69
nl
Snelheidsaanpassing carburateur en motor
Pas nooit de c arburateur en motorsnelheid aan. De carburateur was ingesteld in de
fabriek om onder de meeste omstandigheden doeltreffend te werken. Knoei niet met de
regulateurveer, verbindingen of andere onderdelen om de motorsnelheid te wijzigen.
Neem contact op met een Briggs & Stratton Geautoriseerd Service Center voor
onderhoud.
OPMERKING: De fabrikant van de apparatuur specificeert de maximum snelheid voor
de motor zoals geïnstalleerd op de apparatuur. Overschrijd deze snelheid niet. Als u
niet zeker weet wat de maximum snelheid van de apparatuur is of wat de motorsnelheid
ingesteld in de fabriek is, neem dan contact op met een Briggs & Stratton Geautoriseerd
Service Center voor bijstand. Voor een veilige en correcte werking van de apparatuur,
mag de motorsnelheid enkel aangepast worden door een kwalificeerde
onderhoudstechnicus.
De Bougie Vervangen - Fig.
5
Controleer de elektrodeafstand (A, Fig. 5) met een draadvoeler (B). Verstel zonodig de
opening. Installeer de bougie en draai deze vast met het aanbevolen aanhaalkoppel. Zie
voor afstelling van de opening of het aanhaalkoppel de Specificaties sectie.
Noot: In sommige gebieden schrijven plaatselijke wetten het gebruik voor van een
weerstandsbougie om ontstekingssignalen te onderdrukken. Indien deze motor origineel
was uitgerust met een weerstandsbougie, gebruik dan voor vervanging hetzelfde type
bougie.
Uitlaat en Vonkenvanger Inspecteren - Fig.
6
Draaiende motoren produceren hitte. Motoronderdelen, vooral de
uitlaat, worden uiterst heet.
Ernstige brandwonden kunnen optreden bij contact.
Brandbaar vuil, zoals bladeren, gras, hout, enz., kan in brand geraken.
WAARSCHUWING
Laat uitlaat, motorcilinder en vinnen afkoelen voordat deze aangeraakt worden.
Verwijder opgehoopt vuil van het uitlaat- en cilindergebied.
In Californië is het een overtreding van de California Public Resource Code,
paragraaf 4442, om de motor te gebruiken of te laten draaien in bosgebied, of
op land met struiken of gras tenzij het uitlaatsysteem is voorzien van een
vonkenvanger zoals gedefinieerd in paragraaf 4442 die zodanig is onderhouden
dat hij goed werkt. Andere staten of landen kunnen soortgelijke wettelijke
voorschriften hebben. Neem contact op met de fabrikant van de apparatuur, de
wederverkoper of de dealer voor de aanschaf van een vonkenvanger die is
gemaakt voor het uitlaatsysteem dat op deze motor is geïnstalleerd.
Verwijder opgehoopte rommel rondom de geluiddemper en de cilinder. Kijk de
geluiddemper (A, Fig. 6) na op scheurtjes, corrosie en andere beschadigingen.
Verwijder, indien aanwezig, de vonkenvanger (B) en kijk hem na op beschadigingen en
verstopping door koolvorming. Als u beschadigingen aantreft, installeer dan
vervangingsonderdelen voordat u het apparaat weer gebruikt.
WAARSCHUWING: Vervangingsonderdelen moeten identiek zijn aan
de originele onderdelen en op dezelfde plaats worden gemonteerd. Andere
onderdelen bieden mogelijk minder goede prestaties, ze kunnen het apparaat
beschadigen en mogelijk letsel veroorzaken.
Olie verversen - Fig.
7
Gebruikte olie is gevaarlijk afval en moet op de juiste manier weggegooid worden. Niet
met huishoudelijk afval weggooien. Raadpleeg de plaatselijke autoriteiten,
servicecentrum of dealer voor veilige manieren om weg te gooien/te recyclen.
Olie verwijderen
1. Ontkoppel, met de motor uit maar nog steeds warm, de bougiekabel (A) en houd
deze weg van de bougie (Fig. 7).
2. Verwijder de olie aftapplug (B). Tap de olie af in een goedgekeurde container.
3. Installeer nadat de olie is afgetapt de olie aftapplug en draai deze vast.
Oliefilter Vervangen
Alle modellen zijn uitgerust met een oliefilter. Raadpleeg voor vervangingsintervallen de
Onderhoud kaart.
1. Tap de olie van de motor af. Zie de Olie Verwijderen sectie.
2. Verwijder de oliefilter (C, Fig. 7) en gooi het op de juiste manier weg.
3. Smeer voordat U de nieuwe filter installeert, de oliefilterpakking in met verse, schone
olie in.
4. Installeer de oliefilter met de hand tot de pakking in aanraking komt met de
oliefilteradapter, draai dan de oliefilter nog 1/2 tot 3/4 slagen vast.
5. Vul olie bij. Zie de Specificaties sectie.
6. Start de motor en laat deze draaien. Controleer terwijl de motor opwarmt op
olielekkages.
7. Stop de motor en controleer het oliepeil. Het moet tot de bovenkant van de “full”
markering (F) op de peilstok zitten.
Olie Toevoegen
Plaats de motor waterpas.
Reinig rond de olievulopening.
Raadpleeg de Specificaties sectie voor de oliecapaciteit.
1. Verwijder de peilstok (D, Fig. 7) en veeg deze af met een schone doek.
2. Giet de olie langzaam in de olievulopening van de motor (E). Niet overvullen. Wacht
na het bijvullen van olie een minuut en controleer dan het oliepeil.
3. Installeer de peilstok en draai deze vast.
4. Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil. Het moet tot de bovenkant van de
“full” markering (F) op de peilstok zitten.
5. Installeer de peilstok en draai deze vast.
De luchtfilter onderhouden - Fig.
8 9
WAARSCHUWING
Brandstof en zijn dampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood
veroorzaken.
Start of gebruik de motor nooit met verwijderde luchtreiniger (indien de motor
hiermee is uitgerust) of verwijderd luchtfilter (indien de motor hiermee is
uitgerust).
OPGEPAST: Gebruik geen perslucht of oplosmiddelen om de luchtfilter te reinigen.
Perslucht kan de filter beschadigen en oplosmiddelen zullen de filter oplossen.
Het luchtfiltersysteem gebruikt een cycloon luchtfilter of een laagprofiel luchtfilter.
Raadpleeg de Onderhoud Kaart voor benodigde service.
Cycloon Luchtfiltersysteem
1. Open de grendels (A) en verwijder het deksel (B). Zie Fig. 8.
2. Verwijder de luchtfilter (C).
3. Tik om vuil los te maken voorzichtig tegen een hard oppervlak. Wanneer de luchtfilter
erg vuil is, vervang deze dan door een nieuw luchtfilter.
4. Het cycloon luchtfiltersysteem heeft ook een veiligheidsfilter (D) (indien hiermee
uitgerust). Raadpleeg de Onderhoud Kaart voor service behoeften. Trek om te
verwijderen de veiligheidsfilter voorzichtig van het luchtfilterhuis (E) en gooi deze
weg. Voorkom dat vuil de motor binnendringt.
5. Installeer de nieuwe veiligheidsfilter in het luchtfilterhuis.
6. Installeer de luchtfilter over de veiligheidsfilter.
7. Installeer het deksel en s luit de grendels.
Laagprofiel Luchtfiltersysteem
1. Verwijder de knop (F) en het deksel (G). Zie Fig. 9.
2. Verwijder de moer (H) en de houder (J).
3. Verwijder de luchtfilter (K).
4. Verwijder de voorfilter (L), indien hiermee uitgerust, van de luchtfilter.
5. Tik om vuil los te maken voorzichtig tegen een hard oppervlak. Wanneer de luchtfilter
erg vuil is, vervang deze dan door een nieuw luchtfilter.
6. Was de voorfilter in een vloeibaar oplosmiddel en water. Laat deze dan grondig
drogen. De voorfilter niet inoliën.
7. Assembleer de droge voorfilter tegen de luchtfilter.
8. Installeer de luchtfilter en bevestig deze met de houder en moer.
9. Installeer het luchtfilterdeksel en zet het vast met de knop.
Luchtkoelingsysteem reinigen - Fig.
11 12
Draaiende motoren produceren hitte. Motoronderdelen, vooral de
uitlaat, worden uiterst heet.
Ernstige brandwonden kunnen optreden bij contact.
Brandbaar vuil, zoals bladeren, gras, hout, enz., kan in brand geraken.
WAARSCHUWING
Laat uitlaat, motorcilinder en vinnen afkoelen voordat deze aangeraakt worden.
Verwijder opgehoopt vuil van het uitlaat- en cilindergebied.
OPGEPAST: Gebruik geen water om de motor te reinigen. Water kan het
brandstofsysteem verontreinigen. Gebruik een borstel en droge doek om de motor te
reinigen.
Dit is een luchtgekoelde motor. Vuil kan de luchtstroom belemmeren en veroorzaken dat
de motor oververhit raakt, wat resulteert in slechte prestaties en verminderde levensduur
vandemotor.
Verwijder met een borstel of droge doek vuil van de vingerbeschermer (A, Fig. 11). Houd
verbindingen, veren en bedieningen (B) schoon. Houd het gebied rond en achter de
uitlaat (C) v rij van brandbaar vuil. Zorg ervoor dat de oliekoelervinnen (D) v rij zijn van
vuil.