Pioneer DEH-8400BT Installatie gids

Categorie
Microfoons
Type
Installatie gids
Belangrijk
! Controleer alle aansluitingen en systemen
voordat u de installatie gaat uitvoeren.
! Gebruik geen onderdelen van andere fabri-
kanten; deze kunnen storingen veroorzaken.
! Neem contact op met de dealer als er voor
de installatie gaten moeten worden geboord
of als er andere aanpassingen aan het voer-
tuig nodig zijn.
! Installeer dit toestel niet op een plaats waar:
het de besturing van het voertuig kan belem-
meren.
het de inzittenden kan verwonden bij een
noodstop.
! De laser raakt bij oververhitting beschadigd.
Plaats dit apparaat niet op plaatsen waar het
erg warm kan worden, zoals in de buurt van
een kachel.
! Dit toestel werkt het beste als het wordt ge-
plaatst onder een hoek van minder dan 60°.
60°
! Laat bij het plaatsen voldoende ruimte vrij
achter het achterpaneel en wikkel losse ka-
bels zo dat ze de ventilatiegaten niet blokke-
ren; zorg altijd dat warmte goed wordt
afgevoerd tijdens gebruik van het toestel.
5cmcm
Laat voldoende
ruimte vrij
5 cm
5 cm
DIN-bevestiging voor/achter
Dit toestel kan via de achterzijde of de voorzijde
worden geïnstalleerd.
Voor de installatie hebt u los verkrijgbare onder-
delen nodig.
DIN-voormontage
1 Schuif de montagebehuizing in het dash-
board.
Gebruik voor installatie in een ondiepe ruimte de
meegeleverde montagebehuizing. Als er vol-
doende ruimte is, gebruikt u de montagebehui-
zing van het voertuig zelf.
2 Zet de montagebehuizing vast door met
een schroevendraaier de metalen lipjes op
hun plaats te buigen (90°).
1
2
1 Dashboard
2 Montagebehuizing
3 Installeer het toestel zoals aangegeven.
1
2
3
4
5
1 Moer
2 Brandbescherming of metalen steun
3 Metalen strip
4 Schroef
5 Schroef (M4 × 8)
# Controleer of het toestel stevig op zijn plaats is
gemonteerd. Het toestel functioneert wellicht niet
naar behoren als het niet goed is bevestigd.
DIN-achtermontage
1 Bepaal de juiste positie en breng de
gaten in de klem en de gaten in de zijde van
het toestel op één lijn.
2 Draai aan beide kanten twee schroeven
vast.
1
2
3
1 Zelftappende schroef (5 mm × 8 mm)
2 Bevestigingsklem
3 Dashboard of console
Het toestel verwijderen
1 Verwijder de sierlijst.
1 Sierlijst
2 Lipje met inkeping
! De sierlijst is eenvoudig bereikbaar als u het
voorpaneel verwijdert.
! Plaats de sierlijst terug met de kant met het
lipje met de inkeping omlaag.
2 Plaats de meegeleverde uittreksleutels
aan de beide kanten van het toestel totdat
ze op hun plaats klikken.
3 Trek het toestel uit het dashboard.
Het voorpaneel verwijderen en
terugplaatsen
U kunt het voorpaneel verwijderen om het toe-
stel tegen diefstal te beveiligen.
Druk op de knop om het voorpaneel los te
maken, duw het naar boven en trek het naar u
toe.
Raadpleeg de handleiding voor meer informatie.
Installatie
24
Hoofdstuk
Installatie
Nl
01
Belangrijk
! Als dit toestel wordt geïnstalleerd in een voer-
tuig met een contactschakelaar zonder ACC-
stand (accessoirestand), kan de accu leeglo-
pen als de rode kabel niet wordt aangesloten
op de aansluiting die de bediening van de
contactschakelaar detecteert.
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
ACC-stand Geen ACC-stand
! Gebruik van dit toestel onder andere omstan-
digheden dan de volgende kan leiden tot
brand of storingen.
Voertuigen met een accu van 12 volt en nega-
tieve aarding.
Luidsprekers van 50 W (uitgangswaarde) en
4 W tot 8 W (impedantiewaarde).
! Om kortsluiting, oververhitting en storingen
te voorkomen, moet u onderstaande aanwij-
zingen opvolgen.
Koppel de negatieve aansluiting van de accu
los voordat u het toestel installeert.
Gebruik kabelklemmen of plakband om de
bekabeling veilig aan te brengen. Bescherm
de kabels met plakband op plaatsen waar
deze tegen metalen onderdelen liggen.
Plaats de kabels niet in de buurt van beweeg-
bare onderdelen, zoals de versnellingspook of
rails van stoelen.
Leg kabels niet op plaatsen die heet kunnen
worden, zoals dicht bij de kachel.
Sluit de gele kabel niet op de accu aan via
een gat in het motorcompartiment.
Dek alle ongebruikte kabelaansluitingen af
met isolatietape.
Maak de kabels niet korter.
Verwijder nooit de isolatie van de voedingska-
bel van dit toestel om andere apparaten van
stroom te voorzien. De stroomcapaciteit van
de voedingskabel is beperkt.
Gebruik een zekering met het voorgeschreven
vermogen.
Verbind de negatieve luidsprekerkabel nooit
rechtstreeks met de aarding.
Voeg de negatieve kabels van verschillende
luidsprekers nooit samen.
! Als dit apparaat aan staat, wordt het bedie-
ningssignaal doorgegeven via de blauw/witte
kabel. Verbind deze kabel met de afstandsbe-
diening van een externe versterker of met de
bedieningsaansluiting van de automatische
antenne van het voertuig (maximaal 300 mA,
12 V gelijkstroom). Als het voertuig is uitge-
rust met een glasantenne, verbindt u deze
met de voedingsaansluiting van de antenne-
booster.
! Verbind de blauw/witte kabel nooit met de
voedingsaansluiting van een externe verster-
ker of automatische antenne. Anders kan de
accu leeglopen of kan er storing optreden.
! De zwarte kabel is de aarding. Dit toestel
moet gescheiden worden geaard van andere
apparaten (met name apparaten die veel
stroom verbruiken zoals een versterker). An-
ders kan er brand of storing ontstaan wan-
neer de aarding per ongeluk losraakt.
Dit toestel
3 4 596 a
b
7
1
2
8
c
1 USB-poort 1
2 USB-poort 2
3 Antenne-ingang
15 cm
4 Zekering (10 A)
5 Ingang stroomkabel
6 Ingang voor bekabelde afstandsbediening
Er kan een bekabelde afstandsbedienings-
adapter op het toestel worden aangesloten
(los verkrijgbaar).
7 Microfooningang
8 Microfooningang
4m
9 Uitgang achter
a Uitgang voor
b Subwoofer-uitgang
c USB-kabel
1,5 m
! Als USB1 (USB-opslagapparaat 1)/iPod1
(de iPod die is aangesloten op USB-in-
gang 1) en USB2 (USB-opslagapparaat
2)/iPod2 (de iPod die is aangesloten op
USB-ingang 2) tegelijkertijd zijn aangeslo-
ten, gebruikt u een Pioneer USB-kabel
(CD-U50E) naast de bestaande Pioneer
USB-kabel.
Stroomkabel
1
3
3
2
4
4
5
5
6
6
b
8
9
a
7
c
e
d
1 Naar ingang stroomkabel
2 De functie van 3 en 5 kan afwijken afhanke-
lijk van het type voertuig. Verbind in dat geval
4 met 5 en 6 met 3.
3 Geel
Back-up (of accessoire)
4 Geel
Aansluiten op de constante 12 V-voedings-
aansluiting.
5 Rood
Accessoire (of back-up)
6 Rood
Aansluiten op een aansluiting die door de
contactschakelaar wordt aangestuurd (12 V
gelijkstroom).
7 Verbind kabels van dezelfde kleur met elkaar.
8 Oranje/wit
Aansluiten op de lichtschakelaar.
9 Zwart (chassisaarding)
a Blauw-wit
De pinpositie van de ISO-connector verschilt
per type voertuig. Als pin 5 de antenne aan-
stuurt, verbindt u a en b. In andere typen
voertuigen verbindt u a en b nooit.
b Blauw/wit
Aansluiten op de bedieningsaansluiting van
de versterker (maximaal 300 mA, 12 V gelijk-
stroom).
c Blauw-wit
Aansluiten op de bedieningsaansluiting van
de gemotoriseerde antenne (maximaal
300 mA, 12 V gelijkstroom).
d Luidsprekerkabels
Wit: Linksvoor +
Wit-zwart: Linksvoor *
Grijs: Rechtsvoor +
Grijs-zwart: Rechtsvoor *
Groen: Linksachter + of subwoofer +
Groen-zwart: Linksachter * of subwoofer *
Violet: Rechtsachter + of subwoofer +
Violet-zwart: Rechtsachter * of subwoofer *
Nederlands
Verbindingen
25
Hoofdstuk
Verbindingen
Nl
02
e ISO-connector
Bij sommige voertuigen is de ISO-connector
in twee delen verdeeld. Verbind in dat geval
beide connectoren.
Opmerkingen
! Wijzig de begininstelling van dit toestel
(raadpleeg de bedieningshandleiding). De
subwoofer-uitgang van dit toestel is mono.
! Als u een subwoofer van 70 W (2 W) gebruikt,
moet u de subwoofer aansluiten op de vio-
lette en zwart-violette draden van dit toestel.
Sluit niets aan op de groene en groen-zwarte
draden.
Versterker (apart verkrijgbaar)
Breng deze aansluitingen aan als de optionele
versterker wordt gebruikt.
1
1
3
2
4
3
8
55
3
2
6
77
99
2
1
1 Systeemafstandsbediening
Aansluiten op blauw-witte kabel.
2 Versterker (apart verkrijgbaar)
3 Aansluiten op RCA-kabel (apart verkrijgbaar)
4 Naar output achter
5 Luidsprekers achterin
6 Naar output voor
7 Luidsprekers voorin
8 Naar subwoofer-uitgang
9 Subwoofer
LET OP
Het is zeer gevaarlijk als het snoer van de micro-
foon zich om de stuurkolom of de versnellings-
pook kan wikkelen. Plaats de microfoon daarom
zodanig dat deze het rijden op geen enkele wijze
kan belemmeren.
Opmerking
Installeer de microfoon op een plaats waar de
stem van degene die het toestel bedient, goed
kan worden opgevangen.
Als u de microfoon op de
zonneklep installeert
1 Plaats de microfoon in de microfoon-
klem.
1
2
1 Microfoon
2 Microfoonklem
2 Plaats de microfoonklem op de zonne-
klep.
Installeer de microfoonklem terwijl de zonneklep
omhoog staat. (Als u de zonneklep lager zet, ver-
mindert de herkenning bij stemopdrachten.)
2
1
1 Microfoonklem
2 Klem
Als u de microfoon op de
stuurkolom installeert
1 Plaats de microfoon in de microfoon-
klem.
1
2
3
4
1 Microfoon
2 Microfoonstatief
3 Microfoonklem
4 Zet de microfoonkabel vast in de groef.
# De microfoon kan ook zonder microfoonklem
worden gemonteerd. In dat geval schuift u het micro-
foonstatief uit de microfoonklem.
Verbindingen
26
Hoofdstuk
De microfoon installeren
Nl
02
03
2 Plaats de microfoonklem op de stuurko-
lom.
1
2
3
1 Dubbelzijdige tape
2 Monteer de microfoonklem achterop de
stuurkolom.
3 Klem
De hoek van de microfoon
afstellen
U kun de richting waarin de microfoon staat
aanpassen.
Nederlands
De microfoon installeren
27
Hoofdstuk
Nl
03

Documenttranscriptie

Hoofdstuk 01 Installatie Installatie Belangrijk ! Controleer alle aansluitingen en systemen voordat u de installatie gaat uitvoeren. ! Gebruik geen onderdelen van andere fabrikanten; deze kunnen storingen veroorzaken. ! Neem contact op met de dealer als er voor de installatie gaten moeten worden geboord of als er andere aanpassingen aan het voertuig nodig zijn. ! Installeer dit toestel niet op een plaats waar: — het de besturing van het voertuig kan belemmeren. — het de inzittenden kan verwonden bij een noodstop. ! De laser raakt bij oververhitting beschadigd. Plaats dit apparaat niet op plaatsen waar het erg warm kan worden, zoals in de buurt van een kachel. ! Dit toestel werkt het beste als het wordt geplaatst onder een hoek van minder dan 60°. DIN-bevestiging voor/achter Dit toestel kan via de achterzijde of de voorzijde worden geïnstalleerd. Voor de installatie hebt u los verkrijgbare onderdelen nodig. DIN-voormontage 1 Schuif de montagebehuizing in het dashboard. Gebruik voor installatie in een ondiepe ruimte de meegeleverde montagebehuizing. Als er voldoende ruimte is, gebruikt u de montagebehuizing van het voertuig zelf. 2 Zet de montagebehuizing vast door met een schroevendraaier de metalen lipjes op hun plaats te buigen (90°). 5 Schroef (M4 × 8) # Controleer of het toestel stevig op zijn plaats is gemonteerd. Het toestel functioneert wellicht niet naar behoren als het niet goed is bevestigd. DIN-achtermontage 3 2 Draai aan beide kanten twee schroeven vast. Het voorpaneel verwijderen en terugplaatsen 3 1 60° 2 2 1 Dashboard 2 Montagebehuizing 3 Installeer het toestel zoals aangegeven. 1 Laat voldoende 5 cm ruimte vrij 5 cm 4 1 Zelftappende schroef (5 mm × 8 mm) 2 Bevestigingsklem 3 Dashboard of console Het toestel verwijderen 1 Verwijder de sierlijst. 2 3 5cm cm 5 1 2 3 4 24 Nl Moer Brandbescherming of metalen steun Metalen strip Schroef 2 Plaats de meegeleverde uittreksleutels aan de beide kanten van het toestel totdat ze op hun plaats klikken. 1 Bepaal de juiste positie en breng de gaten in de klem en de gaten in de zijde van het toestel op één lijn. 1 ! Laat bij het plaatsen voldoende ruimte vrij achter het achterpaneel en wikkel losse kabels zo dat ze de ventilatiegaten niet blokkeren; zorg altijd dat warmte goed wordt afgevoerd tijdens gebruik van het toestel. ! Plaats de sierlijst terug met de kant met het lipje met de inkeping omlaag. 1 Sierlijst 2 Lipje met inkeping ! De sierlijst is eenvoudig bereikbaar als u het voorpaneel verwijdert. Trek het toestel uit het dashboard. U kunt het voorpaneel verwijderen om het toestel tegen diefstal te beveiligen. Druk op de knop om het voorpaneel los te maken, duw het naar boven en trek het naar u toe. Raadpleeg de handleiding voor meer informatie. Hoofdstuk Verbindingen F O N OF Belangrijk ! Als dit toestel wordt geïnstalleerd in een voertuig met een contactschakelaar zonder ACCstand (accessoirestand), kan de accu leeglopen als de rode kabel niet wordt aangesloten op de aansluiting die de bediening van de contactschakelaar detecteert. STAR T ACC-stand 02 Verbindingen Geen ACC-stand ! Gebruik van dit toestel onder andere omstandigheden dan de volgende kan leiden tot brand of storingen. — Voertuigen met een accu van 12 volt en negatieve aarding. — Luidsprekers van 50 W (uitgangswaarde) en 4 W tot 8 W (impedantiewaarde). ! Om kortsluiting, oververhitting en storingen te voorkomen, moet u onderstaande aanwijzingen opvolgen. ! Als dit apparaat aan staat, wordt het bedieningssignaal doorgegeven via de blauw/witte kabel. Verbind deze kabel met de afstandsbediening van een externe versterker of met de bedieningsaansluiting van de automatische antenne van het voertuig (maximaal 300 mA, 12 V gelijkstroom). Als het voertuig is uitgerust met een glasantenne, verbindt u deze met de voedingsaansluiting van de antennebooster. ! Verbind de blauw/witte kabel nooit met de voedingsaansluiting van een externe versterker of automatische antenne. Anders kan de accu leeglopen of kan er storing optreden. ! De zwarte kabel is de aarding. Dit toestel moet gescheiden worden geaard van andere apparaten (met name apparaten die veel stroom verbruiken zoals een versterker). Anders kan er brand of storing ontstaan wanneer de aarding per ongeluk losraakt. Dit toestel 5 Ingang stroomkabel 6 Ingang voor bekabelde afstandsbediening Er kan een bekabelde afstandsbedieningsadapter op het toestel worden aangesloten (los verkrijgbaar). 7 Microfooningang 8 Microfooningang 4m 9 Uitgang achter a Uitgang voor b Subwoofer-uitgang c USB-kabel 1,5 m ! Als USB1 (USB-opslagapparaat 1)/iPod1 (de iPod die is aangesloten op USB-ingang 1) en USB2 (USB-opslagapparaat 2)/iPod2 (de iPod die is aangesloten op USB-ingang 2) tegelijkertijd zijn aangesloten, gebruikt u een Pioneer USB-kabel (CD-U50E) naast de bestaande Pioneer USB-kabel. Stroomkabel 2 3 4 5 6 1 8 3 45 67 9 a 7 2 1 c 1 USB-poort 1 2 USB-poort 2 3 Antenne-ingang 15 cm 4 Zekering (10 A) b 3 4 5 6 8 9 c a b e 1 Naar ingang stroomkabel 2 De functie van 3 en 5 kan afwijken afhankelijk van het type voertuig. Verbind in dat geval 4 met 5 en 6 met 3. 3 Geel Back-up (of accessoire) 4 Geel Aansluiten op de constante 12 V-voedingsaansluiting. 5 Rood Accessoire (of back-up) 6 Rood Aansluiten op een aansluiting die door de contactschakelaar wordt aangestuurd (12 V gelijkstroom). 7 Verbind kabels van dezelfde kleur met elkaar. 8 Oranje/wit Aansluiten op de lichtschakelaar. 9 Zwart (chassisaarding) a Blauw-wit De pinpositie van de ISO-connector verschilt per type voertuig. Als pin 5 de antenne aanstuurt, verbindt u a en b. In andere typen voertuigen verbindt u a en b nooit. b Blauw/wit Aansluiten op de bedieningsaansluiting van de versterker (maximaal 300 mA, 12 V gelijkstroom). c Blauw-wit Aansluiten op de bedieningsaansluiting van de gemotoriseerde antenne (maximaal 300 mA, 12 V gelijkstroom). d Luidsprekerkabels Wit: Linksvoor + Wit-zwart: Linksvoor * Grijs: Rechtsvoor + Grijs-zwart: Rechtsvoor * Groen: Linksachter + of subwoofer + Groen-zwart: Linksachter * of subwoofer * Violet: Rechtsachter + of subwoofer + Violet-zwart: Rechtsachter * of subwoofer * Nederlands — Koppel de negatieve aansluiting van de accu los voordat u het toestel installeert. — Gebruik kabelklemmen of plakband om de bekabeling veilig aan te brengen. Bescherm de kabels met plakband op plaatsen waar deze tegen metalen onderdelen liggen. — Plaats de kabels niet in de buurt van beweegbare onderdelen, zoals de versnellingspook of rails van stoelen. — Leg kabels niet op plaatsen die heet kunnen worden, zoals dicht bij de kachel. — Sluit de gele kabel niet op de accu aan via een gat in het motorcompartiment. — Dek alle ongebruikte kabelaansluitingen af met isolatietape. — Maak de kabels niet korter. — Verwijder nooit de isolatie van de voedingskabel van dit toestel om andere apparaten van stroom te voorzien. De stroomcapaciteit van de voedingskabel is beperkt. — Gebruik een zekering met het voorgeschreven vermogen. — Verbind de negatieve luidsprekerkabel nooit rechtstreeks met de aarding. — Voeg de negatieve kabels van verschillende luidsprekers nooit samen. d Nl 25 Hoofdstuk 02 Verbindingen De microfoon installeren 03 e ISO-connector Bij sommige voertuigen is de ISO-connector in twee delen verdeeld. Verbind in dat geval beide connectoren. Opmerkingen ! Wijzig de begininstelling van dit toestel (raadpleeg de bedieningshandleiding). De subwoofer-uitgang van dit toestel is mono. ! Als u een subwoofer van 70 W (2 W) gebruikt, moet u de subwoofer aansluiten op de violette en zwart-violette draden van dit toestel. Sluit niets aan op de groene en groen-zwarte draden. Versterker (apart verkrijgbaar) Breng deze aansluitingen aan als de optionele versterker wordt gebruikt. 3 1 5 2     3 2 1 7 4 5     6 9 2     Opmerking Installeer de microfoon op een plaats waar de stem van degene die het toestel bedient, goed kan worden opgevangen. 8 9 1 Systeemafstandsbediening Aansluiten op blauw-witte kabel. 2 Versterker (apart verkrijgbaar) 3 Aansluiten op RCA-kabel (apart verkrijgbaar) 4 Naar output achter 5 Luidsprekers achterin 6 Naar output voor 7 Luidsprekers voorin 8 Naar subwoofer-uitgang 9 Subwoofer Als u de microfoon op de zonneklep installeert 1 Plaats de microfoon in de microfoonklem. 1 2 Nl 1 Microfoonklem 2 Klem Als u de microfoon op de stuurkolom installeert 1 Plaats de microfoon in de microfoonklem. 1 2 1 Microfoon 2 Microfoonklem 3 2 Plaats de microfoonklem op de zonneklep. Installeer de microfoonklem terwijl de zonneklep omhoog staat. (Als u de zonneklep lager zet, vermindert de herkenning bij stemopdrachten.) 26 2 7 3 1 1 LET OP Het is zeer gevaarlijk als het snoer van de microfoon zich om de stuurkolom of de versnellingspook kan wikkelen. Plaats de microfoon daarom zodanig dat deze het rijden op geen enkele wijze kan belemmeren. 4 1 Microfoon 2 Microfoonstatief 3 Microfoonklem 4 Zet de microfoonkabel vast in de groef. # De microfoon kan ook zonder microfoonklem worden gemonteerd. In dat geval schuift u het microfoonstatief uit de microfoonklem. Hoofdstuk 03 De microfoon installeren 2 Plaats de microfoonklem op de stuurkolom. 1 2 3 1 Dubbelzijdige tape 2 Monteer de microfoonklem achterop de stuurkolom. 3 Klem Nederlands De hoek van de microfoon afstellen U kun de richting waarin de microfoon staat aanpassen. Nl 27
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36

Pioneer DEH-8400BT Installatie gids

Categorie
Microfoons
Type
Installatie gids