3
1 Voorwoord ................................................................................................................. 5
2 Inleiding ..................................................................................................................... 6
2.1 Weergavemiddelen in deze bedieningshandleiding ........................................... 6
2.2 Wacker Neuson contactpersoon ........................................................................ 7
2.3 Beschreven apparaattypen................................................................................. 7
2.4 Markering van het apparaat................................................................................ 8
3 Veiligheid ................................................................................................................... 9
3.1 Beginsel.............................................................................................................. 9
3.2 Kwalificatie van het bedieningspersoneel......................................................... 12
3.3 Beschermuitrusting........................................................................................... 13
3.4 Transport .......................................................................................................... 13
3.5 Bedrijfsveiligheid............................................................................................... 13
3.6 Veiligheid bij de werking van elektrische apparaten......................................... 15
3.7 Onderhoud........................................................................................................ 16
4 Veiligheids- en aanwijsstickers .............................................................................18
5 Inhoud van het pakket ............................................................................................ 19
6 Opbouw en functie ..................................................................................................20
6.1 Toepassingsgebied .......................................................................................... 20
6.2 Werking ............................................................................................................ 20
7 Componenten en bedieningselementen ............................................................... 21
7.1 FUE 1, 2 ........................................................................................................... 21
7.2 FUE 6 ............................................................................................................... 22
7.3 KTU 2 ............................................................................................................... 23
8 Transport ................................................................................................................. 24
9 Bediening en gebruik ............................................................................................. 25
9.1 Voorafgaand aan inbedrijfname ....................................................................... 25
9.2 In bedrijf stellen ................................................................................................ 26
9.3 Buiten werking stellen....................................................................................... 29
10 Onderhoud ...............................................................................................................30
10.1 Onderhoudsplan............................................................................................... 30
10.2 Onderhoudswerkzaamheden ........................................................................... 31
11 Storingen verhelpen ...............................................................................................32
11.1 FUE 1, 2, KTU 2 ............................................................................................... 32
11.2 FUE 6 ............................................................................................................... 33
Inhoud
4
12 Toebehoren ............................................................................................................. 35
13 Technische gegevens ............................................................................................. 36
13.1 FUE 1 ............................................................................................................... 36
13.2 FUE 2 ............................................................................................................... 37
13.3 FUE 6 ............................................................................................................... 38
13.4 KTU 2 ............................................................................................................... 39
13.5 Verlengkabel .................................................................................................... 40
14 Verklarende woordenlijst ....................................................................................... 42
EU - conformiteitverklaring .................................................................................... 45
1Voorwoord
5
1 Voorwoord
In deze bedieningshandleiding staat informatie en worden procedures beschre-
ven voor het veilig gebruik en onderhoud van het Wacker Neuson apparaat. Voor
uw eigen veiligheid en om letsel te voorkomen moet u de veiligheidsvoorschriften
goed doorlezen, zodat u ermee vertrouwd raakt en ze op ieder moment in acht
kunt nemen.
Deze bedieningshandleiding geeft geen informatie over omvangrijke onder-
houds- of reparatiewerkzaamheden. Dergelijke werkzaamheden moeten door
de Wacker Neuson service of door erkende deskundigen worden uitgevoerd.
Bij de productie van het apparaat is veel waarde gehecht aan de veiligheid van
de bediener. Ondeskundige bediening of onderhoud niet conform de voorschrif-
ten kunnen echter gevaar veroorzaken. Bediening en onderhoud van het
Wacker Neuson apparaat moeten volgens de aanwijzingen in deze bedienings-
handleiding worden uitgevoerd. Hierdoor is een storingsvrije werking en een
hoge beschikbaarheid van het apparaat gegarandeerd.
Defecte onderdelen van het apparaat moeten meteen worden vervangen!
Bij vragen over de bediening of het onderhoud kunt u contact opnemen met uw
contactpersoon bij Wacker Neuson.
Alle rechten voorbehouden, in het bijzonder het recht van reproductie en ver-
spreiding.
Copyright 2011 Wacker Neuson Produktion GmbH & Co. KG
Deze bedieningshandleiding mag uitsluitend met voorafgaande uitdrukkelijke en
schriftelijke toestemming van Wacker Neuson worden gereproduceerd, bewerkt,
gekopieerd of verspreid worden. Dit geldt ook voor delen ervan.
Iedere reproductie, verspreiding of opslag op informatiedragers in welke vorm
dan ook, zonder de toestemming van Wacker Neuson, is een overtreding van het
geldende copyright en zal gerechtelijk worden vervolgd.
Wij behouden ons uitdrukkelijk voor, technische wijzigingen uit te voeren voor de
verbetering van onze apparaten of verhoging van de veiligheidsstandaard, ook
zonder voorafgaande aankondiging.
2 Inleiding
6
2 Inleiding
2.1 Weergavemiddelen in deze bedieningshandleiding
Waarschuwingssymbolen
Deze bedieningshandleiding bevat veiligheidsvoorschriften in de volgende cate-
gorieën:
GEVAAR, WAARSCHUWING, VOORZICHTIG, LET OP.
Deze voorschriften moeten in acht genomen worden om het gevaar voor dood
of verwonding van de bediener, materiële schade of niet-deskundige service uit
te sluiten.
Aanwijzingen
Aanwijzing:Hier krijgt u aanvullende informatie.
GEVAAR
Deze waarschuwing duidt op onmiddellijk dreigen gevaren die de dood of ern-
stig letsel veroorzaken.
f Met de genoemde maatregelen kunt u het gevaar voorkomen.
WAARSCHUWING
Deze waarschuwing duidt op mogelijke gevaren die kunnen resulteren in ern-
stig letsel of de dood.
f Met de genoemde maatregelen kunt u het gevaar voorkomen.
VOORZICHTIG
Deze waarschuwing duidt op mogelijk gevaren die kunnen resulteren in minder
ernstig letsel.
f Met de genoemde maatregelen kunt u het gevaar voorkomen.
LET OP
Deze waarschuwing duidt op mogelijke gevaren die kunnen resulteren in mate-
riële schade.
f Met de genoemde maatregelen kunt u het gevaar voorkomen.
2 Inleiding
7
Handelingsaanwijzing
f Dit symbool betekent dat u iets moet doen.
1. Genummerde handelingsaanwijzingen geven aan dat u iets in de aangegeven
volgorde moet doen.
Dit symbool wordt gebruikt bij opsommingen.
2.2 Wacker Neuson contactpersoon
Uw contactpersoon bij Wacker Neuson is, al naargelang het land, uw Wacker
Neuson Service, uw Wacker Neuson dochteronderneming of uw Wacker
Neuson verkoper.
Adressen vindt u op het Internet onder www.wackerneuson.com.
Het adres van de fabrikant vindt u aan het begin in deze bedieningshandleiding.
2.3 Beschreven apparaattypen
Deze bedieningshandleiding geldt voor verschillende apparaattypen uit één pro-
ductreeks. Daardoor kunnen afbeeldingen iets afwijken van het uiterlijk van uw
apparaat. Bovendien kunnen er componenten worden beschreven die geen deel
uitmaken van uw apparaat.
Gedetailleerde informatie over de beschreven apparaattypen vindt u in het
hoofdstuk Technische gegevens.
2 Inleiding
8
2.4 Markering van het apparaat
Gegevens van het typeplaatje
Het typeplaatje bevat gegevens die uw apparaat ondubbelzinnig identificeren.
Deze gegevens zijn voor de bestelling van reserveonderdelen en bij technische
vragen vereist.
f Noteer de gegevens van uw apparaat in de volgende tabel:
Pos. Benaming Uw gegevens
1 Groep en type
2 Bouwjaar
3 Machine-nr.
4 Versie-nr.
5 Artikel-nr.
3 Veiligheid
9
3 Veiligheid
3.1 Beginsel
Stand van de techniek
Het apparaat is vervaardigd op basis van de nieuwste stand van de techniek en
de erkende veiligheidstechnische regelgeving. Desondanks kan ondeskundig
gebruik gevaar opleveren voor lijf en leven van de gebruiker of derden of een ne-
gatieve invloed hebben op het apparaat en andere materiële zaken.
Gebruik in overeenstemming met de bestemming
Het apparaat is alleen bestemd voor het gebruik van trilnaalden en trilmotoren.
De aan te sluiten apparaten moeten de passende specificatie (spanning, fre-
quentie, aantal fasen) voor de aansluiting hebben.
Tot het gebruik in overeenstemming met de bestemming hoort ook het in acht
nemen van alle aanwijzingen in deze bedieningshandleiding, alsmede het in
acht nemen van de voorgeschreven service- en onderhoudsaanwijzingen.
Elke ander of verdergaand gebruik geldt als niet in overeenstemming zijnde met
de bestemming. Voor hieruit resulterende schade vervallen de aansprakelijkheid
en de garantie van de fabrikant. Het risico komt volledig voor rekening van de
bediener.
Constructieve wijzigingen
Voer in geen geval constructieve wijzigingen uit zonder schriftelijke toestemming
van de fabrikant. U brengt daardoor uw veiligheid en die van andere personen in
gevaar! Bovendien vervallen de aansprakelijkheid en de garantie van de fabri-
kant.
Er is vooral sprake van constructieve wijzigingen in de volgende gevallen:
Openen van het apparaat en het permanent verwijderen van onderdelen, die
van Wacker Neuson afkomstig zijn.
Inbouwen van nieuwe onderdelen, die niet van Wacker Neuson afkomstig
zijn of niet constructief of kwalitatief gelijkwaardig zijn aan originele onderde-
len.
Aanbouwen van toebehoren, dat niet van Wacker Neuson afkomstig is.
Reserveonderdelen die van Wacker Neuson afkomstig zijn kunt u zondermeer
monteren.
Toebehoren die voor uw apparaat verkrijgbaar zijn in het Wacker Neuson lever-
programma, kunt u zondermeer monteren. Volg daarbij de montagevoorschriften
uit deze bedieningshandleiding.
Boor niet in de behuizing om bijv. borden aan te brengen. Er kan water in de be-
huizing binnendringen, waardoor het apparaat beschadigd raakt.
3 Veiligheid
10
Voorwaarden voor bedrijf
De storingsvrije en veilige werking van het apparaat hangt af van de volgende
voorwaarden:
Vakkundig transport, opslag, opstelling.
Zorgvuldige bediening.
Zorgvuldig onderhoud.
Bediening
Bedien het apparaat uitsluitend in overeenstemming met de bestemming en in
technisch perfecte toestand.
Bedien het apparaat uitsluitend bewust van de veiligheid en de gevaren terwijl
alle veiligheidsvoorzieningen zijn aangebracht. Verander of omzeil de veilig-
heidsvoorzieningen niet.
Controleer voorafgaand aan de werkzaamheden of de bedieningselementen en
veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bedien het apparaat nooit in explosiegevaarlijke omgevingen.
Onderhoud
Voor een storingsvrije en langdurige werking van het apparaat zijn regelmatige
onderhoudswerkzaamheden vereist. Gebrekkig onderhoud vermindert de veilig-
heid van het apparaat.
Neem altijd de voorgeschreven onderhoudsintervallen in acht.
Gebruik het apparaat niet wanneer onderhoud of reparatie noodzakelijk is.
Storingen
Bij functiestoringen moet u het apparaat onmiddellijk uitschakelen en beveiligen.
Verhelp storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden onverwijld!
Laat beschadigde of defecte componenten onmiddellijk vervangen!
Verdere informatie vindt u in het hoofdstuk Storingen verhelpen.
Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik alleen reserveonderdelen van Wacker Neuson of onderdelen die gelijk-
waardig zijn met de originele delen wat betreft constructie en kwaliteit.
Gebruik alleen toebehoren van Wacker Neuson.
Bij het niet opvolgen hiervan vervalt iedere aansprakelijkheid.
3 Veiligheid
11
Uitsluiting van aansprakelijkheid
In de volgende gevallen wijst Wacker Neuson elke aansprakelijkheid voor per-
soonlijk letsel en materiële schade af:
Constructieve wijzigingen.
Gebruik dat niet in overeenstemming is met de bestemming.
Niet-naleven van deze bedieningshandleiding.
Ondeskundige behandeling.
Gebruik van reserveonderdelen, die niet van Wacker Neuson afkomstig zijn
of niet constructief of kwalitatief gelijkwaardig zijn aan originele onderdelen.
Gebruik van toebehoren, dat niet van Wacker Neuson afkomstig is.
Bedieningshandleiding
Bewaar de bedieningshandleiding altijd binnen handbereik bij het apparaat of op
de plaats waar het apparaat wordt gebruikt.
Mocht u de bedieningshandleiding kwijtraken of nog een exemplaar nodig heb-
ben, neem dan contact op met uw Wacker Neuson contactpersoon of download
de bedieningshandleiding van het Internet (www.wackerneuson.com).
Geef deze bedieningshandleiding aan elke andere bediener of volgende eige-
naar van het apparaat.
Landspecifieke voorschriften
Neem ook landspecifieke voorschriften, normen en richtlijnen voor ongevalspre-
ventie en milieubescherming in acht, bijv. de omgang met gevaarlijke stoffen of
het dragen van een persoonlijke beschermingsuitrusting.
Vul deze bedieningshandleiding aan met verdere aanwijzingen voor het in acht
nemen van bedrijfs-, overheids-, landelijke of algemene veiligheidsrichtlijnen.
Bedieningselementen
Houd de bedieningselementen van het apparaat altijd droog, schoon en vrij van
vet en olie.
Bedieningselementen, zoals bijv. aan/uitschakelaar, gashendels etc. mogen niet
ongeloorloofd geâretteerd, gemanipuleerd of veranderd worden.
Op schade controleren
Controleer minstens één keer per dienst het uitgeschakelde apparaat op uiterlijk
zichtbare schade en gebreken.
Gebruik het apparaat niet wanneer er beschadigingen of gebreken zichtbaar
zijn.
Laat beschadigingen en gebreken onverwijld herstellen.
3 Veiligheid
12
3.2 Kwalificatie van het bedieningspersoneel
Kwalificatie van de bediener
Het apparaat mag alleen door opgeleid personeel in werking gesteld en bediend
worden. Bovendien gelden de volgende voorwaarden:
U bent lichamelijk en geestelijk geschikt.
U bent opgeleid voor het zelfstandig bedienen van het apparaat.
U bent opgeleid in het gebruik in overeenstemming met de bestemming van
het apparaat.
U bent vertrouwd met de noodzakelijke veiligheidsinrichtingen.
U bent bevoegd om apparaten en systemen volgens de normen van de vei-
ligheidstechniek zelfstandig in bedrijf te stellen.
U moet door de ondernemer of exploitant zijn aangewezen voor het zelfstan-
dig werken met het apparaat.
Foutieve bediening
Bij foutieve bediening, misbruik of bediening door ongeschoold personeel dreigt
er gevaar voor de gezondheid van de bediener of derden en voor het apparaat
of andere materiële zaken.
Plichten van de exploitant
De exploitant moet de bedieningshandleiding beschikbaar stellen aan de bedie-
ner en zich ervan vergewissen dat de bediener deze heeft gelezen en begrepen.
Aanbevelingen voor het werk
Volg a.u.b. de volgende aanbevelingen op:
Werk uitsluitend in een goede lichamelijke toestand.
Werk geconcentreerd, vooral tegen het einde van de werktijd.
Werk niet met het apparaat als u moe bent.
Voer alle werkzaamheden rustig, behoedzaam en voorzichtig uit.
Werk nooit onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen. Uw zichtvermo-
gen, uw reactievermogen en uw oordeelsvermogen kunnen hierdoor worden
belemmerd.
Werk zodanig dat geen schade voor derden ontstaat.
Zorg ervoor dat zich geen personen of dieren in de gevarenzone bevinden.
3 Veiligheid
13
3.3 Beschermuitrusting
Werkkleding
De kleding moet doelmatig zijn, d.w.z. nauwsluitend maar niet hinderlijk zijn.
Draag in principe op bouwplaatsen geen lang los haar, losse kleding of sieraden
inclusief ringen. Er bestaat gevaar voor letsel, bijv. door blijven hangen of naar
binnen trekken door bewegende onderdelen van apparaten.
Draag alleen moeilijk ontvlambare werkkleding.
Persoonlijke veiligheidsuitrusting
Gebruik een persoonlijke veiligheidsuitrusting om letsel en schade voor de ge-
zondheid te voorkomen:
Veiligheidsschoenen.
Werkhandschoenen van stevig materiaal.
Werkpak van stevig materiaal.
Veiligheidshelm.
Hoorbescherming.
3.4 Transport
Apparaat uitschakelen
Schakel het apparaat voor het transport uit en trek de stekker uit het stopcontact.
Laat de motor afkoelen.
Apparaat transporteren
Beveilig het apparaat op het transportmiddel tegen omkantelen, vallen of weg-
glijden.
3.5 Bedrijfsveiligheid
Explosieve omgeving
Bedien het apparaat nooit in explosiegevaarlijke omgevingen.
3 Veiligheid
14
Werkomgeving
Maak u vertrouwd met de werkomgeving voordat u met de werkzaamheden be-
gint. Daartoe behoren bijv. de volgende punten:
Obstakels in de werk- en verkeerszone.
Draagvermogen van de bodem.
Noodzakelijke afscherming van de bouwlocatie, vooral voor het openbare
verkeer.
Noodzakelijke afscherming van wanden en plafonds.
Mogelijkheden voor hulp bij ongevallen.
Apparaat in bedrijf stellen
Let op de veiligheids- en waarschuwingsaanwijzingen op het apparaat en in de
bedieningshandleiding.
Stel nooit een apparaat in werking dat moet worden onderhouden of gerepa-
reerd.
Stel het apparaat volgens de bedieningshandleiding in werking.
Vermijd het met het lichaam aanraken van geaarde delen.
Componenten van het apparaat niet gebruiken als opstapje of om u te zekeren
Gebruik beschermslang, aansluitsnoer, aansluitkabel of andere componenten
van het apparaat nooit om omhoog te klimmen of u te zekeren.
Apparaat uitschakelen
Schakel in de volgende gevallen het apparaat uit en trek de stekker uit het stop-
contact:
Voor pauzes.
Als u het apparaat niet gebruikt.
Zet resp. leg het apparaat zodanig neer, dat het niet kan kantelen, vallen of weg-
glijden.
Opslaglocatie
Berg het afgekoelde apparaat na gebruik op een afgesloten, schone, vorstveilige
en droge locatie op, die niet toegankelijk is voor kinderen.
3 Veiligheid
15
3.6 Veiligheid bij de werking van elektrische apparaten
Specifieke voorschriften voor elektrische apparaten
Neem de veiligheidsvoorschriften in acht uit de brochure Algemene veiligheids-
voorschriften die bij het apparaat is geleverd.
Neem ook landspecifieke voorschriften, normen en richtlijnen voor ongevalspre-
ventie met betrekking tot elektrische installaties en apparaten in acht.
WAARSCHUWING Lees alle veiIigheidsvoorschriften en aanwijzingen.
Wanneer veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen niet in acht worden genomen,
kan dit een elektrische schok, brand of ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bewaar alle veiIigheidsvoorschriften en aanwijzingen voor eventuele raad-
pleging in de toekomst.
Stroomvoorziening voor elektrische apparaten van de beschermingscategorie I
Aanwijzing:De nominale spanning vindt u op het typeplaatje van het apparaat.
U moet het apparaat aansluiten op een stopcontact met geaard contact 15 A/
16 A met een afdoende overspanningbeveiliging.
Een van de volgende foutstroomschakelaars is vereist:
Standaard foutstroomschakelaar (pulsstroom sensitief type A).
Foutstroomschakelaar (sensitief voor universele stroom, type B).
U mag het apparaat alleen aan stroomvoorzieningen aansluiten als alle onder-
delen ervan in technisch onberispelijke toestand zijn. Let vooral op de volgende
onderdelen:
Stekker.
Aansluitsnoer over de totale lengte.
Schakelaarmembraan van de aan/uitschakelaar, indien aanwezig.
Stopcontacten.
U mag het apparaat uitsluitend aan stroomvoorzieningen aansluiten met intacte
aardaansluiting (PE).
Bij aansluiting op vaste of mobiele stroomgeneratoren moet minstens één van
de volgende veiligheidsvoorzieningen aanwezig zijn:
Foutstroomschakelaar.
ISO-volgschakelaar.
IT-net.
Wanneer u het apparaat aansluit op een bouwstroomverdeler, moet deze ge-
aard zijn.
Aanwijzing:Neem de geldende landelijke veiligheidsrichtlijnen in acht!
3 Veiligheid
16
Verlengkabel
Gebruik het apparaat uitsluitend met onbeschadigde en geteste verlengkabels!
Gebruik uitsluitend verlengkabels met een aardleider en een correcte aardleider-
aansluiting aan de stekker en de koppeling (alleen voor apparaten van bescher-
mingscategorie I, zie hoofdstuk Technische gegevens).
Gebruik uitsluitend geteste verlengkabels die geschikt zijn voor gebruik op de
bouwlocatie: Middelste rubberslangleiding H05RN-F of beter – Wacker Neuson
adviseert H07RN-F, een SOOW-kabel of een landspecifieke gelijkwaardige uit-
voering.
Vervang verlengkabels met beschadigingen (bijv. scheuren in de mantel) of los-
zittende stekkers en koppelingen onmiddellijk.
Kabeltrommels en meervoudig stopcontacten moeten aan dezelfde eisen vol-
doen als verlengkabels.
Bescherm verlengkabels, meervoudige stopcontacten, kabeltrommels en aan-
sluitkoppelingen tegen regen, sneeuw of andere vormen van vocht.
Kabeltrommel helemaal afrollen
Brandgevaar door niet afgerolde kabeltrommel.
Voor gebruik de kabeltrommel helemaal afrollen.
Aansluitsnoer beschermen
Gebruik het aansluitsnoer niet voor het trekken aan of optillen van het apparaat.
Trek de stekker van het aansluitsnoer niet aan het snoer uit het stopcontact.
Bescherm het aansluitsnoer tegen hitte, olie en scherpe randen.
Laat de aansluitsnoer bij beschadiging of een loszittende stekker onmiddellijk
door uw contactpersoon bij Wacker Neuson vervangen.
Tegen vocht beschermen
Bescherm het apparaat tegen regen, sneeuw of andere vormen van vocht. An-
ders zijn beschadigingen of andere storingen mogelijk.
3.7 Onderhoud
Onderhoudswerkzaamheden
Verzorgings- en onderhoudswerkzaamheden mogen slechts worden uitgevoerd
voor zover ze in deze bedieningshandleiding zijn beschreven. Alle andere werk-
zaamheden moeten worden uitgevoerd via de contactpersoon van Wacker
Neuson.
Verdere informatie vindt u in het hoofdstuk Onderhoud.
3 Veiligheid
17
Loskoppelen van de stroomvoorziening
Voor verzorgings- en onderhoudswerkzaamheden moet u de stekker uit het
stopcontact trekken om het apparaat van de stroomvoorziening los te koppelen.
Reiniging
Houd het apparaat altijd schoon en reinig het na elk gebruik.
Gebruik geen brandstoffen of oplosmiddelen. Explosiegevaar!
Gebruik geen hogedrukreinigers. Indringend water kan het apparaat beschadi-
gen. Bij elektrische apparaten bestaat ernstig verwondingsgevaar door elektri-
sche schokken.
4 Veiligheids- en aanwijsstickers
18
4 Veiligheids- en aanwijsstickers
Er bevinden zich stickers op het apparaat die belangrijke aanwijzingen en veilig-
heidsinstructies bevatten.
Houd alle stickers in leesbare toestand.
Vervang ontbrekende of niet leesbare stickers.
De artikelnummers van de stickers vindt u in de catalogus met reserveonder-
delen.
Pos. Sticker Beschrijving
1 zonder KTU
Waarschuwing voor heet oppervlak.
Lees de bedieningshandleiding vóór in-
gebruikneming.
2
Let op elektrische schok.
Behuizing niet openen.
Bedieningshandleiding lezen.
0219173
0219413
Inhoud van het pakket
19
5 Inhoud van het pakket
De inhoud van het pakket bestaat uit:
Apparaat.
Bedieningshandleiding.
Catalogus met reserveonderdelen.
Algemene veiligheidsvoorschriften.
Opbouw en functie
20
6 Opbouw en functie
6.1 Toepassingsgebied
Het apparaat is alleen bestemd voor het gebruik van trilnaalden en trilmotoren.
Het apparaat dient voor de omvorming van bouwplaatsstroom in een stroom
waarop de aan te sluiten apparaten kunnen werken.
6.2 Werking
Principe
Het apparaat vormt de bouwplaatsstroom (bijv. 230 V 1~) om, om apparaten met
een speciale specificatie te kunnen gebruiken. Daarbij worden spanning, fre-
quentie en aantal fasen gewijzigd.
Apparaateigenschappen
Bestand tegen kortsluiting en aardsluiting.
Uitschakeling bij te hoge temperatuur en foutieve spanning.
Herkenning van overbelastingsstromen.
Veiligheidslaagspanning door veiligheidsscheidingstransformator (geldig
voor 42-V-apparaten).
Omvormer
De omvormer bestaat uit een gelijkrichter en een wisselrichter, bewaakt door be-
sturingselektronica.
De gelijkrichter zet de ingangsspanning (1-fasen-wisselstroom) om in gelijkspan-
ning.
De wisselrichter zet de gegenereerde gelijkspanning om in draaistroom (3-fa-
sen-wisselstroom).
Bij inschakeling van het apparaat zorgt de besturingselektronica voor een zachte
aanloop, waardoor het ontstaan van kritische inschakel-stroomsterktes wordt
voorkomen.
Componenten en bedieningselementen
21
7 Componenten en bedieningselementen
7.1 FUE 1, 2
Pos. Benaming Pos. Benaming
1 Beschermframe 4 Aan/uitschakelaar
2 Hefband 5 Stopcontact met veiligheidsklep
3 Ventilatiesleuven Aansluitsnoer (niet afgebeeld)
Componenten en bedieningselementen
22
7.2 FUE 6
Controlelampje
Het controlelampje brandt groen wanneer het apparaat correct is aangesloten.
Bij andere indicaties is er sprake van een storing, zie hoofdstuk Storingen ver-
helpen.
Stelwiel voor frequentie-instelling bij FUE 6...SC
Met het stelwiel verandert u de uitgangsfrequentie van het apparaat en beïn-
vloedt u zodoende het toerental van de aangesloten apparaten.
Pos. Benaming Pos. Benaming
1 Beschermframe 5 Controlelampje
2 Hefband 6 Aan/uitschakelaar
3 Ventilatiesleuven 7 Stopcontact met veiligheidsklep
4 Stelwiel voor frequentie-instelling
(alleen FUE 6...SC)
Aansluitsnoer (niet afgebeeld)
Componenten en bedieningselementen
23
7.3 KTU 2
Pos. Benaming Pos. Benaming
1 Beschermframe 5 Aan/uitschakelaar
2 Hefband 6 Stopcontact met veiligheidsklep
3 Ventilatiesleuven Aansluitsnoer (niet afgebeeld)
4
Slingerknop
8 Transport
24
8 Transport
Apparaat transporteren
1. Apparaat uitschakelen met de aan/uitschakelaar.
2. Stekker uit het stopcontact trekken.
3. Alle aangesloten apparaten loskoppelen van de omvormer.
4. Aansluitsnoer opwikkelen.
5. Apparaat in of op een geschikt transportvoertuig plaatsen.
Aanwijzing: Apparaat niet neerleggen op de kant met het stopcontact.
6. Apparaat vastsjorren aan het beschermframe.
WAARSCHUWING
Ondeskundige behandeling kan resulteren in letsel of zware materiële schade.
f Alle veiligheidsvoorschriften van deze bedieningshandleiding lezen en op-
volgen, zie hoofdstuk Veiligheidsvoorschriften.
Bediening en gebruik
25
9 Bediening en gebruik
9.1 Voorafgaand aan inbedrijfname
Het apparaat is na het uitpakken bedrijfsklaar.
Apparaat controleren
f Apparaat en alle componenten controleren op beschadigingen.
Stroomnet controleren
f Controleren of stroomnet of bouwplaatsverdeler de juiste bedrijfsspanning
heeft (zie typeplaatje van het apparaat of hoofdstuk Technische gegevens).
f Controleren of stroomnet of bouwplaatsverdeler zijn beveiligd conform de
geldende landelijke normen en richtlijnen.
Alleen FUE 6...SC
Bij aansluiting van trilnaalden en trilmotoren.
Aanwijzing: Volg de voorschriften uit de bedieningshandleiding van trilnaalden/
trilmotoren op.
Geldt voor omvormer met frequentie-instelling:
f Bij gebruik van trilnaalden stelwiel instellen op maximale uitgangsfrequentie
(hoogste cijfer moet zichtbaar zijn).
f Bij gebruik van trilmotoren met het stelwiel de vereiste uitgangsfrequentie
zoeken.
De uitgangsfrequentie is van invloed op het toerental van de aangesloten ap-
paraten.
WAARSCHUWING
Ondeskundige behandeling kan resulteren in letsel of zware materiële schade.
f Alle veiligheidsvoorschriften van deze bedieningshandleiding lezen en op-
volgen, zie hoofdstuk Veiligheid.
Bediening en gebruik
26
9.2 In bedrijf stellen
Belangrijke aanwijzingen voor het aansluiten van verbruikers
Nominale stroom van alle aangesloten verbruikers niet overschrijden
De nominale stromen van alle aangesloten verbruikers samen mag niet groter
zijn dan de maximale nominale uitgangsstroom van de omvormer.
De maximale nominale uitgangsstroom wordt op het typeplaatje aangegeven.
Voorbeeld:
FUE 6/042/200W, maximale nominale uitgangsstroom 52 A.
U kunt drie IREN 57 met een nominale stroom van elk 17,3 A aansluiten, aange-
zien de gezamenlijke stroom I = 3 x 17,3 A = 51,9 A bedraagt en daarmee kleiner
dan 52 A is.
U mag niet drie IREN 65 met een nominale stroom van elk 25 A aansluiten, aan-
gezien de gezamenlijke stroom I = 3 x 25 A = 75 A bedraagt en daarmee groter
dan 52 A is.
WAARSCHUWING
Beschadiging van een apparaatonderdeel of het aansluitsnoer kan resulteren in
lichamelijk letsel door elektrische stroom.
f Beschadigd apparaat niet gebruiken!
f Beschadigd apparaat onverwijld laten repareren.
WAARSCHUWING
Ondeskundige bediening kan de isolatie van de omvormer beschadigen.
Levensgevaar door elektrische schok en brandgevaar.
f De nominale stroom van alle aangesloten verbruikers samen mag niet gro-
ter zijn dan de maximale nominale uitgangsstroom van de omvormer.
f De nominale stroom van elke aangesloten verbruiker mag niet groter zijn
dan de maximale nominale stroom van het stopcontact.
Bediening en gebruik
27
Nominale stroom van het stopcontact niet overschrijden
De nominale stroom van elke aangesloten verbruiker mag niet groter zijn dan de
maximale nominale stroom van het stopcontact.
De maximale nominale stroom wordt op het stopcontact aangegeven.
Voorbeeld:
FUE 6/042/200W, maximale nominale stroom van een stopcontact 32 A.
U mag geen verbruikers aansluiten die een nominale stroom groter dan 32 A
hebben.
Bediening en gebruik
28
Apparaat aan de stroomvoorziening aansluiten
Sluit het apparaat uitsluitend aan op 1-fasen-wisselstroom, aansluitwaarden zie
hoofdstuk Technische gegevens.
1. Omvormer uitschakelen met de aan/uitschakelaar.
2. Alle aangesloten apparaten uitschakelen met de bijbehorende apparaat-
schakelaars.
3. Indien nodig goedgekeurde verlengkabel op het apparaat aansluiten.
Aanwijzing: Toegelaten lengtes en diameters van het litzendraad van ver-
lengkabels staan vermeld in het hoofdstuk Technische gegevens.
4. Stekker in het stopcontact steken.
Apparaat inschakelen
f Omvormer inschakelen met de aan/uitschakelaar.
Het controlelampje brandt groen wanneer het apparaat bedrijfsklaar is (enkel
FUE 6).
LET OP
Elektrische spanning.
Foutieve spanning kan schade aan het apparaat veroorzaken.
f Controleren of de spanning van de stroombron overeenkomt met de gege-
vens op het apparaat, zie hoofdstuk Technische gegevens.
WAARSCHUWING
Starten van de aangesloten apparaten.
Letselgevaar door ongecontroleerd starten van apparaten.
f Voorafgaand aan aansluiting op de stroomvoorziening alle aangesloten ap-
paraten uitschakelen.
WAARSCHUWING
Elektrische spanning.
Letsel door elektrische schokken.
f Aansluitsnoer en verlengkabel controleren op beschadigingen.
f Uitsluitend verlengkabels gebruiken waarvan de aardleider is aangesloten
op de stekker en de koppeling (alleen voor apparaten van
beschermingscategorie I), zie hoofdstuk Technische gegevens.
Bediening en gebruik
29
9.3 Buiten werking stellen
Apparaat uitschakelen
1. Alle aangesloten apparaten uitschakelen met de bijbehorende apparaat-
schakelaars.
2. Omvormer uitschakelen met de aan/uitschakelaar.
3. Stekker uit het stopcontact trekken.
4. Alle aangesloten apparaten loskoppelen van de omvormer.
5. Aansluitsnoer opwikkelen.
10 Onderhoud
30
10 Onderhoud
10.1 Onderhoudsplan
Aanwijzing: De hier genoemde tijdintervallen zijn richtwaarden voor normaal
bedrijf. Bij extreem bedrijf, bijv. ononderbroken inzet, halveert u de
onderhoudsintervallen.
WAARSCHUWING
Ondeskundige behandeling kan resulteren in letsel of zware materiële schade.
f Alle veiligheidsvoorschriften van deze bedieningshandleiding lezen en op-
volgen, zie hoofdstuk Veiligheid.
WAARSCHUWING
Levensgevaar door elektrische schok bij ondeskundig gebruik.
f Het apparaat openen, repareren en de aansluitende controle van de veilig-
heid mag uitsluitend gebeuren door een erkend elektricien conform de gel-
dende richtlijnen.
Activiteit Dagelijks
vóór bedrijf
Na het
gebruik
Visuele controle van alle
onderdelen op beschadiging:
Behuizing.
Aansluitsnoer.
Hefband.
Stopcontact.
Aan/uitschakelaar.
Apparaat reinigen.
10 Onderhoud
31
10.2 Onderhoudswerkzaamheden
Visuele controle op beschadiging
f Alle apparaatonderdelen en componenten controleren op beschadiging.
Laat beschadigingen verhelpen door uw contactpersoon bij Wacker Neuson.
Apparaat reinigen
Aanwijzing: Apparaat niet reinigen met hogedruk- of stoomreiniger!
1. Ventilatiesleuven met een geschikt hulpmiddel schoonmaken.
2. De behuizing met een vochtige, schone doek afvegen.
3. Stelwiel reinigen (geldt voor omvormer met frequentie-instelling).
WAARSCHUWING
Beschadiging van een apparaatonderdeel of het aansluitsnoer kan resulteren in
lichamelijk letsel door elektrische stroom.
f Beschadigd apparaat niet gebruiken.
f Beschadigd apparaat onverwijld laten repareren.
11 Storingen verhelpen
32
11 Storingen verhelpen
De volgende tabel geeft een overzicht van mogelijke storingen, oorzaken en
oplossingen.
Bij storingen die u niet zelf kunt of mag verhelpen, kunt u contact opnemen met
uw contactpersoon bij Wacker Neuson.
11.1 FUE 1, 2, KTU 2
Storing Oorzaak Oplossing
Omvormer werkt niet.
Netspanning onderbroken.
Verkeerde netspanning.
Omvormer start zelfstandig
zodra de correcte netspanning
(weer) aanwezig is.
Kortsluiting bij een van de
aangesloten apparaten.
2-fasen-bedrijf* bij een van
de aangesloten apparaten.
Mechanisch defect bij een
van de aangesloten
apparaten.
* 2-fasen-bedrijf: Het aangesloten apparaat neemt slechts over twee fasen stroom op. Daardoor draait
de motor niet. Het aangesloten apparaat bromt, door de hoge stroomopname wordt het zeer snel
heet.
1. Reset uitvoeren:
Omvormer uit- en weer
inschakelen.
2. Aangesloten apparaten
loskoppelen en controleren.
3. Reset nogmaals uitvoeren.
Kortsluiting in de omvormer. 1. Aangesloten apparaten
loskoppelen.
2. Reset uitvoeren:
Omvormer uit- en weer
inschakelen.
3. Wanneer de storing niet is
verholpen, apparaat laten
repareren. **
Omvormer is uitgeschakeld
vanwege te hoge temperatuur
(> 85 °C).
1. Omvormer laten afkoelen.
Omvormer ingeschakeld
laten, zodat de ventilator
verder kan draaien.
2. Reset uitvoeren:
Omvormer uit- en weer
inschakelen.
Stroomopname van de
aangesloten apparaten
verminderen.
Er treedt geen lucht uit de
ventilatiesleuven.
Ventilator draait te langzaam.
Ventilator draait niet.
Ventilator laten repareren. **
11 Storingen verhelpen
33
11.2 FUE 6
Een controlelampje vergemakkelijkt de diagnose.
** Laat het apparaat door uw contactpersoon bij Wacker Neuson repareren.
Storing Oorzaak Oplossing
Omvormer werkt.
Controlelampje brandt rood en
groen.
Te hoge stroomopname van
de aangesloten apparaten.
Omvormer werkt binnen het
toegestane
overbelastingsbereik.
Stroomopname van de
aangesloten apparaten
verminderen.
Omvormer werkt niet.
Controlelampje brandt rood.
Netspanning onderbroken.
Verkeerde netspanning.
Omvormer start zelfstandig
zodra de correcte netspanning
(weer) aanwezig is.
Omvormer werkt niet.
Controlelampje knippert rood.
Kortsluiting bij een van de
aangesloten apparaten.
2-fasen-bedrijf* bij een van
de aangesloten apparaten.
Mechanisch defect bij een
van de aangesloten
apparaten.
1. Reset uitvoeren:
Omvormer uit- en weer
inschakelen.
2. Aangesloten apparaten
loskoppelen en controleren.
3. Reset nogmaals uitvoeren.
Kortsluiting in de omvormer. 1. Aangesloten apparaten
loskoppelen.
2. Reset uitvoeren:
Omvormer uit- en weer
inschakelen.
3. Wanneer de storing niet is
verholpen, apparaat laten
repareren. **
Omvormer werkt niet.
Controlelampje knippert steeds
twee keer snel achtereen rood.
Omvormer is uitgeschakeld
vanwege te hoge temperatuur
(> 85 °C).
1. Omvormer laten afkoelen.
Omvormer ingeschakeld
laten, zodat de ventilator
verder kan draaien.
2. Reset uitvoeren:
Omvormer uit- en weer
inschakelen.
Stroomopname van de
aangesloten apparaten
verminderen.
Stelwiel beklemd. Stelwiel vuil. Vuil verwijderen.
Er treedt geen lucht uit de
ventilatiesleuven.
- Ventilator draait te langzaam.
- Ventilator draait niet.
Ventilator laten repareren. **
11 Storingen verhelpen
34
* 2-fasen-bedrijf: Het aangesloten apparaat neemt slechts over twee fasen stroom op. Daardoor draait
de motor niet. Het aangesloten apparaat bromt, door de hoge stroomopname wordt het zeer snel
heet.
** Laat deze werkzaamheden door de service van uw Wacker Neuson contactpersoon uitvoeren.
Toebehoren
35
12 Toebehoren
Voor het apparaat wordt een uitgebreid pakket toebehoren aangeboden.
Informatie over de afzonderlijke toebehoren is verkrijgbaar in het internet onder
www.wackerneuson.com.
Technische gegevens
40
13.5 Verlengkabel
Gebruik uitsluitend betrouwbare verlengkabels, zie hoofdstuk Veiligheid.
De vereiste litzendraaddoorsnede voor verlengkabels vindt u in de volgende
tabel:
Aanwijzing: De typeaanduiding en de spanning van uw apparaat vindt u op het
typeplaatje of via het artikelnummer in het hoofdstuk Technische
gegevens.
WAARSCHUWING
Elektrische spanning.
Letsel door elektrische schokken.
f Aansluitsnoer en verlengkabel controleren op beschadigingen.
f Uitsluitend verlengkabels gebruiken waarvan de aardleider is aangesloten
op de stekker en de koppeling (alleen voor apparaten uit beschermingscate-
gorie I, zie hoofdstuk Technische gegevens).
Apparaat Spanning
[V]
Verlenging
[m]
Doorsnede litzen-
draad
[mm
2
]
FUE 1/042/200W
FUE 1/120/200W
230 1~ < 31 1,5
<
52 2,5
<
82 4,0
FUE 2/042/200W
FUE 2/250/200W
230 1~ < 23 1,5
<
38 2,5
<
61 4,0
FUE 6/042/200W
FUE 6/042/
200W SC
FUE 6/042/
200W SC 4CEE
230 1
~ < 41 1,5
<
67 2,5
<
107 4,0
KTU 2/042/200W
KTU 2/250/200W
230 1
~ < 23 1,5
<
38 2,5
< 61 4,0
Technische gegevens
41
Voorbeeld
U heeft een FUE 1/120/200W en u wilt een verlengkabel van 62 m lengte gebrui-
ken.
Het apparaat heeft 230 V ingangsspanning.
Volgens de tabel moet uw verlengkabel een doorsnede van de litzendraad van
4,0 mm
2
hebben.
14 Verklarende woordenlijst
42
14 Verklarende woordenlijst
Beschermingscategorie
De beschermingscategorie volgens DIN EN 61140 onderscheidt elektrische ap-
paraten in relatie tot veiligheidsmaatregelen ter voorkoming van elektrische
schokken. Er zijn vier beschermingscategorieën:
Beschermingscategorie Betekenis
0 Geen bijzondere beveiliging naast de basisisolatie.
Geen aardleider.
Stekker zonder randaarde.
I Aansluiting van alle geleidende delen van de behuizing
op de aardleider.
Stekker met randaarde.
II Verbeterde of dubbele isolatie (veiligheidsisolatie).
Geen aansluiting op de aardleider.
Stekker zonder randaarde.
III Apparaten worden met veiligheidslaagspanning
(< 50 V) gebruikt.
Aansluiting aan de aardleider is niet nodig.
Stekker zonder randaarde.
14 Verklarende woordenlijst
43
Beschermingsklasse IP
De beschermingsklasse volgens DIN EN 60529 geeft de geschiktheid van elek-
trische apparaten voor bepaalde omgevingsomstandigheden en de beveiliging
tegen elektrische gevaren aan.
De beschermingsklasse wordt door een IP-code volgens DIN EN 60529 gespe-
cificeerd.
Code Betekenis 1. cijfer:
Bescherming tegen aanraking van gevaarlijke delen.
Bescherming tegen indringende vreemde voorwerpen.
0 Geen bescherming tegen aanraking.
Geen bescherming tegen vreemde voorwerpen.
1 Beschermd tegen aanraking met de bovenkant van de hand.
Beschermd tegen grote vreemde voorwerpen met een diameter van
>50mm.
2 Beveiligd tegen aanraking met een vinger.
Beveiligd tegen middelgrote vreemde voorwerpen (diameter > 12,5 mm).
3 Beveiligd tegen aanraking met een gereedschap (diameter > 2,5 mm).
Beschermd tegen kleine vreemde voorwerpen (diameter > 2,5 mm).
4 Beveiligd tegen aanraking met een draad (diameter > 1 mm).
Beveiligd tegen korrelvormige vreemde voorwerpen (diameter > 1 mm).
5 Beschermd tegen aanraking.
Beschermd tegen afzetting van stof aan de binnenkant.
6 Volledig beschermd tegen aanraking.
Beschermd tegen binnenkomend stof.
Code Betekenis 2. cijfer:
Bescherming tegen binnendringend water
0 Geen bescherming tegen binnenkomend water.
1 Beschermd tegen loodrecht vallend drupwater.
2 Beschermd tegen schuin vallend drupwater (15° afwijking).
3 Beschermd tegen spatwater (60° afwijking).
4 Beveiligd tegen spatwater uit alle richtingen.
5 Beschermd tegen een waterstraal (sproeier) uit willekeurige hoek.
6 Beschermd tegen een sterke waterstraal (overstroming).
7 Beschermd tegen tijdelijk onderdompelen in water.
8 Beschermd tegen langdurig onderdompelen in water.
14 Verklarende woordenlijst
44
Vertaling van de originele conformiteitverklaring
EU - conformiteitverklaring
Fabrikant
Wacker Neuson Produktion GmbH & Co. KG, Preußenstraße 41, 80809 München
Product
Richtlijnen en normen
Hiermee verklaren we dat dit product aan de betreffende bepalingen en vereisten van de
volgende richtlijnen en normen voldoet:
2006/95/EG, EN 61558-1, EN 61558-2-23, 2004/108/EG, EN 61000
Product
FUE KTU
Producttype Omvormer
Productfunctie Omzetten van spanning en frequentie
Artikelnummer 0008902, 0008934, 0610011,
0610023, 0610176, 0610084,
0610405
0008884, 0610013
Dr. Michael Fischer
Directeur Technologie en Innovatie
München, 01.08.2011

Documenttranscriptie

Inhoud 1 Voorwoord ................................................................................................................. 5 2 Inleiding ..................................................................................................................... 6 2.1 Weergavemiddelen in deze bedieningshandleiding ........................................... 6 2.2 Wacker Neuson contactpersoon ........................................................................ 7 2.3 Beschreven apparaattypen................................................................................. 7 2.4 Markering van het apparaat................................................................................ 8 3 Veiligheid ................................................................................................................... 9 3.1 Beginsel.............................................................................................................. 9 3.2 Kwalificatie van het bedieningspersoneel......................................................... 12 3.3 Beschermuitrusting........................................................................................... 13 3.4 Transport .......................................................................................................... 13 3.5 Bedrijfsveiligheid............................................................................................... 13 3.6 Veiligheid bij de werking van elektrische apparaten......................................... 15 3.7 Onderhoud........................................................................................................ 16 4 Veiligheids- en aanwijsstickers ............................................................................. 18 5 Inhoud van het pakket ............................................................................................ 19 6 Opbouw en functie .................................................................................................. 20 6.1 Toepassingsgebied .......................................................................................... 20 6.2 Werking ............................................................................................................ 20 7 Componenten en bedieningselementen ............................................................... 21 7.1 FUE 1, 2 ........................................................................................................... 21 7.2 FUE 6 ............................................................................................................... 22 7.3 KTU 2 ............................................................................................................... 23 8 Transport ................................................................................................................. 24 9 Bediening en gebruik ............................................................................................. 25 9.1 Voorafgaand aan inbedrijfname ....................................................................... 25 9.2 In bedrijf stellen ................................................................................................ 26 9.3 Buiten werking stellen....................................................................................... 29 10 Onderhoud ............................................................................................................... 30 10.1 Onderhoudsplan ............................................................................................... 30 10.2 Onderhoudswerkzaamheden ........................................................................... 31 11 Storingen verhelpen ............................................................................................... 32 11.1 FUE 1, 2, KTU 2 ............................................................................................... 32 11.2 FUE 6 ............................................................................................................... 33 3 12 Toebehoren ............................................................................................................. 35 13 Technische gegevens ............................................................................................. 36 13.1 FUE 1 ............................................................................................................... 36 13.2 FUE 2 ............................................................................................................... 37 13.3 FUE 6 ............................................................................................................... 38 13.4 KTU 2 ............................................................................................................... 39 13.5 Verlengkabel .................................................................................................... 40 14 Verklarende woordenlijst ....................................................................................... 42 EU - conformiteitverklaring .................................................................................... 45 4 1 Voorwoord 1 Voorwoord In deze bedieningshandleiding staat informatie en worden procedures beschreven voor het veilig gebruik en onderhoud van het Wacker Neuson apparaat. Voor uw eigen veiligheid en om letsel te voorkomen moet u de veiligheidsvoorschriften goed doorlezen, zodat u ermee vertrouwd raakt en ze op ieder moment in acht kunt nemen. Deze bedieningshandleiding geeft geen informatie over omvangrijke onderhouds- of reparatiewerkzaamheden. Dergelijke werkzaamheden moeten door de Wacker Neuson service of door erkende deskundigen worden uitgevoerd. Bij de productie van het apparaat is veel waarde gehecht aan de veiligheid van de bediener. Ondeskundige bediening of onderhoud niet conform de voorschriften kunnen echter gevaar veroorzaken. Bediening en onderhoud van het Wacker Neuson apparaat moeten volgens de aanwijzingen in deze bedieningshandleiding worden uitgevoerd. Hierdoor is een storingsvrije werking en een hoge beschikbaarheid van het apparaat gegarandeerd. Defecte onderdelen van het apparaat moeten meteen worden vervangen! Bij vragen over de bediening of het onderhoud kunt u contact opnemen met uw contactpersoon bij Wacker Neuson. Alle rechten voorbehouden, in het bijzonder het recht van reproductie en verspreiding. Copyright 2011 Wacker Neuson Produktion GmbH & Co. KG Deze bedieningshandleiding mag uitsluitend met voorafgaande uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van Wacker Neuson worden gereproduceerd, bewerkt, gekopieerd of verspreid worden. Dit geldt ook voor delen ervan. Iedere reproductie, verspreiding of opslag op informatiedragers in welke vorm dan ook, zonder de toestemming van Wacker Neuson, is een overtreding van het geldende copyright en zal gerechtelijk worden vervolgd. Wij behouden ons uitdrukkelijk voor, technische wijzigingen uit te voeren voor de verbetering van onze apparaten of verhoging van de veiligheidsstandaard, ook zonder voorafgaande aankondiging. 5 2 Inleiding 2 2.1 Inleiding Weergavemiddelen in deze bedieningshandleiding Waarschuwingssymbolen Deze bedieningshandleiding bevat veiligheidsvoorschriften in de volgende categorieën: GEVAAR, WAARSCHUWING, VOORZICHTIG, LET OP. Deze voorschriften moeten in acht genomen worden om het gevaar voor dood of verwonding van de bediener, materiële schade of niet-deskundige service uit te sluiten. GEVAAR Deze waarschuwing duidt op onmiddellijk dreigen gevaren die de dood of ernstig letsel veroorzaken. f Met de genoemde maatregelen kunt u het gevaar voorkomen. WAARSCHUWING Deze waarschuwing duidt op mogelijke gevaren die kunnen resulteren in ernstig letsel of de dood. f Met de genoemde maatregelen kunt u het gevaar voorkomen. VOORZICHTIG Deze waarschuwing duidt op mogelijk gevaren die kunnen resulteren in minder ernstig letsel. f Met de genoemde maatregelen kunt u het gevaar voorkomen. LET OP Deze waarschuwing duidt op mogelijke gevaren die kunnen resulteren in materiële schade. f Met de genoemde maatregelen kunt u het gevaar voorkomen. Aanwijzingen Aanwijzing: Hier krijgt u aanvullende informatie. 6 2 Inleiding Handelingsaanwijzing f Dit symbool betekent dat u iets moet doen. 1. Genummerde handelingsaanwijzingen geven aan dat u iets in de aangegeven volgorde moet doen. „ 2.2 Dit symbool wordt gebruikt bij opsommingen. Wacker Neuson contactpersoon Uw contactpersoon bij Wacker Neuson is, al naargelang het land, uw Wacker Neuson Service, uw Wacker Neuson dochteronderneming of uw Wacker Neuson verkoper. Adressen vindt u op het Internet onder www.wackerneuson.com. Het adres van de fabrikant vindt u aan het begin in deze bedieningshandleiding. 2.3 Beschreven apparaattypen Deze bedieningshandleiding geldt voor verschillende apparaattypen uit één productreeks. Daardoor kunnen afbeeldingen iets afwijken van het uiterlijk van uw apparaat. Bovendien kunnen er componenten worden beschreven die geen deel uitmaken van uw apparaat. Gedetailleerde informatie over de beschreven apparaattypen vindt u in het hoofdstuk Technische gegevens. 7 2 Inleiding 2.4 Markering van het apparaat Gegevens van het typeplaatje Het typeplaatje bevat gegevens die uw apparaat ondubbelzinnig identificeren. Deze gegevens zijn voor de bestelling van reserveonderdelen en bij technische vragen vereist. f Noteer de gegevens van uw apparaat in de volgende tabel: Pos. 8 Benaming 1 Groep en type 2 Bouwjaar 3 Machine-nr. 4 Versie-nr. 5 Artikel-nr. Uw gegevens 3 Veiligheid 3 3.1 Veiligheid Beginsel Stand van de techniek Het apparaat is vervaardigd op basis van de nieuwste stand van de techniek en de erkende veiligheidstechnische regelgeving. Desondanks kan ondeskundig gebruik gevaar opleveren voor lijf en leven van de gebruiker of derden of een negatieve invloed hebben op het apparaat en andere materiële zaken. Gebruik in overeenstemming met de bestemming Het apparaat is alleen bestemd voor het gebruik van trilnaalden en trilmotoren. De aan te sluiten apparaten moeten de passende specificatie (spanning, frequentie, aantal fasen) voor de aansluiting hebben. Tot het gebruik in overeenstemming met de bestemming hoort ook het in acht nemen van alle aanwijzingen in deze bedieningshandleiding, alsmede het in acht nemen van de voorgeschreven service- en onderhoudsaanwijzingen. Elke ander of verdergaand gebruik geldt als niet in overeenstemming zijnde met de bestemming. Voor hieruit resulterende schade vervallen de aansprakelijkheid en de garantie van de fabrikant. Het risico komt volledig voor rekening van de bediener. Constructieve wijzigingen Voer in geen geval constructieve wijzigingen uit zonder schriftelijke toestemming van de fabrikant. U brengt daardoor uw veiligheid en die van andere personen in gevaar! Bovendien vervallen de aansprakelijkheid en de garantie van de fabrikant. Er is vooral sprake van constructieve wijzigingen in de volgende gevallen: „ „ „ Openen van het apparaat en het permanent verwijderen van onderdelen, die van Wacker Neuson afkomstig zijn. Inbouwen van nieuwe onderdelen, die niet van Wacker Neuson afkomstig zijn of niet constructief of kwalitatief gelijkwaardig zijn aan originele onderdelen. Aanbouwen van toebehoren, dat niet van Wacker Neuson afkomstig is. Reserveonderdelen die van Wacker Neuson afkomstig zijn kunt u zondermeer monteren. Toebehoren die voor uw apparaat verkrijgbaar zijn in het Wacker Neuson leverprogramma, kunt u zondermeer monteren. Volg daarbij de montagevoorschriften uit deze bedieningshandleiding. Boor niet in de behuizing om bijv. borden aan te brengen. Er kan water in de behuizing binnendringen, waardoor het apparaat beschadigd raakt. 9 3 Veiligheid Voorwaarden voor bedrijf De storingsvrije en veilige werking van het apparaat hangt af van de volgende voorwaarden: „ „ „ Vakkundig transport, opslag, opstelling. Zorgvuldige bediening. Zorgvuldig onderhoud. Bediening Bedien het apparaat uitsluitend in overeenstemming met de bestemming en in technisch perfecte toestand. Bedien het apparaat uitsluitend bewust van de veiligheid en de gevaren terwijl alle veiligheidsvoorzieningen zijn aangebracht. Verander of omzeil de veiligheidsvoorzieningen niet. Controleer voorafgaand aan de werkzaamheden of de bedieningselementen en veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken. Bedien het apparaat nooit in explosiegevaarlijke omgevingen. Onderhoud Voor een storingsvrije en langdurige werking van het apparaat zijn regelmatige onderhoudswerkzaamheden vereist. Gebrekkig onderhoud vermindert de veiligheid van het apparaat. „ „ Neem altijd de voorgeschreven onderhoudsintervallen in acht. Gebruik het apparaat niet wanneer onderhoud of reparatie noodzakelijk is. Storingen Bij functiestoringen moet u het apparaat onmiddellijk uitschakelen en beveiligen. Verhelp storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden onverwijld! Laat beschadigde of defecte componenten onmiddellijk vervangen! Verdere informatie vindt u in het hoofdstuk Storingen verhelpen. Reserveonderdelen, toebehoren Gebruik alleen reserveonderdelen van Wacker Neuson of onderdelen die gelijkwaardig zijn met de originele delen wat betreft constructie en kwaliteit. Gebruik alleen toebehoren van Wacker Neuson. Bij het niet opvolgen hiervan vervalt iedere aansprakelijkheid. 10 3 Veiligheid Uitsluiting van aansprakelijkheid In de volgende gevallen wijst Wacker Neuson elke aansprakelijkheid voor persoonlijk letsel en materiële schade af: „ „ „ „ „ „ Constructieve wijzigingen. Gebruik dat niet in overeenstemming is met de bestemming. Niet-naleven van deze bedieningshandleiding. Ondeskundige behandeling. Gebruik van reserveonderdelen, die niet van Wacker Neuson afkomstig zijn of niet constructief of kwalitatief gelijkwaardig zijn aan originele onderdelen. Gebruik van toebehoren, dat niet van Wacker Neuson afkomstig is. Bedieningshandleiding Bewaar de bedieningshandleiding altijd binnen handbereik bij het apparaat of op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Mocht u de bedieningshandleiding kwijtraken of nog een exemplaar nodig hebben, neem dan contact op met uw Wacker Neuson contactpersoon of download de bedieningshandleiding van het Internet (www.wackerneuson.com). Geef deze bedieningshandleiding aan elke andere bediener of volgende eigenaar van het apparaat. Landspecifieke voorschriften Neem ook landspecifieke voorschriften, normen en richtlijnen voor ongevalspreventie en milieubescherming in acht, bijv. de omgang met gevaarlijke stoffen of het dragen van een persoonlijke beschermingsuitrusting. Vul deze bedieningshandleiding aan met verdere aanwijzingen voor het in acht nemen van bedrijfs-, overheids-, landelijke of algemene veiligheidsrichtlijnen. Bedieningselementen Houd de bedieningselementen van het apparaat altijd droog, schoon en vrij van vet en olie. Bedieningselementen, zoals bijv. aan/uitschakelaar, gashendels etc. mogen niet ongeloorloofd geâretteerd, gemanipuleerd of veranderd worden. Op schade controleren Controleer minstens één keer per dienst het uitgeschakelde apparaat op uiterlijk zichtbare schade en gebreken. Gebruik het apparaat niet wanneer er beschadigingen of gebreken zichtbaar zijn. Laat beschadigingen en gebreken onverwijld herstellen. 11 3 Veiligheid 3.2 Kwalificatie van het bedieningspersoneel Kwalificatie van de bediener Het apparaat mag alleen door opgeleid personeel in werking gesteld en bediend worden. Bovendien gelden de volgende voorwaarden: „ „ „ „ „ „ U bent lichamelijk en geestelijk geschikt. U bent opgeleid voor het zelfstandig bedienen van het apparaat. U bent opgeleid in het gebruik in overeenstemming met de bestemming van het apparaat. U bent vertrouwd met de noodzakelijke veiligheidsinrichtingen. U bent bevoegd om apparaten en systemen volgens de normen van de veiligheidstechniek zelfstandig in bedrijf te stellen. U moet door de ondernemer of exploitant zijn aangewezen voor het zelfstandig werken met het apparaat. Foutieve bediening Bij foutieve bediening, misbruik of bediening door ongeschoold personeel dreigt er gevaar voor de gezondheid van de bediener of derden en voor het apparaat of andere materiële zaken. Plichten van de exploitant De exploitant moet de bedieningshandleiding beschikbaar stellen aan de bediener en zich ervan vergewissen dat de bediener deze heeft gelezen en begrepen. Aanbevelingen voor het werk Volg a.u.b. de volgende aanbevelingen op: „ „ „ „ „ „ „ 12 Werk uitsluitend in een goede lichamelijke toestand. Werk geconcentreerd, vooral tegen het einde van de werktijd. Werk niet met het apparaat als u moe bent. Voer alle werkzaamheden rustig, behoedzaam en voorzichtig uit. Werk nooit onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen. Uw zichtvermogen, uw reactievermogen en uw oordeelsvermogen kunnen hierdoor worden belemmerd. Werk zodanig dat geen schade voor derden ontstaat. Zorg ervoor dat zich geen personen of dieren in de gevarenzone bevinden. 3 Veiligheid 3.3 Beschermuitrusting Werkkleding De kleding moet doelmatig zijn, d.w.z. nauwsluitend maar niet hinderlijk zijn. Draag in principe op bouwplaatsen geen lang los haar, losse kleding of sieraden inclusief ringen. Er bestaat gevaar voor letsel, bijv. door blijven hangen of naar binnen trekken door bewegende onderdelen van apparaten. Draag alleen moeilijk ontvlambare werkkleding. Persoonlijke veiligheidsuitrusting Gebruik een persoonlijke veiligheidsuitrusting om letsel en schade voor de gezondheid te voorkomen: „ „ „ „ „ 3.4 Veiligheidsschoenen. Werkhandschoenen van stevig materiaal. Werkpak van stevig materiaal. Veiligheidshelm. Hoorbescherming. Transport Apparaat uitschakelen Schakel het apparaat voor het transport uit en trek de stekker uit het stopcontact. Laat de motor afkoelen. Apparaat transporteren Beveilig het apparaat op het transportmiddel tegen omkantelen, vallen of wegglijden. 3.5 Bedrijfsveiligheid Explosieve omgeving Bedien het apparaat nooit in explosiegevaarlijke omgevingen. 13 3 Veiligheid Werkomgeving Maak u vertrouwd met de werkomgeving voordat u met de werkzaamheden begint. Daartoe behoren bijv. de volgende punten: „ „ „ „ „ Obstakels in de werk- en verkeerszone. Draagvermogen van de bodem. Noodzakelijke afscherming van de bouwlocatie, vooral voor het openbare verkeer. Noodzakelijke afscherming van wanden en plafonds. Mogelijkheden voor hulp bij ongevallen. Apparaat in bedrijf stellen Let op de veiligheids- en waarschuwingsaanwijzingen op het apparaat en in de bedieningshandleiding. Stel nooit een apparaat in werking dat moet worden onderhouden of gerepareerd. Stel het apparaat volgens de bedieningshandleiding in werking. Vermijd het met het lichaam aanraken van geaarde delen. Componenten van het apparaat niet gebruiken als opstapje of om u te zekeren Gebruik beschermslang, aansluitsnoer, aansluitkabel of andere componenten van het apparaat nooit om omhoog te klimmen of u te zekeren. Apparaat uitschakelen Schakel in de volgende gevallen het apparaat uit en trek de stekker uit het stopcontact: „ „ Voor pauzes. Als u het apparaat niet gebruikt. Zet resp. leg het apparaat zodanig neer, dat het niet kan kantelen, vallen of wegglijden. Opslaglocatie Berg het afgekoelde apparaat na gebruik op een afgesloten, schone, vorstveilige en droge locatie op, die niet toegankelijk is voor kinderen. 14 3 Veiligheid 3.6 Veiligheid bij de werking van elektrische apparaten Specifieke voorschriften voor elektrische apparaten Neem de veiligheidsvoorschriften in acht uit de brochure Algemene veiligheidsvoorschriften die bij het apparaat is geleverd. Neem ook landspecifieke voorschriften, normen en richtlijnen voor ongevalspreventie met betrekking tot elektrische installaties en apparaten in acht. WAARSCHUWING Lees alle veiIigheidsvoorschriften en aanwijzingen. Wanneer veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen niet in acht worden genomen, kan dit een elektrische schok, brand of ernstig letsel tot gevolg hebben. Bewaar alle veiIigheidsvoorschriften en aanwijzingen voor eventuele raadpleging in de toekomst. Stroomvoorziening voor elektrische apparaten van de beschermingscategorie I Aanwijzing: De nominale spanning vindt u op het typeplaatje van het apparaat. U moet het apparaat aansluiten op een stopcontact met geaard contact 15 A/ 16 A met een afdoende overspanningbeveiliging. Een van de volgende foutstroomschakelaars is vereist: „ „ Standaard foutstroomschakelaar (pulsstroom sensitief type A). Foutstroomschakelaar (sensitief voor universele stroom, type B). U mag het apparaat alleen aan stroomvoorzieningen aansluiten als alle onderdelen ervan in technisch onberispelijke toestand zijn. Let vooral op de volgende onderdelen: „ „ „ „ Stekker. Aansluitsnoer over de totale lengte. Schakelaarmembraan van de aan/uitschakelaar, indien aanwezig. Stopcontacten. U mag het apparaat uitsluitend aan stroomvoorzieningen aansluiten met intacte aardaansluiting (PE). Bij aansluiting op vaste of mobiele stroomgeneratoren moet minstens één van de volgende veiligheidsvoorzieningen aanwezig zijn: „ „ „ Foutstroomschakelaar. ISO-volgschakelaar. IT-net. Wanneer u het apparaat aansluit op een bouwstroomverdeler, moet deze geaard zijn. Aanwijzing: Neem de geldende landelijke veiligheidsrichtlijnen in acht! 15 3 Veiligheid Verlengkabel Gebruik het apparaat uitsluitend met onbeschadigde en geteste verlengkabels! Gebruik uitsluitend verlengkabels met een aardleider en een correcte aardleideraansluiting aan de stekker en de koppeling (alleen voor apparaten van beschermingscategorie I, zie hoofdstuk Technische gegevens). Gebruik uitsluitend geteste verlengkabels die geschikt zijn voor gebruik op de bouwlocatie: Middelste rubberslangleiding H05RN-F of beter – Wacker Neuson adviseert H07RN-F, een SOOW-kabel of een landspecifieke gelijkwaardige uitvoering. Vervang verlengkabels met beschadigingen (bijv. scheuren in de mantel) of loszittende stekkers en koppelingen onmiddellijk. Kabeltrommels en meervoudig stopcontacten moeten aan dezelfde eisen voldoen als verlengkabels. Bescherm verlengkabels, meervoudige stopcontacten, kabeltrommels en aansluitkoppelingen tegen regen, sneeuw of andere vormen van vocht. Kabeltrommel helemaal afrollen Brandgevaar door niet afgerolde kabeltrommel. Voor gebruik de kabeltrommel helemaal afrollen. Aansluitsnoer beschermen Gebruik het aansluitsnoer niet voor het trekken aan of optillen van het apparaat. Trek de stekker van het aansluitsnoer niet aan het snoer uit het stopcontact. Bescherm het aansluitsnoer tegen hitte, olie en scherpe randen. Laat de aansluitsnoer bij beschadiging of een loszittende stekker onmiddellijk door uw contactpersoon bij Wacker Neuson vervangen. Tegen vocht beschermen Bescherm het apparaat tegen regen, sneeuw of andere vormen van vocht. Anders zijn beschadigingen of andere storingen mogelijk. 3.7 Onderhoud Onderhoudswerkzaamheden Verzorgings- en onderhoudswerkzaamheden mogen slechts worden uitgevoerd voor zover ze in deze bedieningshandleiding zijn beschreven. Alle andere werkzaamheden moeten worden uitgevoerd via de contactpersoon van Wacker Neuson. Verdere informatie vindt u in het hoofdstuk Onderhoud. 16 3 Veiligheid Loskoppelen van de stroomvoorziening Voor verzorgings- en onderhoudswerkzaamheden moet u de stekker uit het stopcontact trekken om het apparaat van de stroomvoorziening los te koppelen. Reiniging Houd het apparaat altijd schoon en reinig het na elk gebruik. Gebruik geen brandstoffen of oplosmiddelen. Explosiegevaar! Gebruik geen hogedrukreinigers. Indringend water kan het apparaat beschadigen. Bij elektrische apparaten bestaat ernstig verwondingsgevaar door elektrische schokken. 17 4 Veiligheids- en aanwijsstickers 4 Veiligheids- en aanwijsstickers Er bevinden zich stickers op het apparaat die belangrijke aanwijzingen en veiligheidsinstructies bevatten. „ „ Houd alle stickers in leesbare toestand. Vervang ontbrekende of niet leesbare stickers. De artikelnummers van de stickers vindt u in de catalogus met reserveonderdelen. Pos. Beschrijving zonder KTU „ Waarschuwing voor heet oppervlak. Lees de bedieningshandleiding vóór ingebruikneming. 0219173 1 Sticker 2 „ „ 0219413 „ 18 Let op elektrische schok. Behuizing niet openen. Bedieningshandleiding lezen. Inhoud van het pakket 5 Inhoud van het pakket De inhoud van het pakket bestaat uit: „ „ „ „ Apparaat. Bedieningshandleiding. Catalogus met reserveonderdelen. Algemene veiligheidsvoorschriften. 19 Opbouw en functie 6 Opbouw en functie 6.1 Toepassingsgebied Het apparaat is alleen bestemd voor het gebruik van trilnaalden en trilmotoren. Het apparaat dient voor de omvorming van bouwplaatsstroom in een stroom waarop de aan te sluiten apparaten kunnen werken. 6.2 Werking Principe Het apparaat vormt de bouwplaatsstroom (bijv. 230 V 1~) om, om apparaten met een speciale specificatie te kunnen gebruiken. Daarbij worden spanning, frequentie en aantal fasen gewijzigd. Apparaateigenschappen „ „ „ „ Bestand tegen kortsluiting en aardsluiting. Uitschakeling bij te hoge temperatuur en foutieve spanning. Herkenning van overbelastingsstromen. Veiligheidslaagspanning door veiligheidsscheidingstransformator (geldig voor 42-V-apparaten). Omvormer De omvormer bestaat uit een gelijkrichter en een wisselrichter, bewaakt door besturingselektronica. De gelijkrichter zet de ingangsspanning (1-fasen-wisselstroom) om in gelijkspanning. De wisselrichter zet de gegenereerde gelijkspanning om in draaistroom (3-fasen-wisselstroom). Bij inschakeling van het apparaat zorgt de besturingselektronica voor een zachte aanloop, waardoor het ontstaan van kritische inschakel-stroomsterktes wordt voorkomen. 20 Componenten en bedieningselementen 7 Componenten en bedieningselementen 7.1 FUE 1, 2 Pos. Benaming Pos. Benaming 1 Beschermframe 4 Aan/uitschakelaar 2 Hefband 5 Stopcontact met veiligheidsklep 3 Ventilatiesleuven Aansluitsnoer (niet afgebeeld) 21 Componenten en bedieningselementen 7.2 FUE 6 Pos. Benaming Pos. Benaming 1 Beschermframe 5 Controlelampje 2 Hefband 6 Aan/uitschakelaar 3 Ventilatiesleuven 7 4 Stelwiel voor frequentie-instelling (alleen FUE 6...SC) Stopcontact met veiligheidsklep Aansluitsnoer (niet afgebeeld) Controlelampje Het controlelampje brandt groen wanneer het apparaat correct is aangesloten. Bij andere indicaties is er sprake van een storing, zie hoofdstuk Storingen verhelpen. Stelwiel voor frequentie-instelling bij FUE 6...SC Met het stelwiel verandert u de uitgangsfrequentie van het apparaat en beïnvloedt u zodoende het toerental van de aangesloten apparaten. 22 Componenten en bedieningselementen 7.3 KTU 2 Pos. Benaming Pos. Benaming 1 Beschermframe 5 Aan/uitschakelaar 2 Hefband 6 Stopcontact met veiligheidsklep 3 Ventilatiesleuven 4 Slingerknop Aansluitsnoer (niet afgebeeld) 23 8 Transport 8 Transport WAARSCHUWING Ondeskundige behandeling kan resulteren in letsel of zware materiële schade. f Alle veiligheidsvoorschriften van deze bedieningshandleiding lezen en opvolgen, zie hoofdstuk Veiligheidsvoorschriften. Apparaat transporteren 1. Apparaat uitschakelen met de aan/uitschakelaar. 2. Stekker uit het stopcontact trekken. 3. Alle aangesloten apparaten loskoppelen van de omvormer. 4. Aansluitsnoer opwikkelen. 5. Apparaat in of op een geschikt transportvoertuig plaatsen. Aanwijzing: Apparaat niet neerleggen op de kant met het stopcontact. 6. Apparaat vastsjorren aan het beschermframe. 24 Bediening en gebruik 9 Bediening en gebruik WAARSCHUWING Ondeskundige behandeling kan resulteren in letsel of zware materiële schade. f Alle veiligheidsvoorschriften van deze bedieningshandleiding lezen en opvolgen, zie hoofdstuk Veiligheid. 9.1 Voorafgaand aan inbedrijfname Het apparaat is na het uitpakken bedrijfsklaar. Apparaat controleren f Apparaat en alle componenten controleren op beschadigingen. Stroomnet controleren f Controleren of stroomnet of bouwplaatsverdeler de juiste bedrijfsspanning heeft (zie typeplaatje van het apparaat of hoofdstuk Technische gegevens). f Controleren of stroomnet of bouwplaatsverdeler zijn beveiligd conform de geldende landelijke normen en richtlijnen. Alleen FUE 6...SC Bij aansluiting van trilnaalden en trilmotoren. Aanwijzing: Volg de voorschriften uit de bedieningshandleiding van trilnaalden/ trilmotoren op. Geldt voor omvormer met frequentie-instelling: f Bij gebruik van trilnaalden stelwiel instellen op maximale uitgangsfrequentie (hoogste cijfer moet zichtbaar zijn). f Bij gebruik van trilmotoren met het stelwiel de vereiste uitgangsfrequentie zoeken. De uitgangsfrequentie is van invloed op het toerental van de aangesloten apparaten. 25 Bediening en gebruik 9.2 In bedrijf stellen WAARSCHUWING Beschadiging van een apparaatonderdeel of het aansluitsnoer kan resulteren in lichamelijk letsel door elektrische stroom. f Beschadigd apparaat niet gebruiken! f Beschadigd apparaat onverwijld laten repareren. Belangrijke aanwijzingen voor het aansluiten van verbruikers WAARSCHUWING Ondeskundige bediening kan de isolatie van de omvormer beschadigen. Levensgevaar door elektrische schok en brandgevaar. f De nominale stroom van alle aangesloten verbruikers samen mag niet groter zijn dan de maximale nominale uitgangsstroom van de omvormer. f De nominale stroom van elke aangesloten verbruiker mag niet groter zijn dan de maximale nominale stroom van het stopcontact. Nominale stroom van alle aangesloten verbruikers niet overschrijden De nominale stromen van alle aangesloten verbruikers samen mag niet groter zijn dan de maximale nominale uitgangsstroom van de omvormer. De maximale nominale uitgangsstroom wordt op het typeplaatje aangegeven. Voorbeeld: „ FUE 6/042/200W, maximale nominale uitgangsstroom 52 A. U kunt drie IREN 57 met een nominale stroom van elk 17,3 A aansluiten, aangezien de gezamenlijke stroom I = 3 x 17,3 A = 51,9 A bedraagt en daarmee kleiner dan 52 A is. U mag niet drie IREN 65 met een nominale stroom van elk 25 A aansluiten, aangezien de gezamenlijke stroom I = 3 x 25 A = 75 A bedraagt en daarmee groter dan 52 A is. 26 Bediening en gebruik Nominale stroom van het stopcontact niet overschrijden De nominale stroom van elke aangesloten verbruiker mag niet groter zijn dan de maximale nominale stroom van het stopcontact. De maximale nominale stroom wordt op het stopcontact aangegeven. Voorbeeld: „ FUE 6/042/200W, maximale nominale stroom van een stopcontact 32 A. U mag geen verbruikers aansluiten die een nominale stroom groter dan 32 A hebben. 27 Bediening en gebruik Apparaat aan de stroomvoorziening aansluiten Sluit het apparaat uitsluitend aan op 1-fasen-wisselstroom, aansluitwaarden zie hoofdstuk Technische gegevens. LET OP Elektrische spanning. Foutieve spanning kan schade aan het apparaat veroorzaken. f Controleren of de spanning van de stroombron overeenkomt met de gegevens op het apparaat, zie hoofdstuk Technische gegevens. WAARSCHUWING Starten van de aangesloten apparaten. Letselgevaar door ongecontroleerd starten van apparaten. f Voorafgaand aan aansluiting op de stroomvoorziening alle aangesloten apparaten uitschakelen. 1. Omvormer uitschakelen met de aan/uitschakelaar. 2. Alle aangesloten apparaten uitschakelen met de bijbehorende apparaatschakelaars. WAARSCHUWING Elektrische spanning. Letsel door elektrische schokken. f Aansluitsnoer en verlengkabel controleren op beschadigingen. f Uitsluitend verlengkabels gebruiken waarvan de aardleider is aangesloten op de stekker en de koppeling (alleen voor apparaten van beschermingscategorie I), zie hoofdstuk Technische gegevens. 3. Indien nodig goedgekeurde verlengkabel op het apparaat aansluiten. Aanwijzing: Toegelaten lengtes en diameters van het litzendraad van verlengkabels staan vermeld in het hoofdstuk Technische gegevens. 4. Stekker in het stopcontact steken. Apparaat inschakelen f Omvormer inschakelen met de aan/uitschakelaar. Het controlelampje brandt groen wanneer het apparaat bedrijfsklaar is (enkel FUE 6). 28 Bediening en gebruik 9.3 Buiten werking stellen Apparaat uitschakelen 1. Alle aangesloten apparaten uitschakelen met de bijbehorende apparaatschakelaars. 2. Omvormer uitschakelen met de aan/uitschakelaar. 3. Stekker uit het stopcontact trekken. 4. Alle aangesloten apparaten loskoppelen van de omvormer. 5. Aansluitsnoer opwikkelen. 29 10 Onderhoud 10 Onderhoud WAARSCHUWING Ondeskundige behandeling kan resulteren in letsel of zware materiële schade. f Alle veiligheidsvoorschriften van deze bedieningshandleiding lezen en opvolgen, zie hoofdstuk Veiligheid. WAARSCHUWING Levensgevaar door elektrische schok bij ondeskundig gebruik. f Het apparaat openen, repareren en de aansluitende controle van de veiligheid mag uitsluitend gebeuren door een erkend elektricien conform de geldende richtlijnen. 10.1 Onderhoudsplan Aanwijzing: De hier genoemde tijdintervallen zijn richtwaarden voor normaal bedrijf. Bij extreem bedrijf, bijv. ononderbroken inzet, halveert u de onderhoudsintervallen. Activiteit Visuele controle van alle onderdelen op beschadiging: „ Behuizing. „ Aansluitsnoer. „ Hefband. „ Stopcontact. „ Aan/uitschakelaar. Apparaat reinigen. 30 Dagelijks vóór bedrijf Na het gebruik „ „ 10 Onderhoud 10.2 Onderhoudswerkzaamheden Visuele controle op beschadiging WAARSCHUWING Beschadiging van een apparaatonderdeel of het aansluitsnoer kan resulteren in lichamelijk letsel door elektrische stroom. f Beschadigd apparaat niet gebruiken. f Beschadigd apparaat onverwijld laten repareren. f Alle apparaatonderdelen en componenten controleren op beschadiging. Laat beschadigingen verhelpen door uw contactpersoon bij Wacker Neuson. Apparaat reinigen Aanwijzing: Apparaat niet reinigen met hogedruk- of stoomreiniger! 1. Ventilatiesleuven met een geschikt hulpmiddel schoonmaken. 2. De behuizing met een vochtige, schone doek afvegen. 3. Stelwiel reinigen (geldt voor omvormer met frequentie-instelling). 31 11 Storingen verhelpen 11 Storingen verhelpen De volgende tabel geeft een overzicht van mogelijke storingen, oorzaken en oplossingen. Bij storingen die u niet zelf kunt of mag verhelpen, kunt u contact opnemen met uw contactpersoon bij Wacker Neuson. 11.1 FUE 1, 2, KTU 2 Storing Oorzaak Omvormer werkt niet. „ „ „ „ „ Oplossing Netspanning onderbroken. Verkeerde netspanning. Omvormer start zelfstandig zodra de correcte netspanning (weer) aanwezig is. Kortsluiting bij een van de aangesloten apparaten. 2-fasen-bedrijf* bij een van de aangesloten apparaten. Mechanisch defect bij een van de aangesloten apparaten. 1. Reset uitvoeren: Omvormer uit- en weer inschakelen. 2. Aangesloten apparaten loskoppelen en controleren. 3. Reset nogmaals uitvoeren. Kortsluiting in de omvormer. 1. Aangesloten apparaten loskoppelen. 2. Reset uitvoeren: Omvormer uit- en weer inschakelen. 3. Wanneer de storing niet is verholpen, apparaat laten repareren. ** Omvormer is uitgeschakeld vanwege te hoge temperatuur (> 85 °C). 1. Omvormer laten afkoelen. Omvormer ingeschakeld laten, zodat de ventilator verder kan draaien. 2. Reset uitvoeren: Omvormer uit- en weer inschakelen. Stroomopname van de aangesloten apparaten verminderen. Er treedt geen lucht uit de ventilatiesleuven. * 32 „ „ Ventilator draait te langzaam. Ventilator draait niet. Ventilator laten repareren. ** 2-fasen-bedrijf: Het aangesloten apparaat neemt slechts over twee fasen stroom op. Daardoor draait de motor niet. Het aangesloten apparaat bromt, door de hoge stroomopname wordt het zeer snel heet. 11 Storingen verhelpen ** Laat het apparaat door uw contactpersoon bij Wacker Neuson repareren. 11.2 FUE 6 Een controlelampje vergemakkelijkt de diagnose. Storing Oorzaak Omvormer werkt. Controlelampje brandt rood en groen. „ Omvormer werkt niet. Controlelampje brandt rood. „ Omvormer werkt niet. Controlelampje knippert rood. „ „ „ „ „ Omvormer werkt niet. Controlelampje knippert steeds twee keer snel achtereen rood. Oplossing Te hoge stroomopname van de aangesloten apparaten. Omvormer werkt binnen het toegestane overbelastingsbereik. Stroomopname van de aangesloten apparaten verminderen. Netspanning onderbroken. Verkeerde netspanning. Omvormer start zelfstandig zodra de correcte netspanning (weer) aanwezig is. Kortsluiting bij een van de aangesloten apparaten. 2-fasen-bedrijf* bij een van de aangesloten apparaten. Mechanisch defect bij een van de aangesloten apparaten. 1. Reset uitvoeren: Omvormer uit- en weer inschakelen. 2. Aangesloten apparaten loskoppelen en controleren. 3. Reset nogmaals uitvoeren. Kortsluiting in de omvormer. 1. Aangesloten apparaten loskoppelen. 2. Reset uitvoeren: Omvormer uit- en weer inschakelen. 3. Wanneer de storing niet is verholpen, apparaat laten repareren. ** Omvormer is uitgeschakeld vanwege te hoge temperatuur (> 85 °C). 1. Omvormer laten afkoelen. Omvormer ingeschakeld laten, zodat de ventilator verder kan draaien. 2. Reset uitvoeren: Omvormer uit- en weer inschakelen. Stroomopname van de aangesloten apparaten verminderen. Stelwiel beklemd. Stelwiel vuil. Vuil verwijderen. Er treedt geen lucht uit de ventilatiesleuven. - Ventilator draait te langzaam. - Ventilator draait niet. Ventilator laten repareren. ** 33 11 Storingen verhelpen * 2-fasen-bedrijf: Het aangesloten apparaat neemt slechts over twee fasen stroom op. Daardoor draait de motor niet. Het aangesloten apparaat bromt, door de hoge stroomopname wordt het zeer snel heet. ** Laat deze werkzaamheden door de service van uw Wacker Neuson contactpersoon uitvoeren. 34 Toebehoren 12 Toebehoren Voor het apparaat wordt een uitgebreid pakket toebehoren aangeboden. Informatie over de afzonderlijke toebehoren is verkrijgbaar in het internet onder www.wackerneuson.com. 35 Technische gegevens 13.5 Verlengkabel WAARSCHUWING Elektrische spanning. Letsel door elektrische schokken. f Aansluitsnoer en verlengkabel controleren op beschadigingen. f Uitsluitend verlengkabels gebruiken waarvan de aardleider is aangesloten op de stekker en de koppeling (alleen voor apparaten uit beschermingscategorie I, zie hoofdstuk Technische gegevens). „ „ Gebruik uitsluitend betrouwbare verlengkabels, zie hoofdstuk Veiligheid. De vereiste litzendraaddoorsnede voor verlengkabels vindt u in de volgende tabel: Aanwijzing: De typeaanduiding en de spanning van uw apparaat vindt u op het typeplaatje of via het artikelnummer in het hoofdstuk Technische gegevens. Apparaat Spanning [V] Verlenging [m] Doorsnede litzendraad [mm2] FUE 1/042/200W FUE 1/120/200W 230 1~ < 31 1,5 < 52 2,5 < 82 4,0 < 23 1,5 < 38 2,5 < 61 4,0 < 41 1,5 < 67 2,5 < 107 4,0 < 23 1,5 < 38 2,5 < 61 4,0 FUE 2/042/200W FUE 2/250/200W 40 230 1~ FUE 6/042/200W FUE 6/042/ 200W SC FUE 6/042/ 200W SC 4CEE 230 1~ KTU 2/042/200W KTU 2/250/200W 230 1~ Technische gegevens Voorbeeld U heeft een FUE 1/120/200W en u wilt een verlengkabel van 62 m lengte gebruiken. Het apparaat heeft 230 V ingangsspanning. Volgens de tabel moet uw verlengkabel een doorsnede van de litzendraad van 4,0 mm2 hebben. 41 14 Verklarende woordenlijst 14 Verklarende woordenlijst Beschermingscategorie De beschermingscategorie volgens DIN EN 61140 onderscheidt elektrische apparaten in relatie tot veiligheidsmaatregelen ter voorkoming van elektrische schokken. Er zijn vier beschermingscategorieën: 42 Beschermingscategorie Betekenis 0 Geen bijzondere beveiliging naast de basisisolatie. Geen aardleider. Stekker zonder randaarde. I Aansluiting van alle geleidende delen van de behuizing op de aardleider. Stekker met randaarde. II Verbeterde of dubbele isolatie (veiligheidsisolatie). Geen aansluiting op de aardleider. Stekker zonder randaarde. III Apparaten worden met veiligheidslaagspanning (< 50 V) gebruikt. Aansluiting aan de aardleider is niet nodig. Stekker zonder randaarde. 14 Verklarende woordenlijst Beschermingsklasse IP De beschermingsklasse volgens DIN EN 60529 geeft de geschiktheid van elektrische apparaten voor bepaalde omgevingsomstandigheden en de beveiliging tegen elektrische gevaren aan. De beschermingsklasse wordt door een IP-code volgens DIN EN 60529 gespecificeerd. Code Betekenis 1. cijfer: Bescherming tegen aanraking van gevaarlijke delen. Bescherming tegen indringende vreemde voorwerpen. 0 Geen bescherming tegen aanraking. Geen bescherming tegen vreemde voorwerpen. 1 Beschermd tegen aanraking met de bovenkant van de hand. Beschermd tegen grote vreemde voorwerpen met een diameter van > 50 mm. 2 Beveiligd tegen aanraking met een vinger. Beveiligd tegen middelgrote vreemde voorwerpen (diameter > 12,5 mm). 3 Beveiligd tegen aanraking met een gereedschap (diameter > 2,5 mm). Beschermd tegen kleine vreemde voorwerpen (diameter > 2,5 mm). 4 Beveiligd tegen aanraking met een draad (diameter > 1 mm). Beveiligd tegen korrelvormige vreemde voorwerpen (diameter > 1 mm). 5 Beschermd tegen aanraking. Beschermd tegen afzetting van stof aan de binnenkant. 6 Volledig beschermd tegen aanraking. Beschermd tegen binnenkomend stof. Code Betekenis 2. cijfer: Bescherming tegen binnendringend water 0 Geen bescherming tegen binnenkomend water. 1 Beschermd tegen loodrecht vallend drupwater. 2 Beschermd tegen schuin vallend drupwater (15° afwijking). 3 Beschermd tegen spatwater (60° afwijking). 4 Beveiligd tegen spatwater uit alle richtingen. 5 Beschermd tegen een waterstraal (sproeier) uit willekeurige hoek. 6 Beschermd tegen een sterke waterstraal (overstroming). 7 Beschermd tegen tijdelijk onderdompelen in water. 8 Beschermd tegen langdurig onderdompelen in water. 43 14 Verklarende woordenlijst 44 EU - conformiteitverklaring Fabrikant Wacker Neuson Produktion GmbH & Co. KG, Preußenstraße 41, 80809 München Product Product FUE Producttype Omvormer Productfunctie Omzetten van spanning en frequentie Artikelnummer 0008902, 0008934, 0610011, 0610023, 0610176, 0610084, 0610405 KTU 0008884, 0610013 Richtlijnen en normen Hiermee verklaren we dat dit product aan de betreffende bepalingen en vereisten van de volgende richtlijnen en normen voldoet: 2006/95/EG, EN 61558-1, EN 61558-2-23, 2004/108/EG, EN 61000 München, 01.08.2011 Dr. Michael Fischer Directeur Technologie en Innovatie Vertaling van de originele conformiteitverklaring
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48