Redexim Blecavator 210 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
BLECAVATOR 145-210
Oorspronkelijke gebruikershandleiding
2201 Dutch 952.120.022 NL
Kwekerijweg 8 | 3709JA | Zeist | The Netherlands |
T: +31 (0)306 933 227
W: www.redexim.com
EU - VERKLARING VAN CONFORMITEIT
Wij,
Redexim Handel- en Exploitatie Maatschappij B.V.
Kwekerijweg 8
3709 JA Zeist, The Netherlands
verklaren dat deze EU - VERKLARING VAN CONFORMITEIT” is uitgegeven onder onze
volledige verantwoordelijkheid en behoort tot het volgende product:
BLECAVATOR MET MACHINE NUMMER ALS AANGEGEVEN OP DE MACHINE EN IN DEZE
HANDLEIDING,
waarop deze verklaring betrekking heeft, in overeenstemming is met de bepaling van:
2006/42/EC Machinery Directive
en met de normen:
ISO 12100-1:2010 Safety of machinery - General principles for design - Risk assessment and
risk reduction
ISO 13857:2019 Safety of machinery - Safety distances to prevent hazard zones being
reached by upper and lower limbs
ISO 4254-1:2015 Agricultural machinery - Safety - Part 1: General requirements
ISO 4254-5:2018 Agricultural machinery - Safety - Part 5: Power-driven soil-working machine
Zeist, 03-01-2022
C.H.G. de Bree
Redexim Handel- en Exploitatie Maatschappij B.V.
UK - VERKLARING VAN CONFORMITEIT
Wij,
Redexim Handel- en Exploitatie Maatschappij B.V.
Kwekerijweg 8
3709 JA Zeist, The Netherlands
verklaren dat deze “UK - VERKLARING VAN CONFORMITEIT” is uitgegeven onder onze
volledige verantwoordelijkheid en behoort tot het volgende product:
BLECAVATOR MET MACHINE NUMMER ALS AANGEGEVEN OP DE MACHINE EN IN DEZE
HANDLEIDING,
waarop deze verklaring betrekking heeft, in overeenstemming is met de bepaling van:
S.I. 2008 No. 1597 HEALTH AND SAFETY The Supply of Machinery (Safety) Regulations
2008
en met de normen:
ISO 12100-1:2010 Safety of machinery - General principles for design - Risk assessment and
risk reduction
ISO 13857:2019 Safety of machinery - Safety distances to prevent hazard zones being
reached by upper and lower limbs
ISO 4254-1:2015 Agricultural machinery - Safety - Part 1: General requirements
ISO 4254-5:2018 Agricultural machinery - Safety - Part 5: Power-driven soil-working machine
Zeist, 03-01-2022
C.H.G. de Bree
Redexim Handel- en Exploitatie Maatschappij B.V.
VOORWOORD
Gefeliciteerd met de aankoop van uw Blecavator 145 / 210. Voor een veilige en duurzame werking
met deze machine is het noodzakelijk deze gebruikershandleiding te lezen en te begrijpen. Zonder
volledige kennis van de inhoud is het niet mogelijk om veilig met deze machine te werken.
Deze machine is geen zelfstandig werkende machine. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker
de juiste tractor of ander trekkend voertuig te gebruiken. De gebruiker dient de combinatie van
trekkend voertuig en machine te controleren op verschillende aspecten, zoals geluidsniveau en
veiligheidsrisico. Daarnaast dienen gebruikersinstructies van het te gebruiken voertuig en onderdelen
in acht te worden genomen.
Alle informatie en technische specificaties zijn de meest recente op het moment dat dit document
wordt gepubliceerd. Ontwerpspecificaties kunnen zonder aankondiging worden gewijzigd.
Voor vragen en/of onduidelijkheden over deze handleiding of de betreffende machine kunt u terecht bij
uw verkooppunt of dealer.
GARANTIEBEPALINGEN
DEZE MACHINE WORDT GELEVERD MET GARANTIE TEGEN DEFECTEN IN MATERIALEN.
DEZE GARANTIE GELDT VOOR EEN PERIODE VAN 12 MAANDEN VANAF DE AANKOOPDATUM.
REDEXIM GARANTIES ZIJN ONDERWORPEN AAN DE “GENERAL CONDITIONS FOR SUPPLY
OF PLANT AND MACHINERY FOR EXPORT, NUMBER 188”, DIE GEPUBLICEERD ZIJN ONDER
AUSPICIEN OF DE UNITED NATIONS ECONOMIC COMMISSION FOR EUROPE.
REGISTRATIE KAART
Voor uw eigen informatie, vul onderstaande tabel in:
Serienummer machine
Dealer naam
Datum van aankoop
Opmerkingen
5
INHOUDSOPGAVE
EU - VERKLARING VAN CONFORMITEIT ............................................................................ 2
UK - VERKLARING VAN CONFORMITEIT ............................................................................ 3
VOORWOORD ......................................................................................................................... 4
GARANTIEBEPALINGEN ....................................................................................................... 4
REGISTRATIE KAART ............................................................................................................ 4
1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ................................................................................ 6
1.1. Verplichtingen van de gebruiker ....................................................................................... 6
1.2. Onderhoud, reparatie en afstellen ................................................................................... 7
1.3. Gebruik van de machine ................................................................................................... 7
2. TECHNISCHE GEGEVENS ......................................................................................... 8
3. ALGEMENE BESCHRIJVING ..................................................................................... 8
4. VEILIGHEIDSSTICKERS ............................................................................................. 9
5. EERSTE INSTALLATIE ............................................................................................. 10
6. DE PTO-AS ................................................................................................................ 12
6.1. Lengte van de PTO-as ..................................................................................................... 12
6.2. Gebruik van de PTO-as ................................................................................................... 13
7. AAN- EN AFKOPPELEN VAN DE MACHINE ........................................................... 14
7.1. Aankoppelen van de machine ........................................................................................ 14
7.2. Afkoppelen van de machine ........................................................................................... 15
8. TRANSPORT ............................................................................................................. 16
9. INGEBRUIKNAME VAN DE MACHINE .................................................................... 17
9.1. Veiligheid ....................................................................................................................... 17
9.2. Werksnelheid ................................................................................................................. 17
9.3. Start/Stop procedure ..................................................................................................... 17
10. TECHNISCHE INFORMATIE ..................................................................................... 18
10.1. Werkdiepte verstelling ................................................................................................... 18
10.2. Uit het midden plaatsen van de achterrol ....................................................................... 19
10.3. Verstelling van de egalisatiebalk .................................................................................... 19
10.4. Pennenrek ...................................................................................................................... 21
11. OPTIES ...................................................................................................................... 22
11.1. Haakse messen ............................................................................................................... 22
12. ONDERHOUD ............................................................................................................ 23
12.1. Onderhoudsschema ....................................................................................................... 23
12.2. Reinigen ......................................................................................................................... 24
12.3. Smeerpunten ................................................................................................................. 24
12.4. Vervangen olie aandrijving. ............................................................................................ 25
12.5. Vetniveau lagerhuis rotor controleren. ........................................................................... 27
12.6. Vervangen van de messen. ............................................................................................. 28
13. PROBLEEMANALYSE .............................................................................................. 29
6
1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Deze machine is ontworpen voor een veilig gebruik. Dit kan alleen als de in deze handleiding
beschreven veiligheidsinstructies volledig worden opgevolgd.
Lees en begrijp de handleiding voordat u begint met het gebruiken van deze machine.
Wanneer de machine niet wordt gebruikt zoals in de handleiding beschreven staat, kan letselgevaar
en/of schade aan de machine ontstaan.
In deze gebruikershandleiding worden instructies gegeven die in volgorde genummerd zijn. Men
dient overeenkomstig volgens deze volgorde te handelen. Indien een vermeld wordt, duidt dit op
veiligheidsinstructies. Indien een wordt gebruikt, betekend dat een tip en/of notitie volgt.
1.1. Verplichtingen van de gebruiker
De machine is uitsluitend bedoeld voor het bewerken van te cultiveren velden. Enig ander gebruik
geldt als oneigenlijk gebruik. Voor hieruit voortvloeiende schade aanvaardt de fabrikant geen enkele
verantwoordelijkheid en alle daarbij optredende risico's zijn volkomen voor rekening van de
gebruiker.
Alle personen die door de eigenaar met de bediening, het onderhoud of de reparatie van de machine
zijn aangewezen dienen de bedieningshandleiding en met name het hoofdstuk
Veiligheidsvoorschriften gelezen en volledig begrepen te hebben.
Veranderingen aan de machine die de veiligheid nadelig beïnvloeden, dienen onmiddellijk te worden
verholpen.
De gebruiker is verplicht om, voordat hij/zij de machine in gebruik neemt, deze op zichtbare schades
en defecten te controleren.
Het aanbrengen van wijzigingen of aanvullingen op de machine (met uitzondering van de door de
fabrikant goedgekeurde wijzigingen) zijn uit veiligheidsoverwegingen niet toegestaan. Indien er
modificaties aan de machine zijn aangebracht dan vervalt de huidige CE-markering en dient degene
die deze modificaties aangebracht heeft zelf te zorgen voor een nieuwe CE-markering.
Tot oordeelkundig gebruik wordt ook gerekend het uitvoeren van de door de fabrikant
voorgeschreven gebruiks-, onderhouds- en reparatieaanwijzingen.
De gebruiker is verantwoordelijk voor een veilige combinatie van machine en trekkend voertuig,
welke voldoet aan de eisen zoals omschreven in de technische gegevens (zie hoofdstuk 2). Dit
geheel dient getest te worden op geluid, veiligheid, risico en gebruiksgemak. Ook dienen
gebruikersinstructies opgemaakt te worden.
Wees doelmatig gekleed tijdens het werken met de machine. Draag gecertificeerde veiligheids-
schoenen, een lange broek, lang haar opgebonden en geen loszittende kledingstukken.
Naast de aanwijzingen in deze gebruikshandleiding dienen ook de algemeen geldende veiligheids-
en ARBO-voorschriften te worden opgevolgd.
Bij gebruik op de openbare weg zijn de betreffende voorschriften van het verkeersreglement van
toepassing.
7
1.2. Onderhoud, reparatie en afstellen
Houdt een overzicht van reparaties bij.
