Sony VGN-SR4 Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

N
Gebruikershandleiding
Personal computer
VGN-SR-serie
2
nN
Inhoudsgave
Voor gebruik ....................................................................... 4
Meer informatie over uw VAIO-computer...................... 5
Ergonomische overwegingen........................................ 7
Aan de slag......................................................................... 9
De besturingselementen en poorten ........................... 10
De lampjes .................................................................. 17
Een stroombron aansluiten ......................................... 18
De batterij gebruiken ................................................... 19
De computer veilig uitschakelen ................................. 26
Uw computer bijwerken............................................... 27
De VAIO-computer gebruiken........................................... 28
Het toetsenbord gebruiken.......................................... 29
Het touchpad gebruiken .............................................. 31
De schakelfunctie gebruiken ....................................... 32
De ingebouwde camera gebruiken ............................. 33
Het optische station gebruiken.................................... 34
Een Memory Stick gebruiken ...................................... 41
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken ............ 46
Het internet gebruiken................................................. 52
Het netwerk (LAN) gebruiken...................................... 54
Draadloos LAN gebruiken ........................................... 56
De Bluetooth-functie gebruiken................................... 63
Vingerafdrukverificatie gebruiken ................................68
De TPM gebruiken.......................................................75
Randapparaten gebruiken.................................................81
Een dokstation aansluiten ...........................................82
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten ......90
Een externe monitor aansluiten ...................................91
Weergavemodi selecteren ...........................................99
De meerdere-monitorsmodus gebruiken ...................102
Een externe microfoon aansluiten .............................104
Een USB-apparaat aansluiten ...................................105
Een i.LINK-apparaat aansluiten.................................107
Uw VAIO-computer aanpassen.......................................109
Het wachtwoord instellen...........................................110
VAIO Control Center gebruiken.................................121
Energiebesparende modi gebruiken..........................122
VAIO Power Management gebruiken ........................127
De modem configureren ............................................129
De harde schijf beschermen ......................................131
Uw VAIO-computer uitbreiden.........................................132
Geheugen toevoegen en verwijderen........................133
3
nN
Voorzorgsmaatregelen ................................................... 140
Met het LCD-scherm omgaan ................................... 141
De stroomvoorziening gebruiken .............................. 142
Met de computer omgaan ......................................... 143
Met de ingebouwde camera omgaan........................ 146
Met schijven omgaan ................................................ 147
De batterij gebruiken ................................................. 148
Een hoofdtelefoon gebruiken .................................... 149
Met een Memory Stick omgaan ................................ 150
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan .......... 151
Vingerafdrukverificatie gebruiken.............................. 152
De TPM gebruiken .................................................... 153
Problemen oplossen ....................................................... 154
Computer .................................................................. 156
Systeembeveiliging ................................................... 162
Batterij ....................................................................... 163
Ingebouwde camera.................................................. 165
Internet ...................................................................... 167
Netwerk ..................................................................... 169
Bluetooth-technologie ............................................... 174
Optische schijven ...................................................... 178
Beeldscherm ............................................................. 182
Afdrukken .................................................................. 187
Microfoon .................................................................. 188
Luidsprekers ..............................................................189
Touchpad...................................................................190
Toetsenbord ..............................................................191
Diskettes ....................................................................192
Audio/video................................................................193
Memory Stick.............................................................196
Randapparatuur.........................................................197
Dokstation..................................................................198
Handelsmerken ...............................................................199
Opmerking.......................................................................201
4
nN
Voor gebruik >
Voor gebruik
Gefeliciteerd met de aankoop van deze Sony VAIO
®
-computer en welkom bij de Gebruikershandleiding op het scherm.
Sony heeft speerpunttechnologie op het gebied van audio, video, computertechnologie en communicatie gecombineerd en
geïntegreerd in deze uiterst geavanceerde computer.
!
De weergaven van de buitenkant van de computer in deze handleiding kunnen iets afwijken van hoe uw computer er werkelijk uitziet.
De informatie in de geleverde handleidingen, waaronder deze Gebruikershandleiding is bedoeld voor gebruikers van VAIO-computers met het
Microsoft
®
Windows Vista
®
32-bits besturingssysteem. De informatie wijkt wellicht af wanneer uw computer wordt geleverd met een installatie van
het 64-bits besturingssysteem.
De specificaties vinden
Sommige functies, opties en geleverde artikelen zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Voor informatie over de configuratie van uw computer gaat u naar de VAIO Link-website op http://www.vaio-link.com
.
5
nN
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
Meer informatie over uw VAIO-computer
In dit deel vindt u ondersteuningsinformatie over uw VAIO-computer.
1. Gedrukte documentatie
Handleiding Snel aan de slag: een overzicht voor het aansluiten van onderdelen, installatie-informatie enz.
Gids probleemoplossing en systeemherstel
Voorschriften, Garantie, Licentie-overeenkomst voor eindgebruikers en Ondersteuning
2. Documentatie op het scherm
Gebruikershandleiding (deze handleiding): functies van de computer en informatie over het oplossen van
veelvoorkomende problemen.
U geeft deze handleiding als volgt op het scherm weer:
1 Dubbelklik op het bureaubladpictogram Me&My VAIO.
2 Klik op Menu, Me&My VAIO, Hulp nodig (I Need Help) en VAIO-gebruikershandleiding (VAIO User Guide).
3 Open de map voor uw taal.
4 Kies de handleiding die u wilt lezen.
U kunt de gebruikershandleidingen ook vinden door handmatig te bladeren naar Computer > VAIO (C:) (de C-schijf) > Documentatie (Documentation) >
Documentatie (Documentation) en vervolgens de map van uw taal te openen.
Windows Help en ondersteuning: een uitgebreide bron voor praktisch advies, zelfstudies en demo's die u leren uw
computer te gebruiken.
Voor toegang tot Windows Help en ondersteuning klikt u op Start en vervolgens op Help en ondersteuning,
of houd de Microsoft Windows-toets ingedrukt en druk op F1.
6
nN
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
3. Ondersteuningswebsites
Als u problemen hebt met de computer kunt u naar de VAIO-Link-website gaan op http://www.vaio-link.com voor het oplossen
van problemen.
Alvorens telefonisch contact op te nemen met VAIO-Link, probeert u het probleem op te lossen door de geleverde
documentatie te lezen en andere Sony-websites te bezoeken.
Ga voor meer informatie over VAIO en onderdeel worden van de groeiende VAIO-gemeenschap naar de website
http://www.club-vaio.com
.
Ga voor het online aanschaffen van producten naar http://www.sonystyle-europe.com
.
Ga voor overige Sony-producten naar http://www.sony.net
.
Houd het serienummer van uw VAIO-computer bij de hand wanneer u telefonisch contact opneemt met VAIO-Link. U vindt
het serienummer op de onderzijde, de achterzijde of in het batterijcompartiment van uw VAIO-computer.
7
nN
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
Ergonomische overwegingen
U zult uw computer waarschijnlijk op verschillende plaatsen gebruiken. Indien mogelijk moet u rekening houden met de
volgende ergonomische overwegingen die zowel betrekking hebben op gewone als op draagbare computers:
Positie van de computer: plaats de computer direct voor u (1). Houd uw onderarmen horizontaal (2), met uw polsen in
een neutrale, comfortabele positie (3) als u het toetsenbord of het aanwijsapparaat gebruikt. Houd uw bovenarmen
ontspannen naast uw bovenlichaam. Neem regelmatig pauze wanneer u uw computer gebruikt. Als u te veel met de
computer werkt, kunt u uw ogen, spieren of pezen overbelasten.
Meubilair en houding: gebruik een stoel met een goede rugsteun. Stel de hoogte van de stoel zo in dat uw voeten plat
op de grond staan. Gebruik een voetbankje als u daar comfortabeler mee zit. Neem een ontspannen houding aan,
houd uw rug recht en neig niet te ver naar voren (ronde rug) of naar achteren.
8
nN
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
Gezichtshoek t.o.v. het scherm: gebruik de kantelfunctie van het beeldscherm om de juiste positie te bepalen. Dit is
minder belastend voor uw ogen en spieren. Stel ook het helderheidsniveau van het scherm optimaal in.
Verlichting: zorg ervoor dat zonlicht of kunstlicht niet direct op het scherm valt om reflectie en schittering te vermijden.
Werk met indirecte verlichting om lichtvlekken op het scherm te vermijden. Met de juiste verlichting werkt u niet alleen
comfortabeler, maar ook efficiënter.
Opstelling van een externe monitor: als u een externe monitor gebruikt, plaatst u deze op een comfortabele
gezichtsafstand. Plaats het scherm op ooghoogte of iets lager als u vlak voor de monitor zit.
9
nN
Aan de slag >
Aan de slag
In dit deel wordt beschreven hoe u aan de slag kunt met de VAIO-computer.
De besturingselementen en poorten (pagina 10)
De lampjes (pagina 17)
Een stroombron aansluiten (pagina 18)
De batterij gebruiken (pagina 19)
De computer veilig uitschakelen (pagina 26)
Uw computer bijwerken (pagina 27)
10
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
De besturingselementen en poorten
Bekijk de besturingselementen en poorten op de volgende pagina's.
!
Het uiterlijk van de computer verschilt mogelijk van de illustraties in deze handleiding vanwege variaties in specificaties. Het kan ook per land of regio
verschillen.
Voorzijde
A Ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 33)
B Lampje voor ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 17)
C Ingebouwde microfoon (mono)
D LCD-scherm (pagina 141)
E Ingebouwde luidsprekers (stereo)
F Toetsenbord (pagina 29)
G Touchpad (pagina 31)
H Vingerafdruksensor
*1
(pagina 68)
I WIRELESS-schakelaar (pagina 56), (pagina 63)
J WIRELESS-lampje (pagina 17)
K Memory Stick-sleuf
*2
(pagina 41)
L Lampje voor mediatoegang (pagina 17)
M Sleuf voor SD-geheugenkaart (pagina 48)
*1
Alleen op bepaalde modellen.
*2
Zowel Memory Sticks van standaardformaat als Memory Sticks van
Duo-formaat worden ondersteund.
11
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
A Num Lock-lampje (pagina 17)
B Caps Lock-lampje (pagina 17)
C Scroll Lock-lampje (pagina 17)
D Lampje voor batterijlading (pagina 17)
E Stationsindicatielampje (pagina 17)
F MODE-knop (pagina 32)
G Schakelknoppen (pagina 32)
H SETTING-knop (pagina 32)
12
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Achterzijde
A Batterijconnector (pagina 19)
13
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Rechterzijde
A Lampje voor optisch station (pagina 17)
B Opening voor handmatig uitwerpen (pagina 178)
C Uitwerpknop voor station (pagina 34)
D Optisch station (pagina 34)
E Hi-Speed USB-poorten (USB 2.0)
*
(pagina 105)
F Aan/uit-knop/Aan/uit-lampje (pagina 17)
* Ondersteuning hoge/volle/lage snelheid.
14
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
A Poortkapje
Open het poortkapje voor toegang tot de poorten.
Trek het poortkapje naar beneden met uw vinger en trek er
voorzichtig aan tot het volledig verwijderd is.
B Netwerkpoort (Ethernet) (pagina 54)
C Modempoort (pagina 52)
15
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Linkerzijde
A DC IN-poort (pagina 18)
B Microfoonconnector (pagina 104)
C Hoofdtelefoonconnector (pagina 90)
D Ventilatieopening
E Monitorpoort
*1
(pagina 92)
F HDMI-uitvoerpoort
*2
(pagina 92)
G i.LINK 4-pins (S400) poort (pagina 107)
H ExpressCard/34-sleuf (pagina 46)
I Beveiligingssleuf
*1
Niet toegankelijk wanneer de computer op het dokstation is aangesloten.
*2
Alleen op bepaalde modellen.
16
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Onderzijde
A Ventilatieopeningen
B Aansluiting voor dokstation (pagina 84)
C Kapje van geheugenmodulecompartiment (pagina 133)
17
nN
Aan de slag >
De lampjes
De lampjes
Uw computer is voorzien van de volgende lampjes:
Lampjes Functies
Aan/Uit 1 Brandt groen als de computer is ingeschakeld, knippert langzaam oranje als de computer in de slaapstand staat
en brandt niet als de computer in de sluimerstand staat of is uitgeschakeld.
Batterijlading
Brandt wanneer de batterij wordt opgeladen. Zie De batterij opladen (pagina 22) voor meer informatie.
Mediatoegang Brandt als gegevens worden gelezen van of geschreven naar een geheugenkaart. (Zet de computer niet in de
slaapstand of schakel de computer niet uit als dit lampje brandt.) Als het lampje niet brandt, wordt de
geheugenkaart niet gebruikt.
Ingebouwde MOTION EYE-camera Brandt als de ingebouwde camera in gebruik is.
Optisch station Brandt wanneer er gegevens worden gelezen of geschreven door het station. Als het lampje niet brandt,
wordt de optische schijf niet gebruikt.
Station
Brandt wanneer het ingebouwde opslagapparaat of het optische station bezig zijn met het lezen of schrijven
van gegevens.
Zet de computer niet in de slaapstand of schakel de computer niet uit als dit lampje brandt.
Num Lock
Druk op de toets Num Lk om het numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk er nogmaals op om het
numerieke toetsenblok uit te schakelen. Als het lampje niet brandt, is het numerieke toetsenblok uitgeschakeld.
Caps Lock
Druk op de toets Caps Lock als u hoofdletters wilt typen. Letters worden als kleine letters weergegeven als
u op de toets Shift drukt terwijl het lampje brandt. Druk nogmaals op de toets om het lampje uit te schakelen.
U kunt weer normaal typen als het lampje Caps Lock niet meer brandt.
Scroll Lock
Druk op de toetsen Fn+Scr Lk om het bladeren op het scherm te wijzigen. U kunt weer normaal bladeren als
het lampje Scroll Lock niet meer brandt. De functies van de toets Scr Lk kunnen verschillen, afhankelijk van het
gebruikte programma. De toets werkt niet in alle programma's.
WIRELESS Brandt wanneer één of meer draadloze opties zijn ingeschakeld.
18
nN
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
Een stroombron aansluiten
De computer kan werken op netstroom (via een netadapter) of op een oplaadbare batterij.
De netadapter gebruiken
Gebruik alleen de netadapter die is meegeleverd voor uw computer.
De netadapter gebruiken
1 Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (3).
2 Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (2).
3 Steek de stekker van de netadapter (3) in de DC IN-poort (4) van de computer of het optionele dokstation.
!
De vorm van de netadapterconnector kan variëren, afhankelijk van de netadapter.
Als u de netstroom naar de computer volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los.
Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Als u de computer lange tijd niet gebruikt, zet u de computer in de sluimerstand. Zie De sluimerstand gebruiken (pagina 125).
19
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij gebruiken
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij plaatsen
De batterij plaatsen
1 Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2 Schuif het vergrendelingslipje LOCK (1) van de batterij naar binnen.
20
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
3 Schuif de batterij diagonaal in het batterijcompartiment tot de uitsteeksels (2) aan beide kanten van het
batterijcompartiment in de U-vormige uitsparingen (3) aan beide kanten van de batterij vastzitten.
21
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
4 Druk de batterij in het batterijcompartiment totdat deze op zijn plaats klikt.
5 Schuif het vergrendelingslipje LOCK van de batterij naar buiten om de batterij aan de computer vast te koppelen.
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.
!
Sommige oplaadbare batterijen voldoen niet aan de kwaliteits- en veiligheidsstandaarden van Sony. Om veiligheidsredenen werkt deze computer alleen
met originele Sony-batterijen die voor dit model zijn ontworpen. Als u een niet-goedgekeurde batterij in de computer plaatst, wordt de batterij niet
opgeladen en werkt de computer niet.
22
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij opladen
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij opladen
1 Plaats de batterij.
2 Sluit de computer aan op een stopcontact met de netadapter.
Het lampje voor batterijlading gaat branden wanneer de batterij wordt opgeladen. Wanneer de batterij dicht bij het door
het met de oplaadfuncties geselecteerde maximale oplaadniveau wordt geladen, gaat het lampje uit. Zie Functies
batterijlading gebruiken (pagina 24) om het gewenste maximale laadniveau te selecteren.
!
Laad de batterij op net als de eerste keer zoals in deze handleiding is beschreven.
Status van het lampje voor
batterijlading
Betekenis
Brandt oranje De batterij wordt opgeladen.
Knippert samen met het groene
stroomlampje
De batterij is bijna leeg. (Normale modus)
Knippert samen met het oranje
stroomlampje
De batterij is bijna leeg. (Slaapstand)
Knippert snel oranje Er is een batterijfout opgetreden door een
batterijstoring of een niet-vergrendelde batterij.
23
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
Laat de batterij in de computer zitten als deze rechtstreeks op netspanning is aangesloten. De batterij wordt verder opgeladen terwijl u de computer gebruikt.
Als de batterijlading minder dan 10% bedraagt, moet u de netadapter aansluiten zodat de batterij weer kan worden opgeladen, of de computer
uitschakelen en een volledig opgeladen batterij plaatsen.
De computer wordt geleverd met een oplaadbare lithium-ionbatterij. Het opladen van een gedeeltelijk ontladen batterij heeft geen invloed op de
levensduur van de batterij.
Wanneer sommige toepassingen en randapparaten worden gebruikt, is het mogelijk dat de computer niet overschakelt op de sluimerstand, zelfs niet
als de batterij bijna leeg is. Om te vermijden dat u gegevens verliest wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld
opslaan en handmatig een energiebeheermodus activeren, bijvoorbeeld slaapstand of sluimerstand.
Als de batterij leeg raakt wanneer uw computer in de slaapstand is gezet, verliest u gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te
keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.
24
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
Functies batterijlading gebruiken
U kunt de huidige oplaadmethode voor uw batterij aanpassen met de Functies batterijlading (Battery Charge Functions).
Om de levensduur van de batterij te verlengen, schakelt u de functie batterijbeheer in.
De functie batterijbeheer inschakelen
1 Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2 Klik op Energiebeheer (Power Management) en Functies batterijlading (Battery Charge Functions).
3 Klik op Geavanceerd (Advanced).
4 Schakel het selectievakje Batterijbeheer Functie inschakelen (Enable Battery Care Function) in.
5 Selecteer het gewenste maximale laadniveau.
6 Klik op OK.
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren
Volg stappen 1 tot en met 3 in De functie batterijbeheer inschakelen hierboven en lees de gedetailleerde informatie. Als
de oplaadcapaciteit van de batterij laag is, vervangt u de batterij door een originele Sony-batterij.
De batterijbesparende bureaubladachtergrond gebruiken
U kunt de levensduur van de batterij verlengen door een bepaalde bureaubladachtergrond in te stellen.
De batterijbesparende bureaubladachtergrond instellen
1 Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2 Klik op Display en vervolgens op Een energiebesparende wallpaper instellen (Long Battery Life Wallpaper Setting).
3 Klik op Gebruik een energiebesparende wallpaper (Set Long Battery Life Wallpaper).
Klik op OK wanneer u om bevestiging wordt gevraagd.
25
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij verwijderen
!
U kunt gegevens verliezen als u de batterij verwijdert wanneer de computer is ingeschakeld en niet op de netspanning is aangesloten, of wanneer u de
batterij verwijdert als de computer in de slaapstand is gezet.
De batterij verwijderen
1 Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2 Schuif het vergrendelingslipje LOCK (1) van de batterij naar binnen.
3 Schuif en houd de RELEASE-pal voor de batterij (2) naar binnen, plaats een vingertop onder het lipje (3) op de batterij
en til de batterij in de richting van de pijl. Schuif de batterij vervolgens uit de computer.
26
nN
Aan de slag >
De computer veilig uitschakelen
De computer veilig uitschakelen
Zorg ervoor dat u de computer op de juiste manier afsluit om te vermijden dat u gegevens verliest, zoals hieronder
wordt beschreven.
De computer afsluiten
1 Schakel alle op de computer aangesloten randapparaten uit.
2 Klik op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Vergrendelen en daarna op Afsluiten.
3 Antwoord op alle waarschuwingen om documenten op te slaan of rekening te houden met andere gebruikers en wacht
tot de computer is uitgeschakeld.
Het stroomlampje gaat uit.
27
nN
Aan de slag >
Uw computer bijwerken
Uw computer bijwerken
Zorg ervoor dat u de laatste updates met de volgende softwaretoepassing op de computer installeert, zodat de computer
efficiënter kan werken.
Windows Update
Klik op Start, Alle programma's en Windows Update en volg de instructies op het scherm.
VAIO Update 4
Klik op Start, Alle programma's, VAIO Update 4 en Opties VAIO Update (VAIO Update Options), en volg de instructies
op het scherm.
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet voordat u updates kunt downloaden.
28
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De VAIO-computer gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u optimaal kunt gebruikmaken van alle mogelijkheden van de VAIO-computer.
Het toetsenbord gebruiken (pagina 29)
Het touchpad gebruiken (pagina 31)
De schakelfunctie gebruiken (pagina 32)
De ingebouwde camera gebruiken (pagina 33)
Het optische station gebruiken (pagina 34)
Een Memory Stick gebruiken (pagina 41)
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken (pagina 46)
Het internet gebruiken (pagina 52)
Het netwerk (LAN) gebruiken (pagina 54)
Draadloos LAN gebruiken (pagina 56)
De Bluetooth-functie gebruiken (pagina 63)
Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 68)
De TPM gebruiken (pagina 75)
29
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord is voorzien van extra toetsen waarmee u specifieke taken kunt uitvoeren.
Combinaties en functies met de Fn-toets
Sommige toetsenbordfuncties kunnen pas worden gebruikt wanneer het besturingssysteem volledig is opgestart.
Combinaties/Functie Functies
Fn + % (F2): aan/uit-knop van de luidspreker Hiermee worden de ingebouwde luidsprekers en de hoofdtelefoon in- en uitgeschakeld.
Fn + 2 (F3/F4): luidsprekervolume Hiermee regelt u het volume van de ingebouwde luidspreker.
Houd om het volume te verhogen Fn+F4 ingedrukt of druk op Fn+F4 en vervolgens op M of ,.
Houd om het volume te verlagen Fn+F3 ingedrukt of druk op Fn+F3 en vervolgens op m of <.
Fn + 8 (F5/F6): helderheidsregeling Hiermee regelt u de helderheid van uw computerscherm.
Houd om de helderheid van het scherm te verhogen Fn+F6 ingedrukt of druk op Fn+F6 en
vervolgens op M of ,.
Houd om de helderheid van het scherm te verlagen Fn+F5 ingedrukt of druk op Fn+F5 en
vervolgens op m of <.
Fn + /T (F7): schermuitvoer
Schakelt tussen uw computerscherm, een externe monitor en gelijktijdige uitvoer naar beide.
Fn + / (F9/F10): in- en uitzoomen
Hiermee wordt het formaat van een afbeelding of document in sommige programma's
gewijzigd.
Druk op Fn+F9 als u de weergave er kleiner en verder weg wilt laten uitzien (uitzoomen).
Druk op Fn+F10 als u de schermweergave er groter en dichterbij wilt laten uitzien (inzoomen).
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Control Center
voor meer informatie.
30
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Fn + (F12): sluimerstand
In deze stand verbruikt de notebook de minste stroom. Als u deze opdracht uitvoert, wordt de
status van het systeem en de aangesloten randapparaten opgeslagen op het ingebouwde
opslagapparaat en wordt de systeemstroom uitgeschakeld. Om terug te keren naar de
oorspronkelijke status van het systeem, schakelt u de stroom in met de aan/uit-knop.
Zie Energiebesparende modi gebruiken (pagina 122) voor meer informatie over energiebeheer.
Combinaties/Functie Functies
31
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
Het touchpad gebruiken
U kunt objecten op het scherm aanwijzen, selecteren en slepen, en u kunt door een lijst met items bladeren met behulp van
het touchpad.
U kunt het touchpad in- of uitschakelen wanneer er een muis op de computer is aangesloten. Gebruik VAIO Control Center om de instellingen van het
touchpad te wijzigen.
!
Sluit een muis aan voordat u het touchpad uitschakelt. Als u het touchpad uitschakelt voordat u een muis op de computer hebt aangesloten,
kunt u alleen het toetsenbord als aanwijzer gebruiken.
Actie Beschrijving
Aanwijzen Schuif uw vinger over het touchpad (1) om de aanwijzer (2) op een item of object te plaatsen.
Klikken Druk één keer op de linkerknop (3).
Dubbelklikken Druk twee keer achter elkaar op de linkerknop.
Klikken met de
rechtermuisknop
Druk één keer op de rechterknop (4). In veel toepassingen verschijnt in dit geval een snelmenu.
Slepen Schuif uw vinger over het touchpad terwijl u de linkerknop ingedrukt houdt.
Bladeren Schuif uw vinger langs de rechterkant van het touchpad om verticaal te bladeren. Schuif uw vinger langs de onderkant
van het touchpad om horizontaal te bladeren (dit werkt alleen bij toepassingen die deze touchpadfunctie ondersteunen).
32
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De schakelfunctie gebruiken
De schakelfunctie gebruiken
De schakelfunctie biedt drie modi, die u kunt aanpassen aan uw stemming of omgeving. Als u bijvoorbeeld elke modus
aanpast voor zakelijk gebruik, persoonlijk gebruik of entertainment, kunt u overschakelen naar de gewenste modus met een
druk op de knop MODE op de computer.
U kunt de instellingen voor elke modus wijzigen in het instellingenvenster VAIO Mode Switch. Raadpleeg het Help-bestand
van VAIO Mode Switch voor meer informatie.
Knop met speciale functie Functies
MODE-knop
Hiermee schakelt u tussen drie modi.
SETTING-knop
Hiermee geeft u het instellingenvenster VAIO Mode Switch weer, waarin u de schakelknoptoewijzingen en
de achtergrond die aan elke modus is toegewezen, kunt wijzigen.
Schakelknoppen (pagina 11) Hiermee voert u de taken uit die u aan de schakelknoppen hebt toegewezen.
De standaardknoptoewijzingen kunnen afwijken afhankelijk van het model dat u hebt gekocht.
33
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De ingebouwde camera gebruiken
De ingebouwde camera gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ingebouwde MOTION EYE-camera.
Met de voorgeïnstalleerde software voor het vastleggen van beelden kunt u de volgende bewerkingen uitvoeren:
Foto's en films vastleggen
Bewegingen van objecten registreren en vastleggen voor controledoeleinden
Vastgelegde gegevens bewerken
Bij het inschakelen van de computer wordt de ingebouwde camera geactiveerd.
Met de juiste software kunt u deelnemen aan videovergaderingen.
!
Als u software voor expresberichten of videobewerkingssoftware start of afsluit, wordt de ingebouwde camera niet in- of uitgeschakeld.
Zet de computer nooit in de slaapstand of in de sluimerstand als u de ingebouwde camera gebruikt.
Het is niet mogelijk de ingebouwde camera met Microsoft Windows Movie Maker te bedienen.
De voorgeïnstalleerde software voor het vastleggen van beelden gebruiken
1 Klik op Start, Alle programma's, ArcSoft WebCam Companion 2 en WebCam Companion 2.
2 Klik op het gewenste pictogram in het hoofdvenster.
Voor gedetailleerde informatie over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
Wanneer u een foto of film maakt in een donkere omgeving klikt u in het hoofdvenster op het pictogram Vastleggen (Capture) of het pictogram
Opnemen (Record). Klik vervolgens op het pictogram WebCam Instellingen (WebCam Settings) en selecteert u de optie voor het compenseren
van weinig licht in het venster met eigenschappen.
34
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Het optische station gebruiken
De computer is uitgerust met een optisch station.
Functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Een schijf plaatsen
1 Zet de computer aan.
2 Druk op de uitwerpknop (1) om het station te openen.
De stationslade schuift uit het station.
3 Plaats een schijf met het label naar boven in het midden van de lade en druk de schijf voorzichtig omlaag zodat
deze vastklikt.
35
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
4 Sluit de lade door deze voorzichtig in het station te duwen.
!
Verwijder de optische schijf niet als de computer in een energiebesparende modus staat (slaapstand of sluimerstand). Zet de computer weer in de
normale modus voor u de schijf verwijdert.
36
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Ondersteunde schijfmedia
Met de computer kunt u CD's, DVD's en Blu-ray Disc
-media afspelen en opnemen, afhankelijk van het model dat u hebt
gekocht.
Zie onderstaande referentietabel voor informatie over welke media door welk optisch station worden ondersteund.
AB: afspeelbaar en opneembaar
A: afspeelbaar, maar niet opneembaar
–: niet afspeelbaar en niet opneembaar
CD-
ROM
Video-
CD
Muziek-
CD
CD
Extra
CD-R/
RW
DVD-
ROM
DVD-
Video
DVD-R/
RW
DVD+R/
RW
DVD+R DL
(Double Layer)
DVD-R DL
(Dual Layer)
DVD-
RAM
*1 *2
BD-
ROM
BD-R/
RE
*3
DVD±RW/
±R DL/RAM
A A A A AB A A AB AB AB AB AB
Blu-ray DiscAA A AABAAABABA A AB A
AB
*4
Blu-ray Disc
Combo
AA A A
AB
*5
A A AB AB AB AB AB A A
*1
Het DVD±RW/RAM-schijfstation in de computer ondersteunt de DVD-RAM-cassette niet. Gebruik schijven zonder cassette of schijven met een verwijderbare cassette.
*2
Schrijven van gegevens op enkelzijdige DVD-RAM-schijven (2,6 GB) die compatibel zijn met DVD-RAM-versie 1.0 wordt niet ondersteund.
DVD-RAM-versie 2.2/12X-SPEED DVD-RAM-herziening 5.0 schijf wordt niet ondersteund.
*3
Het Blu-ray Disc-station van uw computer ondersteunt geen BD-RE Disc-media in versie 1.0-indeling en Blu-ray Disc-media met een cassette.
*4
Ondersteuning voor schrijven van gegevens op BD-R-versie 1.1/1.2/1.3-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een
capaciteit van 50 GB) en BD-RE-versie 2.1-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een capaciteit van 50 GB).
*5
Het schrijven van gegevens op Ultra Speed CD-RW-schijven wordt niet ondersteund.
37
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
!
Dit product is ontworpen om schijven af te spelen die voldoen aan de CD-standaardspecificaties (Compact Disc Digital Audio). Een DualDisc is een
tweezijdig schijfproduct met DVD-materiaal op de ene kant en digitaal audiomateriaal op de andere. Let op: de audiozijde (niet de DVD-zijde) van een
DualDisc kan mogelijk niet worden afgespeeld op dit product omdat deze niet voldoet aan de CD-standaard.
Lees bij het aanschaffen van voorbespeelde of lege schijven voor gebruik in een VAIO-computer eerst aandachtig de opmerkingen op de verpakking
van de schijven om te zien of u de schijven in het optische station van de computer kunt gebruiken voor afspelen en opnemen. Sony geeft GEEN
garanties voor de compatibiliteit van de optische stations van VAIO met schijven die niet voldoen aan de officiële 'CD'-, 'DVD'- of 'Blu-ray Disc'-
standaard. HET GEBRUIK VAN INCOMPATIBELE SCHIJVEN KAN LEIDEN TOT ONHERSTELBARE SCHADE AAN UW VAIO PC, SOFTWARECONFLICTEN
VEROORZAKEN OF ERVOOR ZORGEN DAT HET SYSTEEM VASTLOOPT.
Neem voor vragen over schijfindelingen contact op met de uitgever van de vooraf opgenomen schijf of de leveranciers van de opneembare schijf.
Het schrijven op 8 cm-schijven wordt niet ondersteund.
!
Wanneer u Blu-ray Disc-media met beveiliging van het auteursrecht doorlopend wilt afspelen, werkt u de AACS-code bij. Voor het bijwerken van de
AACS-code is internettoegang vereist.
Net als bij andere optische media-apparaten kan door bepaalde omstandigheden de compatibiliteit worden beperkt of het afspelen van een
Blu-ray Disc-medium worden voorkomen. VAIO-computers ondersteunen mogelijk niet het afspelen op verpakte media opgenomen in de
AVC- of VC1-indeling met een hoge bitsnelheid.
Voor bepaalde inhoud op DVD's en BD-ROM's zijn regio-instellingen vereist. Als de regio-instelling op het optische station niet overeenkomt met de
regiocode op de schijf, kan er niet worden afgespeeld.
Tenzij de externe weergave compatibel is met de HDCP-standaard (High-bandwidth Digital Content Protection), kunt u geen inhoud op Blu-ray Disc-media
met beveiliging van het auteursrecht afspelen of weergeven.
Bij sommige inhoud is de video-uitvoer beperkt tot standaarddefinitie of kan er geen analoge video worden uitgevoerd. U wordt sterk aangeraden de
met digitale HDCP compatible omgeving te implementeren voor een optimale compatibiliteit en weergavekwaliteit.
Gebruik geen geheugenresidente hulpsoftware bij het afspelen van of schrijven naar een schijf. Hierdoor kan er een storing optreden.
38
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van het optische station
Opmerkingen over het schrijven van gegevens op een schijf
Gebruik alleen ronde schijven. Gebruik geen schijven met een andere vorm (ster, hart, kaart, enz.) omdat deze het
optische station kunnen beschadigen.
De computer mag niet worden blootgesteld aan schokken tijdens het beschrijven van een schijf.
De netadapter mag niet aangesloten of losgekoppeld worden tijdens het beschrijven van een schijf.
U moet uw computer niet aansluiten op een dokstation (optioneel) of het loskoppelen terwijl er gegevens naar een schijf
worden geschreven.
Opmerkingen over het afspelen van schijven
Voor optimale prestaties bij het afspelen van schijven volgt u de volgende aanbevelingen:
Sommige CD-spelers en optische stations van de computer kunnen geen audio-CD's afspelen die met de CD-R- of
CD-RW-media zijn gemaakt.
Sommige DVD-spelers en optische schijfstations van de computer kunnen geen DVD's afspelen die met de DVD+R DL-,
DVD-R DL-, DVD+R-, DVD+RW-, DVD-R-, DVD-RW- of DVD-RAM-media zijn gemaakt.
Afhankelijk van de systeemomgeving kunnen er onderbrekingen en/of verloren frames optreden tijdens afspelen
in AVC HD.
Zet de computer niet in een energiebesparende modus terwijl u op de computer een schijf afspeelt.
39
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Opmerkingen over regiocodes
Op elke schijf of de verpakking staat een regiocode vermeld om aan te geven in welke regio en op welk type speler u de
schijf kunt afspelen. Tenzij er een '2' (Europa behoort tot regio '2'), '5' (Rusland behoort tot regio '5') of 'all' (dit betekent
dat u de schijf bijna overal ter wereld kunt afspelen) vermeld staat, kunt u de schijf niet afspelen op uw computer.
!
Als u de regiocode wijzigt terwijl de WinDVD of WinDVD BD-software actief is, start u de software opnieuw op of verwijdert u de schijf en plaatst u deze
opnieuw in het station om de nieuwe instelling van kracht te laten worden.
Probeer de regiocode-instellingen van het station niet te wijzigen. Problemen als gevolg van het wijzigen van de
regiocode-instellingen van het station vallen niet onder de garantie.
40
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Schijven afspelen
Een schijf afspelen
1 Plaats een schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter aan op de computer en sluit alle geopende softwaretoepassingen voor u een schijf afspeelt.
2 Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, gaat u naar Alle programma's en klikt u op de gewenste
software voor het afspelen van de schijf.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
Bestanden naar schijven kopiëren
Bestanden naar een schijf kopiëren
1 Plaats een beschrijfbare schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter aan op de computer en sluit alle geopende softwaretoepassingen voor u bestanden naar een schijf kopieert.
2 Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, gaat u naar Alle programma's en klikt u op de gewenste
schrijfsoftware om de bestanden mee naar de schijf te kopiëren.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
41
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick is een compact, draagbaar en veelzijdig IC-opnamemedium dat speciaal is ontworpen voor het uitwisselen
en delen van digitale gegevens met compatibele producten, zoals digitale camera's en mobiele telefoons. Doordat een
Memory Stick-medium uitneembaar is, kan deze worden gebruikt voor externe gegevensopslag.
Voordat u een Memory Stick gebruikt
De Memory Stick-sleuf van de computer is zowel voor media in standaard- als in Duo-formaat bestemd en ondersteunt
Memory Stick PRO, Memory Stick PRO Duo en Memory Stick PRO-HG Duo met gegevensoverdracht met hoge snelheid en
grote gegevenscapaciteit.
Ga voor meer informatie over Memory Stick naar de Memory Stick-website op http://www.memorystick.com/en/
.
42
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick plaatsen en verwijderen
Zo plaatst u een Memory Stick
1 Zoek de Memory Stick-sleuf.
2 Houd de Memory Stick zo vast dat de pijl naar boven gericht is en deze in de richting van de sleuf wijst.
3 Schuif de Memory Stick voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
De Memory Stick wordt automatisch door het systeem gedetecteerd en de inhoud van de Memory Stick wordt weergegeven. Als er niets op het
bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Computer en dubbelklikt u op het pictogram Memory Stick.
U kunt een Memory Stick in Duo-formaat rechtstreeks in de Memory Stick-sleuf steken zonder een Memory Stick Duo-adapter te gebruiken.
43
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een Memory Stick gebruiken
!
Als u de Memory Stick in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de Memory Stick nooit in de sleuf om
beschadiging aan de computer of de Memory Stick te voorkomen.
Een Memory Stick Micro (M2) moet u eerst in een standaard-M2-adapter of M2 Duo-adapter steken. Als u deze media rechtstreeks in de Memory Stick-sleuf
steekt zonder de adapter te gebruiken, kunt u ze mogelijk niet meer uit de sleuf verwijderen.
Een Memory Stick Micro in een M2 Duo-adapter werkt mogelijk niet goed als de adapter op zijn beurt in een Memory Stick Duo-adapter wordt gestoken.
Zo verwijdert u een Memory Stick
!
Verwijder de Memory Stick niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren gaan. Het duurt even voordat
grote volumes gegevens worden geladen. Controleer dus of het lampje uit is voordat u de Memory Stick verwijdert.
1 Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
2 Druk op de Memory Stick in de sleuf en laat deze los.
De Memory Stick wordt uitgeworpen.
3 Trek de Memory Stick uit de sleuf.
!
Verwijder de Memory Stick altijd voorzichtig om te vermijden dat deze onverwachts uit de sleuf springt.
44
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick formatteren
Een Memory Stick formatteren
De Memory Stick wordt standaard in de fabriek geformatteerd en is gereed voor gebruik.
Als u het medium met uw computer opnieuw wilt formatteren, voert u de volgende stappen uit.
!
Gebruik een apparaat dat geschikt is voor het formatteren van het medium en Memory Stick ondersteunt om de Memory Stick te formatteren.
Als u een Memory Stick formatteert, worden alle gegevens op de Stick verwijderd. Zorg dat het medium geen waardevolle gegevens bevat voordat
u deze formatteert.
Verwijder de Memory Stick niet uit de sleuf tijdens het formatteren. Dit kan een defect veroorzaken.
1 Schuif de Memory Stick voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
2 Klik op Start en vervolgens op Computer om het venster Computer te openen.
3 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Memory Stick en selecteer Formatteren.
4 Klik op Standaardinstellingen voor apparaten.
!
De grootte van de toewijzingseenheid en het bestandssysteem kan veranderen.
Selecteer niet NTFS in de vervolgkeuzelijst Bestandssysteem, omdat dit een storing kan veroorzaken.
Het formatteringsproces wordt sneller uitgevoerd als u Snelformatteren in Opties voor formatteren selecteert.
5 Klik op Starten.
6 Volg de instructies op het scherm.
!
Het hangt van het medium af hoe lang het duurt om de Memory Stick te formatteren.
45
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Een Memory Stick gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van een Memory Stick
Uw computer is getest en compatibel bevonden met Memory Sticks van Sony met een capaciteit van maximaal 16 GB
die sinds januari 2009 beschikbaar zijn. Niet voor alle Memory Sticks die aan dezelfde specificaties voldoen als de
compatibele media, kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
De compatibiliteit kan niet worden gegarandeerd als u Memory Sticks met meerdere conversieadapters plaatst.
MagicGate is de algemene naam van de auteursrechtbeschermingstechnologie die door Sony is ontwikkeld. Gebruik een
Memory Stick met het MagicGate-logo als u deze functie wilt gebruiken.
Uitgezonderd voor persoonlijk gebruik is het in strijd met de auteursrechtwetten om audio- en/of afbeeldingsgegevens te
gebruiken die u hebt opgenomen zonder voorafgaande toestemming van de respectieve houders van het auteursrecht.
Memory Sticks met dergelijke gegevens waarop auteursrecht rust mogen daarom alleen conform de wet worden gebruikt.
De Memory Stick-sleuf van de computer ondersteunt geen 8-bits parallelle gegevensoverdracht (gegevensoverdracht met
hoge snelheid).
Plaats niet meer dan één Memory Stick in de Memory Stick-sleuf. Onjuiste plaatsing van de media kan zowel de computer
als de media beschadigen.
46
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
ExpressCard-module gebruiken
Uw computer is uitgerust met een een ExpressCard/34-sleuf
*
voor de overdracht van gegevens tussen digitale camera's,
camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten. In deze sleuf kan alleen een ExpressCard/34-module
*
(34 mm breed) worden geplaatst.
* Deze worden de ExpressCard-sleuf en de ExpressCard-module genoemd.
Een ExpressCard-module plaatsen
1 Zoek de ExpressCard-sleuf.
2 Schuif de ExpressCard-module voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de module nooit in de sleuf.
Als de module niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de kaart voorzichtig en controleert u of de kaart in de juiste richting is
geplaatst.
Gebruik het meest recente stuurprogramma van de fabrikant van de ExpressCard-module.
47
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een ExpressCard-module verwijderen
Als u de ExpressCard-module wilt verwijderen terwijl de computer is uitgeschakeld, slaat u stap 1 tot en met 4 over.
1 Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen op de taakbalk.
2 Selecteer de hardware die u wilt ontkoppelen.
3 Klik op Stoppen.
4 Volg de instructies op het scherm om de ExpressCard-module verwijderen.
5 Duw de ExpressCard-module in de sleuf zodat de module uitspringt.
6 Neem de ExpressCard-module voorzichtig vast en trek deze uit de sleuf.
48
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een SD-geheugenkaart gebruiken
U computer is uitgerust met een SD-geheugenkaartsleuf. U kunt deze sleuf gebruiken voor de overdracht van gegevens
tussen digitale camera's, camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten.
Voordat u de SD-geheugenkaart gebruikt
De sleuf voor de SD-geheugenkaart op de computer ondersteunt de volgende geheugenkaarten:
SD-geheugenkaart
SDHC-geheugenkaart
MultiMediaCard (MMC)
Raadpleeg voor de meest recente informatie over compatibele geheugenkaarten Meer informatie over uw VAIO-computer
(pagina 5) om naar de desbetreffende website met ondersteuning te gaan.
49
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Zo plaatst u een SD-geheugenkaart
1 Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2 Houd de SD-geheugenkaart zo vast dat de pijl naar boven gericht is en deze in de richting van de sleuf wijst.
3 Schuif de SD-geheugenkaart voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de kaart nooit in de sleuf.
Als de SD-geheugenkaart niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de kaart voorzichtig en controleert u of de kaart in de juiste
richting is geplaatst.
50
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Zo verwijdert u een SD-geheugenkaart
1 Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
2 Druk op de SD-geheugenkaart in de sleuf en laat deze los.
De SD-geheugenkaart wordt uitgeworpen.
3 Trek de SD-geheugenkaart uit de sleuf.
51
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
Algemene opmerkingen over het gebruik van de geheugenkaart
Zorg dat de geheugenkaarten die u gebruikt, voldoen aan de door uw computer ondersteunde standaarden.
Als u de geheugenkaart in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de
geheugenkaart nooit in de sleuf om beschadiging aan de computer of de kaart te voorkomen.
Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart. Forceer de module nooit in of uit de sleuf.
Verwijder de geheugenkaart niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren gaan.
Probeer geen geheugenkaart of geheugenkaartadapter van een ander type in de geheugenkaartsleuf te plaatsen.
Als u een niet-compatibele geheugenkaart of geheugenkaartadapter plaatst, is deze mogelijk moeilijk uit de sleuf te
verwijderen. De geheugenkaart of -adapter kan bovendien de computer beschadigen.
Opmerkingen over het gebruik van de SD-geheugenkaart
Uw computer is alleen getest en compatibel bevonden met geheugenkaarten van de belangrijkste fabrikanten die vanaf
januari 2009 verkrijgbaar zijn. Niet voor alle geheugenkaarten die aan dezelfde specificaties voldoen als de compatibele
media, kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
SD-geheugenkaarten met een capaciteit van maximaal 2 GB en SDHC-geheugenkaarten met een capaciteit van
maximaal 32 GB zijn getest en compatibel bevonden met uw computer.
De sleuf voor de SD-geheugenkaart op de computer ondersteunt de functie voor snelle gegevensoverdracht van de
SD-geheugenkaart en de SDHC-geheugenkaart niet.
52
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
Het internet gebruiken
Voordat u internet kunt gebruiken moet u een abonnement nemen bij een internetprovider en apparaten instellen die nodig
zijn om op uw computer verbinding te maken met internet.
De volgende types internetverbindingen zijn verkrijgbaar van internetproviders:
Glasvezel (FTTH)
DSL (Digital Subscriber Line)
Via een kabelmodem
Via satelliet
Inbelverbinding
Vraag uw internetprovider voor meer informatie over de benodigde apparatuur en voor instructies voor het verbinden van uw
computer met internet.
Om een draadloze internetverbinding te maken met uw computer, moet u een draadloos LAN-netwerk instellen. Zie Draadloos LAN gebruiken (pagina 56)
voor meer informatie.
!
Neem de nodige beveiligingsmaatregelen om uw computer te beveiligen tegen gevaren online wanneer u verbinding maakt met internet.
Als uw computer niet is uitgerust met een ingebouwde modem, moet u een externe modem aansluiten, bijvoorbeeld een USB-telefoonmodem,
een DSL-modem of een kabelmodem. Voor gedetailleerde instructies over het aansluiten en configureren van uw modem raadpleegt u de handleiding
van uw modem.
53
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
Een telefoonkabel aansluiten
!
De volgende procedure is alleen van toepassing op modellen met een ingebouwde modem.
1 Steek het ene uiteinde van de telefoonkabel (1) in de modempoort van de computer.
2 Steek het andere uiteinde van de telefoonkabel in een stopcontact (2).
!
Uw computer werkt niet met gemeenschappelijke telefoonlijnen, kan niet worden verbonden met een munttelefoon en werkt mogelijk niet met meerdere
telefoonlijnen of met een PBX-telefooncentrale. Sommige van deze aansluitingen kunnen leiden tot een te hoge elektrische stroom en kunnen de
ingebouwde modem beschadigen.
Als u een telefoonkabel aansluit met een splitter, zal de modem of het aangesloten apparaat mogelijk niet meer behoorlijk werken.
Een inbelverbinding met het internet instellen
!
De volgende procedure is alleen van toepassing op modellen met een ingebouwde modem.
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Verbinding met internet maken onder Netwerk en internet.
Het venster Verbinding met internet maken verschijnt.
3 Klik op Inbelverbinding.
4 Volg de instructies op het scherm.
54
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
Het netwerk (LAN) gebruiken
U kunt de computer aansluiten op netwerken van het type 1000BASE-T
*
/100BASE-TX/10BASE-T via een Ethernet-netwerkkabel.
Sluit het ene uiteinde van een netwerkkabel (niet meegeleverd) aan op de netwerkpoort (Ethernet) van de computer of op
het optionele dokstation en het andere uiteinde op het netwerk. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor de gedetailleerde
instellingen en de apparaten die nodig zijn voor de aansluiting op het netwerk.
* Alleen beschikbaar via de netwerkpoort (Ethernet) van het optionele dokstation.
Uw computer kan op het netwerk worden aangesloten met de standaardinstellingen.
Als de computer is aangesloten op het dokstation, dient u te selecteren welke netwerkpoort (Ethernet) wordt gebruikt. Volg de instructies op het scherm.
55
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
!
Sluit geen telefoonkabel aan op de netwerkpoort (Ethernet) van uw computer.
Als de netwerkpoort (Ethernet) is aangesloten op de hieronder genoemde telefoonlijnen, kan door hoge elektrische stroom naar de poort schade,
oververhitting of brand worden veroorzaakt.
- Telefoonlijnen voor thuisgebruik (intercom-luidsprekertelefoon) of zakelijk gebruik (bedrijfstelefoon met meerdere lijnen)
- De lijnen van het openbare telefoonnet
- PBX (private branch exchange)
56
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Draadloos LAN gebruiken
Dankzij de functie voor draadloos LAN (WLAN) kunnen al uw digitale apparaten met ingebouwde WLAN-functionaliteit vrij
met elkaar communiceren via een netwerk. Een WLAN is een netwerk waarin een gebruiker een verbinding kan maken met
een lokaal netwerk (LAN) via een draadloze (radio) verbinding.
WLAN ondersteunt alle normale Ethernet-connectiviteit, maar biedt twee extra voordelen: mobiliteit en roaming. U hebt nog
altijd toegang tot informatie, het internet/intranet en netwerkbronnen, zelfs in volle vergadering of terwijl u zich verplaatst.
U kunt communiceren zonder een toegangspunt. Dit betekent dat u zonder toegangspunt een verbinding tot stand kunt
brengen met een beperkt aantal computers (ad hoc) of dat u kunt communiceren via een toegangspunt, waardoor u een
volledig infrastructuurnetwerk kunt creëren.
In sommige landen is het gebruik van WLAN-producten onderworpen aan lokale regelgeving (bijvoorbeeld een beperkt aantal kanalen). Lees daarom
de draadloze LAN-voorschriften grondig door alvorens u de WLAN-functie inschakelt.
WLAN maakt gebruik van de IEEE 802.11a
*
/b/g-standaard of de IEEE 802.11n
*
-conceptstandaard, die de specificaties voor de gebruikte technologie bevat.
Deze standaard bevat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol, Wi-Fi Protected Access 2 (WPA2) en
Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk voorstel van de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn specificaties van op
standaarden gebaseerde, onderling uitwisselbare verbeteringen in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de toegangscontrole van
de bestaande Wi-Fi-netwerken worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie IEEE 802.11i. Het maakt gebruik
van het verbeterde gegevenscodeersysteem TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) naast de gebruikersidentificatie met behulp van 802.1X en EAP
(Extensible Authentication Protocol). De kwetsbare draadloze verbinding tussen de clients en de toegangspunten wordt beveiligd door middel van codering.
Daarnaast zijn er een aantal speciaal voor LAN's ontwikkelde beveiligingsmechanismen voor het beschermen van de privacy zoals: wachtwoordbeveiliging,
end-to-end codering, VPN's (virtual private networks) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA, biedt betere gegevensbeveiliging en
netwerktoegangscontrole, en is ook ontworpen om alle 802.11-apparaten te beveiligen, ongeacht de versie (802.11b, 802.11a, 802.11g en
802.11n-conceptstandaard, multi-band en multi-mode). Bovendien biedt WPA2 op basis van de geratificeerde norm IEEE 802.11i beveiliging van
overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die voldoet aan NIST (National Institute of Standards and Technology) FIPS 140-2,
en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is achterwaarts compatibel met WPA.
* Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
57
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
De IEEE 802.11b/g-standaard is een draadloze LAN-standaard die de 2,4 GHz-bandbreedte gebruikt. De IEEE 802.11g-standaard biedt snellere
communicatie dan de IEEE 802.11b-standaard.
De IEEE 802.11a-standaard is een draadloze LAN-standaard die de 5 GHz-bandbreedte gebruikt.
De IEEE 802.11n-conceptstandaard is een draadloze LAN-standaard die de 2,4 GHz- of 5 GHz-bandbreedte gebruikt.
Communicatie tussen draadloze LAN-apparaten die de 2,4 GHz-bandbreedte gebruiken en de apparaten die de 5 GHz-bandbreedte gebruiken, is niet
mogelijk omdat de gebruikte frequenties verschillend zijn.
De 2,4 GHz-bandbreedte die wordt gebruikt door apparaten die compatibel zijn met Wireless LAN, wordt ook gebruikt door diverse andere soorten
apparaten. Ondanks dat apparaten die compatibel zijn met Wireless LAN gebruikmaken van technieken om storing van andere apparaten die dezelfde
bandbreedte gebruiken te minimaliseren, kan dergelijke storing leiden tot een lagere communicatiesnelheid, een kleiner communicatiebereik of een
onderbroken draadloze verbinding.
De communicatiesnelheid varieert afhankelijk van de afstand tussen de communicerende apparaten, de aanwezigheid van obstakels tussen de
apparaten, de configuratie van de apparaten, de zendcondities en de gebruikte software. Bovendien kunnen de communicaties worden afgesneden,
afhankelijk van de zendcondities.
Het communicatiebereik varieert afhankelijk van de werkelijke afstand tussen de communicerende apparaten, de aanwezigheid van obstakels tussen de
apparaten, de zendcondities, de onmiddellijke omgeving, waaronder de aanwezigheid van muren en de materialen waarvan deze gemaakt zijn, en de
gebruikte software.
De eigenlijk communicatiesnelheid is mogelijk niet zo snel als wordt weergegeven op uw computer.
Als u IEEE 802.11b- en IEEE 802.11g-producten implementeert op hetzelfde draadloze netwerk, kan de communicatiesnelheid lager worden als gevolg
van radiostoring. Bovendien zijn IEEE 802.11g-apparaten zodanig ontworpen dat ze de communicatiesnelheid verlagen als ze communiceren met
IEEE 802.11b-producten. Wanneer de communicatiesnelheid lager is dan verwacht, kan de communicatiesnelheid hoger worden door het draadloze
kanaal op het toegangspunt te veranderen.
58
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Communiceren zonder een toegangspunt (ad hoc)
Een ad-hocnetwerk is een netwerk waarin een LAN enkel door draadloze apparaten zelf tot stand wordt gebracht, zonder
een andere centrale controller of een ander toegangspunt. Elk apparaat communiceert rechtstreeks met andere apparaten
in het netwerk. U kunt thuis gemakkelijk een ad-hocnetwerk tot stand brengen.
59
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Communiceren zonder een toegangspunt (ad hoc)
!
De IEEE 802.11a-standaard, die de 5 GHz-bandbreedte gebruikt en de IEEE 802.11n-conceptstandaard, die de 2,4 GHz- of 5 GHz-bandbreedte gebruikt,
zijn niet beschikbaar op ad-hocnetwerken.
1 Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2 Klik op de knop naast of boven de gewenste optie(s) voor draadloze communicatie in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje aan gaat.
3 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
4 Klik op Netwerkstatus en -taken weergeven onder Netwerk en internet.
5 Klik op Verbinding of netwerk instellen in het linkerdeelvenster.
Het venster Verbinding of netwerk instellen verschijnt.
6 Selecteer een optie om de ad-hocnetwerkinstellingen op te geven en klik op Volgende.
7 Volg de instructies op het scherm.
60
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Communiceren met een toegangspunt (infrastructuur)
Een infrastructuurnetwerk is een netwerk dat een bestaand bedraad lokaal netwerk uitbreidt naar draadloze apparaten door
middel van een toegangspunt (niet meegeleverd). Het toegangspunt slaat een brug tussen het draadloze en bedrade LAN
en fungeert als centrale controller voor het draadloze lokale netwerk. Het toegangspunt coördineert de transmissie en
ontvangst van meerdere draadloze apparaten binnen een specifiek bereik.
Het toegangspunt selecteert het te gebruiken kanaal voor een infrastructuurnetwerk.
!
Verdere informatie over hoe u het kanaal selecteert dat door het toegangspunt zal worden gebruikt, vindt u in de handleiding bij uw toegangspunt.
61
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Verbinding maken met een draadloos netwerk
1 Controleer of een toegangspunt is ingesteld.
Raadpleeg de handleiding van uw toegangspunt voor meer informatie.
2 Schakel de schakelaar WIRELESS in.
3 Klik op de knop naast of boven de gewenste optie(s) voor draadloze communicatie in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje aan gaat.
!
Draadloze LAN-communicatie (IEEE 802.11a-standaard) met alleen de 5 GHz bandbreedte (alleen beschikbaar op bepaalde modellen), is standaard
uitgeschakeld. Om communicatie op de 5 GHz bandbreedte mogelijk te maken, moet u de optie inschakelen om de 5 GHz bandbreedte of zowel de
2,4 GHz en 5 GHz bandbreedte te gebruiken op het tabblad WLAN in het instellingenvenster VAIO Smart Network.
4 Klik met de rechtermuisknop op of op de taakbalk en selecteer Verbinding met een netwerk maken.
5 Selecteer het gewenste toegangspunt en klik op Aansluiten.
Voor WPA-PSK of WPA2-PSK verificatie moet u een woordgroep invoeren. De woordgroep is hoofdlettergevoelig en moet een tekstreeks zijn met tussen
de 8 en 63 tekens, of een hexadecimale reeks van 64 tekens.
62
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Draadloze LAN-communicatie stoppen
Draadloze LAN-communicatie stoppen
Klik op de knop naast of boven het pictogram WLAN in het venster VAIO Smart Network.
!
Als u de WLAN-functie uitschakelt terwijl externe documenten, bestanden of bronnen worden gebruikt, kan gegevensverlies optreden.
63
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
De Bluetooth-functie gebruiken
U kunt draadloze communicatie tot stand brengen tussen uw computer en andere Bluetooth
®
-apparaten, zoals andere
computers of mobiele telefoons. U kunt zonder kabels informatie tussen deze apparaten uitwisselen tot op een afstand van
10 meter in een open ruimte.
Opmerkingen over het gebruik van de Bluetooth-functie
De gegevensoverdrachtsnelheid varieert, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
Obstakels, zoals muren, die zich tussen apparaten bevinden
De afstand tussen de apparaten
Het in de muren gebruikte materiaal
De nabijheid van magnetrons en draadloze telefoons
Radiofrequentie-interferentie en andere omgevingsfactoren
De configuratie van de apparaten
Het type softwaretoepassing
Het type besturingssysteem
Het gelijktijdig gebruik van zowel draadloos LAN als Bluetooth-functies op uw computer
De grootte van het bestand dat wordt uitgewisseld
Vanwege de beperkingen van de Bluetooth-standaard kunnen grote bestanden tijdens de continue overdracht soms
beschadigd raken als gevolg van elektromagnetische interferentie in de omgeving.
Alle Bluetooth-apparaten moeten zijn gecertificeerd om ervoor te zorgen dat de geldende standaardvereisten worden
aangehouden. Zelfs als aan de standaarden wordt voldaan, kunnen de prestaties, specificaties en bedieningsprocedures
van afzonderlijke apparaten verschillen. Niet in alle situaties is het mogelijk gegevens uit te wisselen.
64
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
Video en geluid lopen mogelijk niet synchroon als u video's op uw computer afspeelt met het geluid op een aangesloten
Bluetooth-apparaat. Dit komt vaker voor met Bluetooth-technologie en is geen defect.
De 2,4 GHz-band, waar Bluetooth-apparaten of draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende
apparaten gebruikt. Bluetooth-apparaten maken gebruik van een technologie die de interferentie van andere apparaten
die dezelfde golflengte gebruiken, minimaliseert. Gelijktijdig gebruik van de Bluetooth-functie en draadloze
communicatieapparaten kan echter leiden tot radiostoring. Hierdoor kunnen de communicatiesnelheden en -afstanden
minder zijn dan de standaardwaarden.
Lees de Bluetooth-voorschriften voordat u de Bluetooth-functie gebruikt.
De Bluetooth-functie werkt mogelijk niet met andere apparaten, afhankelijk van de fabrikant of de softwareversie die wordt
gebruikt door de fabrikant.
Als u meerdere Bluetooth-apparaten op de computer aansluit, kan het gehele kanaal in beslag worden genomen,
waardoor de prestaties van de apparaten verminderen. Dit is een normale eigenschap van Bluetooth-technologie
en is geen defect.
65
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
Bluetooth-beveiliging
De draadloze technologie van Bluetooth beschikt over een identificatiefunctie waarmee u kunt vaststellen met wie
u communiceert. Met de identificatiefunctie kunt u voorkomen dat anonieme Bluetooth-apparaten toegang kunnen
krijgen tot uw computer.
De eerste keer dat twee Bluetooth-apparaten met elkaar communiceren, dient voor beide apparaten een sleutel
(een wachtwoord dat nodig is voor de verificatie) te worden vastgesteld. Hiermee worden deze apparaten geregistreerd.
Wanneer een apparaat eenmaal is geregistreerd, hoeft u deze sleutel niet opnieuw in te voeren.
De sleutel kan iedere keer verschillend zijn, maar moet wel aan beide zijden hetzelfde zijn.
Voor bepaalde apparaten, zoals een muis, kan geen sleutel worden ingevoerd.
66
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
U kunt een draadloze verbinding tot stand brengen tussen de computer en een Bluetooth-apparaat, bijvoorbeeld een andere
computer, een mobiele telefoon, PDA, headset, muis of digitale camera.
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
Voor de communicatie met een ander Bluetooth-apparaat moet u eerst de Bluetooth-functie instellen. Zoek voor informatie
over het instellen en gebruiken van de Bluetooth-functie naar informatie over Bluetooth in Windows Help en ondersteuning.
1 Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2 Klik op de knop naast of boven het pictogram Bluetooth in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje aan gaat.
67
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
Bluetooth-communicatie stoppen
Bluetooth-communicatie stoppen
1 Schakel het Bluetooth-apparaat uit dat met de computer communiceert.
2 Klik op de knop naast of boven het pictogram Bluetooth in het venster VAIO Smart Network.
68
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Voor extra gebruiksgemak is de computer mogelijk uitgerust met een vingerafdruksensor.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Nadat u uw vingerafdruk(ken) hebt geregistreerd, biedt de functie voor vingerafdrukverificatie de volgende voorzieningen:
Een alternatief voor het invoeren van een wachtwoord
Aanmelden bij Windows (pagina 72)
Als u uw vingerafdrukken hebt geregistreerd voor uw gebruikersaccounts, kunt u in plaats van het wachtwoord
vingerafdrukherkenning gebruiken om u bij Windows aan te melden.
De functie Power-on Security (pagina 72)
Als u het opstartwachtwoord (pagina 110) en/of het wachtwoord voor de vaste schijf (pagina 115) hebt ingesteld,
kunt u in plaats van het wachtwoord vingerafdrukverificatie gebruiken als u de computer inschakelt.
Wachtwoorddatabank (Password Bank) voor snelle toegang tot websites (pagina 73)
In plaats van het invoeren van gegevens kunt u vingerafdrukverificatie gebruiken om toegang te verkrijgen tot websites
die met een wachtwoord zijn beveiligd (gebruikersaccounts, wachtwoorden, enz.).
De functie File Safe om gegevens te coderen/decoderen (pagina 73)
Met de functie File Safe kunt u bestanden en mappen coderen om een gedoceerd archief te maken. Wanneer u dergelijke
gecodeerde archieven wilt decoderen of openen, gebruikt u de vingerafdrukverificatie of voert u het wachtwoord in dat
u voor de codering hebt opgegeven.
Toepassingsstartfunctie voor een snelle toegang (pagina 73)
Nadat u een toepassing hebt toegewezen aan uw vinger, kunt u met de vinger over de vingerafdruksensor vegen om de
toegewezen toepassing te openen.
69
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Een vingerafdruk registreren
Als u de functie voor vingerafdrukverificatie wilt gebruiken, moet u uw vingerafdruk(ken) registreren in de computer.
Stel het Windows-wachtwoord op de computer in voordat u de vingerafdruk(ken) registreert. Zie Het Windows-wachtwoord toevoegen (pagina 119)
voor gedetailleerde instructies.
Een vingerafdruk registreren
Er kunnen maximaal 10 vingerafdrukken worden geregistreerd voor elke gebruiker en maximaal 21 vingerafdrukken voor aanmelding bij het systeem
met de functie Power-on Security. Het is ook mogelijk de vingerafdruk te selecteren die u later wilt gebruiken voor de functie Power-on Security.
1 Klik op Start, ga naar Alle programma's, klik op Protector Suite QL en vervolgens op Controlecentrum (Control Center).
2 Klik op Vingerafdrukken (Fingerprints) en op Initialiseren (Initialize).
3 Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg het Help-bestand voor meer informatie.
70
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Als het registreren van een vingerafdruk niet is gelukt, volgt u deze stappen om het nogmaals te proberen.
1 Plaats het bovenste gewricht van de vinger op de vingerafdruksensor (1).
71
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
2 Veeg loodrecht met de vinger over de vingerafdruksensor.
!
Plaats het topje van de vinger in het midden van de vingerafdruksensor.
Scan de vingerafdruk van het bovenste gewricht van de vinger tot aan het topje.
Zorg er tijdens het vegen voor dat de vinger in contact blijft met de vingerafdruksensor.
Het registreren van vingerafdrukken kan mislukken als u te snel of te langzaam beweegt met de vinger. Wacht ongeveer één seconde om de
vingerafdruksensor in staat te stellen de vingerafdruk te scannen.
Uw vingerafdruk wordt mogelijk niet geregistreerd en/of herkend als uw vinger bijvoorbeeld erg droog, nat, gerimpeld, gewond of vies is.
Registreer meer dan één vingerafdruk in het geval dat de vingerafdruksensor de vingerafdruk niet herkent.
Zorg dat uw vingertopje en de vingerafdruksensor schoon zijn voordat u gaat vegen om de prestaties bij het herkennen te optimaliseren.
72
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Aanmelden bij het systeem
Als u de functie voor vingerafdrukverificatie wilt gebruiken in plaats van het invoeren van een wachtwoord om u aan te melden
bij het systeem, moet u het wachtwoord voor inschakelen, de harde schijf en Windows instellen en de computer configureren
voor vingerafdrukverificatie.
Raadpleeg Het wachtwoord instellen (pagina 110) voor meer informatie over het instellen van het wachtwoord voor
inschakelen, de vaste schijf en Windows.
Zie het Help-bestand van Protector Suite QL voor meer informatie.
Aanmelden bij Windows
Als u uw vingerafdrukken hebt geregistreerd voor uw gebruikersaccount, kunt u in plaats van het wachtwoord
vingerafdrukverificatie gebruiken om u bij Windows aan te melden. U meldt zich aan bij Windows door met de geregistreerde
vinger over de sensor te bewegen wanneer het aanmeldingsvenster van Windows wordt weergegeven.
De functie Power-on Security
Als u het opstartwachtwoord (pagina 110) en/of het wachtwoord voor de vaste schijf (pagina 115) hebt ingesteld, kunt u in
plaats van het wachtwoord vingerafdrukverificatie gebruiken als u de computer inschakelt.
73
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
De Wachtwoorddatabank (Password Bank) gebruiken
Nadat u uw gebruikersgegevens (gebruikersaccounts, wachtwoorden, enz.) voor websites hebt geregistreerd in de
Wachtwoorddatabank (Password Bank), kunt u vingerafdrukverificatie gebruiken voor het invoeren van benodigde
gegevens en het verkrijgen van toegang tot websites die met een wachtwoord zijn beveiligd.
Zie het Help-bestand van Protector Suite QL voor meer informatie.
!
Het is mogelijk dat u de functie Wachtwoorddatabank (Password Bank) niet kunt gebruiken. Dit is afhankelijk van de website die u opent.
De functie File Safe gebruiken
Met de functie File Safe kunt u een gecodeerd archief maken om een bestand en/of map op te nemen om te beveiligen tegen
onbevoegde toegang. Het gecodeerde archief kan worden gedecodeerd of ontgrendeld om een bestand of map te openen
door met uw vinger over de vingerafdruksensor te vegen of door het back-upwachtwoord in te voeren die u voor codering
hebt opgegeven.
Zie het Help-bestand van Protector Suite QL voor meer informatie.
De toepassingsstarter gebruiken
Met de toepassingsstartfunctie van uw computer kunt u uw voorkeurstoepassing (een programmabestand) starten als deze
is toegewezen aan een vinger met een geregistreerde vingerafdruk. Nadat u een toepassing hebt toegewezen aan uw vinger,
opent u de toegewezen toepassing door met de vinger over de vingerafdruksensor te bewegen.
Zie het Help-bestand van Protector Suite QL voor meer informatie.
74
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Vingerafdrukverificatie gebruiken met de TPM
Met de gegevenscodeerfunctie TPM kan het gebruik van de vingerafdrukverificatie de computerbeveiliging verhogen.
Zie De TPM gebruiken (pagina 75) voor instructies voor het gebruik van TPM.
Wanneer u vingerafdrukverificatie met de TPM wil gebruiken, moet de computer behalve over de TPM ook over een vingerafdruksensor beschikken.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Zie het Help-bestand van Protector Suite QL voor meer informatie.
Geregistreerde vingerafdrukken wissen
Voordat u de computer wegdoet of overdraagt aan een derde, wordt het ten zeerste aanbevolen de vingerafdrukgegevens
die voor de vingerafdruksensor zijn geregistreerd, te wissen nadat u de gegevens op het ingebouwde opslagapparaat hebt
gewist.
Geregistreerde vingerafdrukken wissen
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Druk op de toets < of , om Security te selecteren en het tabblad Security weer te geven.
4 Druk op de toets
m om Clear Fingerprint Data te selecteren en druk op Enter.
5 Selecteer wanneer om bevestiging wordt gevraagd Continue en druk op Enter.
De vingerafdrukgegevens die voor de vingerafdruksensor zijn geregistreerd, worden automatisch gewist wanneer het
systeem opnieuw wordt opgestart.
75
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
De TPM gebruiken
De Trusted Platform Module (TPM) is alleen in bepaalde modellen geïntegreerd en levert basisfuncties voor beveiliging van
de computer. In combinatie met de TPM kunt u uw gegevens coderen en decoderen als extra beveiliging tegen onbevoegde
toegang.
TPM's, die ook wel beveiligingschips worden genoemd, worden gedefinieerd door de Trusted Computing Group (TCG).
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
76
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
Belangrijke opmerking
Codeer niet de bestanden met sleutels die voor codering worden gebruikt of de mappen met dergelijke bestanden.
Wanneer u de bestanden in de mappen met basisgebruikerssleutels en andere bestanden die verderop in dit gedeelte
worden genoemd, codeert met het Encrypting File System (EFS), kunt u de TPM-software niet meer starten en de
gecodeerde gegevens niet meer decoderen als:
De TPM-software is geïnstalleerd.
Het platform is geïnitialiseerd.
De EFS-functie is ingeschakeld tijdens het proces voor gebruikersinitialisatie.
Met de standaardinstellingen kunnen de bestanden in de mappen hieronder niet worden gecodeerd, doordat ze
systeemkenmerken hebben.
Wijzig de systeemkenmerken van de bestanden in de mappen hieronder niet.
!
De volgende mappen zijn standaard onzichtbaar.
Mappen met basisgebruikerssleutels en andere mappen
C:\<gebruikersnaam>\All Users\Infineon\TPM Software 2.0\BackupData
C:\<gebruikersnaam>\All Users\Infineon\TPM Software 2.0\PlatformKeyData
C:\<gebruikersnaam>\All Users\Infineon\TPM Software 2.0\RestoreData
(C:\<gebruikersnaam>\All Users is een snelkoppeling naar C:\ProgramData.)
C:\<gebruikersnaam>\<account>\AppData\Roaming\Infineon\TPM Software 2.0\UserKeyData
77
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
U moet onderstaande archief-, back-up- of token-bestanden niet coderen. U kunt deze op geen enkele manier herstellen
als u ze niet correct codeert.
Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor problemen en schadegevallen die voortvloeien uit het per ongeluk
coderen van de onderstaande mappen en bestanden.
Automatisch back-upbestand
Standaardbestandsnaam: SPSystemBackup.xml
Standaardpad: Geen (door te klikken op Browse wordt het venster <gebruikersmap>\Documents\
Security Platform geopend.)
Opslagmap voor automatische back-upgegevens
Standaardmapnaam: SPSystemBackup
De map wordt gemaakt als de submap voor het bestand SPSystemBackup.xml.
Token-bestand voor het herstellen van de TPM-configuratie
Standaardbestandsnaam: SPEmRecToken.xml
Standaardpad: verwisselbaar medium (diskette, USB-geheugen, enz.)
Back-upbestand voor sleutels en certificaten
Standaardbestandsnaam: SpBackupArchive.xml
Standaardpad: Geen (door te klikken op Browse wordt het venster <gebruikersmap>\Documents\
Security Platform geopend.)
PSD-back-upbestand
Standaardbestandsnaam: SpPSDBackup.fsb
Standaardpad: Geen (door te klikken op Browse wordt het venster <gebruikersmap>\Documents\
Security Platform geopend.)
78
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
U moet het onderstaande token-bestand voor wachtwoordherstel of geheime bestanden niet coderen. U kunt het
wachtwoord op geen enkele manier herstellen als u deze niet correct codeert.
Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor problemen en schadegevallen die voortvloeien uit het per ongeluk
coderen van de onderstaande mappen en bestanden.
Token-bestand voor wachtwoordherstel
Standaardbestandsnaam: SPPwdResetToken.xml
Standaardpad: verwisselbaar medium (diskette, USB-geheugen, enz.)
Geheim bestand voor wachtwoordherstel
Standaardbestandsnaam: SPPwdResetSecret.xml
Standaardpad: verwisselbaar medium (diskette, USB-geheugen, enz.)
79
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
De TPM configureren
Als u de geïntegreerde TPM wilt gebruiken, moet u het volgende doen:
1 De TPM inschakelen in het scherm BIOS Setup.
2 Het Infineon TPM Professional Package installeren.
3 De TPM initialiseren en configureren.
U schakelt als volgt de TPM in het scherm BIOS Setup in
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Druk op < of , om het tabblad Security te selecteren, druk vervolgens op M of m om Change TPM State te selecteren
en druk ten slotte op Enter.
4 Druk op de toets M of m om Enable te selecteren en druk op Enter.
5 Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
6 Nadat het systeem opnieuw is opgestart, selecteert u Execute in het bevestigingsvenster en drukt u vervolgens op Enter.
U kunt de TPM ook uitschakelen en de TPM-configuratie wissen in het scherm BIOS Setup.
!
Stel, voordat u de TPM inschakelt, het opstartwachtwoord en het wachtwoord voor de vaste schijf in ter beveiliging tegen onbevoegde wijziging van de
TPM-configuratie.
Als de TPM is ingeschakeld, duurt het langer voordat het VAIO-logo verschijnt. Dit wordt veroorzaakt door beveiligingscontroles tijdens het starten van
de computer.
Houd er rekening mee dat u geen toegang hebt tot via TPM beveiligde gegevens als u de TPM Ownership wist. Zorg dat u een back-up maakt van de
door TPM beveiligde gegevens voordat u de TPM-configuratie wist.
80
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
Het Infineon TPM Professional Package installeren
Lees het bestand Readme.txt in de map C:\Infineon\Readme. Dubbelklik vervolgens op setup.exe in de map C:\Infineon
om het pakket te installeren.
Voor installatie van dit pakket hebt u beheerdersrechten nodig op de computer.
!
Tijdens het installeren van het Infineon TPM Professional Package moet u een aantal wachtwoorden instellen. Zonder deze wachtwoorden kunt u geen
via TPM beveiligde gegevens of back-upbestanden herstellen. Schrijf de wachtwoorden op, bewaar ze op een veilige plek en geef ze niet aan anderen.
De TPM initialiseren en configureren
Raadpleeg de documentatie op het scherm voor gedetailleerde informatie. U opent de documentatie door op Start te klikken,
Alle programma's en Infineon Security Platform Solution aan te wijzen en op Help te klikken.
!
Het onderhoud en beheer van gegevens die via TPM's zijn beveiligd, moet op eigen risico worden uitgevoerd. Sony accepteert geen enkele
aansprakelijkheid voor enige defecten die voortvloeien uit uw gegevensonderhoud en -beheer.
81
nN
Randapparaten gebruiken >
Randapparaten gebruiken
U kunt de functies van de VAIO-computer uitbreiden met behulp van de verschillende poorten op de computer.
Een dokstation aansluiten (pagina 82)
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten (pagina 90)
Een externe monitor aansluiten (pagina 91)
Weergavemodi selecteren (pagina 99)
De meerdere-monitorsmodus gebruiken (pagina 102)
Een externe microfoon aansluiten (pagina 104)
Een USB-apparaat aansluiten (pagina 105)
Een i.LINK-apparaat aansluiten (pagina 107)
82
nN
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
Een dokstation aansluiten
Door een dokstation aan te sluiten, kunt u extra randapparaten op de computer aansluiten, zoals een printer en een
extern beeldscherm.
Er wordt geen dokstation geleverd bij de computer. Het dokstation is beschikbaar als optioneel accessoire.
83
nN
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
De poorten op het dokstation
!
Het dokstation kan alleen op de netspanning worden aangesloten via de netadapter die bij uw computer wordt geleverd. Verwijder de netadapter niet
uit het dokstation of het stopcontact als u het dokstation gebruikt. Er kunnen dan gegevens beschadigd raken of storingen aan de hardware ontstaan.
Gelijktijdig gebruik van de HDMI-uitvoerpoort op uw computer en de DVI-D-poort of de MONITOR-poort op het dokstation is niet mogelijk.
A DC IN-lampje
Brandt als het dokstation is ingeschakeld.
B IN USE-lampje (pagina 87)
C UNDOCK-knop (pagina 87)
D DC IN-poort (pagina 84)
E Netwerkpoort (Ethernet)
(1000BASE-T/100BASE-TX/10BASE-T) (pagina 54)
F Hi-Speed USB-poorten (USB 2.0)
*1
(pagina 105)
G DVI-D-poort
*2
(pagina 92)
H MONITOR-poort (pagina 92)
*1
Ondersteuning hoge/volle/lage snelheid.
*2
Werkt alleen op modellen met de ATI-videocontroller.
84
nN
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
Uw computer aansluiten op het dokstation
!
Plaats de batterij voordat u de computer op het dokstation aansluit.
Uw computer aansluiten op het dokstation
!
Gebruik de netadapter die is meegeleverd met uw computer.
Verplaats uw computer niet wanneer deze is aangesloten op het dokstation. Het dokstation kan dan namelijk losraken, waardoor beide apparaten
beschadigingen kunnen oplopen.
1 Ontkoppel alle randapparaten van de computer.
2 Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (2) en het andere uiteinde in een stopcontact.
3 Steek de stekker van de netadapter (2) in de DC IN-poort (3) van het dokstation (4).
85
nN
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
4 Open het kapje van de aansluiting voor het dokstation aan de onderzijde van de computer.
5 Leg de onderste hoeken aan de achterkant van de computer gelijk met de geleiders op het dokstation.
86
nN
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
6 Druk de computer voorzichtig naar beneden totdat deze vastklikt.
7 Zet de computer aan.
87
nN
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
Uw computer verwijderen uit het dokstation
!
Als u de computer verwijdert, mogen er geen apparaten in gebruik zijn die zijn gekoppeld aan het dokstation.
Verwijder de computer niet uit het dokstation als het lampje IN USE brandt. Als u de computer verwijdert terwijl het lampje IN USE brandt,
kan dit resulteren in verlies van niet-opgeslagen gegevens of schade aan de computer.
Als de batterij bijna leeg is en u de computer verwijdert uit het dokstation, kan dit resulteren in verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Verwijder de computer niet uit het dokstation tijdens het afspelen van videobeelden. Sluit de softwaretoepassing die u gebruikt om videobeelden af te
spelen voordat u de computer verwijdert.
Nadat u de stappen van Uw computer verwijderen uit het dokstation (pagina 88) hebt uitgevoerd, moet u de computer van het dokstation halen.
Als u de computer gebruikt terwijl deze zich nog op het dokstation bevindt, kan dit leiden tot instabiliteit.
88
nN
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
Uw computer verwijderen uit het dokstation
1 Druk op de knop UNDOCK (1) en wacht tot het lampje IN USE (2) uitgaat.
Als het lampje IN USE niet brandt, hoeft u niet op de knop UNDOCK te drukken.
Als u op de knop UNDOCK drukt terwijl de computer in een energiebesparende modus staat, keert de computer eerst terug naar de normale modus en
wordt vervolgens de verwijderingsprocedure gestart.
89
nN
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
!
Nadat de computer is teruggekeerd naar de normale modus, moet u deze van het dokstation halen. Als u de computer gebruikt terwijl deze zich nog op
het dokstation bevindt, kan dit leiden tot instabiliteit.
2 Til de computer van het dokstation.
3 Sluit het kapje van de aansluiting voor het dokstation aan de onderzijde van de computer.
U kunt de computer ook op de volgende manier verwijderen uit het dokstation:
1 Klik op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Vergrendelen en daarna op Loskoppelen.
2 Controleer of een ballon wordt weergeven en dat het lampje IN USE uitgaat. Til de computer vervolgens van het
dokstation.
3 Sluit het kapje van de aansluiting voor het dokstation aan de onderzijde van de computer.
!
Het is uiterst belangrijk dat u het kapje van de aansluiting voor het dokstation sluit nadat u de computer van het dokstation hebt losgekoppeld.
Als het kapje open blijft, kan er stof binnenkomen en kan de computer beschadigd raken.
Als u de netstroom naar het dokstation volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los.
90
nN
Randapparaten gebruiken >
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
U kunt externe geluidsapparatuur, zoals luidsprekers of een hoofdtelefoon (niet meegeleverd) aansluiten op uw computer.
Externe luidsprekers aansluiten
Sluit alleen luidsprekers aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
!
Verlaag het volume vóór u de luidsprekers inschakelt.
Sluit externe luidsprekers (1) aan op de hoofdtelefoonconnector (2) i met een luidsprekerkabel (3) (niet meegeleverd).
91
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Een externe monitor aansluiten
U kunt een externe monitor (niet meegeleverd) aansluiten op de computer. U kunt de computer bijvoorbeeld gebruiken met
een computermonitor of een projector.
Functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Sluit het netsnoer van de externe monitor pas aan nadat u alle andere kabels hebt aangesloten.
92
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Een monitor aansluiten
U kunt een monitor rechtstreeks of via het optionele dokstation op de computer aansluiten.
Een monitor aansluiten
!
De monitorpoort van de computer is niet bereikbaar als de computer op het dokstation is aangesloten.
De DVI-D-poort op het dokstation werkt alleen op modellen met de ATI-videocontroller.
1 Indien nodig steekt u het ene uiteinde van het netsnoer (1) van de monitor in de monitor en het andere uiteinde in een
stopcontact.
2 Als u een analoge monitor wilt aansluiten, sluit u de monitorkabel (2) aan op de monitorpoort (3) a van de computer of
het dokstation.
93
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
3 Als u een TFT/DVI-beeldscherm wilt aansluiten, sluit u de monitorkabel (2) aan op een HDMI-naar-DVI-D-adapter (3) en
sluit de HDMI-kabel (4) aan op de HDMI-naar-DVI-D-adapter (3) en op de HDMI-uitvoerpoort (5) op de computer (indien
aanwezig), of sluit de monitorkabel (2) aan op de DVI-D-poort op het dokstation.
4 Als het externe beeldscherm is uitgerust met een HDMI-poort, sluit u een HDMI-kabel aan op de HDMI-uitvoerpoort van
de computer en op de HDMI-poort van het beeldscherm.
!
Uw computer voldoet aan de HDCP-standaard en kan het transmissiekanaal van digitale videosignalen coderen voor auteursrechtbeveiliging,
zodat u een breed scala aan auteursrechtelijk beschermde inhoud van hoge kwaliteit kunt afspelen en weergeven. Sluit een met HDCP compliante
monitor aan op de HDMI-uitvoerpoort van uw computer (indien aanwezig) of op de DVI-D-poort van het dokstation om de auteursrechtelijk beschermde
inhoud te kunnen weergeven. Als op de computer een niet-compliante monitor is aangesloten, kunt u de auteursrechtelijk beschermde inhoud niet
afspelen of weergeven.
DVI-D staat voor Digital Visual Interface - Digital. Dit is een type DVI-poort dat alleen digitale videosignalen ondersteunt (geen analoge videosignalen).
Deze heeft een 24-pins aansluiting.
Een DVI-I-poort (Digital Visual Interface - Integrated) ondersteunt digitale en analoge videosignalen. Deze heeft een 29-pins aansluiting.
94
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Een multimediamonitor aansluiten
U kunt een multimediamonitor met ingebouwde luidsprekers en een microfoon rechtstreeks of via het optionele dokstation
op de computer aansluiten.
Een multimediamonitor aansluiten
!
De monitorpoort van de computer is niet bereikbaar als de computer op het dokstation is aangesloten.
1 Steek het netsnoer van de multimediamonitor (1) in een stopcontact.
2 Sluit de monitorkabel (2) aan op de monitorpoort (3) a van de computer of het dokstation.
3 Sluit de luidsprekerkabel (4) aan op de hoofdtelefoonconnector (5) i van de computer.
4 Steek de microfoonkabel (6) in de microfoonconnector (7) m op de computer.
95
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
96
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Een tv aansluiten
Als uw computer is uitgerust met een HDMI-uitvoerpoort, kunt u een tv met HDMI-ingang aansluiten op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Een tv aansluiten op uw computer
!
Om geluid te horen via het op de HDMI-uitvoerpoort aangesloten apparaat, moet u het apparaat voor geluidsuitvoer wijzigen. Zie Hoe wijzig ik het
geluidsuitvoerapparaat? (pagina 193) voor gedetailleerde instructies.
1 Steek het netsnoer van uw tv (1) in een stopcontact.
2 Steek het ene uiteinde van een HDMI-kabel (2) in de HDMI-uitvoerpoort (3) van de computer en het andere uiteinde in de tv.
3 Stel het ingangskanaal van de tv in op de externe ingang.
4 Stel het tv-configuratiesysteem in.
!
Als een ander stuurprogramma wordt gebruikt dan het stuurprogramma van Sony, kan het voorkomen dat beeld of geluid niet wordt weergegeven.
Gebruik altijd het door Sony meegeleverde stuurprogramma voor updates.
97
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie over het gebruik en de installatie.
De HDMI-kabel verzendt zowel video- als audiosignalen.
U kunt daarnaast een thuisbioscoopinstallatie of ander apparaat voor surroundgeluid aansluiten tussen uw computer en de
tv met de HDMI-aansluiting.
Zo sluit u een apparaat voor digitaal geluid van hoge kwaliteit aan tussen uw computer en een tv
!
Zorg voor het aansluiten van het apparaat op de computer eerst dat de HDMI-verbinding is gemaakt tussen de tv en de thuisbioscoopinstallatie of ander
apparaat voor surroundgeluid.
Om geluid te horen via het op de HDMI-uitvoerpoort aangesloten apparaat, moet u het apparaat voor geluidsuitvoer wijzigen. Zie Hoe wijzig ik het
geluidsuitvoerapparaat? (pagina 193) voor gedetailleerde instructies.
1 Schakel de tv in en stel deze in op HDMI-invoer.
2 Schakel de thuisbioscoopinstallatie of ander apparaat voor surroundgeluid in en stel de invoer in op HDMI.
3 Sluit een HDMI-kabel aan op de poort voor HDMI-invoer van de thuisbioscoopinstallatie of het andere apparaat voor
surroundgeluid en op de HDMI-uitvoerpoort van de computer.
4 Druk op de toetsen Fn+F7 om de beelduitvoer te wijzigen naar de aangesloten tv.
U kunt de schermresolutie van de aangesloten tv wijzigen via uw computer. Zie Waarom geeft mijn scherm geen video weer? (pagina 183) voor de
gedetailleerde procedure.
Met de HDMI-verbinding kan het volume alleen worden aangepast via het aangesloten audioapparaat. Via de computer hebt u geen controle over het
uitvoervolume van de aangesloten apparaten.
98
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Een projector aansluiten
U kunt een projector (zoals de Sony LCD-projector) rechtstreeks of via het optionele dokstation op de computer aansluiten.
Een projector aansluiten
!
De monitorpoort van de computer is niet bereikbaar als de computer op het dokstation is aangesloten.
1 Steek het netsnoer (1) van de projector in een stopcontact.
2 Sluit een monitorkabel (2) aan op de monitorpoort (3) a van de computer of het dokstation.
3 Sluit de audiokabel (4) aan op de hoofdtelefoonconnector (5) i van de computer.
4 Steek de monitorkabel en de audiokabel in de connector en poort van de projector (6).
99
nN
Randapparaten gebruiken >
Weergavemodi selecteren
Weergavemodi selecteren
Wanneer er een externe monitor is aangesloten, kunt u het scherm van uw computer of de aangesloten monitor gebruiken
als het hoofdscherm.
Als u het computerscherm en de externe monitor tegelijkertijd wilt gebruiken, raadpleegt u De meerdere-monitorsmodus
gebruiken (pagina 102) voor meer informatie.
De procedure voor het selecteren van een weergave is afhankelijk van de videocontroller die wordt gebruikt in de computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
100
nN
Randapparaten gebruiken >
Weergavemodi selecteren
Een scherm selecteren
!
De monitorpoort van de computer is niet bereikbaar als de computer op het dokstation is aangesloten.
Het kan zijn dat gelijktijdige weergave van dezelfde inhoud op uw computerscherm en op de externe monitor of projector niet mogelijk is,
afhankelijk van het type externe monitor of projector.
Schakel de externe monitor in voordat u de computer inschakelt.
Op modellen met de Intel Graphics Media Accelerator
1 Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Aan persoonlijke voorkeur aanpassen.
2 Klik op Beeldscherminstellingen.
3 Volg de instructies op het scherm om de instellingen te wijzigen.
Op modellen met de NVIDIA-videocontroller
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Extra opties.
3 Klik op NVIDIA Control Panel.
4 Selecteer de beeldscherminstellingsoptie onder Beeldscherm (Display).
5 Volg de instructies op het scherm om de instellingen te wijzigen.
101
nN
Randapparaten gebruiken >
Weergavemodi selecteren
Op modellen met de ATI-videocontroller
Als een externe monitor is aangesloten op de computer, kunt u de instellingen voor Main/Clone als volgt aanpassen:
1 Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op Catalyst Control Center.
2 Klik op CCC.
3 Volg de instructies op het scherm om de instellingen te wijzigen.
Raadpleeg het Help-bestand voor meer informatie.
102
nN
Randapparaten gebruiken >
De meerdere-monitorsmodus gebruiken
De meerdere-monitorsmodus gebruiken
Dankzij de meerdere-monitorsmodus kunt u specifieke delen van het bureaublad weergeven op verschillende monitoren.
Als u bijvoorbeeld een extern beeldscherm op de monitorpoort hebt aangesloten, kunnen uw computerscherm en het externe
beeldscherm als één bureaubladmonitor fungeren.
De procedure voor het gebruiken van meerdere monitors is afhankelijk van de videocontroller die wordt gebruikt in de computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
U kunt de cursor van het ene naar het andere scherm verplaatsen. Hierdoor kunt u objecten (bijvoorbeeld een
toepassingsvenster of een werkbalk) van het ene scherm naar het andere slepen.
103
nN
Randapparaten gebruiken >
De meerdere-monitorsmodus gebruiken
Zo gebruikt u de meerdere-monitorsmodus
!
De monitorpoort van de computer is niet bereikbaar als de computer op het dokstation is aangesloten.
Het is mogelijk dat het externe beeldscherm de functie van de meerdere-monitorsmodus niet ondersteunt.
Het is mogelijk dat bepaalde software niet compatibel is met de instellingen van de meerdere-monitorsmodus.
Zorg ervoor dat de computer niet in de slaapstand of in de sluimerstand kan worden gezet tijdens het gebruik van de meerdere-monitorsmodus.
Anders bestaat de kans dat de computer niet terugkeert naar de normale modus.
Als u voor elk scherm andere kleuren instelt, moet u één venster niet uitbreiden over twee schermen. Anders is het mogelijk dat de software niet naar
behoren werkt.
Stel minder kleuren of een lagere resolutie in voor elk scherm.
Op modellen met de Intel Graphics Media Accelerator
1 Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Aan persoonlijke voorkeur aanpassen.
2 Klik op Beeldscherminstellingen.
3 Volg de instructies op het scherm om de instellingen te wijzigen.
Op modellen met de NVIDIA- of ATI-videocontroller
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Beeldschermresolutie aanpassen onder Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen.
3 Klik met de rechtermuisknop op monitor 2 en select Gekoppeld.
4 Klik op OK.
Klik op Ja wanneer u om bevestiging wordt gevraagd.
Bovendien kunt u de schermkleuren en resolutie voor elke monitor instellen en de meerdere-monitorsfunctie aanpassen.
104
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe microfoon aansluiten
Een externe microfoon aansluiten
Als u een geluidsinvoerapparaat gebruikt (bijvoorbeeld om te chatten op internet), sluit u een externe microfoon (niet
meegeleverd) aan.
Een externe microfoon aansluiten
Steek de microfoonkabel (1) in de microfoonconnector (2) m.
Sluit alleen microfoons aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
105
nN
Randapparaten gebruiken >
Een USB-apparaat aansluiten
Een USB-apparaat aansluiten
U kunt een USB-apparaat (Universal Serial Bus), zoals een muis, diskettestation, luidspreker of printer, aansluiten op de computer.
Een USB-apparaat aansluiten
1 Kies de USB-poort (1) die u wilt gebruiken.
2 Steek de USB-kabel (2) van het apparaat in de USB-poort.
106
nN
Randapparaten gebruiken >
Een USB-apparaat aansluiten
Opmerkingen over het aansluiten van een USB-apparaat
U moet voor gebruik mogelijk het stuurprogramma installeren dat bij het USB-apparaat werd geleverd. Raadpleeg de
handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie.
Gebruik voor het afdrukken van documenten een USB-printer die compatibel is met uw versie van Windows.
Raadpleeg de handleiding van het USB-apparaat voor meer informatie over het verwijderen van het apparaat.
Om te voorkomen dat de computer en/of het USB-apparaat beschadigd worden, let u op de volgende punten:
Als u de computer verplaatst terwijl er USB-apparaten zijn aangesloten, let u erop dat de USB-poorten niet worden
blootgesteld aan schokken of grote druk.
Plaats de computer niet in een tas of koffertje terwijl er USB-apparaten zijn aangesloten.
107
nN
Randapparaten gebruiken >
Een i.LINK-apparaat aansluiten
Een i.LINK-apparaat aansluiten
Uw computer is voorzien van een i.LINK-poort waarmee u een i.LINK-apparaat, bijvoorbeeld een digitale camcorder,
kunt aansluiten.
i.LINK is een handelsmerk van Sony Corporation, dat enkel aanduidt dat het product een IEEE 1394-aansluiting bevat. De procedure voor het tot stand
brengen van een i.LINK-verbinding kan variëren, afhankelijk van de toepassing, het besturingssysteem en het i.LINK-compatibele apparaat. Niet alle
producten met een i.LINK-aansluiting kunnen met elkaar communiceren. Raadpleeg de handleiding van het i.LINK-compatibele apparaat voor meer
informatie over gebruiksomstandigheden en de juiste aansluiting. Controleer voordat u i.LINK-compatibele randapparaten, zoals een CD-RW-station of
harde schijf, op het systeem aansluit of ze compatibel zijn met het besturingssysteem en de vereiste gebruiksomstandigheden.
Opmerkingen bij het aansluiten van i.LINK-apparaten
De i.LINK-poort op uw computer voorziet een extern apparaat niet van stroom. Als het externe apparaat stroom nodig
heeft, moet u het aansluiten op een spanningsbron.
De i.LINK-poort ondersteunt transmissiesnelheden van maximaal 400 Mbps. De eigenlijke transmissiesnelheid is echter
afhankelijk van de transmissiesnelheid van het externe apparaat.
De optionele i.LINK-kabels zijn mogelijk niet beschikbaar in sommige landen of regio's.
Een i.LINK-verbinding met andere compatibele apparaten wordt niet volledig gegarandeerd.
De i.LINK-verbinding is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de toepassing, het besturingssysteem en de
i.LINK-compatibele apparaten die u gebruikt. Raadpleeg de handleiding van uw software voor meer informatie.
Controleer de gebruiksvoorwaarden en de besturingssysteemcompatibiliteit van i.LINK-compatibele pc-randapparaten
(bijvoorbeeld een harde-schijfstation of CD-RW-station) voordat u deze aansluit op de computer.
108
nN
Randapparaten gebruiken >
Een i.LINK-apparaat aansluiten
Een digitale camcorder aansluiten
Een digitale camcorder aansluiten
Steek het ene uiteinde van een i.LINK-kabel (1) (niet meegeleverd) in de i.LINK-poort (2) van de computer en het andere
uiteinde in de DV In-/Out-poort (3) van de digitale camcorder.
De procedure voor het verbinden verschilt afhankelijk van het compatibele i.LINK-apparaat. Raadpleeg de handleiding van het apparaat voor meer informatie.
U kunt niet werken met afbeeldingen die op een Memory Stick zijn opgeslagen wanneer u een i.LINK-verbinding gebruikt.
109
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Uw VAIO-computer aanpassen
In dit deel wordt kort beschreven hoe u de standaardinstellingen van uw VAIO-computer kunt aanpassen. U leert onder
andere hoe u uw Sony-software en -hulpprogramma's kunt gebruiken en het uiterlijk ervan kunt aanpassen.
Het wachtwoord instellen (pagina 110)
VAIO Control Center gebruiken (pagina 121)
Energiebesparende modi gebruiken (pagina 122)
VAIO Power Management gebruiken (pagina 127)
De modem configureren (pagina 129)
De harde schijf beschermen (pagina 131)
110
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het wachtwoord instellen
Naast het Windows-wachtwoord kunt u een van de BIOS-functies gebruiken om de computer te beveiligen door twee typen
wachtwoorden in te stellen: het opstartwachtwoord en het wachtwoord voor de vaste schijf.
Zodra u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, moet u dit invoeren nadat het VAIO-logo is weergegeven bij het opstarten van
de computer. Met het opstartwachtwoord kunt u voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot de computer.
Het wachtwoord voor de vaste schijf biedt aanvullende beveiliging van de gegevens die op het ingebouwde opslagapparaat
zijn opgeslagen. Als u het wachtwoord voor de vaste schijf instelt, krijgen andere gebruikers geen toegang tot de gegevens
als ze het wachtwoord niet kennen, zelfs als het met een wachtwoord beveiligde ingebouwde opslagapparaat uit uw
computer is verwijderd en in een andere computer is geïnstalleerd.
Het opstartwachtwoord toevoegen
Met het opstartwachtwoord kunt u voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot de computer.
Er zijn twee typen opstartwachtwoorden: een wachtwoord voor de computer en een gebruikerswachtwoord. Het wachtwoord
voor de computer is bedoeld voor gebruikers met beheerdersrechten voor de computer. Met dit wachtwoord kunnen ze alle
configuratieopties in het scherm BIOS Setup aanpassen en de computer opstarten. Het gebruikerswachtwoord is bedoeld
voor de standaardgebruikers. Met dit wachtwoord kunnen ze bepaalde configuratieopties in het scherm BIOS Setup
aanpassen en de computer opstarten. U kunt het gebruikerswachtwoord pas instellen nadat u het wachtwoord voor de
computer hebt ingesteld.
!
Zodra u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, kunt u de computer niet starten zonder het wachtwoord in te voeren. Zorg dat u het wachtwoord niet
vergeet. Schrijf het wachtwoord op, bewaar het op een veilige plek en geef het niet aan anderen.
Als u het opstartwachtwoord bent vergeten en hulp nodig hebt bij het opnieuw instellen ervan, worden herstellingskosten in rekening gebracht.
Uw computer moet mogelijk worden opgestuurd voor reparatie om het wachtwoord opnieuw in te stellen.
Als uw computer is voorzien van een vingerafdruksensor en u het opstartwachtwoord hebt ingesteld naast de functie voor vingerafdrukverificatie, kunt
u in plaats van het wachtwoord vingerafdrukverificatie gebruiken als u de computer inschakelt. Zie Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 68) voor
meer informatie.
111
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het opstartwachtwoord toevoegen (wachtwoord voor de computer)
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Druk op de toets < of , om Security te selecteren om het tabblad Security weer te geven,
selecteer Set Machine Password en druk op de toets Enter.
4 Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord tweemaal het wachtwoord in en druk vervolgens op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
5 Selecteer Password when Power On onder Security en druk vervolgens op Enter.
6 Wijzig de instelling van Disabled in Enabled.
7 Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
112
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het opstartwachtwoord toevoegen (gebruikerswachtwoord)
!
Zorg dat u het wachtwoord voor de computer eerder instelt dan het gebruikerswachtwoord.
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Voer het wachtwoord voor de computer in en druk op Enter.
4 Druk op de toets < of , om Security te selecteren om het tabblad Security weer te geven,
selecteer Set User Password en druk op de toets Enter.
5 Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord tweemaal het wachtwoord in en druk vervolgens op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
6 Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
113
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het opstartwachtwoord wijzigen/verwijderen
Het opstartwachtwoord wijzigen of verwijderen (wachtwoord voor de computer)
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Voer het wachtwoord voor de computer in en druk op Enter.
4 Druk op de toets < of , om Security te selecteren om het tabblad Security weer te geven,
selecteer Set Machine Password en druk op de toets Enter.
5 Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord eenmaal het huidige wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal een
nieuw wachtwoord in. Druk op Enter.
Als u het wachtwoord wilt verwijderen, laat u Enter New Password en Confirm New Password leeg en drukt u op Enter.
6 Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
114
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het opstartwachtwoord wijzigen of verwijderen (gebruikerswachtwoord)
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Voer het gebruikerswachtwoord in en druk op Enter.
4 Druk op de toets < of , om Security te selecteren om het tabblad Security weer te geven,
selecteer Set User Password en druk op de toets Enter.
5 Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord eenmaal het huidige wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal een
nieuw wachtwoord in. Druk op Enter.
Als u het wachtwoord wilt verwijderen, laat u Enter New Password en Confirm New Password leeg en drukt u op Enter.
6 Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
115
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het wachtwoord voor de harde schijf toevoegen
Het wachtwoord voor de vaste schijf biedt aanvullende beveiliging van de gegevens die op het ingebouwde opslagapparaat
zijn opgeslagen. Als u het wachtwoord voor de harde schijf instelt, voegt u een extra beveiligingsniveau toe.
Wanneer u het wachtwoord voor de harde schijf toevoegt, moet u zowel het hoofd- als het gebruikerswachtwoord instellen.
Met het hoofdwachtwoord kunnen gebruikers met beheerdersrechten op de computer het gebruikerswachtwoord in het
scherm BIOS Setup opnieuw instellen. Met het gebruikerswachtwoord kunt u het ingebouwde opslagapparaat vergrendelen.
Nadat u het gebruikerswachtwoord hebt ingesteld, moet u dit samen met het opstartwachtwoord (indien ingesteld) invoeren
wanneer het VAIO-logo verschijnt.
!
U kunt de computer niet met het hoofdwachtwoord opstarten.
Als u het hoofdwachtwoord vergeet of als het toetsenbord het niet meer doet, zodat u geen wachtwoord kunt invoeren, is het onmogelijk om toegang
te krijgen tot de gegevens die op het ingebouwde opslagapparaat zijn opgeslagen. Dit wachtwoord kan NIET OPNIEUW WORDEN INGESTELD. U moet
dan voor eigen rekening het ingebouwde opslagapparaat vervangen en u bent alle gegevens kwijt die op het apparaat waren opgeslagen. Schrijf het
hoofdwachtwoord op, bewaar het op een veilige plek en geef het niet aan anderen.
Als uw computer is voorzien van een vingerafdruksensor en u het wachtwoord voor de vaste schijf hebt ingesteld naast de functie voor
vingerafdrukverificatie, kunt u in plaats van het wachtwoord vingerafdrukverificatie gebruiken als u de computer inschakelt. Zie Vingerafdrukverificatie
gebruiken (pagina 68) voor meer informatie.
116
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het wachtwoord voor de harde schijf toevoegen
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
Als u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, voert u dit in.
3 Druk op de toets < of , om Security te selecteren om het tabblad Security weer te geven,
selecteer Hard Disk Password en druk op de toets Enter.
Het invoerscherm Hard Disk Password verschijnt.
4 Selecteer Enter Master and User Passwords en druk op Enter.
5 Selecteer Continue in het waarschuwingsscherm en druk op Enter.
6 Voer het hoofdwachtwoord tweemaal in en druk op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
7 Voer het gebruikerswachtwoord tweemaal in en druk op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
8 Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
9 Druk op Esc en vervolgens op < of , om het tabblad Exit te selecteren.
10 Druk op M of m om Exit Setup te selecteren en druk op vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
117
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het wachtwoord voor de harde schijf wijzigen/verwijderen
Het wachtwoord voor de harde schijf wijzigen
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
Als u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, voert u dit in.
3 Druk op de toets < of , om Security te selecteren om het tabblad Security weer te geven,
selecteer Hard Disk Password en druk op de toets Enter.
Het invoerscherm Hard Disk Password verschijnt.
4 Selecteer Change Master Password of Change User Password en druk vervolgens op Enter.
5 Voer het huidige wachtwoord eenmaal in en daarna het nieuwe wachtwoord tweemaal.
6 Druk op Enter.
7 Druk op Enter wanneer het succesbericht verschijnt.
8 Druk op Esc en vervolgens op < of , om het tabblad Exit te selecteren.
9 Druk op M of m om Exit Setup te selecteren en druk op vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
118
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het wachtwoord voor de harde schijf verwijderen
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
Als u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, voert u dit in.
3 Druk op de toets < of , om Security te selecteren om het tabblad Security weer te geven,
selecteer Hard Disk Password en druk op de toets Enter.
Het invoerscherm Hard Disk Password verschijnt.
4 Selecteer Enter Master and User Passwords en druk op Enter.
5 Voer bij Enter Current Hard Disk Master Password het huidige wachtwoord in en druk op Enter.
6 Druk op Enter zonder dat u een letter voor de resterende velden hebt ingevoerd.
7 Druk op Enter wanneer het succesbericht verschijnt.
8 Druk op Esc en vervolgens op < of , om het tabblad Exit te selecteren.
9 Druk op M of m om Exit Setup te selecteren en druk op vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
119
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het Windows-wachtwoord toevoegen
U kunt het Windows-wachtwoord gebruiken als u één computer wilt delen met andere gebruikers. Met het
Windows-wachtwoord kunt u voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot uw gebruikersaccount.
U wordt gevraagd het Windows-wachtwoord in te voeren wanneer u uw gebruikersaccount selecteert.
!
Zorg dat u het wachtwoord niet vergeet. Schrijf het wachtwoord op, bewaar het op een veilige plek en geef het niet aan anderen.
Als uw computer is voorzien van een vingerafdruksensor en u het Windows-wachtwoord hebt ingesteld naast de functie voor vingerafdrukverificatie,
kunt u in plaats van het wachtwoord vingerafdrukverificatie gebruiken als u de computer inschakelt. Zie Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 68)
voor meer informatie.
Het Windows-wachtwoord toevoegen
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op het pictogram Gebruikersaccounts en Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3 Klik op Gebruikersaccounts.
4 Klik op Een wachtwoord voor uw account instellen onder Uw gebruikersaccount wijzigen.
5 Voer in de velden Nieuw wachtwoord en Bevestig het nieuwe wachtwoord het wachtwoord van de account in.
6 Klik op Wachtwoord instellen.
Zie Windows Help en ondersteuning voor meer informatie over het Windows-wachtwoord.
120
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het Windows-wachtwoord wijzigen/verwijderen
Het Windows-wachtwoord wijzigen
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op het pictogram Gebruikersaccounts en Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3 Klik op Gebruikersaccounts.
4 Klik op Uw wachtwoord wijzigen.
5 Voer in het veld Huidig wachtwoord het huidige wachtwoord in.
6 Voer in de velden Nieuw wachtwoord en Bevestig het nieuwe wachtwoord een nieuw wachtwoord in.
7 Klik op Wachtwoord wijzigen.
Het Windows-wachtwoord verwijderen
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op het pictogram Gebruikersaccounts en Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3 Klik op Gebruikersaccounts.
4 Klik op Uw wachtwoord verwijderen.
5 Voer in het veld Huidig wachtwoord het huidige wachtwoord in dat u wilt verwijderen.
6 Klik op Wachtwoord verwijderen.
121
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Control Center gebruiken
VAIO Control Center gebruiken
Met het hulpprogramma VAIO Control Center kunt u systeeminformatie weergeven en voorkeuren voor de werking van het
systeem instellen.
VAIO Control Center gebruiken
1 Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2 Selecteer het gewenste besturingselement en wijzig de instellingen.
3 Als u klaar bent, klikt u op OK.
De instelling van het gewenste item is gewijzigd.
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Control Center voor meer informatie over de opties.
Niet alle besturingselementen zijn zichtbaar als u VAIO Control Center opent als een gebruiker met beperkte toegangsrechten.
122
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Energiebesparende modi gebruiken
Energiebesparende modi gebruiken
U kunt via de instellingen voor energiebeheer ervoor zorgen dat de batterij minder snel leeg raakt. Naast de normale
werkingsmodus, heeft de computer twee andere energiebesparende modi: slaapstand en sluimerstand. Als de computer
werkt op batterijstroom, schakelt deze automatisch over op de sluimerstand wanneer de batterij bijna leeg is, ongeacht de
geselecteerde instelling voor energiebeheer.
!
Als de batterijlading minder dan 10% bedraagt, moet u de netadapter aansluiten zodat de batterij weer kan worden opgeladen, of de computer
uitschakelen en een volledig opgeladen batterij plaatsen.
De Normale modus gebruiken
Dit is de normale toestand als de computer in gebruik is. In deze modus brandt het groene stroomlampje.
123
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Energiebesparende modi gebruiken
De slaapstand gebruiken
Met de slaapstand wordt het LCD-scherm uitgeschakeld en worden de ingebouwde opslagapparaten en de CPU ingesteld
op laag energieverbruik. In deze stand knippert het oranje stroomlampje langzaam.
!
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken en deze niet is aangesloten op de netstroom, zet u de computer in de sluimerstand of schakelt u deze uit.
De computer in de slaapstand zetten
Klik op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Vergrendelen en daarna op Slaapstand.
Wanneer de computer in de slaapstand staat, kunt u geen schijf plaatsen.
De computer komt sneller uit de slaapstand dan uit de sluimerstand.
De computer verbruikt in de slaapstand meer stroom dan in de sluimerstand.
!
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te
keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Terugkeren naar de normale modus
Druk op een willekeurige toets.
Druk op de aan/uit-knop van uw computer.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Alle nog niet opgeslagen gegevens
gaan hierbij verloren.
124
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Energiebesparende modi gebruiken
Als de computer enige tijd niet wordt gebruikt, wordt deze in de slaapstand gezet. U kunt dit aanpassen door de instellingen
voor de slaapstand te wijzigen.
De instellingen voor de slaapstand wijzigen
1 Rechtsklik op het pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk en selecteer Energiebeheer.
2 Klik op De schema-instellingen wijzigen onder het huidige energieschema.
3 Wijzig de tijd om de computer in de slaapstand te zetten en klik op Wijzigingen opslaan.
125
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Energiebesparende modi gebruiken
De sluimerstand gebruiken
In de sluimerstand wordt de toestand van het systeem opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat en wordt de stroom
uitgeschakeld. Zelfs als de batterij leeg raakt, zullen er geen gegevens verloren gaan. In deze stand brandt het stroomlampje niet.
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken, zet u deze in de sluimerstand.
De sluimerstand activeren
Druk op Fn+F12.
De computer gaat over op de sluimerstand.
U kunt ook op Start klikken, vervolgens op de pijl naast de knop Vergrendelen en daarna op Sluimerstand om de computer
in de sluimerstand te zetten.
Als de computer zich in de sluimerstand bevindt, kunt u geen schijf plaatsen.
Het duurt langer om de computer in de sluimerstand dan in de slaapstand te zetten.
De computer verbruikt in de sluimerstand minder stroom dan in de slaapstand.
!
Verplaats de computer niet tot het stroomlampje uitgaat.
126
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
Energiebesparende modi gebruiken
Terugkeren naar de normale modus
Druk op de aan/uit-knop.
De computer keert terug naar de normale toestand.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld.
Het duurt langer om terug te keren naar de normale modus vanuit de sluimerstand dan vanuit de slaapstand.
127
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Power Management gebruiken
VAIO Power Management gebruiken
Dankzij energiebeheer kunt u energiebeheerschema's instellen voor werking op netstroom of batterijstroom, geheel
aangepast aan uw eisen op het gebied van energieverbruik.
VAIO Power Management is een softwaretoepassing die exclusief voor VAIO-computers is ontwikkeld. Met deze
softwaretoepassing kunt u de functies van Windows Energiebeheer gebruiken om een betere werking van de computer en
een langere levensduur van de batterijen zeker te stellen. Raadpleeg het Help-bestand van de software voor meer informatie.
Een energieschema selecteren
Wanneer u de computer start, verschijnt een pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk. Dit pictogram geeft aan
op welke stroombron het systeem op dat moment is aangesloten, bijvoorbeeld op netstroom. Klik op dit pictogram om een
venster te openen waarin de energiebeheerstatus wordt weergegeven.
VAIO Power Management wordt toegevoegd aan Energiebeheer van Windows.
Een energiebeheerbeheerschema selecteren
1 Rechtsklik op het pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk en selecteer Energiebeheer.
2 Selecteer het gewenste energiebeheerschema.
De energiebeheerschema-instellingen wijzigen
1 Klik op De schema-instellingen wijzigen onder het gewenste energiebeheerschema in het venster Energiebeheer.
Wijzig indien nodig de instellingen voor de slaapstand en het beeldscherm.
2 Als u de geavanceerde instellingen wilt wijzigen klikt u op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen en gaat u naar
stap 3.
Klik anders op Wijzigingen opslaan.
3 Klik op het tabblad VAIO Power Management.
Wijzig de instellingen voor elk item.
4 Klik op OK.
128
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Power Management gebruiken
De weergave van VAIO Energiebeheer
U kunt de prestaties van het met VAIO Power Management aangepaste energieschema bekijken.
De weergave van VAIO Energiebeheer (VAIO Power Management Viewer) starten
1 Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2 Klik op Energiebeheer (Power Management) en De weergave van VAIO Energiebeheer (VAIO Power Management Viewer).
129
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
De modem configureren
De modem configureren
Voordat u de interne modem kunt gaan gebruiken (niet alle modems zijn ingebouwd) of telkens als u de modem gebruikt
terwijl u op reis bent, moet u ervoor zorgen dat het land van de actieve locatie die is gedefinieerd in het venster
Telefoon- en modemopties overeenkomt met het land van waaruit u belt.
De landinstellingen van uw modem wijzigen
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Hardware en geluiden.
3 Klik op Telefoon- en modemopties.
Het venster Locatiegegevens verschijnt.
4 Voer de vereiste gegevens in en klik op OK.
Het venster Telefoon- en modemopties verschijnt.
5 Selecteer uw locatie op het tabblad Kiesregels.
6 Klik op de knop Bewerken om de huidige configuratie te wijzigen.
Het venster Locatie bewerken verschijnt.
Of
Klik op de knop Nieuw om de modem te configureren.
Het venster Nieuwe locatie verschijnt.
7 Controleer de land/regio-instellingen en zorg ervoor dat deze overeenkomen met de plaats van waaruit u belt.
Pulskeuze wordt mogelijk niet ondersteund in sommige landen of regio's.
8 Als u de locatie-instellingen hebt gewijzigd, klikt u op Toepassen en vervolgens op OK.
Het venster Telefoon- en modemopties verschijnt.
130
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
De modem configureren
9 Controleer of uw modem staat vermeld op het tabblad Modems.
Als de modem niet staat vermeld, klikt u op Toevoegen en volgt u de wizard.
10 Klik op Toepassen/OK. De modem is geconfigureerd.
!
Zorg ervoor dat de telefoonkabel is losgekoppeld van de computer voordat u de nieuwe landinstellingen toepast.
131
nN
Uw VAIO-computer aanpassen >
De harde schijf beschermen
De harde schijf beschermen
Op de computer is het hulpprogramma VAIO HDD Protection voorgeïnstalleerd zodat u de instellingen voor het beschermen
van de harde schijf tegen schokken kunt aanpassen. U kunt het gevoeligheidsniveau van de ingebouwde schoksensor
instellen op het gewenste beschermingsniveau.
VAIO HDD Protection inschakelen
Voordat u de harde schijf kunt beschermen tegen schokken, moet u VAIO HDD Protection inschakelen.
VAIO HDD Protection inschakelen
1 Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2 Klik achtereenvolgens op Veiligheid (Security) en Instellingen voor de harde schijf-beveiliging (Hard Disk Drive
Protection Settings).
3 Schakel het selectievakje Activate hard disk drive protection in.
4 Selecteer het gewenste gevoeligheidsniveau.
5 Klik op OK.
Raadpleeg het Help-bestand van de software voor meer informatie.
!
VAIO HDD Protection is ontworpen om de mogelijkheid tot schade aan de harde schijf en gebruikersgegevens te minimaliseren. Gegevensbescherming
is echter niet voor 100% gegarandeerd onder alle omstandigheden.
De bescherming van de harde schijf is niet ingeschakeld voor Windows is gestart en tijdens overschakeling naar de sluimerstand of slaapstand,
systeemherstel en uitschakeling van het systeem.
132
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Uw VAIO-computer uitbreiden
Uw VAIO-computer en geheugenmodules bevatten precisieonderdelen en werken op basis van een
elektronische-connectortechnologie. Om te vermijden dat de garantie vervalt tijdens de garantieperiode van het product, volgt
u de onderstaande aanbevelingen:
Neem contact op met de dealer als u een nieuwe geheugenmodule wilt installeren.
Installeer geheugenmodules nooit zelf, tenzij u hiermee vertrouwd bent.
Raak de connectors niet aan en open het kapje van het geheugenmodulecompartiment niet.
Neem als u hulp nodig hebt contact op met VAIO-Link.
Het type module en de hoeveelheid geheugen die op uw computer zijn geïnstalleerd kan verschillen afhankelijk van het aangeschafte model.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
133
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
Geheugen toevoegen en verwijderen
Als u de functies van uw computer wilt uitbreiden, kunt u de hoeveelheid geheugen uitbreiden door optionele
geheugenmodules te installeren. Voordat u een upgrade uitvoert voor het geheugen van uw computer, leest u de
opmerkingen en procedures op de volgende pagina's.
Opmerkingen over het toevoegen/verwijderen van geheugenmodules
Plaats uw computer op een vlakke ondergrond voor het plaatsen of verwijderen van geheugenmodules.
Wees voorzichtig als u het geheugen vervangt. Onjuiste installatie van geheugenmodules kan schade aan het systeem
veroorzaken. Hierdoor kan de garantie van de fabrikant vervallen.
Gebruik alleen geheugenmodules die compatibel zijn met de computer. Als een geheugenmodule niet door de computer
wordt gedetecteerd of het besturingssysteem Windows instabiel gedrag vertoont, neemt u contact op met de leverancier
of de fabrikant van uw geheugenmodule.
Elektrostatische ontlading (ESD) kan elektronische componenten beschadigen. Zorg voordat u een geheugenmodule
aanraakt voor het volgende:
Bij de stappen die worden beschreven in dit document wordt verondersteld dat u vertrouwd bent met algemene
computerterminologie en met de veiligheidsgebruiken en wettelijke voorschriften inzake het gebruik en de
aanpassing van elektronische apparatuur.
Schakel de computer uit en koppel het systeem los van de voeding (batterij en netadapter) en van alle
telecommunicatieverbindingen, netwerken of modems voordat u een kap of paneel van de computer verwijdert.
Als u dit niet doet, kan dit leiden tot lichamelijk letsel en/of materiële schade.
ESD kan geheugenmodules en andere onderdelen beschadigen. Installeer de geheugenmodule alleen op een
ESD-werkstation. Als geen ESD-werkstation beschikbaar is, mag u niet werken in een ruimte met een vloerbedekking
en mag u geen materialen hanteren die statische elektriciteit kunnen opwekken of vasthouden (bijvoorbeeld
cellofaanverpakking). Maak een verbinding tussen uzelf en de aarde door een ongelakt, metalen deel van de
behuizing vast te houden terwijl u het werk uitvoert.
134
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
Open de verpakking van de geheugenmodule pas op het moment dat u klaar bent om de module te installeren.
De verpakking beschermt de module tegen ESD.
Gebruik het speciale zakje dat wordt geleverd met de geheugenmodule of wikkel de module in aluminiumfolie om deze
te beschermen tegen ESD.
Het binnendringen van vloeistoffen, andere substanties of objecten in de geheugenmodulesleuven of in andere interne
componenten van de computer leidt tot schade aan de computer. Reparatiekosten vallen dan niet meer onder de garantie.
Leg de geheugenmodule niet op een plaats die blootstaat aan:
Warmtebronnen (bijvoorbeeld radiators of luchtkanalen)
Direct zonlicht
Veel stof
Mechanische trillingen of schokken
Sterke magneten of luidsprekers die niet magnetisch zijn afgeschermd
Omgevingstemperaturen van meer dan 35°C of minder dan 5°C
Hoge vochtigheid
Behandel de geheugenmodule voorzichtig. Raak de randen van de onderdelen en printplaten in de computer niet aan,
om te voorkomen dat u uw handen of vingers verwondt.
135
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
Een geheugenmodule verwijderen en installeren
Een geheugenmodule verwisselen of toevoegen
1 Sluit de computer af en koppel alle randapparaten los.
2 Haal de stekker uit het stopcontact en verwijder de batterij.
3 Wacht ongeveer een uur tot de computer is afgekoeld.
4 Schroef de schroeven (aangegeven door de onderstaande pijlen) onder in de computer los en verwijder het kapje van het
geheugenmodulecompartiment.
5 Raak een metalen voorwerp aan om statische elektriciteit te ontladen.
136
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
6 Pak de tab van het beschermingsvel (1) vast en sla het vel om.
!
Het beschermingsvel dient ter bescherming van de module. Voorkom dat het vel wordt beschadigd doordat u er te hard aan trekt.
137
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
7 Verwijder de momenteel geïnstalleerde geheugenmodule als volgt:
Trek de palletjes in de richting van de pijlen (1).
De geheugenmodule komt nu los.
Zorg dat de geheugenmodule omhoog kantelt en trek deze in de richting van de pijl naar buiten (2).
8 Haal de nieuwe geheugenmodule uit de verpakking.
138
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
9 Schuif de geheugenmodule in de geheugenmodulesleuf en druk deze naar binnen totdat deze vastklikt.
!
Raak geen andere onderdelen van het moederbord aan.
Zorg dat u de connectorkant van de geheugenmodule in de sleuf steekt met de inkeping in de module op één lijn met het kleine uitstekende deel in de
geopende sleuf. Plaats de geheugenmodule nooit met veel kracht op een verkeerde manier in de sleuf, dit kan zowel de sleuf als de module beschadigen.
Zorg ervoor dat u het beschermingsvel niet beschadigt dat dient ter bescherming van de module.
10 Plaats het kapje van het geheugenmodulecompartiment weer terug.
11 Draai de schroeven voorzichtig vast.
12 Plaats de batterij weer terug en schakel de computer in.
139
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
De geheugencapaciteit controleren
De geheugencapaciteit controleren
1 Zet de computer aan.
2 Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
3 Klik op Systeeminformatie (System Information) en Systeeminformatie (System Information).
U kunt de geheugencapaciteit van het systeem bekijken in het rechterdeelvenster. Als het nieuw geïnstalleerde geheugen
niet wordt weergegeven, herhaalt u de installatieprocedure en start u de computer opnieuw op.
140
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Voorzorgsmaatregelen
In dit deel worden de veiligheidsrichtlijnen en voorzorgsmaatregelen beschreven om beschadiging van de VAIO-computer
te voorkomen.
Met het LCD-scherm omgaan (pagina 141)
De stroomvoorziening gebruiken (pagina 142)
Met de computer omgaan (pagina 143)
Met de ingebouwde camera omgaan (pagina 146)
Met schijven omgaan (pagina 147)
De batterij gebruiken (pagina 148)
Een hoofdtelefoon gebruiken (pagina 149)
Met een Memory Stick omgaan (pagina 150)
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan (pagina 151)
Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 152)
De TPM gebruiken (pagina 153)
141
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met het LCD-scherm omgaan
Met het LCD-scherm omgaan
Stel het LCD-scherm niet bloot aan direct zonlicht. Hierdoor kan het LCD-scherm beschadigd raken. Wees voorzichtig
als u de computer gebruikt in de nabijheid van een venster.
Kras niet over het oppervlak van het LCD-scherm en oefen er geen druk op uit. Dit kan een defect veroorzaken.
Als u de computer gebruikt bij een lage omgevingstemperatuur, kan het beeld op het LCD-scherm wat blijven hangen.
Dit is geen defect. Als de computer terug op normale temperatuur komt, doet dit probleem zich niet meer voor.
Het beeld op het LCD-scherm kan enigszins blijven hangen als hetzelfde beeld geruime tijd wordt weergegeven. Na enige
tijd verdwijnt dit 'beeldrestant'. U kunt een schermbeveiliging gebruiken om te vermijden dat het beeld inbrandt in het
scherm.
Het LCD-scherm wordt warm tijdens het gebruik van de computer. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Het LCD-scherm is geproduceerd met behulp van precisietechnologie. Het is echter mogelijk dat voortdurend heel kleine
zwarte en/of heldere puntjes (rood, blauw of groen) verschijnen op het LCD-scherm. Dit is een normaal gevolg van het
productieproces en wijst niet op een defect.
Wrijf niet over het LCD-scherm. Hierdoor kan het scherm beschadigd raken. Gebruik een zachte, droge doek om het
oppervlak van het LCD-scherm schoon te wrijven.
Wijzig de standinstelling van het LCD-scherm niet in het venster Tablet PC-instellingen, zelfs niet wanneer er
wijzigingsopties beschikbaar zijn, aangezien dit de computer instabiel maakt. Sony accepteert geen aansprakelijkheid
voor defecten die voortvloeien uit gewijzigde instellingen.
Oefen geen druk uit op het LCD-scherm wanneer u dit dichtklapt. Dit kan krassen veroorzaken op het scherm of het
LCD-scherm vervuilen.
142
nN
Voorzorgsmaatregelen >
De stroomvoorziening gebruiken
De stroomvoorziening gebruiken
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Sluit op het stopcontact waarop de computer is aangesloten geen andere toestellen aan die stroom verbruiken
(bijvoorbeeld een kopieerapparaat of een papierversnipperaar).
U kunt een contactdoos met een stroomstootbeveiliging kopen. Dit apparaat helpt voorkomen dat de computer
beschadigd raakt door stroomstoten, die zich bijvoorbeeld kunnen voordoen tijdens onweer met bliksem.
Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer.
Houd het netsnoer altijd vast bij de stekker als u het uit het stopcontact trekt. Trek nooit aan het snoer zelf.
Verwijder de stekker van de computer uit het stopcontact als u van plan bent de computer gedurende lange tijd niet
te gebruiken.
Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Trek de netadapter uit het stopcontact als u deze niet gebruikt.
Gebruik uitsluitend de netadapter die wordt geleverd met de computer of originele Sony-producten. Gebruik geen enkele
andere netadapter omdat hierdoor een storing kan worden veroorzaakt.
143
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met de computer omgaan
Met de computer omgaan
Reinig de behuizing met een zachte, droge doek, eventueel licht bevochtigd met een milde oplossing van een
schoonmaakmiddel. Gebruik nooit schuursponsjes, schuurmiddelen of oplosmiddelen zoals alcohol en benzeen,
omdat deze de afwerkingslaag van de computer kunnen beschadigen.
Als er een voorwerp of vloeistof in de computer terechtkomt, sluit u de computer onmiddellijk af, haalt u de stekker uit het
stopcontact en verwijdert u de batterij. Het is aan te raden de computer door een gekwalificeerde reparateur te laten
nakijken voordat u de computer weer gebruikt.
Laat de computer niet vallen en plaats geen voorwerpen op de computer.
Plaats de computer niet op een locatie die blootstaat aan:
Warmtebronnen (bijvoorbeeld radiators of luchtkanalen)
Direct zonlicht
Veel stof
Vocht of regen
Mechanische trillingen of schokken
Sterke magneten of luidsprekers die niet magnetisch zijn afgeschermd
Omgevingstemperaturen van meer dan 35°C of minder dan 5°C
Hoge vochtigheid
Plaats geen elektronische apparatuur in de nabijheid van de computer. Het elektromagnetische veld van de apparatuur
kan een computerstoring veroorzaken.
Gebruik de computer op een stevig en stabiel oppervlak.
U wordt aangeraden de computer niet rechtstreeks op uw schoot te plaatsen. De temperatuur van de onderkant van het
apparaat kan stijgen bij normaal gebruik en kan na lange tijd ongemak of brandplekken veroorzaken.
144
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met de computer omgaan
Zorg voor voldoende luchtcirculatie om te voorkomen dat de temperatuur in de computer te hoog oploopt. Plaats de
computer nooit op zachte oppervlakken zoals tapijten, dekens, banken of bedden, of in de nabijheid van gordijnen,
omdat hierdoor de ventilatieopeningen geblokkeerd kunnen raken.
De computer gebruikt hoogfrequente radiosignalen die de radio- of tv-ontvangst kunnen storen. Als dit probleem zich
voordoet, plaatst u de computer verder weg van het desbetreffende toestel.
Gebruik alleen bepaalde randapparatuur en interfacekabels. Anders kunnen zich problemen voordoen.
Gebruik geen beschadigde aansluitkabels.
Wanneer de computer snel van een koude naar een warme ruimte wordt overgebracht, kan er in de computer
condensatie van waterdamp optreden. Wacht in een dergelijke situatie minimaal een uur voordat u de computer
inschakelt. Als zich een probleem voordoet, schakelt u de computer uit, verwijdert u de stekker uit het stopcontact en
neemt u contact op met VAIO-Link.
Zorg ervoor dat u altijd de netadapter en de batterij verwijdert voordat u de computer schoonmaakt.
Maak regelmatig een reservekopie van uw gegevens om te voorkomen dat er gegevens verloren gaan wanneer de
computer beschadigd raakt.
145
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met de computer omgaan
Oefen geen druk uit op het LCD-scherm of op de randen ervan bij het openen van het LCD-scherm of bij het optillen van
uw computer. Het LCD-scherm is gevoelig voor druk. Dit kan het scherm beschadigen of leiden tot defecten. Houd om
de computer te openen deze in de ene hand en klap het LCD-scherm voorzichtig open met uw andere hand. Houd de
computer met twee handen vast wanneer u deze tilt met de klep open.
Gebruik een draagtas die speciaal voor uw computer is ontworpen.
146
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met de ingebouwde camera omgaan
Met de ingebouwde camera omgaan
Raak het lensbeschermoppervlak aan de voorzijde van de ingebouwde camera niet aan. Als u dit wel doet, kunnen er
krassen in het oppervlak ontstaan, die te zien zijn op de vastgelegde beelden.
Laat geen direct zonlicht in de lens van de ingebouwde camera vallen, ongeacht de energiemodus van de computer.
Dit kan namelijk een defect aan de camera veroorzaken.
De ingebouwde camera is uitgeschakeld als stilstaande beelden of videobeelden worden geïmporteerd vanaf een
i.LINK-compatibel apparaat dat is aangesloten op de i.LINK-poort.
Maak het lensbeschermoppervlak aan de voorzijde van de ingebouwde camera schoon met een lensblazer of een zachte
borstel. Als het lensbeschermoppervlak extreem vuil is, maakt u dit schoon met een zachte, droge doek. Wrijf niet over
het oppervlak, aangezien dit gevoelig is voor druk.
147
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met schijven omgaan
Met schijven omgaan
Vingerafdrukken en stof op het oppervlak van een schijf kunnen tot leesfouten leiden. Houd een schijf altijd vast bij de
rand en het gat in het midden, zoals hieronder wordt weergegeven:
De betrouwbaarheid van een schijf is alleen gewaarborgd wanneer u hier zorgvuldig mee omgaat. Gebruik nooit
wasbenzine of andere oplosmiddelen, thinner, alcohol, schoonmaakmiddelen of antistatische sprays, omdat de schijf
hierdoor beschadigd kan raken.
Als u een schijf wilt reinigen, houdt u de schijf vast aan de randen en wrijft u deze met een zacht doekje van binnen naar
buiten schoon.
Als de schijf erg vuil is, bevochtigt u een zacht doekje met water, wringt u het goed uit en wrijft u het oppervlak van de
schijf van binnen naar buiten schoon. Wrijf de schijf vervolgens goed droog met een droge, zachte doek.
Plak nooit een label op de schijf. Het gebruik van de schijf wordt beïnvloed en het kan leiden tot onherstelbare schade.
148
nN
Voorzorgsmaatregelen >
De batterij gebruiken
De batterij gebruiken
Stel de batterij nooit bloot aan een temperatuur van meer dan 60°C (bijvoorbeeld in direct zonlicht of in een auto die
geparkeerd staat in de zon).
De batterij raakt sneller leeg bij lage temperaturen. Dit komt omdat het rendement van de batterij afneemt bij lage
temperaturen.
Laad de batterijen op bij een temperatuur tussen 10°C en 30°C. Bij lagere temperaturen duurt het opladen langer.
Sommige oplaadbare batterijen voldoen niet aan de kwaliteits- en veiligheidsstandaarden van Sony.
Om veiligheidsredenen werkt deze computer alleen met originele Sony-batterijen die voor dit model zijn ontworpen.
Als u een niet-goedgekeurde batterij in de computer plaatst, wordt de batterij niet opgeladen en werkt de computer niet.
Er wordt hitte gecumuleerd in de batterij terwijl deze wordt gebruikt of opgeladen. Dit is normaal en is geen reden
tot bezorgdheid.
Plaats de batterij nooit in de buurt van een warmtebron.
Houd de batterij droog.
Open de batterij niet en probeer deze niet uit elkaar te halen.
Stel de batterij niet bloot aan mechanische schokken, bijvoorbeeld laten vallen op een hard oppervlak.
Als u de computer geruime tijd niet gebruikt, verwijdert u de batterij uit de computer om te vermijden dat deze
beschadigd raakt.
Als u de batterij geruime tijd niet hebt gebruikt, kan deze bijna leegraken. Dit is echter normaal en en wijst niet op een
defect, omdat de batterij op den duur geleidelijk leegloopt, zelfs wanneer deze niet wordt gebruikt. Sluit de netadapter
aan op de computer en laad de batterij opnieuw op voordat u de computer weer gaat gebruiken.
U hoeft de batterij niet te ontladen vóór u deze opnieuw oplaadt.
Als de batterij snel leegloopt nadat u deze volledig is opgeladen, heeft deze waarschijnlijk het einde van de gebruiksduur
bereikt en dient u deze te vervangen.
149
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Een hoofdtelefoon gebruiken
Een hoofdtelefoon gebruiken
Verkeersveiligheid: gebruik geen hoofdtelefoon terwijl u een voertuig/rijtuig bestuurt, fietst of een gemotoriseerd
voertuig bedient. Dit is niet alleen gevaarlijk, maar is in sommige landen zelfs bij wet verboden. Loop niet rond met een
hoofdtelefoon met luide muziek. Dit kan gevaarlijk zijn, vooral op zebrapaden.
Gehoorbeschadiging voorkomen: zet het volume van de hoofdtelefoon niet te hoog. Oorartsen raden af voortdurend en
langdurig luide muziek te beluisteren. Als uw oren beginnen te suizen, verlaagt u het volume of zet u de hoofdtelefoon af.
150
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met een Memory Stick omgaan
Met een Memory Stick omgaan
Raak de connector van een Memory Stick niet aan met uw vingers of een metalen voorwerp.
Gebruik alleen het label dat wordt geleverd bij de Memory Stick.
U moet de Memory Stick niet buigen, laten vallen of blootstellen aan schokken.
Haal een Memory Stick niet uit elkaar of wijzig hem niet.
Zorg ervoor dat Memory Sticks niet nat worden.
Gebruik of bewaar een Memory Stick niet op plaatsen die blootstaan aan:
Statische elektriciteit
Elektrische ruis
Extreem hoge temperaturen (bijvoorbeeld in een auto die geparkeerd staat in de zon)
Direct zonlicht
Hoge vochtigheid
Corrosieve stoffen
Gebruik het opbergdoosje dat is geleverd bij de Memory Stick.
Zorg ervoor dat u een back-up maakt van belangrijke gegevens.
Houd Memory Sticks en Memory Stick-adapters buiten het bereik van kinderen. Ze kunnen deze inslikken.
Gebruik bij het gebruik van een Memory Stick Duo geen pen met een fijne punt om het label van de Memory Stick Duo
te beschrijven. Als u druk uitoefent op het medium, kunt u interne onderdelen beschadigen.
151
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan
Het ingebouwde opslagapparaat, harde schijf of SSD (solid state drive), heeft een hoge opslagdichtheid en kan in hoog
tempo gegevens lezen of schrijven. Het is echter kwetsbaar wanneer het onjuist wordt gebruikt. Als het ingebouwde
opslagapparaat beschadigd is, kunnen de gegevens niet worden hersteld. Om verlies van gegevens te voorkomen is het
belangrijk dat u de computer voorzichtig behandelt.
Functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Beschadiging van de harde schijf vermijden
Stel de computer nooit bloot aan plotselinge bewegingen.
Plaats de computer nooit in de buurt van een magneet.
Plaats de computer niet op een locatie die blootstaat aan mechanische trillingen of die niet stabiel is.
Verplaats de computer niet terwijl de stroom is ingeschakeld.
Schakel de stroom niet uit of start de computer niet opnieuw op terwijl gegevens worden gelezen van of geschreven naar
de harde schijf.
Gebruik de computer niet op een plaats die blootstaat aan extreme temperatuurschommelingen.
Haal de harde schijf niet uit de computer.
Beschadiging van de SSD vermijden
Schakel de stroom niet uit of start de computer niet opnieuw op terwijl gegevens worden gelezen van of geschreven naar
de SSD.
Haal de SSD niet uit de computer.
152
nN
Voorzorgsmaatregelen >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
De technologie voor vingerafdrukverificatie biedt geen waarborg voor volledige gebruikersidentificatie of volledige
bescherming van uw gegevens en hardware.
Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor problemen en schade die voortvloeien uit gebruik van de
vingerafdruksensor of uit onvermogen om de vingerafdruksensor te gebruiken.
De betrouwbaarheid van de vingerafdrukherkenning is afhankelijk van uw gebruiksomstandigheden en kan tevens van
persoon tot persoon verschillen.
Zorg ervoor dat u een back-up maakt van de gegevens op het ingebouwde opslagapparaat, met name van de gegevens
in de gecodeerde archieven die gemaakt zijn met de functie File Safe, voordat u de computer opstuurt voor reparatie.
Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor enig verlies van of enige wijziging aan uw gegevens tijdens de reparatie.
Als het ingebouwde opslagapparaat geïnitialiseerd moet worden, bijvoorbeeld na reparatie, gaan de
vingerafdruksjablonen verloren. U moet deze dan opnieuw registreren.
Gegevensonderhoud en -beheer met betrekking tot vingerafdrukverificatie moet op eigen risico worden uitgevoerd.
Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor enige defecten die voortvloeien uit uw gegevensonderhoud en -beheer.
Voordat u de computer wegdoet of overdraagt aan een derde, wordt het ten zeerste aanbevolen de vingerafdrukgegevens
die voor de vingerafdruksensor zijn geregistreerd, te wissen nadat u de gegevens op het ingebouwde opslagapparaat
hebt gewist. Zie Geregistreerde vingerafdrukken wissen (pagina 74) voor de gedetailleerde procedure.
Een vingerafdruksensor kan niet goed meer werken of beschadigd raken als u het oppervlak bekrast met:
een hard of scherppuntig voorwerp
fijne voorwerpen, bijvoorbeeld door met een vuile vinger over de vingerafdruksensor te vegen
Ontlaad statische elektriciteit van uw vinger door er een metalen voorwerp mee aan te raken, vooral in droge seizoenen
(bijv. de winter), voordat u uw vingerafdruk scant. Door statische elektriciteit kan de vingerafdruksensor mogelijk niet goed
meer werken.
153
nN
Voorzorgsmaatregelen >
De TPM gebruiken
De TPM gebruiken
Functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Hoewel de computer is uitgerust met de TPM-beveiligingsfuncties, bieden deze functies geen waarborg voor een
volledige beveiliging van uw gegevens en hardware. Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor problemen en
schadegevallen die voortvloeien uit uw gebruik van de functies.
Nadat u het Infineon TPM Professional Package hebt geïnstalleerd, moet u enkele TPM-wachtwoorden instellen op de
computer. Zonder deze wachtwoorden kunt u geen via TPM beveiligde gegevens herstellen. Schrijf de wachtwoorden op,
bewaar ze op een veilige plek en geef ze niet aan anderen.
Maak een back-up van het meest recente archiefbestand voor noodherstel, het token-bestand voor noodherstel,
het token-bestand voor wachtwoordherstel en het persoonlijke geheime bestand en bewaar deze op een veilige plaats
voordat u de computer opstuurt voor reparatie. Geef deze bestanden niet aan anderen. De gegevens die zijn opgeslagen
in de TPM die is geïntegreerd op het moederbord gaan mogelijk verloren of raken beschadigd tijdens de reparatie.
Tijdens het reparatieproces wordt de TPM ook vervangen als het moederbord moet worden vervangen. Gebruik in
een dergelijk geval de back-ups van het archiefbestand voor noodherstel, het token-bestand voor noodherstel, het
token-bestand voor wachtwoordherstel en het persoonlijke geheime bestand om de TPM-configuratie te herstellen.
Zorg ervoor dat u een back-up maakt van de gegevens op het ingebouwde opslagapparaat voordat u de computer opstuurt
voor reparatie. Het ingebouwde opslagapparaat wordt mogelijk geïnitialiseerd en teruggestuurd na de reparatie en in dergelijke
gevallen kunt u de gegevens op het apparaat niet herstellen met de back-ups van het archiefbestand voor noodherstel, het
token-bestand voor noodherstel, het token-bestand voor wachtwoordherstel en het persoonlijke geheime bestand.
Zorg dat u het automatische back-upbewerkingen instelt na het voltooien van de wizard voor TPM-initialisatie.
Als het venster met het selectievakje Run automatic backup now na de installatie wordt weergegeven, schakelt u het
selectievakje in en werkt u de back-upbestanden bij. Het herstelproces dat gebruik maakt van de back-upbestanden werkt
mogelijk niet als u de automatische back-upbewerkingen niet instelt.
Het onderhoud en beheer van gegevens die via TPM's zijn beveiligd, moet op eigen risico worden uitgevoerd.
Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor enige defecten die voortvloeien uit uw gegevensonderhoud en -beheer.
154
nN
Problemen oplossen >
Problemen oplossen
In dit deel wordt beschreven hoe u veelvoorkomende problemen met de VAIO-computer kunt oplossen. Veel problemen zijn
eenvoudig op te lossen. Probeer eerst deze suggesties alvorens contact op te nemen met VAIO-Link.
Functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Computer (pagina 156)
Systeembeveiliging (pagina 162)
Batterij (pagina 163)
Ingebouwde camera (pagina 165)
Internet (pagina 167)
Netwerk (pagina 169)
Bluetooth-technologie (pagina 174)
Optische schijven (pagina 178)
Beeldscherm (pagina 182)
Afdrukken (pagina 187)
Microfoon (pagina 188)
Luidsprekers (pagina 189)
Touchpad (pagina 190)
Toetsenbord (pagina 191)
Diskettes (pagina 192)
155
nN
Problemen oplossen >
Audio/video (pagina 193)
Memory Stick (pagina 196)
Randapparatuur (pagina 197)
Dokstation (pagina 198)
156
nN
Problemen oplossen >
Computer
Computer
Wat moet ik doen als mijn computer niet opstart?
Controleer of uw computer correct is aangesloten op een stopcontact en is ingeschakeld en dat het stroomlampje brandt.
Zorg dat de batterij correct is geïnstalleerd en is opgeladen.
Koppel alle aangesloten USB-apparaten los en start uw computer opnieuw op.
Verwijder eventuele extra geheugenmodules die u na aankoop hebt geplaatst en start uw computer opnieuw op.
Als uw computer is aangesloten op een contactdoos of een UPS (Uninterruptible Power Supply of noodvoeding),
controleert u of de contactdoos of UPS op het stopcontact is aangesloten en is ingeschakeld.
Als u een extern beeldscherm gebruikt, controleert u of dit op het stopcontact is aangesloten en is ingeschakeld.
Zorg dat de helderheid en het contrast correct zijn ingesteld. Raadpleeg de handleiding van het beeldscherm voor
meer informatie.
Koppel de netadapter los en verwijder de batterij. Wacht drie tot vijf minuten. Plaats de batterij terug, sluit de netadapter
opnieuw aan en druk op de aan/uit-knop om uw computer aan te zetten.
Condens kan een storing in uw computer veroorzaken. Als dit gebeurt, mag u de computer gedurende ten minste één
uur niet gebruiken.
Controleer of u de meegeleverde Sony-netadapter gebruikt. Voor uw veiligheid dient u alleen de originele oplaadbare
batterij en netadapter van Sony te gebruiken. Deze worden door Sony geleverd voor uw VAIO-computer.
157
nN
Problemen oplossen >
Computer
Wat moet ik doen als het groene stroomlampje gaat branden, maar er niets op mijn
scherm verschijnt?
Druk meerdere keren op Alt+F4 om het toepassingsvenster te sluiten. Er kan zich een toepassingsfout hebben voorgedaan.
Druk op de toetsen Ctrl+Alt+Delete en klik op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Opnieuw opstarten.
Houd de aan/uit-knop gedurende meer dan vier seconden ingedrukt om de computer af te sluiten. Koppel de netadapter
los een houd de computer vijf minuten uitgeschakeld. Sluit de netadapter aan en schakel de computer weer in.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
Wat moet ik doen als de computer of software niet meer reageert?
Als de computer niet meer reageert terwijl er een softwaretoepassing wordt uitgevoerd, drukt u op de toetsen Alt+F4 om
het toepassingsvenster te sluiten.
Als de toetsen Alt+F4 geen effect hebben, klikt u op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Vergrendelen en daarna
op Afsluiten om de computer uit te schakelen.
Als de computer niet wordt uitgeschakeld, drukt u op de toetsen Ctrl+Alt+Delete en klikt u op de pijl naast de knop
Afsluiten en daarna op Afsluiten.
Wanneer het venster Windows Beveiliging verschijnt, klikt u op Afsluiten.
Als uw computer nog steeds niet wordt uitgeschakeld, houdt u de aan/uit-knop ingedrukt totdat de computer wordt
uitgeschakeld. Verwijder de netadapter en batterij.
!
Als u de computer uitschakelt met de toetsen Ctrl+Alt+Delete of met de aan/uit-knop, kunnen er niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
Koppel de netadapter los en verwijder de batterij. Wacht drie tot vijf minuten. Plaats de batterij terug, sluit de netadapter
opnieuw aan en druk op de aan/uit-knop om uw computer aan te zetten.
Probeer het probleem te verhelpen door de software opnieuw te installeren.
Neem contact op met de maker of leverancier van de software voor technische ondersteuning.
158
nN
Problemen oplossen >
Computer
Waarom wordt mijn computer niet in de slaapstand of sluimerstand gezet?
Uw computer kan instabiel worden als de werkingsmodus wordt gewijzigd voordat de computer volledig in de slaapstand of
sluimerstand is gegaan.
De normale modus van uw computer herstellen
1 Sluit alle geopende programma's.
2 Klik op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Vergrendelen en daarna op Opnieuw opstarten.
3 Als de computer niet opnieuw wordt opgestart, drukt u op de toetsen Ctrl+Alt+Delete en klikt u op de pijl naast de knop
Afsluiten en daarna op Opnieuw opstarten.
4 Als deze procedure niet werkt, houdt u de aan/uit-knop ingedrukt totdat de computer wordt uitgeschakeld.
!
Als u de computer met de aan/uit-knop uitschakelt, kunnen er mogelijk niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
Wat moet ik doen als het lampje voor batterijlading snel knippert en mijn computer niet opstart?
Dit probleem kan worden veroorzaakt doordat de batterij niet correct is geplaatst. U verhelpt dit probleem door uw
computer uit te schakelen en de batterij te verwijderen. Plaats vervolgens de batterij terug in de computer. Zie De batterij
plaatsen (pagina 19) voor meer informatie.
Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de bovenstaande stappen hebt uitgevoerd, betekent dit dat de batterij niet
compatibel is. Verwijder de batterij en neem contact op met VAIO-Link.
159
nN
Problemen oplossen >
Computer
Wat moet ik doen als er een venster verschijnt met het bericht dat de batterij incompatibel
of verkeerd geplaatst is, en mijn computer overgaat op de sluimerstand?
Dit probleem kan worden veroorzaakt doordat de batterij niet correct is geplaatst. U verhelpt dit probleem door uw
computer uit te schakelen en de batterij te verwijderen. Plaats vervolgens de batterij terug in de computer.
Zie De batterij plaatsen (pagina 19) voor meer informatie.
Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de bovenstaande stappen hebt uitgevoerd, betekent dit dat de batterij niet
compatibel is. Verwijder de batterij en neem contact op met VAIO-Link.
Waarom wordt in het venster Systeemeigenschappen een lagere processorsnelheid
weergegeven dan de maximale snelheid?
Dit is normaal. Aangezien uw computerprocessor een technologie voor regeling van de processorsnelheid gebruikt om
energie te besparen, kan in Systeemeigenschappen de huidige processorsnelheid worden weergegeven in plaats van
de maximale snelheid.
Wat moet ik doen als mijn wachtwoord in Windows niet wordt geaccepteerd en het bericht
Enter Onetime Password wordt weergegeven?
Als u driemaal achter elkaar een verkeerd opstartwachtwoord invoert, verschijnt het bericht Enter Onetime Password en
zal Windows niet meer starten. Houd de aan/uit-knop gedurende meer dan vier seconden ingedrukt om te controleren of het
stroomlampje uit gaat. Wacht 10 tot 15 seconden, zet uw computer opnieuw aan en voer het juiste wachtwoord in. Controleer
wanneer u het wachtwoord invoert of de lampjes voor de toetsen Num Lock en Caps Lock uit zijn. Als een van deze lampjes
brandt, drukt u op de toets Num Lk (of Num Lock) of op de toets Caps Lock om het lampje uit te schakelen voordat u het
wachtwoord invoert.
160
nN
Problemen oplossen >
Computer
Wat moet ik doen als mijn spelsoftware niet werkt of steeds vastloopt?
Kijk op de website van het spel of er patches of updates kunnen worden gedownload.
Zorg dat u het recentste videostuurprogramma hebt geïnstalleerd.
Op sommige VAIO-modellen wordt het grafische geheugen gedeeld met het systeem. In dit geval kunnen geen optimale
grafische prestaties worden gegarandeerd.
Wat moet ik doen als ik het opstartwachtwoord ben vergeten?
Als u het opstartwachtwoord bent vergeten, neemt u contact op met VAIO-Link om dit opnieuw in te stellen. Hiervoor worden
kosten in rekening gebracht.
Waarom wordt mijn scherm niet uitgeschakeld nadat de tijd voor automatisch
uitschakelen is verstreken?
Met de originele schermbeveiliging van VAIO wordt de timerinstelling, die u kunt selecteren met Energiebeheer van Windows
en waarmee uw computerscherm wordt uitgeschakeld, gedeactiveerd.
Selecteer een andere schermbeveiliging dan de originele schermbeveiliging van VAIO.
161
nN
Problemen oplossen >
Computer
Hoe kan ik de volgorde wijzigen waarin apparaten worden opgestart?
U kunt een van de BIOS-functies gebruiken om deze volgorde te wijzigen. Voer de volgende stappen uit:
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Druk op de toets < of , om Boot te selecteren.
4 Druk op de toets M of m om de gewenste prioriteit te selecteren onder Boot Priority en druk op Enter.
5 Druk op M of m om het apparaat te selecteren waaraan u de prioriteit wilt toewijzen en druk vervolgens op Enter.
6 Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op de toets Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Wat moet ik doen als ik de computer niet kan opstarten vanaf een aangesloten
USB-diskettestation?
Als u uw computer wilt opstarten vanaf het USB-diskettestation, dient u het opstartapparaat te wijzigen.
Zet de computer aan en druk op de toets F11 als het VAIO-logo wordt weergegeven.
Hoe controleer ik de grootte van de herstelpartitie?
Op het ingebouwde opslagapparaat staat de herstelpartitie waarin de gegevens voor systeemherstel zijn opgeslagen.
Voer de volgende stappen uit om de grootte van de herstelpartitie te controleren.
1 Klik op Start, klik met de rechtermuisknop op Computer en selecteer Beheren.
2 Klik op Schijfbeheer onder Opslag in het linkerdeelvenster.
De grootte van de herstelpartitie en de totale grootte van de C-schijf wordt weergegeven in de rij Schijf 0 in het
middelste deelvenster.
162
nN
Problemen oplossen >
Systeembeveiliging
Systeembeveiliging
Hoe kan ik mijn computer beschermen tegen beveiligingsproblemen, zoals virussen?
Het besturingssysteem Microsoft Windows is vooraf op uw computer geïnstalleerd. De beste manier om uw computer te
beschermen tegen beveiligingsproblemen, zoals virussen, is regelmatig de nieuwste Windows-updates te downloaden
en te installeren.
U ontvangt belangrijke Windows-updates door de volgende stappen uit te voeren:
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet voordat u updates kunt downloaden.
1 Maak verbinding met het internet.
2 Dubbelklik op het pictogram Beveiligingswaarschuwingen van Windows op de taakbalk.
3 Volg de aanwijzingen op het scherm om automatische of geplande updates in te stellen.
Hoe zorg ik dat de antivirussoftware bijgewerkt blijft?
U kunt het softwareprogramma McAfee bijgewerkt houden met de recentste updates van McAfee, Inc.
Voer de volgende stappen uit om de nieuwste beveiligingsupdates te downloaden en te installeren:
1 Klik op Start, Alle programma's, McAfee en McAfee SecurityCenter.
2 Klik op de knop in de linkerbovenhoek van het venster om de software bij te werken.
3 Volg de aanwijzingen op het scherm om updates te downloaden.
Raadpleeg het Help-bestand van het softwareprogramma voor meer informatie.
163
nN
Problemen oplossen >
Batterij
Batterij
Hoe weet ik wat de oplaadstatus van de batterij is?
Aan de hand van het lampje voor batterijlading kunt u controleren hoever de batterij is opgeladen. Zie De batterij opladen
(pagina 22) voor meer informatie.
Wanneer werkt de computer op netstroom?
Als uw computer rechtstreeks op de netadapter is aangesloten, werkt deze op netstroom, zelfs als de batterij is geplaatst.
Wanneer moet ik de batterij opnieuw opladen?
Als het batterijniveau minder dan 10% bedraagt.
Als het batterijlampje en het stroomlampje beide knipperen.
Als u de batterij gedurende lange tijd niet hebt gebruikt.
Wanneer moet ik de batterij vervangen?
Als de batterij snel leegloopt nadat u deze volledig is opgeladen, heeft deze waarschijnlijk het einde van de gebruiksduur
bereikt en dient u deze te vervangen.
Zie De oplaadcapaciteit van de batterij controleren (pagina 24) om de oplaadcapaciteit van de batterij te controleren.
164
nN
Problemen oplossen >
Batterij
Moet ik me zorgen maken als de geplaatste batterij warm is?
Nee, het is normaal dat de batterij warm wordt wanneer uw computer op batterijstroom werkt.
Kan mijn computer in de sluimerstand gaan terwijl de batterij wordt gebruikt?
Uw computer kan in de sluimerstand gaan terwijl de batterij wordt gebruikt, maar sommige softwareprogramma's en
randapparaten kunnen voorkomen dat de sluimerstand wordt geactiveerd. Als u een programma gebruikt dat voorkomt dat
de sluimerstand wordt geactiveerd, slaat u uw gegevens regelmatig op om te voorkomen dat u gegevens kwijtraakt.
Raadpleeg De sluimerstand gebruiken (pagina 125) voor informatie over hoe u de sluimerstand handmatig activeert.
165
nN
Problemen oplossen >
Ingebouwde camera
Ingebouwde camera
Waarom worden er in de zoeker geen beelden of beelden van slechte kwaliteit weergegeven?
De ingebouwde camera kan niet tegelijk worden gebruikt in meer dan één softwaretoepassing. Sluit de huidige
toepassing af voor u een andere opent.
Als u een snel bewegend object bekijkt, kan de zoeker wat ruis vertonen, zoals horizontale strepen. Dit is normaal en
wijst niet op een defect.
Als het probleem zich blijft voordoen, start u uw computer opnieuw op.
Waarom zijn de vastgelegde beelden van slechte kwaliteit?
Als de beelden zijn vastgelegd bij tl-licht, kan de reflectie van het licht worden weergegeven.
Donkere gedeelten van vastgelegde beelden kunnen worden weergegeven met ruis.
Als het lensbeschermoppervlak vuil is, kunt u geen scherpe opnamen maken. Maak het oppervlak schoon.
Zie Met de ingebouwde camera omgaan (pagina 146).
Wat moet ik doen als er bij het vastleggen van de beelden frames verloren gaan en er
onderbrekingen optreden in het geluid?
De effectinstellingen van uw softwaretoepassingen kunnen de oorzaak zijn van de verloren frames. Raadpleeg het
Help-bestand van het softwareprogramma voor meer informatie.
Er worden mogelijk meer softwaretoepassingen uitgevoerd dan de computer kan verwerken. Sluit de toepassingen
die u op dat moment niet gebruikt.
De functie voor energiebeheer van uw computer is mogelijk geactiveerd. Controleer de CPU-prestaties.
166
nN
Problemen oplossen >
Ingebouwde camera
Wat moet ik doen als er bij het afspelen van films frames verloren gaan als de computer
de batterij gebruikt?
De batterij is bijna leeg. Sluit uw computer aan op een stopcontact.
Wat moet ik doen als vastgelegde beelden flikkeren?
Dit probleem doet zich voor als u de camera gebruikt bij tl-licht. Het wordt veroorzaakt door het verschil tussen de
lichtuitvoerfrequentie en de sluitertijd.
Als u de ruis die wordt veroorzaakt door flikkering wilt verminderen, wijst u de camera naar een andere kant of past u de
helderheid van de camerabeelden aan. In sommige softwaretoepassingen kunt u een van de camera-eigenschappen
(bijvoorbeeld lichtbron, flikkering, enz.) instellen op een specifieke waarde om de ruis te verminderen die wordt veroorzaakt
door flikkering.
Waarom wordt de video-invoer van de ingebouwde camera een paar seconden onderbroken?
De video-invoer kan een paar seconden worden onderbroken als:
u een sneltoets met de toets Fn gebruikt.
de belasting van de CPU hoger wordt.
Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Wat moet ik doen als mijn computer instabiel gedrag vertoont wanneer hij in een
energiebesparingsmodus wordt gezet terwijl de ingebouwde camera in gebruik is?
Als de computer automatisch in de slaapstand of sluimerstand wordt gezet, wijzigt u de instellingen van de overeenkomstige
energiebesparingsmodus. Zie Energiebesparende modi gebruiken (pagina 122) om de instelling te wijzigen.
167
nN
Problemen oplossen >
Internet
Internet
Wat moet ik doen als de modem niet werkt?
Controleer of de telefoonkabel correct is aangesloten op de modempoort van uw computer en op het stopcontact.
Controleer of de telefoonkabel werkt. Sluit de kabel aan op een gewone telefoon en luister of u een kiestoon hoort.
Controleer of het telefoonnummer dat het programma gebruikt correct is.
Controleer of de software die u gebruikt compatibel is met uw computermodem. (Alle vooraf geïnstalleerde
Sony-programma's zijn compatibel.)
Zorg dat de modem het enige apparaat is dat is aangesloten op de telefoonlijn.
Voer de volgende stappen uit om de instellingen te controleren:
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Hardware en geluiden.
3 Klik op Telefoon- en modemopties.
4 Controleer of de modem wordt vermeld op het tabblad Modems.
5 Controleer of de juiste locatiegegevens worden vermeld op het tabblad Kiesregels.
168
nN
Problemen oplossen >
Internet
Waarom is mijn modemverbinding traag?
Uw computer is uitgerust met een V.92/V.90-compatibele modem. De verbindingssnelheid van de modem wordt beïnvloed
door vele factoren, waaronder ruis op de telefoonlijn of compatibiliteit met communicatieapparaten, zoals faxapparaten of
andere modems. Als u vermoedt dat uw modem geen goede verbinding maakt met andere computermodems, faxapparaten
of uw internetprovider, voert u een van de volgende stappen uit:
Vraag het telefoonbedrijf of ze willen controleren of de telefoonlijn ruisvrij is.
Als het probleem te maken heeft met een faxapparaat, controleert u of er geen problemen zijn met het faxapparaat
waarmee u een verbinding tracht te maken en of dit apparaat compatibel is met faxmodems.
Als u een probleem hebt met de verbinding met de provider, controleert u of de provider geen technische problemen
ondervindt.
Als u een tweede telefoonlijn hebt, probeert u de modem aan te sluiten op die lijn.
169
nN
Problemen oplossen >
Netwerk
Netwerk
Wat moet ik doen als mijn computer geen verbinding kan maken met een draadloos
LAN-toegangspunt?
De beschikbaarheid van de verbinding wordt beïnvloed door de afstand en door obstakels. Mogelijk moet u uw computer
verder weg van obstakels of dichter bij een gebruikt toegangspunt plaatsen.
Controleer of de schakelaar WIRELESS is ingeschakeld en of het WIRELESS-lampje op uw computer brandt.
Controleer of het toegangspunt is ingeschakeld.
Als u met uw computer verbinding wilt maken met een draadloos LAN-toegangspunt met de 5 GHz bandbreedte,
moet u de optie inschakelen om de 5 GHz bandbreedte of zowel de 2,4 GHz en 5 GHz bandbreedte te gebruiken op het
tabblad WLAN in het instellingenvenster VAIO Smart Network. Draadloze LAN-communicatie (IEEE 802.11a-standaard) met
alleen de 5 GHz bandbreedte (alleen beschikbaar op bepaalde modellen), is standaard uitgeschakeld.
Voer de volgende stappen uit om de instellingen te controleren:
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Netwerkstatus en -taken weergeven onder Netwerk en internet.
3 Klik op Verbinding met een netwerk maken om te controleren of uw toegangspunt is geselecteerd.
Controleer of de coderingssleutel correct is.
170
nN
Problemen oplossen >
Netwerk
Zorg ervoor dat Maximale prestaties is geselecteerd voor Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk in
het venster Energiebeheer. Als er een andere optie is geselecteerd, kan er een communicatiefout optreden. Voer de
volgende stappen uit om de instellingen te wijzigen:
1 Rechtsklik op het pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk en selecteer Energiebeheer.
2 Klik op De schema-instellingen wijzigen onder het huidige energieschema.
3 Klik op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen.
4 Klik op het tabblad Geavanceerde instellingen.
5 Dubbelklik op Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk en Modus voor energiebesparing.
6 Selecteer Maximale prestaties in de vervolgkeuzelijst voor zowel Op accu als Netstroom.
171
nN
Problemen oplossen >
Netwerk
Wat moet ik doen als ik geen toegang tot het internet krijg?
Controleer de instellingen voor het toegangspunt. Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie.
Controleer of uw computer en het toegangspunt verbinding met elkaar hebben.
Plaats uw computer verder weg van obstakels of dichter bij het toegangspunt dat u gebruikt.
Controleer of uw computer correct is geconfigureerd voor internettoegang.
Zorg ervoor dat Maximale prestaties is geselecteerd voor Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk in
het venster Energiebeheer. Als er een andere optie is geselecteerd, kan er een communicatiefout optreden. Voer de
stappen in Wat moet ik doen als mijn computer geen verbinding kan maken met een draadloos LAN-toegangspunt?
(pagina 169) uit om de instellingen te wijzigen.
Waarom verloopt de gegevensoverdracht traag?
De gegevensoverdrachtsnelheid van het draadloze LAN wordt beïnvloed door de afstand en obstakels tussen apparaten
en toegangspunten. Andere factoren zijn apparaatconfiguraties, zendomstandigheden en softwarecompatibiliteit.
Voor een maximale overdrachtsnelheid moet u uw computer mogelijk verder weg van obstakels of dichter bij een gebruikt
toegangspunt plaatsen.
Als u een draadloos LAN-toegangspunt gebruikt, kan het apparaat tijdelijk zijn overbelast, afhankelijk van het aantal
apparaten dat communiceert via het toegangspunt.
Als het toegangspunt de werking van andere toegangspunten verstoort, wijzigt u het kanaal voor het toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie.
Zorg ervoor dat Maximale prestaties is geselecteerd voor Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk in
het venster Energiebeheer. Als er een andere optie is geselecteerd, kan er een communicatiefout optreden. Voer de
stappen in Wat moet ik doen als mijn computer geen verbinding kan maken met een draadloos LAN-toegangspunt?
(pagina 169) uit om de instellingen te wijzigen.
172
nN
Problemen oplossen >
Netwerk
Hoe voorkom ik onderbrekingen in de gegevensoverdracht?
Als uw computer verbinding heeft met een toegangspunt, kan de gegevensoverdracht worden onderbroken bij verzending
van grote bestanden of als de computer in de buurt van een magnetron of draadloze telefoon staat.
Plaats uw computer dichter bij het toegangspunt.
Controleer of de verbinding met het toegangspunt intact is.
Wijzig het kanaal van het toegangspunt. Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie.
Zorg ervoor dat Maximale prestaties is geselecteerd voor Instellingen voor de adapter voor draadloos netwerk in
het venster Energiebeheer. Als er een andere optie is geselecteerd, kan er een communicatiefout optreden. Voer de
stappen in Wat moet ik doen als mijn computer geen verbinding kan maken met een draadloos LAN-toegangspunt?
(pagina 169) uit om de instellingen te wijzigen.
Wat zijn kanalen?
Draadloze LAN-communicatie vindt plaats over gedeelde frequentiebanden, kanalen genoemd. Draadloze
LAN-toegangspunten van andere fabrikanten kunnen zijn ingesteld op andere kanalen dan Sony-apparaten.
Als u een draadloos LAN-toegangspunt gebruikt, raadpleegt u de verbindingsinformatie in de handleiding bij
uw toegangspunt.
Waarom wordt de netwerkverbinding verbroken als ik de coderingssleutel wijzig?
De peer-to-peer netwerkverbinding tussen twee computers met de functie voor draadloze LAN kan worden verbroken als de
coderingssleutel wordt gewijzigd. U kunt de coderingssleutel uit het oorspronkelijke profiel herstellen of de sleutel opnieuw
invoeren op beide computers, zodat de sleutels overeenstemmen.
173
nN
Problemen oplossen >
Netwerk
Hoe geef ik het venster VAIO Smart Network weer?
Als u het venster VAIO Smart Network op het bureaublad wilt weergeven, volgt u deze stappen:
1 Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2 Klik op Netwerkverbindingen (Network Connections) en VAIO Smart Network.
3 Klik op Geavanceerd (Advanced) in het rechterdeelvenster.
Zie het helpbestand over de software voor informatie over de VAIO Smart Network-software.
174
nN
Problemen oplossen >
Bluetooth-technologie
Bluetooth-technologie
Wat moet ik doen als andere Bluetooth-apparaten mijn computer niet kunnen vinden?
Controleer of de Bluetooth-functie op beide apparaten is ingeschakeld.
Controleer of de schakelaar WIRELESS is ingeschakeld en of het WIRELESS-lampje op uw computer brandt.
U kunt de Bluetooth-functie niet gebruiken wanneer de computer in de slaapstand of sluimerstand staat. Zet de computer
terug in de normale modus en schakel de schakelaar WIRELESS in.
Mogelijk is de afstand tussen de computer en het apparaat te groot. De draadloze technologie van Bluetooth werkt het
beste als de apparaten niet meer dan 10 meter van elkaar verwijderd zijn.
Wat moet ik doen als ik het Bluetooth-apparaat waarmee ik wil communiceren niet
kan vinden?
Controleer of de Bluetooth-functie van het apparaat waarmee u wilt communiceren, is ingeschakeld. Raadpleeg de
handleiding van het andere apparaat voor meer informatie.
Wanneer het apparaat waarmee u wilt communiceren al met een ander Bluetooth-apparaat communiceert, is het mogelijk
dat het niet wordt gevonden of dat het niet met de computer kan communiceren.
Als u wilt dat andere Bluetooth-apparaten met de computer kunnen communiceren, volgt u deze stappen:
1 Klik op Start, Configuratiescherm, Hardware en geluiden, Bluetooth-apparaten en Instellingen voor Bluetooth.
2 Klik op het tabblad Opties en selecteer Bluetooth-apparaten kunnen deze computer vinden.
175
nN
Problemen oplossen >
Bluetooth-technologie
Wat moet ik doen als andere Bluetooth-apparaten geen verbinding met mijn computer
kunnen maken?
Bekijk de suggesties in Wat moet ik doen als ik het Bluetooth-apparaat waarmee ik wil communiceren niet kan vinden?
(pagina 174).
Controleer of de andere apparaten zijn geverifieerd.
De afstand waarover gegevens kunnen worden uitgewisseld, kan minder zijn dan 10 meter, afhankelijk van de obstakels
tussen de twee apparaten, de kwaliteit van de radiogolven, het besturingssysteem of de gebruikte software. Zet uw
computer en Bluetooth-apparaten dichter bij elkaar.
Waarom is mijn Bluetooth-verbinding traag?
De snelheid van de gegevensoverdracht hangt af van de obstakels en/of de afstand tussen de twee apparaten,
de kwaliteit van de radiogolven, het besturingssysteem of de gebruikte software. Zet uw computer en Bluetooth-apparaten
dichter bij elkaar.
De 2,4 GHz-radiofrequentie die door Bluetooth- en draadloze LAN-apparaten wordt gebruikt, wordt ook gebruikt door
andere apparaten. Bluetooth-apparaten beschikken over technologie die storing minimaliseert van andere apparaten die
dezelfde golflengte gebruiken, wat echter kan leiden tot een lagere communicatiesnelheid en een kleiner
verbindingsbereik. De communicatie kan ook worden onderbroken door interferentie van andere apparaten.
De beschikbaarheid van de verbinding wordt beïnvloed door de afstand en door obstakels. Mogelijk moet u de computer
verder weg plaatsen van obstakels of dichter bij het apparaat waarmee de computer is verbonden.
Verwijder obstakels tussen de computer en het apparaat waarmee de computer is verbonden.
Waarom kan ik de services die worden ondersteund door het verbonden
Bluetooth-apparaat niet gebruiken?
Verbinding is alleen mogelijk voor services die ook worden ondersteund op de computer met de Bluetooth-functie. Zoek voor
meer informatie naar informatie over Bluetooth in Windows Help en ondersteuning.
176
nN
Problemen oplossen >
Bluetooth-technologie
Kan ik een apparaat met Bluetooth-technologie in vliegtuigen gebruiken?
Met Bluetooth-technologie verzendt de computer een radiofrequentie van 2,4 GHz. Op gevoelige locaties, zoals ziekenhuizen
en vliegtuigen, kunnen beperkingen gelden voor het gebruik van Bluetooth-apparaten om radiostoring te voorkomen.
Vraag het personeel of het gebruik van de Bluetooth-functie op de computer is toegestaan.
Waarom kan ik de Bluetooth-functie niet gebruiken wanneer ik me bij de computer
aanmeld als een gebruiker met een standaardgebruikersaccount?
De Bluetooth-functie is mogelijk niet beschikbaar voor gebruikers met een standaardgebruikersaccount op de computer.
Meld u bij de computer aan als gebruiker met beheerdersrechten.
Waarom kan ik de Bluetooth-apparaten niet gebruiken als een andere gebruiker?
Als de vorige gebruiker zich niet afmeldt van het systeem, werken de Bluetooth-apparaten niet voor de nieuwe gebruiker.
Meld u af voordat u de software gebruikt als een andere gebruiker. U meldt zich af bij het systeem door te klikken op Start,
vervolgens op de pijl naast de knop Vergrendelen en daarna op Afmelden.
Waarom kan ik geen gegevens van visitekaartjes met een mobiele telefoon uitwisselen?
De functie voor het uitwisselen van gegevens van visitekaartjes wordt niet ondersteund.
177
nN
Problemen oplossen >
Bluetooth-technologie
Wat moet ik doen als ik geen geluid hoor via mijn hoofdtelefoon of audio-/videocontroller?
Controleer de SCMS-T-instellingen. Als uw hoofdtelefoon of audio-/videocontroller SCMS-T-inhoudsbescherming niet
ondersteunt, sluit u het apparaat aan via A2DP (Advanced Audio Distribution Profile). Voer de volgende stappen uit:
1 Klik op Start, Configuratiescherm, Hardware en geluiden en Bluetooth-apparaten.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat dat u via A2DP wilt aansluiten en selecteer Control.
3 Schakel het selectievakje Connect to a device only if it supports SCMS-T content protection uit onder SCMS-T Settings.
178
nN
Problemen oplossen >
Optische schijven
Optische schijven
Waarom blijft mijn computer hangen als ik probeer een schijf te lezen?
De schijf die uw computer probeert te lezen is mogelijk vuil of beschadigd. Voer de volgende stappen uit:
1 Druk op de toetsen Ctrl+Alt+Delete en klik op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Opnieuw opstarten om de
computer opnieuw op te starten.
2 Verwijder de schijf uit het optische schijfstation.
3 Controleer of de schijf vuil of beschadigd is. Als u de schijf moet reinigen, raadpleegt u Met schijven omgaan (pagina 147)
voor aanwijzingen.
Wat moet ik doen als de lade van het station niet opengaat?
Controleer of uw computer aanstaat.
Druk op de uitwerpknop voor het station.
Als de uitwerpknop voor het station niet werkt, klikt u op Start en Computer, klikt u met de rechtermuisknop op het
pictogram van het optische station en selecteert u Uitwerpen.
Als geen van de bovenstaande opties werkt, duwt u een dun, recht voorwerp (zoals een paperclip) in het uitwerpgaatje
in het optische schijfstation.
Probeer het probleem te verhelpen door uw computer opnieuw op te starten.
179
nN
Problemen oplossen >
Optische schijven
Wat moet ik doen als ik niet naar behoren een schijf op mijn computer kan beluisteren?
Controleer of de schijf met het label omhoog in het optische station is geplaatst.
Controleer of de benodigde toepassingen zijn geïnstalleerd aan de hand van de instructies van de fabrikant.
Als een schijf vuil of beschadigd is, reageert uw computer niet meer. Voer de volgende stappen uit:
1 Druk op de toetsen Ctrl+Alt+Delete en klik op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Opnieuw opstarten
om de computer opnieuw op te starten.
2 Verwijder de schijf uit het optische schijfstation.
3 Controleer of de schijf vuil of beschadigd is. Als u de schijf moet reinigen, raadpleegt u Met schijven omgaan
(pagina 147) voor aanwijzingen.
Als u een schijf afspeelt en geen geluid hoort, voert u een van de volgende stappen uit:
Het volume is mogelijk gedempt met de toetsen Fn+F2. Druk nogmaals op deze knoppen.
Het volume is mogelijk geminimaliseerd met de toetsen Fn+F3. Houd de toetsen Fn+F4 ingedrukt om het volume te
verhogen tot u geluid kunt horen.
Klik met de rechtermuisknop op het volume-pictogram op de taakbalk en klik op Volumemixer openen om de
instellingen te controleren.
Controleer de volume-instelling van de audiomixer.
Als u externe luidsprekers gebruikt, controleert u de volumeregeling op de luidsprekers en de aansluiting van de
luidsprekers op uw computer.
Controleer of de juiste stuurprogrammasoftware is geïnstalleerd. Voer de volgende stappen uit:
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Systeem en onderhoud.
3 Klik op Systeem.
180
nN
Problemen oplossen >
Optische schijven
4 Klik op Apparaatbeheer in het linkerdeelvenster.
Het venster Apparaatbeheer verschijnt met een lijst van de hardwareapparaten van uw computer.
Als er een "X" of een uitroepteken wordt weergegeven op het weergegeven apparaat, moet u mogelijk het apparaat
inschakelen of de stuurprogramma's opnieuw installeren.
5 Dubbelklik op het optische schijfstation om een lijst met de optische schijfstations van uw computer te openen.
6 Dubbelklik op het gewenste station.
U kunt het stuurprogramma controleren door te klikken op het tabblad Stuurprogramma en vervolgens op
Stuurprogrammagegevens.
7 Klik op OK om het venster te sluiten.
Controleer of er geen label op de schijf is geplakt. Labels kunnen losgaan terwijl de schijf zich in het optische station
bevindt en het station beschadigen of defecten veroorzaken.
Als een waarschuwing over een regiocode wordt weergegeven, is de schijf mogelijk incompatibel met het optische station.
Controleer op de verpakking of de regiocode compatibel is met het station.
Als er condens aanwezig is in uw computer, mag u de computer gedurende ten minste één uur niet gebruiken.
Condens kan een storing in de computer veroorzaken.
Zorg ervoor dat uw computer op netstroom werkt en probeer de schijf opnieuw af te spelen.
181
nN
Problemen oplossen >
Optische schijven
Wat moet ik doen als ik geen gegevens op CD-media kan schrijven?
Start geen software en zorg dat er geen programma's automatisch worden gestart, zelfs geen schermbeveiliging.
Als u een CD-R/RW-schijf gebruikt waarop een label is geplakt, moet u deze vervangen door een exemplaar zonder label.
Als u een schijf gebruikt waarop een label is geplakt, kan er een leesfout of een andere beschadiging optreden.
Wat moet ik doen als ik geen gegevens op DVD-media kan schrijven?
Zie erop toe dat u de juiste beschrijfbare DVD gebruikt.
Controleer welke indeling voor beschrijfbare DVD's compatibel is met het optische station. Beschrijfbare DVD's van
bepaalde merken werken mogelijk niet.
182
nN
Problemen oplossen >
Beeldscherm
Beeldscherm
Waarom gaat mijn scherm uit?
Uw computerscherm kan uitgaan als de computer geen stroom meer krijgt of als een energiebesparingsmodus wordt
geactiveerd (slaapstand of sluimerstand). Als de computer op LCD (Video) slaapstand staat, drukt u op een toets om het
computerscherm te activeren. Zie Energiebesparende modi gebruiken (pagina 122) voor meer informatie.
Controleer of uw computer correct is aangesloten op een stopcontact en is ingeschakeld en dat het stroomlampje brandt.
Als uw computer op batterijstroom werkt, controleert u of de batterij correct is geplaatst en is opgeladen. Zie De batterij
gebruiken (pagina 19) voor meer informatie.
Als het beeld wordt weergegeven op een extern beeldscherm, drukt u op de toetsen Fn+F7. Zie Combinaties en
functies met de Fn-toets (pagina 29) voor meer informatie.
Wat moet ik doen als ik geen goed beeld heb?
Selecteer Meeste (32-bits) voor de weergavekleuren voordat u software voor video's of afbeeldingen gebruikt of u een
DVD bekijkt. Door een andere optie te selecteren kan dergelijke software beelden mogelijk niet goed weergeven. Voer de
volgende stappen uit om de weergavekleuren te wijzigen:
1 Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Aan persoonlijke voorkeur aanpassen.
2 Klik op Beeldscherminstellingen.
3 Selecteer Meeste (32-bits) onder Kleuren.
Wijzig de schermresolutie of kleuren niet terwijl u software voor video of afbeeldingen gebruikt of tijdens het afspelen van
DVD's. Dit kan leiden tot fouten bij het afspelen of weergeven of tot een instabiel systeem.
Daarnaast wordt het aanbevolen om voor het afspelen van DVD's uw schermbeveiliging uit te schakelen. Een
ingeschakelde schermbeveiliging wordt mogelijk geactiveerd tijdens het afspelen van DVD's, wat tot problemen kan
leiden. Soms kan de schermbeveiliging zelfs de resolutie en kleuren van het scherm wijzigen.
183
nN
Problemen oplossen >
Beeldscherm
Wat moet ik doen als er geen beeld wordt weergegeven op mijn tv of externe monitor die
is aangesloten op de HDMI-uitvoerpoort?
Zorg dat u een beeldscherm gebruikt dat voldoet aan HDCP. Auteursrechtelijke inhoud wordt niet weergegeven op een
beeldscherm dat niet voldoet aan HDCP. Zie Een monitor aansluiten (pagina 92) voor meer informatie.
Waarom geeft mijn scherm geen video weer?
Als het externe beeldscherm voor de uitvoer is geselecteerd, maar het externe beeldscherm niet is aangesloten,
kunt u geen videobeeld op uw computerscherm zien. Stop het afspelen van de video, wijzig de uitvoer naar het
computerscherm en speel de video opnieuw af. Zie Weergavemodi selecteren (pagina 99) om de uitvoer te wijzigen.
U kunt ook op Fn+F7 drukken om de uitvoer te wijzigen. Zie Combinaties en functies met de Fn-toets (pagina 29)
voor meer informatie.
Er is mogelijk onvoldoende videogeheugen om video's met hoge resolutie weer te geven. Verlaag de resolutie van het
LCD-scherm.
Voer de volgende stappen uit om de schermresolutie te wijzigen:
1 Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Aan persoonlijke voorkeur aanpassen.
2 Klik op Beeldscherminstellingen.
3 Verplaats de schuifregelaar onder Resolutie naar links om de resolutie te verlagen of naar rechts om de
schermresolutie te verhogen.
U kunt de totaal beschikbare hoeveelheid grafisch geheugen en videogeheugen controleren. Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad, selecteer
Aan persoonlijke voorkeur aanpassen en klik op Beeldscherminstellingen, Geavanceerde instellingen en op het tabblad Adapter. De weergegeven
waarde kan afwijken van de werkelijke beschikbare hoeveelheid geheugen op uw computer.
Wat moet ik doen als mijn scherm donker is?
Druk op Fn+F6 om uw computerscherm lichter te maken.
184
nN
Problemen oplossen >
Beeldscherm
Wat moet ik doen als de helderheid van het scherm verandert?
De helderheidsinstelling van het scherm, die u kunt aanpassen met de toetsen Fn+F5/F6 is tijdelijk en kan in de
oorspronkelijke instelling worden teruggezet wanneer de computer uit de slaapstand of sluimerstand naar de normale
modus terugkeert. Voer de volgende stappen uit om uw voorkeurshelderheidsinstelling op te slaan:
1 Rechtsklik op het pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk en selecteer Energiebeheer.
2 Klik op De schema-instellingen wijzigen onder het huidige energieschema.
3 Klik op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen.
4 Klik op het tabblad Geavanceerde instellingen.
5 Dubbelklik op Beeldscherm.
6 Pas de helderheidsinstelling van het scherm aan om de helderheid in te stellen.
185
nN
Problemen oplossen >
Beeldscherm
Op modellen met een ATI-videocontroller kan het computerscherm tijdelijk zwart worden:
Wanneer u de netadapter aansluit of verwijdert
Onmiddellijk nadat u de computer hebt gestart op batterijstroom
Voer de volgende stappen uit om uw voorkeurshelderheidsinstelling op te slaan:
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Hardware en geluiden.
3 Klik op Wijzigen wanneer de computer in slaapstand gaat onder Energiebeheer.
4 Klik op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen.
5 Schuif omlaag in de lijst en dubbelklik op ATI Graphics Power Settings.
6 Dubbelklik op de optie voor de ATI POWERPLAY
-instellingen.
7 Wijzig de huidige optie voor On battery.
8 Klik op OK.
186
nN
Problemen oplossen >
Beeldscherm
Wat moet ik doen als er niets op de externe monitor verschijnt?
Als u de beeldschermuitvoer niet kunt wijzigen met de toetsen Fn+F7, moet u de instellingen voor de externe monitor wijzigen
met VAIO Control Center. Hiervoor start u VAIO Control Center, selecteert u het besturingselement voor de externe
monitor en klikt u om het selectievakje in te schakelen voor het wijzigen van de opties voor het detecteren van de externe
monitor. Druk vervolgens op de toetsen Fn+F7 om de uitvoer te wijzigen.
Hoe voer ik Windows Aero uit?
Voer de volgende stappen uit om Windows Aero uit te voeren:
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Kleuren aanpassen onder Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen.
3 Klik op Eigenschappen van klassieke vormgeving openen voor meer kleuropties.
4 Selecteer Windows Aero in de opties voor Kleurenschema op het tabblad Vormgeving.
5 Klik op OK.
Zie Windows Help en ondersteuning voor informatie over de functies van Windows Aero, zoals Windows Flip 3D.
187
nN
Problemen oplossen >
Afdrukken
Afdrukken
Wat moet ik doen als ik geen document kan afdrukken?
Controleer of uw printer aanstaat en of de printerkabel correct is aangesloten op de poorten van de printer en uw
computer.
Controleer of uw printer compatibel is met het Windows-besturingssysteem dat op uw computer is geïnstalleerd.
U moet mogelijk een printerstuurprogramma installeren voordat u uw printer kunt gebruiken. Raadpleeg de handleiding
bij uw printer voor meer informatie.
Als uw printer niet werkt nadat uw computer weer wordt geactiveerd vanuit een energiebesparingsmodus (slaapstand of
sluimerstand), start u de computer opnieuw op.
Als uw printer over functies voor bidirectionele communicatie beschikt, kunt u mogelijk afdrukken door deze functies op
uw computer uit te schakelen. Voer de volgende stappen uit:
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Printer onder Hardware en geluiden.
3 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram voor de printer en selecteer Eigenschappen.
4 Klik op het tabblad Poorten.
5 Schakel het selectievakje Ondersteuning in twee richtingen inschakelen uit.
6 Klik op OK.
Hiermee schakelt u de functies voor bidirectionele communicatie van de printer, zoals gegevensoverdracht,
statuscontrole en extern bedieningspaneel, uit.
Als de printer is aangesloten op het optionele dokstation, controleert u of het dokstation is aangesloten op netstroom.
188
nN
Problemen oplossen >
Microfoon
Microfoon
Wat moet ik doen als de microfoon niet werkt?
Als u een externe microfoon gebruikt, controleert u of de microfoon is ingeschakeld en correct is aangesloten op de
microfoonaansluiting van uw computer.
Hoe voorkom ik feedback van de microfoon?
Microfoonfeedback treedt op wanneer de microfoon het geluid opvangt van een geluidsuitvoerapparaat, zoals een luidspreker.
U voorkomt dit probleem als volgt:
Houd de microfoon uit de buurt van een geluidsuitvoerapparaat.
Zet het volume van de luidsprekers en de microfoon lager.
189
nN
Problemen oplossen >
Luidsprekers
Luidsprekers
Wat moet ik doen als ik geen geluid hoor via de ingebouwde luidsprekers?
Als u een programma gebruikt dat een eigen volumeregeling heeft, controleert u of het volume correct is ingesteld.
Raadpleeg de Help van dat programma voor meer informatie.
Het volume is mogelijk gedempt met de toetsen Fn+F2. Druk nogmaals op deze knoppen.
Het volume is mogelijk geminimaliseerd met de toetsen Fn+F3. Houd de toetsen Fn+F4 ingedrukt om het volume te
verhogen tot u geluid kunt horen.
Controleer de Windows-volumeregeling door op het volumepictogram op de taakbalk te klikken.
Wat moet ik doen als de externe luidsprekers niet werken?
Bekijk de suggesties in Wat moet ik doen als ik geen geluid hoor via de ingebouwde luidsprekers? (pagina 189).
Controleer of uw luidsprekers correct zijn aangesloten en of het volume hoog genoeg staat om geluid te horen.
Sluit alleen luidsprekers aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
Als uw luidsprekers zijn voorzien van een knop om het geluid te dempen, schakelt u deze knop uit.
Als uw luidsprekers een externe stroomvoorziening vereisen, controleert u of de luidsprekers zijn aangesloten op een
stroombron. Raadpleeg de handleiding bij uw luidsprekers voor meer informatie.
190
nN
Problemen oplossen >
Touchpad
Touchpad
Wat moet ik doen als het touchpad niet werkt?
Mogelijk hebt u het touchpad uitgeschakeld voor u een muis op uw computer hebt aangesloten. Zie Het touchpad
gebruiken (pagina 31).
Zorg ervoor dat er geen muis op de computer is aangesloten.
Als u de aanwijzer niet meer kunt verplaatsen terwijl er een softwaretoepassing wordt uitgevoerd, drukt u op de toetsen
Alt+F4 om het toepassingsvenster te sluiten.
Als de toetsencombinatie Alt+F4 niet werkt, drukt u één keer op de Windows-toets en vervolgens meerdere malen op ,.
Selecteer Opnieuw opstarten met de toetsen M of m en druk op Enter om de computer opnieuw op te starten.
Als uw computer niet opnieuw wordt opgestart, drukt u op Ctrl+Alt+Delete, selecteert u de pijl naast de knop Afsluiten
met de toetsen m en , en vervolgens Opnieuw opstarten met de M of m. Druk op Enter om de computer opnieuw op
te starten.
Als deze procedure niet werkt, houdt u de aan/uit-knop ingedrukt totdat de computer wordt uitgeschakeld.
!
Als u de computer met de aan/uit-knop uitschakelt, kunnen er mogelijk niet-opgeslagen gegevens verloren gaan.
191
nN
Problemen oplossen >
Toetsenbord
Toetsenbord
Wat moet ik doen als de toetsenbordconfiguratie onjuist is?
De taalindeling van het toetsenbord van uw computer staat vermeld op de doos. Als u een andere toetsenbordindeling kiest
tijdens de installatie van Windows, komt de toetsenconfiguratie niet overeen.
Voer de volgende stappen uit om de toetsenbordconfiguratie te wijzigen:
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Klok, taal en regio en klik op Landinstellingen.
3 Wijzig de instellingen naar wens.
Wat moet ik doen als ik bepaalde tekens niet met het toetsenbord kan invoeren?
Als u de U, I, O, P, J, K, L, M en dergelijk niet kunt invoeren, is de toets Num Lk mogelijk geactiveerd. Controleer of het
lampje voor de Num Lock-toets uit is. Als het Num Lock-lampje brandt, drukt u op de toets Num Lk om deze uit te schakelen
voordat u deze tekens invoert.
192
nN
Problemen oplossen >
Diskettes
Diskettes
Waarom verschijnt het pictogram Hardware veilig verwijderen niet op de taakbalk
wanneer het diskettestation is aangesloten?
Uw computer herkent het diskettestation niet. Controleer eerst of de USB-kabel correct is aangesloten op de USB-poort.
Als u de aansluiting moet herstellen, wacht dan enkele ogenblikken, zodat de computer het station kan herkennen. Als het
pictogram nog steeds niet wordt weergegeven, voert u de volgende stappen uit:
1 Sluit alle programma's waarin het diskettestation wordt gebruikt.
2 Wacht tot het lampje op het diskettestation uit gaat.
3 Druk op de uitwerpknop om de diskette te verwijderen en koppel het USB-diskettestation los van uw computer.
4 Sluit het diskettestation opnieuw aan door de USB-kabel in de USB-poort te steken.
5 Start de computer opnieuw op door te klikken op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Vergrendelen en daarna op
Opnieuw opstarten.
Wat moet ik doen als ik geen gegevens op een diskette kan schrijven?
Controleer of de diskette correct in het station is geplaatst.
Als de diskette correct is geplaatst, maar u nog steeds geen gegevens op de diskette kunt schrijven, is de diskette
mogelijk vol of tegen schrijven beveiligd. Gebruik een diskette die niet tegen schrijven is beveiligd of schakel de
schrijfbeveiliging uit.
193
nN
Problemen oplossen >
Audio/video
Audio/video
Wat moet ik doen als ik mijn DV-camcorder niet kan gebruiken?
Als wordt aangegeven dat het i.LINK-apparaat losgekoppeld of uitgeschakeld is, is de i.LINK-kabel mogelijk niet goed
aangesloten op de poort op uw computer of camcorder. Verwijder de kabel en sluit hem opnieuw aan.
Zie Een i.LINK-apparaat aansluiten (pagina 107) voor meer informatie.
Hoe schakel ik het Windows-opstartgeluid uit?
U schakelt het Windows-opstartgeluid uit door de volgende stappen uit te voeren:
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Hardware en geluiden.
3 Klik op Audioapparaten beheren onder Geluid.
4 Schakel op het tabblad Geluiden het selectievakje Geluid van Windows starten afspelen in.
5 Klik op OK.
Hoe wijzig ik het geluidsuitvoerapparaat?
Als u geen geluid hoort via het op een poort aangesloten apparaat (zoals de USB-poort, HDMI-uitgang, optische uitgang of
hoofdtelefoonaansluiting) moet u het apparaat voor geluidsuitvoer wijzigen.
1 Sluit alle geopende programma's.
2 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
3 Klik op Hardware en geluiden.
4 Klik op Audioapparaten beheren onder Geluid.
5 Selecteer op het tabblad Afspelen het gewenste apparaat voor de geluidsuitvoer en klik op Als standaard instellen.
194
nN
Problemen oplossen >
Audio/video
Wat moet ik doen als ik geen geluid hoor via het geluidsuitvoerapparaat dat op de
HDMI-uitvoerpoort, optische uitvoerpoort of hoofdtelefoonaansluiting is aangesloten?
U moet het geluiduitvoerapparaat wijzigen als u geluid wilt horen via het apparaat dat op een poort is aangesloten, zoals
de HDMI-uitvoerpoort, optische uitvoerpoort of hoofdtelefoonaansluiting. Zie Hoe wijzig ik het geluidsuitvoerapparaat?
(pagina 193) voor de gedetailleerde procedure.
Als u nog steeds geen geluid hoort via het geluidsuitvoerapparaat, voert u de volgende stappen uit:
1 Volg stap 1 tot en met 4 in Hoe wijzig ik het geluidsuitvoerapparaat? (pagina 193).
2 Selecteer op het tabblad Afspelen het HDMI- of S/PDIF-pictogram en klik op Eigenschappen.
3 Klik op het tabblad Geavanceerd.
4 Selecteer een samplefrequentie en bitdiepte (bijvoorbeeld 16 bits, 48.000 Hz) die het apparaat ondersteunt.
5 Klik op OK.
195
nN
Problemen oplossen >
Audio/video
Hoe voer ik Dolby Digital- of DTS-geluid uit via een HDMI-compatibel apparaat?
U voert het Dolby Digital- of DTS-geluid van een schijf uit via een HDMI-compatibel apparaat dat op uw computer is
aangesloten door de volgende stappen uit te voeren:
1 Klik op Start en selecteer Configuratiescherm.
2 Klik op Hardware en geluiden.
3 Klik op Audioapparaten beheren onder Geluid.
4 Selecteer op het tabblad Afspelen het HDMI-pictogram en klik op Eigenschappen.
5 Klik op het tabblad Ondersteunde indelingen.
6 Klik om de selectievakjes DTS Audio en Dolby Digital in te schakelen.
7 Klik op OK.
!
Als het Dolby Digital- of DTS-geluid wordt uitgevoerd naar een apparaat dat dit niet ondersteunt, komt er geen geluid uit het apparaat. Schakel in dat
geval de selectievakjes DTS Audio en Dolby Digital uit.
Waarom wordt het geluid onderbroken en/of ontbreken er frames wanneer ik video's in
hoge definitie afspeel, zoals opgenomen met een digitale AVCHD-videocamera?
Het afspelen van video's in hoge definitie vergt veel van de hardware zoals CPU en GPU of van het systeemgeheugen van
uw computer. Tijdens het afspelen van video zijn sommige bewerkingen en/of functies niet beschikbaar en kunnen het geluid
en beeld worden onderbroken of haperen, of mislukt het afspelen, afhankelijk van de configuratie van uw computer.
196
nN
Problemen oplossen >
Memory Stick
Memory Stick
Wat moet ik doen als ik een Memory Stick die op een VAIO-computer is geformatteerd,
niet op andere apparaten kan gebruiken?
U moet uw Memory Stick mogelijk opnieuw formatteren.
Als u een Memory Stick formatteert, worden alle gegevens die er eerder op zijn opgeslagen, zoals muziekgegevens,
verwijderd. Maak voordat u een Memory Stick opnieuw formatteert daarom een reservekopie van belangrijke gegevens erop
en controleer of de Memory Stick geen gegevens bevat die u wilt bewaren.
1 Kopieer de gegevens van de Memory Stick naar het ingebouwde opslagapparaat om de gegevens of foto's te bewaren.
2 Formatteer de Memory Stick door de stappen te volgen in Een Memory Stick formatteren (pagina 44).
Kan ik beelden van een digitale camera kopiëren met een Memory Stick?
Ja, en u kunt videoclips bekijken die u hebt opgenomen met een Memory Stick compatibele digitale camera.
Waarom kan ik geen gegevens schrijven naar een Memory Stick?
Sommige Memory Sticks zijn voorzien van een schrijfbeveiliging om te voorkomen dat gegevens per ongeluk worden gewist
of overschreven. Zorg ervoor dat de schrijfbeveiliging is uitgeschakeld.
197
nN
Problemen oplossen >
Randapparatuur
Randapparatuur
Wat moet ik doen als ik een USB-apparaat niet kan aansluiten?
Controleer indien van toepassing of het USB-apparaat is ingeschakeld en een eigen stroomvoorziening gebruikt.
Als u bijvoorbeeld een digitale camera gebruikt, controleert u of de batterij is opgeladen. Als u een printer gebruikt,
controleert u of de stroomkabel correct is aangesloten op het stopcontact.
Probeer een andere USB-poort van uw computer. Het stuurprogramma kan zijn geconfigureerd voor de poort die
u gebruikte toen u het apparaat voor het eerst aansloot.
Raadpleeg de handleiding bij uw USB-apparaat voor meer informatie. Mogelijk moet u software installeren voordat u het
apparaat aansluit.
Probeer een eenvoudig apparaat met een laag stroomverbruik, zoals een muis, aan te sluiten om te testen of de poort
wel werkt.
USB-hubs kunnen ertoe leiden dat een apparaat niet werkt vanwege een stroomverdelingsfout. Het wordt aanbevolen
het apparaat rechtstreeks zonder hub op uw computer aan te sluiten.
198
nN
Problemen oplossen >
Dokstation
Dokstation
Wat moet ik doen als een foutmelding wordt weergegeven wanneer ik mijn computer
loskoppel van het dokstation?
Als een apparaat is geplaatst in of gekoppeld aan het dokstation en dit apparaat in gebruik is, kunt u de computer niet
verwijderen uit het dokstation. Sla niet-opgeslagen gegevens op, sluit de toepassingen die gebruikmaken van de
apparaten en probeer het opnieuw.
Als het bovenstaande niet werkt, sluit u de computer af en verwijdert u deze uit het dokstation.
Wanneer de batterij bijna leeg is, kunt u de computer niet loskoppelen van het dokstation. Laad de batterij op of zet de
computer uit en probeer het opnieuw.
Controleer of u de computer weer hebt ingesteld op de oorspronkelijke aangemelde gebruiker voordat u de computer
loskoppelt van het dokstation. De computer loskoppelen als andere gebruiker kan leiden tot storingen.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning voor het wisselen tussen gebruikers.
199
nN
Handelsmerken >
Handelsmerken
Sony, VAIO, het VAIO-logo, VAIO Control Center, VAIO Power Management, VAIO Power Management Viewer,
VAIO Update en "BRAVIA" zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Sony Corporation.
en "Memory Stick", "Memory Stick Duo", "MagicGate", "OpenMG", "MagicGate Memory Stick",
"Memory Stick PRO", "Memory Stick PRO-HG", "Memory Stick Micro", "M2" en het Memory Stick-logo zijn handelsmerken
of gedeponeerde handelsmerken van Sony Corporation.
Walkman is een gedeponeerd handelsmerk van Sony Corporation.
Blu-ray Disc
en het Blu-ray Disc-logo zijn handelsmerken van de Blu-ray Disc Association.
Intel, Pentium, Intel SpeedStep en Atom zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation.
Microsoft Windows Vista, het Windows-logo en BitLocker zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation in de VS en andere landen.
i.LINK is een handelsmerk van Sony, dat enkel aanduidt dat het product een IEEE 1394-aansluiting bevat.
Roxio Easy Media Creator is een handelsmerk van Sonic Solutions.
WinDVD for VAIO en WinDVD BD for VAIO zijn handelsmerken van InterVideo, Inc.
ArcSoft en het ArcSoft logo zijn gedeponeerde handelsmerken van ArcSoft, Inc. ArcSoft WebCam Companion is een
handelsmerk van ArcSoft, Inc.
ATI en ATI Catalyst zijn handelsmerken van Advanced Micro Devices, Inc.
Het Bluetooth-woordmerk en -logo zijn geregistreerde handelsmerken van Bluetooth SIG, Inc. en het gebruik van dergelijke
merken door Sony Corporation valt onder een licentieovereenkomst. Andere handelsmerken en handelsnamen zijn
eigendom van hun respectieve eigenaars.
200
nN
Handelsmerken >
Het ExpressCard-woordmerk en -logo zijn eigendom van PCMCIA en het gebruik van dergelijke merken door
Sony Corporation valt onder een licentieovereenkomst. Andere handelsmerken en handelsnamen zijn eigendom van hun
respectieve eigenaars.
SD-logo is een handelsmerk.
SDHC-logo is een handelsmerk.
CompactFlash
®
is een handelsmerk van SanDisk Corporation.
MultiMediaCard
is een handelsmerk van MultiMediaCard Association.
HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
HDMI Licensing LLC.
"PlaceEngine" is een gedeponeerd handelsmerk van Koozyt, Inc.
"PlaceEngine" is ontwikkeld door Sony Computer Science Laboratories, Inc. en wordt in licentie gegeven door Koozyt, Inc.
, "XMB" en "xross media bar" zijn handelsmerken van Sony Corporation en Sony Computer Entertainment Inc.
"AVCHD" is een handelsmerk van Panasonic Corporation en Sony Corporation.
Alle andere namen van systemen, producten en diensten zijn handelsmerken van hun respectieve eigenaars. In de
handleiding zijn de handelsmerksymbolen ™ en ® weggelaten.
De specificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Alle andere handelsmerken zijn
handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
Mogelijk wordt niet alle hierboven vermelde software met uw model geleverd.
Zie de online specificaties om na te gaan welke software beschikbaar is voor uw model.
201
nN
Opmerking >
Opmerking
© 2009 Sony Corporation. Alle rechten voorbehouden.
Deze handleiding en de hierin beschreven software mag noch geheel noch gedeeltelijk worden gereproduceerd, vertaald of
omgezet in machinaal leesbare vorm zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
Sony Corporation biedt geen garantie met betrekking tot deze handleiding, de software of andere hierin opgenomen
informatie en wijst hierbij uitdrukkelijk alle impliciete garanties van de hand betreffende de verkoopbaarheid of de
geschiktheid voor een bepaald doel van deze handleiding, de software of andere hierin opgenomen informatie.
Sony Corporation is in geen geval aansprakelijk voor incidentele schade, gevolgschade of bijzondere schade, hetzij als
gevolg van een onrechtmatige daad, een overeenkomst of om andere redenen, die voortvloeit uit of verband houdt met deze
handleiding, de software of andere hierin opgenomen informatie of het gebruik daarvan.
In de handleiding zijn de handelsmerksymbolen ™ en ® weggelaten.
Sony Corporation behoudt zich het recht voor op elk moment en zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen aan te
brengen aan deze handleiding of de hierin opgenomen informatie. Het gebruik van de hierin beschreven software is
onderworpen aan de bepalingen van een afzonderlijke gebruiksrechtovereenkomst.
Sony Corporation is niet aansprakelijk en biedt geen compensatie voor verloren opnamen gemaakt op uw computer,
op externe opnamemedia of opnameapparaten, of voor belangrijke verliezen, inclusief wanneer opnamen door bijvoorbeeld
gebreken aan uw computer niet worden gemaakt, of wanneer de inhoud van een opname verloren gaat of beschadigd raakt
tengevolge van gebreken of reparaties aan uw computer. Sony Corporation zal de opgenomen inhoud op uw computer,
externe opnamemedia of opnameapparaten in geen geval herstellen, terugzetten of kopiëren.
© 2009 Sony Corporation
n
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202

Sony VGN-SR4 Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor