Sony VPCX11Z6E de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

N
Gebruikershandleiding
Personal computer
VPCX11-serie
2
nN
Inhoudsgave
Voor gebruik ....................................................................... 4
Meer informatie over uw VAIO-computer...................... 5
Ergonomische overwegingen........................................ 7
Aan de slag......................................................................... 9
De besturingselementen en poorten ........................... 10
De lampjes .................................................................. 16
Een stroombron aansluiten ......................................... 17
De batterij gebruiken ................................................... 19
De computer veilig uitschakelen ................................. 25
Energiebesparende modi gebruiken ........................... 26
Uw computer bijwerken............................................... 28
De VAIO-computer gebruiken........................................... 29
Het toetsenbord gebruiken.......................................... 30
Het touchpad gebruiken .............................................. 32
De ingebouwde camera gebruiken ............................. 34
Een 'Memory Stick' gebruiken ..................................... 35
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken ............ 41
Het internet gebruiken................................................. 45
Het netwerk (LAN) gebruiken...................................... 46
Draadloos LAN gebruiken ........................................... 47
Draadloos WAN gebruiken.......................................... 54
De Bluetooth-functie gebruiken................................... 58
Randapparaten gebruiken.................................................64
Een optisch station aansluiten.....................................65
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon
aansluiten ....................................................................66
Een externe monitor aansluiten ...................................67
Weergavemodi selecteren ...........................................69
De meerdere-monitorsmodus gebruiken .....................70
Een USB-apparaat aansluiten .....................................72
Uw VAIO-computer aanpassen.........................................74
Het wachtwoord instellen.............................................75
Intel® VT gebruiken.....................................................84
VAIO Control Center gebruiken...................................85
VAIO Power Management gebruiken ..........................86
Voorzorgsmaatregelen......................................................87
Veiligheidsinformatie ...................................................88
Verzorging en onderhoud ............................................91
Met de computer omgaan............................................92
Met het LCD-scherm omgaan .....................................94
De stroomvoorziening gebruiken.................................95
Met de ingebouwde camera omgaan ..........................96
Met schijven omgaan...................................................97
De batterij gebruiken ...................................................98
Met 'Memory Sticks' omgaan.......................................99
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan ..........100
3
nN
Problemen oplossen ....................................................... 101
Computer .................................................................. 102
Systeembeveiliging ................................................... 111
Batterij ....................................................................... 112
Ingebouwde camera.................................................. 114
Netwerk ..................................................................... 116
Bluetooth-technologie ............................................... 121
Beeldscherm ............................................................. 125
Afdrukken .................................................................. 128
Luidsprekers.............................................................. 129
Touchpad .................................................................. 130
Toetsenbord .............................................................. 131
Diskettes ................................................................... 132
Audio/video ............................................................... 133
'Memory Stick' ........................................................... 135
Randapparatuur ........................................................ 136
Handelsmerken............................................................... 137
Opmerking ...................................................................... 139
4
nN
Voor gebruik >
Voor gebruik
Gefeliciteerd met de aankoop van deze Sony VAIO
®
-computer en welkom bij de Gebruikershandleiding op het scherm.
Sony heeft de allernieuwste technologie op het gebied van audio, video, computertechnologie en communicatie gecombineerd
en geïntegreerd in deze uiterst geavanceerde computer.
!
De weergaven van de buitenkant van de computer in deze handleiding kunnen iets afwijken van hoe uw computer er werkelijk uitziet.
De specificaties vinden
Sommige functies, opties en geleverde artikelen zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Voor informatie over de configuratie van uw computer gaat u naar de VAIO Link-website op http://www.vaio-link.com
.
5
nN
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
Meer informatie over uw VAIO-computer
In dit deel vindt u ondersteuningsinformatie over uw VAIO-computer.
1. Gedrukte documentatie
Handleiding Snel aan de slag: een overzicht voor het aansluiten van onderdelen, installatie-informatie enz.
Gids systeemherstel en probleemoplossing
Voorschriften, Garantie en Ondersteuning
2. Documentatie op het scherm
Gebruikershandleiding (deze handleiding): functies van de computer en informatie over het oplossen van
veelvoorkomende problemen.
U geeft deze handleiding als volgt op het scherm weer:
1 Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Documentation.
2 Open de map voor uw taal.
3 Kies de handleiding die u wilt lezen.
U kunt de gebruikershandleidingen ook vinden door handmatig te bladeren naar Computer > VAIO (C:) (de C-schijf) > Documentatie (Documentation) >
Documentatie (Documentation) en vervolgens de map van uw taal te openen.
Windows Help en ondersteuning: een uitgebreide bron voor praktisch advies, zelfstudies en demo's die u leren uw
computer te gebruiken.
Voor toegang tot Windows Help en ondersteuning klikt u op Start en vervolgens op Help en ondersteuning,
of houd de Microsoft Windows-toets ingedrukt en druk op F1.
6
nN
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
3. Ondersteuningswebsites
Als u problemen hebt met de computer kunt u naar de VAIO-Link-website gaan op http://www.vaio-link.com voor het oplossen
van problemen.
Alvorens telefonisch contact op te nemen met VAIO-Link, probeert u het probleem op te lossen door de geleverde
documentatie te lezen en andere Sony-websites te bezoeken.
Ga voor meer informatie over VAIO en onderdeel worden van de groeiende VAIO-gemeenschap naar de website
http://www.club-vaio.com
.
Ga voor het online aanschaffen van producten naar http://www.sonystyle-europe.com
.
Ga voor overige Sony-producten naar http://www.sony.net
.
Houd het serienummer van uw VAIO-computer bij de hand wanneer u telefonisch contact opneemt met VAIO-Link. U vindt
het serienummer op de onderzijde, de achterzijde of in het batterijcompartiment van uw VAIO-computer.
7
nN
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
Ergonomische overwegingen
U zult uw computer waarschijnlijk op verschillende plaatsen gebruiken. Indien mogelijk moet u rekening houden met de
volgende ergonomische overwegingen die zowel betrekking hebben op gewone als op draagbare computers:
Positie van de computer: plaats de computer direct voor u. Houd uw onderarmen horizontaal, met uw polsen in een
neutrale, comfortabele positie als u het toetsenbord of het aanwijsapparaat gebruikt. Houd uw bovenarmen ontspannen
naast uw bovenlichaam. Neem regelmatig pauze wanneer u uw computer gebruikt. Als u te veel met de computer werkt,
kunt u uw ogen, spieren of pezen overbelasten.
Meubilair en houding: gebruik een stoel met een goede rugsteun. Stel de hoogte van de stoel zo in dat uw voeten plat
op de grond staan. Gebruik een voetbankje als u daar comfortabeler mee zit. Neem een ontspannen houding aan, houd
uw rug recht en neig niet te ver naar voren (ronde rug) of naar achteren.
8
nN
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
Gezichtshoek t.o.v. het scherm: gebruik de kantelfunctie van het beeldscherm om de juiste positie te bepalen. Dit is
minder belastend voor uw ogen en spieren. Stel ook het helderheidsniveau van het scherm optimaal in.
Verlichting: zorg ervoor dat zonlicht of kunstlicht niet direct op het scherm valt om reflectie en schittering te vermijden.
Werk met indirecte verlichting om lichtvlekken op het scherm te vermijden. Met de juiste verlichting werkt u niet alleen
comfortabeler, maar ook efficiënter.
Opstelling van een externe monitor: als u een externe monitor gebruikt, plaatst u deze op een comfortabele
gezichtsafstand. Plaats het scherm op ooghoogte of iets lager als u vlak voor de monitor zit.
9
nN
Aan de slag >
Aan de slag
In dit deel wordt beschreven hoe u aan de slag kunt met de VAIO-computer.
De besturingselementen en poorten (pagina 10)
De lampjes (pagina 16)
Een stroombron aansluiten (pagina 17)
De batterij gebruiken (pagina 19)
De computer veilig uitschakelen (pagina 25)
Energiebesparende modi gebruiken (pagina 26)
Uw computer bijwerken (pagina 28)
10
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
De besturingselementen en poorten
Bekijk de besturingselementen en poorten op de volgende pagina's.
Voorzijde
A WIRELESS-schakelaar (pagina 47), (pagina 54), (pagina 58)
B Ingebouwde microfoon (mono)
C Num Lock-lampje (pagina 16)
D Caps Lock-lampje (pagina 16)
E Scroll Lock-lampje (pagina 16)
F LCD-scherm (pagina 94)
G Aan/uit-knop/Aan/uit-lampje (pagina 16)
H Toetsenbord (pagina 30)
I Touchpad (pagina 32)
J Linkerknop (pagina 32)
K Rechterknop (pagina 32)
11
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
A Lampje voor ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 16)
B Ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 34)
C Lampje voor batterijlading (pagina 16)
D Stationsindicatielampje (pagina 16)
E WIRELESS-lampje (pagina 16)
F Sleuf voor SD-geheugenkaart (pagina 41)
G Lampje voor mediatoegang (pagina 16)
H 'Memory Stick Duo'-sleuf
*
(pagina 35)
* De computer ondersteunt alleen 'Memory Sticks' in Duo-formaat.
12
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Achterzijde
A Ventilatieopening
13
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Rechterzijde
A Netwerkpoort (LAN) (pagina 46)
Trek het poortkapje naar beneden voordat u de netwerkpoort
(LAN) gebruikt.
Wanneer het poortkapje losraakt:
Het poortkapje kan losraken als u er druk op uitoefent bij het
openen of bij het loskoppelen van een LAN-kabel. U maakt het
poortkapje vast door het kapje uit te lijnen met de rand (1) van
de poort en het kapje omlaag te drukken totdat het op zijn
plaats klikt.
B Monitorpoort (pagina 67)
14
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Linkerzijde
A DC IN-poort (pagina 17)
B Beveiligingssleuf
C Hi-Speed USB-poorten (USB 2.0)
*
(pagina 72)
D Hoofdtelefoonconnector (pagina 66)
* Ondersteuning hoge/volle/lage snelheid.
15
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Onderzijde
A Uitklappootjes
Klap de pootjes uit om de hoek van uw computer aan te passen
voordat u de netwerkpoort (LAN) en monitorpoort gebruikt.
Wanneer een pootje losraakt:
Een pootje kan losraken als u er druk op uitoefent bij het
uitklappen. U maakt een pootje vast door het naar beneden te
duwen terwijl u het klikscharnier (1) uitlijnt met de uitsteeksels (2),
totdat het op zijn plaats klikt.
B Ingebouwde luidspreker (mono)
C Sleuf voor simkaart
*
(pagina 54)
D Batterijconnector (pagina 19)
E Ventilatieopening
* Alleen op bepaalde modellen.
16
nN
Aan de slag >
De lampjes
De lampjes
Uw computer is voorzien van de volgende lampjes:
Lampjes Functies
Aan/Uit 1 Brandt groen wanneer de computer is ingeschakeld, knippert langzaam oranje wanneer de computer in de
Slaapstandmodus staat en brandt niet als de computer in de sluimerstand staat of is uitgeschakeld.
Batterijlading
Brandt wanneer de batterij wordt opgeladen. Zie De batterij opladen (pagina 22) voor meer informatie.
Ingebouwde MOTION EYE-camera Brandt als de ingebouwde camera in gebruik is.
Mediatoegang Brandt wanneer er gegevens worden gelezen van een geheugenkaart zoals een 'Memory Stick' en een
SD-geheugenkaart. (Zet de computer niet in de Slaapstandmodus of schakel de computer niet uit als dit lampje
brandt.) Als het lampje niet brandt, wordt de geheugenkaart niet gebruikt.
Station
Brandt wanneer er gegevens worden gelezen van het ingebouwde opslagapparaat. Zet de computer niet in de
Slaapstandmodus of schakel de computer niet uit als dit lampje brandt.
Num Lock
Druk op de toets Num Lk om het numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk er nogmaals op om het
numerieke toetsenblok uit te schakelen. Als het lampje niet brandt, is het numerieke toetsenblok uitgeschakeld.
Caps Lock
Druk op de toets Caps Lock als u hoofdletters wilt typen. Letters worden als kleine letters weergegeven als
u op de toets Shift drukt terwijl het lampje brandt. Druk nogmaals op de toets om het lampje uit te schakelen.
U kunt weer normaal typen als het lampje Caps Lock niet meer brandt.
Scroll Lock
Druk op de toetsen Fn+Scr Lk om het bladeren op het scherm te wijzigen. U kunt weer normaal schuiven als
het lampje Scroll Lock niet meer brandt. De functies van de toets Scr Lk kunnen verschillen, afhankelijk van het
gebruikte programma. De toets werkt niet in alle programma's.
WIRELESS Brandt wanneer één of meer draadloze opties zijn ingeschakeld.
17
nN
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
Een stroombron aansluiten
De computer kan werken op netstroom (via een netadapter) of op een oplaadbare batterij. Sluit de netadapter aan op de
computer voordat u de computer voor het eerst gebruikt.
!
Gebruik de computer niet zonder dat de batterij geplaatst is, dit kan leiden tot storingen.
De netadapter gebruiken
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.
Gebruik alleen de netadapter die is meegeleverd voor uw computer.
De netadapter gebruiken
1 Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (3).
2 Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (2).
3 Sluit de kabel van de netadapter (3) aan op de DC IN-poort (4) van de computer.
!
De vorm van de netadapterconnector kan variëren, afhankelijk van de netadapter.
18
nN
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
Als u de netstroom naar de computer volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los.
Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken, zet u deze in de sluimerstand. Zie De sluimerstand gebruiken (pagina 27).
19
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij gebruiken
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is in uw computer geplaatst en is niet volledig opgeladen op het moment van
de levering.
!
Gebruik de computer niet zonder dat de batterij geplaatst is, dit kan leiden tot storingen.
De batterij plaatsen/verwijderen
De batterij plaatsen
1 Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2 Schuif de vergrendelingen van de batterij LOCK (1) naar binnen.
20
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
3 Plaats de batterij in het batterijcompartiment tot de uitsteeksels (2) aan beide kanten van de batterij in de U-vormige
uitsparingen (3) aan beide kanten van het batterijcompartiment zitten.
4 Druk op het omcirkelde gedeelte van de batterij (zie onder) totdat de batterij op zijn plaats klikt.
5 Schuif de vergrendelingslipjes LOCK van de batterij naar buiten om de batterij aan de computer vast te koppelen.
21
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij verwijderen
!
U kunt gegevens verliezen als u de batterij verwijdert wanneer de computer is ingeschakeld en niet op de netspanning is aangesloten, of wanneer u de
batterij verwijdert als de computer in de slaapstand is gezet.
1 Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2 Schuif de vergrendelingen van de batterij LOCK (1) naar binnen.
3 Schuif en houd de RELEASE-pal voor de batterij (2) naar binnen, plaats een vingertop onder het lipje (3) op de batterij
en til de batterij in de richting van de pijl. Schuif de batterij vervolgens uit de computer.
!
Sommige oplaadbare batterijen voldoen niet aan de kwaliteits- en veiligheidsstandaarden van Sony. Om veiligheidsredenen werkt deze computer alleen
met originele Sony-batterijen die voor dit model zijn ontworpen. Als u een niet-goedgekeurde batterij in de computer plaatst, wordt de batterij niet
opgeladen en werkt de computer niet.
22
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij opladen
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij opladen
1 Plaats de batterij.
2 Sluit de computer met de netadapter aan op een stopcontact.
Het lampje voor batterijlading gaat branden wanneer de batterij wordt opgeladen. Wanneer de batterij dicht bij het door
het met de oplaadfuncties geselecteerde maximale oplaadniveau wordt geladen, gaat het lampje uit.
!
Laad de batterij op net als de eerste keer zoals in deze handleiding is beschreven.
Status van het lampje voor
batterijlading
Betekenis
Brandt oranje De batterij wordt opgeladen.
Knippert samen met het groene
aan/uit-lampje
De batterij is bijna leeg.
(Normale modus)
Knippert samen met het oranje
aan/uit-lampje
De batterij is bijna leeg.
(Slaapstandmodus)
Knippert snel oranje Er is een batterijfout opgetreden door een
batterijstoring of een niet-vergrendelde batterij.
23
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
Laat de batterij in de computer zitten als deze rechtstreeks op netspanning is aangesloten. De batterij wordt verder opgeladen terwijl u de computer
gebruikt.
Als de batterij bijna leeg is en zowel het batterijlampje als het stroomlampje knipperen, sluit u de netadapter aan zodat de batterij weer kan worden
opgeladen, of schakelt u de computer uit om een volledig opgeladen batterij te plaatsen.
De computer wordt geleverd met een oplaadbare lithium-ionbatterij. Het opladen van een gedeeltelijk ontladen batterij heeft geen invloed op de
levensduur van de batterij.
U kunt de batterij langer laten meegaan als u de functie batterijbeheer inschakelt van de Functies batterijlading (Battery Charge Functions) via het
VAIO Control Center.
Wanneer sommige toepassingen en randapparaten worden gebruikt, is het mogelijk dat de computer niet overschakelt op de sluimerstand, zelfs niet
als de batterij bijna leeg is. Om te vermijden dat u gegevens verliest wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld
opslaan en handmatig een energiebeheermodus activeren, bijvoorbeeld de slaapstand of sluimerstand.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de Slaapstandmodus staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk
terug te keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
24
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij langer laten meegaan
Wanneer de computer op de batterij werkt, kunt u de batterij met de volgende methoden langer laten meegaan.
Verlaag de helderheid van uw computerscherm.
Gebruik de modus voor energiebesparing. Zie Energiebesparende modi gebruiken (pagina 26) voor meer informatie.
U kunt de energiebesparende instellingen wijzigen onder Energiebeheer. Zie VAIO Power Management gebruiken
(pagina 86) voor meer informatie.
Gebruik Een energiebesparende wallpaper instellen (Long Battery Life Wallpaper Setting) voor het instellen van een
bureaubladachtergrond met VAIO Control Center.
25
nN
Aan de slag >
De computer veilig uitschakelen
De computer veilig uitschakelen
Zorg ervoor dat u de computer op de juiste manier afsluit om te vermijden dat u gegevens verliest, zoals hieronder wordt
beschreven.
De computer afsluiten
1 Schakel alle op de computer aangesloten randapparaten uit.
2 Klik op Start en vervolgens op de knop Afsluiten.
3 Antwoord op alle waarschuwingen om documenten op te slaan of rekening te houden met andere gebruikers en wacht
tot de computer is uitgeschakeld.
Het stroomlampje gaat uit.
26
nN
Aan de slag >
Energiebesparende modi gebruiken
Energiebesparende modi gebruiken
U kunt via de instellingen voor energiebeheer ervoor zorgen dat de batterij minder snel leeg raakt. Naast de normale
werkingsmodus, heeft de computer twee andere energiebesparende modi: Slaapstand en sluimerstand.
!
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken en deze niet is aangesloten op de netstroom, zet u de computer in de sluimerstand of schakelt u deze uit.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te
keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Modus Beschrijving
Normale modus Dit is de normale toestand als de computer in gebruik is. In deze modus brandt het groene stroomlampje van
de computer.
Slaapstandmodus Met de slaapstand wordt het LCD-scherm uitgeschakeld en worden de ingebouwde opslagapparaten en de
CPU ingesteld op laag energieverbruik. In deze stand knippert het oranje stroomlampje van de computer
langzaam. De computer komt sneller uit de slaapstand dan uit de sluimerstand. De computer verbruikt in de
slaapstand echter meer stroom dan in de sluimerstand.
Sluimerstand In de sluimerstand wordt de toestand van het systeem opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat en wordt
de stroom uitgeschakeld. Zelfs als de batterij leeg raakt, zullen er geen gegevens verloren gaan. In deze stand
brandt het stroomlampje van de computer niet.
27
nN
Aan de slag >
Energiebesparende modi gebruiken
De slaapstand gebruiken
De computer in de slaapstand zetten
Klik op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Slaapstand.
Terugkeren naar de normale modus
Druk op een willekeurige toets.
Druk op de aan/uit-knop van uw computer.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Alle nog niet opgeslagen gegevens
gaan hierbij verloren.
De sluimerstand gebruiken
De sluimerstand activeren
Druk op Fn+F12.
U kunt ook op Start klikken, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Sluimerstand.
!
Verplaats de computer niet tot het stroomlampje uitgaat.
Terugkeren naar de normale modus
Druk op de aan/uit-knop.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld.
28
nN
Aan de slag >
Uw computer bijwerken
Uw computer bijwerken
Zorg ervoor dat u de laatste updates met de volgende softwaretoepassing op de computer installeert, zodat de computer
efficiënter kan werken.
Windows Update
Klik op Start, Alle programma's en Windows Update en volg de instructies op het scherm.
VAIO Update 4
Klik op Start, Alle programma's, VAIO Update 4 en Ga naar VAIO webondersteuning (Go to VAIO Web Support),
en volg de instructies op het scherm.
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet voordat u updates kunt downloaden.
29
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De VAIO-computer gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u optimaal kunt gebruikmaken van alle mogelijkheden van de VAIO-computer.
Het toetsenbord gebruiken (pagina 30)
Het touchpad gebruiken (pagina 32)
De ingebouwde camera gebruiken (pagina 34)
Een 'Memory Stick' gebruiken (pagina 35)
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken (pagina 41)
Het internet gebruiken (pagina 45)
Het netwerk (LAN) gebruiken (pagina 46)
Draadloos LAN gebruiken (pagina 47)
Draadloos WAN gebruiken (pagina 54)
De Bluetooth-functie gebruiken (pagina 58)
30
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord is voorzien van extra toetsen waarmee u specifieke taken kunt uitvoeren.
Combinaties en functies met de Fn-toets
Sommige toetsenbordfuncties kunnen pas worden gebruikt wanneer het besturingssysteem volledig is opgestart.
Combinatie/Functie Functie
Fn + % (F2): dempen Hiermee worden de ingebouwde luidsprekers of de hoofdtelefoon in- en uitgeschakeld.
Fn + 2 (F3/F4): volumeregeling Hiermee past u het volumeniveau aan.
Houd om het volume te verhogen Fn+F4 ingedrukt of druk op Fn+F4 en vervolgens op M of ,.
Houd om het volume te verlagen Fn+F3 ingedrukt of druk op Fn+F3 en vervolgens op m of <.
Fn + 8 (F5/F6): helderheidsregeling Hiermee regelt u de helderheid van uw computerscherm.
Houd om de helderheid van het scherm te verhogen Fn+F6 ingedrukt of druk op Fn+F6 en
vervolgens op M of ,.
Houd om de helderheid van het scherm te verlagen Fn+F5 ingedrukt of druk op Fn+F5 en
vervolgens op m of <.
Fn + /T (F7): schermuitvoer
Hiermee schakelt u de schermuitvoer tussen uw computerscherm, een extern beeldscherm,
gelijktijdige uitvoer naar beide apparaten en meerdere schermen die samen fungeren als één
bureaublad. Druk op Enter om de uitvoer te selecteren.
!
Als u een beeldschermkabel loskoppelt van uw computer wanneer een extern beeldscherm is geselecteerd
als het uitvoerdoel, wordt het computerscherm zwart. Druk in dat geval twee keer op F7 terwijl u de
Fn-toets ingedrukt houdt en druk vervolgens op Enter om de uitvoer in te stellen op het computerscherm.
Meerdere beeldschermen worden mogelijk niet ondersteund, afhankelijk van het besturingssysteem op uw
computer.
31
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Fn + / (F9/F10): in- en uitzoomen
Hiermee wordt het formaat van een afbeelding of document in sommige programma's gewijzigd.
Druk op Fn+F9 als u de weergave er kleiner en verder weg wilt laten uitzien (uitzoomen).
Druk op Fn+F10 als u de schermweergave er groter en dichterbij wilt laten uitzien (inzoomen).
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Control Center voor meer informatie.
Fn + (F12): sluimerstand
In deze stand verbruikt de notebook de minste stroom. Als u deze opdracht uitvoert, wordt de
status van het systeem en de aangesloten randapparaten opgeslagen op het ingebouwde
opslagapparaat en wordt de systeemstroom uitgeschakeld. Om terug te keren naar de
oorspronkelijke status van het systeem, schakelt u de stroom in met de aan/uit-knop.
Zie Energiebesparende modi gebruiken (pagina 26) voor meer informatie over energiebeheer.
Combinatie/Functie Functie
32
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
Het touchpad gebruiken
U kunt objecten op het scherm aanwijzen, selecteren en slepen, en u kunt door een lijst met items bladeren met behulp van
het touchpad.
Actie Beschrijving
Aanwijzen Schuif uw vinger over het touchpad (1) om de aanwijzer (2) op een item of object te plaatsen.
Klikken Druk één keer op de linkerknop (3).
Dubbelklikken Druk twee keer achter elkaar op de linkerknop.
Klikken met de
rechtermuisknop
Druk één keer op de rechterknop (4). Bij veel toepassingen verschijnt in dit geval een contextueel snelmenu
(indien beschikbaar).
Slepen Schuif uw vinger over het touchpad terwijl u de linkerknop ingedrukt houdt.
Bladeren Schuif uw vinger langs de rechterkant van het touchpad om verticaal te bladeren. Schuif uw vinger langs de onderkant
van het touchpad om horizontaal te bladeren. Wanneer u bent begonnen met verticaal of horizontaal bladeren,
kunt u met een draaiende beweging van uw vinger blijven bladeren zonder uw vinger van het touchpad te halen
(de bladerfunctie is alleen beschikbaar in toepassingen met ondersteuning van bladeren met het touchpad).
Vegen Schuif met twee vingers naast elkaar met een vlugge beweging over het touchpad. In internetbrowsers of software voor
het bekijken van afbeeldingen kunt naar links vegen om terug te gaan en naar rechts vegen om vooruit te gaan.
Knijpbeweging In sommige softwaretoepassingen kunt u met twee vingers een knijpbeweging maken op het touchpad om in of uit te
zoomen. Maak een openende knijpbeweging om in te zoomen en een sluitende knijpbeweging om uit te zoomen.
33
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
U kunt het touchpad in- of uitschakelen wanneer er een muis op de computer is aangesloten. Gebruik VAIO Control Center om de instellingen van het
touchpad te wijzigen.
!
Sluit een muis aan voordat u het touchpad uitschakelt. Als u het touchpad uitschakelt voordat u een muis op de computer hebt aangesloten, kunt
u alleen het toetsenbord als aanwijzer gebruiken.
34
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De ingebouwde camera gebruiken
De ingebouwde camera gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ingebouwde MOTION EYE-camera.
Met communicatiesoftware zoals Skype kunt u via internet deelnemen aan een videovergadering.
Bij het inschakelen van de computer wordt de ingebouwde camera geactiveerd.
Met de juiste software kunt u deelnemen aan videovergaderingen.
!
Als u chatsoftware of videobewerkingssoftware start of afsluit, wordt de ingebouwde camera niet in- of uitgeschakeld.
Zet de computer nooit in de slaapstand of in de sluimerstand als u de ingebouwde camera gebruikt.
35
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' is een compact, draagbaar en veelzijdig IC-opnamemedium dat speciaal is ontworpen voor het
uitwisselen en delen van digitale gegevens met compatibele producten, zoals digitale camera's en mobiele telefoons.
Doordat een Memory Stick-medium uitneembaar is, kan deze worden gebruikt voor externe gegevensopslag.
Voordat u een 'Memory Stick' gebruikt
In de 'Memory Stick Duo'-sleuf op uw computer passen de volgende formaten en types:
'Memory Stick Duo'
'Memory Stick PRO Duo'
'Memory Stick PRO-HG Duo'
!
Alleen 'Memory Sticks' van Duo-formaat worden ondersteund, 'Memory Sticks' van standaardformaat worden niet ondersteund.
Ga voor meer informatie over 'Memory Stick' naar [memorystick.com] op http://www.memorystick.com/en/.
36
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' plaatsen en verwijderen
Zo plaatst u een 'Memory Stick'
1 Zoek de 'Memory Stick Duo'-sleuf.
2 Houd de 'Memory Stick' zo vast dat de pijl naar boven gericht is en deze in de richting van de sleuf wijst.
3 Schuif de 'Memory Stick' voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Wanneer u voor het eerst een 'Memory Stick' in de sleuf plaatst, wordt u mogelijk gevraagd stuurprogramma's te installeren. Wanneer dit gebeurt volgt
u de instructies op het scherm om de software te installeren.
De 'Memory Stick' wordt automatisch door het systeem gedetecteerd en de inhoud van de 'Memory Stick' wordt weergegeven. Als er niets op het
bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Computer en dubbelklikt u op het 'Memory Stick'-pictogram.
Het 'Memory Stick'-pictogram wordt weergegeven in het venster Computer nadat de 'Memory Stick' in de sleuf is geplaatst.
37
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
!
Als u de 'Memory Stick' in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de 'Memory Stick' nooit in de sleuf om
beschadiging aan de computer of de 'Memory Stick' te voorkomen.
Een 'Memory Stick Micro' ('M2') moet u eerst in een 'M2' Duo-adapter steken. Als u deze media rechtstreeks in de 'Memory Stick Duo'-sleuf steekt
zonder de adapter te gebruiken, kunt u ze mogelijk niet meer uit de sleuf verwijderen.
Zo verwijdert u een 'Memory Stick'
!
Verwijder de 'Memory Stick' niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren gaan. Het duurt even voordat
grote volumes gegevens worden geladen. Controleer dus of het lampje uit is voordat u de 'Memory Stick' verwijdert.
1 Zoek de 'Memory Stick Duo'-sleuf.
2 Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3 Druk op de 'Memory Stick' in de sleuf en laat deze los.
De 'Memory Stick' wordt uitgeworpen.
4 Trek de 'Memory Stick' uit de sleuf.
!
Verwijder de 'Memory Stick' altijd voorzichtig om te vermijden dat deze onverwachts uit de sleuf springt.
38
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' formatteren
Zo formatteert u een 'Memory Stick'
De 'Memory Stick' is standaard geformatteerd en is gereed voor gebruik.
Als u het medium met uw computer opnieuw wilt formatteren, voert u de volgende stappen uit.
!
Gebruik een apparaat dat geschikt is voor het formatteren van het medium en 'Memory Stick' ondersteunt om de 'Memory Stick' te formatteren.
Als u een 'Memory Stick' formatteert, worden alle gegevens op het medium verwijderd. Zorg dat het medium geen waardevolle gegevens bevat voordat
u deze formatteert.
Verwijder de 'Memory Stick' niet uit de sleuf tijdens het formatteren. Dit kan een defect veroorzaken.
1 Zoek de 'Memory Stick Duo'-sleuf.
2 Schuif de 'Memory Stick' voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
3 Klik op Start en vervolgens op Computer om het venster Computer te openen.
4 Klik met de rechtermuisknop op het 'Memory Stick'-pictogram en selecteer Formatteren.
5 Klik op Standaardinstellingen voor apparaten.
!
De grootte van de toewijzingseenheid en het bestandssysteem kan veranderen.
Selecteer niet NTFS in de vervolgkeuzelijst Bestandssysteem, omdat dit een storing kan veroorzaken.
Het formatteringsproces wordt sneller uitgevoerd als u Snelformatteren in Opties voor formatteren selecteert.
39
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
6 Klik op Starten.
7 Volg de instructies op het scherm.
!
Het hangt van het medium af hoe lang het duurt om een 'Memory Stick' te formatteren.
40
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van 'Memory Sticks'
Uw computer is getest en compatibel bevonden met 'Memory Sticks' van Sony met een capaciteit van maximaal 16 GB
die sinds mei 2009 beschikbaar zijn. Niet voor alle 'Memory Sticks' kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
De compatibiliteit kan niet worden gegarandeerd als u 'Memory Sticks' met meerdere conversieadapters plaatst.
'MagicGate' is de algemene naam van de auteursrechtbeschermingstechnologie die door Sony is ontwikkeld. Gebruik
'Memory Sticks' met het 'MagicGate'-logo als u van deze technologie wilt profiteren.
Uitgezonderd voor persoonlijk gebruik is het in strijd met de auteursrechtwetten om audio- en/of afbeeldingsgegevens
te gebruiken die u hebt opgenomen zonder voorafgaande toestemming van de respectieve houders van het auteursrecht.
'Memory Sticks' met dergelijke gegevens waarop auteursrecht rust mogen daarom alleen conform de wet worden gebruikt.
Plaats niet meer dan één 'Memory Stick' in de sleuf. Onjuiste plaatsing van de media kan zowel de computer als de media
beschadigen.
41
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een SD-geheugenkaart gebruiken
U computer is uitgerust met een SD-geheugenkaartsleuf. U kunt deze sleuf gebruiken voor de overdracht van gegevens
tussen digitale camera's, camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten.
Voordat u de SD-geheugenkaart gebruikt
De sleuf voor de SD-geheugenkaart op de computer ondersteunt de volgende geheugenkaarten:
SD-geheugenkaart
SDHC-geheugenkaart
Raadpleeg voor de meest recente informatie over compatibele geheugenkaarten Meer informatie over uw VAIO-computer
(pagina 5) om naar de desbetreffende website met ondersteuning te gaan.
42
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Zo plaatst u een SD-geheugenkaart
1 Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2 Houd de SD-geheugenkaart zo vast dat de pijl naar boven gericht is en deze in de richting van de sleuf wijst.
3 Schuif de SD-geheugenkaart voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de kaart nooit in de sleuf.
Als de SD-geheugenkaart niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de kaart voorzichtig en controleert u of de kaart in de juiste
richting is geplaatst.
Wanneer u voor het eerst een SD-geheugenkaart in de sleuf plaatst, wordt u mogelijk gevraagd stuurprogramma's te installeren. Wanneer dit gebeurt
volgt u de instructies op het scherm om de software te installeren.
Het pictogram van de SD-geheugenkaart wordt weergegeven in het venster Computer nadat de kaart in de sleuf is geplaatst.
43
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Zo verwijdert u een SD-geheugenkaart
1 Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2 Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3 Druk op de SD-geheugenkaart in de sleuf en laat deze los.
De SD-geheugenkaart wordt uitgeworpen.
4 Trek de SD-geheugenkaart uit de sleuf.
44
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
Algemene opmerkingen over het gebruik van de geheugenkaart
Zorg dat de geheugenkaarten die u gebruikt voldoen aan de door uw computer ondersteunde standaarden.
Als u de geheugenkaart in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de
geheugenkaart nooit in de sleuf om beschadiging aan de computer of de kaart te voorkomen.
Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart. Forceer de module nooit in of uit de sleuf.
Verwijder de geheugenkaart niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens
verloren gaan.