Wanneer de machine door onoordeelkundige personen wordt gebruikt, onderhouden of gerepareerd
kan letsel gevaar ontstaan voor zowel de gebruiker als voor derden. Dit dient te worden vermeden!
Gebruik voor onderhoud of reparaties uitsluitend originele Redexim onderdelen in verband met de
veiligheid van de machine en de gebruiker.
Reparatiewerkzaamheden aan de machine mogen uitsluitend door geautoriseerd technisch
personeel worden uitgevoerd.
Bij onderhoud, afstellen en reparaties is het noodzakelijk de machine te blokkeren tegen verzakken,
wegrijden en/of wegschuiven.
Afgewerkte olie/vet is schadelijk voor het milieu; voer deze af volgens de ter plaatse geldende
voorschriften.
1.3. Gebruik van de machine
Koppel de machine volgens de voorschriften aan het trekkende voertuig. Let hierbij op gevaar voor
letsel!
Bij afwezigheid van beschermkappen en veiligheidsstickers mag de machine niet gebruikt worden.
Controleer de machine vóór elke ingebruikname op loszittende bouten, moeren en onderdelen.
Controleer, voordat u vertrekt, of u zowel dichtbij als veraf goed zicht heeft.
Voor het begin van de werkzaamheden dienen alle personen die de machine bedienen bekend te zijn
met alle functies en bedieningselementen ervan.
Kruip nooit onder de machine. Kantel, indien noodzakelijk, de machine om aan de onderkant te
werken.
Controleer regelmatig, indien aanwezig, de hydrauliekleidingen en vervang deze wanneer ze
beschadigd zijn of verouderingsverschijnselen vertonen.
8
2. TECHNISCHE GEGEVENS
145
210
35 tot 65 PK met minimale
hefcapaciteit 610mm (24) achter
de hef ogen van 800Kg (1764lbs)
60 tot 90 PK met minimale
hefcapaciteit 610mm (24) achter
de hef ogen van 1000Kg (2205lbs)
1.45m (57.1”)
2.1m (82.7”)
100 - 180mm (4-7”)
Afhankelijk van omstandigheden en gewenst resultaat
540 RPM
9
13
6
6
54
78
751kg (1656lbs)
911kg (2008lbs)
1.61x1.87x1.07 m
(63.4”x73.6”x42.2”)
1.61x2.51x1.07 m
(63.4”x98.7”x42.2”)
Cat. 1-2
GL-5 80W90 (3.4L / 0.90 gal.)
GL-5 80W90 (3.55L / 0.94 gal.)
SAE 140EP (2.0L / 0.53 gal.)
EP2
- Achterrol
- Verstelbare egalisatie balk
- Pennenrek
- Set freesmessen
- PTO met slipkoppeling
- Haakse messen
3. ALGEMENE BESCHRIJVING
De Blecavator 145 / 210 is een freesmachine ten behoeve van het voorbereiden van de ondergrond
voor bijvoorbeeld het inzaaien van een grasveld.
De Blecavator 145 / 210 is een drie-punts machine waarbij een tractor nodig is om de machine te
kunnen gebruiken.
9
4. VEILIGHEIDSSTICKERS
Aan weerszijden van de machine zijn veiligheidsstickers aanwezig. Deze veiligheidsstickers dienen
altijd goed zichtbaar en leesbaar te zijn en dienen, wanneer beschadigd, te worden vervangen.(Fig. 1)
Fig. 1
921.280.402
- Bij onderhoud, het afstellen en reparaties dient
ALTIJD de motor van het trekkende voertuig en de
PTO te worden uitgeschakeld. Blokkeer de
samenstelling tegen wegrijden/ glijden.
- Houdt minimaal 4 meter afstand als de machine in
werking is, de gebruiker plaatsnemend in het
trekkende voertuig uitgezonderd.
- Tijdens bedrijf mogen er GEEN personen in het
gevarengebied van de machine aanwezig zijn,
omdat daar gevaar bestaat voor lichamelijk letsel
door bewegende delen.
900.280.402
- Gebruikers van de machine dienen zorgvuldig de
gebruikershandleiding te hebben gelezen voordat
de machine gebruikt mag worden.
900.260.422
- Het veilige werkgebied van de machine ligt tot
maximaal 540 RPM PTO toerental.
10
5. EERSTE INSTALLATIE
De machine dient als volgt gereed gemaakt te worden voor gebruik: (Fig. 2)
Verzeker u ervan dat de kabel/kraan/lift minimaal 2x het gewicht van de machine kan heffen.
Voor het gewicht zie HS2 Technische gegevens.
1. Bevestig een kabel aan de twee hijspunten (1) en één om de achterrol (2).
!! Blijf op een veilige afstand. Tijdens het hijsen kan de machine wegdraaien /
verschuiven!!
!! Kruip nooit onder de machine!!
2. Til de machine met de pallet voorzichtig omhoog zodat deze ongeveer 100mm (4’’) los komt
van de ondergrond.
3. Maak de pallet (4) los door de pennen (3) te verwijderen.
4. Til de machine omhoog en weg van de pallet.
5. Laat de machine langzaam zakken en kantel deze totdat de machine veilig op de grond staat
(Fig. 3).
6. Wanneer machine van de pallet is genomen, verwijder de bovenste plug van de
versnellingsbak en vervang deze door de meegeleverde ontluchter.
Gebruik een stuk hout onder de machine voor bescherming.
Fig. 2
11
Fig. 3
12
6. DE PTO-AS
De PTO-as, ofwel aftakas, is een zeer belangrijk onderdeel. Deze zorgt voor de aandrijving vanaf de
tractor naar de machine. De PTO-as zorgt, indien op de juiste wijze onderhouden en geïnstalleerd,
voor een veilig gebruik van de machine. De PTO-as heeft een eigen CE-certificering en handleiding.
Deze bevindt zich bij de PTO-as.
Voor specifieke afstellingen zie de details gegeven op de PTO pagina in het onderdeelboek.
Overschrijdt de gegeven waardes niet. Dit kan leiden tot een onveilige situatie en de machine
overbelasten met schade tot gevolg.
Fig. 4
6.1. Lengte van de PTO-as
De lengte van de PTO-as is zeer belangrijk. Wanneer deze te lang is kan de aandrijving van de tractor
en/of de machine beschadigd raken. Wanneer de overlappende lengte van de kokers op enig moment
lager wordt dan 250 mm (9,8”), kan de PTO-as beschadigd raken. De benodigde lengte verandert
wanneer de machine opgetild wordt of wanneer een ander trekkend voertuig wordt gebruikt. Wanneer
de machine nieuw wordt aangeschaft, of wanneer een ander trekkend voertuig wordt gebruikt, dient
de lengte van de PTO-as te worden gecontroleerd, en zo nodig te worden ingekort: (Fig. 4)
13
1. Meet de afstand A(van groef tot groef) tussen de PTO van de trekker en de aansluiting van de
machine, wanneer de machine horizontaal op de grond staat en aan de trekker is gekoppeld.
2. Meet de afstand B van de PTO-as in zijn kortste stand van vergrendelingspen tot
vergrendelingsbout.
3. Splits de PTO-as in twee delen en verwijder de beschermkap van beide uiteinden.
4. Zowel de uiteinden van de kokers als de beschermkappen dienen te worden ingekort: (B-A) + 125
mm (4,9”).
5. Braam alle onderdelen af en zet alle onderdelen in elkaar. Gebruik hierbij smeervet.
6. Monteer de PTO-as met de slipkoppeling aan de machinezijde.
7. Bevestig het andere uiteinde van de PTO-as aan de trekker.
8. Controleer de overlap van de kokers.
Gebruik de machine nooit met een beschadigde PTO beschermkap.
Vervang deze eerst.
Als de PTO incorrect is ingekort, of een andere tractor wordt gebruikt, kan de tandwielkast
extra belast worden waardoor beschadiging kan ontstaan.
6.2. Gebruik van de PTO-as
Voor een juist gebruik van de PTO-as dienen de volgende items worden gecontroleerd:
1. Tijdens werk dient de hoek van de draaipunten altijd kleiner of gelijk te zijn aan 30 graden.
2. De PTO-as van de tractor dient parallel te zijn aan de PTO-as van de machine.
3. De overlap van de kokers dient altijd minimaal 250 mm (9,8”) te zijn.
4. Gebruik de machine nooit met een beschadigde PTO-as beschermkap.
5. Voor smeren, zie handleiding PTO.
14
7. AAN- EN AFKOPPELEN VAN DE MACHINE
Voor het aan- en afkoppelen van de machine dient u zorgvuldig te werk te gaan. Volg de instructies
hieronder:
Fig. 5
7.1. Aankoppelen van de machine
Controleer de machine vóór het aankoppelen op de volgende punten:
- Controleer of de machine niet beschadigd is en of het veilig is om de machine aan te koppelen
en te gebruiken.
- Controleer op loszittende onderdelen en zet deze weer vast.
- Controleer of alle veiligheidsstickers aanwezig zijn om op de machine en deze onbeschadigd
en goed leesbaar zijn. Gebruik de machine nooit met beschadigde of niet goed leesbare
stickers.
De machine dient op de volgende manier aan de tractor gekoppeld te worden: (Fig. 5)
1. Verwijder de 3-punts pennen (1) uit de machine.
2. Rij de tractor voorzichtig achteruit totdat de hefarmen (2) aan de machine gekoppeld kunnen
worden.
!! Zorg ervoor dat de tractor en de machine tijdens het aankoppelen niet kunnen
verplaatsen!!
!! Zet de motor van de tractor uit voor de machine aan te koppelen !!
3. Koppel de hefarmen (2) aan de machine en gebruik hierbij de 3-punts pennen. Borg de
pennen met de clips.
15
4. Stel de stabilisator van de hefarmen (2) in op 100mm zijwaartse slag.
5. Monteer de topstang (3) op de tractor en koppel deze aan de machine.
Stel de topstang (3) zo af dat de machine in werkpositie parallel met de ondergrond staat.
Als de machine niet correct is gemonteerd achter de tractor kunnen verschillende PTO
hoeken trillingen veroorzaken in de aandrijflijn van de machine. Deze trillingen kunnen
de machine beschadigen.
6. Verbind de PTO (4) met de tractor (slipkoppeling aan machinezijde) en klap de beugel (5) in
de houder.
Zorg ervoor dat de 3-punts pennen gezekerd zijn met de clips!!
7. Start de tractor en hef de machine omhoog.
7.2. Afkoppelen van de machine
De machine dient als volgt afgekoppeld te worden: (Fig. 5)
1. Rij naar de locatie waar de machine afgekoppeld moet worden.
Zorg ervoor dat de stallingsplek een stabiele ondergrond heeft en dat de machine niet
kan wegzakken.
Zorg ervoor dat de machine en tractor niet kunnen verplaatsen tijdens het afkoppelen!!
Zet de motor van de tractor uit voordat de machine wordt afgekoppeld!!
2. Zet de machine voorzichtig op de grond.
Controleer nogmaals of de machine stabiel op de ondergrond staat.
3. Maak de topstang (3) los en verwijder deze.
4. Ontkoppel de hefarmen (2) van de machine.
5. Ontkoppel de PTO (4) aan de tractorzijde en ondersteun deze door de beugel (5) te
gebruiken.
6. Start de tractor en rijdt deze weg.
16
8. TRANSPORT
De gebruiker is verantwoordelijk voor het transport van de machine over de openbare wegen. Ga de
nationale wetgeving na omtrent de regelgeving. Gezien het gewicht van de machine is het niet aan te
raden om met een opgeheven machine harder dan 20 km/h (12.4mph) te rijden. Hogere snelheden
kunnen tot gevaarlijke situaties en beschadigingen aan machine en tractor leiden.
Wanneer de machine van de grond geheven is moet minimaal 20% van het gewicht
van de tractor op de vooras steunen.
Wanneer de machine niet achter de tractor vervoerd wordt mag de machine vastgezet/ gehesen
worden aan de volgende punten: (Fig. 6)
1: Hijspunt voor het ophijsen van de machine.
2: Vastzetpunten gepositioneerd aan beide zijdes van de machine.
Fig. 6
17
9. INGEBRUIKNAME VAN DE MACHINE
9.1. Veiligheid
Voordat de machine gebruikt kan gaan worden, dient men het volgende na te gaan:
1. Zijn er losse objecten aanwezig op het veld? Verwijder deze eerst.
2. Zijn er hellingen? De maximale helling waarop gewerkt mag worden met deze machine is 20
graden. Werk altijd van beneden naar boven.
3. Zitten er kabels/pijpen in de grond? Zo ja, bepaal de diepte hiervan en stel de werkdiepte van de
machine op 60% hiervan in.
4. Zitten er harde objecten in de grond? Zo ja, gebruik de machine op een aangepaste snelheid en
pas de werkdiepte aan.
5. Is er gevaar voor situaties die de aandacht van de bestuurder afleiden? Zo ja, dan kan de
machine NIET gebruikt worden.
6. Is er gevaar voor wegzakken, wegglijden? Zo ja, stel de bewerking uit.
7. Wanneer de bodem bevroren of zeer nat is, stel de werkzaamheden uit totdat de omstandigheden
beter zijn.
8. Maak geen scherpe bochten als de machine op de grond rust.
9.2. Werksnelheid
De maximale werksnelheid van de machine is afhankelijk van de bodemcondities, werkdiepte,
tandwielkast instellingen en het gewenste resultaat.
De maximale werksnelheid is gelimiteerd tot 6 km/h (3.75 mph) Sneller is niet aanbevolen i.v.m.
overmatige slijtage en beschadigingen die kunnen ontstaan aan de machine.
Als harde objecten te verwachten zijn, moet de werksnelheid verlaagd worden.
9.3. Start/Stop procedure
De start procedure is ZEER belangrijk. Als deze procedure niet wordt uitgevoerd als hieronder is
beschreven, kunnen er serieuze beschadigingen aan de machine ontstaan.
De start procedure is als volgt:
1. Controleer de machine goed op loszittende onderdelen en kijk of alle onderdelen goed
functioneren.
Indien er losse onderdelen zijn geconstateerd of onderdelen niet goed werken dan
dienen de problemen eerst verholpen te worden alvorens de machines te gebruiken.
2. Rij naar de plek waar de bewerking moet plaatsvinden.
3. Laat de machine tot net boven de de grond zakken.
4. Zet de tractor motor op ca. 1200 omw/min.
5. Schakel de tractor in de juiste versnelling en rij voorwaarts.
6. Schakel de PTO in.
7. Laat de machine tijdens het voorwaarts rijden, draaiend voorzichtig in de grond zakken.
8. Verhoog het PTO toerental tot de maximaal toelaatbare waarde van 540RPM.
9. Bewerk een stuk grond en beoordeel of de instellingen van de machine het gewenste resultaat
geven.
18
Stoppen geschiedt als volgt:
1. Verlaag het PTO toerental.
2. Ontkoppel de PTO en hef de machine uit de grond.
3. Ga naar de volgende plaats en begin opnieuw als beschreven.
10. TECHNISCHE INFORMATIE
In het algemeen gesproken is de Blecavator 145 / 210 geen gecompliceerde machine. Een aantal
technische items zal worden uitgelegd. Mocht u daarna nog vragen hebben, neemt u dan contact op
met uw dealer, die bereid is u daarin bij te staan.
