11
den van het lichtnet op de plaats waar het apparaat komt te staan.
Bijv.: AC 220 ... 240 V 50 Hz of
220 ... 240 V~ 50 Hz
(d.w.z. 220 tot 240 Volt wisselstroom, 50 Hertz)
Het typeplaatje bevindt zich links aan de binnenkant van het apparaat.
Bedienings- en kontrole-inrichting
1. Lichtcontrolelampje (geel)
2. Klimaatschakelaar
3. Lichtnetcontrolelampje (groen)
4. Temperatuurregelaar en schakelaar AAN/UIT
De bedienings- en kontrole-inrichting omvat:
Temperatuurregelaar (1) die tevens dient om het toestel in- en uit te
schakelen.
Het groene kontrolelampje (6) brandt als het toestel aan netspan-
ning aangesloten en ingeschakeld is. In deze schakelstand is het koe-
lakkgre-gaat automatisch in bedrijf.
Temperatuurregeling bij een omgevingstemperatuur bene-
den +16°C.
Indien de temperatuur in het vertrek waarin zich het apparaat bevindt
onder +16°C daalt, dient u de klimaatschakelaar in te drukken. Het
gele controlelampje boven de schakelaar licht op. Op deze wijze
werkt de compressor gedurende langere tijden, zodat ook bij een lage
omgevingstemperatuur de bewaartemperatuur -18°C in de vriesruim-
te behouden kan worden.
Belangrijk!
Indien de omgevingstemperatuur weer boven +16°C stijgt, dient u de
klimaatschkelaar uit te schakelen; dit voorkomt onnodig energiever-
bruik. Het gele controlelampje dooft.
14
Invriezenen en diepgevroren opslaan
In uw koelapparaat kunt u diepvriesproducten bewaren en verse
levensmiddelen zelf invriezen.
Attentie!
• Voor het invriezen van levensmiddelen dient de temperatuur in de
vriesruimte –18 °C of lager te zijn.
• Let op het op het typeplaatje aangegeven vriesvermogen. Het vries-
vermogen is de maximale hoeveelheid verse waren die binnen 24
uur ingevroren kunnen worden. Als er gedurende meerdere dagen
achter elkaar ingevroren wordt, neem dan slechts 2/3 tot 3/4 van de
hoeveelheid aangegeven op het typeplaatje. De kwaliteit is beter,
als de levensmiddelen snel tot in de kern bevriezen.
• Warme levensmiddelen voor het invriezen laten afkoelen. De warm-
te leidt tot verhoogde ijsvorming en verhoogt het energieverbruik.
• Bij het bewaren van kantenklare diepvriesproducten dient u zich
beslist aan de door de fabrikant opgegeven bewaartijd te houden.
• Eenmaal ontdooide levensmiddelen zonder verdere verwerking
(bereiden tot panklare gerechten) in geen geval een tweede keer
invriezen.
• Containers met brandbare gassen of vloeistoffen kunnen lek raken
door de inwerking van koude. Explosiegevaar! Leg geen containers
met brandbare stoffen zoals bijv. spraybussen, aanstekers, navul-
lingen van aanstekers etc. in het vriesapparaat.
• Flessen en blikken mogen niet in de vriesruimte. Ze kunnen sprin-
gen als de inhoud bevriest – bij koolzuurhoudende inhoud zelfs
exploderen! Leg nooit limonades, sappen, bier, wijn, champagne
etc. in de vriesruimte. Uitzondering: sterke drank met een zeer hoog
alcoholpercentage kan in de vriesruimte gelegd worden.
• Alle levensmiddelen voor het invriezen luchtdicht verpakken, zodat
ze niet uitdrogen, de smaak niet verloren gaat en de smaak niet op
andere diepvriesproducten overgebracht wordt.
Boter en kaas: worden, om blootstelling aan de lucht te voorkomen,
in speciale koeldozen bewaard of in plastic- of aluminiumfolie verpakt.
Flessen melk: worden, goed gesloten, in het flessenrek geplaatst.
Bewaar niet-luchtdicht verpakte bananen, aardappelen, uien of
knoflook niet in de koelkast.