Probeer geen geheugenkaart of geheugenkaartadapter van een ander type in de geheugenkaartsleuf te plaatsen.
Als u een niet-compatibele geheugenkaart of geheugenkaartadapter plaatst, is deze mogelijk moeilijk uit de sleuf te
verwijderen. De geheugenkaart of -adapter kan bovendien de computer beschadigen.
Opmerkingen over het gebruik van de SD-geheugenkaart
Uw computer is alleen getest en compatibel bevonden met geheugenkaarten van de belangrijkste fabrikanten die vanaf
mei 2009 verkrijgbaar zijn. Niet voor alle geheugenkaarten die aan dezelfde specificaties voldoen als de compatibele
media, kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
SD-geheugenkaarten met een capaciteit van maximaal 2 GB en SDHC-geheugenkaarten met een capaciteit van
maximaal 32 GB zijn getest en compatibel bevonden met uw computer.
De sleuf voor de SD-geheugenkaart op de computer ondersteunt de functie voor snelle gegevensoverdracht van de
SD-geheugenkaart en de SDHC-geheugenkaart niet.
45
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
Het internet gebruiken
Voordat u internet kunt gebruiken moet u een abonnement nemen bij een internetprovider en apparaten instellen die nodig
zijn om op uw computer verbinding te maken met internet.
De volgende types internetverbindingen zijn verkrijgbaar van internetproviders:
Glasvezel (FTTH)
DSL (Digital Subscriber Line)
Via een kabelmodem
Via satelliet
Inbelverbinding
Vraag uw internetprovider voor meer informatie over de benodigde apparatuur en voor instructies voor het verbinden van uw
computer met internet.
Om een draadloze internetverbinding te maken met uw computer, moet u een draadloos LAN-netwerk instellen. Zie Draadloos LAN gebruiken (pagina 47)
voor meer informatie.
!
Neem de nodige beveiligingsmaatregelen om uw computer te beveiligen tegen gevaren online wanneer u verbinding maakt met internet.
Afhankelijk van het servicecontract met uw internetprovider moet u voor de internetverbinding mogelijk een externe modem aansluiten, bijvoorbeeld
een USB-telefoonmodem, een DSL-modem of een kabelmodem. Voor gedetailleerde instructies over het aansluiten en configureren van uw modem
raadpleegt u de handleiding van uw modem.
46
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
Het netwerk (LAN) gebruiken
U kunt de computer aansluiten op netwerken van het type 1000BASE-T/100BASE-TX/10BASE-T met een LAN-kabel.
Sluit het ene uiteinde van een LAN-kabel (niet meegeleverd) aan op de netwerkpoort (LAN) van de computer en het andere
uiteinde op het netwerk. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor de gedetailleerde instellingen en de apparaten die nodig zijn
voor toegang tot het LAN-netwerk.
!
Klap de pootjes uit voordat u de netwerkpoort (LAN) van uw computer gebruikt.
U kunt uw computer op verschillende netwerken aansluiten zonder de standaardinstellingen te wijzigen.
!
Sluit geen telefoonkabel aan op de netwerkpoort (LAN) van uw computer.
Als de netwerkpoort (LAN) is aangesloten op de hieronder genoemde telefoonlijnen, kan door hoge elektrische stroom naar de poort schade,
oververhitting of brand worden veroorzaakt.
- Telefoonlijnen voor thuisgebruik (intercom-luidsprekertelefoon) of zakelijk gebruik (bedrijfstelefoon met meerdere lijnen)
- De lijnen van het openbare telefoonnet
- PBX (private branch exchange)
47
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Draadloos LAN gebruiken
Dankzij de functie voor draadloos LAN (WLAN) kunnen al uw digitale apparaten met ingebouwde WLAN-functionaliteit vrij
met elkaar communiceren via een netwerk. Een WLAN is een netwerk waarin een gebruiker een verbinding kan maken met
een lokaal netwerk (LAN) via een draadloze (radio) verbinding.
WLAN ondersteunt alle normale LAN-connectiviteit, maar biedt twee extra voordelen: mobiliteit en roaming. U hebt nog altijd
toegang tot informatie, het internet/intranet en netwerkbronnen, zelfs in volle vergadering of terwijl u zich verplaatst.
U kunt communiceren zonder een toegangspunt. Dit betekent dat u zonder toegangspunt een verbinding tot stand kunt
brengen met een beperkt aantal computers (ad hoc) of dat u kunt communiceren via een toegangspunt, waardoor u een
volledig infrastructuurnetwerk kunt creëren.
In sommige landen is het gebruik van WLAN-producten onderworpen aan lokale regelgeving (bijvoorbeeld een beperkt aantal kanalen). Lees daarom
de draadloze LAN-voorschriften grondig door alvorens u de WLAN-functie inschakelt.
WLAN maakt gebruik van de IEEE 802.11a
*
/b/g-standaard of de IEEE 802.11n
*
-conceptstandaard, die de specificaties voor de gebruikte technologie
bevat. Deze standaard bevat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol, Wi-Fi Protected Access 2 (WPA2)
en Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk voorstel van de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn specificaties
van op standaarden gebaseerde, onderling uitwisselbare verbeteringen in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de
toegangscontrole van de bestaande Wi-Fi-netwerken worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie
IEEE 802.11i. Het maakt gebruik van het verbeterde gegevenscodeersysteem TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) naast de gebruikersidentificatie
met behulp van 802.1X en EAP (Extensible Authentication Protocol). De kwetsbare draadloze verbinding tussen de clients en de toegangspunten wordt
beveiligd door middel van codering. Daarnaast zijn er een aantal speciaal voor LAN's ontwikkelde beveiligingsmechanismen voor het beschermen van
de privacy zoals: wachtwoordbeveiliging, end-to-end codering, VPN's (virtual private networks) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA,
biedt betere gegevensbeveiliging en netwerktoegangscontrole, en is ook ontworpen om alle 802.11-apparaten te beveiligen, ongeacht de versie
(802.11b, 802.11a, 802.11g en 802.11n-conceptstandaard, multi-band en multi-mode). Bovendien biedt WPA2 op basis van de geratificeerde norm
IEEE 802.11i beveiliging van overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die voldoet aan NIST (National Institute of Standards
and Technology) FIPS 140-2, en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is achterwaarts compatibel met WPA.
* Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
48
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
De IEEE 802.11b/g-standaard is een draadloze LAN-standaard die de 2,4 GHz-bandbreedte gebruikt. De IEEE 802.11g-standaard biedt snellere
communicatie dan de IEEE 802.11b-standaard.
De IEEE 802.11a-standaard is een draadloze LAN-standaard die de 5 GHz-bandbreedte gebruikt.
De IEEE 802.11n-conceptstandaard is een draadloze LAN-standaard die de 2,4 GHz- of 5 GHz-bandbreedte gebruikt.
Communicatie tussen draadloze LAN-apparaten die de 2,4 GHz-bandbreedte gebruiken en de apparaten die de 5 GHz-bandbreedte gebruiken, is niet
mogelijk omdat de gebruikte frequenties verschillend zijn.
De 2,4 GHz-bandbreedte die wordt gebruikt door apparaten die compatibel zijn met Wireless LAN, wordt ook gebruikt door diverse andere soorten
apparaten. Ondanks dat apparaten die compatibel zijn met Wireless LAN gebruikmaken van technieken om storing van andere apparaten die dezelfde
bandbreedte gebruiken te minimaliseren, kan dergelijke storing leiden tot een lagere communicatiesnelheid, een kleiner communicatiebereik of een
onderbroken draadloze verbinding.
De communicatiesnelheid varieert afhankelijk van de afstand tussen de communicerende apparaten, de aanwezigheid van obstakels tussen de
apparaten, de configuratie van de apparaten, de zendcondities en de gebruikte software. Bovendien kunnen de communicaties worden afgesneden,
afhankelijk van de zendcondities.
Het communicatiebereik varieert afhankelijk van de werkelijke afstand tussen de communicerende apparaten, de aanwezigheid van obstakels tussen de
apparaten, de zendcondities, de onmiddellijke omgeving, waaronder de aanwezigheid van muren en de materialen waarvan deze gemaakt zijn, en de
gebruikte software.
De eigenlijk communicatiesnelheid is mogelijk niet zo snel als wordt weergegeven op uw computer.
Als u IEEE 802.11b- en IEEE 802.11g-producten implementeert op hetzelfde draadloze netwerk, kan de communicatiesnelheid lager worden als gevolg
van radiostoring. Bovendien zijn IEEE 802.11g-apparaten zodanig ontworpen dat ze de communicatiesnelheid verlagen als ze communiceren met
IEEE 802.11b-producten. Wanneer de communicatiesnelheid lager is dan verwacht, kan de communicatiesnelheid hoger worden door het draadloze
kanaal op het toegangspunt te veranderen.
49
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Communiceren zonder een toegangspunt (ad hoc)
Een ad hoc-netwerk is een netwerk waarin een LAN enkel door draadloze apparaten zelf tot stand wordt gebracht, zonder
een andere centrale controller of een ander toegangspunt. Elk apparaat communiceert rechtstreeks met andere apparaten
in het netwerk. U kunt thuis gemakkelijk een ad hoc-netwerk tot stand brengen.
50
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Communiceren zonder een toegangspunt (ad hoc)
!
De IEEE 802.11a-standaard, die de 5 GHz-bandbreedte gebruikt en de IEEE 802.11n-conceptstandaard, die de 2,4 GHz- of 5 GHz-bandbreedte gebruikt,
zijn niet beschikbaar op ad hocnetwerken.
1 Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2 Klik op het pictogram VAIO Smart Network op de taakbalk.
3 Klik op de schakelaar naast de gewenste draadloze optie(s) om deze Aan (On) te zetten in het venster
VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje aan gaat.
4 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
5 Klik op Netwerkstatus en -taken weergeven onder Netwerk en internet.
6 Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen.
7 Selecteer een optie om de ad hoc-netwerkinstellingen op te geven en klik op Volgende.
8 Volg de instructies op het scherm.
51
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Communiceren met een toegangspunt (infrastructuur)
Een infrastructuurnetwerk is een netwerk dat een bestaand bedraad lokaal netwerk uitbreidt naar draadloze apparaten door
middel van een toegangspunt (niet meegeleverd). Het toegangspunt slaat een brug tussen het draadloze en bedrade LAN
en fungeert als centrale controller voor het draadloze lokale netwerk. Het toegangspunt coördineert de transmissie en
ontvangst van meerdere draadloze apparaten binnen een specifiek bereik.
Het toegangspunt selecteert het te gebruiken kanaal voor een infrastructuurnetwerk.
!
Verdere informatie over hoe u het kanaal selecteert dat door het toegangspunt zal worden gebruikt, vindt u in de handleiding bij uw toegangspunt.
52
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Verbinding maken met een draadloos netwerk
1 Controleer of een toegangspunt is ingesteld.
Raadpleeg de handleiding van uw toegangspunt voor meer informatie.
2 Schakel de schakelaar WIRELESS in.
3 Klik op het pictogram VAIO Smart Network op de taakbalk.
4 Klik op de schakelaar naast de gewenste draadloze optie(s) om deze Aan (On) te zetten in het venster
VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje aan gaat.
5 Klik op of op de taakbalk.
6 Selecteer het gewenste toegangspunt en klik op Verbinden.
Voor WPA-PSK of WPA2-PSK verificatie moet u een woordgroep invoeren. De woordgroep is hoofdlettergevoelig en moet een tekstreeks zijn met tussen
de 8 en 63 tekens, of een hexadecimale reeks van 64 tekens.
53
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Draadloze LAN-communicatie stoppen
Draadloze LAN-communicatie stoppen
Klik op de schakelaar naast Draadloos LAN (Wireless LAN) om deze optie Uit (Off) te zetten in het venster
VAIO Smart Network.
!
Als u de WLAN-functie uitschakelt terwijl externe documenten, bestanden of bronnen worden gebruikt, kan gegevensverlies optreden.
54
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
Draadloos WAN gebruiken
Met draadloos WAN (WWAN) kunt u met uw computer verbinding maken met internet via een draadloos netwerk waar er
dekking voor mobiele telefonie is.
WWAN is mogelijk niet in alle landen of regio's beschikbaar. Zie Voorschriften draadloos WAN in Voorschriften, Garantie
en Ondersteuning om te zien in welke landen en regio's WWAN beschikbaar is.
Functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Een simkaart plaatsen
Om de functie voor draadloos WAN te kunnen gebruiken, plaatst u eerst een simkaart in de simkaartsleuf van uw computer.
Uw simkaart zit in een kaart ter grootte van een creditcard.
Afhankelijk van uw land en computermodel ontvangt u mogelijk een aanbieding van de voor VAIO geselecteerde telecomprovider. In dat geval bevindt
de simkaart zich in het simpakket van de provider in de doos of is de simkaart al in de sleuf geplaatst. Als er geen simkaart bij uw computer is geleverd,
kunt u een simkaart aanschaffen bij de provider van uw keuze.
55
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
Zo plaatst u een simkaart
1 Zet de computer uit.
2 Haal de batterij van de computer.
3 Verwijder de simkaart (1) door deze uit de kaart te drukken.
56
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
4 Steek de simkaart in de simkaartsleuf met het elektronische circuit naar beneden.
!
Raak het circuit van de simkaart niet aan. Houd de computer stevig vast wanneer u de kaart plaatst of verwijdert.
Beschadig de simkaart niet, bijvoorbeeld door deze te buigen of door er druk op uit te oefenen.
5 Plaats de batterij terug.
!
Zorg dat de batterij correct is geplaatst.
57
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
Communicatie starten via draadloos WAN
Zo start u communicatie via draadloos WAN
1 Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2 Klik op het pictogram VAIO Smart Network op de taakbalk.
3 Klik op de schakelaar naast Draadloos WAN (Wireless WAN) om deze optie Aan (On) te zetten in het venster
VAIO Smart Network.
4 Klik op de pijl naast de schakelaar Draadloos WAN (Wireless WAN) en op de knop Verbinden (Connect) om
Mobile Broadband Connection te starten.
Afhankelijk van het model, land of regio, moet u mogelijk GlobeTrotter Connect, OneClick Internet of de door de provider geleverde software gebruiken
om verbinding te maken met een netwerk.
5 Voer uw pincode in wanneer hierom wordt gevraagd.
6 Voer indien nodig de APN-gegevens van uw telecomprovider in.
Zie voor meer informatie over het gebruik van de functie voor draadloos WAN het helpbestand van VAIO Smart Network of
de documentatie van uw telecomprovider.
58
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
De Bluetooth-functie gebruiken
U kunt draadloze communicatie tot stand brengen tussen uw computer en andere Bluetooth
®
-apparaten, zoals andere
computers of mobiele telefoons. U kunt zonder kabels informatie tussen deze apparaten uitwisselen tot op een afstand van
10 meter in een open ruimte.
Bluetooth-beveiliging
De draadloze technologie van Bluetooth beschikt over een identificatiefunctie waarmee u kunt vaststellen met wie
u communiceert. Met de identificatiefunctie kunt u voorkomen dat anonieme Bluetooth-apparaten toegang kunnen krijgen
tot uw computer.
De eerste keer dat twee Bluetooth-apparaten met elkaar communiceren, dient voor beide apparaten een sleutel
(een wachtwoord dat nodig is voor de verificatie) te worden vastgesteld. Hiermee worden deze apparaten geregistreerd.
Wanneer een apparaat eenmaal is geregistreerd, hoeft u deze sleutel niet opnieuw in te voeren.
De sleutel kan iedere keer verschillend zijn, maar moet wel aan beide zijden hetzelfde zijn.
Voor bepaalde apparaten, zoals een muis, kan geen sleutel worden ingevoerd.
59
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
U kunt een draadloze verbinding tot stand brengen tussen de computer en een Bluetooth-apparaat, bijvoorbeeld een andere
computer, een mobiele telefoon, PDA, headset, muis of digitale camera.
60
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
Voor de communicatie met een ander Bluetooth-apparaat moet u eerst de Bluetooth-functie instellen. Zoek voor informatie
over het instellen en gebruiken van de Bluetooth-functie naar informatie over Bluetooth in Windows Help en ondersteuning.
1 Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2 Klik op het pictogram VAIO Smart Network op de taakbalk.
3 Klik op de schakelaar naast Bluetooth om deze optie Aan (On) te zetten in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje aan gaat.
61
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
Bluetooth-communicatie stoppen
Zo stopt u de Bluetooth-communicatie
1 Schakel het Bluetooth-apparaat uit dat met de computer communiceert.
2 Klik op de schakelaar naast Bluetooth om deze optie Uit (Off) te zetten in het venster VAIO Smart Network.
62
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van de Bluetooth-functie
De gegevensoverdrachtsnelheid varieert, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
Obstakels, zoals muren, die zich tussen apparaten bevinden
De afstand tussen de apparaten
Het in de muren gebruikte materiaal
De nabijheid van magnetrons en draadloze telefoons
Radiofrequentie-interferentie en andere omgevingsfactoren
De configuratie van de apparaten
Het type softwaretoepassing
Het type besturingssysteem
Het gelijktijdig gebruik van zowel draadloos LAN als Bluetooth-functies op uw computer
De grootte van het bestand dat wordt uitgewisseld
Vanwege de beperkingen van de Bluetooth-standaard kunnen grote bestanden tijdens de continue overdracht soms
beschadigd raken als gevolg van elektromagnetische interferentie in de omgeving.
Alle Bluetooth-apparaten moeten zijn gecertificeerd om ervoor te zorgen dat de geldende standaardvereisten worden
aangehouden. Zelfs als aan de standaarden wordt voldaan, kunnen de prestaties, specificaties en bedieningsprocedures
van afzonderlijke apparaten verschillen. Niet in alle situaties is het mogelijk gegevens uit te wisselen.
Video en geluid lopen mogelijk niet synchroon als u video's op uw computer afspeelt met het geluid op een aangesloten
Bluetooth-apparaat. Dit komt vaker voor met Bluetooth-technologie en is geen defect.
63
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
De 2,4 GHz-band, waar Bluetooth-apparaten of draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende
apparaten gebruikt. Bluetooth-apparaten maken gebruik van een technologie die de interferentie van andere apparaten
die dezelfde golflengte gebruiken, minimaliseert. Gelijktijdig gebruik van de Bluetooth-functie en draadloze
communicatieapparaten kan echter leiden tot radiostoring. Hierdoor kunnen de communicatiesnelheden en -afstanden
minder zijn dan de standaardwaarden.
Lees de Bluetooth-voorschriften voordat u de Bluetooth-functie gebruikt.
De Bluetooth-functie werkt mogelijk niet met andere apparaten, afhankelijk van de fabrikant of de softwareversie die wordt
gebruikt door de fabrikant.
Als u meerdere Bluetooth-apparaten op de computer aansluit, kan het gehele kanaal in beslag worden genomen,
waardoor de prestaties van de apparaten verminderen. Dit is een normale eigenschap van Bluetooth-technologie en is
geen defect.
64
nN
Randapparaten gebruiken >
Randapparaten gebruiken
U kunt de functies van de VAIO-computer uitbreiden met behulp van de verschillende poorten op de computer.
Een optisch station aansluiten (pagina 65)
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten (pagina 66)
Een externe monitor aansluiten (pagina 67)
Weergavemodi selecteren (pagina 69)
De meerdere-monitorsmodus gebruiken (pagina 70)
Een USB-apparaat aansluiten (pagina 72)
65
nN
Randapparaten gebruiken >
Een optisch station aansluiten
Een optisch station aansluiten
Sluit een extern optisch station (niet meegeleverd) aan op uw computer om optische schijven met uw computer te kunnen
gebruiken.
Een optisch station aansluiten
!
Sluit een extern optisch station altijd aan voordat u een vooraf geïnstalleerd schijfbedieningsprogramma start.
Zo sluit u een optisch station aan
1 Steek indien aanwezig het netsnoer van uw externe station (1) in een stopcontact.
2 Kies de USB-poort (2) die u wilt gebruiken.
3 Sluit het ene uiteinde van een USB-kabel (3) aan op de USB-poort en het andere uiteinde op het optische station.
Zie de handleiding van het externe optische station voor gedetailleerde instructies voor het aansluiten van de USB-kabel op het station.
Als u het station loskoppelt terwijl de computer zich in een energiebesparende modus (slaapstand of sluimerstand) bevindt, kan er een storing optreden.
66
nN
Randapparaten gebruiken >
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
U kunt externe geluidsapparatuur, zoals luidsprekers of een hoofdtelefoon (niet meegeleverd) aansluiten op uw computer.
Externe luidsprekers aansluiten
Sluit alleen luidsprekers aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
!
Verlaag het volume vóór u de luidsprekers inschakelt.
Sluit externe luidsprekers (1) aan op de hoofdtelefoonconnector (2) i met een luidsprekerkabel (3) (niet meegeleverd).
67
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Een externe monitor aansluiten
Functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
68
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Een beeldscherm of projector aansluiten
U kunt een extern beeldscherm aansluiten op uw computer, zoals een computermonitor of een projector.
!
Klap de pootjes uit voordat u de monitorpoort van uw computer gebruikt.
Zo sluit u een beeldscherm of projector aan
1 Klap de pootjes uit (pagina 15).
2 Steek het netsnoer (1) van het externe beeldscherm of de projector in het stopcontact.
3 Sluit het externe beeldscherm of de projector aan op de monitorpoort (2) van de computer met een monitorkabel (3).
Indien nodig verbindt u de hoofdtelefoonaansluiting van de projector met de hoofdtelefoonaansluiting (4) i van de computer met een luidsprekerkabel (5).
69
nN
Randapparaten gebruiken >
Weergavemodi selecteren
Weergavemodi selecteren
Wanneer er een externe monitor is aangesloten, kunt u het scherm van uw computer of de aangesloten monitor gebruiken
als het hoofdscherm.
!
Klap de pootjes uit voordat u de monitorpoort van uw computer gebruikt.
Het kan zijn dat gelijktijdige weergave van dezelfde inhoud op uw computerscherm en op de externe monitor of projector niet mogelijk is,
afhankelijk van het type externe monitor of projector.
Schakel de externe monitor in voordat u de computer inschakelt.
Zo selecteert u een weergavemodus met de toetsencombinatie Fn+F7
U kunt een weergavemodus selecteren met de toetsen Fn+F7. Zie Combinaties en functies met de Fn-toets (pagina 30)
voor meer informatie.
Zo selecteert u een weergavemodus via de beeldscherminstellingen
1 Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Schermresolutie.
2 Klik op de vervolgkeuzelijst naast Meerdere schermen, selecteer de gewenste instelling en klik op OK.
70
nN
Randapparaten gebruiken >
De meerdere-monitorsmodus gebruiken
De meerdere-monitorsmodus gebruiken
Dankzij de meerdere-monitorsmodus kunt u specifieke delen van het bureaublad weergeven op verschillende monitoren.
Als u bijvoorbeeld een extern beeldscherm op de monitorpoort hebt aangesloten, kunnen uw computerscherm en het externe
beeldscherm als één bureaubladmonitor fungeren.
U kunt de cursor van het ene naar het andere scherm verplaatsen. Hierdoor kunt u objecten (bijvoorbeeld een
toepassingsvenster of een werkbalk) van het ene scherm naar het andere slepen.
71
nN
Randapparaten gebruiken >
De meerdere-monitorsmodus gebruiken
Zo gebruikt u de meerdere-monitorsmodus
!
Klap de pootjes uit voordat u de monitorpoort van uw computer gebruikt.
Het is mogelijk dat het externe beeldscherm de functie van de meerdere-monitorsmodus niet ondersteunt.
Het is mogelijk dat bepaalde software niet compatibel is met de instellingen van de meerdere-monitorsmodus.
Zorg ervoor dat de computer niet in de slaapstand of in de sluimerstand kan worden gezet tijdens het gebruik van de functie voor meerdere monitors,
anders bestaat de kans dat de computer niet terugkeert naar de normale modus.
Als u voor elk scherm andere kleuren instelt, mag u één venster niet uitbreiden over twee schermen, anders is het mogelijk dat de software niet
behoorlijk werkt.
1 Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Schermresolutie.
2 Klik op de vervolgkeuzelijst naast Meerdere schermen, selecteer Deze beeldschermen uitbreiden en klik op OK.
U kunt de schermkleuren en resolutie voor elke monitor instellen en de functie voor meerdere monitors aanpassen.
Stel minder kleuren of een lagere resolutie in voor elk scherm.
72
nN
Randapparaten gebruiken >
Een USB-apparaat aansluiten
Een USB-apparaat aansluiten
U kunt een USB-apparaat (Universal Serial Bus), zoals een muis, diskettestation, luidspreker of printer, aansluiten op de
computer.
Een USB-apparaat aansluiten
1 Kies de USB-poort (1) die u wilt gebruiken.
2 Steek de USB-kabel (2) van het apparaat in de USB-poort.
73
nN
Randapparaten gebruiken >
Een USB-apparaat aansluiten
Opmerkingen over het aansluiten van een USB-apparaat
U moet voor gebruik mogelijk het stuurprogramma installeren dat bij het USB-apparaat werd geleverd. Raadpleeg de
handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie.
Gebruik voor het afdrukken van documenten een USB-printer die compatibel is met uw versie van Windows.
Raadpleeg de handleiding van het USB-apparaat voor meer informatie over het verwijderen van het apparaat.
Om te voorkomen dat de computer en/of het USB-apparaat beschadigd worden, let u op de volgende punten:
Als u de computer verplaatst terwijl er USB-apparaten zijn aangesloten, let u erop dat de USB-poorten niet worden
blootgesteld aan schokken of grote druk.
Plaats de computer niet in een tas of koffertje terwijl er USB-apparaten zijn aangesloten.
74
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Uw VAIO-computer aanpassen
In dit deel wordt kort beschreven hoe u de standaardinstellingen van uw VAIO-computer kunt aanpassen. U leert onder
andere hoe u uw Sony-software en -hulpprogramma's kunt gebruiken en het uiterlijk ervan kunt aanpassen.
Het wachtwoord instellen (pagina 75)
Intel® VT gebruiken (pagina 84)
VAIO Control Center gebruiken (pagina 85)
VAIO Power Management gebruiken (pagina 86)
75
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het wachtwoord instellen
Naast het Windows-wachtwoord kunt u een van de BIOS-functies gebruiken om de computer te beveiligen door twee typen
wachtwoorden in te stellen: het opstartwachtwoord en het wachtwoord voor de vaste schijf.
Zodra u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, moet u dit invoeren nadat het VAIO-logo is weergegeven bij het opstarten van
de computer. Met het opstartwachtwoord kunt u voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot de computer.
Het wachtwoord voor de vaste schijf biedt aanvullende beveiliging van de gegevens die op het ingebouwde opslagapparaat
zijn opgeslagen. Als u het wachtwoord voor de vaste schijf instelt, krijgen andere gebruikers geen toegang tot de gegevens
als ze het wachtwoord niet kennen, zelfs als het met een wachtwoord beveiligde ingebouwde opslagapparaat uit uw computer
is verwijderd en in een andere computer is geïnstalleerd.
Het opstartwachtwoord toevoegen
Met het opstartwachtwoord kunt u voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot de computer.
Er zijn twee typen opstartwachtwoorden: een wachtwoord voor de computer en een gebruikerswachtwoord. Het wachtwoord
voor de computer is bedoeld voor gebruikers met beheerdersrechten voor de computer. Met dit wachtwoord kunnen ze alle
configuratieopties in het scherm BIOS Setup aanpassen en de computer opstarten. Het gebruikerswachtwoord is bedoeld
voor de standaardgebruikers. Met dit wachtwoord kunnen ze bepaalde configuratieopties in het scherm BIOS Setup
aanpassen en de computer opstarten. U kunt het gebruikerswachtwoord pas instellen nadat u het wachtwoord voor de
computer hebt ingesteld.
!
Zodra u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, kunt u de computer niet starten zonder het wachtwoord in te voeren. Zorg dat u het wachtwoord niet
vergeet. Schrijf het wachtwoord op, bewaar het op een veilige plek en geef het niet aan anderen.
Als u het opstartwachtwoord bent vergeten en hulp nodig hebt bij het opnieuw instellen ervan, worden herstellingskosten in rekening gebracht.
Uw computer moet mogelijk worden opgestuurd voor reparatie om het wachtwoord opnieuw in te stellen.
76
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het opstartwachtwoord toevoegen (wachtwoord voor de computer)
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Druk op de toets < of , om Security te selecteren om het tabblad Security weer te geven, selecteer
Set Machine Password en druk op de toets Enter.
4 Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord tweemaal het wachtwoord in en druk vervolgens op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
5 Selecteer Password when Power On onder Security en druk vervolgens op Enter.
6 Wijzig de instelling van Disabled in Enabled.
7 Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
77
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het opstartwachtwoord toevoegen (gebruikerswachtwoord)
!
Zorg dat u het wachtwoord voor de computer eerder instelt dan het gebruikerswachtwoord.
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Voer het wachtwoord voor de computer in en druk op Enter.
4 Druk op de toets < of , om Security te selecteren om het tabblad Security weer te geven, selecteer
Set User Password en druk op de toets Enter.
5 Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord tweemaal het wachtwoord in en druk vervolgens op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
6 Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
78
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het opstartwachtwoord wijzigen/verwijderen
Het opstartwachtwoord wijzigen of verwijderen (wachtwoord voor de computer)
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Voer het wachtwoord voor de computer in en druk op Enter.
4 Druk op de toets < of , om Security te selecteren om het tabblad Security weer te geven, selecteer
Set Machine Password en druk op de toets Enter.
5 Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord eenmaal het huidige wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal een
nieuw wachtwoord in. Druk op Enter.
Als u het wachtwoord wilt verwijderen, laat u Enter New Password en Confirm New Password leeg en drukt u op Enter.
6 Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
79
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het opstartwachtwoord wijzigen of verwijderen (gebruikerswachtwoord)
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Voer het gebruikerswachtwoord in en druk op Enter.
4 Druk op de toets < of , om Security te selecteren om het tabblad Security weer te geven, selecteer
Set User Password en druk op de toets Enter.
5 Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord eenmaal het huidige wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal een
nieuw wachtwoord in. Druk op Enter.
Als u het wachtwoord wilt verwijderen, laat u Enter New Password en Confirm New Password leeg en drukt u op Enter.
6 Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
80
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het wachtwoord voor de harde schijf toevoegen
Het wachtwoord voor de vaste schijf biedt aanvullende beveiliging van de gegevens die op het ingebouwde opslagapparaat
zijn opgeslagen. Als u het wachtwoord voor de harde schijf instelt, voegt u een extra beveiligingsniveau toe.
Wanneer u het wachtwoord voor de harde schijf toevoegt, moet u zowel het hoofd- als het gebruikerswachtwoord instellen.
Met het hoofdwachtwoord kunnen gebruikers met beheerdersrechten op de computer het gebruikerswachtwoord in het
scherm BIOS Setup opnieuw instellen. Met het gebruikerswachtwoord kunt u het ingebouwde opslagapparaat vergrendelen.
Nadat u het gebruikerswachtwoord hebt ingesteld, moet u dit samen met het opstartwachtwoord (indien ingesteld) invoeren
wanneer het VAIO-logo verschijnt.
!
U kunt de computer niet met het hoofdwachtwoord opstarten.
Als u het hoofdwachtwoord vergeet of als het toetsenbord het niet meer doet, zodat u geen wachtwoord kunt invoeren, is het onmogelijk om toegang
te krijgen tot de gegevens die op het ingebouwde opslagapparaat zijn opgeslagen. Dit wachtwoord kan NIET OPNIEUW WORDEN INGESTELD. U moet
dan voor eigen rekening het ingebouwde opslagapparaat vervangen en u bent alle gegevens kwijt die op het apparaat waren opgeslagen. Schrijf het
hoofdwachtwoord op, bewaar het op een veilige plek en geef het niet aan anderen.
81
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Zo voegt u het wachtwoord voor de harde schijf toe
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
Als u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, voert u dit in.
3 Druk op de toets < of , om Security te selecteren om het tabblad Security weer te geven, selecteer
Hard Disk Password en druk op de toets Enter.
Het invoerscherm Hard Disk Password verschijnt.
4 Selecteer Enter Master and User Passwords en druk op Enter.
5 Selecteer Continue in het waarschuwingsscherm en druk op Enter.
6 Voer het hoofdwachtwoord tweemaal in en druk op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
7 Voer het gebruikerswachtwoord tweemaal in en druk op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
8 Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
9 Druk op Esc en vervolgens op < of , om het tabblad Exit te selecteren.
10 Druk op M of m om Exit Setup te selecteren en druk op vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
82
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het wachtwoord voor de harde schijf wijzigen/verwijderen
Zo wijzigt u het wachtwoord voor de harde schijf
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
Als u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, voert u dit in.
3 Druk op de toets < of , om Security te selecteren om het tabblad Security weer te geven, selecteer
Hard Disk Password en druk op de toets Enter.
Het invoerscherm Hard Disk Password verschijnt.
4 Selecteer Change Master Password of Change User Password en druk vervolgens op Enter.
5 Voer het huidige wachtwoord eenmaal in en daarna het nieuwe wachtwoord tweemaal.
6 Druk op Enter.
7 Druk op Enter wanneer het bevestigingsbericht verschijnt.
8 Druk op Esc en vervolgens op < of , om het tabblad Exit te selecteren.
9 Druk op M of m om Exit Setup te selecteren en druk op vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
83
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Zo verwijdert u het wachtwoord voor de harde schijf
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
Als u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, voert u dit in.
3 Druk op de toets < of , om Security te selecteren om het tabblad Security weer te geven, selecteer
Hard Disk Password en druk op de toets Enter.
Het invoerscherm Hard Disk Password verschijnt.
4 Selecteer Enter Master and User Passwords en druk op Enter.
5 Voer bij Enter Current Hard Disk Master Password het huidige wachtwoord in en druk op Enter.
6 Druk op Enter zonder dat u een letter voor de resterende velden hebt ingevoerd.
7 Druk op Enter wanneer het bevestigingsbericht verschijnt.
8 Druk op Esc en vervolgens op < of , om het tabblad Exit te selecteren.
9 Druk op M of m om Exit Setup te selecteren en druk op vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
84
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Intel® VT gebruiken
Intel
®
VT gebruiken
Met Intel
®
Virtualization Technology (VT) kunt u software voor hardwarevirtualisatie gebruiken om de prestaties van uw
computer te verhogen.
!
Intel VT is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de in uw computer geïnstalleerde processor.
Neem contact op met de software-uitgever voor informatie over virtualisatie en het gebruik van software voor hardwarevirtualisatie.
Zo gebruikt u Intel VT
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Druk op de toets < of , om Advanced te selecteren.
4 Druk op M of m om Intel(R) Virtualization Technology of Intel(R) VT te selecteren, druk op Enter, selecteer Enabled
en druk nogmaals op Enter.
!
Als het tabblad Advanced niet wordt weergegeven in het BIOS-venster, of als u Intel(R) Virtualization Technology niet kunt selecteren, dan is Intel VT
niet beschikbaar op de computer.
5 Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
85
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Control Center gebruiken
VAIO Control Center gebruiken
Met het hulpprogramma VAIO Control Center kunt u systeeminformatie weergeven en voorkeuren voor de werking van het
systeem instellen.
VAIO Control Center gebruiken
1 Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2 Selecteer het gewenste besturingselement en wijzig de instellingen.
3 Als u klaar bent, klikt u op OK.
De instelling van het gewenste item is gewijzigd.
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Control Center voor meer informatie over de opties.
Niet alle besturingselementen zijn zichtbaar als u VAIO Control Center opent als een gebruiker met beperkte toegangsrechten.
86
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Power Management gebruiken
VAIO Power Management gebruiken
Dankzij energiebeheer kunt u energiebeheerschema's instellen voor werking op netstroom of batterijstroom, geheel
aangepast aan uw eisen op het gebied van energieverbruik.
VAIO Power Management wordt toegevoegd aan Energiebeheer van Windows. Met deze softwaretoepassing kunt u de
functies van Windows Energiebeheer gebruiken om een betere werking van de computer en een langere levensduur van de
batterijen zeker te stellen.
Een energieschema selecteren
Wanneer u de computer start, verschijnt een pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk. Dit pictogram geeft aan
welke voedingsbron u momenteel gebruikt. Klik op dit pictogram om een venster te openen waarin de energiebeheerstatus
wordt weergegeven.
Een energiebeheerbeheerschema selecteren
1 Rechtsklik op het pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk en selecteer Energiebeheer.
2 Selecteer het gewenste energiebeheerschema.
De energiebeheerschema-instellingen wijzigen
1 Klik op De schema-instellingen wijzigen rechts van het gewenste energiebeheerschema in het venster Energiebeheer.
Wijzig indien nodig de instellingen voor de slaapstand en het beeldscherm.
2 Als u de geavanceerde instellingen wilt wijzigen klikt u op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen en gaat u naar
stap 3.
Klik anders op Wijzigingen opslaan.
3 Klik op het tabblad VAIO Power Management.
Wijzig de instellingen voor elk item.
4 Klik op OK.
U kunt de huidige energiebeheerinstellingen controleren met De weergave van VAIO Energiebeheer (VAIO Power Management Viewer) in VAIO Control
Center.
87
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Voorzorgsmaatregelen
In dit deel worden de veiligheidsrichtlijnen en voorzorgsmaatregelen beschreven om beschadiging van de VAIO-computer te
voorkomen.
Veiligheidsinformatie (pagina 88)
Verzorging en onderhoud (pagina 91)
Met de computer omgaan (pagina 92)
Met het LCD-scherm omgaan (pagina 94)
De stroomvoorziening gebruiken (pagina 95)
Met de ingebouwde camera omgaan (pagina 96)
Met schijven omgaan (pagina 97)
De batterij gebruiken (pagina 98)
Met 'Memory Sticks' omgaan (pagina 99)
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan (pagina 100)
88
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Veiligheidsinformatie
Veiligheidsinformatie
Computer
Gebruik de computer op een stevig en stabiel oppervlak.
U wordt aangeraden de computer niet rechtstreeks op uw schoot te plaatsen. De temperatuur van de onderkant van het
apparaat kan stijgen bij normaal gebruik en kan na lange tijd ongemak of brandplekken veroorzaken.
Zorg voor voldoende luchtcirculatie om te voorkomen dat de temperatuur in de computer te hoog oploopt. Plaats de
computer nooit op zachte oppervlakken zoals tapijten, dekens, banken of bedden, of in de nabijheid van gordijnen,
omdat hierdoor de ventilatieopeningen geblokkeerd kunnen raken.
Gebruik alleen bepaalde randapparatuur en interfacekabels.
Voeding
Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer, dit kan brand veroorzaken.
Houd het netsnoer altijd vast bij de stekker als u het uit het stopcontact trekt. Trek nooit aan het snoer zelf.
Verwijder de stekker van de computer uit het stopcontact als u van plan bent de computer gedurende lange tijd niet
te gebruiken.
Trek de netadapter uit het stopcontact als u deze niet gebruikt.
Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
89
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Veiligheidsinformatie
Batterij
Stel de batterij nooit bloot aan een temperatuur van meer dan 60°C (bijvoorbeeld in direct zonlicht of in een auto die
geparkeerd staat in de zon).
Sommige oplaadbare batterijen voldoen niet aan de kwaliteits- en veiligheidsstandaarden van Sony. Om veiligheidsredenen
werkt deze computer alleen met originele Sony-batterijen die voor dit model zijn ontworpen. Als u een niet-goedgekeurde
batterij in de computer plaatst, wordt de batterij niet opgeladen en werkt de computer niet.
Plaats de batterij nooit in de buurt van een warmtebron.
Houd de batterij droog.
Open de batterij niet en probeer deze niet uit elkaar te halen.
Stel de batterij niet bloot aan mechanische schokken, bijvoorbeeld laten vallen op een hard oppervlak.
Als u de computer geruime tijd niet gebruikt, verwijdert u de batterij uit de computer om te vermijden dat deze beschadigd
raakt.
Als u de batterij geruime tijd niet hebt gebruikt, kan deze bijna leegraken. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
De batterij raakt na verloop van tijd leeg, ook wanneer deze niet wordt gebruikt. Sluit de netadapter aan op de computer
en laad de batterij opnieuw op voordat u de computer weer gaat gebruiken.
90
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Veiligheidsinformatie
Hoofdtelefoon
Verkeersveiligheid: gebruik geen hoofdtelefoon terwijl u een voertuig/rijtuig bestuurt, fietst of een gemotoriseerd
voertuig bedient. Dit is niet alleen gevaarlijk, maar is in sommige landen zelfs bij wet verboden. Loop niet rond met een
hoofdtelefoon met luide muziek. Dit kan gevaarlijk zijn, vooral op zebrapaden.
Gehoorbeschadiging voorkomen: zet het volume van de hoofdtelefoon niet te hoog. Oorartsen raden af voortdurend
en langdurig luide muziek te beluisteren. Als uw oren beginnen te suizen, verlaagt u het volume of zet u de hoofdtelefoon af.
'Memory Stick'
Houd 'Memory Sticks' en 'Memory Stick'-adapters buiten het bereik van kinderen. Ze kunnen deze inslikken.
91
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Verzorging en onderhoud
Verzorging en onderhoud
Computer
Reinig de behuizing met een zachte, droge doek, of eventueel met een licht bevochtigde doek met een milde oplossing
van een schoonmaakmiddel. Gebruik nooit schuursponsjes, schuurmiddelen of oplosmiddelen zoals alcohol en benzeen,
omdat deze de afwerkingslaag van de computer kunnen beschadigen.
Zorg dat u altijd de netadapter en de batterij verwijdert voordat u de computer schoonmaakt.
LCD-scherm
Gebruik een zachte, droge doek om het oppervlak van het LCD-scherm schoon te vegen. Het scherm kan door hard
wrijven beschadigd raken.
Om het LCD-scherm en het toetsenbord te beschermen tegen schade, bijvoorbeeld bij het vervoeren van de computer,
spreidt u de schoonmaakdoek zonder vouwen op het toetsenbord voordat u het LCD-scherm dichtklapt.
Ingebouwde camera
Maak het lensbeschermoppervlak aan de voorzijde van de ingebouwde camera schoon met een lensblazer of een zachte
borstel. Als het lensbeschermoppervlak extreem vuil is, maakt u dit schoon met een zachte, droge doek. Wrijf niet over het
oppervlak, aangezien dit gevoelig is voor druk.
Schijven
De betrouwbaarheid van een schijf is alleen gewaarborgd wanneer u hier zorgvuldig mee omgaat. Gebruik nooit
wasbenzine of andere oplosmiddelen, thinner, alcohol, schoonmaakmiddelen of antistatische sprays, omdat de schijf
hierdoor beschadigd kan raken.
Als u een schijf wilt reinigen, houdt u de schijf vast aan de randen en wrijft u deze met een zacht doekje van binnen naar
buiten schoon.
Als de schijf erg vuil is, bevochtigt u een zacht doekje met water, wringt u het goed uit en wrijft u het oppervlak van de
schijf van binnen naar buiten schoon. Wrijf de schijf vervolgens goed droog met een droge, zachte doek.
92
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met de computer omgaan
Met de computer omgaan
Als er een voorwerp of vloeistof in de computer terechtkomt, sluit u de computer onmiddellijk af, haalt u de stekker uit het
stopcontact en verwijdert u de batterij. Het is aan te raden de computer door een gekwalificeerde reparateur te laten
nakijken voordat u de computer weer gebruikt.
Laat de computer niet vallen en plaats geen voorwerpen op de computer.
Plaats de computer niet op een locatie die blootstaat aan:
Warmtebronnen (bijvoorbeeld radiators of luchtkanalen)
Direct zonlicht
Veel stof
Vocht of regen
Mechanische trillingen of schokken
Sterke magneten of luidsprekers die niet magnetisch zijn afgeschermd
Omgevingstemperaturen van meer dan 35°C of minder dan 5°C
Hoge vochtigheid
Plaats geen elektronische apparatuur in de nabijheid van de computer. Het elektromagnetische veld van de apparatuur
kan een computerstoring veroorzaken.
Gebruik de computer niet zonder dat de batterij geplaatst is, dit kan leiden tot storingen.
De computer gebruikt hoogfrequente radiosignalen die de radio- of tv-ontvangst kunnen storen. Als dit probleem zich
voordoet, plaatst u de computer verder weg van het desbetreffende toestel.
Gebruik geen beschadigde aansluitkabels.
Wanneer de computer snel van een koude naar een warme ruimte wordt overgebracht, kan er in de computer
condensatie van waterdamp optreden. Wacht in een dergelijke situatie minimaal een uur voordat u de computer
inschakelt. Als zich een probleem voordoet, schakelt u de computer uit, verwijdert u de stekker uit het stopcontact en
neemt u contact op met VAIO-Link.
93
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met de computer omgaan
Maak regelmatig een reservekopie van uw gegevens om te voorkomen dat er gegevens verloren gaan wanneer de
computer beschadigd raakt.
Oefen geen druk uit op het LCD-scherm of op de randen ervan bij het openen van LCD-scherm of bij het optillen van uw
computer. Het LCD-scherm is gevoelig voor druk. Dit kan het scherm beschadigen of leiden tot defecten. Houd om de
computer te openen deze in de ene hand en klap het LCD-scherm voorzichtig open met uw andere hand. Houd de
computer met twee handen vast wanneer u deze tilt met de klep open.
Gebruik een draagtas die speciaal voor uw computer is ontworpen.
94
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met het LCD-scherm omgaan
Met het LCD-scherm omgaan
Stel het LCD-scherm niet bloot aan direct zonlicht. Hierdoor kan het LCD-scherm beschadigd raken. Vermijd direct
zonlicht als u de computer gebruikt in de nabijheid van een venster.
Kras niet over het oppervlak van het LCD-scherm en oefen er geen druk op uit. Dit kan schade veroorzaken.
Als u de computer gebruikt bij een lage omgevingstemperatuur, kan het beeld op het LCD-scherm wat blijven hangen.
Dit is geen defect. Als de computer terug op normale temperatuur komt, doet dit probleem zich niet meer voor.
Het beeld op het LCD-scherm kan enigszins blijven hangen als hetzelfde beeld geruime tijd wordt weergegeven. Na enige
tijd verdwijnt dit 'beeldrestant'. U kunt een schermbeveiliging gebruiken om te vermijden dat het beeld inbrandt in het
scherm.
Het LCD-scherm wordt warm tijdens het gebruik van de computer. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Het LCD-scherm is geproduceerd met behulp van precisietechnologie. Het is echter mogelijk dat voortdurend heel kleine
zwarte en/of heldere puntjes (rood, blauw of groen) verschijnen op het LCD-scherm. Dit is een normaal gevolg van het
productieproces en wijst niet op een defect.
Wijzig de standinstelling van het LCD-scherm niet in het venster Tablet PC-instellingen, zelfs niet wanneer er
wijzigingsopties beschikbaar zijn, aangezien dit de computer instabiel maakt. Sony accepteert geen aansprakelijkheid
voor defecten die voortvloeien uit gewijzigde instellingen.
Oefen geen druk uit op het LCD-scherm wanneer u dit dichtklapt. Dit kan krassen veroorzaken op het scherm of het
LCD-scherm vervuilen.
95
nN
Voorzorgsmaatregelen >
De stroomvoorziening gebruiken
De stroomvoorziening gebruiken
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Sluit op het stopcontact waarop de computer is aangesloten geen andere toestellen aan die stroom verbruiken
(bijvoorbeeld een kopieerapparaat of een papierversnipperaar).
U kunt een contactdoos met een stroomstootbeveiliging kopen. Dit apparaat helpt voorkomen dat de computer
beschadigd raakt door stroomstoten, die zich bijvoorbeeld kunnen voordoen tijdens onweer met bliksem.
Gebruik uitsluitend de netadapter die wordt geleverd met de computer of originele Sony-producten. Gebruik geen enkele
andere netadapter omdat hierdoor een storing kan worden veroorzaakt.
96
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met de ingebouwde camera omgaan
Met de ingebouwde camera omgaan
Raak het lensbeschermoppervlak aan de voorzijde van de ingebouwde camera niet aan. Als u dit wel doet, kunnen er
krassen in het oppervlak ontstaan, die te zien zijn op de vastgelegde beelden.
Laat geen direct zonlicht in de lens van de ingebouwde camera vallen, ongeacht de energiemodus van de computer.
Dit kan namelijk een defect aan de camera veroorzaken.
97
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met schijven omgaan
Met schijven omgaan
Vingerafdrukken en stof op het oppervlak van een schijf kunnen tot leesfouten leiden. Houd een schijf altijd vast bij de
rand en het gat in het midden, zoals hieronder wordt weergegeven:
Plak nooit een label op de schijf. Het gebruik van de schijf wordt beïnvloed en het kan leiden tot onherstelbare schade.
98
nN
Voorzorgsmaatregelen >
De batterij gebruiken
De batterij gebruiken
De batterij raakt sneller leeg bij lage temperaturen. Dit komt omdat het rendement van de batterij afneemt bij lage
temperaturen.
Laad de batterijen op bij een temperatuur tussen 10°C en 30°C. Bij lagere temperaturen duurt het opladen langer.
Er wordt hitte gecumuleerd in de batterij terwijl deze wordt gebruikt of opgeladen. Dit is normaal en is geen reden tot
bezorgdheid.
U hoeft de batterij niet te ontladen vóór u deze opnieuw oplaadt.
Als de batterij snel leegloopt nadat deze volledig is opgeladen, heeft deze waarschijnlijk het einde van de gebruiksduur
bereikt en dient u deze te vervangen.
99
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met 'Memory Sticks' omgaan
Met 'Memory Sticks' omgaan
Raak de connector van een 'Memory Stick' niet aan met uw vingers of een metalen voorwerp.
Gebruik alleen het label dat wordt geleverd bij de 'Memory Stick'.
U moet de 'Memory Stick' niet buigen, laten vallen of blootstellen aan schokken.
Haal een 'Memory Stick' niet uit elkaar en wijzig deze niet.
Laat een 'Memory Stick' nooit nat worden.
Gebruik of bewaar een 'Memory Stick' niet op plaatsen die blootstaan aan:
Statische elektriciteit
Elektrische ruis
Extreem hoge temperaturen (bijvoorbeeld in een auto die geparkeerd staat in de zon)
Direct zonlicht
Hoge vochtigheid
Corrosieve stoffen
Gebruik het opbergdoosje dat is geleverd bij de 'Memory Stick'.
Zorg ervoor dat u een back-up maakt van belangrijke gegevens.
Gebruik bij het gebruik van een 'Memory Stick Duo' geen pen met een fijne punt om het label van de 'Memory Stick Duo'
te beschrijven. Als u druk uitoefent op het medium, kunt u interne onderdelen beschadigen.
100
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan
Het ingebouwde opslagapparaat, harde schijf of SSD (solid state drive), heeft een hoge opslagdichtheid en kan in hoog
tempo gegevens lezen of schrijven. Het is echter kwetsbaar wanneer het onjuist wordt gebruikt. Als het ingebouwde
opslagapparaat beschadigd is, kunnen de gegevens niet worden hersteld. Om verlies van gegevens te voorkomen is het
belangrijk dat u de computer voorzichtig behandelt.
Functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Beschadiging van de harde schijf vermijden
Stel de computer nooit bloot aan plotselinge bewegingen.
Plaats de computer nooit in de buurt van een magneet.
Plaats de computer niet op een locatie die blootstaat aan mechanische trillingen of die niet stabiel is.
Verplaats de computer niet terwijl de stroom is ingeschakeld.
Schakel de stroom niet uit of start de computer niet opnieuw op terwijl gegevens worden gelezen van of geschreven naar
de harde schijf.
Gebruik de computer niet op een plaats die blootstaat aan extreme temperatuurschommelingen.
Haal de harde schijf niet uit de computer.
Beschadiging van de SSD vermijden
Schakel de stroom niet uit of start de computer niet opnieuw op terwijl gegevens worden gelezen van of geschreven naar
de SSD.
Haal de SSD niet uit de computer.
101
nN
Problemen oplossen >
Problemen oplossen
In dit deel wordt beschreven hoe u veelvoorkomende problemen met de VAIO-computer kunt oplossen. Veel problemen zijn
eenvoudig op te lossen. Probeer eerst deze suggesties alvorens contact op te nemen met VAIO-Link.
Functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Computer (pagina 102)
Systeembeveiliging (pagina 111)
Batterij (pagina 112)
Ingebouwde camera (pagina 114)
Netwerk (pagina 116)
Bluetooth-technologie (pagina 121)
Beeldscherm (pagina 125)
Afdrukken (pagina 128)
Luidsprekers (pagina 129)
Touchpad (pagina 130)
Toetsenbord (pagina 131)
Diskettes (pagina 132)
Audio/video (pagina 133)
'Memory Stick' (pagina 135)
Randapparatuur (pagina 136)
102
nN
Problemen oplossen >
Computer
Computer
Wat moet ik doen als mijn computer niet opstart?
Controleer of uw computer correct is aangesloten op een stopcontact en is ingeschakeld en dat het stroomlampje brandt.
Zorg dat de batterij correct is geïnstalleerd en is opgeladen.
Koppel alle aangesloten USB-apparaten los en start uw computer opnieuw op.
Als uw computer is aangesloten op een contactdoos of een UPS (Uninterruptible Power Supply of noodvoeding),
controleert u of de contactdoos of UPS op het stopcontact is aangesloten en is ingeschakeld.
Als u een extern beeldscherm gebruikt, controleert u of dit op het stopcontact is aangesloten en is ingeschakeld.
Zorg dat de helderheid en het contrast correct zijn ingesteld. Raadpleeg de handleiding van het beeldscherm voor
meer informatie.
Koppel de netadapter los en verwijder de batterij. Wacht drie tot vijf minuten. Plaats de batterij terug, sluit de netadapter
opnieuw aan en druk op de aan/uit-knop om uw computer aan te zetten.
Condens kan een storing in uw computer veroorzaken. Als dit gebeurt, mag u de computer gedurende ten minste één
uur niet gebruiken.
Controleer of u de meegeleverde Sony-netadapter gebruikt. Voor uw veiligheid dient u alleen de originele oplaadbare
batterij en netadapter van Sony te gebruiken. Deze worden door Sony geleverd voor uw VAIO-computer.
103
nN
Problemen oplossen >
Computer
Wat moet ik doen als het groene stroomlampje gaat branden, maar er niets op mijn
scherm verschijnt?
Druk meerdere keren op Alt+F4 om het toepassingsvenster te sluiten. Er kan zich een toepassingsfout hebben
voorgedaan.
Als de toetsen Alt+F4 geen effect hebben, klikt u op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op
Opnieuw opstarten om de computer opnieuw op te starten.
Als de computer niet opnieuw wordt opgestart, drukt u op de toetsen Ctrl+Alt+Delete en klikt u op de pijl naast de
knop Afsluiten en daarna op Opnieuw opstarten.
Wanneer het venster Windows Beveiliging verschijnt, klikt u op Opnieuw opstarten.
Als deze methode niet werkt, houdt u de aan/uit-knop minstens vier seconden ingedrukt om de computer af te sluiten.
Koppel de netadapter los een houd de computer vijf minuten uitgeschakeld. Sluit de netadapter aan en schakel de
computer weer in.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete of met de aan/uit-knop, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
104
nN
Problemen oplossen >
Computer
Wat moet ik doen als de computer of software niet meer reageert?
Als de computer niet meer reageert terwijl er een softwaretoepassing wordt uitgevoerd, drukt u op de toetsen Alt+F4 om
het toepassingsvenster te sluiten.
Als de toetsen Alt+F4 geen effect hebben, klikt u op Start en vervolgens op de knop Afsluiten om de computer uit te
schakelen.
Als uw computer niet wordt uitgeschakeld, drukt u op de toetsen Ctrl+Alt+Delete en klikt u op de knop Afsluiten.
Wanneer het venster Windows Beveiliging verschijnt, klikt u op Afsluiten.
Als deze procedure niet werkt, houdt u de aan/uit-knop ingedrukt totdat de computer wordt uitgeschakeld.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete of met de aan/uit-knop, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
Koppel de netadapter los en verwijder de batterij. Wacht drie tot vijf minuten. Plaats de batterij terug, sluit de netadapter
opnieuw aan en druk op de aan/uit-knop om uw computer aan te zetten.
Probeer het probleem te verhelpen door de software opnieuw te installeren.
Neem contact op met de maker of leverancier van de software voor technische ondersteuning.
105
nN
Problemen oplossen >
Computer
Waarom wordt mijn computer niet in de slaapstand of sluimerstand gezet?
Uw computer kan instabiel worden als de werkingsmodus wordt gewijzigd voordat de computer volledig in de slaapstand of
sluimerstand is gegaan.
De normale modus van uw computer herstellen
1 Sluit alle geopende programma's.
2 Klik op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Opnieuw opstarten.
3 Als de computer niet opnieuw wordt opgestart, drukt u op de toetsen Ctrl+Alt+Delete en klikt u op de pijl naast de knop
Afsluiten en daarna op Opnieuw opstarten.
Wanneer het venster Windows Beveiliging verschijnt, klikt u op Opnieuw opstarten.
4 Als deze procedure niet werkt, houdt u de aan/uit-knop ingedrukt totdat de computer wordt uitgeschakeld.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete of met de aan/uit-knop, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
Wat moet ik doen als het lampje voor batterijlading snel knippert en mijn computer
niet opstart?
Dit probleem kan worden veroorzaakt doordat de batterij niet correct is geplaatst. U verhelpt dit probleem door
uw computer uit te schakelen en de batterij te verwijderen. Plaats vervolgens de batterij terug in de computer.
Zie De batterij plaatsen/verwijderen (pagina 19) voor meer informatie.
Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de bovenstaande stappen hebt uitgevoerd, betekent dit dat de batterij niet
compatibel is. Verwijder de batterij en neem contact op met VAIO-Link.
106
nN
Problemen oplossen >
Computer
Wat moet ik doen als er een venster verschijnt met het bericht dat de batterij incompatibel
of verkeerd geplaatst is, en mijn computer overgaat op de sluimerstand?
Dit probleem kan worden veroorzaakt doordat de batterij niet correct is geplaatst. U verhelpt dit probleem door uw
computer uit te schakelen en de batterij te verwijderen. Plaats vervolgens de batterij terug in de computer. Zie De batterij
plaatsen/verwijderen (pagina 19) voor meer informatie.
Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de bovenstaande stappen hebt uitgevoerd, betekent dit dat de batterij niet
compatibel is. Verwijder de batterij en neem contact op met VAIO-Link.
Waarom wordt in het venster Systeemeigenschappen een lagere processorsnelheid
weergegeven dan de maximale snelheid?
Dit is normaal. Aangezien uw computerprocessor een technologie voor regeling van de processorsnelheid gebruikt om
energie te besparen, kan in Systeemeigenschappen de huidige processorsnelheid worden weergegeven in plaats van de
maximale snelheid.
Wat moet ik doen als mijn wachtwoord niet wordt geaccepteerd op mijn computer en het
bericht Enter Onetime Password wordt weergegeven?
Als u driemaal achter elkaar een verkeerd opstartwachtwoord invoert, verschijnt het bericht Enter Onetime Password en
zal Windows niet meer starten. Houd de aan/uit-knop gedurende meer dan vier seconden ingedrukt om te controleren of het
stroomlampje uit gaat. Wacht 10 tot 15 seconden, zet uw computer opnieuw aan en voer het juiste wachtwoord in. Controleer
wanneer u het wachtwoord invoert of de lampjes voor de toetsen Num Lock en Caps Lock uit zijn. Als een van deze lampjes
brandt, drukt u op de toets Num Lk (of Num Lock) of op de toets Caps Lock om het lampje uit te schakelen voordat u het
wachtwoord invoert.
107
nN
Problemen oplossen >
Computer
Wat moet ik doen als mijn spelsoftware niet werkt of steeds vastloopt?
Kijk op de website van het spel of er patches of updates kunnen worden gedownload.
Zorg dat u het meest recente videostuurprogramma hebt geïnstalleerd.
Op sommige VAIO-modellen wordt het grafische geheugen gedeeld met het systeem. In dat geval kunnen geen optimale
grafische prestaties worden gegarandeerd.
Wat moet ik doen als ik het opstartwachtwoord ben vergeten?
Als u het opstartwachtwoord bent vergeten, neemt u contact op met VAIO-Link om dit opnieuw in te stellen. Hiervoor worden
kosten in rekening gebracht.
Hoe kan ik de volgorde wijzigen waarin apparaten worden opgestart?
U kunt een van de BIOS-functies gebruiken om deze volgorde te wijzigen. Voer de volgende stappen uit:
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Druk op de toets < of , om Boot te selecteren.
4 Druk op de toets M of m om het station te selecteren waarvoor u de opstartvolgorde van apparaten wilt wijzigen.
5 Druk op F5 of F6 om de opstartvolgorde van de apparaten te wijzigen.
6 Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
108
nN
Problemen oplossen >
Computer
Waarom wordt mijn scherm niet uitgeschakeld nadat de tijd voor automatisch
uitschakelen is verstreken?
Sommige schermbeveiliging of softwaretoepassingen zijn ontworpen om tijdelijk de functie van het besturingssysteem uit te
schakelen waarmee na een bepaalde periode zonder activiteit het computerscherm wordt uitgeschakeld of de computer in
de slaapstand wordt gezet. Sluit alle geopende softwaretoepassingen of wijzig de huidige schermbeveiliging om dit probleem
op te lossen.
Wat moet ik doen als ik de computer niet kan opstarten vanaf een aangesloten extern
apparaat?
Als u de computer wilt opstarten vanaf een extern apparaat, bijvoorbeeld een USB-diskettestation of een optisch
USB-schijfstation, dient u het opstartapparaat te wijzigen.
Zet de computer aan en druk op de toets F11 als het VAIO-logo wordt weergegeven.
109
nN
Problemen oplossen >
Computer
Hoe verklein ik de grootte van de herstelpartitie?
Op het ingebouwde opslagapparaat staat de herstelpartitie waarin de gegevens voor systeemherstel zijn opgeslagen.
Indien uw computer een ingebouwd solid state-station bevat, kunt u het volume van de herstelpartitie verkleinen door deze
stappen te volgen:
1 Plaats een herstelschijf in een optisch schijfstation (niet meegeleverd) terwijl de computer is ingeschakeld, schakel de
computer uit en schakel deze weer in.
2 Druk op F11 wanneer het VAIO-logo tijdens het opstarten verschijnt.
!
Gebruik de herstelschijf die u hebt gemaakt toen u uw computer ontving.
3 Selecteer uw toetsenbordindeling in de vervolgkeuzelijst en klik op Volgende.
4 Selecteer uw besturingssysteem en klik op Volgende.
5 Klik op VAIO Herstelcentrum (VAIO Recovery Center).
6 Klik op Volledig systeemherstel (Restore Complete System) en vervolgens op Start.
7 Selecteer Overslaan (Skip) en klik op Volge nde.
U wordt gevraagd of u de VAIO Value-added-inhoud wilt behouden.
8 Selecteer Nee en klik op Volgende.
9 Volg de instructies op het scherm.
!
De hierboven beschreven procedure heeft betrekking op systeemherstel. Alle toepassingen en gegevens die u voor het verkleinen van de grootte van
de herstelpartitie op het opslagstation had gezet, gaan allemaal verloren.
Nadat u de herstelpartitie hebt verkleind, hebt u voortaan de herstelschijf nodig om het systeem te kunnen herstellen.
110
nN
Problemen oplossen >
Computer
Hoe controleer ik de grootte van de herstelpartitie?
Op het ingebouwde opslagapparaat staat de herstelpartitie waarin de gegevens voor systeemherstel zijn opgeslagen.
Voer de volgende stappen uit om de grootte van de herstelpartitie te controleren.
1 Klik op Start, klik met de rechtermuisknop op Computer en selecteer Beheren.
2 Klik op Schijfbeheer onder Opslag in het linkerdeelvenster.
De grootte van de herstelpartitie en de totale grootte van de C-schijf wordt weergegeven in de rij Schijf 0 in het middelste
deelvenster.
Waarom reageert mijn computer niet snel genoeg wanneer Windows Aero is geactiveerd?
De prestaties van uw computer kunnen niet worden gegarandeerd wanneer Windows Aero is geactiveerd. Voor optimale
prestaties wordt aangeraden Windows Aero uit te schakelen.
Voer de volgende stappen uit om Windows Aero uit te schakelen:
1 Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Aan persoonlijke voorkeur aanpassen.
2 Selecteer een ander thema dan Aero-thema's.
111
nN
Problemen oplossen >
Systeembeveiliging
Systeembeveiliging
Hoe kan ik mijn computer beschermen tegen beveiligingsproblemen, zoals virussen?
Het besturingssysteem Microsoft Windows is vooraf op uw computer geïnstalleerd. De beste manier om uw computer te
beschermen tegen beveiligingsproblemen, zoals virussen, is regelmatig de nieuwste Windows-updates te downloaden en
te installeren.
U ontvangt belangrijke Windows-updates door de volgende stappen uit te voeren:
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet voordat u updates kunt downloaden.
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Systeem en beveiliging.
3 Klik op Onderhoudscentrum.
4 Volg de aanwijzingen op het scherm om automatische of geplande updates in te stellen.
Hoe zorg ik dat de antivirussoftware bijgewerkt blijft?
U kunt het softwareprogramma McAfee bijgewerkt houden met de meest recente updates van McAfee, Inc.
Voer de volgende stappen uit om de nieuwste beveiligingsupdates te downloaden en te installeren:
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet voordat u updates kunt downloaden.
1 Klik op Start, Alle programma's, McAfee en McAfee SecurityCenter.
2 Klik op de knop in de linkerbovenhoek van het venster om de software bij te werken.
3 Volg de aanwijzingen op het scherm om updates te downloaden.
Raadpleeg het Help-bestand van het softwareprogramma voor meer informatie.
112
nN
Problemen oplossen >
Batterij
Batterij
Hoe weet ik wat de oplaadstatus van de batterij is?
Aan de hand van het lampje voor batterijlading kunt u controleren hoever de batterij is opgeladen. Zie De batterij opladen
(pagina 22) voor meer informatie.
Wanneer werkt de computer op netstroom?
Als uw computer met de netadapter op een stopcontact is aangesloten, werkt deze op netstroom, zelfs als de batterij is
geplaatst.
Wanneer moet ik de batterij opnieuw opladen?
Laad de batterij op in de volgende gevallen:
Als de batterij bijna leeg is en zowel het batterij- als het stroomlampje knipperen.
Als u de batterij gedurende lange tijd niet hebt gebruikt.
Wanneer moet ik de batterij vervangen?
Als de batterij snel leegloopt nadat deze volledig is opgeladen, heeft deze waarschijnlijk het einde van de gebruiksduur
bereikt en dient u deze te vervangen.
113
nN
Problemen oplossen >
Batterij
Moet ik me zorgen maken als de geplaatste batterij warm is?
Nee, het is normaal dat de batterij warm wordt wanneer uw computer op batterijstroom werkt.
Kan mijn computer in de sluimerstand gaan terwijl de batterij wordt gebruikt?
Uw computer kan in de sluimerstand gaan terwijl de batterij wordt gebruikt, maar sommige softwareprogramma's en
randapparaten kunnen voorkomen dat de sluimerstand wordt geactiveerd. Als u een programma gebruikt dat voorkomt
dat de sluimerstand wordt geactiveerd, slaat u uw gegevens regelmatig op om te voorkomen dat u gegevens kwijtraakt.
Raadpleeg De sluimerstand gebruiken (pagina 27) voor informatie over hoe u de sluimerstand handmatig activeert.
114
nN
Problemen oplossen >
Ingebouwde camera
Ingebouwde camera
Waarom worden er in de zoeker geen beelden of beelden van slechte kwaliteit
weergegeven?
De ingebouwde camera kan niet tegelijk worden gebruikt in meer dan één softwaretoepassing. Sluit de huidige
toepassing af voor u een andere opent.
Als u een snel bewegend object bekijkt, kan de zoeker wat ruis vertonen, zoals horizontale strepen. Dit is normaal en
wijst niet op een defect.
Als het probleem zich blijft voordoen, start u uw computer opnieuw op.
Waarom zijn de vastgelegde beelden van slechte kwaliteit?
Als de beelden zijn vastgelegd bij tl-licht, kan de reflectie van het licht worden weergegeven.
Donkere gedeelten van vastgelegde beelden kunnen worden weergegeven met ruis.
Als het lensbeschermoppervlak vuil is, kunt u geen scherpe opnamen maken. Maak het oppervlak schoon.
Zie Ingebouwde camera (pagina 91).
Wat moet ik doen als vastgelegde beelden flikkeren?
Dit probleem doet zich voor als u de camera gebruikt bij tl-licht. Het wordt veroorzaakt door het verschil tussen de
lichtuitvoerfrequentie en de sluitertijd.
Als u de ruis die wordt veroorzaakt door flikkering wilt verminderen, wijst u de camera naar een andere kant of past u de
helderheid van de camerabeelden aan. In sommige softwaretoepassingen kunt u een van de camera-eigenschappen
(bijvoorbeeld lichtbron, flikkering, enz.) instellen op een specifieke waarde om de ruis te verminderen die wordt veroorzaakt
door flikkering.
115
nN
Problemen oplossen >
Ingebouwde camera
Waarom wordt de video-invoer van de ingebouwde camera een paar seconden
onderbroken?
De video-invoer kan een paar seconden worden onderbroken als:
u een sneltoets met de toets Fn gebruikt.
de belasting van de CPU hoger wordt.
Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Wat moet ik doen als mijn computer instabiel gedrag vertoont wanneer hij in een
energiebesparingsmodus wordt gezet terwijl de ingebouwde camera in gebruik is?
Als de computer automatisch in de slaapstand of sluimerstand wordt gezet, wijzigt u de instellingen van de overeenkomstige
energiebesparingsmodus. Zie Energiebesparende modi gebruiken (pagina 26) om de instelling te wijzigen.
116
nN
Problemen oplossen >
Netwerk
Netwerk
Wat moet ik doen als mijn computer geen verbinding kan maken met een draadloos
LAN-toegangspunt?
De beschikbaarheid van de verbinding wordt beïnvloed door de afstand en door obstakels. Mogelijk moet u uw computer
verder weg van obstakels of dichter bij een gebruikt toegangspunt plaatsen.
Controleer of de schakelaar WIRELESS is ingeschakeld en of het WIRELESS-lampje op uw computer brandt.
Controleer of het toegangspunt is ingeschakeld.
Voer de volgende stappen uit om de instellingen te controleren:
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Netwerkstatus en -taken weergeven onder Netwerk en internet.
3 Klik op Verbinding met een netwerk maken om te controleren of uw toegangspunt is geselecteerd.
Controleer of de coderingssleutel correct is.
Zorg ervoor dat Maximale prestaties is geselecteerd voor Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk in
het venster Energiebeheer. Als er een andere optie is geselecteerd, kan er een communicatiefout optreden. Voer de
volgende stappen uit om de instellingen te wijzigen:
1 Rechtsklik op het pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk en selecteer Energiebeheer.
2 Klik op De schema-instellingen wijzigen.
3 Klik op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen.
4 Klik op het tabblad Geavanceerde instellingen.
5 Dubbelklik op Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk en Modus voor energiebesparing.
6 Selecteer Maximale prestaties in de vervolgkeuzelijst voor zowel Op accu als Netstroom.
117
nN
Problemen oplossen >
Netwerk
Wat moet ik doen als ik geen toegang tot het internet krijg?
Controleer de instellingen voor het toegangspunt. Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie.
Controleer of uw computer en het toegangspunt verbinding met elkaar hebben.
Plaats uw computer verder weg van obstakels of dichter bij het toegangspunt dat u gebruikt.
Controleer of uw computer correct is geconfigureerd voor internettoegang.
Zorg ervoor dat Maximale prestaties is geselecteerd voor Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk in
het venster Energiebeheer. Als er een andere optie is geselecteerd, kan er een communicatiefout optreden. Voer de
stappen in Wat moet ik doen als mijn computer geen verbinding kan maken met een draadloos LAN-toegangspunt?
(pagina 116) uit om de instellingen te wijzigen.
Controleer als u de netwerkpoort (LAN) gebruikt voor een internetverbinding of de energie-instelling voor de netwerkpoort
(LAN) is ingesteld op Inschakelen (Enable) op het tabblad VAIO Power Management. Zie VAIO Power Management
gebruiken (pagina 86) voor meer informatie over het wijzigen van de instellingen.
118
nN
Problemen oplossen >
Netwerk
Waarom verloopt de gegevensoverdracht traag?
De gegevensoverdrachtsnelheid van het draadloze LAN wordt beïnvloed door de afstand en obstakels tussen apparaten
en toegangspunten. Andere factoren zijn apparaatconfiguraties, zendomstandigheden en softwarecompatibiliteit.
Voor een maximale overdrachtsnelheid moet u uw computer mogelijk verder weg van obstakels of dichter bij een gebruikt
toegangspunt plaatsen.
Als u een draadloos LAN-toegangspunt gebruikt, kan het apparaat tijdelijk zijn overbelast, afhankelijk van het aantal
apparaten dat communiceert via het toegangspunt.
Als het toegangspunt de werking van andere toegangspunten verstoort, wijzigt u het kanaal voor het toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie.
Zorg ervoor dat Maximale prestaties is geselecteerd voor Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk in
het venster Energiebeheer. Als er een andere optie is geselecteerd, kan er een communicatiefout optreden. Voer de
stappen in Wat moet ik doen als mijn computer geen verbinding kan maken met een draadloos LAN-toegangspunt?
(pagina 116) uit om de instellingen te wijzigen.
119
nN
Problemen oplossen >
Netwerk
Hoe voorkom ik onderbrekingen in de gegevensoverdracht?
Als uw computer verbinding heeft met een toegangspunt, kan de gegevensoverdracht worden onderbroken bij verzending
van grote bestanden of als de computer in de buurt van een magnetron of draadloze telefoon staat.
Plaats uw computer dichter bij het toegangspunt.
Controleer of de verbinding met het toegangspunt intact is.
Wijzig het kanaal van het toegangspunt. Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie.
Zorg ervoor dat Maximale prestaties is geselecteerd voor Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk in
het venster Energiebeheer. Als er een andere optie is geselecteerd, kan er een communicatiefout optreden. Voer de
stappen in Wat moet ik doen als mijn computer geen verbinding kan maken met een draadloos LAN-toegangspunt?
(pagina 116) uit om de instellingen te wijzigen.
Wat zijn kanalen?
Draadloze LAN-communicatie vindt plaats over gedeelde frequentiebanden, kanalen genoemd. Draadloze
LAN-toegangspunten van andere fabrikanten kunnen zijn ingesteld op andere kanalen dan Sony-apparaten.
Als u een draadloos LAN-toegangspunt gebruikt, raadpleegt u de verbindingsinformatie in de handleiding bij uw
toegangspunt.
Waarom wordt de netwerkverbinding verbroken als ik de coderingssleutel wijzig?
De peer-to-peer netwerkverbinding tussen twee computers met de functie voor draadloze LAN kan worden verbroken als de
coderingssleutel wordt gewijzigd. U kunt de coderingssleutel uit het oorspronkelijke profiel herstellen of de sleutel opnieuw
invoeren op beide computers, zodat de sleutels overeenstemmen.
120
nN
Problemen oplossen >
Netwerk
Wat moet ik doen als mijn computer geen verbinding kan maken met draadloos WAN?
Zorg dat de batterij correct is geïnstalleerd en is opgeladen.
Controleer of de simkaart 3G-mogelijkheden heeft en is geactiveerd door uw telecomprovider. Volg bij het plaatsen van
de simkaart de procedure in Een simkaart plaatsen (pagina 54).
Uw mobiele netwerk moet dekking bieden in uw omgeving. Neem contact op met uw netwerkprovider voor informatie over
netwerkdekking.
Controleer of de schakelaar WIRELESS is ingeschakeld en of het WIRELESS-lampje op uw computer brandt.
Zorg dat de schakelaar naast Draadloos WAN (Wireless WAN) op Aan (On) staat in het venster VAIO Smart Network.
Mogelijk moet u handmatig de APN-gegevens (Access Point Name) in de verbindingsbeheersoftware invoeren. Zorg in
dat geval dat u over de juiste APN-gegevens van uw telecomprovider beschikt. Raadpleeg het Help-bestand van de
verbindingsbeheersoftware voor meer informatie.
Controleer of de verbindingsbeheersoftware de modem voor draadloos WAN heeft gedetecteerd. Het kan enige tijd duren
voordat de software de modem voor draadloos WAN heeft gevonden.
Bezoek voor meer informatie over draadloos WAN regelmatig de VAIO-ondersteuningswebsite http://www.vaio-link.com/troubleshoot/wwan/.
121
nN
Problemen oplossen >
Bluetooth-technologie
Bluetooth-technologie
Wat moet ik doen als andere Bluetooth-apparaten mijn computer niet kunnen vinden?
Controleer of de Bluetooth-functie op beide apparaten is ingeschakeld.
Controleer of de schakelaar WIRELESS is ingeschakeld en of het WIRELESS-lampje op uw computer brandt.
U kunt de Bluetooth-functie niet gebruiken wanneer de computer in een modus voor energiebesparing staat. Zet de
computer terug in de normale modus en schakel de schakelaar WIRELESS in.
Mogelijk is de afstand tussen de computer en het apparaat te groot. De draadloze technologie van Bluetooth werkt het
beste als de apparaten niet meer dan 10 meter van elkaar verwijderd zijn.
Wat moet ik doen als ik het Bluetooth-apparaat waarmee ik wil communiceren niet
kan vinden?
Controleer of de Bluetooth-functie van het apparaat waarmee u wilt communiceren, is ingeschakeld. Raadpleeg de
handleiding van het andere apparaat voor meer informatie.
Wanneer het apparaat waarmee u wilt communiceren al met een ander Bluetooth-apparaat communiceert, is het mogelijk
dat het niet wordt gevonden of dat het niet met de computer kan communiceren.
Als u wilt dat andere Bluetooth-apparaten met de computer kunnen communiceren, volgt u deze stappen:
1 Klik op Start en selecteer Apparaten en printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het Bluetooth-pictogram en klik op Instellingen voor Bluetooth.
3 Klik op het tabblad Opties en selecteer Bluetooth-apparaten kunnen deze computer vinden.
122
nN
Problemen oplossen >
Bluetooth-technologie
Wat moet ik doen als andere Bluetooth-apparaten geen verbinding met mijn computer
kunnen maken?
Bekijk de suggesties in Wat moet ik doen als ik het Bluetooth-apparaat waarmee ik wil communiceren niet kan
vinden? (pagina 121).
Controleer of de andere apparaten zijn geverifieerd.
De afstand waarover gegevens kunnen worden uitgewisseld, kan minder zijn dan 10 meter, afhankelijk van de obstakels
tussen de twee apparaten, de kwaliteit van de radiogolven, het besturingssysteem of de gebruikte software. Zet uw
computer en Bluetooth-apparaten dichter bij elkaar.
Waarom is mijn Bluetooth-verbinding traag?
De snelheid van de gegevensoverdracht hangt af van de obstakels en/of de afstand tussen de twee apparaten, de
kwaliteit van de radiogolven, het besturingssysteem of de gebruikte software. Zet uw computer en Bluetooth-apparaten
dichter bij elkaar.
De 2,4 GHz-radiofrequentie die door Bluetooth- en draadloze LAN-apparaten wordt gebruikt, wordt ook gebruikt door
andere apparaten. Bluetooth-apparaten beschikken over technologie die storing minimaliseert van andere apparaten
die dezelfde golflengte gebruiken, wat echter kan leiden tot een lagere communicatiesnelheid en een kleiner
verbindingsbereik. De communicatie kan ook worden onderbroken door interferentie van andere apparaten.
De beschikbaarheid van de verbinding wordt beïnvloed door de afstand en door obstakels. Mogelijk moet u de computer
verder weg plaatsen van obstakels of dichter bij het apparaat waarmee de computer is verbonden.
Verwijder obstakels tussen de computer en het apparaat waarmee de computer is verbonden.
Waarom kan ik de services die worden ondersteund door het verbonden
Bluetooth-apparaat niet gebruiken?
Verbinding is alleen mogelijk voor services die ook worden ondersteund op de computer met de Bluetooth-functie. Zoek voor
meer informatie naar informatie over Bluetooth in Windows Help en ondersteuning.
123
nN
Problemen oplossen >
Bluetooth-technologie
Kan ik een apparaat met Bluetooth-technologie in vliegtuigen gebruiken?
Met Bluetooth-technologie verzendt de computer een radiofrequentie van 2,4 GHz. Op gevoelige locaties, zoals ziekenhuizen
en vliegtuigen, kunnen beperkingen gelden voor het gebruik van Bluetooth-apparaten om radiostoring te voorkomen.
Vraag het personeel of het gebruik van de Bluetooth-functie op de computer is toegestaan.
Waarom kan ik de Bluetooth-functie niet gebruiken wanneer ik me bij de computer
aanmeld als een gebruiker met een standaardgebruikersaccount?
De Bluetooth-functie is mogelijk niet beschikbaar voor gebruikers met een standaardgebruikersaccount op de computer.
Meld u bij de computer aan als gebruiker met beheerdersrechten.
Waarom kan ik de Bluetooth-apparaten niet gebruiken als een andere gebruiker?
Als de vorige gebruiker zich niet afmeldt van het systeem, werken de Bluetooth-apparaten niet voor de nieuwe gebruiker.
Meld u af voordat u de software gebruikt als een andere gebruiker. U meldt zich af bij het systeem door te klikken op Start,
vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Afmelden.
Waarom kan ik geen gegevens van visitekaartjes met een mobiele telefoon uitwisselen?
De functie voor het uitwisselen van gegevens van visitekaartjes wordt niet ondersteund.
124
nN
Problemen oplossen >
Bluetooth-technologie
Wat moet ik doen als ik geen geluid hoor via mijn hoofdtelefoon of audio-/videocontroller?
Controleer de SCMS-T-instellingen. Als uw hoofdtelefoon of audio-/videocontroller SCMS-T-inhoudsbescherming niet
ondersteunt, sluit u het apparaat aan via A2DP (Advanced Audio Distribution Profile). Voer de volgende stappen uit:
1 Klik op Start en selecteer Apparaten en printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat dat u via A2DP wilt aansluiten en selecteer Control.
3 Klik op SCMS-T Settings.
4 Schakel het selectievakje Connect to a device only if it supports SCMS-T content protection uit.
Wat moet ik doen als het Bluetooth-pictogram niet op de taakbalk wordt weergegeven?
Zorg dat de schakelaar naast Bluetooth op Aan (On) staat in het venster VAIO Smart Network.
Voer de volgende stappen uit om het Bluetooth-pictogram op de taakbalk weer te geven:
1 Klik op Start en selecteer Apparaten en printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het Bluetooth-pictogram en klik op Instellingen voor Bluetooth.
3 Klik op het tabblad Opties en selecteer Het Bluetooth-pictogram in het systeemvak weergeven.
125
nN
Problemen oplossen >
Beeldscherm
Beeldscherm
Waarom gaat mijn scherm uit?
Uw computerscherm kan uitgaan als de computer geen stroom meer krijgt of als een energiebesparingsmodus wordt
geactiveerd (slaapstand of sluimerstand). Als de computer op LCD (Video) slaapstand staat, drukt u op een toets om het
computerscherm te activeren. Zie Energiebesparende modi gebruiken (pagina 26) voor meer informatie.
Controleer of uw computer correct is aangesloten op een stopcontact en is ingeschakeld en dat het stroomlampje brandt.
Als uw computer op batterijstroom werkt, controleert u of de batterij correct is geplaatst en is opgeladen. Zie De batterij
gebruiken (pagina 19) voor meer informatie.
Als het beeld wordt weergegeven op een extern beeldscherm, drukt u op de toetsen Fn+F7. Zie Combinaties en
functies met de Fn-toets (pagina 30) voor meer informatie.
126
nN
Problemen oplossen >
Beeldscherm
Wat moet ik doen als ik geen goed beeld heb?
Selecteer Ware kleuren (32-bits) voor de weergavekleuren voordat u software voor video's of afbeeldingen gebruikt of
u een DVD bekijkt. Door een andere optie te selecteren kan dergelijke software beelden mogelijk niet goed weergeven.
Voer de volgende stappen uit om de weergavekleuren te wijzigen:
1 Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Schermresolutie.
2 Klik op Geavanceerde instellingen.
3 Klik op het tabblad Beeldscherm.
4 Selecteer Ware kleuren (32-bits) onder Hoeveelheid kleuren.
Wijzig de schermresolutie of kleuren niet terwijl u software voor video of afbeeldingen gebruikt of tijdens het afspelen van
DVD's. Dit kan leiden tot fouten bij het afspelen of weergeven of tot een instabiel systeem.
Daarnaast wordt het aanbevolen om voor het afspelen van DVD's uw schermbeveiliging uit te schakelen.
Een ingeschakelde schermbeveiliging wordt mogelijk geactiveerd tijdens het afspelen van DVD's, wat tot problemen
kan leiden bij het afspelen. Soms kan de schermbeveiliging zelfs de resolutie en kleuren van het scherm wijzigen.
127
nN
Problemen oplossen >
Beeldscherm
Waarom geeft mijn scherm geen video weer?
Als het externe beeldscherm voor de uitvoer is geselecteerd, maar het externe beeldscherm niet is aangesloten,
kunt u geen videobeeld op uw computerscherm zien. Stop het afspelen van de video, wijzig de uitvoer naar het
computerscherm en speel de video opnieuw af. Zie Weergavemodi selecteren (pagina 69) om de uitvoer te wijzigen.
U kunt ook op Fn+F7 drukken om de uitvoer te wijzigen. Zie Combinaties en functies met de Fn-toets (pagina 30) voor
meer informatie.
Er is mogelijk onvoldoende videogeheugen om video's met hoge resolutie weer te geven. Verlaag in dat geval de resolutie
van het LCD-scherm.
Voer de volgende stappen uit om de schermresolutie te wijzigen:
1 Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Schermresolutie.
2 Klik op de vervolgkeuzelijst naast Resolutie.
3 Schuif de schuifregelaar omhoog of omlaag om de schermresolutie te verhogen of te verlagen.
U kunt de totaal beschikbare hoeveelheid grafisch geheugen en videogeheugen controleren. Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad,
selecteer Schermresolutie, klik op Geavanceerde instellingen en op het tabblad Adapter. De weergegeven waarde kan afwijken van de werkelijke
beschikbare hoeveelheid geheugen op uw computer.
Wat moet ik doen als mijn scherm donker is?
Druk op Fn+F6 om uw computerscherm lichter te maken.
Wat moet ik doen als er niets op de externe monitor verschijnt?
Druk op Fn+F7 om de uitvoer te wijzigen. Zie Combinaties en functies met de Fn-toets (pagina 30) voor meer informatie.
128
nN
Problemen oplossen >
Afdrukken
Afdrukken
Wat moet ik doen als ik geen document kan afdrukken?
Controleer of uw printer aanstaat en of de printerkabel correct is aangesloten op de poorten van de printer en uw
computer.
Controleer of uw printer compatibel is met het Windows-besturingssysteem dat op uw computer is geïnstalleerd.
U moet mogelijk een printerstuurprogramma installeren voordat u uw printer kunt gebruiken. Raadpleeg de handleiding
bij uw printer voor meer informatie.
Als uw printer niet werkt nadat uw computer weer wordt geactiveerd vanuit een energiebesparingsmodus (slaapstand of
sluimerstand), start u de computer opnieuw op.
Als uw printer over functies voor bidirectionele communicatie beschikt, kunt u mogelijk afdrukken door deze functies op
uw computer uit te schakelen. Voer de volgende stappen uit:
1 Klik op Start en selecteer Apparaten en printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram voor de printer en selecteer Eigenschappen.
3 Klik op het tabblad Poorten.
4 Schakel het selectievakje Ondersteuning in twee richtingen inschakelen uit.
5 Klik op OK.
Hiermee schakelt u de functies voor bidirectionele communicatie van de printer, zoals gegevensoverdracht,
statuscontrole en extern bedieningspaneel, uit.
129
nN
Problemen oplossen >
Luidsprekers
Luidsprekers
Wat moet ik doen als ik geen geluid hoor via de ingebouwde luidspreker?
Als u een programma gebruikt dat een eigen volumeregeling heeft, controleert u of het volume correct is ingesteld.
Raadpleeg de Help van dat programma voor meer informatie.
Het volume is mogelijk gedempt met de toetsen Fn+F2. Druk nogmaals op deze knoppen.
Het volume is mogelijk geminimaliseerd met de toetsen Fn+F3. Houd de toetsen Fn+F4 ingedrukt om het volume te
verhogen tot u geluid kunt horen.
Controleer de Windows-volumeregeling door op het volumepictogram op de taakbalk te klikken.
Mogelijk is uw geluidsuitvoerapparaat verkeerd geconfigureerd. Zie Hoe wijzig ik het geluidsuitvoerapparaat?
(pagina 133) om het apparaat voor de geluidsuitvoer te wijzigen.
Wat moet ik doen als de externe luidsprekers niet werken?
Bekijk de suggesties in Wat moet ik doen als ik geen geluid hoor via de ingebouwde luidspreker? (pagina 129).
Controleer of uw luidsprekers correct zijn aangesloten en of het volume hoog genoeg staat om geluid te horen.
Sluit alleen luidsprekers aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
Als uw luidsprekers zijn voorzien van een knop om het geluid te dempen, schakelt u deze knop uit.
Als uw luidsprekers een externe stroomvoorziening vereisen, controleert u of de luidsprekers zijn aangesloten op een
stroombron. Raadpleeg de handleiding bij uw luidsprekers voor meer informatie.
130
nN
Problemen oplossen >
Touchpad
Touchpad
Wat moet ik doen als het touchpad niet werkt?
Mogelijk hebt u het touchpad uitgeschakeld voor u een muis op uw computer hebt aangesloten. Zie Het touchpad
gebruiken (pagina 32).
Zorg ervoor dat er geen muis op de computer is aangesloten.
Als u de aanwijzer niet meer kunt verplaatsen terwijl er een softwaretoepassing wordt uitgevoerd, drukt u op de toetsen
Alt+F4 om het toepassingsvenster te sluiten.
Als de toetsencombinatie Alt+F4 niet werkt, drukt u één keer op de Windows-toets en vervolgens meerdere malen
op ,. Selecteer Opnieuw opstarten met de toetsen M of m en druk op Enter om de computer opnieuw op te starten.
Als uw computer niet opnieuw wordt opgestart, drukt u op Ctrl+Alt+Delete, selecteert u de pijl naast de knop Afsluiten
met de toetsen m en , en drukt u op Enter. Selecteer Opnieuw opstarten met de toets M of m en druk op Enter om
de computer opnieuw op te starten.
Als deze procedure niet werkt, houdt u de aan/uit-knop ingedrukt totdat de computer wordt uitgeschakeld.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete of met de aan/uit-knop, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
131
nN
Problemen oplossen >
Toetsenbord
Toetsenbord
Wat moet ik doen als de toetsenbordconfiguratie onjuist is?
De taalindeling van het toetsenbord van uw computer staat vermeld op de doos. Als u een andere toetsenbordindeling kiest
tijdens de installatie van Windows, komt de toetsenconfiguratie niet overeen.
Voer de volgende stappen uit om de toetsenbordconfiguratie te wijzigen:
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Klok, taal en regio en klik op Toetsenborden of andere invoermethoden wijzigen onder Land en taal.
3 Klik op Toetsenborden wijzigen op het tabblad Toetsenborden en talen.
4 Wijzig de instellingen naar wens.
Wat moet ik doen als ik bepaalde tekens niet met het toetsenbord kan invoeren?
Als u de U, I, O, P, J, K, L, M en dergelijk niet kunt invoeren, is de toets Num Lk mogelijk geactiveerd. Controleer of het
lampje voor de Num Lock-toets uit is. Als het Num Lock-lampje brandt, drukt u op de toets Num Lk om deze uit te schakelen
voordat u deze tekens invoert.
132
nN
Problemen oplossen >
Diskettes
Diskettes
Waarom verschijnt het pictogram Hardware veilig verwijderen niet op de taakbalk
wanneer het diskettestation is aangesloten?
Uw computer herkent het diskettestation niet. Controleer eerst of de USB-kabel correct is aangesloten op de USB-poort.
Als u de aansluiting moet herstellen, wacht dan enkele ogenblikken, zodat de computer het station kan herkennen. Als het
pictogram nog steeds niet wordt weergegeven, voert u de volgende stappen uit:
1 Sluit alle programma's waarin het diskettestation wordt gebruikt.
2 Wacht tot het lampje op het diskettestation uit gaat.
3 Druk op de uitwerpknop om de diskette te verwijderen en koppel het USB-diskettestation los van uw computer.
4 Sluit het diskettestation opnieuw aan door de USB-kabel in de USB-poort te steken.
5 Start de computer opnieuw op door te klikken op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op
Opnieuw opstarten.
Wat moet ik doen als ik geen gegevens op een diskette kan schrijven?
Controleer of de diskette correct in het station is geplaatst.
Als de diskette correct is geplaatst, maar u nog steeds geen gegevens op de diskette kunt schrijven, is de diskette
mogelijk vol of tegen schrijven beveiligd. Gebruik een diskette die niet tegen schrijven is beveiligd of schakel de
schrijfbeveiliging uit.
133
nN
Problemen oplossen >
Audio/video
Audio/video
Hoe schakel ik het Windows-opstartgeluid uit?
U schakelt het Windows-opstartgeluid uit door de volgende stappen uit te voeren:
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Hardware en geluiden.
3 Klik op Audioapparaten beheren onder Geluid.
4 Schakel op het tabblad Geluiden het selectievakje Geluid van Windows starten afspelen in.
5 Klik op OK.
Hoe wijzig ik het geluidsuitvoerapparaat?
Als u geen geluid hoort via het op een poort aangesloten apparaat (zoals de USB-poort, HDMI-uitgang, optische uitgang of
hoofdtelefoonaansluiting) moet u het apparaat voor geluidsuitvoer wijzigen.
1 Sluit alle geopende programma's.
2 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
3 Klik op Hardware en geluiden.
4 Klik op Audioapparaten beheren onder Geluid.
5 Selecteer op het tabblad Afspelen het gewenste apparaat voor de geluidsuitvoer en klik op Als standaard instellen.
134
nN
Problemen oplossen >
Audio/video
Wat moet ik doen als ik geen geluid hoor via het geluidsuitvoerapparaat dat op de
HDMI-uitvoerpoort, optische uitvoerpoort of hoofdtelefoonaansluiting is aangesloten?
U moet het geluiduitvoerapparaat wijzigen als u geluid wilt horen via het apparaat dat op een poort is aangesloten, zoals
de HDMI-uitvoerpoort, optische uitvoerpoort of hoofdtelefoonaansluiting. Zie Hoe wijzig ik het geluidsuitvoerapparaat?
(pagina 133) voor de gedetailleerde procedure.
Waarom wordt het geluid onderbroken en/of ontbreken er frames wanneer ik video's in
hoge definitie afspeel, zoals opgenomen met een digitale AVCHD-videocamera?
Het afspelen van video's in hoge definitie vergt veel van de hardware zoals CPU en GPU of van het systeemgeheugen van
uw computer. Tijdens het afspelen van video zijn sommige bewerkingen en/of functies niet beschikbaar en kunnen het geluid
en beeld worden onderbroken of haperen of mislukt het afspelen, afhankelijk van de configuratie van uw computer.
135
nN
Problemen oplossen >
'Memory Stick'
'Memory Stick'
Wat moet ik doen als ik een 'Memory Stick' die op een VAIO-computer is geformatteerd,
niet op andere apparaten kan gebruiken?
U moet uw 'Memory Stick' mogelijk opnieuw formatteren.
Als u een 'Memory Stick' formatteert, worden alle gegevens die er eerder op zijn opgeslagen, zoals muziekgegevens,
verwijderd. Maak voordat u een 'Memory Stick' opnieuw formatteert daarom een reservekopie van belangrijke gegevens erop
en controleer of de 'Memory Stick' geen gegevens bevat die u wilt bewaren.
1 Kopieer de gegevens van de 'Memory Stick' naar het ingebouwde opslagapparaat om de gegevens of foto's te bewaren.
2 Formatteer de 'Memory Stick' door de stappen te volgen in Een 'Memory Stick' formatteren (pagina 38).
Kan ik beelden van een digitale camera kopiëren met een 'Memory Stick'?
Ja, en u kunt videoclips bekijken die u hebt opgenomen met een met 'Memory Stick' compatibele digitale camera.
Waarom kan ik geen gegevens schrijven naar een 'Memory Stick'?
Sommige 'Memory Sticks' zijn voorzien van een schrijfbeveiliging om te voorkomen dat gegevens per ongeluk worden gewist
of overschreven. Zorg ervoor dat de schrijfbeveiliging is uitgeschakeld.
136
nN
Problemen oplossen >
Randapparatuur
Randapparatuur
Wat moet ik doen als ik een USB-apparaat niet kan aansluiten?
Controleer indien van toepassing of het USB-apparaat is ingeschakeld en een eigen stroomvoorziening gebruikt.
Als u bijvoorbeeld een digitale camera gebruikt, controleert u of de batterij is opgeladen. Als u een printer gebruikt,
controleert u of de stroomkabel correct is aangesloten op het stopcontact.
Probeer een andere USB-poort van uw computer. Het stuurprogramma kan zijn geconfigureerd voor de poort die
u gebruikte toen u het apparaat voor het eerst aansloot.
Raadpleeg de handleiding bij uw USB-apparaat voor meer informatie. Mogelijk moet u software installeren voordat u het
apparaat aansluit.
Probeer een eenvoudig apparaat met een laag stroomverbruik, zoals een muis, aan te sluiten om te testen of de poort
wel werkt.
USB-hubs kunnen ertoe leiden dat een apparaat niet werkt vanwege een stroomverdelingsfout. Het wordt aanbevolen
het apparaat rechtstreeks zonder hub op uw computer aan te sluiten.
137
nN
Handelsmerken >
Handelsmerken
Sony, VAIO, het VAIO-logo, VAIO Control Center, VAIO Power Management, VAIO Power Management Viewer,
VAIO Update en "BRAVIA" zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Sony Corporation.
en "Memory Stick", "Memory Stick Duo", "MagicGate", "OpenMG", "Memory Stick PRO", "Memory Stick PRO Duo",
"Memory Stick PRO-HG Duo", "Memory Stick Micro", "M2" en het "Memory Stick"-logo zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Sony Corporation.
Walkman is een gedeponeerd handelsmerk van Sony Corporation.
Blu-ray Disc
en het Blu-ray Disc-logo zijn handelsmerken van de Blu-ray Disc Association.
Intel, Pentium, Intel SpeedStep en Atom zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation.
Microsoft Windows Vista, het Windows-logo en BitLocker zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation in de VS en andere landen.
i.LINK is een handelsmerk van Sony, dat enkel aanduidt dat het product een IEEE 1394-aansluiting bevat.
Roxio Easy Media Creator is een handelsmerk van Sonic Solutions.
WinDVD for VAIO en WinDVD BD for VAIO zijn handelsmerken van InterVideo, Inc.
ArcSoft en het ArcSoft logo zijn gedeponeerde handelsmerken van ArcSoft, Inc. ArcSoft WebCam Companion is een
handelsmerk van ArcSoft, Inc.
ATI en ATI Catalyst zijn handelsmerken van Advanced Micro Devices, Inc.
Het Bluetooth-woordmerk en -logo zijn geregistreerde handelsmerken van Bluetooth SIG, Inc. en het gebruik van dergelijke
merken door Sony Corporation valt onder een licentieovereenkomst. Andere handelsmerken en handelsnamen zijn
eigendom van hun respectieve eigenaars.
138
nN
Handelsmerken >
Het ExpressCard-woordmerk en -logo zijn eigendom van PCMCIA en het gebruik van dergelijke merken door
Sony Corporation valt onder een licentieovereenkomst. Andere handelsmerken en handelsnamen zijn eigendom
van hun respectieve eigenaars.
SD-logo is een handelsmerk.
SDHC-logo is een handelsmerk.
CompactFlash
®
is een handelsmerk van SanDisk Corporation.
HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
HDMI Licensing LLC.
"PlaceEngine" is een gedeponeerd handelsmerk van Koozyt, Inc.
"PlaceEngine" is ontwikkeld door Sony Computer Science Laboratories, Inc. en wordt in licentie gegeven door Koozyt, Inc.
, "XMB" en "xross media bar" zijn handelsmerken van Sony Corporation en Sony Computer Entertainment Inc.
"AVCHD" is een handelsmerk van Panasonic Corporation en Sony Corporation.
Alle andere namen van systemen, producten en diensten zijn handelsmerken van hun respectieve eigenaars. In de
handleiding zijn de handelsmerksymbolen ™ en ® weggelaten.
De specificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Alle andere handelsmerken zijn
handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
Mogelijk wordt niet alle hierboven vermelde software met uw model geleverd.
Zie de online specificaties om na te gaan welke software beschikbaar is voor uw model.
139
nN
Opmerking >
Opmerking
© 2009 Sony Corporation. Alle rechten voorbehouden.
Deze handleiding en de hierin beschreven software mag noch geheel noch gedeeltelijk worden gereproduceerd, vertaald of
omgezet in machinaal leesbare vorm zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
Sony Corporation biedt geen garantie met betrekking tot deze handleiding, de software of andere hierin opgenomen
informatie en wijst hierbij uitdrukkelijk alle impliciete garanties van de hand betreffende de verkoopbaarheid of de
geschiktheid voor een bepaald doel van deze handleiding, de software of andere hierin opgenomen informatie.
Sony Corporation is in geen geval aansprakelijk voor incidentele schade, gevolgschade of bijzondere schade, hetzij als
gevolg van een onrechtmatige daad, een overeenkomst of om andere redenen, die voortvloeit uit of verband houdt met deze
handleiding, de software of andere hierin opgenomen informatie of het gebruik daarvan.
In de handleiding zijn de handelsmerksymbolen ™ en ® weggelaten.
Sony Corporation behoudt zich het recht voor op elk moment en zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen aan te
brengen aan deze handleiding of de hierin opgenomen informatie. Het gebruik van de hierin beschreven software is
onderworpen aan de bepalingen van een afzonderlijke gebruiksrechtovereenkomst.
Sony Corporation is niet aansprakelijk en biedt geen compensatie voor verloren opnamen gemaakt op uw computer,
op externe opnamemedia of opnameapparaten, of voor belangrijke verliezen, inclusief wanneer opnamen door bijvoorbeeld
gebreken aan uw computer niet worden gemaakt, of wanneer de inhoud van een opname verloren gaat of beschadigd raakt
tengevolge van gebreken of reparaties aan uw computer. Sony Corporation zal de opgenomen inhoud op uw computer,
externe opnamemedia of opnameapparaten in geen geval herstellen, terugzetten of kopiëren.
© 2009 Sony Corporation
n
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140

Sony VPCX11Z6E de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor