IFM OY116S Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

11510701 / 00 01 / 2023
Originele bedieningsinstructies
Optische veiligheidssensoren
(veiligheidslichtscherm / inloopbeveiliging)
Breedte beveiligd gebied (bereik) 0...12 m
OY
NLNL
2
Inhoudsopgave
1 Opmerking ...........................................................................................................4
1.1 Gebruikte symbolen .......................................................................................4
1.2 Gebruikte waarschuwingstekens ................................................................... 4
2 Veiligheidsinstructies ...........................................................................................5
2.1 Veiligheidsgerelateerde eisen met betrekking tot de toepassing ...................6
3 Meegeleverde items ............................................................................................7
4 Functies en kenmerken .......................................................................................7
5 Werking ................................................................................................................8
6 Installatie..............................................................................................................9
6.1 Installatie-instructies ......................................................................................9
6.2 Berekening van de minimum veiligheidsafstand .........................................10
6.3 Verticale installatie van de veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen ...12
6.3.1 Resoluties van de veiligheidslichtschermen 30 mm en 40 mm .........12
6.3.2 Veiligheidslichtscherm-resoluties van 50 mm en 90 mm,
inloopbeveiligingen 2, 3 en 4 stralen ............................................................13
6.4 Horizontale installatie van de veiligheidslichtschermen ...............................14
6.5 Bevestiging en optische uitlijning .................................................................14
6.5.1 Optische uitlijning ...............................................................................15
6.6 Afstand tot reflecterende oppervlakken .......................................................16
6.7 Meervoudige systemen ...............................................................................18
6.8 Gebruik van hoekspiegels ...........................................................................19
7 Elektrische aansluiting .......................................................................................20
7.1 Bedradingsschema zender .......................................................................... 20
7.1.1 Configuratie breedte beveiligd gebied (bereik) ...................................21
7.2 Bedradingsschema ontvanger ..................................................................... 21
8 Bedrijfsmodi .......................................................................................................22
8.1 Automatisch bedrijf ......................................................................................23
8.2 Handmatig bedrijf ........................................................................................23
8.3 Aansluiting van externe contactgevers K1 en K2 .......................................24
8.4 Testfunctie ....................................................................................................24
8.4.1 Interne testfunctie ...............................................................................24
9 Bedienings- en weergave-elementen ................................................................25
3
NL
9.1 LED-toestanden ...........................................................................................25
10 Bedrijf...............................................................................................................26
10.1 Schakeltoestand van de uitgangen ...........................................................26
10.1.1 De veilige toestand ...........................................................................26
10.1.2 De geschakelde toestand .................................................................26
10.1.3 Interfaceclassificatie .........................................................................27
10.2 Werkingstest van de veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen...........27
11 Maatschets .......................................................................................................28
11.1 veiligheidslichtscherm ................................................................................28
11.2 inloopbeveiliging ........................................................................................29
12 Technische gegevens ......................................................................................30
12.1 Veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen type 2 ................................. 30
12.1.1 Veiligheidslichtschermen: resolutie 30 mm .......................................31
12.1.2 Veiligheidslichtschermen: resolutie 40 mm .......................................31
12.1.3 Veiligheidslichtschermen: resolutie 50 mm .......................................32
12.1.4 Veiligheidslichtschermen: resolutie 90 mm .......................................32
12.1.5 Inloopbeveiligingen 2, 3 en 4 stralen ................................................33
12.2 Veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen type 4 ................................. 34
12.2.1 Veiligheidslichtschermen: resolutie 30 mm .......................................35
12.2.2 Veiligheidslichtschermen: resolutie 40 mm .......................................35
12.2.3 Veiligheidslichtschermen: resolutie 50 mm .......................................36
12.2.4 Veiligheidslichtschermen: resolutie 90 mm .......................................36
12.2.5 Inloopbeveiligingen 2, 3 en 4 stralen ................................................37
13 Problemen oplossen ........................................................................................37
13.1 Storingsdiagnose zender ........................................................................... 37
13.2 Storingsdiagnose ontvanger ...................................................................... 38
14 Onderhoud, reparatie en afvoer.......................................................................39
15 Begrippen en afkortingen.................................................................................40
16 Aanhangsel ......................................................................................................41
16.1 Controlelijst ................................................................................................41
4
1 Opmerking
De instructies zijn onderdeel van het apparaat. Ze zijn bedoeld
voor geautoriseerde personen, te gebruiken volgens de EMC- en
laagspanningsrichtlijnen en veiligheidsvoorschriften.De instructies bevatten
informatie over de juiste omgang met het product.Lees de instructies voor gebruik
zodat u vertrouwd bent met de gebruiksomstandigheden, installatie en werking.
Volg de veiligheidsinstructies op.
1.1 Gebruikte symbolen
Instructie
> Reactie, resultaat
[…] Benaming van drukknoppen, knoppen of controlelampen
Kruisverwijzing
Belangrijke opmerking:Veronachtzaming kan leiden tot defecten en
storingen.
Informatie
Aanvullende opmerking.
Toegangsbewaking handbeveiliging
Toegangsbewaking lichamen of lichaamsdelen
Primaire bewaking lichamen of lichaamsdelen
Toegangsbewaking lichaamsbeveiliging
1.2 Gebruikte waarschuwingstekens
WAARSCHUWING
Waarschuwing voor ernstig lichamelijk letsel.
Kan resulteren in fataal of ernstig onherstelbaar letsel.
5
NL
2 Veiligheidsinstructies
Volg de bedieningsinstructies.
In het geval van veronachtzaming van opmerkingen of normen, met name bij
manipulatie en/of aanpassing van het apparaat is elke aansprakelijkheid of
garantie uitgesloten.
Het apparaat moet worden geïnstalleerd, aangesloten en in bedrijf
worden gesteld door een gekwalificeerde elektromonteur, getraind in
beveiligingstechnologie.
De toepasselijke technische normen voor de betreffende toepassing moeten
worden opgevolgd.
Voor de installatie moeten de normen EN 60204 en ISO 13855 in acht worden
genomen.
In het geval van een defect aan het apparaat neemt u contact op met de
fabrikant. Manipulatie aan het apparaat is niet toegestaan.
Koppel het apparaat extern los voordat u het hanteert. Koppel alle
relaislaststroomkringen die onder spanning staan, afzonderlijk los.
Nadat het is ingesteld, moet het systeem een complete werkingscontrole
ondergaan.
Gebruik het apparaat alleen onder de opgegeven gebruiksomstandigheden (→
12 Technische gegevens). In het geval van speciale gebruiksomstandigheden
neemt u contact op met de fabrikant.
In het geval van vragen omtrent de veiligheid neemt u zo nodig contact op met
een veiligheidsexpert die voor uw land verantwoordelijk is.
WAARSCHUWING
In het geval van een onjuiste omgang met het product, kan de veiligheid en
fysieke integriteit van operators en machines niet worden gegarandeerd.
Kan resulteren in fataal of ernstig onherstelbaar letsel.
Volg alle opmerkingen over installatie en omgang op in deze instructies.
De optische veiligheidssensoren mogen uitsluitend worden gebruikt onder
de opgegeven gebruiksomstandigheden en in overeenstemming met het
hieronder voorgeschreven gebruik.
6
2.1 Veiligheidsgerelateerde eisen met betrekking tot de toe-
passing
Er moet worden nagegaan of de veiligheidseisen van de betreffende toepassing
overeenkomen met de eisen die vermeld staan in deze instructies.
Neem de volgende voorwaarden in acht:
Houd u aan de opgegeven gebruiksomstandigheden (→ 12 Technische
gegevens). Het gebruik van optische veiligheidssensoren in de buurt van
chemisch of biologisch actieve media evenals ioniserende straling is verboden.
Voor toepassingen in de levensmiddelenindustrie neemt u contact op
met uw ifm-vestiging om te controleren of de materialen van de optische
veiligheidssensoren geschikt zijn voor de gebruikte chemicaliën.
Houd u aan het werkingsprincipe van verbreekcontacten voor alle externe
veiligheidscircuits die verbonden zijn met het systeem.
Wanneer de optische veiligheidssensoren overschakelen naar een toestand die
als veilig is gedefinieerd, moeten maatregelen worden getroffen om de veilige
toestand te behouden wanneer de installatie het bedrijf hervat.
Vervang beschadigde apparaten.
De beschermende werking van de optische veiligheidssensoren is alleen
gegarandeerd onder de volgende voorwaarden:
De machineregeling kan elektrisch worden geregeld en de gevaarlijke
machinebeweging kan onmiddellijk worden gestopt op elk gewenst moment
van de bedrijfscyclus.
Er is geen gevaar voor de machineoperators als gevolg van het uitwerpen van
materialen of machineonderdelen.
De gevarenzone is alleen toegankelijk via het beveiligde gebied.
7
NL
3 Meegeleverde items
2 optische veiligheidssensoren (1 zender en 1 ontvanger)
voor een totale lengte van 1263 mm: 4 montagesteunen, 4 sleufmoeren met
M5-draad en geschikte moeren
startprofiel met een totale lengte van 1263 mm: 6 montagesteunen, 6
sleufmoeren met M5-draad en geschikte moeren
1 exemplaar van de bedieningsinstructies voor optische veiligheidssensoren,
referentienr. 704555.
Wanneer een van de bovenstaande onderdelen ontbreekt of beschadigd is, neemt
u contact op met een van de ifm-vestigingen.
4 Functies en kenmerken
zender (T) ontvanger (R)
P = beveiligd gebied; I = breedte beveiligd gebied (bereik) H = hoogte beveiligd gebied
De OY veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen zijn optische
veiligheidsapparaten met meerdere stralen conform IEC 61496 en bestaan uit een
zender en een ontvanger.
8
5 Werking
Het beveiligde gebied (P) wordt gecreëerd tussen de zender en de ontvanger en
wordt bepaald door de hoogte beveiligd gebied (H) en de breedte beveiligd gebied
(bereik) (I).
De hoogte beveiligd gebied is de hoogte die beschermd wordt door het
veiligheidslichtscherm/de inloopbeveiliging. Dat wordt bepaald door het
ontwerp (→ 12 Technische gegevens).Wanneer de veiligheidslichtschermen/
inloopbeveiligingen horizontaal worden geïnstalleerd, geeft deze waarde de diepte
van het beveiligde gebied aan.
De breedte beveiligd gebied (bereik) is de maximale afstand tussen zender en
ontvanger (→ 12 Technische gegevens).
Wanneer het beveiligde gebied vrij is, zijn de twee uitgangen (OSSD's) van de
ontvanger actief.
Wanneer een object (O) met een diameter van meer dan of gelijk aan de resolutie
(d) in het beveiligde gebied beweegt, worden de uitgangen uitgeschakeld.
De resolutie (d) (detectiecapaciteit) van het veiligheidslichtscherm/de
inloopbeveiliging hangt af van de lensdiameter (B) en de lensafstand (c) en blijft
onder alle toepassingsomstandigheden constant.
zender (T) ontvanger (R)
O = object
C = lensafstand
B = lensdiameter
d = resolutie
Om er zeker van te zijn dat een object (O) betrouwbaar wordt gedetecteerd
in het beveiligde gebied moeten de afmetingen van het object (O) tenminste
even groot zijn als de resolutie (d).
9
NL
6 Installatie
6.1 Installatie-instructies
Aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan, voordat de optische
veiligheidssensoren mogen worden geïnstalleerd:
De beveiligingsklasse van de contactloos werkende veiligheidsvoorzieningen
(ESPE) moet overeenkomen met de risicobeoordeling van het te bewaken
apparaat.
Het beveiligingssysteem biedt een beveiligingsfunctie en is niet nodig voor de
werking/bediening van een machine.
Het moet elke gevaarlijke beweging van de machine onmiddellijk stoppen. In
dat opzicht moet de uitschakelvertraging van de machine worden bepaald.
Het te detecteren object moet groter dan of even groot zijn als de resolutie van
de optische veiligheidssensor.
Installeer de optische veiligheidssensoren dusdanig dat de gevarenzone
alleen via het beveiligde gebied toegankelijk is. Afhankelijk van de
toepassing zijn wellicht andere, mechanische beveiligingsvoorzieningen
noodzakelijk.
De gebruiksomstandigheden bij de montagelocatie mogen niet van invloed zijn op
de werking van de optische veiligheidssensoren. Let met name op het volgende:
De zender en de ontvanger mogen niet worden beïnvloed door felle
lichtbronnen (verlichting, zonlicht enz.).
De bedrijfstemperatuur moet binnen het opgegeven bereik liggen (→ 12
Technische gegevens).
Het beslaan van de lenzen als gevolg van grotere temperatuurschommelingen
kan de werking van de optische veiligheidssensoren beïnvloeden. Neem de
juiste maatregelen om dat te voorkomen.
Bepaalde gebruiksomstandigheden kunnen de werking van de optische
veiligheidssensoren beïnvloeden. Voor montagelocaties waar zich mist, regen,
rook of stof kan vormen, wordt geadviseerd de juiste maatregelen te treffen.
De richtlijn ISO 13855 moet worden nagekomen.
10
Raadpleeg de volgende afbeeldingen voor de correcte installatie van de
optische veiligheidssensoren.
Correcte installatie
Verkeerde installatie
6.2 Berekening van de minimum veiligheidsafstand
Er moet een minimum veiligheidsafstand zijn tussen de optische veiligheidssensor
en het gevarenpunt. Deze afstand dient ervoor te zorgen dat het gevarenpunt niet
bereikbaar is voordat de gevaarlijke toestand van de machine is gestopt.
11
NL
Installeer de optische veiligheidssensor op een
afstand die groter is dan of gelijk is aan de minimum
veiligheidsafstand (S), zodat de gevarenzone (A)
alleen toegankelijk is na volledige stilstand van de
gevaarlijke machinebeweging.
Conform de Europese norm ISO 13855 moet de
volgende formule worden gebruikt voor het berekenen
van de minimum veiligheidsafstand (S):
S = K (t1 + t2) + C
C = 8 (d - 14)
A = gevarenzone
H = hoogte beveiligd gebied
S = min. veiligheidsafstand
C = extra afstand
S
Minimum veiligheidsafstand mm
K
Benaderingssnelheid van het object naar de gevarenzone mm/s
t1
Totale reactietijd van de beschermende apparatuur van activering tot
uitschakeling
s
t2
Totale reactietijd van de machine, van het stopsignaal tot de uitschakeling of
tot de overschakeling naar een toestand die als veilig wordt beschouwd
s
C
Extra afstand mm
d
Resolutie (detectiecapaciteit) mm
Wordt de minimum veiligheidsafstand niet aangehouden, kan dat resulteren
in beperkingen of verlies van de beveiligingsfunctie.
Toepassingsvoorbeeld:
A = gevarenzone
S = min. veiligheidsafstand
12
6.3 Verticale installatie van de veiligheidslichtschermen/inloopbe-
veiligingen
6.3.1 Resoluties van de veiligheidslichtschermen 30 mm en 40 mm
Deze ontwerpen zijn geschikt voor toegangsbewaking van handen
(handbeveiliging).
Ze mogen niet worden gebruikt voor vingerbeveiliging!
De minimum veiligheidsafstand (S) wordt bepaald aan de
hand van de volgende formule:
S = 2000 (t1 + t2) + 8 (d - 14)
Deze formule wordt toegepast op minimum
veiligheidsafstanden (S) tussen 100 en 500 mm. Wanneer
de berekening aantoont dat S groter is dan 500 mm, kan
de afstand met behulp van de volgende formule worden
verlaagd tot een minimumwaarde van 500 mm:
S = 1600 (t1 + t2) + 8 (d - 14)
A = gevarenzone
H = hoogte
S = min. veiligheidsafstand
G = referentieniveau
Wanneer als gevolg van de speciale configuratie van de machine de
gevarenzone van bovenaf toegankelijk is, moet de hoogste lichtstraal van het
veiligheidslichtscherm zich op een hoogte (H) (gemeten vanaf het referentieniveau
(G)) bevinden, waarvan de waarde is bepaald op basis van de specificaties in ISO
13855.
13
NL
6.3.2 Veiligheidslichtscherm-resoluties van 50 mm en 90 mm,
inloopbeveiligingen 2, 3 en 4 stralen
Deze versies zijn geschikt voor toegangsbewaking voor lichamen en
lichaamsdelen.
Ze mogen niet worden gebruikt voor vinger- of handbeveiliging!
De minimum veiligheidsafstand (S) wordt bepaald aan de
hand van de volgende formule:
S = 1600 (t1 + t2) + 850
De hoogte (H1) van de bovenste lichtstraal gemeten vanaf
het referentieniveau (G) mag niet kleiner zijn dan 900
mm terwijl de hoogte (H2) van de onderste lichtstraal niet
groter mag zijn dan 300 mm (ISO 13855).


A = gevarenzone
Hx = hoogte
S = min. veiligheidsafstand
G = referentieniveau
14
6.4 Horizontale installatie van de veiligheidslichtschermen
Deze versies zijn geschikt voor primaire bewaking van lichamen of
lichaamsdelen.
Bij de horizontale installatie moet worden opgemerkt dat de afstand tussen
de buitenste grens van de gevarenzone (A) en de buitenste lichtstraal van het
veiligheidslichtscherm groter of gelijk moet zijn aan de minimum veiligheidsafstand
(S). Het wordt als volgt berekend:
S = 1600 (t1 + t2) + 1200 – 0,4 H
H is de hoogte van het beveiligde gebied gemeten vanaf
het referentieniveau (G) van de machine;
H = 15 (d - 50)
In dit voorbeeld geldt het volgende: H < 1 m (vlg. ISO
13855).
A = gevarenzone
H = hoogte
S = min. veiligheidsafstand
G = referentieniveau
6.5 Bevestiging en optische uitlijning
De correcte uitlijning van de zender en de ontvanger is doorslaggevend
voor de juiste werking van de optische veiligheidssensoren.
15
NL
Installeer de zender en de ontvanger met behulp van de meegeleverde
bevestigingsaccessoires, zodat ze exact recht tegenover elkaar staan.
Lijn de zender en de ontvanger dusdanig uit dat ze evenwijdig zijn op dezelfde
hoogte en de stekkers in dezelfde richting wijzen.
Wanneer rekening moet worden gehouden met trillingen bij de
toepassingen, adviseren wij het gebruik van trillingsdempers (leverbaar als
accessoire).
Verstelbare beugels kunnen worden gebruikt om de optische uitlijning te
vergemakkelijken (leverbaar als accessoires).
6.5.1 Optische uitlijning
T R T R T R T T
T = zender; R = ontvanger
De controle-LED's van de ontvanger helpen bij de correcte uitlijning van de
optische veiligheidssensoren.
Lijn de zender dusdanig uit dat de groene LED van de ontvanger gaat branden.
Zet de zender en de ontvanger vast.
16
6.6 Afstand tot reflecterende oppervlakken
Reflecterende oppervlakken dicht bij de optische veiligheidssensoren
kunnen de beveiligingsfunctie van het systeem belemmeren.
De minimumafstand (D) is afhankelijk van de breedte beveiligd gebied (I) waarbij
rekening wordt gehouden met de projectie- en invalshoeken.
De minimumafstand (D) tussen de reflecterende oppervlakken en
het beveiligde gebied (P) moet in acht worden genomen. Wordt dit
veronachtzaamd, kan een te detecteren object niet worden gedetecteerd.
In het geval van een onjuiste omgang met het product, kan de veiligheid en
fysieke integriteit van operators en machines niet worden gegarandeerd.
zender (T) ontvanger (R)
D = minimumafstand; I = breedte beveiligd gebied (bereik); P = beveiligd gebied
Na installatie een test uitvoeren met opzettelijke onderbreking van het
beveiligde gebied (P) om na te gaan of reflecterende oppervlakken de werking
van de optische veiligheidssensoren beïnvloeden.
17
NL
Minimumafstand tot de reflecterende oppervlakken
Veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen type 2










      

D = minimumafstand in [mm]; I = breedte beveiligd gebied (bereik) [m]
Veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen type 4










      

D = minimumafstand in [mm]; I = breedte beveiligd gebied (bereik) [m]
18
6.7 Meervoudige systemen
Het gebruik van meerdere veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen kan
resulteren in een storing en de beschermende werking uitschakelen.
De veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen moeten dusdanig worden
geïnstalleerd dat de straal die door de zender van een systeem wordt verzonden,
alleen door de bijbehorende ontvanger kan worden gedetecteerd.
De volgende belangrijke regels voor de installatie moet in acht worden genomen,
om onderlinge storingen van verschillende systemen te voorkomen:
Opstelling A Opstelling B
R1 T1 T2 R2 T1 R1
Mogelijke opstellingen:
A: Positie van beide zenders
naast elkaar
B: Positie van zender 1 en
ontvanger 2 boven elkaar
C: Combinatie in “L”-vorm
Opstelling C
R1
R2 T2
T2 T = zender; R = ontvanger
19
NL
6.8 Gebruik van hoekspiegels
Om gevarenzones met toegang vanaf verschillende zijden te beveiligen en te
bewaken, kunnen een of meerdere spiegels worden gebruikt (leverbaar als
accessoire). Met behulp van de spiegels kan de door de zender uitgestraalde
lichtstraal naar verschillende toegangszijden worden verzonden.
Voor een reflectiehoek van 90 moeten de spiegels worden opgesteld onder een
hoek van 45.
In de onderstaande afbeelding wordt een toepassing getoond waar een U-vormige
toegangsbewaking is gerealiseerd met twee spiegels.
ontvanger (R) zender (T)



A = gevarenzone
M = hoekspiegel
S = min. veiligheidsafstand
Dx = lengte van een zijde
Installeer de spiegels dusdanig dat de minimum veiligheidsafstand (S) voor
elke zijde van de gevarenzone worden aangehouden.
Tijdens de installatie dient u ervoor te zorgen dat het reflecterende gebied vlak
is en het veiligheidsapparaat niet beïnvloed wordt door trillingen.
Het bereik is de som van de lengten van alle zijden (D1 + D2 + D3) van
de toegang tot het beveiligde gebied. Het maximumbereik van de optische
veiligheidssensoren neemt bij elke spiegel af met 15%.
Gebruik maximaal drie spiegels.
20
7 Elektrische aansluiting
Verbreek de spanning. Koppel tevens alle onafhankelijk gevoede
relaislaststroomcircuits los.
De nominale spanning is 24 V DC. De spanning mag variëren tussen 19,2
V en 28,8 V.
Bij een enkele storing mag de voedingsspanning niet groter worden dan
maximaal 28,8 V DC. Daarom is een veilige scheiding tussen de voeding en
de transformator noodzakelijk.
Om een functionele betrouwbaarheid te kunnen garanderen, moet een
uitgangscapaciteit van minimaal 2000 µF / A worden gegarandeerd wanneer
een voeding met een diodebrug wordt gebruikt.
Sluit de apparaten aan volgens de onderstaande tabel:
7.1 Bedradingsschema zender
Penindeling Pen Naam Type Beschrijving
4
2 1
3
5
1 L+ (24 V DC)
Ingang
Bedrijfsspanning
2 Bereik 0 Configuratie breedte beveiligd
gebied
3 L- (0 V DC) Bedrijfsspanning
4 Bereik 1 Configuratie breedte beveiligd
gebied
5 FE Functionele aarding
Voor informatie over beschikbare ingangen/aansluitstekkers, zie:
www.ifm.com → Producten → Accessoires
De breedte beveiligd gebied (bereik) die moet worden gebruikt, wordt
geconfigureerd via bereik 0 en bereik 1.
21
NL
7.1.1 Configuratie breedte beveiligd gebied (bereik)
Bereik 0 Bereik 1 Beschrijving
24 V 0 V Selectie bereik lage lichtsterkte (0...4 m)
0 V 24 V Selectie bereik hoge lichtsterkte (3...12 m)
0 V 0 V Zender in testfunctie (→ 8.4 Testfunctie)
24 V 24 V Werkt niet, configuratiefout
Voor de juiste werking van de veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen
moeten pen 2 en pen 4 van de zender worden verbonden conform de
aanwijzingen in de bovenstaande tabel.
7.2 Bedradingsschema ontvanger
Penindeling Pen Naam Type Beschrijving
6
2
1
4
5
7
3
8
1 OSSD1 Uitgang Statische veiligheidsuitgang 1
2 24 V DC Bedrijfsspanning 24 V DC
3 OSSD2 Uitgang Statische veiligheidsuitgang 2
4 K1_K2 /herstart Ingang Extern feedbackcontact
5 SEL_A Ingang Bedrijfsmodus
Veiligheidslichtschermen/
Inloopbeveiligingen
6 SEL_B Ingang
7 0 V DC Bedrijfsspanning 0 V DC
8 FE Functionele aarding
Voor informatie over beschikbare ingangen/aansluitstekkers, zie:
www.ifm.com → Producten → Accessoires
Opmerking: Leg de kabels van de optische veiligheidssensoren gescheiden
aan van storingsbronnen zoals hoog vermogen kabels.
Sluit de zender en de ontvanger aan op de functionele aarding.
22
8 Bedrijfsmodi
De verschillende bedrijfsmodi van de veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen
van de OY-serie kunnen worden ingesteld via de betreffende aansluitingen op de
8-polige stekker van de ontvanger.
Bedrijfsmodi Aansluitingen
pen 4 pen 5 pen 6
AAutomatisch K1_K2 /herstart
Verbonden met:
L+ (24 V DC)
SEL_A
Verbonden
met:
L+ (24 V DC)
SEL_B
Verbonden
met:
L- (0 V DC)
6
4
8
5
L+
L
BAutomatisch met bewaking
K1_K2
K1_K2 /herstart
Verbonden met:
L+ (24 V DC) (via
verbreekcontacten
van K1_K2)
SEL_A
Verbonden
met:
L+ (24 V DC)
SEL_B
Verbonden
met:
L- (0 V DC)
6
4
8
5
L+
L
CHandmatig K1_K2 /herstart
Verbonden met:
L+ (24 V DC) (via
startknop)
SEL_A
Verbonden
met:
L- (0 V DC)
SEL_B
Verbonden
met:
L+ (24 V DC)
5
4
8
6
L+
L
DHandmatig met bewaking K1_K2 K1_K2 /herstart
Verbonden met:
L+ (24 V DC)
(via startknop en
verbreekcontacten
van K1_K2)
SEL_A
Verbonden
met:
L- (0 V DC)
SEL_B
Verbonden
met:
L+ (24 V DC)
5
4
8
6
L+
L
1: K1
2: K2
3: Herstart
23
NL
8.1 Automatisch bedrijf
Wanneer de veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen in de automatische
modus worden gebruikt, is een bewaakte start niet mogelijk.
De veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen worden weer automatisch
ingeschakeld als het beveiligde gebied vrij is, de uitgangen (OSSD's) zijn
geactiveerd.
Controleer of dit compatibel is met uw machine.
In de automatische modus volgen de uitgangen OSSD1 en OSSD2 de status van
de veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen:
Beveiligd gebied vrij Uitgangen = actief, logische “1”
Beveiligd gebied onderbroken Uitgangen = uitgeschakeld, logische “0”
8.2 Handmatig bedrijf
Bedrijf in de handmatige modus (start/herstart vergrendeling geactiveerd) is altijd
noodzakelijk wanneer de doorgang naar een gevarenzone moet worden bewaakt
(personen kunnen aanwezig zijn in de gevarenzone na toegang tot het beveiligde
gebied zonder gedetecteerd te zijn).
De start/herstart-knop moet zich buiten de gevarenzone bevinden. Die moet
dusdanig worden geïnstalleerd dat de gevarenzone en de toegang goed zichtbaar
zijn. De bediening van de start/herstart-knop mag niet mogelijk zijn vanuit de
gevarenzone.
In handmatig bedrijf voldoen de veiligheidslichtschermen/
inloopbeveiligingen aan de werking als inschakelapparaat conform IEC
61496. Wordt niet aan deze norm voldaan, kan dat een gevaar voor
personen opleveren.
De veiligheidsuitgangen OSSD1 en OSSD2 worden ingeschakeld wanneer
het beveiligde gebied vrij is en het herstartcommando wordt gegeven via een
startknop of via een desbetreffende puls op ingang K1_K2/herstart pen 4.
Wanneer veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen door een persoon of een
object worden geactiveerd, moet er een herstartcommando (24 V op pen 4)
worden gegeven. Pulsduur > 100 ms.
24
8.3 Aansluiting van externe contactgevers K1 en K2
Externe contactgevers kunnen in de automatische of handmatige bedrijfsmodus
worden geïntegreerd. De contactgevers moeten in serie worden aangesloten
tussen de voedingsspanning en pen 4 van de ontvanger (→ 8 Bedrijfsmodi / tabel,
afb. B ).
Bij handmatige functie moet tevens een startknop in serie worden geschakeld (
8 Bedrijfsmodi / tabel, afb. D).
8.4 Testfunctie
Voor de testfunctie kunnen de optische veiligheidssensoren bijv. worden getest
door een procesregelsysteem of een regelmodule (→ 7.1 Tabel Configuratie
breedte beveiligd gebied).
De testpuls onderbreekt de lichtstraal vanuit de zender en via de uitgang wordt
een 0-signaal verzonden (→ 10.1 Schakeltoestanden van de uitgang).
De minimumduur van het testcommando is 4 ms.
8.4.1 Interne testfunctie
Veiligheidslichtschermen/Inloopbeveiligingen van het type 2 hebben een
automatische interne testfunctie om storingen te detecteren. Een interne test
wordt uitgevoerd in intervallen van ≤ 5 s en bij elke verandering van “beveiligd
gebied onderbroken” naar “beveiligd gebied vrij”.
Veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen van het type 4 voeren continu
interne tests uit. De storingen worden gedetecteerd binnen de reactietijd van
het betreffende model en resulteren in een uitschakeling (reactietijden → 12
Technische gegevens).
25
NL
9 Bedienings- en weergave-elementen
zender ontvanger
1: LED 3 kleuren (rood/groen/oranje)
2: LED (geel)
3: LED 2 kleuren (rood/groen)
9.1 LED-toestanden
Beschrijving
Zender Ontvanger
3-kleurige LED 2-kleurige LED LED
rood groen oranje rood groen geel
Het systeem activeren,
ingangstest
Storing (→ 13 Problemen
oplossen)
Testtoestand
Normale gebruiksomstandigheden
Beveiligd gebied onderbroken,
uitgangen gedeactiveerd
Beveiligd gebied vrij, uitgangen
gedeactiveerd,
wachten op herstart
Beveiligd gebied vrij, uitgangen
geactiveerd
26
10 Bedrijf
10.1 Schakeltoestand van de uitgangen
De veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen beschikken over twee uitgangen
(OSSD's) op de ontvanger; de status is afhankelijk van de toestand van het
beveiligde gebied.
Alle kortsluitingen tussen de uitgangen of tussen een uitgang en de voedingsbron
(24 V DC of 0 V DC) worden door de veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen
gedetecteerd als een storing.
Uitgang Binaire toestand Beschrijving
OSSD1 1 Toestand
beveiligd gebied vrij.
OSSD2 1
OSSD1 1 0 0 Toestand
beveiligd gebied onderbroken of storing gedetecteerd.
OSSD2 0 1 0
10.1.1 De veilige toestand
De veilige toestand geldt wanneer de uitgang: van min. een van de uitgangen
(OSSD's) uitgeschakeld is (spanningsloze toestand: logische “0”).Wanneer een
van de uitgangen uitgeschakeld is, moet de betreffende veiligheidsrelevante
logische eenheid het complete systeem in een toestand brengen die als veilig is
gedefinieerd.
10.1.2 De geschakelde toestand
In de geschakelde toestand voorziet de ontvanger beide uitgangen van een
spanning van 24 V DC (logische “1”).
Uitgangskenmerken
De uitgangskenmerken volgen de kenmerken van de ingang conform IEC 61496:
Logische “1” 24 V DC max. 400 mA
Logische “0” ≤ 1.5 V DC < 0,2 mA
27
NL
10.1.3 Interfaceclassificatie
De interface van de apparaten voldoet aan het interfacetype C klasse 3 conform
het ZVEI-document CB 24I Ed. 2,0
Identificatiesleutel
Interfacetype Geschikt interfacetype
Bron C3 Ontvanger C1 C2 C3
10.2 Werkingstest van de veiligheidslichtschermen/inloopbe-
veiligingen
Controleer de juiste werking van de veiligheidslichtschermen/
inloopbeveiligingen voordat het werk begint.
Voor de werkingstest moet een testobject worden gebruikt dat voldoet aan de
resolutie van de veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen.
Voor meer informatie over beschikbare teststangen, zie:
www.ifm.com → Producten → Accessoires.
Beweeg het testobject in het beveiligde gebied en beweeg het iets omlaag.
Eerst in het midden, vervolgens dichter bij de zender en de ontvanger.
Zorg ervoor dat de rode LED op de ontvanger continu brandt tijdens de
beweging in het beveiligde gebied.
28
Raadpleeg de opmerkingen over de installatie van de
veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen → 14 Onderhoud, reparatie
en afvoer.
Opmerkingen over de installatie → 16.1 Controlelijst.
11 Maatschets
11.1 veiligheidslichtscherm
40
2010
3
10
10,5
28
28
5,5
40
10
20 10
1,5
M5
14,5
30
28
T
M12x1
11
29,5
61,5
L
R
T:
R:
L:
zender
ontvanger
totale lengte*
1: LED 3 kleuren (rood/groen/oranje)
2: LED (geel)
3: LED 2 kleuren (rood/groen)
29
NL
11.2 inloopbeveiliging
40
2010
3
10
10,5
28
28
5,5
40
10
20 10
1,5
M5
14,5
30
28
T
M12x1
51
29,5
102
L
R
T:
R:
L:
zender
ontvanger
totale lengte*
1: LED 3 kleuren (rood/groen/oranje)
2: LED (geel)
3: LED 2 kleuren (rood/groen)
* beschikbare lengtes → 12 Technische gegevens
30
12 Technische gegevens
12.1 Veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen type 2
Voldoet aan de eisen van:
Type 2 IEC 61496-1, SILcl 1 IEC 62061,
ISO 13849-1:2015 categorie 2 PL c
Elektrisch ontwerp DC / PNP
Bedrijfsspanning 24 DC (19.2…28.8)
Stroomopname
Zender [mA] 42
Ontvanger [mA] 83
Uitgangen (OSSD's) 2 x PNP
Max. stroombelasting per uitgang [mA] 400 (24 V)
Max. capacitieve belasting CL_Max [µF] 0,82
Inschakelvertragingstijd [s] < 2
Missietijd TM [u] 175200
EMC IEC 61496-1
Trillingen IEC 61496-1
Schokken IEC 61496-1
Omgevingstemperatuur [C] -10…55
Max. toegestane rel. luchtvochtigheid
[%]
95
Toepassingen Klasse C conform EN 60654-1, weerbestendige
toepassing
Bescherming IP 65 / IP 67 / III
Behuizingsmateriaal aluminium, PC
Type licht Infrarood licht 950 nm
Indicatie LED geel, LED groen, LED rood
Aansluiting
Zender M12
Ontvanger M12
Max. kabellengte [m] 100 *)
*) voor draaddoorsnede 0,34 mm²
31
NL
12.1.1 Veiligheidslichtschermen: resolutie 30 mm
OY031S
OY032S
OY033S
OY034S
OY035S
OY036S
OY037S
OY038S
OY039S
OY040S
OY300S
Totale lengte L [mm] 213 363 513 663 813 963 1113 1263 1413 1563 1863
Hoogte beveiligd gebied
[mm] 160 310 460 610 760 910 1060 1210 1360 1510 1810
Reactietijd [ms] 4,5 6 8 9,5 11 12,5 14,5 16 17,5 19,5 19,5
Veiligheidsgerelateerde
betrouwbaarheid PFH
D
[1/u]
2,0-08 2,7-08 3,3-08 3,9-08 4,5-08 5,1-08 5,8-08 6,4-08 7,0-08 7,6-08 7,6-08
Duur testpuls
ti [µs]
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
Testpuls-interval T [ms]
60 60 60 60 60 60 60 60 60 60 60
Verhouding ti / T
[%]
0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
12.1.2 Veiligheidslichtschermen: resolutie 40 mm
OY051S
OY052S
OY053S
OY054S
OY055S
OY056S
OY057S
OY058S
OY059S
OY060S
Totale lengte L [mm] 213 363 513 663 813 963 1113 1263 1413 1563
Hoogte beveiligd gebied
[mm] 160 310 460 610 760 910 1060 1210 1360 1510
Reactietijd [ms] 4 5 6 7 8 9,5 10,5 11,5 12,5 13,5
Veiligheidsgerelateerde
betrouwbaarheid PFH
D
[1/u]
1,8-08 2,3-08 2,7-08 3,2-08 3,6-08 4,1-08 4,5-08 5,0-08 5,4-08 5,9-08
Duur testpuls
ti [µs]
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
Testpuls-interval T [ms]
60 60 60 60 60 60 60 60 60 60
Verhouding ti / T
[%]
0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
32
12.1.3 Veiligheidslichtschermen: resolutie 50 mm
OY072S
OY073S
OY074S
OY075S
OY076S
OY077S
OY078S
OY079S
OY080S
Totale lengte L [mm] 363 513 663 813 963 1113 1263 1413 1563
Hoogte beveiligd gebied
[mm] 310 460 610 760 910 1060 1210 1360 1510
Reactietijd [ms] 4,5 5,5 6 7 8 9 10 10,5 11,5
Veiligheidsgerelateerde
betrouwbaarheid PFH
D
[1/u]
2,1-08 2,5-08 2,8-08 3,2-08 3,6-08 3,9-08 4,3-08 4,6-08 5,0-08
Duur testpuls
ti [µs]
100 100 100 100 100 100 100 100 100
Testpuls-interval T [ms]
60 60 60 60 60 60 60 60 60
Verhouding ti / T
[%]
0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
12.1.4 Veiligheidslichtschermen: resolutie 90 mm
OY094S
OY095S
OY096S
OY097S
OY098S
OY099S
OY100S
Totale lengte L [mm] 663 813 963 1113 1263 1413 1563
Hoogte beveiligd gebied
[mm] 610 760 910 1060 1210 1360 1510
Reactietijd [ms] 4 4,5 5 5,5 6 6,5 7
Veiligheidsgerelateerde
betrouwbaarheid PFH
D
[1/u]
2,3-08 2,5-08 2,7-08 3,0-08 3,2-08 3,4-08 3,6-08
Duur testpuls
ti [µs]
100 100 100 100 100 100 100
Testpuls-interval T [ms]
60 60 60 60 60 60 60
Verhouding ti / T
[%]
0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
33
NL
12.1.5 Inloopbeveiligingen 2, 3 en 4 stralen
OY111S OY112S OY113S
Aantal stralen 2 3 4
Totale lengte L [mm] 653 953 1053
Hoogte beveiligd gebied
[mm] 510 810 910
Reactietijd [ms] 3 3,5 3,5
Veiligheidsgerelateerde
betrouwbaarheid PFH
D
[1/u]
1,7-08 1,9-08 2,0-08
Duur testpuls
ti [µs]
100 100 100
Testpuls-interval T [ms]
60 60 60
Verhouding ti / T
[%]
0,2 0,2 0,2
34
12.2 Veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen type 4
Voldoet aan de eisen van:
Type 4 IEC 61496-1, SILcl 3 IEC 62061,
ISO 13849-1:2015 categorie 4 PL e
Elektrisch ontwerp DC / PNP
Bedrijfsspanning 24 DC (19.2…28.8)
Stroomopname
Zender [mA] 42
Ontvanger [mA] 83
Uitgangen (OSSD's) 2 x PNP
Max. stroombelasting per uitgang [mA] 400 (24 V)
Max. capacitieve belasting CL_Max [µF] 0,82
Inschakelvertragingstijd [s] < 2
Missietijd TM [u] 175200
EMC IEC 61496-1
Trillingen IEC 61496-1
Schokken IEC 61496-1
Omgevingstemperatuur [C] -10…55
Max. toegestane rel. luchtvochtigheid
[%]
95
Toepassingen Klasse C conform EN 60654-1, weerbestendige
toepassing
Bescherming IP 65 / IP 67 / III
Behuizingsmateriaal aluminium, PC
Type licht Infrarood licht 950 nm
Indicatie LED geel, LED groen, LED rood
Aansluiting
Zender M12
Ontvanger M12
Max. kabellengte [m] 100 *)
*) voor draaddoorsnede 0,34 mm²
35
NL
12.2.1 Veiligheidslichtschermen: resolutie 30 mm
OY041S
OY042S
OY043S
OY044S
OY045S
OY046S
OY047S
OY048S
OY049S
OY050S
OY454S
OY123S
Totale lengte L [mm] 213 363 513 663 813 963 1113 1263 1413 1563 1863 2163
Hoogte beveiligd gebied
[mm] 160 310 460 610 760 910 1060 1210 1360 1510 1810 2110
Reactietijd [ms] 4 5,5 7,5 8,5 10,5 12 14 15,5 17 18,5 20 25
Veiligheidsgerelateerde
betrouwbaarheid PFH
D
[1/u]
7,1-09 8,2-09 9,5-09 1,1-08 1,2-08 1,3-08 1,4-08 1,5-08 1,7-08 1,8-08 3,7-08 2,4-08
Duur testpuls
ti [µs]
80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80 80
Testpuls-interval T [ms]
4,0 5,7 7,3 9,0 10,6 12,3 13,9 15,6 17,2 18,9 22,2 25
Verhouding ti / T
[%]
2,0 1,4 1,1 0,9 0,8 0,7 0,6 0,5 0,5 0,4 0,3 0,3
12.2.2 Veiligheidslichtschermen: resolutie 40 mm
OY061S
OY062S
OY063S
OY064S
OY065S
OY066S
OY067S
OY068S
OY069S
OY070S
Totale lengte L [mm] 213 363 513 663 813 963 1113 1263 1413 1563
Hoogte beveiligd gebied
[mm] 160 310 460 610 760 910 1060 1210 1360 1510
Reactietijd [ms] 3,5 4 5,5 6,5 7,5 9 10 11 12 13
Veiligheidsgerelateerde
betrouwbaarheid PFH
D
[1/u]
6,8-09 7,8-09 8,6-09 9,5-09 1,0-08 1,1-08 1,2-08 1,3-08 1,4-08 1,5-08
Duur testpuls
ti [µs]
80 80 80 80 80 80 80 80 80 80
Testpuls-interval T [ms]
3,5 4,6 5,7 6,8 7,9 9,0 10,1 11,2 12,3 13,4
Verhouding ti / T
[%]
2,3 1,7 1,4 1,2 1,0 0,9 0,8 0,7 0,7 0,6
36
12.2.3 Veiligheidslichtschermen: resolutie 50 mm
OY082S
OY083S
OY084S
OY085S
OY086S
OY087S
OY088S
OY089S
OY090S
Totale lengte L [mm] 363 513 663 813 963 1113 1263 1413 1563
Hoogte beveiligd gebied
[mm] 310 460 610 760 910 1060 1210 1360 1510
Reactietijd [ms] 4 4,5 5,5 6,5 7,5 8,5 9 10 11
Veiligheidsgerelateerde
betrouwbaarheid PFH
D
[1/u]
7,2-09 7,9-09 8,5-09 9,2-09 9,8-09 1,0-08 1,1-08 1,2-08 1,2-08
Duur testpuls
ti [µs]
80 80 80 80 80 80 80 80 80
Testpuls-interval T [ms]
4,0 4,8 5,7 6,6 7,5 8,4 9,2 10,1 11,0
Verhouding ti / T
[%]
2,0 1,7 1,4 1,2 1,1 1,0 0,9 0,8 0,7
12.2.4 Veiligheidslichtschermen: resolutie 90 mm
OY104S
OY105S
OY106S
OY107S
OY108S
OY109S
OY110S
Totale lengte L [mm] 663 813 963 1113 1263 1413 1563
Hoogte beveiligd gebied
[mm] 610 760 910 1060 1210 1360 1510
Reactietijd [ms] 4 4,5 5 5,5 5,5 6 6,5
Veiligheidsgerelateerde
betrouwbaarheid PFH
D
[1/u]
7,8-09 8,3-09 8,8-09 9,3-09 9,8-09 1,0-08 1,1-08
Duur testpuls
ti [µs]
80 80 80 80 80 80 80
Testpuls-interval T [ms]
4,0 4,4 4,8 5,3 5,7 6,2 6,6
Verhouding ti / T
[%]
2,0 1,8 1,7 1,5 1,4 1,3 1,2
37
NL
12.2.5 Inloopbeveiligingen 2, 3 en 4 stralen
OY114S OY115S OY116S
Aantal stralen 2 3 4
Totale lengte L [mm] 653 953 1053
Hoogte beveiligd gebied
[mm] 510 810 910
Reactietijd [ms] 2,5 3 3
Veiligheidsgerelateerde
betrouwbaarheid PFH
D
[1/u]
6,9-09 7,6-09 8,2-09
Duur testpuls
ti [µs]
80 80 80
Testpuls-interval T [ms]
2,6 2,9 3,1
Verhouding ti / T
[%]
3,1 2,8 2,6
13 Problemen oplossen
De LED's van de zender en de ontvanger geven storingen in de werking
aan (→ 9 Bedienings- en weergave-elementen). Voor een gedetailleerde
storingsbeschrijving raadpleegt u de volgende tabellen.
