PRODUCTINFORMATIEBLAD
NL
5019 603 01021
1.
Bedieningspaneel
2.
Bovenste korf (invrieszone)
3.
IJsbakje
4.
Korven voor het bewaren van de diepgevroren
levensmiddelen
5.
Typeplaatje
6.
Afvoer voor het dooiwater
7.
Deur van de vriezer
Conserveringszone
Invrieszone
Let op:
de korven/deuren en de accessoires kunnen er
afhankelijk van het model anders uitzien.
Alle korven en het ijsbakje kunnen worden verwijderd.
Let op: de accessoires van de vriezer mogen niet in de
afwasmachine worden gewassen.
Let op:
de omgevingstemperatuur, de frequentie waarmee de
deur wordt geopend en de plaats van het apparaat kunnen van
invloed zijn op de binnentemperatuur van de vriezer.
De stand van de thermostaatknop dient op grond van deze
factoren te worden aangepast.
De vriezer wordt in werking gesteld door de
thermostaat op het bedieningspaneel in te
stellen.
Bedieningspaneel van de vriezer
1. Thermostaatknop (afhankelijk van het model)
Regelen van de binnentemperatuur van de vriezer
Thermostaat ingesteld op Min/1: hoogste binnentemperatuur
Thermostaat ingesteld op Max/4: laagste binnentemperatuur
Thermostaat ingesteld op Off/0: schakelt alleen de vriezer uit
(het apparaat blijft aangesloten op het voedingsnet).
Aanbevolen stand van de thermostaat: stand Med/2÷3.
Lampjes
1.
Het
gele
lampje (2)
gaat branden als u op de snelvriestoets
drukt.
3. Rood
alarmlampje
voor kritische temperaturen in het
vriesvak.
4.
Het
groene lampje
signaleert dat het apparaat is
aangesloten op het voedingsnet.
Signalering van alarmen
Indicatielampje Oorzaak Oplossing
Het rode lampje
(3) gaat branden
De binnen-
temperatuur is
hoger dan
-12 °C
Druk op toets
1 tot de tempe-
ratuur onder
de -12 °C is ge-
daald (het rode
indicatielampje
gaat uit).
2
1
0
4
3