavemodus op het display.
7.14.1 Time Trip 1
E01449-01
SETknop zo vaak kort indrukken tot de indicatie TRIP 1 op het
display verschijnt.
SCROLL-knop meerdere keren kort indrukken totdat het
gewenste menu op het display verschijnt.
In dit menu wordt de rijtijd 1 op basis van TRIP 1 weergegeven.
SCROLL-knop
kort indruk-
ken.
Volgend menu op het display
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
62
SET knop
5 seconden
ingedrukt
houden.
Indicatie TRIP 1 wordt gereset
SET-knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het display
7.14.2 Average Speed Trip1
E01450-01
SETknop zo vaak kort indrukken tot de indicatie TRIP 1 op het
display verschijnt.
SCROLL-knop meerdere keren kort indrukken totdat het
gewenste menu op het display verschijnt.
In dit menu wordt de gemiddelde snelheid 1 op basis van TRIP 1
weergegeven.
SCROLL-knop
kort indruk-
ken.
Volgend menu op het display
SET knop
5 seconden
ingedrukt
houden.
Indicatie TRIP 1 wordt gereset
SET-knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het display
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
63
7.14.3 AVG Cons 1
E01450-02
SETknop zo vaak kort indrukken tot de indicatie TRIP 1 op het
display verschijnt.
SCROLL-knop meerdere keren kort indrukken totdat het
gewenste menu op het display verschijnt.
In dit menu wordt het gemiddelde verbruik 1 op basis van TRIP 1
weergegeven.
SCROLL-knop
kort indruk-
ken.
Volgend menu op het display
SET knop
5 seconden
ingedrukt
houden.
Indicatie TRIP 1 wordt gereset
SET-knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het display
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
64
7.14.4 Fuel Range
E01451-01
SETknop zo vaak kort indrukken tot de indicatie TRIP 1 op het
display verschijnt.
SCROLL-knop meerdere keren kort indrukken totdat het
gewenste menu op het display verschijnt.
De Fuel Range-weergave is in de TRIP 1weergave en de
TRIP 2weergave identiek.
In dit menu wordt de reikwijdte weergegeven.
Info
De reikwijdte is afhankelijk van het gemiddelde verbruik en
de hoeveelheid brandstof in de brandstoftank.
De reikwijdte wordt na het inschakelen van het contact pas
na enkele 100 meter aangegeven.
Het minimaal weergegeven bereik bedraagt 10 kilometer
(10 mijl).
SCROLL-knop
kort indruk-
ken.
Volgend menu op het display
SET-knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het display
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
65
7.15 TRIP 2weergave
E01451-10
SETknop zo vaak kort indrukken tot de indicatie TRIP 2 op het dis-
play verschijnt.
Info
TRIP 2 geeft de gereden afstand sinds de laatste reset aan,
bijvoorbeeld de afstand tussen twee tankstops. TRIP 2 loopt
altijd mee tot 999.9.
Kort indrukken van de SCROLLknop wisselt naar het vol-
gende menu.
Kort indrukken van de SETknop wisselt naar de volgende
weergavemodus op het display.
7.15.1 Time Trip 2
E01451-02
SETknop zo vaak kort indrukken tot de indicatie TRIP 2 op het
display verschijnt.
SCROLL-knop meerdere keren kort indrukken totdat het
gewenste menu op het display verschijnt.
In dit menu wordt de rijtijd 2 op basis van TRIP 2 weergegeven.
SCROLL-knop
kort indruk-
ken.
Volgend menu op het display
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
66
SET knop
5 seconden
ingedrukt
houden.
Indicatie TRIP 2 wordt gereset
SET-knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het display
7.15.2 Average Speed Trip2
E01451-03
SETknop zo vaak kort indrukken tot de indicatie TRIP 2 op het
display verschijnt.
SCROLL-knop meerdere keren kort indrukken totdat het
gewenste menu op het display verschijnt.
In dit menu wordt de gemiddelde snelheid 2 op basis van TRIP 2
weergegeven.
SCROLL-knop
kort indruk-
ken.
Volgend menu op het display
SET knop
5 seconden
ingedrukt
houden.
Indicatie TRIP 2 wordt gereset
SET-knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het display
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
67
7.15.3 AVG Cons 2
E01451-04
SETknop zo vaak kort indrukken tot de indicatie TRIP 2 op het
display verschijnt.
SCROLL-knop meerdere keren kort indrukken totdat het
gewenste menu op het display verschijnt.
In dit menu wordt het gemiddelde verbruik 2 op basis van TRIP 2
weergegeven.
SCROLL-knop
kort indruk-
ken.
Volgend menu op het display
SET knop
5 seconden
ingedrukt
houden.
Indicatie TRIP 2 wordt gereset
SET-knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het display
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
68
7.15.4 Fuel Range
E01451-05
SETknop zo vaak kort indrukken tot de indicatie TRIP 2 op het
display verschijnt.
SCROLL-knop meerdere keren kort indrukken totdat het
gewenste menu op het display verschijnt.
De Fuel Range-weergave is in de TRIP 1weergave en de
TRIP 2weergave identiek.
In dit menu wordt de reikwijdte weergegeven.
Info
De reikwijdte is afhankelijk van het gemiddelde verbruik en
de hoeveelheid brandstof in de brandstoftank.
De reikwijdte wordt na het inschakelen van het contact pas
na enkele 100 meter aangegeven.
Het minimaal weergegeven bereik bedraagt 10 kilometer
(10 mijl).
SCROLL-knop
kort indruk-
ken.
Volgend menu op het display
SET-knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het display
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
69
7.16 ABSmodus instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
SETknop zo vaak kort indrukken tot de indicatie ABS op het
display verschijnt.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
70
E01453-04
ABS-modus wisselen
SCROLL-knop ingedrukt houden.
De melding Keep Pressed verschijnt op het display.
Zodra de melding Release Button op het display verschijnt,
de SCROLL-knop loslaten.
De nu actieve ABS-modus wordt op het display weer-
gegeven.
Info
Tijdens de selectie geen gas geven.
Als de ABS-omschakeling niet succesvol was, blijft
de eerder ingestelde ABS-modus actief.
Knipperen van de ABS-modus geeft aan, dat de
weergegeven ABS-modus wegens een fout niet met
de daadwerkelijke ABS-modus overeenkomt.
Als de ABSmodus ROAD actief is, regelt het ABS
aan beide wielen.
Als de ABSmodus OFFROAD actief is, regelt het
ABS alleen aan het voorwiel. Het achterwiel wordt
niet meer via het ABS geregeld en kan bij het rem-
men blokkeren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
71
7.17 Eenheden instellen
Info
Landspecifieke instelling aanpassen.
Als de eenheid wordt gewijzigd, blijft de waarde ODO bewaard en wordt dienovereenkomstig omgerekend.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
E01452-01
SCROLL knop 3 seconden ingedrukt houden.
De menuweergave verschijnt.
SCROLL-knop zo vaak kort indrukken tot het menu ShowUnits op
het display verschijnt.
SET-knop kort indrukken om het ShowUnits-menu te openen.
De weergave SetDistanceUnit verschijnt.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
72
E01453-01
Eenheden instellen
SCROLLknop kort indrukken om tussen km en mile te scha-
kelen.
SET-knop kort indrukken om de geselecteerde eenheid te
bevestigen.
De weergave SetFuelConsUnit verschijnt.
SCROLLknop kort indrukken om tussen l/100km,km/l,
l/100miles,miles/l,miles/USga,miles/UKga,USga/100mi en
UKga/100mi te schakelen.
SET-knop kort indrukken om de geselecteerde weergave-
eenheid te bevestigen.
Het ShowUnits-menu verschijnt.
Info
Als eenheid van lengte kan km of mile worden inge-
steld.
Het brandstofverbruik kan in l/100km,km/l,
l/100miles,miles/l,miles/USga,miles/UKga,
USga/100mi of UKga/100mi worden ingesteld.
SCROLL-knop zo vaak kort indrukken tot ExitMenu op het
display verschijnt.
SET-knop kort indrukken om het menu te verlaten.
De laatste geselecteerde weergave verschijnt op het
display.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
73
7.18 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
E01452-03
SCROLL knop 3 seconden ingedrukt houden.
De menuweergave verschijnt.
SCROLL-knop zo vaak kort indrukken tot het menu ShowClock
op het display verschijnt.
SET-knop kort indrukken om het ShowClock-menu te openen.
De weergave SetClockHour verschijnt.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
74
E01453-02
Tijd instellen
SCROLL-knop meerdere keren kort indrukken tot de
gewenste uurwaarde wordt weergegeven.
SET-knop kort indrukken.
De weergave SetClockMin verschijnt.
SCROLL-knop meerdere keren kort indrukken tot de
gewenste minutenwaarde wordt weergegeven.
SET-knop kort indrukken.
Het ShowClock-menu verschijnt.
SCROLL-knop zo vaak kort indrukken tot ExitMenu op het
display verschijnt.
SET-knop kort indrukken om het menu te verlaten.
De laatste geselecteerde weergave verschijnt op het
display.
7.19 Schakelindicator instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
75
E01452-02
SCROLL knop 3 seconden ingedrukt houden.
De menuweergave verschijnt.
SCROLL-knop zo vaak kort indrukken tot het menu ShowShift-
Light op het display verschijnt.
SET-knop kort indrukken om het ShowShiftLight-menu te ope-
nen.
De weergave SetShiftLight1 verschijnt.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
76
E01453-03
ShiftLight1 en Shiftlight2 instellen
SCROLL-knop meerdere keren kort indrukken tot
de gewenste toerentalwaarde voor Shiftlight1 wordt
weergegeven.
Info
Het toerental kan in stappen van 250 worden inge-
steld.
ShiftLight1 is het toerental vanaf het moment dat de
schakelindicator actief is en rood knippert.
SET-knop kort indrukken.
De weergave SetShiftLight2 verschijnt.
SCROLL-knop meerdere keren kort indrukken tot
de gewenste toerentalwaarde voor Shiftlight2 wordt
weergegeven.
Info
Het toerental kan in stappen van 250 worden inge-
steld.
ShiftLight2 is het toerental vanaf het moment dat de
schakelindicator rood brandt.
SET-knop kort indrukken.
Het ShowShiftLight-menu verschijnt.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
77
SCROLL-knop zo vaak kort indrukken tot ExitMenu op het
display verschijnt.
SET-knop kort indrukken om het menu te verlaten.
De laatste geselecteerde weergave verschijnt op het
display.
8 ERGONOMIE
78
8.1 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
ERGONOMIE 8
79
S04167-10
Schroeven 1verwijderen.
Stuurklemmen 2verwijderen. Stuur verwijderen, opzij leggen
en fixeren.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 3verwijderen. Stuuradapters 4verwijderen.
Stuuradapters 4in de gewenste positie zetten.
Info
De stuuradapters zijn aan één zijde langer en hoger.
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
8 ERGONOMIE
80
E01433-10
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklemmen 2positioneren.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
De markeringen Aop het stuur zijn ten opzichte van het
midden van de stuuradapter en de stuurklem uitgelijnd.
Stuurklem met schroeven 1eerst aan de langere, hogere
zijde van de stuuradapter 4op het blok schroeven.
Schroeven 1gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem M8 20 Nm
ERGONOMIE 8
81
8.2 Windscherm instellen
E01470-10
Voorwaarde
Lage positie
Schroef 1verwijderen en windscherm 2verwijderen.
Windscherm 2in de onderste uitsparing Apositione-
ren.
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
8 ERGONOMIE
82
E01470-11
Voorwaarde
Hoge positie
Schroef 1verwijderen en windscherm 2verwijderen.
Windscherm 2in de bovenste uitsparing Bpositione-
ren.
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
ERGONOMIE 8
83
8.3 Rempedaalvlak instellen
S04152-10
Schroeven 1met rempedaalvlak verwijderen.
Rempedaalvlak in de gewenste positie A,Bof Czetten.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
8 ERGONOMIE
84
8.4 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
ERGONOMIE 8
85
A00707-10
Veer 1losmaken.
Moer 2losdraaien.
Tip
Om het gemakkelijker te maken het rempedaal daarbij
naar beneden drukken.
Drukstang 3draaien om de uitgangspositie van de rempedaal
in te stellen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Minimaal vijf schroefgangen moeten ingeschroefd zijn.
Door de drukstang in het kogelscharnier te draaien,
wordt het rempedaal naar beneden gebracht.
Door de drukstang uit het kogelscharnier te draaien,
wordt het rempedaal naar boven gebracht.
Moer 4losdraaien en schroef 5zodanig draaien totdat de
vrije slag Ais bereikt. Eventueel uitgangspositie van het rem-
pedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef 5tegenhouden en moer 4vastdraaien.
8 ERGONOMIE
86
Voorgeschreven waarde
Moer instelling rem-
pedaal
M6 10 Nm
Moeren 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer instelling rem-
pedaal
M6 10 Nm
Tip
Om het gemakkelijker te maken het rempedaal daarbij
naar beneden drukken.
Veer 1vasthaken.
8.5 Versnellingshendel instellen
Info
Het instelbereik van de versnellingshendel is beperkt.
ERGONOMIE 8
87
A00709-10
Moeren 1losdraaien.
Versnellingshendel door het draaien van de schakelstang 2
instellen.
Voorgeschreven waarde
Instelbereik Aschakel-
stang
83 … 85 mm
De verstelling gelijkmatig aan beide zijden uitvoeren.
Moeren 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M6 6 Nm
Info
De lagers van de schakelstang moeten na het tegen-
houden van de moeren in het midden en identiek ten
opzichte van elkaar zijn uitgelijnd, om een vrije bewe-
ging in de lagerschalen te kunnen garanderen.
8 ERGONOMIE
88
A00710-10
Schroef 3losdraaien.
Omkering versnellingshendel 4in de gewenste positie op de
vertanding steken en de tanden laten grijpen.
Info
De uitgangspositie van de markering op de schakelas
en de schakelomkering is 2 tanden verschoven.
Schroef 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef ver-
snellingshendel
omkering
M6 11 Nm
Loctite®243™
Controleren of de versnellingshendel werkt en soepel kan scha-
kelen.
INBEDRIJFSTELLING 9
89
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
9 INBEDRIJFSTELLING
90
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Controleren of de werkzaamheden van de controle voor de verkoop zijn uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
Het leveringsdocument wordt bij de overdracht van het voertuig overhandigd.
Voor de eerste rit de gehele bedieningshandleiding doorlezen.
Met de bedieningselementen vertrouwd maken.
Eerst op een hiervoor geschikt terrein wennen aan het rijgedrag van de motorfiets voordat u een veeleisende
tocht onderneemt. Ook eens zo langzaam mogelijk proberen te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Het stuur tijdens het rijden met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
Motor inrijden. ( pag. 91)
INBEDRIJFSTELLING 9
91
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 7.500 1/min
Info
Tijdens de inrijperiode is de schakelindicator op een vaste waarde ingesteld en kan niet worden gewij-
zigd.
Vol gas geven vermijden!
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en passagier met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
9 INBEDRIJFSTELLING
92
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van de koffer of de tanktas heeft invloed op het rijgedrag.
De koffer en tanktas volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht
nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
INBEDRIJFSTELLING 9
93
Wanneer bagage wordt meegenomen, moet deze zo veel mogelijk in het midden van het voertuig veilig worden
vastgezet en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 375 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 135 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 275 kg
10 RIJ-INSTRUCTIES
94
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 227)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 146)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 155)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 150)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 159)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 211)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 126)
Kettingspanning controleren. ( pag. 128)
Bandentoestand controleren. ( pag. 172)
Bandenspanning controleren. ( pag. 174)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
RIJ-INSTRUCTIES 10
95
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijk-
spiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
10 RIJ-INSTRUCTIES
96
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
B00782-10
Stuur ontgrendelen. ( pag. 35)
Op het voertuig gaan zitten, zijstandaard ontlasten en met de
voet helemaal naar boven zwenken.
Noodstopschakelaar in de stand drukken.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand te draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer
2 seconden het geluid van de werkende brandstofpomp
te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole van het
gecombineerde instrument uitgevoerd.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair Nbrandt.
Het ABScontrolelampje gaat branden en gaat na het
beginnen met rijden weer uit.
Startknop indrukken.
RIJ-INSTRUCTIES 10
97
Info
Startknop pas indrukken, nadat de functiecontrole van
het gecombineerde instrument is afgesloten.
Bij het starten geen gas geven.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Tot de
volgende startpoging minimaal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als met
uitgeklapte zijstandaard naar een versnelling wordt
geschakeld en de koppelingshendel wordt losgelaten,
blijft de motor stilstaan.
10.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktij-
dig voorzichtig gasgeven.
Tip
Als de motor afslaat tijdens het starten, alleen de koppelingshendel trekken en e-starterknop indruk-
ken. De versnelling hoeft niet stationair te worden geschakeld.
10 RIJ-INSTRUCTIES
98
10.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde contactsleutelstand zorgt voor storingen.
De contactsleutelstand tijdens het rijden niet veranderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
RIJ-INSTRUCTIES 10
99
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de passagier van de motorfiets vallen.
Zorg ervoor dat de passagier correct op de buddyseat zit, de voeten op de buddyseatvoetsteunen van
de passagier zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor passagiers in
acht.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
10 RIJ-INSTRUCTIES
100
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen op veilige wijze stoppen, de motor uitzetten
en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
401950-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.)
kan naar een hogere versnelling worden geschakeld.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
RIJ-INSTRUCTIES 10
101
Info
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden
van de afbeelding. De vrije stand bevindt zich tussen
de 1e en 2e versnelling. De 1e versnelling is de start-
of bergversnelling.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Slechts zo veel gas geven als de rijbaan en de weersomstandig-
heden toestaan. Vooral in bochten mag niet worden geschakeld
en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Motor uitschakelen bij langdurig stationair toerental of bij stil-
stand.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, alleen de
koppelingshendel intrekken en de startknop indrukken. De ver-
snelling hoeft niet in stationair te worden geschakeld.
10 RIJ-INSTRUCTIES
102
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk
begint te branden, moet u rekening houdende met het ver-
keer stoppen en de motor uitschakelen. Contact opnemen met
geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het storinglampje gaat branden, moet
u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
Begint tijdens het rijden het algemene waarschuwings-
lampje te branden, dan werd een aanwijzing/waarschuwing
m.b.t. de veiligheid herkend.
Info
Waarschuwingen worden in het menu Warning weerge-
geven en opgeslagen tot ze niet meer actief zijn.
10.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
103
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een passagier of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
10 RIJ-INSTRUCTIES
104
Info
Met ABS kan zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zan-
dige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht worden gebruikt, zonder het risico te lopen
dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde
ondergrond afremt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Hiervoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en raakt het
remsysteem niet oververhit.
RIJ-INSTRUCTIES 10
105
10.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur en verwijder de contactsleutel als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
10 RIJ-INSTRUCTIES
106
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor uitgeschakeld werd met de noodstopschakelaar en het contact op het contactslot inge-
schakeld blijft, wordt de voeding naar de meeste verbruikers niet onderbroken en ontlaadt de 12V-
accu. De motor dus altijd met het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is uitsluitend bestemd
voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Stuur vergrendelen. ( pag. 34)
10.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
RIJ-INSTRUCTIES 10
107
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401448-01
Motor uitzetten en contactsleutel eruit trekken.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
108
10.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
RIJ-INSTRUCTIES 10
109
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
110
S04133-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 36)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant 1van de vul-
opening met brandstof bijvullen.
Brandstoftankvolume
totaal ca.
14,5 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 261)
(EU/AU/JP,
AR/ASEAN/CN,
CO/MY/PH)
Brandstoftankvolume
totaal ca.
Gasohol 95 E20
(ROZ 95)
( pag. 261) (TH)
Brandstoftankvolume
totaal ca.
Super loodvrij type
C (ROZ 95/RON
95/PON 91)
( pag. 264) (BR)
Tankdop sluiten. ( pag. 38)
SERVICESCHEMA 11
111
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
11.2 Verplichte werkzaamheden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 15.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○ ● ● ● ●
Werking van de elektrische installatie controleren. ○ ● ● ● ●
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 228) ○ ● ● ● ●
Remschijven controleren. ( pag. 145) ○ ● ● ● ●
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 150) ○ ● ● ● ●
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 159) ○ ● ● ● ●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ○ ● ● ● ●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 146) ○ ● ● ●
11 SERVICESCHEMA
112
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 15.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 155) ○ ● ● ●
Bandentoestand controleren. ( pag. 172) ○ ● ● ● ●
Bandenspanning controleren. ( pag. 174) ○ ● ● ● ●
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. ○ ● ● ● ●
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 121) ● ●
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 132) ● ● ● ●
Kettingspanning controleren. ( pag. 128) ○ ● ● ● ●
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 211) ○ ● ● ● ●
Controleren of de radiateurventilator werkt. ○ ● ● ● ●
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen. ● ●
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ○ ● ● ● ●
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken. ○ ● ● ● ●
Klepspeling controleren, bougie vervangen.
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Speling balhoofdlager controleren. ○ ● ● ● ●
Koplampinstelling controleren. ( pag. 203) ○ ● ●
SERVICESCHEMA 11
113
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 15.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Service-intervalindicatie instellen. ○ ● ● ● ●
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○ ● ● ● ●
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○ ● ● ● ●
Service in het KTM Dealer.net noteren. ○ ● ● ● ●
Eenmalig interval
Periodiek interval
11.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 48 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Achterbruglager op speling controleren. ● ●
11 SERVICESCHEMA
114
om de 48 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Wiellager op speling controleren. ● ●
Antivries controleren. ○ ● ● ●
Koelmiddel verversen.
Aftapslangen legen. ○ ● ● ● ●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchet-
ten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
○ ● ● ● ●
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controle-
ren of ze gemakkelijk bewegen.
○ ● ● ● ●
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren goed
vastzitten.
○ ● ● ● ●
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 12
115
12.1 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met
bagage en passagier en zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
S04134-10
Door aan de stelring 1te draaien de veervoorspanning instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Haaksleutel schokdemper (90529077000)
Verlenging voor haaksleutel (90129099025)
12 CHASSIS AFSTELLEN
116
Info
De veervoorspanning kan in 10 verschillende standen
worden ingesteld.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
117
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402346-01
Bevestigingen van de hefbok monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Montageadapter (61029955244)
Achterwielmontagebok (69329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug
en de adapters. Motorfiets opkrikken.
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
118
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard 1
plaatsen.
Bussenkit verwijderen.
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 117)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
119
S04136-10
Voorwaarde
Beschermkap 1verwijderen.
402345-01
Stuur in de rechtuitstand zetten. Hefbok positioneren.
Opnamebout (69329965030)
Voorwielmontagebok groot (69329965100)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
120
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402777-01
Hoofdwerk
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
121
S04136-10
Beschermkap 1monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 117)
13.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 117)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 118)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 140)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
122
S04155-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 266)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
123
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 141)
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 120)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 117)
13.6 Passagiersstoel verwijderen
H01991-10
De contactsleutel in het zadelslot 1steken en met de klok
mee draaien.
Zadel achter optillen, naar achter schuiven en naar boven toe
verwijderen.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
124
13.7 Buddyseat monteren
H01992-01
De haken 1aan de buddyseat in de zadelopnames 2van
de arm vasthaken, achteraan neerlaten en naar voren schuiven.
Buddyseat naar beneden drukken en laten vergrendelen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet verkeerd gemonteerde
zadel kan uit de verankering springen.
Controleer na de montage of het zadel goed ver-
grendeld is en niet omhoog kan worden getrokken.
Vervolgens controleren of de buddyseat correct gemonteerd is.
13.8 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 123)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
125
H01993-01
Hoofdwerk
Het bestuurderszadel achter optillen, naar de achteren trekken
en naar boven toe verwijderen.
13.9 Bestuurderszadel monteren
H01994-01
Hoofdwerk
Het bestuurderszadel in het bereik Ainhaken en achterkant
laten zakken.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is
gemonteerd.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 124)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
126
13.10 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 126)
13.11 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
127
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 117)
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 265)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray Street ( pag. 265)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 117)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
128
13.12 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 117)
M00714-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
In het bereik na het glijblok de ketting naar boven richting
achterbrug duwen en kettingspanning Abepalen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
129
Info
Het bovenste deel van de ketting Bmoet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 5 … 7 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 130)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 117)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
130
13.13 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 117)
Kettingspanning controleren. ( pag. 128)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
131
F00861-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 … 7 mm
Stelschroeven 3links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner 4in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen A. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de instelling op verschillende plekken van de ketting
worden gecontroleerd.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroe-
ven 3liggen.
Moer 1vastdraaien.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
132
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 100 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 117)
13.14 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 117)
100132-10
Hoofdwerk
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
133
401288-10
Versnelling in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht Atrekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting ketting-
slijtage
15 kg
De afstand Bvan 20 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand Bvan
20 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
301,6 mm
»Als de afstand Bgroter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
134
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
135
S04138-10
Glijblok op slijtage controleren.
»Als bij het glijblok in het bereik Cvanaf boven gezien de
schroef 1zichtbaar wordt:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef ket-
tingbescher-
ming
M5 7 Nm
Loctite®243™
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 117)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
136
13.15 Motorbescherming demonteren
A00706-10
Schroeven 1verwijderen.
Motorbescherming verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
137
13.16 Motorbescherming monteren
A00706-10
Motorbescherming positioneren, schroeven 1monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motor-
bescherming
M6 9 Nm
Loctite®243™
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
138
13.17 Motorbescherming-houderplaat demonteren
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 136)
A00691-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Motorbescherming-houderplaat verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
139
13.18 Motorbescherming-houderplaat monteren
A00691-10
Hoofdwerk
Motorbescherming-houderplaat positioneren, schroeven 1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motor-
bescherming -
houderplaat
M6 9 Nm
Loctite®243™
Nawerk
Motorbescherming monteren. ( pag. 137)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
140
13.19 Spatbord voor demonteren
A00704-10
Schroeven 1verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
141
13.20 Spatbord voor monteren
A00704-10
Spatbord voor positioneren. Schroeven 1monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 9 Nm
14 REMSYSTEEM
142
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS)
S04111-10
De ABS-unit 1bestaat uit een hydraulische unit,
ABSbesturingsunit en retourpomp en is onder de brandstoftank
gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor 2aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem
alleen doordraaien (burn out) als het ABS is
uitgeschakeld en nooit op de openbare weg.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties
vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
143
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van wielen
bij rechtuit rijden en in bochten binnen de grenzen van het moge-
lijke verhindert.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen
ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhinderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Het ABS heeft twee modi: de ABSmodus Road en de ABSmodus
Offroad.
In de ABS-modus Road regelt het ABS beide wielen.
In de ABSmodus Offroad vindt aan het achterwiel geen
ABS-regeling plaats. Het ABSwaarschuwingslampje 3knippert
langzaam om aan de actieve ABSmodus Offroad te herinneren.
Info
In de ABS-modus Offroad kan het achterwiel blokkeren
gevaar voor vallen.
14 REMSYSTEEM
144
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Bij normaal rijden werkt het
remsysteem als een conventioneel remsysteem zonder ABS. Pas
wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel
herkent, begint het ABS door het regelen van de remdruk te wer-
ken. De regeling is merkbaar aan een licht pulserende remhendel
resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje 3moet na het inschakelen van
het contact gaan branden en uitgaan wanneer het voertuig begint
te rijden. Als het lampje na het beginnen met rijden niet uitgaat
of tijdens het rijden gaat branden, duidt dit op een fout in het
antiblokkeersysteem. Het ABS is dan niet meer actief en de wie-
len kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf blijft
gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden als in
extreme rijsituaties het toerental van het voor- en achterwiel
sterk van elkaar afwijken, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het
achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig begint te
rijden.
REMSYSTEEM 14
145
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
400480-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak 1van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 3,6 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven
waarde ligt.
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
14 REMSYSTEEM
146
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
147
S04144-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Wanneer het remvloeistofpeil onder de MINmarkering is
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 147)
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
148
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
REMSYSTEEM 14
149
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 150)
S04145-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot maat Abijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 263)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
14 REMSYSTEEM
150
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.5 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
REMSYSTEEM 14
151
S04146-10
Remplaketten op minimale plaketdikte Acontroleren.
Minimale plaketdikte A1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
14.6 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
14 REMSYSTEEM
152
S04147-10
Veer 1losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en rempedaalcilinderzuiger
heen en weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vrije slag van het rempedaal instellen. ( pag. 153)
Veer 1vasthaken.
REMSYSTEEM 14
153
14.7 Vrije slag van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
14 REMSYSTEEM
154
A00708-10
Veer 1losmaken.
Moer 2losdraaien en met de schroef 3de aangegeven vrije
slag Ainstellen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Info
Het instelbereik is beperkt.
Schroef 3tegenhouden en moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 9 Nm
Veer 1vasthaken.
REMSYSTEEM 14
155
14.8 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S04148-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»Als het vloeistofpeil de MIN-markering 1heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 156)
14 REMSYSTEEM
156
14.9 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 14
157
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 159)
14 REMSYSTEEM
158
H01142-10
Hoofdwerk
Voorwaarde
Schroefdop geborgd.
Schroef 1verwijderen en schroefdopborging verwijderen.
S04149-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot de markering Avullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 263)
Schroefdop met membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 14
159
H01142-10
Voorwaarde
Schroefdop geborgd.
Schroefdopborging positioneren, schroef 1monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef dekselbor-
ging compensatie-
reservoir achterwiel-
rem
M5 9 Nm
14.10 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
14 REMSYSTEEM
160
S04156-10
Remplaketten op minimale plaketdikte Acontroleren.
Minimale plaketdikte A1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
WIELEN, BANDEN 15
161
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 117)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 118)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 140)
15 WIELEN, BANDEN
162
S04157-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen en wieltoerentalsensor 2uit de
boring trekken.
Schroef 3enkele slagen losdraaien.
Schroeven 4losdraaien.
Op de schroef 3drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef 3verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
WIELEN, BANDEN 15
163
15.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
S04158-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Afstandsbussen verwijderen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 265)
Afstandsbussen erin zetten.
15 WIELEN, BANDEN
164
S04157-11
Schroefdraad van de steekas en schroef 2reinigen.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 265)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M8 25 Nm
Wieltoerentalsensor 3in de boring positioneren.
Schroef 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder wiel-
toerentalsensor
M6 8 Nm
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 120)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 117)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 5vastdraaien.
WIELEN, BANDEN 15
165
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 117)
S04164-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN
166
F00861-11
Schroef 2verwijderen en wieltoerentalsensor 3uit de
boring trekken.
Moer 4en ring verwijderen.
Kettingspanner 5verwijderen.
Achterwiel vasthouden en steekas 6met ring en kettingspan-
ner 5eruit trekken.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van
het kettingwiel verwijderen.
Kettingbescherming opzij duwen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel naar achteren trekken en uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
WIELEN, BANDEN 15
167
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
S04159-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Afstandsbussen verwijderen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 265)
Schroefdraad van steekas en asmoer reinigen.
Steekas reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 265)
Aangrijppunten van remzadelhouder en achterbrug reinigen.
15 WIELEN, BANDEN
168
Demperpakking en kettingwieldrager aan het achterwiel monte-
ren.
Afstandsbussen erin zetten.
Achterwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting op
het kettingwiel leggen.
Kettingbescherming positioneren.
WIELEN, BANDEN 15
169
F00861-12
Achterwiel naar achteren trekken en steekas 3met ring en
kettingspanner 4monteren.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanners 4links en rechts in dezelfde positie mon-
teren.
Moer 2en ring monteren.
Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners
tegen de schroeven zitten en moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en
rechts in dezelfde positie ten opzichte van de referentiemar-
keringen Bstaan. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moer steekas achter M14x1,5 100 Nm
Wieltoerentalsensor 5in de boring positioneren.
Schroef 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder wiel-
toerentalsensor
M6 8 Nm
15 WIELEN, BANDEN
170
S04164-11
Schroef 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettingbe-
scherming
EJOT PT®
K60x30
3 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 117)
Kettingspanning controleren. ( pag. 128)
15.5 Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel via 6 demperpakkingen overgebracht op het achterwiel.
Deze slijten tijdens het rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, raken de ketting-
wielhouder en de achterwielnaaf beschadigd.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 117)
Achterwiel demonteren. ( pag. 165)
WIELEN, BANDEN 15
171
S04160-10
Hoofdwerk
Lager 1controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lagers vervangen.
Demperpakkingen 2van de achterwielnaaf controleren op
beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf beschadigd
of versleten zijn:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
S04161-10
Achterwiel met het kettingwiel naar boven toe op een werkbank
leggen en de steekas in de naaf steken.
Om de speling Ate controleren, achterwiel vasthouden en
proberen het kettingwiel te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het
kettingwiel.
Speling demperpakkingen
achterwiel
5 mm
»Als de speling Agroter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
15 WIELEN, BANDEN
172
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 167)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 117)
Kettingspanning controleren. ( pag. 128)
15.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
WIELEN, BANDEN 15
173
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Wettelijke landspecifieke minimale profieldiepte in acht
nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
15 WIELEN, BANDEN
174
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.7 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
WIELEN, BANDEN 15
175
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met passagier/volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
16 ELEKTRONICA
176
16.1 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorwerk
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 123)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 124)
ELEKTRONICA 16
177
S04165-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen en beugel verwijderen.
Minkabel 2van de 12V-accu loskoppelen.
S04166-10
Pluspoolafdekking 3naar achteren trekken.
Pluskabel 4van de 12V-accu loskoppelen.
Rubberband 5loshaken en rubberband 6openen.
12V-accu naar boven toe uit het accuvak verwijderen.
Info
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-
accu gebruiken. In beide gevallen kunnen elektrische
componenten en veiligheidsvoorzieningen beschadigd
raken. Het voertuig is dan niet meer verkeersveilig.
16 ELEKTRONICA
178
16.2 12V-accu monteren
S04166-11
Hoofdwerk
12Vaccu in het accuvak plaatsen.
12V-accu (ETZ9BS) ( pag. 256)
Rubberband 1sluiten en rubberband 2vastmaken.
Pluskabel 3positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Pluspoolafdekking 4positioneren.
S04165-11
Minkabel 5positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Beugel positioneren, schroeven 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef dwarsverbin-
ding
M6 15 Nm
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 125)
Buddyseat monteren. ( pag. 124)
ELEKTRONICA 16
179
Tijd instellen. ( pag. 73)
16.3 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
16 ELEKTRONICA
180
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast, verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de 12V-accu aan capaciteit.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulfatie op, waardoor de 12V-accu wordt
vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 123)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 124)
Minkabel van de 12V-accu loskoppelen om schade aan de
boordelektronica te voorkomen.
ELEKTRONICA 16
181
M00729-10
Hoofdwerk
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunnen ook de rustspanning, het startver-
mogen van de 12V-accu en de dynamo worden getest. Met dit
apparaat is het overladen van de 12V-accu onmogelijk.
Info
Deksel 1nooit verwijderen.
12V-accu laden met maximaal 10 % van de capaciteit,
die op het accuhuis 2is aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
3 maanden
Minkabel positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Minuspoolafdekking positioneren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 125)
Buddyseat monteren. ( pag. 124)
16 ELEKTRONICA
182
Tijd instellen. ( pag. 73)
16.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig gezekerd. De hoofdzekering bevindt
zicht onder het zadel.
Voorwerk
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 123)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 124)
ELEKTRONICA 16
183
A00696-10
Hoofdwerk
Afdekking 1verwijderen.
A00697-10
Beschermkap 2verwijderen.
16 ELEKTRONICA
184
A00698-10
Defecte hoofdzekering 3verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
In het zekeringenblok bevindt zich een reservezekering.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (75011088030) ( pag. 256)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
A00697-10
Beschermkap 2monteren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 125)
Buddyseat monteren. ( pag. 124)
ELEKTRONICA 16
185
Tijd instellen. ( pag. 73)
16.5 ABSzekeringen vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder de buddyseat. Met deze twee zekeringen zijn
de retourpomp en de hydraulische unit van het ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de
ABS-besturingsunit is afgezekerd bevindt zich in het zekeringenblok.
Voorwerk
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 123)
16 ELEKTRONICA
186
A00700-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering 1verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad A.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelas-
ten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschre-
ven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088015) ( pag. 256)
Tip
Nieuwe reservezekering 2in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
ELEKTRONICA 16
187
A00700-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering 3verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad A.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelas-
ten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschre-
ven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (90111088025) ( pag. 256)
Tip
Nieuwe reservezekering 4in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 124)
16 ELEKTRONICA
188
16.6 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder de bud-
dyseat.
Voorwerk
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 123)
ELEKTRONICA 16
189
E01483-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel 1openen.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1- geen functie
Zekering 2- 10 A - gecombineerd instrument, brandstof-
pomp
Zekering 3- 10 A - hoofdrelais
Zekering 4- 15 A - bobine, claxon, starthulprelais
Zekering 5- 20 A - radiateurventilator
Zekering 6- 15 A - remlicht, richtingaanwijzer, groot licht,
dimlicht, zijlicht, achterlicht, nummerplaatverlichting
Zekering 7- 10 A - ABS-besturingsunit, gecombineerd
instrument, diagnosestekker
Zekering 8- 10 A - noodstopschakelaar
Zekering 9- 10 A - constant plus voor extra apparaten
(ACC1 voor)
Zekering 10 - 15 A - ontstekingsplus voor extra apparaten
(ACC2 voor)
Zekering SPARE - 10 A/15 A/20 A/30 A - reservezekeringen
16 ELEKTRONICA
190
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten
de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven
ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 256)
Zekering (75011088015) ( pag. 256)
Zekering (75011088020) ( pag. 256)
Zekering (75011088030) ( pag. 256)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel 1sluiten.
ELEKTRONICA 16
191
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 124)
16.7 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector vermindert de lichtsterkte.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Het lichtpeertje niet met blote handen aanraken.
16 ELEKTRONICA
192
E01471-10
Hoofdwerk
Schroef 1en schroef 2verwijderen.
Maskerspoiler naar boven verwijderen.
ELEKTRONICA 16
193
E01472-10
Schroef 3en schroef 4verwijderen.
Maskerspoiler naar boven verwijderen.
16 ELEKTRONICA
194
E01468-11
Schroef 5verwijderen.
Windscherm 6verwijderen.
E01473-10
Schroeven 7verwijderen.
Deksel 8naar boven verwijderen.
ELEKTRONICA 16
195
E01476-10
Schroeven 9verwijderen.
Afdekking bk verwijderen.
E01477-10
Schroeven bl verwijderen.
Koplamp naar beneden zwenken.
16 ELEKTRONICA
196
E01475-10
Beschermkap bm verwijderen.
Stekker bn loskoppelen.
E01474-10
Beugel bo losmaken.
Lamp koplamp bp verwijderen.
Nieuwe lamp in het koplamphuis positioneren.
Voorgeschreven waarde
Lamp van de koplamp zo plaatsen, dat de uitsteeksels in de
uitsparingen grijpen.
Koplamp (H4/sokkel P43t) ( pag. 256)
Beugel bo vastzetten.
Stekker bn verbinden.
Beschermkap bm monteren.
ELEKTRONICA 16
197
E01477-10
Koplampkap naar boven zwenken.
Schroeven bl monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplamp M6 8 Nm
E01476-10
Afdekking bk positioneren.
Schroeven 9monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
16 ELEKTRONICA
198
E01473-10
Deksel 8positioneren.
Schroeven 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
E01468-11
Windscherm 6positioneren.
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
ELEKTRONICA 16
199
E01478-10
Maskerspoiler rechts positioneren.
Voorgeschreven waarde
Controleren of het uitsteeksel in het bereik Ais vastge-
haakt.
16 ELEKTRONICA
200
E01472-10
Schroef 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 9 Nm
Schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
ELEKTRONICA 16
201
E01479-10
Maskerspoiler rechts positioneren.
Voorgeschreven waarde
Controleren of het uitsteeksel in het bereik Bis vastge-
haakt.
16 ELEKTRONICA
202
E01471-10
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 9 Nm
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Controleren of de verlichting werkt.
Nawerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 203)
ELEKTRONICA 16
203
16.8 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand Bonder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B5 cm
Voertuig op een afstand Aloodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand A5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 204)
16 ELEKTRONICA
204
16.9 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 203)
E01480-10
Hoofdwerk
Met de stelschroef 1de lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel-
breedte en draaien tegen de klok in versmalt de licht-
bundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
Schroef 1borgt ook de koplamp. Controleer of de
schroef steeds ver genoeg is ingeschroefd.
ELEKTRONICA 16
205
400726-11
Koplamp op markering Binstellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering Bliggen.
16.10 Diagnosestekker
A00702-10
De diagnosestekker 1bevindt zich onder de passagiersstoel.
16 ELEKTRONICA
206
16.11 ACC1 en ACC2 vooraan
S04169-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1 1en ACC2 2vooraan bevin-
den zich achter de koplamp.
Info
De voedingsspanningen ACC1 en ACC2 vooraan zijn onder
de kabelafdekking van de koplampkap bereikbaar.
16.12 ACC1 en ACC2 achterzijde
A00692-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1 1en ACC2 2achter bevin-
den zich onder de achterbekleding achter het zadelslot.
KOELSYSTEEM 17
207
17.1 Koelsysteem
A00690-10
Door de waterpomp 1in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop 2. Door de uitzetting door
warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar het compensatie-
reservoir 3. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer
teruggezogen in het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koel-
middeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen
rekening moet worden gehouden.
110 °C
A00689-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en twee radiateurventila-
tors 4die bij hoge temperatuur wordt ingeschakeld.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
Info
Als het koelsysteem oververhit raakt, wordt het maximale
motortoerental begrensd.
17 KOELSYSTEEM
208
17.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
KOELSYSTEEM 17
209
S04170-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Dop 1van het compensatiereservoir verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 … 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet zich tussen de twee markeringen
bevinden.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 262)
Dop van het compensatiereservoir monteren.
17 KOELSYSTEEM
210
S04173-10
Schroeven 2verwijderen en afdekking verwijderen.
Radiateurdop 3verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 … 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies
vaststellen.
Koelmiddel ( pag. 262)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de
voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 216)
Radiateurdop monteren.
Afdekking positioneren, schroeven 2monteren en
vastdraaien.
KOELSYSTEEM 17
211
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
17.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
17 KOELSYSTEEM
212
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
S04170-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir 1controleren.
Het koelmiddelpeil moet zich tussen de twee markeringen
bevinden.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 262)
KOELSYSTEEM 17
213
S04173-10
Schroeven 2verwijderen en afdekking verwijderen.
Radiateurdop 3verwijderen en koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies
vaststellen.
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de
voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 216)
Radiateurdop monteren.
Afdekking positioneren, schroeven 2monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
17 KOELSYSTEEM
214
17.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
KOELSYSTEEM 17
215
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 136)
S04172-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Schroef 1met pakkingring verwijderen.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapbo-
ring waterpomp
M6 10 Nm
17 KOELSYSTEEM
216
17.5 Koelsysteem vullen/ontluchten
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
S04173-11
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen en afdekking verwijderen.
Radiateurdop 2verwijderen.
KOELSYSTEEM 17
217
S04174-10
Schroeven 3verwijderen en afdekking verwijderen.
Ontluchtingsschroef 4losdraaien.
Voorgeschreven waarde
3 omw
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel bijvullen totdat dit zonder luchtbellen uit de ont-
luchtingsschroef stroomt en de ontluchtingsschroef meteen
vastdraaien.
Koelmiddel ( pag. 262)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen. Radiateurdop mon-
teren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en warm laten draaien.
17 KOELSYSTEEM
218
S04170-11
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren en indien nodig koelmiddel bijvullen.
Dop 5van het vaste reservoir verwijderen en koelmiddelpeil
tot de bovenste markering vullen.
Dop van het compensatiereservoir monteren.
Afdekkingen positioneren, schroeven 1en 3monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Nawerk
Motorbescherming monteren. ( pag. 137)
KOELSYSTEEM 17
219
17.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
17 KOELSYSTEEM
220
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 136)
S04172-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Schroef 1met pakkingring verwijderen.
S04173-10
Schroeven 2verwijderen en afdekking verwijderen.
Radiateurdop 3verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapbo-
ring waterpomp
M6 10 Nm
KOELSYSTEEM 17
221
S04174-11
Schroeven 4verwijderen en afdekking verwijderen.
Ontluchtingsschroef 5losdraaien.
Voorgeschreven waarde
3 omw
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel bijvullen totdat dit zonder luchtbellen uit de ont-
luchtingsschroef stroomt en de ontluchtingsschroef meteen
vastdraaien.
Koelmiddel ( pag. 262)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen. Radiateurdop mon-
teren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en warm laten draaien.
17 KOELSYSTEEM
222
S04170-12
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren en indien nodig koelmiddel bijvullen.
Dop 6van het compensatiereservoir verwijderen en koelmid-
delpeil tot de MAX-markering vullen.
Dop van het compensatiereservoir monteren.
Afdekkingen positioneren, schroeven 2en 4monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Nawerk
Motorbescherming monteren. ( pag. 137)
MOTOR AFSTELLEN 18
223
18.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling van de gaskabel Abepalen.
Speling van gaskabel A3 … 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 224)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur
over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
18 MOTOR AFSTELLEN
224
Gaskabelplaatsing controleren.
18.2 Speling gaskabel instellen
E01481-10
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Contramoer 2losdraaien.
Speling van gaskabel met de stelschroef 3instellen.
Voorgeschreven waarde
Speling van gaskabel 3 … 5 mm
Contramoer 2vastdraaien.
Manchet 1erop schuiven.
18.3 Koppelingshendelspeling controleren
Aanwijzing
Beschadiging koppelingAls de koppelingshendel geen vrije slag heeft, begint de koppeling te verschuiven.
Controleer vóór elk gebruik van de motorfiets de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel de vrije slag van de koppelingshendel indien nodig volgens de voorschriften in.
MOTOR AFSTELLEN 18
225
E01466-11
Controleren of de koppelingshendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Koppelingshendel tot voelbare weerstand trekken en de koppe-
lingshendelspeling Abepalen.
Koppelingshendelspeling A1 … 3 mm
» Als de koppelingshendelspeling niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Koppelingshendelspeling instellen. ( pag. 226)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
De koppelingshendelspeling mag niet veranderen.
» Als de koppelingshendelspeling verandert:
Traject van de koppelingskabel controleren.
18 MOTOR AFSTELLEN
226
18.4 Koppelingshendelspeling instellen
E01482-10
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Contramoer 2losdraaien.
Koppelingshendelspeling Amet de stelschroef 3instellen.
Voorgeschreven waarde
Koppelingshendelspeling A1 … 3 mm
Contramoer 2vastdraaien.
Manchet 1positioneren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
227
19.1 Motoroliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
A00688-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en
dan pas controleren.
De motorolie moet tussen de markeringen Aen Bliggen.
»Als de motorolie onder de markering Aligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 232)
»Als de motorolie boven de markering Bligt:
Motoroliepeil corrigeren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
228
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 136)
Motorbescherming-houderplaat demonteren. ( pag. 138)
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
229
A00693-10
Hoofdwerk
Geschikt reservoir onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef 1met keerring verwijderen.
Oliezeef 2met keerring verwijderen.
Sluitschroef 3met oliezeef 4verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroeven en oliezeven grondig reinigen.
Oliezeef 2positioneren en olieaftapschroef 1met keerring
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M24x1,5 15 Nm
Sluitschroef 3met oliezeef 4en keerring monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef
klein
M17x1,5 12 Nm
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
230
A00694-10
Schroeven 5verwijderen. Oliefilterdeksel 6met keerring
verwijderen.
Oliefilter 7uit het oliefilterhuis trekken.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
A00695-10
Nieuw oliefilter 7plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilter-
deksel 6monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M6 12 Nm
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit
leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
231
401955-12
Olievulschroef 8met keerring verwijderen en motorolie bij-
vullen.
Motorolie 1,7 l Motorolie
(SAE 15W/50)
( pag. 262)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motorbescherming-houderplaat monteren. ( pag. 139)
Motorbescherming monteren. ( pag. 137)
Motoroliepeil controleren. ( pag. 227)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
232
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
401955-10
Hoofdwerk
Olievulschroef 1met keerring verwijderen en motorolie bij-
vullen.
Motorolie (SAE 15W/50) ( pag. 262)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
Wij adviseren de motorolie te verversen, als dat nodig
is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
233
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 227)
20 REINIGING, ONDERHOUD
234
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en uitzicht gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
REINIGING, ONDERHOUD 20
235
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 266)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op de droge motorfiets aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Reinig de motorfiets met koud water als de motorfiets
in strooizout is gebruikt. Warm water versterkt de zout-
werking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
20 REINIGING, ONDERHOUD
236
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Manchetten van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het
ingedrongen water kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 126)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 265)
REINIGING, ONDERHOUD 20
237
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmid-
del voor lakken.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 266)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 266)
Contact- en stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 266)
20 REINIGING, ONDERHOUD
238
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Reinig de motorfiets met koud water als de motorfiets in strooizout is gebruikt. Warm water versterkt de
zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 234)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de motorfiets en
vooral de remzadels en remplaketten in afgekoelde en
gemonteerde toestand, grondig met koud water reinigen
en goed drogen.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
REINIGING, ONDERHOUD 20
239
Ketting reinigen. ( pag. 126)
21 STALLING
240
21.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 265)
Brandstof tanken. ( pag. 108)
Motorfiets reinigen. ( pag. 234)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 228)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 208)
Bandenspanning controleren. ( pag. 174)
12V-accu demonteren. ( pag. 176)
12V-accu laden. ( pag. 179)
STALLING 21
241
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
12V-accu zonder blootstel-
ling aan directe zonnestralen
0 … 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 117)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 118)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
21 STALLING
242
21.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 120)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 117)
12V-accu monteren. ( pag. 178)
Tijd instellen. ( pag. 73)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 94)
Een proefrit maken.
OPSPOREN VAN FOUTEN 22
243
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken
van de startknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 95)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 179)
Hoofdzekering of
zekering 3,4of 7
doorgesmolten
Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 188)
Hoofdzekering vervangen.
( pag. 182)
Geen massaverbinding aanwe-
zig
Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door bij
getrokken koppelingshendel
Er is een versnelling gescha-
keld
Versnelling in stationair schakelen.
Er is een versnelling gescha-
keld en de zijstandaard is uit-
geklapt
Versnelling in stationair schakelen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 95)
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter vervangen.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
22 OPSPOREN VAN FOUTEN
244
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 211)
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 214)
Koelsysteem vullen/ontluchten.
( pag. 216)
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Zekering 5doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 188)
Defect aan het ventilatiesys-
teem van de radiateur
Radiateursysteem controleren.
Controlelampje storing brandt
geel
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor slaat af tijdens het rijden Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 108)
OPSPOREN VAN FOUTEN 22
245
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor slaat af tijdens het rijden Hoofdzekering of
zekering 3,4of 7
doorgesmolten
Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 188)
Hoofdzekering vervangen.
( pag. 182)
ABS-waarschuwingslampje
brandt
ABS-zekering doorgesmolten ABSzekeringen vervangen.
( pag. 185)
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en
indien nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 227)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 228)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 188)
22 OPSPOREN VAN FOUTEN
246
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Richtingaanwijzer, remlicht en
claxon werken niet
Zekering 4of 6doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 188)
Tijd wordt niet meer of niet cor-
rect weergegeven
Zekering 2gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 188)
12V-accu ontladen Contact bij het parkeren van
het voertuig niet uitgeschakeld
12V-accu laden. ( pag. 179)
12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Er wordt niets weergegeven op
het display van het gecombi-
neerde instrument
Zekering 2of 7doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 188)
Snelheidsindicatie op gecombi-
neerd instrument werkt niet
Kabelboom voor de snelheids-
indicatie of stekkerverbinding
verroest
Kabelboom en steekverbinding contro-
leren.
TECHNISCHE GEGEVENS 23
247
23.1 Motor
Constructie 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 249 cm³
Slag 61,1 mm
Boring 72 mm
Compressieverhouding 12,5:1
Distributie DOHC, 4 nokvolger kleppen aangestuurd door nokvol-
ger, aandrijving door ketting
Diameter inlaatklep 29 mm
Diameter uitlaatklep 24 mm
Klepspeling inlaat koud 0,10 … 0,15 mm
Klepspeling uitlaat koud 0,15 … 0,20 mm
Krukaslagers 2 glijlagers
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gegoten
Zuigerveren 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 olieschraapring
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 trochoïde pompen
Primaire overbrenging 30:80
Koppeling Koppeling oliebad / mechanisch bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
23 TECHNISCHE GEGEVENS
248
1e versnelling 12:32
2e versnelling 14:26
3e versnelling 19:27
4e versnelling 21:24
5e versnelling 23:22
6e versnelling 25:21
Mengselbewerking Elektronische brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 230 W
Bougie BOSCHVR6NEU
Elektrodenafstand bougie 1 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koel-
middel door waterpomp
Stationair toerental 1.680 ± 50 1/min
Starthulp Startmotor
23.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
249
Schroef stator M5 8 Nm
Loctite®243™
Schroef steunplaat M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef steunplaat statorkabel M5 8 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingssensor M5 6 Nm
Loctite®243™
Moer waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite®243™
Olievernevelaar M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef borgplaat
ketting-aandrijfwiel
M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef cilinderkop M6 12 Nm
Schroef distributieketting - span-
rail
M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef distributiekettingspanner M6 12 Nm
Schroef dynamodeksel M6 12 Nm
Schroef houderplaat koppelingbow-
denkabel
M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef houderplaat radiale keer-
ring koppelingsdeksel
M6 12 Nm
Loctite®243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
250
Schroef kettinguitvalbescherming M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef klepdeksel M6 12 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 12 Nm
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm
Schroef lagerborging M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef motorhuis M6x35 12 Nm
Schroef motorhuis M6x75 12 Nm
Loctite®243™
Schroef motorontluchtingsplaat M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef nokkenas decompressie-as M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef nokkenas-lagerbrug M6 10 Nm
Schroef oliefilterdop M6 12 Nm
Schroef oliepomp M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M6 6 Nm
Schroef startmotor M6 12 Nm
Schroef steunplaat M6 12 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
251
Schroef steunplaat vrijloopwiel M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef vastzethendel M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompdeksel M6 12 Nm
Sluitschroef aftapboring water-
pomp
M6 10 Nm
Moer uitlaatflens M8 8 Nm
Schroef balansassen-Tandwiel M8 40 Nm
Loctite®243™
Schroef veer-tegenlager van de
schakelas
M8 20 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef M8 12 Nm
Loctite®243™
Tapeind uitlaatflens M8 22 Nm
Schroef drijfstanglager M8x1 34 Nm
Koelmiddeltemperatuursensor M10 14 Nm
Oliedrukschakelaar M10 14 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
252
Schroef cilinderkop M10 1e niveau
30 Nm
2e niveau
60 Nm
Schroefdraad gesmeerd met olie,
hoofdsteun ingevet
Schroef nokkenas-tandwiel M10 36 Nm
Loctite®243™
Schroef rotor M10 105 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 10 Nm
Bougie M12 15 Nm
Moer hulpcilinder M16LHx1,5 120 Nm
Loctite®243™
Moer primair tandwiel / distributie-
kettingrondsel
M16x1,5 120 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef oliezeef klein M17x1,5 12 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M18x1,5 10 Nm
Olieaftapschroef M24x1,5 15 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M24x1,5 10 Nm
Moer aandrijftandwiel voor
balansas
M28 60 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
253
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie 1,7 l Motorolie (SAE 15W/50)
( pag. 262)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 262)
23.3.3 Brandstof
A00420-10
Op markering op EU-brandstofpompen letten.
Brandstoftankvolume totaal ca. 14,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ
95) ( pag. 261) (EU/AU/JP,
AR/ASEAN/CN, CO/MY/PH)
23 TECHNISCHE GEGEVENS
254
Brandstoftankvolume totaal ca. 14,5 l Gasohol 95 E20 (ROZ 95)
( pag. 261) (TH)
Brandstoftankvolume totaal ca. Super loodvrij type C (ROZ 95/RON
95/PON 91) ( pag. 264) (BR)
Brandstofreserve ca. 3,5 l
23.4 Chassis
Frame Buisframe van staalbuis, geëloxeerd
Voorvork WP APEX 3043
Schokdemper WP APEX 3146
Remsysteem
voor Schijfrem met remzadel met 4 zuigers
achter Schijfrem met remzadel met enkele zuiger, vlottend
gelagerd
Veerweg
voor 170 mm
achter 177 mm
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 230 mm
Remschijven - slijtagegrens
TECHNISCHE GEGEVENS 23
255
voor 4,5 mm
achter 3,6 mm
Bandenspanning solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met passagier/volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging 15:46
Ketting 5/8 x 1/4” (520) Xring
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand 1.430 ± 15,5 mm
Zadelhoogte onbelast 855 mm
Bodemvrijheid onbelast 200 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 159 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 135 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 275 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 375 kg
23 TECHNISCHE GEGEVENS
256
23.5 Elektronica
12V-accu ETZ9BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8 Ah
onderhoudsvrij
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 75011088020 20 A
Zekering 90111088025 25 A
Zekering 75011088030 30 A
Koplamp H4/sokkel P43t 12 V
60/55 W
Zijlicht Led
Verlichting gecombineerd instru-
ment en controlelampjes
Led
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
TECHNISCHE GEGEVENS 23
257
23.6 Banden
Band voor Band achter
100/90 - 19 M/C 57S TL
MRF Mogrip MeteorFM2
130/80 - 17 M/C 65S TL
MRF Mogrip MeteorFM2
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 95701000144
Voorvork WP APEX 3043
Voorvorklengte 798,5 mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 384 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 5,7 N/mm
Voorvorkolie 450 … 460 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 264)
23 TECHNISCHE GEGEVENS
258
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 95704010100
Schokdemper WP APEX 3146
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Statische veerweg 12 mm
Dynamische veerweg 34 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 150 N/mm
Veerlengte 186 mm
Inbouwlengte 307 mm
Gasdruk 16 bar
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 263)
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef kettingbescherming EJOT PT®K60x30 3 Nm
Schroef achterlicht M4 2 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
259
Schroef dekselborging compensa-
tiereservoir achterwielrem
M5 9 Nm
Schroef kettingbescherming M5 7 Nm
Loctite®243™
Schroef rempedaalvlak M5 5 Nm
Loctite®243™
Moer instelling rempedaal M6 10 Nm
Moer schakelstang M6 6 Nm
Resterende moeren chassis M6 15 Nm
Resterende schroeven chassis M6 9 Nm
Schroef dwarsverbinding M6 15 Nm
Schroef houder wieltoerentalsensor M6 8 Nm
Schroef motorbescherming M6 9 Nm
Loctite®243™
Schroef motorbescherming - hou-
derplaat
M6 9 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingshendel omke-
ring
M6 11 Nm
Loctite®243™
Moer kettingwiel M8 38 Nm
Resterende moeren chassis M8 30 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef remschijf achter M8 29 Nm
Loctite®243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
260
Schroef remschijf voor M8 29 Nm
Loctite®243™
Schroef remzadel voor M8 32 Nm
Loctite®204™
Schroef steekas voor M8 25 Nm
Schroef stuurklem M8 20 Nm
Schroef voetsteundrager bijrijder M8 20 Nm
Loctite®243™
Moer motorhouder M10 48 Nm
Loctite®243™
Resterende moeren chassis M10 50 Nm
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Schroef schokdemper boven M10x1,25 50 Nm
Loctite®243™
Schroefverbinding schokdemper
onder
M10x1,25 50 Nm
Loctite®243™
Moer achterbrugbout M14x1,5 100 Nm
Moer steekas achter M14x1,5 100 Nm
Schroef balhoofd boven M16x1,5 53 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 24
261
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Gasohol 95 E20 (ROZ 95)
Norm / classificatie
Gasohol 95 E20 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de volgende gegevens of die van dezelfde kwaliteit
is.
Loodvrije superbenzine met een gehalte van 19 tot 20 % ethanol is daarbij toegelaten.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100).
Gebruik geen brandstof met minder dan 19 % ethanol (bijv. E10).
Gebruik geen brandstof met meer dan 20 % ethanol (bijv. E25, E30, E85, E100).
24 GEBRUIKSSTOFFEN
262
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaar-
dige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelvloeistoffen in acht.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 267)
SAE ( pag. 267) (SAE 15W/50)
GEBRUIKSSTOFFEN 24
263
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Gedeeltelijk synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Formula 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 267) (SAE 2,5)
24 GEBRUIKSSTOFFEN
264
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Super loodvrij type C (ROZ 95/RON 95/PON 91)
Norm / classificatie
ANP (Agência Nacional do Petróleo) #57 (ROZ 95/RON 95/PON 91)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de volgende gegevens of die van dezelfde kwaliteit
is.
Loodvrije superbenzine met een gehalte van 19 tot 27% ethanol is daarbij toegelaten.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100).
Gebruik geen brandstof met minder dan 19 % ethanol (bijv. E10).
Gebruik geen brandstof met meer dan 27% ethanol (bijv. E30, E85, E100).
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 267) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
HULPSTOFFEN 25
265
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray Street
Voorgeschreven waarde
25 HULPSTOFFEN
266
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Road Strong
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 26
267
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
268
ABS Antiblokkeersysteem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
LIJST MET AFKORTINGEN 28
269
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
29 LIJST MET SYMBOLEN
270
29.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica gecon-
stateerd.
Algemeen waarschuwingslampje knippert geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veilig-
heid is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS.
29.2 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX
271
INDEX
1
12V-accu
demonteren ....................... 176
laden ........................... 179
monteren ........................ 178
A
ABS ............................... 142
ABSmodus
instellen .......................... 69
ABSzekeringen
verversen ......................... 185
ACC1
achter ........................... 206
voor ............................ 206
ACC2
achter ........................... 206
voor ............................ 206
Achterwiel
demonteren ....................... 165
monteren ........................ 167
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 22
rechtsachter ....................... 24
Afbeeldingen .......................... 20
Afremmen ........................... 102
Antiblokkeersysteem .................... 142
Antivries
controleren ....................... 208
B
Bagage .............................. 91
Bandenspanning
controleren ....................... 174
Bedieningshandleiding .................... 17
Bedrijfsmiddelen ........................ 19
Beschermende kleding .................... 16
Bestuurderszadel
monteren ........................ 125
verwijderen ....................... 124
Boordgereedschap ...................... 40
Buddyseat
monteren ........................ 124
C
Claxonknop ........................... 32
INDEX
272
Combinatieschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
overzicht .......................... 30
Contactslot ........................... 34
Controlelampjes ........................ 50
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren ....................... 170
Diagnosestekker ....................... 205
E
Eenheden
instellen .......................... 71
F
Fabrieksgarantie ........................ 19
G
Garantie ............................. 19
Gashendel ............................ 29
Gebruiksdefinitie ....................... 11
Gecombineerd instrument
ABSweergave ....................... 59
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Average Speed Trip1 .................. 62
Average Speed Trip2 .................. 66
AVG Cons 1 ........................ 63
AVG Cons 2 ........................ 67
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
controlelampjes ..................... 50
display ........................... 54
Fuel Range ...................... 64,68
functietoetsen ...................... 58
Infoweergave ....................... 60
ODOweergave ....................... 59
overzicht .......................... 44
schakelindicator ..................... 52
Time Trip 1 ......................... 61
Time Trip 2 ......................... 65
TRIP 1weergave ..................... 61
TRIP 2weergave ..................... 65
versnellingsindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
waarschuwingen ..................... 45
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . 57
Grepen .............................. 40
H
Hoofdzekering
vervangen ........................ 182
Hulpstoffen ........................... 19
INDEX
273
I
Inbedrijfname
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling ............................. 94
nastalling ........................ 242
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 89
K
Ketting
controleren ....................... 132
reinigen ......................... 126
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Ketting-aandrijfwiel
controleren ....................... 132
Kettingspanning
controleren ....................... 128
instellen ......................... 130
Kettingwiel
controleren ....................... 132
Klantenservice ......................... 20
Koelmiddel
aftappen ......................... 214
verversen ......................... 219
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208, 211
Koelsysteem ......................... 207
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 204
Koplampinstelling
controleren ....................... 203
Koppelingshendel ....................... 28
Koppelingshendelspeling
controleren ....................... 224
instellen ......................... 226
L
Lamp koplamp
vervangen ........................ 191
Lichtschakelaar ........................ 31
M
Milieu .............................. 17
Motor
inrijden ........................... 91
Motorbescherming
demonteren ....................... 136
INDEX
274
monteren ........................ 137
Motorbescherming-houderplaat
demonteren ....................... 138
monteren ........................ 139
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . 117
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . 118
reinigen ......................... 234
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . 117
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . 120
Motornummer .......................... 27
Motorolie
bijvullen ......................... 232
verversen ......................... 228
Motoroliepeil
controleren ....................... 227
N
Noodstopschakelaar ..................... 33
O
Oliefilter
vervangen ........................ 228
Oliezeven
reinigen ......................... 228
Onjuist gebruik ......................... 11
Opsporen van fouten .................243-246
P
Parkeren ............................ 105
Passagiersstoel
verwijderen ....................... 123
R
Remhendel ........................... 28
Remmen ............................ 102
Rempedaal ........................... 42
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 84
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Rempedaalvlak
instellen .......................... 83
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 159
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 150
Remschijven
controleren ....................... 145
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 156
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 147
INDEX
275
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 155
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 146
Reserveonderdelen ...................... 19
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 31
Rijden .............................. 98
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 238
S
Schakelaars
linksaanstuur ...................... 29
rechtsaanstuur ..................... 33
Schakelen ............................ 98
Schakelindicator
instellen .......................... 74
Schokdemper
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . 115
Seinlichtschakelaar ..................... 30
Service .............................. 20
Serviceschema .....................111-114
Sleutelnummer ......................... 27
Spatbord voor
demonteren ....................... 140
monteren ........................ 141
Speling van gaskabel
controleren ....................... 223
instellen ......................... 224
Stalling ............................ 240
Starten .............................. 95
Startknop ............................ 33
Stopcontact voor elektrisch toebehoren ......... 36
Stoppen ............................ 105
Stuur
ontgrendelen ....................... 35
vergrendelen ....................... 34
Stuurpositie
instellen .......................... 78
Stuurslot ............................. 34
T
Tankdop
openen ........................... 36
sluiten ........................... 38
Tanken
brandstof ........................ 108
INDEX
276
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 258
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 248
banden .......................... 257
chassis .......................... 254
elektronica ....................... 256
motor ........................... 247
schokdemper ...................... 258
voorvork ......................... 257
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253
Tijd
instellen .......................... 73
Toebehoren ........................... 19
Toestand van de banden
controleren ....................... 172
Transport ........................... 106
Typeplaatje ........................... 26
V
Veilig gebruik ......................... 15
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
instellen .......................... 86
Voertuig beladen ....................... 91
Voertuigidentificatiennummer ............... 26
Voetsteun passagier ..................... 41
Voorwiel
demonteren ....................... 161
monteren ........................ 163
Vorkpoten
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . 110, 253-254
koelmiddel ....................... 253
motorolie ......................... 253
W
Werkinstructies ........................ 16
Windscherm
instellen .......................... 81
Z
Zadelslot ............................. 39
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen 188
Zijstandaard .......................... 43
*3214124nl*
3214124nl
04/2020
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279

KTM 250 Adventure de handleiding

Type
de handleiding