10.1. Werkdiepte verstelling
De werkdiepte kan worden versteld door de achterrol te verstellen, dit gaat als volgt: (Fig. 7)
Fig. 7
!! Zet de motor en PTO van de tractor uit alvorens uit te stappen!!
!! Zorg ervoor dat de tractor en de machine niet ongecontroleerd kunnen verplaatsen!!
1. Draai eerst de moeren (1) van de spindels (2) een slag los. (Beide kanten van machine)
2. Draai m.b.v. de spindels (2) (Beide kanten van machine) de rol op de gewenste werkdiepte.
3. Draai de moeren (1) van de spindels weer vast.
19
10.2. Uit het midden plaatsen van de achterrol
Indien gewenst kan de achterrol uit het midden geplaatst worden. De rol kan naar links of rechts
geschoven worden om dan het bewerkte gedeelte te overlappen.
Het verstellen gaat als volgt: (Fig. 8)
Fig. 8
!! Zet de motor en PTO van de tractor uit alvorens uit te stappen!!
!! Zorg ervoor dat de tractor en de machine niet ongecontroleerd kunnen verplaatsen!!
1. Draai de twee moeren (1) en de twee bouten (2) een paar slagen los.
2. Verschuif de rol naar de gewenste positie door middels de twee handgrepen (3) de achterrol
gelijktijdig iets te liften.
3. Draai de bouten (2) en moeren (1) weer vast.
10.3. Verstelling van de egalisatiebalk
De egalisatiebalk wordt gebruikt om een mooi vlakke oppervlakte achter te laten na bewerking.
De egalisatiebalk moet op de gewenste hoogte worden afgesteld afhankelijk aan de omstandigheden
en de samenstelling van de grond.
Over het algemeen geldt dat als tijdens het werk een kleine hoeveelheid grond voor de balk blijft
liggen er een mooi egaal eindresultaat ontstaat.
Het verstellen gaat als volgt: (Fig. 9)
20
Fig. 9
!! Zet de motor en PTO van de tractor uit alvorens uit te stappen!!
!! Zorg ervoor dat de tractor en de machine niet ongecontroleerd kunnen verplaatsen!!
1. Draai de spindels (1) aan beide zijdes van de machine todat de juiste instelling is bereikt.
Let op dat de beide zijdes van de machine op dezelfde diepte staan.
21
10.4. Pennenrek
Achter de rotor is een pennenrek gemonteerd die grote oneffenheden als stenen afvangt en de grond
door filtert waardoor er een mooie ondergrond ontstaat om direct in te zaaien.
Afhankelijk van de grondcondities en het gewenste resultaat kan de mate van filtering grover of fijner
gezet worden door het veranderen van de positie en aantal pennen.
De volgende configuraties zijn mogelijk:
Tussenafstand pennen
Conditie
13mm (0.51”)
Zeer droge omstandigheden
19mm (0.75”)
Normale omstandigheden
39mm (1.54”)
Vochtige omstandigheden
51mm (2.01”)
Zeer vochtige omstandigheden of cultiveren
Het verstellen gaat als volgt: (Fig. 10)
Fig. 10
22
!! Zet de motor en PTO van de tractor uit alvorens uit te stappen!!
!! Zorg ervoor dat de tractor en de machine niet ongecontroleerd kunnen verplaatsen!!
1. Draai de moeren (1) van de schermkappen (2) los en verwijder deze.
2. Verplaats de pennen naar de gewenste configuratie.
3. Berg de uitgenomen pennen goed op.
4. Plaats de schermkappen (2) terug en draai de moeren (1) weer vast.
11. OPTIES
11.1. Haakse messen
De machine wordt standaard met messen uitgevoerd die iets onder een hoek staan.
Desgewenst kan de machine ook worden uitgevoerd met optionele haakse messen.
Deze messen zijn wat minder gebogen dan de standaard messen en zorgen voor een minder
woelende werking in de ondergrond.
Zie het onderdeelhandboek voor meer informatie.
Fig. 11
23
12. ONDERHOUD
12.1. Onderhoudsschema
Tijdpad
Controlepunt
Werkzaamheden
Voor elke
ingebruikname
Controleer op loszittende
onderdelen.
Zet de loszittende onderdelen op de juiste
manier vast.
Algemene controle
Koppel de machine aan de tractor en laat
de machine 5 minuten draaien. Kijk en
luister naar vreemde bewegingen en
geluiden.
Controleer op olielekkages en het
oliepeil in de tandwielkast /
zijaandrijving.
Verhelp lekkage en indien nodig gebruik
SAE140 EP(zijaandrijving) / GL-5 80W90
(tandwielkast) om peil aan te vullen.
Veiligheidsstickers
Aanwezigheid en leesbaarheid van
veiligheidsstickers. Vervang deze indien
beschadigd of niet aanwezig.
Loshangende delen rond PTO.
Zet de onderdelen vast zodat ze niet in de
buurt van de PTO kunnen komen.
Na eerste 20 werkuren
(nieuw of gerepareerd)
Smeer PTO, rollagers
Gebruik 2 shots EP 2 smeervet. Zie
Hs.12.3 voor positionering smeerpunten.
Controleer op loszittende
onderdelen.
Zet de loszittende onderdelen op de juiste
manier vast.
Algemene controle
Koppel de machine aan de tractor en laat
de machine 5 minuten draaien. Kijk en
luister naar vreemde bewegingen en
geluiden.
Controleer op olielekkages en het
oliepeil in de tandwielkast /
zijaandrijving.
Verhelp lekkage en indien nodig gebruik
SAE140 EP om peil aan te vullen.
Loshangende delen rond PTO.
Zet de onderdelen vast zodat ze niet in de
buurt van de PTO kunnen komen.
Na eerste 50 werkuren
(nieuw of gerepareerd)
Ververs de olie in de tandwielkast /
zijaandrijving.
Gebruik GL-5 80W90 voor de tandwielkast
3.1L (0.82 gal.), en SAE140 EP voor de
zijaandrijving 2.0L (0.53 gal.)
Na elke 50 werkuren
Smeer PTO, rollagers
Gebruik 2 shots EP 2 smeervet. Zie
Hs.12.3 voor positionering smeerpunten.
Controleer op loszittende
onderdelen.
Zet de loszittende onderdelen op de juiste
manier vast.
Algemene controle
Koppel de machine aan de tractor en laat
de machine 5 minuten draaien. Kijk en
luister naar vreemde bewegingen en
geluiden.
Na elke 500 werkuren
of 1 jaar
Ververs de olie in de tandwielkast
en zijaandrijving.
Gebruik GL-5 80W90 voor de tandwielkast
3.1L (0.82 gal.), en SAE140 EP voor de
zijaandrijving 2.0L (0.53 gal.)
Controleer het vet niveau in het
lagerhuis bij het ophangpunt van
de rotor.
Gebruik NLGI3 grade vet.
Vul het huis tot maximaal 30-40% van het
volume van het huis ±40ml (1.35 oz.)
24
12.2. Reinigen
Wanneer een hogedrukreiniger wordt gebruikt om de machine te reinigen neem de volgende regels in
acht:
Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen die de machine kunnen aantasten.
Maximale waterdruk: 70 Bar (1015 PSI)
Maximale watertemperatuur: 5C (122°F)
Richt de straal van de hogedrukspuit niet direct op lagers, oliekeerringen, smeerpunten en
stickers.
Houdt een minimale afstand van 0.5m (1.6 ft) tussen de kop van de hogedrukreiniger en het te
reinigen oppervlak.
Smeer de lagerpunten door na de reiniging van de machine.
12.3. Smeerpunten
Om een goede werking van de machine te garanderen dienen alle smeerpunten aan weerszijden van
de machine periodiek gesmeerd te worden. Uitgezonderd het lagerhuis van de rotor ophangpunt. (Fig.
12) Smeer de punten volgens het onderhoudsschema. (Hs.12.1)
Fig. 12
25
12.4. Vervangen olie aandrijving.
De olie in de zijaandrijving en de tandwielkast dienen periodiek vervangen te worden.
Het vervangen gaat als volgt:
Fig. 13
Zij-aandrijving: (Fig. 13)
1. Verwijder de beschermingskap (1) onder de zijaandrijving.
2. Laat de machine enkele minuten boven de grond draaien zodat de olie warm wordt.
3. Stop de machine en laat hem op de ondergrond zakken en zet de machine parallel ten
opzichte van de ondergrond.
!! Zet de motor en PTO van de tractor uit alvorens uit te stappen !!
!! Zorg ervoor dat de tractor en de machine niet ongecontroleerd kunnen verplaatsen !!
!! Kruip nooit onder de machine !!
4. Plaats een opvangbak voor olie met voldoende inhoud (groter dan 2.0L (0.53 gal.)) onder plug
(2).
!! Pas op de olie kan heet zijn en schadelijk voor de huid !!
5. Verwijder de onderste plug (2) en laat de olie in de opvangbak lopen.
6. Controleer de vervuiling van de olie. Staaldeeltjes kunnen een indicatie zijn van een probleem
in de zij-aandrijving.
26
!! Afgewerkte olie/vet is schadelijk voor het milieu; voer deze af volgens de ter plaatse
geldende voorschriften !!
7. Monteer plug (2) en beschermingskap (1) op de machine.
8. Verwijder ontluchter (4).
9. Vul de zijaandrijving met olie SAE 140 EP ±2.0L (0.53 gal) via de opening van de ontluchter
(4).
10. Controleer het olieniveau door plug (3) te verwijderen. Het niveau hoort gelijk te staan met de
opening van de plug. (3)
11. Monteer de plug (3) en ontluchter (4).
Fig. 14
Tandwielkast: (Fig. 14)
1. Laat de machine enkele minuten boven de grond draaien zodat de olie warm wordt.
2. Stop de machine en laat hem op de ondergrond zakken en zet de machine parallel ten
opzichte van de ondergrond.
!! Zet de motor en PTO van de tractor uit alvorens uit te stappen !!
!! Zorg ervoor dat de tractor en de machine niet ongecontroleerd kunnen verplaatsen !!
!! Kruip nooit onder de machine !!
1. Verwijder de ontluchter (1)
!! Pas op de olie kan heet zijn en schadelijk voor de huid !!
2. Zuig de tandwielkast leeg met behulp van een oliepomp of als alternatief plaats een
opvangbak voor olie met voldoende inhoud (meer dan 3.55L (0.94 gal.)) onder plug (2) en
verwijder de ontluchter (1).
3. Controleer de vervuiling van de olie. Staaldeeltjes kunnen een indicatie zijn van een probleem
in de zij-aandrijving.
27
!! Afgewerkte olie/vet is schadelijk voor het milieu; voer deze af volgens de ter plaatse
geldende voorschriften !!
4. Monteer plug (2).
5. Vul de tandwielkast met olie GL-5 80W90 ±3.4L (0.90 gal) voor Blecavator 145 en ±3.55L
(0.94 gal) voor Blecavator 210 via de opening van de ontluchter (1).
6. Monteer de ontluchter (1).
12.5. Vetniveau lagerhuis rotor controleren.
Het vetniveau in het lagerhuis van de rotor dient periodiek gecontroleerd te worden.
De controle gaat als volgt: (Fig. 15)
Fig. 15
!! Zet de motor en PTO van de tractor uit alvorens uit te stappen !!
!! Zorg ervoor dat de tractor en de machine niet ongecontroleerd kunnen verplaatsen !!
!! Kruip nooit onder de machine !!
1. Zorg er voor dat de machine en de rotor stabiel op de grond staan en vul het frame uit met
houten klossen (2).
!! Het uitvullen is noodzakelijk om te voorkomen dat het frame wegzakt door de demontage van
de beschermkap (1) !!
2. Verwijder de beschermingskap (1).
3. Controleer het niveau en de kwaliteit van het vet en vervang indien nodig.
Gebruik NLGI grade 3 smeervet en vul het compartiment niet meer dan 30 tot 40 procent.
!! Afgewerkte olie/vet is schadelijk voor het milieu; voer deze af volgens de ter plaatse
geldende voorschriften !!
4. Seal de beschermingskap (1) en plaats deze terug.
Gebruik een zuurvrije siliconen sealant als Loctite 5970.
28
12.6. Vervangen van de messen.
Om de messen te vervangen of andere messen te monteren ga als volgt te werk: (Fig. 16)
Fig. 16
1. Koppel de machine van de tractor als beschreven in hoofdstuk 7.2.
2. Hef de machine aan de voorkant omhoog en ondersteun de machine.
!! Zorg ervoor dat de machine niet ongecontroleerd kan verplaatsen !!
!! Kruip nooit onder de machine !!
3. Verwijder de bouten/moeren (1) en de messen die vervangen moeten worden.
4. Plaats de nieuwe messen met de scherpe kant naar voren gericht en monteer deze met de
bouten/moeren (1).
Plaats de messen in een spiraalvorm om de rotor heen!
5. Hef de machine omhoog, verwijder de ondersteuning en laat de machine rustig op de
ondergrond zakken.
29
13. PROBLEEMANALYSE
Probleem
Mogelijke Oorzaak
Oplossing
Machine vibreert.
- Obstakel tussen de messen.
- Hoeken kruizen PTO verschillend.
- Messen niet spiraalvormig
gemonteerd.
- Verkeerde messen of messen
onjuist gemonteerd zodat de botte
kant de grond eerst raakt.
- Versleten of gebroken messen.
- Rotor is krom.
- Slijtage in de aandrijving.
- Verwijder het obstakel.
- Verdraai de topstang tot een
acceptabele hoek.
- Monteer de messen spiraalvormig.
- Vervang messen of monteer met
scherpe kant naar voren gericht.
- Vervang de messen.
- Richt of vervang de rotor.
- Controleer de aandrijving.
Werkdiepte wordt
niet bereikt.
- Achterrol niet goed afgesteld.
- Ondergrond te hard.
- Rijsnelheid te hoog.
- Stel de achterrol correct af.
- Verlaag de rijsnelheid, zet de
tandwielkast in een lagere stand of rij
meer passes.
- Verlaag de rijsnelheid.
Te fijne bewerking
van de grond.
- Rijsnelheid te laag.
- Ondergrond te droog.
- Egalisatiebalk te laag afgesteld.
- Pennenrek te fijn afgesteld.
- Verhoog de rijsnelheid.
- Wacht op betere omstandigheden.
- Stel de egalisatiebalk hoger af.
- Stel het pennenrek grover af.
Te grove bewerking
van de grond.
- Rijsnelheid te hoog.
- Ondergrond te nat.
- Egalisatiebalk te hoog afgesteld.
- Pennenrek te grof afgesteld.
- Verlaag de rijsnelheid.
- Wacht op betere omstandigheden.
- Stel de egalisatiebalk hoger af.
- Stel het pennenrek fijner af.
Rotor geblokkeerd
- Ondergrond te nat.
- Obstakel tussen de messen.
- Egalisatiebalk te laag.
- Rotorsnelheid te laag.
- Rijsnelheid te hoog.
- Te veel begroeiing.
- Wacht op betere omstandigheden.
- Verwijder het obstakel.
- Verstel de egalisatiebalk.
- Zet de tandwielkast in een hogere
stand.
- Verlaag de rijsnelheid
- Maai de begroeiing.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29

Redexim Blecavator 210 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor