42
Controle van de dichting
Als het apparaat geinstalleerd is moet men de perfekte luchtdichtheid van de
aansluitingen kontroleren met zeepsop, nooit met een vlam.
Elektrische aansluiting
De fornuizen met een drie-polige voedingskabel zijn ingesteld op het gebruik van
wisselstroom met een verzorgingsspanning en frequentie zoals aangegeven op het
typeplaatje (aan de onderkant van het apparaat). De geel/groene draad is voor het
aarden. In het geval van installeren boven een ingebouwde oven, moet de elektrische
aansluiting van het apparaat en van de oven apart worden uitgevoerd, zowel voor
veiligheidsredenen als om het eventueel uittrekken van de oven mogelijk te maken.
Het aansluiten aan het net
Monteer een stekker die genormaliseerd is voor de lading aangegeven op het
typeplaatje; bij direkte aansluiting aan het net moet men een veel-polige schakelaar
aanbrengen tussen het net en het fornuis met een minimum afstand van 3 mm tussen
de kontaktpunten, die is aangepast aan de lading en aan de geldende normen (de
draad voor het aarden mag niet worden onderbroken door de schakelaar). De
voedingskabel moet zodanig geplaatst worden dat hij nergens een temperatuur bereikt
van meer dan 50°C. Voor het aansluiten kontroleert men dat:
• de zekering en het net de lading van het apparaat kunnen verdragen (zie
typeplaatje);
• het net op efficiënte wijze is geaard volgens de normen en voor-schriften van de
wet;e e le disposizioni di legge;
• het stopkontakt of de schakelaar gemakkelijk bereikbaar zijn.
N.B: gebruik geen adaptors, dubbelstekkers of dergelijke, aangezien deze
oververhitting en branden kunnen veroorzaken.
Aanpassing aan verschillende types gas (voor België)
Voor het aanpassen van het kookvlak aan een ander type gas dan waarvoor het
gebruiksklaar is (aangegeven op het typeplaatje onderaan het kookvlak of op de
verpakking) moeten de straalpijpen van de branders vervangen worden op de volgende
wijze:
• verwijder de roosters en de branders;
• schroef de straalpijpen los met een buissleutel van 7mm en vervang ze met
straalpijpen die geschikt zijn voor het nieuwe type gas (zie tabel 1 “Kenmerken
van branders en straalpijpen”);
• monteer de onderdelen weer;
• aan het einde van deze handelingen moet u het oude etiket dat de gasinstelling
aangeeft vervangen met het etiket dat correspondeert met het nieuwe gas dat u
gaat gebruiken; u vindt dit in het zakje met de bijgeleverde straalpijpjes.
Als de druk van het gebruikte gas verschillend is (of variabel) van wat is voorzien
moet op de toevoerbuis een drukregelaar worden aangebracht die voldoet aan de
geldende Nationale Normen (regulatoren voor gekanaliseerd gas).