Volvo XC90 Twin Engine Snelstartgids

Type
Snelstartgids

Deze handleiding is ook geschikt voor

QUICK GUIDE
WEB EDITION
VÄLKOMMEN!
Opties staan in de Quick Guide aangegeven met een sterretje (*).
Middendisplay
van de auto
De gebruikershandleiding op het middendisplay van de auto en
is te openen via het hoofdscherm.
Mobiele app
De gebruikershandleiding is verkrijgbaar als app (Volvo
Manual) voor smartphones en tablets. De app bevat tevens
instructievideo's over bepaalde functies.
Supportsite
van Volvo
Op de supportsite van Volvo (support.volvocars.com) kunt u
niet alleen handleidingen en instructievideo's vinden maar
ook aanvullende informatie en ondersteuning krijgen met
betrekking tot uw Volvo en het bezit ervan.
Informatie in
drukvorm
In het dashboardkastje ligt een supplement bij de
gebruikershandleiding met informatie over zekeringen en
specificaties plus een overzicht van belangrijke en praktische
informatie. U kunt een gebruikershandleiding met bijbehorend
supplement in drukvorm bestellen.
In deze Quick Guide vindt u een beschrijving van een aantal functies van uw Volvo. Aanvullende gebruikersinformatie is in de auto, de app en op internet te vinden.
01. BEKNOPTE BEDIENINGSINSTRUCTIES
Hier vindt u informatie die u helpt om enkele basisfuncties van uw Volvo te leren kennen. U kunt hier onder andere lezen over de
transpondersleutel, de drie displays van de auto en hoe u de motor start en afzet. U vindt hier tevens informatie over het verstellen
van stoelen en het regelen van het klimaat.
02. HYBRIDESPECIFIEKE INFORMATIE
Hier vindt u onder andere informatie over hoe u de oplading van de hybride-accu start en afsluit.
03. RIJDEN EN RIJONDERSTEUNING
Hier vindt u onder meer informatie over rijmodi en verschillende systemen voor rijondersteuning in de auto zoals cruisecontrol,
Park Assist Pilot (PAP)*, Blind Spot Information (BLIS)* en City Safety.
04. INSTRUMENTEN, SCHAKELAARS EN BEDIENING
Hier vindt u informatie over bijvoorbeeld het regelen van verlichting en wissers en over hoe boordcomputer en stembediening te
hanteren zijn.
05. INTERNETVERBINDING, ENTERTAINMENT EN SUPPORT
In uw Volvo kunt u voor informatie, entertainment en support zijn verbonden met de rest van de wereld. In dit hoofdstuk vindt u
informatie over hoe u uw telefoon koppelt aan uw Volvo, een internetverbinding maakt en apps gebruikt.
06. SPECIALE TEKSTEN
De door te nemen teksten onder de kopjes Waarschuwing, Belangrijk en NB.
Eenmaal kort indrukken om de portieren en de achterklep
te vergrendelen en het alarm te activeren
1
. Eenmaal lang
indrukken om het panoramadak* en alle zijruiten tegelijkertijd
te sluiten.
Eenmaal kort indrukken om de portieren en de achterklep
te ontgrendelen en het alarm te deactiveren. Eenmaal lang
indrukken om alle zijruiten tegelijkertijd te openen.
Eenmaal kort indrukken om alleen de achterklep te
ontgrendelen en de alarmfunctie voor de achterklep te
deactiveren. Eenmaal lang indrukken om de elektrisch
bediende* achterklep te openen of te sluiten.
KNOPPEN VAN TRANSPONDERSLEUTEL
1
Optie op bepaalde markten.
Met de paniekfunctie kunt u in noodgevallen de aandacht
van de omgeving trekken. Bij eenmaal lang (ten minste
3 seconden) indrukken of tweemaal binnen 3 seconden kort
indrukken activeert u de richtingaanwijzers en de claxon. De
functie wordt automatisch na zo'n 3 minuten uitgeschakeld,
maar is ook direct uit te schakelen door nogmaals op dezelfde
knop te drukken (op voorwaarde dat de functie minstens
5 seconden actief is geweest).
01
KEYLESS VERGRENDELING/ONTGRENDELING*
GEBRUIKEN
Voor het vergrendelen of ontgrendelen van de auto hoeft u de
transpondersleutel alleen in bijvoorbeeld een binnenzak bij u te dragen.
De transpondersleutel moet zich binnen een straal van zo'n 1,5 meter
rond de zijkanten of zo'n 1 meter rond de achterklep van de auto
bevinden (zie afbeelding).
Ontgrendelen en alarm uitschakelen
1. Pak een van de portiergrepen beet of raak het met rubber beklede
drukplaatje onder op de achterklepgreep aan om de auto te
ontgrendelen. Wanneer de richtingaanwijzers van de auto tweemaal
knipperen en de vergrendelingsindicatie op de voorruit dooft, heeft
ontgrendeling plaatsgevonden.
2. Open het portier of de achterklep.
Vergrendelen en alarm inschakelen
1. Sluit alle portieren. Bij vergrendeling via bediening van een van de
portiergrepen mag de achterklep openstaan.
2. Raak voor vergrendeling het gemarkeerde gebied op een van
de buitenste portierhandgrepen aan of druk de knop aan de
onderzijde van de achterklep in voordat u deze sluit. Wanneer
de richtingaanwijzers van de auto eenmaal oplichten en de
vergrendelingsindicatie op de voorruit begint te knipperen, heeft
vergrendeling plaatsgevonden.
01
ELEKTRISCH BEDIENDE* VOORSTOEL
VERSTELLEN
Pas de hellingshoek van de rugleuning aan door de handgreep naar
voren/achteren te halen.
Zet de stoel hoger/lager door het achterste gedeelte van de bediening
omhoog/omlaag te halen. Zet de hele stoel naar voren/achteren door
de bediening naar voren/achteren te halen.
Zet de stoel hoger/lager door het achterste gedeelte van de bediening
omhoog/omlaag te halen.
Via de multifunctionele bediening* kunt u de instellingen voor de
massagefunctie*, de zijsteunen*, de lendensteun* en het verlengbare
zitkussen regelen.
1. Activeer de stoelinstelling door de bediening omhoog/omlaag
te draaien. Het scherm voor de stoelinstelling verschijnt op het
middendisplay.
2. Kies de gewenste functie op het middendisplay door de multifuncti-
onele bediening omhoog/omlaag te draaien.
3. Wijzig de instelling door op de knop omhoog/omlaag/naar voren/
naar achteren van de multifunctionele bediening te drukken.
U kunt ook bepaalde instellingen kiezen door de gewenste rijmodus op
het middendisplay aan te raken.
Wijzig de lendensteun door op de knop omhoog/omlaag/naar voren/
naar achteren te drukken.
01
De geheugenknoppen zitten op een van de voorportieren of op allebei.
Instelling opslaan
1. Zet de stoel, de buitenspiegels en het head-updisplay* in de
gewenste stand.
2. Druk op de knop M en laat deze los om instellingen op te slaan. Het
controlelampje in de knop gaat branden.
3. Druk binnen drie seconden op een van de geheugenknoppen 1,
2 of 3. Wanneer de standen zijn opgeslagen onder de
geheugenknop van uw keuze, klinkt een akoestisch signaal en dooft
het controlelampje in de knop M.
Opgeslagen instelling gebruiken
Met geopend portier: Druk op een van de geheugenknoppen en laat los.
Met gesloten portier: Houd een van de geheugenknoppen ingedrukt
totdat de gewenste positie wordt bereikt.
GEHEUGENFUNCTIE* VOORSTOELEN GEBRUIKEN
01
RUGLEUNINGEN ACHTERSTOELEN OMLAAGKLAPPEN
Let erop dat een rugleuning met hoofdsteun bij het omlaagklappen
de rugleuning van de stoel ervoor niet raakt. U moet de voorstoelen
en de achterbank mogelijk verstellen om de rugleuningen te kunnen
omlaagklappen.
Middelste zitplaats tweede zitrij
1. Klap de hoofdsteun handmatig neer door de knop in te drukken die
tussen de rugleuning en de hoofdsteun zit. Druk tegelijkertijd de
hoofdsteun omlaag.
2. Trek de band op de middelste plaats tijdens het omlaagklappen
omhoog en naar voren.
Buitenste zitplaatsen tweede zitrij
Trek de hendel aan de zijkant van de buitenplaatsen tijdens het
omlaagklappen omhoog. De hoofdsteun klapt automatisch om.
Derde zitrij
Trek de handgreep boven op de rugleuning omhoog en naar voren.
Klap de rugleuning naar voren. De hoofdsteun klapt automatisch
om.
Bij het omhoogklappen van de tweede zitrij moet u de band/
handgreep omhoogtrekken. Klap de rugleuningen zo ver omhoog dat
ze vergrendelen. U moet de hoofdsteunen handmatig omhoogklappen.
01
STUURWIEL INSTELLEN
Het stuurwiel is zowel in de hoogte als in de diepte te verstellen.
1. Haal de hendel omlaag om het stuurwiel te ontkoppelen.
2. Zet het stuurwiel in de gewenste stand.
3. Trek de hendel naar achteren om het stuurwiel te blokkeren.
IN- EN UITSTAPPEN DERDE ZITRIJ
1. Trek de handgreep boven op de rugleuning van de buitenste stoelen
op de tweede zitrij omhoog en naar voren.
2. Klap de rugleuning naar voren en schuif de hele stoel naar voren.
Zet de stoel rechtop door de stoel eerst naar achteren te schuiven en
vervolgens de rugleuning omhoog te klappen totdat deze vergrendelt.
01
MOTOR STARTEN EN AFZETTEN
De transpondersleutel wordt bij starten niet fysiek gebruikt, omdat de
auto in standaarduitvoering is voorzien van ondersteuning voor Keyless
start (Passive Start). Bewaar de sleutel bij Keyless start vóór in het
interieur. Met de optie Keyless vergrendeling/ontgrendeling (Passive
Entry*) is het voldoende dat de sleutel zich ergens in de auto bevindt
om de motor te kunnen starten.
Starten
1. Zorg dat u stand P of N hebt ingeschakeld.
2. Trap op het rempedaal.
3. Draai de startknop naar START en laat los. De knop veert automa-
tisch terug naar de uitgangspositie.
Schakelstand kiezen
Verander van schakelstand door de veerbelaste keuzehendel
voor- of achteruit te duwen. De gekozen stand verschijnt op het
bestuurdersdisplay.
De parkeerstand is te activeren met de P-knop naast te keuzehendel.
Schakel van stand P naar stand R of D door de keuzehendel tweemaal
naar voren of achteren te halen.
In remstand B (dat op elk moment tijdens het rijden in te schakelen is)
wordt bij het loslaten van het gaspedaal de auto afgeremd op de motor
en de hybride-accu opgeladen.
Afzetten
Draai de startknop naar STOP en laat los. De knop veert automa-
tisch terug naar de uitgangspositie.
01
PARKEERREM GEBRUIKEN
Parkeerrem activeren
Trek de handgreep van de parkeerrem op de tunnelconsole
omhoog. Bij een geactiveerde parkeerrem verschijnt een
symbool op het bestuurdersdisplay. Controleer of de auto
stilstaat.
Handmatig lossen
1. Trap op het rempedaal.
2. Duw de bedieningsknop voor de parkeerrem omlaag.
Automatisch lossen
1. Doe de veiligheidsgordel om en start de motor.
2. Zet de keuzehendel in stand D of R en geef gas.
Dankzij de "Automatische rem bij stilstand" (Auto Hold) kunt
u bij stilstand voor bijvoorbeeld verkeerslichten het rempedaal
loslaten zonder dat dit gevolgen heeft voor de remwerking.
Wanneer u het gaspedaal weer bedient, worden de remmen
gelost.
Activering/deactivering is mogelijk met een druk op de
knop op de tunnelconsole.
Automatische wasstraat
Alvorens de motor af te zetten: Deactiveer Auto Hold en "Parkeerrem
automatisch activeren" (kies op het hoofdscherm van het midden-
display voor Instellingen > My Car > Elektrische parkeerrem >
Parkeerrem automatisch activeren) Kies daarna de schakelstand N.
Draai de startknop voor uitschakeling minstens 4 seconden lang naar
STOP.
01
Head-updisplay*
Het head-updisplay is een aanvulling op het
bestuurdersdisplay van de auto en projecteert
informatie op de voorruit. Het kan bijvoorbeeld
gaan om informatie over verkeersborden,
informatie over snelheid en navigatie* of
binnenkomende telefoongesprekken. Via het
middendisplay kunt u de weergave-opties,
lichtsterkte en hoogte aanpassen van het
door het head-updisplay geprojecteerde
scherm. Het head-updisplay activeert u vanaf
het middendisplay.
Middendisplay
Veel hoofdfuncties van de auto zijn te
regelen vanaf het middendisplay. Vanaf
het middendisplay zijn bijvoorbeeld de
klimaatregeling, het mediasysteem en
systeemupdates te bedienen.
DRIE DISPLAYS
Bestuurdersdisplay
Op het bestuurdersdisplay verschijnt
informatie over de auto en de rit. Het bestaat
uit meters, aanduidingen en controle- en
waarschuwingssymbolen. Links ziet u onder
meer de snelheidsmeter en de dagteller(s).
In het midden verschijnen mogelijk de klok,
de mediaspeler en de navigatiekaart*. Rechts
verschijnen onder meer de toerenteller,
de gekozen rijmodus en het appmenu dat
met de stuurknoppen rechts te openen is.
U hebt de keuze uit verschillende thema's
om de lay-out van de instrumentatie op het
bestuurdersdisplay aan te passen.
01
NAVIGEREN OP MIDDENDISPLAY
Functiescherm
Veeg van links naar rechts
2
over het scherm
om het scherm te openen. Van daaruit zijn
diverse autofuncties te activeren/deactiveren,
zoals Head-updisplay. Ze zijn met één druk
te activeren/deactiveren. Voor bepaalde func-
ties wordt een apart venster geopend.
U kunt een stap teruggaan binnen het
menusysteem door op de fysieke home-knop
onder het display te drukken.
Applicatiescherm
Veeg van rechts naar links
2
over het display
om het scherm met de diverse boordappli-
caties (apps) te openen, zoals FM-radio en
CD*. Druk op een app om deze te openen.
Druk op de fysieke Home-knop onder
het display om terug te springen naar het
homescherm.
Homescherm
Bij het inschakelen van het display verschijnt
het homescherm, van waaruit u de deelscher-
men Navigatie, Media, Telefoon en een
extra deelscherm kunt bereiken.
Bij het kiezen van een app/functie vanuit
het applicatie-/functiescherm wordt de app/
functie gestart vanuit het desbetreffende
deelscherm op het homescherm. Zo start
FM-radio in het deelscherm Media.
Druk op een deelscherm om het uit te
vouwen. Na het uitvouwen van een deel-
scherm krijgt u meer informatie over de
desbetreffende functie/app.
2
Geldt bij een auto met het stuur links. Veeg bij een auto met het
stuur rechts in tegenovergestelde richting.
01
Klimaatveld
Onder aan het display is altijd het klimaatveld zichtbaar. Van daaruit
kunt u direct de meest voorkomende klimaatinstellingen verrichten,
zoals die voor de temperatuur, stoelverwarming en ventilatorstand.
Druk op
onder aan het scherm om het klimaatscherm met meer
klimaatinstellingen te openen.
Statusbalk
Op de statusbalk boven aan het display staan de activiteiten in de auto.
Links ziet u de netwerk-/verbindingsinformatie en rechts informatie
over de beluisterde media, de klok en lopende achtergrondactiviteiten.
Hoofdscherm
Midden op de statusbalk boven aan het display vindt u een tab om
het hoofdscherm te openen. Open dit door op de tab te drukken of
door een slepende beweging van boven naar beneden te maken over
het display. Via het hoofdscherm hebt u toegang tot Instellingen,
Gebruikershandleiding en de opgeslagen autoberichten.
01
AUTOKLIMAAT REGELEN
De functies van de klimaatregeling voor en achter in het interieur
zijn te regelen vanaf het middendisplay, met fysieke knoppen op
de middenconsole en met de klimaatregelingsbediening achter op
de tunnelconsole. Voor bepaalde klimaatregelingsfuncties kunt u
ook stemcommando's gebruiken. Bepaalde klimaatinformatie staat
altijd onder aan het display, in het klimaatveld. In het klimaatveld zijn
sommige instellingen direct te verrichten.
De knop voor toegang tot het klimaatscherm verschijnt
midden onder aan het scherm. De grafische voorstelling
op de knop geeft de geactiveerde klimaatinstellingen weer.
Open het klimaatscherm door op de knop te drukken,
waarna het afgebeelde scherm verschijnt.
Druk op AUTO op het klimaatscherm om de automatische
regeling van onder meer de luchtrecirculatie, airconditio-
ning en luchtverdeling te activeren/deactiveren.
Temperatuurbediening voor bestuurders- en passagiers-
zone. Druk op het temperatuurpictogram voor de linker- of
rechterzijde en kies de gewenste temperatuur. De regel-
knoppen zijn altijd zichtbaar onder aan het display en de
temperatuur is ook in te stellen, wanneer het klimaat-
scherm niet is geopend.
Om de temperatuurinstelling voor alle klimaatzones te
synchroniseren met die voor de bestuurderszone – druk op
het temperatuurpictogram voor de bestuurderszone en kies
voor Temperatuur synchroniseren.
Bediening voor elektrische stoelverwarming* en -ventilatie*
voorin plus elektrische stuurwielverwarming*. Druk op het
linker pictogram voor bestuurdersstoel plus stuurwiel of
op het rechter pictogram voor de passagiersstoel om de
bediening voor de bestuurdersstoel plus stuurwiel of die
voor de passagiersstoel te openen. Druk meerdere malen
op het desbetreffende pictogram om het gewenste niveau
te kiezen.
01
PRECONDITIONING GEBRUIKEN
De preconditioning is in te stellen met de mobiele app Volvo On Call
en via het middendisplay van de auto.
De preconditioning zorgt ervoor dat het interieur voor aanvang van de
rit wordt gekoeld of verwarmd tot de gewenste comforttemperatuur,
wat tevens de slijtage en het stroomverbruik tijdens het rijden beperkt.
De preconditioning is direct in te schakelen of via een timer te
programmeren.
De functie maakt afhankelijk van de situatie gebruik van uiteenlopende
systemen. Bij koud weer verwarmt de standverwarming het interieur
tot de comforttemperatuur. Bij warm weer koelt de ventilatie of
airconditioning het interieur. Ook de elektrische verwarming van
stuurwiel, voorstoelen, voorruit, achterruit en buitenspiegels zijn te
activeren.
Preconditioning direct inschakelen:
1. Druk op
onder aan het scherm om het klimaatscherm op het
middendisplay te openen.
2. Kies het tabblad Standklimatisering.
3. Geef elektrische verwarming van de voorstoelen en het stuurwiel
gewenst is bij activering van de preconditioning door de
desbetreffende vakjes aan te vinken.
4. Druk op Preconditioning. De preconditioning start en de
desbetreffende knop gaat branden.
Timer voor preconditioning instellen:
Kies voor Parkeerverwarming > Timer toevoegen en stel de
gewenste datum/dag in.
Voor maximale functionaliteit van de preconditioning moet de auto
zijn aangesloten op een stopcontact (geldt voor auto's met een
verwarming op stroom). Afhankelijk van de markt wordt een verwarming
op brandstof of een verwarming op stroom gebruikt. De erkende
Volvo-dealer kan u vertellen welke verwarming er op de verschillende
markten wordt gebruikt.
01
MIDDENDISPLAY REINIGEN
Bij het openen van het bestuurdersportier wordt het middendisplay
automatisch ingeschakeld. Schakel het display uit, wanneer u het wilt
reinigen.
1. Druk lang op de home-knop.
2. Veeg het display schoon met het bijgeleverde microvezeldoekje of
een microvezeldoekje van vergelijkbare kwaliteit. Veeg het display
met kleine cirkelende bewegingen schoon. Bevochtig het reinigings-
doekje zo nodig licht met schoon water.
3. Activeer het display door kort op de home-knop te drukken.
Het middendisplay wordt automatisch uitgeschakeld bij het openen van
het bestuurdersportier, wanneer de motor is afgezet.
BETERE LUCHTKWALITEIT IN HET INTERIEUR
MET IAQS*
Het Interior Air Quality System IAQS maakt deel uit van het Clean
Zone Interior Package* (CZIP) en is een volautomatisch systeem dat
de interieurlucht ontdoet van luchtverontreinigingen in de vorm van
deeltjes, koolwaterstoffen, stikstofoxiden en laaghangend ozon.
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm van het middendisplay.
2. Druk op Klimaat.
3. Kies Luchtkwaliteitssensor om de luchtkwaliteitssensor te
activeren/deactiveren.
01
ELEKTRISCH BEDIENDE* ACHTERKLEP OPENEN
EN SLUITEN
Openingsmogelijkheden
Druk op de achterklepgreep en trek deze voorzichtig omhoog.
Druk lang op de knop
van de transpondersleutel, totdat de klep
wordt geopend.
Druk lang op knop
op het dashboard (naast het stuurwiel),
totdat de klep wordt geopend.
Maak langzaam een schopbeweging* links onder de achterbumper
3
en doe daarna een stap terug (zie afbeelding). Raak de bumper
niet aan. De transpondersleutel moet bereik hebben. Er klinkt een
akoestisch signaal bij activering van de openingsfunctie.
Sluitingsmogelijkheden
Onderzijde van de achterklep: Druk op de knop
om de portie-
ren automatisch te sluiten zonder de achterklep te vergrendelen.
Druk op de knop
* om zowel de achterklep als de portieren
automatisch te sluiten en vergrendelen.
Druk lang op de knop
van de transpondersleutel.
Druk lang op de knop
op het dashboard.
Maak langzaam een schopbeweging* links onder de achterbumper
3
en doe daarna een stap terug. Raak de bumper niet aan. De trans-
pondersleutel moet bereik hebben. Er klinkt een akoestisch signaal
bij het activeren van de sluitingsfunctie.
3
Maak bij een auto met skidplate/diffusor* een schopbeweging onder de linker achterhoek van de
auto.
01
LAADKABEL BEWAREN
De laadkabel en de regeleenheid zitten onder een luik in de
bagageruimte.
KLEP LAADAANSLUITING OPENEN EN SLUITEN
1. Duw lichtjes tegen de achterzijde van de klep en laat los.
2. Open de klep.
3. Trek de afdekking op de laadaansluiting los en bevestig deze in
de houder aan de binnenkant van de klep. Zorg ervoor dat de
rubberband van de afdekking omlaaggebogen is, zodat de afdekking
niet uit de houder kan loskomen.
De klep van de laadaansluiting is in omgekeerde volgorde te sluiten.
02
REGELEENHEID LAADKABEL
De laadkabel en de regeleenheid ervan worden gebruikt om de
hybride-accu van de auto op te laden. Volvo adviseert een laadkabel
die temperatuurbewaking ondersteunt.
Indicator voor laadstroom. Een brandend symbool geeft de
gekozen laadstroom aan. De maximale laadstroom kan per
markt verschillen.
Een brandend symbool geeft aan dat de laadkabel is
aangesloten op een 230V-stopcontact (wisselstroom) (de
spanning in het stopcontact kan per markt verschillen).
Drukknop om de laadstroom te verhogen.
Drukknop om de laadstroom te verlagen.
Een brandend symbool geeft aan dat de laadkabel op de auto
is aangesloten.
02
A
A
A
A
De tijd die nodig is om de hybride-accu op te laden, is afhankelijk van
de gebruikte laadstroom. Bij oplading van de hybride-accu van de auto
geven de verschillende controlelampjes op de regeleenheid de actuele
status aan tijdens en na het laden.
Tijdens oplading van de hybride-accu wordt ook de startaccu van de
auto opgeladen.
1. Sluit de laadkabel aan op een 230VAC-stopcontact. Gebruik nooit
een verlengsnoer.
2. Stel op de regeleenheid de juiste laadstroom in (voor het
desbetreffende 230V-stopcontact (wisselstroom)).
3. Verwijder de afdekking van de laadkabelstekker en sluit de
kabelstekker vervolgens aan op de auto. Hang de afdekking op de
laadaansluiting aan de haak bij de laadklep en hang de afdekking
van de laadkabelstekker aan de haak bij de laadklep. De laadkabel
wordt automatisch in de laadaansluiting vastgezet en het opladen
begint binnen 5 seconden.
Opladen tijdens het rijden
Bij licht afremmen met het rempedaal wordt de hybride-accu bijgeladen.
Ook bij het afremmen op de motor in schakelstand B, zoals op een
aflopende helling, wordt de hybride-accu bijgeladen. Bij dit type opladen
van de hybride-accu verschijnt een indicatie op het bestuurdersdisplay.
OPLADING STARTEN
02
A
A
A
A
LAADSTATUS CONTROLEREN
Via de regeleenheid:
Het autosymbool brandt constant groen en het lampje voor de laad-
stroom is gedoofd: Stand-by. De auto-elektronica heeft de oplading
nog niet geactiveerd.
Het autosymbool en het laadlampje branden constant groen: Wordt
opgeladen.
Het autosymbool knippert rood en het laadlampje is gedoofd:
Opladen is niet mogelijk. Controleer alle aansluitingen of gebruik
een ander 230V-stopcontact (wisselstroom). Start de oplading van
de accu daarna opnieuw.
Het autosymbool brandt constant rood: Opladen is niet
mogelijk. Reset de aardlekschakelaar door de laadkabel uit het
230V-stopcontact (wisselstroom) te trekken. Start de oplading
opnieuw.
Het huissymbool en het laadlampje knipperen rood: Opladen is niet
mogelijk. Start de oplading opnieuw. Blijft het probleem bestaan –
neem dan contact op met een vakman.
Via de lampjes van de laadaansluiting:
Wit: Hulpverlichting.
Geel: Stand-bystand.
Snelle groene knipperingen: Opladen van slecht geladen accu.
Langzame groene knipperingen: Opladen van goed geladen accu.
Constant groen: Oplading gereed. Dooft na een tijdje.
Constant rood: Er is een fout opgetreden.
De laadstatus kan ook verschijnen op het bestuurdersdisplay.
OPLADING AFSLUITEN
1. Ontgrendel de auto met de ontgrendelknop van de transpon-
dersleutel – de oplading wordt beëindigd en de laadkabel wordt
vrijgegeven/ontgrendeld.
2. Koppel de laadkabel los bij de auto. Voor China – druk de pal op de
laadkabelstekker in en trek de laadkabel los uit de auto.
3. Plaats de afdekking van de laadaansluiting terug en sluit de klep.
4. Haal de laadkabel uit het 230V-stopcontact (wisselstroom).
5. Plaats de laadkabel onder het luik in de bagageruimte.
02
HYBRIDESPECIFIEKE INFORMATIE OP HET
BESTUURDERSDISPLAY
Op het bestuurdersdisplay verschijnen enkele symbolen en animaties
afhankelijk van de gekozen rijmodus (op de afbeelding staan informati-
etypes die nooit tegelijkertijd op het bestuurdersdisplay verschijnen).
Door bestuurder gevraagd vermogen in rijmodus HYBRID
De dunne wijzer op het bestuurdersdisplay geeft het motorvermogen
aan dat de bestuurder wenst. Hoe hoger de uitslag op de schaal, hoe
groter het vermogen dat de bestuurder in de actuele versnelling krijgt.
De positie van de wijzer op de afbeelding geeft het afgenomen vermo-
gen aan. Als de wijzer echter in het oranjekleurige gebied had gestaan,
dan werd er energie gegenereerd voor de hybride-accu. Dit gebeurt bij
licht afremmen of bij afremmen op de motor in schakelstand B.
Symbolen op het bestuurdersdisplay
Geeft het actuele niveau voor het beschikbare elektromotor-
vermogen aan. Een gevuld symbool houdt in dat de auto op
stroom rijdt.
Markeert het vermogensniveau waarbij de verbrandingsmotor
start. Een gevuld symbool houdt in dat de auto op benzine
rijdt.
Geeft aan dat de accu bijvoorbeeld tijdens het afremmen op
de motor wordt bijgeladen.
De indicator geeft de actuele hoeveelheid beschikbare
energie aan in de accu voor de elektromotor. De energie
wordt niet alleen gebruikt voor de elektromotor, maar ook
voor koeling of verwarming van de auto.
Geeft aan dat de rijmodus SAVE is geactiveerd en dat de
hoeveelheid stroom in de accu wordt gereserveerd voor later.
Laadstatus op het bestuurdersdisplay
Bezig met laden – De melding Volledig opgeladen om:
[Tijdstip] verschijnt samen met een animatie bestaande
uit een blauw lichtje dat knipperend langs de laadkabel
beweegt.
De accu is volledig opgeladen - De melding Opladen
klaar verschijnt.
Laadfout - De melding Fout opladen verschijnt. Controleer
de aansluiting van de laadkabel op de auto en het
230V-stopcontact (wisselstroom).
02
RIJMODUS KIEZEN
Kies de rijmodus die het beste bij de actuele rijomstandigheden past.
Niet alle rijmodi zijn in alle situaties te kiezen.
1. Druk op de rijmodusknop DRIVE MODE op de tunnelconsole. Op
het middendisplay verschijnt een pop-upvenster.
2. Draai de rijmodusknop omhoog/omlaag totdat de gewenste
rijmodus gemarkeerd staat op het middendisplay.
3. Druk op de knop of direct op het middendisplay om uw keuze te
bevestigen.
Te kiezen rijmodi
HYBRID – de rijmodus waarin de auto start. Zowel de elektromotor als
de brandstofmotor worden apart of parallel gebruikt.
PURE – om op de elektromotor te rijden met een zo laag mogelijk
energieverbruik. De rijmodus optimaliseert het gebruik van de hybride-
accu.
SAVE – reserveert het energieniveau van de accu voor later.
OFF ROAD – zorgt voor optimale rijeigenschappen op lastig terrein en
slechte wegen.
AWD – verbetert de grip op de weg en de rijeigenschappen met
vierwielaandrijving.
POWER – levert een auto met een sportiever karakter op voor een
actievere rijstijl.
INDIVIDUAL – persoonlijke rijmodus Hybrid, Pure of Power. De
rijmodus is alleen beschikbaar als u deze eerst activeert onder
Instellingen op het hoofdscherm van het middendisplay. Kies My Car
> Individuele rijmodus.
03
RIJONDERSTEUNING VIA DE STUURKNOPPEN
Met de pijlen en van de stuurknoppen links kunt u snel-
heidsbegrenzer*, cruisecontrol, adaptieve cruisecontrol* en Pilot Assist*
kiezen op het bestuurdersdisplay. Een wit symbool geeft aan dat het
desbetreffende systeem actief is. Een grijs symbool geeft aan dat het
desbetreffende systeem geannuleerd is of stand-by staat.
Symbolen op het bestuurdersdisplay
Snelheidsbegrenzer: Helpt om een gekozen maximumsnel-
heid niet te overschrijden.
Cruise control: Helpt om een gelijkmatige snelheid aan te
houden.
Adaptieve cruise: Helpt om een gelijkmatige snelheid aan te
houden in combinatie met een vooraf gekozen tijdsverschil tot
voorliggers.
Pilot Assist: Helpt bij lagere snelheden tot maximaal
50 km/h (30 mph) om de auto tussen de zijmarkeringen van
de rijbaan te houden en tegelijkertijd een bepaald tijdsverschil
tot voorliggers te handhaven.
Symbolen op de stuurknoppen
Druk hierop om het desbetreffende systeem te starten of te
annuleren. Slaat de actuele snelheid op voor een actieve snel-
heidsbegrenzer/cruisecontrol/adaptieve cruisecontrol.
Verhoogt de ingestelde snelheid. Kort indrukken verhoogt
de snelheid met 5 km/h (5 mph). Lang indrukken leidt tot
een geleidelijke snelheidsverhoging in stapjes van 1 km/h
(1 mph). Bij eenmaal indrukken wordt de aangepaste snelheid
tevens ingesteld voor gebruik door de snelheidsbegrenzer/
cruisecontrol/adaptieve cruisecontrol.
Verlaagt de ingestelde snelheid. Kort indrukken verlaagt de
snelheid met 5 km/h (5 mph). Lang indrukken leidt tot een
geleidelijke snelheidsverlaging in stapjes van 1 km/h (1 mph).
Adaptieve cruisecontrol en Pilot Assist: Verkleint het tijdsver-
schil ten opzichte van de voorligger.
Adaptieve cruisecontrol en Pilot Assist: Vergroot het tijdsver-
schil ten opzichte van de voorligger.
03
RIJONDERSTEUNING VIA HET MIDDENDISPLAY
City Safety
4
City Safety waarschuwt voor obstakels, aan de hand van
visuele en akoestische signalen. De auto remt automa-
tisch, als u zelf niet binnen redelijke tijd ingrijpt. City Safety
kan onder meer botsingen voorkomen en u helpen, als u
bijvoorbeeld op een voorligger, voetganger of fietser dreigt
te botsen.
City Safety wordt bij het starten van de motor automatisch
geactiveerd.
Park Assist Pilot (PAP)*
De actieve parkeerhulp helpt bij parkeren door eerst af
te tasten of het vak groot genoeg is en daarna voor u te
sturen en de auto in het vak te parkeren. Aan u de taak
om het gebied rond de auto in de gaten te houden, de
instructies op het middendisplay te volgen, te schakelen,
de snelheid te regelen en te remmen/stoppen.
Inparkeren met PAP
1. Druk op de knop Inparkeren op het functiescherm. Rijd
niet sneller dan 30 km/h (20 mph) bij fileparkeren en
niet sneller dan 20 km/h (12 mph) bij achteruit inste-
ken (haaks parkeren).
2. Breng de auto tot stilstand, wanneer grafische voorstel-
lingen en teksten op het middendisplay aangeven dat er
een geschikt parkeervak gevonden is. Er verschijnt een
pop-upvenster.
3. Kies in het pop-upvenster voor Fileparkeren of Haaks
parkeren en schakel de achteruitversnelling in.
4. Volg de instructies op het middendisplay op. Breng de
auto tot stilstand, wanneer dit met een grafische voor-
stelling en tekst van u verlangd wordt.
4
Niet voor alle markten beschikbaar.
03
Uitparkeren met PAP
De functie is alleen te gebruiken na fileparkeren.
1. Druk op de knop Uitparkeren op het functiescherm.
2. Volg de instructies op het middendisplay op.
Parkeerhulpcamera*
De parkeerhulpcamera helpt u met camerabeelden
en grafische voorstellingen op het middendisplay om
eventuele obstakels rond de auto waar te nemen. Op het
middendisplay kiest u de weer te geven camerabeelden
en hulplijnen. Het is mogelijk de camera automatisch te
laten starten bij het inschakelen van de achteruitversnel-
ling. De instelling hiervoor vindt u onder Instellingen op
het hoofdscherm van het middendisplay. Kies My Car
> Parkeerhulp > Automatische achteruitrijcamera
activeren.
De parkeerhulpcamera is ook handmatig te starten:
Druk op de knop Camera op het functiescherm om het
systeem te activeren/deactiveren.
Lane Keeping Aid (LKA)*
Als de auto een zijlijn dreigt te overschrijden, grijpt de
rijbaanassistent LKA actief in door de auto met een
geringe stuurbeweging terug de rijbaan in te sturen.
Wanneer de auto op een zijlijn rijdt of eroverheen,
waarschuwt LKA u met een geluidssignaal of
stuurtrillingen.
Druk op de knop Lane Keeping Aid op het functie-
scherm om het systeem te activeren/deactiveren.
Instellingen voor hoe LKA u moet waarschuwen als de
auto de eigen rijbaan verlaat, verricht u in Instellingen op
het hoofdscherm van het middendisplay. Kies My Car >
IntelliSafe > Lane Keeping Aid.
Blind Spot Information (BLIS)*
BLIS informeert over achterliggers in de zogeheten dode
hoeken van de auto en over snel naderende achterliggers
in de aangrenzende rijbanen links en rechts van u.
Druk op de knop BLIS op het functiescherm om het
systeem te activeren/deactiveren.
Cross Traffic Alert (CTA)*
CTA waarschuwt voor kruisend verkeer achter de auto en
wordt geactiveerd bij inschakeling van de achteruitversnel-
ling of als de auto achteruitrolt. CTA wordt bij het starten
van de motor automatisch geactiveerd.
Druk op de knop Cross Traffic Alert op het functie-
scherm om het systeem te activeren/deactiveren.
03
RUITENWISSERS EN REGENSENSOR
GEBRUIKEN
De ruitenwissers en regensensor regelt u met de rechter stuurhendel.
Haal de hendel omlaag voor één enkele wisslag.
Zet de hendel in stand 0 om de ruitenwissers uit te schakelen.
Zet de hendel in stand INT (intervalstand) om de wissnelheid
in te stellen. Pas de wissnelheid aan met het duimwiel op de
hendel.
Haal de hendel één stap omhoog om de wissers op normale
snelheid te laten wissen.
Haal de hendel nóg een stap omhoog om de wissers op
hogere snelheid te laten wissen.
Druk op de regensensorknop om de regensensor te active-
ren/deactiveren. De regensensor registreert de hoeveelheid
regen op de voorruit en schakelt automatisch de ruitenwissers
op de voorruit in. Draai het duimwiel op de hendel omhoog/
omlaag om de gevoeligheid te verhogen/verlagen.
Haal de hendel in de richting van het stuurwiel om de voor-
ruit- en koplampsproeiers in te schakelen.
Haal de hendel in de richting van het dashboard om de
achterruit te wissen en te sproeien.
Druk hierop voor de intervalfunctie van de achterruitwisser.
Druk hierop voor een continue wissnelheid van de
achterruitwisser.
04
AUTO-STAND VERLICHTINGSBEDIENING
De AUTO-stand van de linker stuurhendel levert onder meer het
volgende op:
Dagrijverlichting
5
en achterlichten bij daglicht. Dimlichten en achter-
lichten in slechte lichtomstandigheden of in het donker.
Geactiveerde tunneldetectie.
Mogelijkheid tot grootlichtsignalering en activering van het groot
licht bij gebruik van het dimlicht.
Mogelijkheid tot activering van het automatisch groot licht. Activeer/
deactiveer de functie door het duimwiel van de stuurhendel naar
stand
te draaien en los te laten. Handmatig groot licht is te
activeren door de stuurhendel in de richting van het dashboard te
halen. Deactiveer de functie door de hendel terug te halen in de
richting van het stuurwiel.
5
Geldt voor bepaalde markten.
PASSAG IERSAI RBAG* ACTIVEREN/DEACTIVEREN
De schakelaar voor activering/deactivering van de passagiersairbag
zit aan de passagierszijde aan de zijkant van het dashboard en u kunt
erbij door het portier aan die kant te openen.
1. Trek de schakelaar naar buiten en draai deze naar ON/OFF om de
airbag te activeren/deactiveren.
2. Bevestig de activerings-/deactiveringsmelding op het bestuurders-
display door de knop
van de stuurknoppen rechts in te drukken.
Een displaytekst en een waarschuwingssymbool op de plafondcon-
sole geven aan dat de passagiersairbag geactiveerd/gedeactiveerd
is.
04
BESTUURDERSDISPLAY BEDIENEN
BOORDCOMPUTER BEDIENEN
De boordcomputer van de auto houdt bepaalde gegevens bij zoals
afstand, verbruik en gemiddelde snelheid. U kunt kiezen welke boord-
computerinformatie op het bestuurdersdisplay moet verschijnen.
Actieradius op tankinhoud
De boordcomputer berekent de resterende actieradius op de actuele
inhoud van de brandstoftank. Gebruik de knoppen van de stuurknop-
pen rechts om Afstand tot leeg op het bestuurdersdisplay weer te
geven.
1. Druk op
.
2. Ga met
of naar het menu van de boordcomputer.
3. Ga, wanneer het boordcomputermenu gemarkeerd staat, met
omlaag naar Afstand tot leeg.
4. Kies Afstand tot leeg door op
te drukken.
Wanneer er "----" op het bestuurdersdisplay verschijnt, zijn geen
garanties meer te geven voor de actieradius. Tank zo spoedig mogelijk.
Actieradius op accu
De meter geeft de afstand aan die bij benadering kan worden afge-
legd op de resterende hoeveelheid stroom in de hybride-accu. De
meter is op dezelfde manier te laten verschijnen als voor Afstand tot
leeg. Wanneer er "----" op het bestuurdersdisplay verschijnt, zijn geen
garanties meer te geven voor de actieradius.
Dagteller resetten
De handmatig bediende dagteller (TM) is handmatig te resetten door
de knop RESET op de linker stuurhendel lang in te drukken. De
automatische dagteller (TA) wordt automatisch gereset, wanneer de
auto minstens 4 uur lang niet gebruikt is.
Het bestuurdersdisplay is te bedienen met onder meer de stuurknoppen
rechts. U kunt zelf kiezen wat er op het bestuurdersdisplay moet worden
weergegeven.
Het appmenu van het bestuurdersdisplay openen/sluiten.
Van hieruit zijn boordcomputer, mediaspeler, telefoon en
navigatie te bedienen.
De beschikbare apps doorbladeren door op de pijl-links of
pijl-rechts te drukken.
Een keuze markeren, ongedaan maken of bevestigen,
zoals het kiezen van het boordcomputermenu of het
verwijderen van een melding van het bestuurdersdisplay.
De functies voor de gekozen app doorbladeren door op
pijl-omhoog of pijl-omlaag te drukken.
04
STEMBEDIENING GEBRUIKEN
Het is mogelijk om met stemcommando's bepaalde functies van de
mediaspeler, Volvo's navigatiesysteem*, de klimaatregeling en een
via Bluetooth aangesloten telefoon te bedienen. Dat doet u door
middel van directe commando's of in een dialoogvorm met gesproken
systeemreacties.
Druk op de knop voor activering van de stembediening van
de stuurknoppen rechts om een dialoog met stemcom-
mando's te starten.
Voorbeelden van stemcommando's:
Druk op
. Zeg "Navigatie", waarna een navigatiedialoog start.
Druk op
. Zeg "Verhoog temperatuur", waarna de ingestelde
temperatuur een stand hoger wordt gezet.
Druk op
. Zeg "Speel Robyn", waarna muziek van de gekozen
artiest wordt gespeeld.
Commando's die altijd te gebruiken zijn:
"Herhaal" – om de laatst gegeven gesproken instructie van de
actieve dialoog te herhalen.
"Annuleer" – om de dialoog te beëindigen. U kunt de dialoog ook
beëindigen door lang op
te drukken.
"Help" – om een hulpdialoog te starten.
Let erop dat u na de toon spreekt, met een normale stem en in een
normaal tempo. Spreek niet, wanneer het systeem antwoordt. Voorkom
achtergrondgeluiden in het interieur door portieren, ruiten en panora-
madak* dicht te houden.
Voor meer informatie over stembediening en meer voorbeelden van
stemcommando's, zie de gebruikershandleiding.
04
DASHBOARDKASTJE GEBRUIKEN
Dashboardkastje openen
Druk op de knop onder het middendisplay om het dash-
boardkastje te openen.
Dashboardkastje vergrendelen/ontgrendelen
Met Privacy locking wordt behalve het dashboardkastje ook de achter-
klep vergrendeld. Activering/deactivering is op twee manieren mogelijk
via het middendisplay:
Alternatief 1: Druk op de knop Private Locking
vergrendeld op het functiescherm om de Privacy locking
te activeren/deactiveren.
Alternatief 2: Druk op Instellingen > My Car > Vergrendeling op het
hoofdscherm. Kies Private Locking.
Bij activering/deactivering verschijnt een pop-upvenster. Iedere keer
dat u Privacy locking activeert, kiest u een eenmalige code van vier
cijfers. Bij het eerste gebruik moet u een extra beveiligingscode kiezen.
Deze code gebruikt u om de eenmalige code zo nodig te resetten.
Geef in beide gevallen de gekozen code aan en druk op Bevestig.
04
TELEFOON AAN DE AUTO KOPPELEN
Koppel een telefoon waarop Bluetooth is geactiveerd aan de auto om
vanuit de auto te bellen, berichten te versturen/ontvangen, media te
streamen en een internetverbinding voor de auto tot stand te brengen.
U kunt twee Bluetooth-eenheden tegelijk hebben aangesloten,
waarvan de ene alleen voor het streamen van muziek. Bij gebruik
van de auto worden altijd de laatste twee aangesloten telefoons
automatisch aangesloten.
Telefoon zoeken vanuit de auto
1. Maak de telefoon identificeerbaar/zichtbaar via Bluetooth.
2. Activeer "internet sharing" (portable/persoonlijke hotspot) via
Bluetooth op de telefoon.
3. Open het deelscherm voor Telefoon op het middendisplay. Druk op
Telefoon toevoegen. Druk als er al een telefoon is aangesloten
op Wijzigen en vervolgens op Telefoon toevoegen in het
pop-upvenster.
4. Kies de te koppelen telefoon.
5. Controleer of de aangegeven cijfercode in de auto overeenkomt met
die op de telefoon. Accepteer als dat het geval is op beide punten.
6. Accepteer of weiger op de telefoon eventuele opties voor contact-
personen en berichtfuncties van de telefoon. Let erop dat u bij
bepaalde telefoons de berichtfunctie eerst moet activeren
6
.
De telefoon is vervolgens gekoppeld aan de auto en via de auto te
bedienen.
6
Zie voor informatie over welke telefoons met de auto compatibel zijn support.volvocars.com.
05
Het is mogelijk om via de auto via een telefoon die is aangesloten op
Bluetooth te bellen en oproepen te beantwoorden.
Bellen via het middendisplay
1. Open het deelscherm Telefoon op het homescherm.
2. Geef aan hoe u wilt bellen: via de gesprekkenlijst, via de contacten-
lijst of geef het nummer aan via de knoppenset.
3. Druk op Bellen of
, afhankelijk van het in stap 2 gekozen
alternatief.
Bellen via de stuurknoppen rechts
1. Druk op
en ga naar Telefoon door op of te drukken.
2. Loop met
door de gesprekkenlijst en kies met .
Contactpersonen bellen via de stembediening
Druk op
en zeg "Bel [contact]".
Oproep beantwoorden/afwijzen
Beantwoorden: Druk op
van de stuurknoppen rechts of op
Antwoorden op het middendisplay.
Afwijzen: Markeer Afwijzen door op
te drukken en bevestig door
op
te drukken of druk op Afwijzen op het middendisplay.
Oproep beëindigen
Druk op
om uw keuze (Ophangen) te bevestigen of druk op
Ophangen op het middendisplay.
BELLEN EN OPROEPEN BEANTWOORDEN EN BEËINDIGEN
05
INTERNETVERBINDING MAKEN
Via Bluetooth
Maak op dezelfde manier verbinding met internet als waarop u een
telefoon aan de auto koppelt.
Via wifi
1. Activeer "internet sharing" (wifi-hotspot) op de telefoon.
2. Druk op Instellingen op het hoofdscherm van het middendisplay.
3. Druk op Communicatie > Wi-Fi en activeer de optie door het vakje
voor wifi aan te vinken.
4. Kies het gewenste netwerk en geef het bijbehorende wachtwoord aan.
5. Als u eerder een andere methode voor de internetverbinding gebruik-
te, moet u bevestigen dat u een andere verbindingsmethode wenst.
Let erop dat sommige telefoons de internetverbinding verbreken,
wanneer de verbinding met de auto is verbroken. In dat geval moet u
bij een volgend gebruik van de telefoon de "internet sharing" opnieuw
activeren.
Via USB-aansluiting
1. Sluit de telefoon via een kabel aan op de USB-aansluiting in het
opbergvak van de tunnelconsole.
2. Activeer "internet sharing" (wifi-hotspot) via USB op de telefoon.
3. Als u eerder een andere methode voor de internetverbinding gebruik-
te, moet u bevestigen dat u een andere verbindingsmethode wenst.
Via automodem*
7
1. Plaats een persoonlijke simkaart in de houder in de bagageruimte
(zie afbeelding).
2. Druk op Instellingen op het hoofdscherm.
3. Druk op Communicatie Internet via automodem.
4. Activeer de optie door het vakje voor Internet via automodem aan
te vinken.
5. Als u eerder een andere methode voor de internetverbinding gebruik-
te, moet u bevestigen dat u een andere verbindingsmethode wenst.
6. Geef de pincode van de simkaart aan.
7
Alleen auto's met Volvo On Call*. Bij verbinding via de automodem gebruiken de Volvo On Call-
diensten deze verbinding.
05
Internetverbinding delen via Wi-Fi-hotspot
Wanneer de auto een internetverbinding heeft, is het mogelijk om de
internetverbinding te delen (Wi-Fi-hotspot), zodat ook andere eenhe-
den gebruik kunnen maken van de internetaansluiting
8
.
1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm.
2. Druk op Communicatie > Wi-Fi-hotspot auto.
3. Kies een Netwerknaam voor de wifi-hotspot.
4. Kies een Wachtwoord dat u vervolgens op de te koppelen eenhe-
den moet aangeven.
5. Kies de Frequentieband die de wifi-hotspot moet gebruiken voor
het verzenden van gegevens
9
.
6. Activeer de optie door het vakje voor Wi-Fi-hotspot auto aan te
vinken.
7. Als u eerder Wi-Fi gebruikte voor de internetverbinding, moet u
bevestigen dat u een andere verbindingsmethode wenst.
Bij een geactiveerde wifi-hotspot staat
op de statusbalk. Druk op
Aangesloten apparaten onder Wi-Fi-hotspot auto om een lijst met
de aangesloten apparaten te bekijken.
8
Geldt niet bij verbinding via Wi-Fi. De netwerkprovider (de simkaart) moet "internet sharing"
ondersteunen.
9
Niet op alle markten beschikbaar.
05
APPLE CARPLAY* OP HET MIDDENDISPLAY
Apple CarPlay biedt u de mogelijkheid om bepaalde apps van
een iPhone via de auto te bedienen om bijvoorbeeld muziek te
spelen of podcasts te beluisteren. De bediening vindt plaats via het
middendisplay van de auto of via Siri.
Apple CarPlay starten
Alvorens Apple CarPlay te kunnen gebruiken moet u de stembediening
via Siri op de telefoon hebben geactiveerd.
1. Sluit een iPhone aan op de USB-aansluiting in de
tunnelconsole. Lees de informatie in het pop-upvenster
en druk vervolgens op OK.
2. Druk op Apple CarPlay op het appscherm. Als dit
de eerste keer is dat u een iPhone aansluit, moet u
akkoord gaan met de voorwaarden.
3. Het deelscherm voor Apple CarPlay met de compatibele
apps verschijnt.
Apple CarPlay automatisch starten
Als u voor automatische inschakeling kiest, wordt Apple CarPlay bij
aansluiting van een iPhone automatisch geopend. Druk daarvoor op
Instellingen in het hoofdscherm en kies voor Communicatie > Apple
CarPlay.
Een auto zonder Apple CarPlay kan naderhand nog een update krijgen:
neem daarvoor contact op met een Volvo-dealer. Informatie over de
compatibele apps en telefoons vindt u op de internetsite van Apple, zie
www.apple.com/ios/carplay/.
05
EXTERNE MEDIASPELER AANSLUITEN EN
AUDIOBESTANDEN WEERGEVEN
De mediaspeler kan via de AUX-/USB-aansluitingen audio afspelen op
extern aangesloten eenheden of draadloos audiobestanden streamen
via Bluetooth.
Media afspelen vanaf een via Bluetooth aangesloten eenheid
1. Koppel de eenheid aan de auto op dezelfde manier als
waarop u een telefoon aan de auto koppelt.
2. Start de weergave op de aangesloten eenheid.
3. Open de app Bluetooth op het applicatiescherm van
het middendisplay – de weergave start.
Media op een USB-geheugen afspelen
1. Sluit het USB-geheugen aan op de aansluiting in de
tunnelconsole.
2. Start de USB-app op het applicatiescherm en kies wat
u wilt weergeven – de weergave start.
Media op een mp3-speler of iPod afspelen
1. Sluit de eenheid aan op de AUX- of USB-aansluiting in
de tunnelconsole.
2. Start de weergave op de eenheid.
3. Open de app iPod, AUX of USB, afhankelijk van de
wijze van aansluiten. Kies voor weergave vanaf iPod,
de app iPod, ongeacht de wijze van aansluiten – de
weergave start.
05
ROUTEBEGELEIDING OP KAART GEBRUIKEN
MET SENSUS NAVIGATION*
Druk op het deelscherm Navigatie op het homescherm van het
middendisplay.
Bestemming aangeven – via adres:
1. Druk op
Best. inst.. Op de kaartweergave verschijnt een toet-
senbord met zoekveld voor het zoeken op adres.
2. Druk op het veld en voer Land/Staat/Provincie/Adres enzovoort in
via het toetsenbord op het middendisplay.
Geef de bestemming aan door op de kaart te drukken:
1. Maximaliseer de kaart door op
te drukken.
2. Zoek de gewenste bestemming op de kaart en druk daar lang op. Er
wordt een pictogram aangemaakt en er verschijnt een menu.
3. Kies Ga hierheen om de routebegeleiding te starten.
Bestemming verwijderen:
1. Druk op het pictogram voor de desbetreffende bestemming.
2. Druk op Wissen.
Locatie van bestemming wijzigen:
1. Markeer het pictogram voor de desbetreffende bestemming door er
kort op te drukken.
2. Druk lang op het pictogram, sleep deze naar de gewenste locatie en
laat los.
05
APPLICATIES OP HET MIDDENDISPLAY
Op het applicatiescherm vindt u gedownloade apps en apps voor geïn-
tegreerde functies, zoals FM-radio.
Bepaalde apps zijn alleen te gebruiken, wanneer de auto een actieve
internetverbinding heeft.
Apps ordenen
1. Druk lang op de app van uw keuze. De app verandert van formaat en
wordt ietwat doorzichtig.
2. Sleep de app naar een lege plek op het scherm en laat de app los.
05
APPS, KAARTEN EN SYSTEMEN HANTEREN EN
BIJWERKEN
Druk op Updates op het appscherm om meerdere
autosystemen bij te werken. Om de auto updates te
kunnen geven moet de auto een actieve internetverbin-
ding hebben. Bij een druk op Updates verschijnt een
downloadapplicatie op het onderste deelscherm van het
homescherm.
Apps downloaden, bijwerken en verwijderen
Downloaden: Druk op Zoeken en kies de app van uw keuze. Druk op
Installeren om de app te downloaden.
Update: Druk op Alles installeren om alle apps bij te werken. Kies
Applicatie-updates om bepaalde apps bij te werken. Kies de app van
uw keuze en druk op Installeren.
Verwijderen: Druk op Applicatie-updates en kies de app van uw
keuze. Druk op De-install. om de app te verwijderen.
Kaartgegevens bijwerken
Druk op Kaarten om een lijst te bekijken met de beschikbare
updates. Markeer de actuele regio. Druk op de pijl-omlaag voor
informatie over de actuele versie van de kaartgegevens of druk op
Installeren om te kijken of er een nieuwere versie is.
Systeemsoftware zoeken en bijwerken
Druk op Systeem-updates om alle beschikbare updates te bekij-
ken. Druk op Alles installeren om alle software bij te werken of op
Installeren om bepaalde software bij te werken.
05
10
U hebt een persoonlijke Volvo-ID nodig om de mobiele app te kunnen gebruiken.
Met de mobiele app Volvo On Call
10
kunt u de auto vóór vertrek
preconditioneren. U kunt de preconditionering ook starten via het
klimaatscherm op het middendisplay. De app is ook te gebruiken om
bijvoorbeeld de auto te vergrendelen/ontgrendelen, te bekijken waar
de auto geparkeerd staat, ritten op te slaan in een rijlogboek, een dief-
stalwaarschuwing te ontvangen en het brandstofverbruik te bekijken.
De mobiele app is te downloaden van bijvoorbeeld App Store, Windows
Phone of Google Play.
De Volvo On Call-diensten omvatten tevens toegang tot pechhulp
onderweg en noodhulp:
Druk op de knop ON CALL of SOS op de plafondconsole van de
auto. Er wordt dan verbinding gemaakt met de ervaren medewerkers
van de Volvo On Call-helpdesk.
De helpdesk kan ook helpen bij het opsporen van de auto, als deze
mocht worden gestolen.
De beschikbare diensten variëren afhankelijk van de configuratie en
markt van de auto. Neem contact op met een Volvo-dealer of bezoek
support.volvocars.com voor informatie over de beschikbare diensten.
VOLVO ON CALL*
05
VOLUME AANPASSEN
Pas het volume in de auto aan door aan de volumeknop onder het
middendisplay te draaien of druk op
en van de stuurknoppen
rechts.
Volume aanpassen voor de verschillende autosystemen
1. Druk op Instellingen > Geluid > Systeemvolumes op het
hoofdscherm van het middendisplay.
2. Pas het volume voor bijvoorbeeld toetsenbordgeluiden of
touchscreen aan of schakel het geluid uit door de schuifknoppen
voor Keypad aanraken of Scherm aanraken te verzetten.
LAY-OUT WIJZIGEN VAN MIDDENDISPLAY
1. Druk op Instellingen > My Car > Displays > Skins op het
hoofdscherm.
2. Kies het thema voor het middendisplay, bijvoorbeeld Minimalistic.
Als aanvulling hierop is het mogelijk om te kiezen uit een donkere en
een lichte schermachtergrond. Bij Normaal is de schermachtergrond
donker en zijn de teksten licht van kleur. Dit is de standaardinstelling
voor alle thema's.
Bij Licht is de schermachtergrond licht en zijn de teksten donker van
kleur. Deze instelling is bijvoorbeeld handig bij fel daglicht.
U kunt de verschillende instellingen altijd gebruiken, ongeacht de
omgevingsverlichting.
05
11
Er moet eerst een <*2*>Volvo-ID zijn aangemaakt. Connected Service Booking is alleen van
toepassing op bepaalde markten. De motor van de auto moet draaien om een boekingsaanvraag te
kunnen versturen.
CONNECTED SERVICE BOOKING
U kunt rechtstreeks vanuit uw Connected Car gegevens over service-
beurten en/of reparaties hanteren.
Om een boekingsaanvraag
11
te sturen:
1. Open de app Auto status vanuit het appscherm.
2. Druk op Afspraken > Afspraak aanvragen.
3. Zorg dat de juiste Volvo-ID is ingevuld.
4. Geef informatie aan voor de werkplaats in het veld
Informatie voor de werkplaats. U kunt ook op de
knop
drukken en de informatie voor de werkplaats
dicteren.
5. Druk op Afspraakverzoek verzenden. De boekings-
aanvraag die van de auto naar de werkplaats wordt
gestuurd bevat autogegevens. Dankzij deze gege-
vens kan de werkplaats gemakkelijker een afspraak
inplannen.
6. U ontvangt binnen enkele dagen per e-mail een
boekingsvoorstel. Op bepaalde markten wordt het voor-
stel ook naar de auto gestuurd.
05
POSITIE AUX-, USB- EN STROOMAANSLUITINGEN
AUX- en USB-aansluitingen
De AUX- en USB-aansluitingen zitten onder de armleuning op de
tunnelconsole.
Stroomaansluitingen
De auto is voorzien van drie 12V-aansluitingen:
In het opbergvak voor in de middenconsole.
Achter in de tunnelconsole.
In de bagageruimte*.
Voor een goede werking van alle aansluitingen moet het elektrische
systeem van de auto minimaal in contactslotstand I staan.
05
SPECIALE TEKSTEN
In de gebruikershandleiding en overige handleidin-
gen vindt u alle door te nemen veiligheidsinstruc-
ties en teksten onder de kopjes Waarschuwing,
Belangrijk en NB. Sommige functies gelden alleen
voor bepaalde markten.
WAARSCHUWING
Rugleuningen achterstoelen omlaagklappen
Controleer of de rugleuningen na het omlaagklap-
pen en omhoogklappen weer goed vergrendeld zijn.
Controleer of de hoofdsteunen na het omhoogklap-
pen weer goed vergrendeld zijn. De hoofdsteunen
op de beide buitenste zitplaatsen van de tweede zitrij
moeten altijd rechtop staan, wanneer er passagiers
op de derde zitrij zitten.
Motor starten en afzetten
Neem bij het verlaten van de auto altijd de transpon-
dersleutel mee en zorg dat het elektrische systeem
van de auto in contactslotstand 0 staat.
Parkeerrem gebruiken
Gebruik bij het parkeren op een helling altijd de
parkeerrem – stand P bij een automaat is niet
voldoende om de auto in alle situaties staande te
houden.
Autoklimaat regelen
De elektrische stoelverwarming* mag niet worden
gebruikt door personen die niet goed kunnen
voelen of de temperatuur toeneemt of die om een
andere reden moeite hebben met de bediening van
de elektrische stoelverwarming. Brandwonden zijn
anders niet uitgesloten.
Preconditioning gebruiken
Gebruik de preconditioning niet (geldt bij een
verwarming op brandstof):
Binnen in een ruimte zonder ventilatie. Er komen
uitlaatgassen vrij, als de verwarming aanslaat.
Op plaatsen met brandbaar of licht ontvlambaar
materiaal in de buurt. Brandstof, gassen, hoog gras,
houtsnippers en dergelijke kunnen vlam vatten.
Wanneer het gevaar bestaat dat de uitlaatpijp van
de verwarming geblokkeerd is. Zo kan een dikke
laag sneeuw in de rechter wielkast een goede
ventilatie van de verwarming onmogelijk maken.
Let erop dat de preconditioning kan aanslaan op
het commando van een timer die lang tevoren is
ingesteld.
Elektrisch bediende* achterklep openen en
sluiten
Let op het gevaar voor beknelling tijdens het
openen/sluiten. Controleer of er niemand in de buurt
van de achterklep staat, omdat ernstig beknellings-
letsel anders niet uit te sluiten is. Let altijd op bij
bediening van de achterklep.
Laadkabel bewaren
U mag de laadkabel niet gebruiken als deze bescha-
digd is – er bestaat anders gevaar voor elektrische
schokken en ernstig letsel. Een beschadigde of
defecte laadkabel mag uitsluitend door een werk-
plaats worden gerepareerd – geadviseerd wordt een
erkende Volvo-werkplaats.
Oplading starten
Oplading van de hybride-accu mag alleen
gebeuren met de toelaatbare maximumlaadstroom
of lager conform de lokale en landelijke aanbeve-
lingen voor oplading van hybridevoertuigen via een
230V-contact/stekker (wisselstroom).
Oplading van de hybride-accu mag alleen gebeu-
ren via goedgekeurde en met randaarde beveiligde
230V-contacten (wisselstroom) of via laadstations
met een door Volvo geleverde losse laadkabel
(Mode 3).
De aardlekschakelaar van de regeleenheid bevei-
ligt de auto, maar toch bestaat het gevaar dat het
230V-net (wisselstroom) overbelast raakt.
Vermijd stopcontacten die zichtbare slijtage of
schade vertonen, omdat het gebruik ervan aanlei-
ding kan geven tot brand en/of letsel.
Gebruik nooit een verlengkabel.
City Safety
City Safety is een hulpmiddel en werkt niet in alle
rijsituaties en verkeers-, weers- en wegomstandig-
heden. Het systeem kan niet altijd alle voetgangers/
fietsers detecteren. Er wordt alleen gewaarschuwd,
wanneer het risico van een botsing groot is. Er
wordt niet gewaarschuwd noch geremd voor
voetgangers en fietsers bij een rijsnelheid hoger dan
80 km/h (50 mph). De Auto Brake van City Safety
kan een botsing geheel voorkomen of de botssnel-
heid verlagen. Bedien voor maximale remwerking
altijd het rempedaal – ook al wordt er automatisch
geremd. U bent er altijd verantwoordelijk voor om de
juiste afstand en snelheid aan te houden.
Park Assist Pilot (PAP)*
De actieve parkeerhulp werkt niet in alle situaties en
is alleen bedoeld als aanvullend hulpmiddel. U bent
er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u tijdens het
parkeren op een veilige manier rijdt en uw omgeving
en eventuele naderende of passerende medeweg-
gebruikers in de gaten houdt.
Parkeerhulpcamera*
De parkeerhulpcamera is alleen bedoeld als hulp-
middel, zodat u altijd eindverantwoordelijk blijft bij
het achteruitrijden. Wanneer er obstakels in de dode
hoeken van de camera zitten, zal het systeem ze niet
kunnen ontdekken. Houd mensen en dieren in de
buurt van de auto daarom in de gaten.
Lane Keeping Aid (LKA)*
De rijbaanassistent is alleen bedoeld als hulpmiddel
en werkt niet in alle rijsituaties, verkeers-, weers- en
wegomstandigheden. U bent er altijd zelf verant-
woordelijk voor dat u op een veilige manier in de
auto rijdt en daarbij de geldende verkeerswetgeving
in acht neemt.
Blind Spot Information (BLIS)* en Cross Traffic
Alert (CTA)*
BLIS en CTA vormen alleen een aanvulling op
– geen vervanging voor – een veilige rijstijl en het ge-
bruik van de buitenspiegels. U moet altijd oplettend
en verantwoord blijven rijden. U bent er altijd zelf ver-
antwoordelijk voor dat u op veilige wijze van rijstrook
wisselt en achteruitrijdt. BLIS werkt niet in scherpe
bochten en evenmin wanneer u achteruitrijdt.
Passagiersairbag* activeren/deactiveren
Als de auto niet is uitgerust met een schakelaar voor
activering/deactivering van de passagiersairbag,
is deze airbag altijd geactiveerd. Vervoer kinderen
nooit op een verhogingskussen, in een kinderzitje
of een tegen de rijrichting in geplaatst babyzitje
op de passagiersstoel voorin, wanneer de airbag
aan deze kant geactiveerd is. Personen kleiner
dan 1,40 m mogen nooit op de passagiersstoel
voorin plaatsnemen, wanneer de passagiersairbag
geactiveerd is. Personen groter dan 1,40 m mogen
nooit op de passagiersstoel plaatsnemen, wanneer
de passagiersairbag gedeactiveerd is. Laat geen
passagier op de passagiersstoel plaatsnemen, als
het waarschuwingssymbool voor het airbagsysteem
op het bestuurdersdisplay oplicht terwijl de melding
op de plafondconsole aangeeft dat de airbag aan
die kant gedeactiveerd is. Dit duidt op een ernstige
storing. Bezoek zo spoedig mogelijk een werkplaats.
Volvo adviseert u contact op te nemen met een
erkende Volvo-werkplaats.
Stembediening gebruiken
U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u de
auto op de juiste wijze bestuurt en daarbij de gelden-
de verkeersregels in acht neemt.
Routebegeleiding op kaart* gebruiken
Let op het verkeer op de weg en concentreer u
vooral op het rijden. Neem de geldende verkeers-
regels in acht en rijd voorzichtig. Afhankelijk van de
wegomstandigheden als gevolg van het weer of het
jaargetijde zijn bepaalde adviezen mogelijk minder
op hun plaats.
Volvo On Call*
Voor auto's met Volvo On Call werkt het systeem
alleen in gebieden waar de samenwerkingspartner
van VOC mobiele dekking heeft en op die markten
waar de dienst beschikbaar is. Net als bij mobiele te-
lefoons kunnen atmosferische storingen of een min-
der dichte zenderdekking ertoe leiden dat verbinding
onmogelijk is, bijvoorbeeld in dunbevolkte regio's. Zie
voor teksten onder Waarschuwing, Belangrijk en NB
die van toepassing zijn op de Volvo On Call-diensten,
behalve de gebruikershandleiding ook de overeen-
komst voor het Volvo On Call-abonnement.
BELANGRIJK
Rugleuningen achterstoelen omlaagklappen
Bij het omlaagklappen van de rugleuning mogen
zich geen voorwerpen op de achterbank bevinden.
De veiligheidsgordels mogen evenmin zijn inge-
stoken. Klap het geïntegreerde kinderzitje* op de
middelste zitplaats van de tweede zitrij in alvorens
de desbetreffende stoel omlaag te klappen. Klap de
middenarmsteun* op de tweede zitrij op alvorens de
desbetreffende stoel omlaag te klappen.
Drie displays
Het head-updisplay* dat de informatie projecteert zit
boven op het dashboard. Leg geen voorwerpen op
het dekglas van de displaymodule om schade aan
het dekglas tegen te gaan en zorg dat er evenmin
voorwerpen op het dekglas kunnen vallen.
Autoklimaat regelen
Bij een te lage interieurtemperatuur is inschake-
ling van de stoelventilatie niet mogelijk. Dit om te
voorkomen dat de passagier op de bewuste stoel te
sterk wordt afgekoeld.
Middendisplay reinigen
Zorg ervoor dat de microvezeldoek die u gebruikt
voor het reinigen van het middendisplay geen zand
en dergelijke bevat. Krassen op het display zijn
anders niet uitgesloten. Breng bij het reinigen van
06
het middendisplay alleen lichte druk op het display
aan. Bij te hard drukken kan het display beschadigd
raken. Spuit geen vloeistoffen of agressieve chemi-
caliën rechtstreeks op het middendisplay. Gebruik
geen ruitenreiniger, reinigingsmiddelen, sprays,
oplosmiddelen, alcoholen, ammonia-oplossingen
of schurende reinigingsmiddelen. Gebruik nooit
schurende poetsdoeken, papieren handdoeken
of zijdepapier, omdat dit aanleiding kan geven tot
krassen op het middendisplay.
Laadkabel bewaren
Het is niet toegestaan om stekkerdozen, overspan-
ningsbeveiligingen en dergelijke te gebruiken in
combinatie met de laadkabel, omdat dit aanleiding
kan geven tot brand, elektrische schokken enzo-
voort. U mag uitsluitend een adapter tussen het
230V-stopcontact (wisselstroom) en de laadkabel
gebruiken, als op de adapter staat aangegeven
dat deze voldoet aan IEC 61851 en IEC 62196.
Voor de Chinese markt geldt dat u geen adapter
tussen het 230V-stopcontact (wisselstroom) en de
laadkabel mag gebruiken.
Regeleenheid laadkabel
Giet geen water over de regeleenheid en dompel
deze evenmin onder. Stel de regeleenheid en de bij-
behorende stekker niet bloot aan direct zonlicht. De
beveiliging tegen oververhitting van de stekker kan
anders de oplading van de hybride-accu begrenzen
of beëindigen. Controleer of het 230V-contact
(wisselstroom) voldoende stroom kan leveren om
een elektrische auto op te laden – laat bij twijfel het
contact controleren door een vakman. Is de stroom-
sterkte van het contact niet bekend – stel dan de
laagste stroomsterkte in op de regeleenheid.
Oplading starten
Sluit de laadkabel nooit aan als er gevaar bestaat
voor blikseminslag. Om bijvoorbeeld bij harde wind
lakschade te voorkomen, moet u de afdekking
van de laadkabelstekker zo plaatsen, dat deze de
auto niet raakt. Haal de laadkabel tijdens oplading
nooit uit het 230V-stopcontact (wisselstroom).
Het 230V-stopcontact (wisselstroom) kan dan
beschadigd raken. Beëindig altijd eerst de oplading
en koppel daarna de laadkabel los – eerst van de
laadaansluiting van de auto en daarna van het
230V-stopcontact (wisselstroom).
Rijmodus kiezen
Gebruik de rijmodus Off Road niet bij ritten met een
aanhanger zonder trekhaakaansluiting. Anders be-
staat de kans dat de luchtbalgen beschadigd raken.
Positie AUX-, USB- en stroomaansluitingen
U kunt maximaal 10 A (120 W) via de 12V-aanslui-
ting afnemen bij gebruik van één aansluiting in de
tunnelconsole tegelijk. Bij gelijktijdig gebruik van
beide aansluitingen in de tunnelconsole geldt een
waarde van 7,5 A (90 W) per aansluiting. U kunt
maximaal 10 A (120 W) via de 12V-aansluiting in
de bagageruimte afnemen.
NB
Keyless vergrendeling/ontgrendeling*
gebruiken
De transpondersleutelfuncties vertonen mogelijk
storingen door elektromagnetische velden en
afschermingen. Bewaar de transpondersleutel niet
te dicht in de buurt van metalen voorwerpen of
elektronische apparaten zoals mobiele telefoons,
tablets, laptops of laders – op een afstand kleiner
dan 10–15 cm.
Motor starten en afzetten
Na een koude start is het stationaire toerental
verhoogd ongeacht buitentemperatuur. Het is
onderdeel van Volvo's effectieve uitlaatgasreiniging.
Navigeren op het middendisplay
Het hoofdscherm is niet beschikbaar tijdens het
starten/uitschakelen of als er een melding op
het scherm staat. Het hoofdscherm is evenmin
beschikbaar, wanneer het maximale klimaatscherm
wordt weergegeven.
Drie displays
Bij activering van Forward Collision Warning* maakt
de informatie op het head-updisplay plaats voor
de grafische voorstelling voor Forward Collision
Warning*. Deze grafische voorstelling verschijnt
ook als het head-updisplay is uitgeschakeld. Bij het
gebruik van polaroidbril, een zithouding waarbij u
niet goed in het midden van de stoel zit, voorwerpen
op het dekglas van de displaymodule, ongunstige
lichtomstandigheden is de informatie op het
head-updisplay mogelijk minder goed zichtbaar. Be-
paalde gezichtsafwijkingen kunnen bij gebruik van
het head-updisplay aanleiding geven tot hoofdpijn
en vermoeide ogen.
Autoklimaat regelen
Het is niet mogelijk om de verwarming/koeling te
versnellen door een hogere/lagere temperatuur te
kiezen dan de gewenste temperatuur.
Preconditioning gebruiken
Preconditioning is alleen mogelijk, wanneer de auto
is aangesloten op een stopcontact (geldt voor een
verwarming op stroom). Bij gebruik van een laadpaal
met een timerfunctie werkt de preconditioning
mogelijk niet. Als de auto niet is aangesloten op een
stopcontact, is het bij warm weer toch mogelijk om
het interieur kortstondig te koelen door de precon-
ditioning direct te starten. Bij preconditioning van
het interieur gaat het erom de auto te verwarmen
tot een behaaglijke temperatuur en niet tot de op
de klimaatregeling ingestelde temperatuur. Houd
de portieren en ruiten van de auto dicht bij het
gebruik van de preconditioning.
Middendisplay reinigen
Het display is niet uit te schakelen, wanneer er op
het display een bepaalde opdracht staat.
Elektrisch bediende* achterklep openen en
sluiten
Om oververhitting tegen te gaan wordt het systeem
na langdurig continu gebruik automatisch uitge-
schakeld. Zo'n 2 minuten later is het opnieuw klaar
voor gebruik. Wanneer er een dikke laag sneeuw,
ijs en vuil en dergelijke op de achterbumper zit, kan
het zijn dat er systeembeperkingen gelden of dat
het systeem helemaal niet werkt. Houd de bumper
daarom schoon.
Regeleenheid laadkabel
De laadkabel onthoudt de laatst ingestelde
laadstroom. Het is daarom belangrijk de ingestelde
laadstroom aan te passen, als u bij de volgende op-
lading een ander 230V-stopcontact (wisselstroom)
gebruikt.
Oplading starten
Gebruik een door Volvo aanbevolen laadkabel die
voldoet aan de normen GB/T 20234.1-2011 en
GB/T 20234.2-2011 (China) of IEC 62196 en
IEC 61851 (overige markten), omdat een dergelijke
kabel voorzien is van temperatuurbewaking.
Oplading afsluiten
Ontgrendel de auto altijd, zodat de oplading
wordt beëindigd alvorens de aansluiting op het
230V-stopcontact (wisselstroom) los te koppelen.
Let erop dat u de laadkabel loskoppelt van de
laadaansluiting van de auto alvorens deze los te
koppelen van het 230V-stopcontact (wisselstroom).
Zo worden schade aan het systeem en onbedoelde
beëindiging van de oplading voorkomen.
Rijmodus kiezen
De rijmodus Off Road is niet bedoeld voor gebruik
tijdens ritten op openbare wegen.
Parkeerhulpcamera*
Houd voor optimale werking de cameralens vrij
van vuil, sneeuw en ijs. Dit is vooral van belang in
slechte lichtomstandigheden.
Boordcomputer bedienen
Als u net van rijstijl bent veranderd, zijn bepaalde
afwijkingen in de berekende actieradius mogelijk.
Dashboardkastje gebruiken
U kunt de beveiligingscode gebruiken om de functie
te resetten, als iemand de Privacy locking met een
verkeerde code probeerde te deactiveren.
Telefoon aan de auto koppelen
Bij een update van het besturingssysteem van
de telefoon wordt de pairing mogelijk verbroken.
Verwijder de telefoon dan uit de auto en breng een
nieuwe koppeling (pairing) tot stand.
Internetverbinding maken
Bij gebruik van internet vindt gegevensuitwisse-
ling (dataverkeer) plaats, waarvoor mogelijk extra
kosten in rekening worden gebracht. Activering van
dataroaming kan extra kosten met zich meebren-
gen. Informeer bij uw provider naar de kosten voor
dataverkeer. Voor activering van de wifi-hotspot
brengt uw provider u mogelijk extra kosten in
rekening. Informeer bij uw provider naar de kosten
voor dataverkeer. Let bij het downloaden via een
mobiele telefoon extra op eventuele meerkosten
voor dataverkeer.
Apple CarPlay* op het middendisplay
Volvo heeft geen invloed op de inhoud van de
app Apple CarPlay. Een via Bluetooth op de auto
aangesloten telefoon of mediaspeler is bij activering
van Apple CarPlay niet beschikbaar, omdat
Bluetooth wordt uitgeschakeld. Gebruik wifi of de
geïntegreerde automodem* voor het maken van een
internetverbinding.
Apps, kaarten en systemen hanteren en
bijwerken
Het downloaden van data heeft mogelijk een nega-
tieve invloed op andere diensten die gebruik maken
van dataverkeer. Als u deze invloed op andere
diensten hinderlijk vindt, kunt u het downloaden
van data beëindigen. Ook kunt u bepaalde diensten
uitschakelen of tijdelijk onderbreken.
06
TP 20459 (Dutch) AT 1546, MY16, Printed in Sweden, Göteborg 2015, Copyright © 2000-2015 Volvo Car Corporation
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48

Volvo XC90 Twin Engine Snelstartgids

Type
Snelstartgids
Deze handleiding is ook geschikt voor