13.1 Storingsdiagnose zender
LED Mogelijke oorzaak Problemen oplossen
rood 2 achtereenvolgende
pulsen
Defecte aansluiting
pen 2/4
Controleer de aansluitingen van
pennen 2 en 4
rood 3/4 achtereenvolgende
pulsen
Interne storing Stuur apparaat naar ifm-vestiging
voor reparatie.
38
13.2 Storingsdiagnose ontvanger
LED Mogelijke oorzaak Problemen oplossen
rood 2 achtereenvolgende
pulsen
Verkeerde configuratie Controleer de aansluitingen.
rood 3 achtereenvolgende
pulsen
Feedback externe
contactgever ontbreekt
Controleer aansluiting pen 4.
rood 4 achtereenvolgende
pulsen
Storende zender
gedetecteerd
Zoek de storende zender en
neem een van de volgende
maatregelen:
- Verlaag het bereik van de
storende zender van hoog
naar laag.
- Verwissel de positie van
zender en ontvanger.
- Verander de locatie van
de storende zender, zodat
de ontvanger niet wordt
beïnvloed.
- Scherm de stralen van
de storende zender af
met behulp van een mat
beschermingselement.
rood 5 achtereenvolgende
pulsen
Storing
OSSD-uitgangen
Controleer de aansluitingen.
Wanneer het defect aanhoudt,
stuurt u het apparaat naar de ifm-
vestiging voor reparatie.
rood 6/7/8
achtereenvolgende
pulsen
Interne storing Stuur apparaat naar ifm-vestiging
voor reparatie.
geel Zwak signaal - Controleer de uitlijning van
zender en ontvanger.
- Reinig het frontvenster,
controleer het bereik.
- Wacht op een herstartpuls.
39
NL
14 Onderhoud, reparatie en afvoer
Voer onderhoud aan de optische beveiligingsapparatuur uit conform de
geldende landelijke richtlijnen in overeenstemming met de opgegeven
intervallen. De tests moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel.
Wij adviseren het frontvenster van zender en ontvanger regelmatig te reinigen.
Reinig het apparaat met een schone, vochtige doek. Met name in stoffige
omgevingen adviseren wij het gereinigde frontvenster in te spuiten met een
antistatisch product.
Gebruik geen agressieve of schurende reinigingsmiddelen, omdat die de
oppervlakken kunnen aantasten. Om elektrostatische oplading aan de
voorzijde te voorkomen, geen wollen doeken gebruiken.
Krassen op de frontvensters van de optische veiligheidssensoren kunnen de
stralen afbuigen en de beschermende werking belemmeren.
Alleen de fabrikant mag het apparaat repareren.
Na gebruik moet het apparaat op een milieuvriendelijke wijze worden
afgevoerd conform de toepasselijke landelijke voorschriften.
40
15 Begrippen en afkortingen
Blanking Optionele functie die ervoor zorgt dat
de OSSD's niet uitschakelen wanneer
zich objecten in het beveiligde gebied
bevinden die groter zijn dan de
detectiecapaciteit.
ESPE Electro-Sensitive Protective
Equipment (contactloos werkende
veiligheidsvoorzieningen)
CCF Common Cause Failure
(algemene oorzaak storing)
DCavg Gemiddelde diagnosedekking
Demping Tijdelijke overbrugging van
een beveiligingsfunctie door
veiligheidsgerelateerde onderdelen
van het regelsysteem.
MTTFdGemiddelde tijd tot gevaarlijke
storing
OSSD Schakelapparaat voor
uitgangssignaal
Schakelelement voor uitgangssignaal,
statische veiligheidsgerelateerde
uitgang.
PFH
(PFHD)
Waarschijnlijkheid van
(gevaarlijke) uitval per uur
PL Prestatieniveau Capaciteit van veiligheidsgerelateerde
onderdelen om een
beveiligingsfunctie uit te voeren onder
te verwachten omstandigheden om
aan de verwachte risicoverlaging te
voldoen.
SIL Veiligheidsintegratieniveau SIL 1-4 tot IEC 61508. Hoe hoger
het SIL des te lager de kans dat een
beveiligingsfunctie niet werkt.
SILcl Veiligheidsintegratieniveauclaim limit (conform IEC 62061)
TMMissietijd
Technische gegevens en verdere informatie op www.ifm.com
41
NL
16 Aanhangsel
16.1 Controlelijst
Deze controlelijst dient als hulp voor het instellen van de veiligheidslichtschermen/
inloopbeveiligingen. De eisen in deze controlelijst moeten worden nagekomen,
zijn echter afhankelijk van de toepassing en de richtlijnen/normen die daarvoor
gelden.
1. Is voldaan aan de richtlijnen/normen die gelden voor de veiligheid van de
machine?
2. Is toegangsbewaking/primaire bewaking van het gevarenpunt alleen mogelijk
via het beveiligde gebied van de veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen?
3. Zijn er stappen ondernemen om het insteken onder, over of om de
lichtschermen te voorkomen om het omzeilen van de beveiligingen te
belemmeren?
4. Is de stop of uitschakelvertraging van de machine gemeten en aangepast aan
de installatie van de veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen?
5. Zijn de veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen correct bevestigd en
beveiligd tegen losraken of bewegingen?
6. Zijn de veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen gecontroleerd conform de
werkings- en onderhoudsbeschrijvingen in deze bedieningsinstructies?
7. Is de externe bewaking (EDM) van de regeleenheid (bijv. contactgever, klep
enz.) gebruikt?
8. Is de toestand die als veilig is bepaald voor het in/uitschakelen van de
veiligheidslichtschermen/inloopbeveiligingen geïnitieerd?
9. Is het lichtuitstralende oppervlak vervuild of bekrast?
10. Zijn de installatie-instructies van deze bedieningsinstructies aangehouden?
Deze controlelijst vervangt niet de controle of instelling door een persoon
die getraind is in veiligheidsoplossingen.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41

IFM OY116S Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor