52 818 35 79-01/3
De belangrijkste kenmerken van het apparaat
• Naar gelang de behoefte kan het apparaat als diepvriesapparaat of
als koelapparaat gebruikt worden. Hiervoor kan op het apparaat de
stand "Vriezen" of "Koelen" gekozen worden.
–In de stand "Vriezen" is het apparaat te gebruiken voor het
invriezen en diepgekoeld opslaan met temperaturen van -15 °C tot
-24 °C.
–In de stand "Koelen" kan het apparaat als "longfresh"-koelapparaat
gebruikt worden met temperaturen van 0 °C tot +2 °C, waarbij door
de no-frost-technologie een droog binnenklimaat bereikt wordt.
Door de instelbare temperatuur tot +16 °C kan het apparaat echter
ook prima als vooraad- en drankenkoeler gebruikt worden.
Natuurlijk is het ook als "normale" koelkast te gebruiken voor
temperaturen rond de +5 °C.
• Voor TURBO/FROSTMATIC kan gekozen worden naar gelang het doel
en de behoefte.
–De TURBO/FROSTMATIC-functie (op stand "Koelen") is geschikt
voor het snel afkoelen van grotere hoeveelheden koelproducten in
de koelruimte, bijv. voor dranken of salades voor een feestje.
Daarbij wordt automatisch een GEWENSTE temperatuur van +2 °C
ingesteld. Na 6 uur wordt de TURBO/FROSTMATIC-functie
automatisch beëindigd.
–De TURBO/FROSTMATIC-functie (in de stand "Vriezen") zorgt voor
snel invriezen van verse levensmiddelen en beschermt tegelijkertijd
de reeds opgeslagen producten tegen ongewenste
temperatuurstijgingen in de diepvriesruimte. De electronica van het
apparaat herkent zelfstandig wanneer het snel invriezen beëindigd
kan worden, en schakelt de TURBO/FROSTMATIC-functie dan
automatisch uit (naar gelang de hoeveelheid in te vriezen
producten na 30 tot maximaal 51 uur).
•Met het no-frost-systeem kunnen zowel verse levensmiddelen inge-
vroren worden als bevroren of gekoelde producten opgeslagen
worden door koude lucht. Een verdamper koelt de lucht binnen in het
apparaat af, die door een ventilator gecirculeerd en gelijkmatig
verdeeld wordt. Deze gelijkmatig circulerende luchtstroom zorgt voor
een droog klimaat, geringe temperatuurwisselingen en -verschillen in
het gehele apparaat. De in de lucht aanwezige vochtigheid slaat op
de verdamper neer als rijp. De verdamper wordt volautomatisch
ontdooid, zodra dat nodig is. Het dooiwater wordt naar buiten naar
de compressor gevoerd en verdampt daar door de opgewekte warmte.
Daardoor blijven het interieur van het apparaat en de opgeslagen
koel-, resp. diepvriesproducten steeds rijp- en ijsvrij. Handmatig
ontdooien is niet nodig.