HP ZBook 14u G5 Mobile Workstation Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
© Copyright 2018 HP Development Company,
L.P.
AMD is een handelsmerk van Advanced Micro
Devices, Inc. Bluetooth is een handelsmerk van
de desbetreende eigenaar en wordt door HP
Inc. onder licentie gebruikt. Intel, Celeron,
Pentium en Thunderbolt zijn handelsmerken
van Intel Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Windows is een gedeponeerd
handelsmerk of een handelsmerk van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten
en/of andere landen.
De informatie in dit document kan zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
De van toepassing zijnde garanties voor HP
producten en diensten zijn vastgelegd in de
uitdrukkelijke garantiebepalingen die bij
dergelijke producten en diensten op fysieke
en/of elektronische wijze worden meegeleverd
of gepubliceerd op website(s) van HP. Niets in
dit document mag als een aanvullende
garantie worden opgevat. HP is niet
aansprakelijk voor technische en/of
redactionele fouten c.q. weglatingen in dit
document.
Eerste editie: februari 2018
Onderdeelnummer van document: L11998-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de meeste
modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet
alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Niet alle functies zijn beschikbaar in alle edities
of versies van Windows. Voor systemen zijn
mogelijk bijgewerkte en/of afzonderlijk
aangeschafte hardware, stuurprogramma's,
software en/of een BIOS-update vereist om
volledig te kunnen proteren van de
functionaliteit van Windows. Windows 10
wordt automatisch bijgewerkt. Deze optie is
altijd ingeschakeld. Uw internetprovider kan
hiervoor kosten in rekening brengen. Voor
latere updates kunnen mogelijk aanvullende
vereisten gelden. Zie
http://www.microsoft.com.
Voor toegang tot de meest recente
gebruikershandleidingen gaat u naar
http://www.hp.com/support en volgt u de
instructies om uw product te zoeken. Selecteer
daarna Gebruikershandleidingen.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden of
anderszins gebruiken van een softwareproduct
dat vooraf op deze computer is geïnstalleerd,
bevestigt u dat u gehouden bent aan de
voorwaarden van de HP EULA (End User License
Agreement). Indien u niet akkoord gaat met
deze licentievoorwaarden, kunt u uitsluitend
aanspraak maken op de mogelijkheid het
gehele, ongebruikte product (hardware en
software) binnen 14 dagen te retourneren,
voor een volledige restitutie op basis van het
restitutiebeleid van de desbetreende
verkoper.
Neem contact op met de verkoper voor meer
informatie of om te vragen om een volledige
restitutie van de prijs van de computer.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer
beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te
blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet
wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of
een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht
materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken
die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals gedenieerd door de International Standard for Safety of
Information Technology Equipment (IEC 60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Conguratie-instelling van de processor (alleen bepaalde producten)
BELANGRIJK: Bepaalde computerproducten zijn gecongureerd met een Intel® Pentium® N35xx/N37xx-
processor of een Celeron® N28xx/N29xx/N30xx/N31xx-processor en een Windows®-besturingssysteem.
Wijzig op deze modellen de conguratie-instelling van de processor in mscong.exe niet van 4 of 2
processors naar 1 processor. Als u dat wel doet, start uw computer niet opnieuw op. U moet de
fabrieksinstellingen herstellen om de oorspronkelijke instellingen te herstellen.
v
vi Conguratie-instelling van de processor (alleen bepaalde producten)
Inhoudsopgave
1 Welkom ........................................................................................................................................................ 1
Informatie zoeken .................................................................................................................................................. 2
2 Onderdelen ................................................................................................................................................... 4
Hardware zoeken ................................................................................................................................................... 4
Software zoeken .................................................................................................................................................... 4
Rechts .................................................................................................................................................................... 5
Linkerkant .............................................................................................................................................................. 7
Beeldscherm .......................................................................................................................................................... 7
Toetsenbordzone ................................................................................................................................................... 9
Touchpad ............................................................................................................................................. 9
Lampjes ............................................................................................................................................. 10
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer .................................................................................... 12
Speciale toetsen ................................................................................................................................ 14
Actietoetsen ...................................................................................................................................... 15
Sneltoetsen (alleen bepaalde producten) ......................................................................................... 16
Onderkant ............................................................................................................................................................ 17
Voorkant .............................................................................................................................................................. 17
Cover .................................................................................................................................................................... 18
Labels ................................................................................................................................................................... 18
Een SIM-kaart plaatsen (alleen bepaalde producten) ........................................................................................ 20
3 Netwerkverbindingen .................................................................................................................................. 21
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................................. 21
Voorzieningen voor draadloze communicatie gebruiken ................................................................. 21
Knop voor draadloze communicatie ............................................................................... 21
Voorzieningen van het besturingssysteem .................................................................... 21
Verbinding maken met een WLAN ..................................................................................................... 22
HP Mobiele breedband gebruiken (alleen bepaalde producten) ...................................................... 22
HP Mobile Connect Pro gebruiken (alleen bepaalde producten) ...................................................... 23
GPS gebruiken (alleen bepaalde producten) .................................................................................... 23
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde producten) ....... 23
Bluetooth-apparaten aansluiten .................................................................................... 23
NFC gebruiken om informatie te delen (alleen bepaalde producten) .............................................. 24
Delen ............................................................................................................................... 24
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................................... 24
vii
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde producten) ............................. 24
HP LAN-WLAN Protection gebruiken (alleen bepaalde producten) .................................................. 25
HP LAN-WLAN Protection inschakelen en aanpassen .................................................... 25
HP MAC Address Manager gebruiken om uw computer in een netwerk te identiceren (alleen bepaalde
producten) ........................................................................................................................................................... 26
Het MAC-systeemadres inschakelen en aanpassen ......................................................................... 26
4 Navigeren op het scherm .............................................................................................................................. 28
Bewegingen voor het touchpad en het aanraakscherm gebruiken .................................................................... 28
Tikken ................................................................................................................................................ 28
Zoomen door met twee vingers te knijpen ....................................................................................... 28
Schuiven met twee vingers (alleen touchpad) .................................................................................. 29
Tikken met twee vingers (alleen touchpad) ..................................................................................... 29
Tikken met vier vingers (alleen touchpad) ....................................................................................... 29
Vegen met drie vingers (alleen touchpad) ........................................................................................ 30
Schuiven met één vinger (alleen aanraakscherm) ........................................................................... 30
Een optioneel toetsenbord of een optionele muis gebruiken ............................................................................ 31
Een toetsenbord op het scherm gebruiken (alleen bepaalde producten) .......................................................... 31
5 Entertainmentvoorzieningen ....................................................................................................................... 32
Een camera gebruiken (alleen bepaalde producten) .......................................................................................... 32
Audio gebruiken ................................................................................................................................................... 32
Luidsprekers aansluiten .................................................................................................................... 32
Een hoofdtelefoon aansluiten ........................................................................................................... 32
Een headset aansluiten ..................................................................................................................... 33
Geluidsinstellingen gebruiken .......................................................................................................... 33
Video gebruiken ................................................................................................................................................... 33
DisplayPort-apparaten aansluiten met een USB Type-C-kabel (alleen bepaalde producten) ........ 33
DisplayPort-apparaat aansluiten met een USB Type-C-kabel (alleen bepaalde producten) .......... 34
Videoapparaten aansluiten met een HDMI-kabel (alleen bepaalde producten) .............................. 35
HDMI-audio congureren ............................................................................................... 36
Bekabelde beeldschermen zoeken en aansluiten met behulp van MultiStream Transport ............ 37
Beeldschermen aansluiten op computers met AMD of NVIDIA grasche
controllers (met een optionele hub) ............................................................................... 37
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een optionele
hub) ................................................................................................................................. 37
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een
ingebouwde hub) ............................................................................................................ 38
Met Miracast compatibele draadloze beeldschermen zoeken en aansluiten (alleen bepaalde
producten) ......................................................................................................................................... 38
Gegevensoverdracht gebruiken .......................................................................................................................... 38
viii
Apparaten aansluiten op een USB Type-C-poort (alleen bepaalde producten) ............................... 39
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................. 40
Slaapstand en hibernationstand gebruiken ........................................................................................................ 40
Slaapstand activeren en beëindigen ................................................................................................. 40
Hibernationstand activeren en beëindigen (alleen bepaalde producten) ........................................ 41
Computer afsluiten (uitschakelen) ...................................................................................................................... 41
Het pictogram Energie en Energiebeheer gebruiken .......................................................................................... 42
Werkt op accuvoeding ......................................................................................................................................... 42
HP Fast Charge gebruiken (alleen bepaalde producten) .................................................................. 42
Acculading weergeven ...................................................................................................................... 43
Informatie over de accu zoeken in HP Support Assistant (alleen bepaalde producten) .................. 43
Accuvoeding besparen ...................................................................................................................... 43
Lage acculading herkennen .............................................................................................................. 43
Problemen met een laag accuniveau verhelpen ............................................................................... 44
Lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is ...... 44
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is ........... 44
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de hibernationstand niet kan
beëindigen ....................................................................................................................... 44
In de fabriek verzegelde accu ............................................................................................................ 44
Externe voeding gebruiken .................................................................................................................................. 45
7 Beveiliging .................................................................................................................................................. 46
De computer beveiligen ....................................................................................................................................... 46
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................................... 47
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................................ 47
Wachtwoorden instellen in Computer Setup .................................................................................... 47
BIOS-beheerderswachtwoord beheren ............................................................................................ 48
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven ......................................................................... 50
DriveLock-beveiligingsopties gebruiken .......................................................................................... 50
Automatic DriveLock selecteren (alleen voor bepaalde producten) .............................. 50
Automatic DriveLock inschakelen ................................................................ 50
Automatic DriveLock uitschakelen ............................................................... 51
Wachtwoord voor Automatic DriveLock opgeven ........................................ 52
Handmatige DriveLock selecteren .................................................................................. 52
Een DriveLock-wachtwoord instellen ........................................................... 53
DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen ................. 53
DriveLock uitschakelen ................................................................................................... 54
DriveLock-wachtwoord invoeren .................................................................................... 54
DriveLock-wachtwoord wijzigen ..................................................................................... 55
Windows Hello gebruiken (alleen bepaalde producten) ..................................................................................... 55
ix
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................................... 55
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................................. 56
Software-updates installeren ............................................................................................................................. 56
HP Client Security gebruiken (alleen bepaalde producten) ................................................................................ 56
HP Managed Services gebruiken (alleen bepaalde producten) .......................................................................... 56
Een optionele beveiligingskabel gebruiken (alleen bepaalde producten) ......................................................... 57
Een vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten) ......................................................................... 57
Vingerafdruklezer zoeken ................................................................................................................. 57
8 Onderhoud .................................................................................................................................................. 58
Prestaties verbeteren .......................................................................................................................................... 58
Schijfdefragmentatie gebruiken ....................................................................................................... 58
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................................ 58
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde producten) .............................................................. 58
De status van HP 3D DriveGuard herkennen .................................................................. 59
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren .............................................................................. 59
Computer schoonmaken ...................................................................................................................................... 59
Reinigingsprocedures ........................................................................................................................ 60
Het beeldscherm reinigen ............................................................................................... 60
De zijkanten en het deksel reinigen ............................................................................... 60
Het touchpad, het toetsenbord of de muis reinigen (alleen bepaalde producten) ....... 60
Reizen met of verzenden van de computer ......................................................................................................... 60
9 Back-ups maken, herstellen en terugzetten ................................................................................................... 62
Herstelmedia en back-ups maken ....................................................................................................................... 62
HP Herstelmedia gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................................. 62
Hulpprogramma's van Windows gebruiken ...................................................................................... 63
De downloadtool van HP Cloud Recovery gebruiken (alleen bepaalde producten) ......................... 64
Herstellen ............................................................................................................................................................. 64
Herstellen met HP Recovery Manager .............................................................................................. 64
Wat u moet weten voordat u begint ............................................................................... 65
De HP Herstelpartitie gebruiken (alleen bepaalde producten) ...................................... 65
HP Herstelmedia gebruiken om te herstellen ................................................................ 66
De opstartvolgorde van de computer wijzigen .............................................................. 66
De HP Herstelpartitie verwijderen (alleen bepaalde producten) ................................... 67
10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start .............................................................................................. 68
Computer Setup gebruiken .................................................................................................................................. 68
Computer Setup starten .................................................................................................................... 68
Een USB-toetsenbord of -muis gebruiken om Computer Setup (BIOS) te starten ........ 68
x
Navigeren en selecteren in Computer Setup .................................................................................... 68
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup ......................................................................... 69
BIOS-update uitvoeren ...................................................................................................................... 69
BIOS-versie vaststellen ................................................................................................... 70
BIOS-update downloaden ............................................................................................... 70
De opstartvolgorde wijzigen met de F9-prompt .............................................................................. 71
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten) .......................................................................................... 71
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde producten) ........................................................................................ 71
11 Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) ...................................................................................... 73
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden ......................................................... 74
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken (alleen bepaalde producten) ........... 74
Instellingen aanpassen voor externe HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) ...................................... 75
12 Specicaties .............................................................................................................................................. 76
Ingangsvermogen ................................................................................................................................................ 76
Omgevingsvereisten ............................................................................................................................................ 76
13 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 77
14 Toegankelijkheid ....................................................................................................................................... 78
Ondersteunde assistieve technologieën (hulpmiddelen voor gehandicapten) .................................................. 78
Contact opnemen met ondersteuning ................................................................................................................ 78
Index ............................................................................................................................................................. 79
xi
xii
1 Welkom
Nadat u de computer hebt gecongureerd en geregistreerd, wordt u aangeraden de volgende stappen uit te
voeren om optimaal te proteren van uw slimme investering:
TIP: Als u snel wilt terugkeren naar het startscherm van de computer vanuit een geopende app of het
bureaublad van Windows, drukt u op de Windows-toets op het toetsenbord. Als u nogmaals op de
Windows-toets drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
Maak verbinding met internet: congureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u verbinding
kunt maken met internet. Zie Netwerkverbindingen op pagina 21 voor meer informatie.
Werk uw antivirussoftware bij: bescherm uw computer tegen schade door virussen. De software is
vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie Antivirussoftware gebruiken op pagina 55 voor meer
informatie.
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer. Zie
Onderdelen op pagina 4 en Navigeren op het scherm op pagina 28 voor meer informatie.
Zoek geïnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer geïnstalleerde
software.
Klik op de knop Start.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start en selecteer vervolgens Apps en onderdelen.
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstelashstation te maken. Zie
Back-ups maken, herstellen en terugzetten op pagina 62.
1
Informatie zoeken
Gebruik de volgende tabel voor informatiebronnen met productinformatie, instructies en meer.
Bron Inhoud
Installatie-instructies Overzicht van computerinstallatie en -functies
HP ondersteuning
Voor HP ondersteuning gaat u naar http://www.hp.com/
support.
Online chatten met een technicus van HP
Telefoonnummers voor ondersteuning
Video van vervangende onderdelen (alleen voor bepaalde
producten)
Onderhouds- en servicehandleidingen
Locaties HP Servicecentrum
Handleiding voor veiligheid en comfort
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Selecteer de knop Start, selecteer HP Help en
ondersteuning en vervolgens HP documentatie.
– of –
Selecteer de knop Start, selecteer HP en vervolgens
HP documentatie.
– of –
Ga naar http://www.hp.com/ergo.
BELANGRIJK: U moet voor toegang tot de nieuwste
versie van de gebruikershandleiding verbonden zijn
met internet.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek
Richtlijnen voor houding en manier van werken voor meer comfort
en minder risico op lichamelijk letsel
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
U krijgt als volgt toegang tot dit document:
Selecteer de knop Start, selecteer HP Help en
ondersteuning en vervolgens HP documentatie.
– of –
Selecteer de knop Start, selecteer HP en vervolgens
HP documentatie.
Belangrijke kennisgevingen over voorschriften, waaronder
informatie over het correct afvoeren van accu's (indien nodig)
Garantie*
U krijgt als volgt toegang tot dit document:
Selecteer de knop Start, selecteer HP Help en
ondersteuning en vervolgens HP documentatie.
– of –
Selecteer de knop Start, selecteer HP en vervolgens
HP documentatie.
– of –
Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Specieke garantiegegevens voor deze computer
2 Hoofdstuk 1 Welkom
Bron Inhoud
BELANGRIJK: U moet voor toegang tot de nieuwste
versie van de gebruikershandleiding verbonden zijn
met internet.
U kunt de HP garantie vinden bij de gebruikershandleidingen op het product en/of op de cd of dvd die is meegeleverd in de doos. In
sommige landen of regio's wordt door HP een gedrukte versie van de garantie meegeleverd in de doos. In landen of regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u via http://www.hp.com/go/orderdocuments een exemplaar aanvragen. Voor
producten gekocht in Azië en Oceanië kunt u HP aanschrijven op het volgende adres: POD, PO Box 161, Kitchener Road Post Oice,
Singapore 912006. Vermeld de productnaam en uw naam, telefoonnummer en postadres.
Informatie zoeken 3
2 Onderdelen
Uw computer is voorzien van kwalitatief zeer hoogstaande onderdelen. Dit hoofdstuk biedt informatie over
de onderdelen, waar ze zich bevinden en hoe ze werken.
Hardware zoeken
Ga als volgt te werk om te zien welke hardware in uw computer is geïnstalleerd:
Typ apparaatbeheer in het zoekvak van de taakbalk en selecteer de app Apparaatbeheer.
U ziet een lijst met alle apparaten die op uw computer zijn geïnstalleerd.
Druk voor informatie over de hardwareonderdelen van het systeem en het versienummer van het systeem-
BIOS op fn+esc (alleen bepaalde producten).
Software zoeken
Ga als volgt te werk om te zien welke software op uw computer is geïnstalleerd:
Klik op de knop Start.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start en selecteer vervolgens Apps en onderdelen.
4 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Rechts
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) SIM-kaartslot of -plug Ondersteunt een draadloze SIM-kaart (subscriber identity
module) of -plug.
OPMERKING: Alle modellen zijn voorzien van een SIM-
kaartslot en -pictogram. Modellen zonder HP mobiel
breedband, een WWAN-apparaat (draadloos Wide Area
Netwerk), zijn voorzien van een niet-verwijderbare plug in het
slot.
(2) Combostekker voor audio-uit (hoofdtelefoon)/
audio-in (microfoon)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen voeding,
een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een kabel
van een televisietoestel aansluiten. Ook kunt u hierop de
microfoon van een optionele headset aansluiten. Deze ingang
ondersteunt geen optionele zelfstandige microfoons.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het
risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende informatie
over veiligheid.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Selecteer de knop Start, HP Help en ondersteuning en
vervolgens HP documentatie.
– of –
Selecteer de knop Start , selecteer HP en selecteer
vervolgens HP documentatie.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
(3) USB 3.x SuperSpeed-poort Hiermee sluit u een USB-apparaat, zoals een mobiele telefoon,
camera, activiteittracker of smartwatch, aan. Deze poort biedt
ook dataoverdracht in hoge snelheid.
(4) HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel video-
of audioapparaat, zoals een high-denition televisie, andere
compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur, of een snel
HDMI-apparaat (High-Denition Multimedia Interface).
(5) RJ-45-netwerkconnector met statuslampjes Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
Groen (links): het netwerk is aangesloten.
Rechts 5
Onderdeel Beschrijving
Oranje (rechts): er vindt een nieuwe activiteit plaats in het
netwerk.
(6) Dockingconnector Hierop sluit u een optioneel dockingapparaat aan.
(7) USB Type-C SuperSpeed-poort en DisplayPort Wanneer de computer ingeschakeld is, kunt u hiermee de
meeste USB-apparaten met een Type-C-connector, zoals een
mobiele telefoon, camera, activiteitentracker of smartwatch,
aansluiten en opladen. Deze poort biedt ook
gegevensoverdracht in hoge snelheid.
OPMERKING: Mogelijk zijn er adapters en/of kabels
(afzonderlijk aan te schaen) vereist.
– en –
Hiermee sluit u een DisplayPort-apparaat met een USB Type-C-
connector aan, zodat u beeldschermuitvoer krijgt.
(7) USB Type-C-netvoedingsconnectorpoort en
Thunderbolt™-poort met HP opladen in
slaapstand
Hiermee sluit u een netvoedingsadapter met een USB Type-C-
connector aan zodat u de computer van stroom voorziet en zo
nodig de accu van de computer oplaadt.
– en –
Hiermee kunt u de meeste USB-apparaten die een Type-C-
connector hebben, zoals een mobiele telefoon, camera,
activiteitentracker of smartwatch, aansluiten en opladen. Ook
kunt u hiermee snel gegevens overzetten.
– en –
Hiermee sluit u een weergaveapparaat met een USB Type-C-
connector aan, zodat u een DisplayPort-uitvoer krijgt.
OPMERKING: Uw computer ondersteunt mogelijk ook een
Thunderbolt-dockingstation.
OPMERKING: Mogelijk zijn er adapters en/of kabels
(afzonderlijk aan te schaen) vereist.
(8) Voedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(9) Acculampje Wanneer de netvoeding is aangesloten:
Wit: de acculading is groter dan 90 procent.
Oranje: de acculading ligt tussen 0 en 90 procent.
Uit: de accu wordt niet opgeladen.
Wanneer de netvoeding is losgekoppeld (accu laadt niet op):
Knipperend oranje: de accu is bijna leeg. Wanneer de accu
een kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, begint het
acculampje snel te knipperen.
Uit: de accu wordt niet opgeladen.
6 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan
op de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de eerste
plaats een ontmoedigingseect uitgaan. Deze voorziening kan
echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt
of wordt gestolen.
(2) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch
om interne onderdelen te koelen en oververhitting te
voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator
automatisch aan- en uitgaat wanneer u de computer gebruikt.
(3) USB 3.x SuperSpeed-poort met HP opladen in
slaapstand
Hiermee sluit u een USB-apparaat aan. Deze poort biedt ook
snelle gegevensoverdracht en zelfs wanneer de computer is
ingeschakeld, laadt deze poort de meeste apparaten, zoals een
mobiele telefoon, camera, activiteitentracker of smartwatch, op.
(4) Smartcardlezer Ondersteunt optionele smartcards.
Beeldscherm
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Linkerkant 7
Onderdeel Beschrijving
(1) WWAN-antennes* (alleen bepaalde producten) Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze WWAN's (Wireless
Wide Area Networks).
(2) WLAN-antennes* (alleen bepaalde producten) Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
(3) Interne microfoons Hiermee neemt u geluid op.
(4) Cameralampje(s) (alleen bepaalde producten) Aan: Een of meer camera's worden gebruikt.
(5) Camera('s) (alleen bepaalde producten) Hiermee kunt u videochatten, video opnemen en stilstaande foto's
nemen. Zie Een camera gebruiken (alleen bepaalde producten)
op pagina 32 voor het gebruik van de camera. Met sommige
camera's kunt u zich op bepaalde producten bij Windows ook
aanmelden met gezichtsherkenning in plaats van een wachtwoord.
Zie Windows Hello gebruiken (alleen bepaalde producten)
op pagina 55 voor meer informatie.
OPMERKING: De functies van de camera zijn afhankelijk van de
hardware van de camera en de software die op uw product is
geïnstalleerd.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe omgeving
van de antennes vrij.
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte over uw land of regio in Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Selecteer de knop Start, HP Help en ondersteuning en vervolgens HP documentatie.
– of –
Selecteer de knop Start , selecteer HP en selecteer vervolgens HP documentatie.
8 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Toetsenbordzone
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Muisbesturing Hiermee verplaatst u de aanwijzer op het scherm.
(2) Linkerknop van de muisbesturing Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(3) Touchpadzone Hiermee worden uw vingerbewegingen gelezen om de
aanwijzer te verplaatsen of items op het scherm te activeren.
(4) Rechterknop van de muisbesturing Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
(5) Verbindingsgebied NFC (Near Field
Communication) en antenne (alleen bepaalde
producten)
Wanneer u hierop tikt met een voor NFC geschikt apparaat kunt
u draadloos gegevens delen.
*De antenne is niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale verzending en ontvangst houdt u de directe
omgeving van de antenne vrij.
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte over uw land of regio in Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Selecteer de knop Start, HP Help en ondersteuning en vervolgens HP documentatie.
– of –
Selecteer de knop Start , selecteer HP en selecteer vervolgens HP documentatie.
Toetsenbordzone 9
Lampjes
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-lampje Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en andere niet-
benodigde onderdelen worden uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk energie
wordt verbruikt.
(2) Lampje Geluid uit Aan: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(3) Lampje Geluid uit van microfoon Aan: Microfoon is uitgeschakeld.
Uit: Microfoon is ingeschakeld.
(4) Num Lock-lampje Aan: Num Lock is ingeschakeld.
(5) Lampje voor draadloze communicatie Aan: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie,
zoals een draadloosnetwerkmodule en/of een Bluetooth®-
apparaat, is ingeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor
draadloze communicatie oranje wanneer alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
(6) Lampje delen of presenteren Aan: Delen is ingeschakeld.
(7) Caps Lock-lampje Aan: Caps lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord typt u nu
alles in hoofdletters.
10 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Onderdeel Beschrijving
(8) Fn Lock-lampje Aan: De fn-toets is vergrendeld. Zie Sneltoetsen (alleen bepaalde
producten) op pagina 16 voor meer informatie.
(9) Antwoordlampje Aan: Gesprek beantwoorden is ingeschakeld.
(10) Lampje gesprek beëindigen Aan: Gesprek beëindigen is ingeschakeld.
Toetsenbordzone 11
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-knop Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-
knop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-
knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: De aan-uitknop ingedrukt houden, resulteert in
het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures geen
eect hebben, houdt u de aan-uitknop minstens vijf seconden
ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Raadpleeg uw energieopties voor meer informatie over uw
energie-instellingen.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
Energiemeter en selecteer vervolgens Energie-
opties.
(2) Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch
om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen.
Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en
uitgaat wanneer u de computer gebruikt.
12 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Onderdeel Beschrijving
(3) Luidsprekers (2) Hier wordt het geluid van de computer geproduceerd.
(4) Vingerafdruklezer of plug Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
OPMERKING: De vingerafdruklezer en plug zien er vergelijkbaar
uit. Om te controleren dat u een vingerafdruklezer hebt en geen
plug, drukt u op de Windows-toets op het toetsenbord,
selecteert u Instellingen, Accounts en vervolgens
Aanmeldingsopties en volgt u de instructies op het scherm.
Toetsenbordzone 13
Speciale toetsen
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
Zie Actietoetsen op pagina 15.
(2) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(3) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een andere toets om
veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. Dergelijke
toetscombinaties worden sneltoetsen genoemd.
Zie Sneltoetsen (alleen bepaalde producten) op pagina 16.
(4) Windows-toets Opent het Startmenu.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets drukt,
wordt het Startmenu afgesloten.
(5) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Een numeriek toetsenblok dat over de alfabettoetsen van het
toetsenbord is geplaatst. Wanneer fn+num lk worden ingedrukt,
kan het toetsenblok worden gebruikt als een extern numeriek
toetsenblok. Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie
uitgevoerd die wordt aangegeven door het pictogram in de
rechterbovenhoek van de toets.
OPMERKING: Als de toetsenblokfunctie actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt die functie
opnieuw actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
(6) num lock-toets Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen.
– of –
Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en numerieke
functies op het geïntegreerde numerieke toetsenblok.
(7) Windows-toepassingstoets (alleen bepaalde
producten)
Hiermee geeft u opties voor een geselecteerd object weer.
(8) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Een afzonderlijk toetsenblok rechts van het alfabettoetsenbord.
Wanneer num lock wordt ingedrukt, kan het geïntegreerde
14 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Onderdeel Beschrijving
toetsenblok worden gebruikt als een extern numeriek
toetsenblok.
OPMERKING: Als de toetsenblokfunctie actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt die functie
opnieuw actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
Actietoetsen
Een actietoets voert de functie uit die wordt aangegeven door het pictogram op de toets. Om te bepalen
welke toetsen uw product heeft, raadpleegt u Speciale toetsen op pagina 14.
Om een actietoets te gebruiken, houdt u de toets ingedrukt.
Symbool Beschrijving
Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als bijvoorbeeld een
monitor op de computer is aangesloten, wordt de weergave iedere keer dat u op deze toets drukt, geschakeld
tussen de weergave op het scherm van de computer, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op
het computerscherm en de monitor.
Hiermee kunt u voorkomen dat er van opzij wordt meegekeken. Indien nodig verlaagt of verhoogt u de
helderheid bij goed verlichte of donkere omgevingen. Druk opnieuw op de toets om het privacyscherm uit te
schakelen.
OPMERKING: Om snel de hoogste privacyinstelling in te schakelen, drukt u op fn+p.
Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verlaagd.
Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verhoogd.
Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verhoogd.
Hiermee dempt u het geluid van de microfoon.
Hiermee wordt de achtergrondverlichting van het toetsenbord in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: Als u accustroom wilt besparen, schakelt u deze voorziening uit.
Toetsenbordzone 15
Symbool Beschrijving
Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: Er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat er een draadloze verbinding kan
worden gemaakt.
Biedt snelle toegang tot de agenda van uw Skype voor Bedrijven.
OPMERKING: Deze functie vereist Skype® voor Bedrijven of Lync® 2013 actief op Microsoft Exchange of
Oice 365® servers.
Hiermee schakelt u de functie voor het delen van het scherm in of uit.
OPMERKING: Deze functie vereist Skype voor Bedrijven of Lync 2013 actief op Microsoft Exchange of Oice
365 servers.
Een gesprek beantwoorden.
Hiermee start u een gesprek met een enkele persoon.
Zet een oproep in de wacht.
OPMERKING: Deze functie vereist Skype voor Bedrijven of Lync 2013 actief op Microsoft Exchange of Oice
365 servers.
Beëindigt een gesprek.
Weigert binnenkomende oproepen.
Beëindigt het delen van een scherm.
OPMERKING: Deze functie vereist Skype voor Bedrijven of Lync 2013 actief op Microsoft Exchange of Oice
365 servers.
OPMERKING: De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening uitschakelen
door de fn-toets en de linker shift-toets ingedrukt te houden. Het fn-Lock-lampje gaat branden. Nadat u de
actietoetsfunctie hebt uitgeschakeld, kunt u de functies nog wel uitvoeren door op de fn-toets te drukken in
combinatie met de bijbehorende actietoets.
Sneltoetsen (alleen bepaalde producten)
Een sneltoets is een combinatie van de fn-toets en een andere toets.
U gebruikt een sneltoets als volgt:
Druk op de fn-toets en druk vervolgens op een van de toetsen die in de volgende tabel worden vermeld.
Toets Beschrijving
C Hiermee schakelt u Scroll-lock in.
R Hiermee onderbreekt u de bewerking.
S Hiermee verzendt u een programmeringsquery.
16 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om
interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is
normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
wanneer u de computer gebruikt.
Voorkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-lampje Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
Onderkant 17
Onderdeel Beschrijving
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(2) Lampje voor draadloze communicatie Aan: Een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een WLAN-apparaat (Wireless Local
Area Network) of een Bluetooth®-apparaat, is
ingeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje
voor draadloze communicatie oranje wanneer alle
apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld
zijn.
(3) Schijfeenheidlampje Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de interne
vaste schijf geparkeerd.
OPMERKING: Zie HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen
bepaalde producten) op pagina 58 voor meer informatie
over HP 3D DriveGuard.
Cover
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
Interne microfoon(s) (1 of 2 afhankelijk van model) Neemt geluid op.
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
Labels kunnen van papier zijn of gedrukt zijn op het product.
18 Hoofdstuk 2 Onderdelen
BELANGRIJK: Controleer de volgende locaties voor de in dit gedeelte beschreven labels: de onderkant van
de computer, in de accuruimte, onder de onderhoudsklep, op de achterkant van het scherm of aan de
onderkant van een tabletstandaard.
Servicelabel—Geeft belangrijke informatie om vast te stellen welke computer u hebt. Wanneer u contact
opneemt met de ondersteuning, moet u mogelijk het serie-, product- en modelnummer opgeven. Zoek
deze nummers voordat u met ondersteuning contact opneemt.
Het servicelabel lijkt op een van de onderstaande voorbeelden. Raadpleeg de afbeelding die het meest
overeenkomt met het servicelabel van uw computer.
Onderdeel
(1) HP productnaam (alleen bepaalde producten)
(2) Modelnummer
(3) Product-id
(4) Serienummer
(5) Garantieperiode
Onderdeel
(1) HP productnaam (alleen bepaalde producten)
(2) Product-id
(3) Serienummer
(4) Garantieperiode
Label(s) met kennisgevingen—Deze labels bevatten kennisgevingen betreende de computer.
Label(s) met keurmerk voor draadloze communicatie—Deze labels bevatten informatie over optionele
apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van de landen/regio's waarin deze apparaten
zijn goedgekeurd voor gebruik.
Labels 19
Een SIM-kaart plaatsen (alleen bepaalde producten)
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een SIM-kaart om beschadiging van de
connectoren te voorkomen.
Ga als volgt te werk om een SIM-kaart te plaatsen:
1. Schakel de computer uit met behulp van de opdracht Afsluiten.
2. Plaats de SIM-kaart in de SIM-kaartsleuf en druk de SIM-kaart aan totdat deze stevig vastzit.
OPMERKING: De SIM-kaart in uw computer kan er iets anders uitzien dan op de afbeelding in dit
gedeelte.
OPMERKING: Bekijk de afbeelding in de accuruimte om te bepalen hoe de SIM-kaart in de computer
moet worden geplaatst.
Als u een SIM-kaart wilt verwijderen, drukt u de SIM-kaart iets naar binnen en verwijdert u deze vervolgens uit
de sleuf.
20 Hoofdstuk 2 Onderdelen
3 Netwerkverbindingen
U kunt de computer meenemen waarnaar u maar wilt. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaen tot miljoenen
websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding kunt stellen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Uw computer beschikt mogelijk over een of meer van de volgende apparaten voor draadloze communicatie:
WLAN-apparaat: via dit apparaat maakt u verbinding met draadloze lokale netwerken (ook wel Wi-Fi-
netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in bedrijfsruimten, bij u thuis en in openbare ruimten, zoals
vliegvelden, restaurants, cafés, hotels en universiteiten. In een draadloos netwerk communiceert de
computer met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
HP module voor mobiel breedband (alleen bepaalde producten): een WWAN-apparaat (Wireless Wide-
Area Network) waarmee u over een veel groter gebied een draadloze verbinding kunt maken.
Aanbieders van mobiele netwerkdiensten zetten basisstations op (vergelijkbaar met zendmasten voor
mobiele telefonie) die dekking bieden in hele regio’s, provincies of zelfs landen.
Bluetooth®-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN) opzetten
om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals computers, telefoons,
printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN communiceert elk apparaat direct met
andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar
bevinden.
Voorzieningen voor draadloze communicatie gebruiken
Met een of meer van deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
Knop of toets voor draadloze communicatie (wordt ook wel de toets voor de vliegtuigmodus genoemd).
Voorzieningen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie
De computer heeft mogelijk een knop voor draadloze communicatie, een of meer apparaten voor draadloze
communicatie en een of twee lampjes voor draadloze communicatie. Alle apparaten voor draadloze
communicatie op de computer worden in de fabriek ingeschakeld.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze
communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep.
Voorzieningen van het besturingssysteem
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met een
netwerk en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de voorzieningen van het besturingssysteem als volgt:
1. Typ configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens
Conguratiescherm.
2. Selecteer Netwerk en internet en selecteer vervolgens Netwerkcentrum.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 21
Verbinding maken met een WLAN
OPMERKING: Als u bij u thuis een internetverbinding wilt instellen, moet u een account bij een
internetprovider hebben. Neem contact op met een lokale internetprovider voor het aanschaen van een
internetservice en een modem. De internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren
van een netwerkkabel waarmee u de draadloze router aansluit op het modem, en het testen van de
internetservice.
Zo maakt u een verbinding met een draadloos netwerk:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld.
2. Selecteer het pictogram voor de netwerkstatus op de taakbalk en maak verbinding met een van de
beschikbare netwerken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een netwerkbeveiligingscode in te
voeren. Voer de code in en selecteer Volgende om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit mogelijk dat u zich buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: Als u het draadloze netwerk waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, klikt u met de
rechtermuisknop op het pictogram voor de netwerkstatus en selecteert u Netwerkcentrum openen.
Selecteer Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er verschijnt een lijst met opties om
handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee te maken, of om een nieuwe
netwerkverbinding te maken.
3. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat u verbinding hebt gemaakt, selecteert u het pictogram voor de netwerkstatus helemaal rechts op de
taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het eectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang de
WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of vaste
obstakels zoals wanden en vloeren.
HP Mobiele breedband gebruiken (alleen bepaalde producten)
Uw computer met HP Mobiele breedband heeft ingebouwde ondersteuning voor diensten voor mobiel
breedband. In combinatie met een mobiel netwerk biedt uw nieuwe computer u volledige vrijheid: u kunt
verbinding maken met internet, e-mailen en uw bedrijfsnetwerk bereiken zonder dat u daarvoor een Wi-Fi-
hotspot nodig hebt.
OPMERKING: Als uw computer HP Mobile Connect bevat, zijn de instructies in dit gedeelte niet van
toepassing. Zie HP Mobile Connect Pro gebruiken (alleen bepaalde producten) op pagina 23.
Mogelijk hebt u het IMEI- en/of MEID-nummer van de HP module voor mobiel breedband nodig om de dienst
voor mobiel breedband te activeren. U kunt dit nummer vinden op een label aan de onderkant van de
computer, in de accuruimte, onder de onderhoudsklep of op de achterkant van het beeldscherm.
– of –
U kunt het nummer ook als volgt vinden:
1. Selecteer het pictogram voor de netwerkstatus op de taakbalk.
2. Selecteer Verbindingsinstellingen weergeven.
3. Selecteer het pictogram voor de netwerkstatus in het gedeelte Mobiele breedband.
22 Hoofdstuk 3 Netwerkverbindingen
Sommige aanbieders van mobiele netwerkdiensten vereisen het gebruik van een SIM-kaart. Een SIM-kaart
bevat basisgegevens over u, zoals een persoonlijk identicatienummer (PIN), en over het netwerk. Op
sommige computers is een SIM-kaart vooraf geïnstalleerd. Als de SIM-kaart niet vooraf is geïnstalleerd, wordt
deze mogelijk meegeleverd bij de informatie over HP Mobiele breedband die bij uw computer is verstrekt. De
aanbieder van mobiele netwerkdiensten kan ook los van de computer een afzonderlijke SIM-kaart
verstrekken.
Informatie over HP Mobiele breedband en over de manier waarop u de diensten van een aanbieder van
mobiele netwerkdiensten activeert, vindt u in het pakket met informatie over HP Mobiele breedband dat bij de
computer is geleverd.
HP Mobile Connect Pro gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP Mobile Connect Pro is een prepaid, mobiele breedbandservice die zorgt voor een rendabele, beveiligde,
eenvoudige en exibele mobiele breedbandverbinding voor uw computer. Om HP Mobile Connect Pro te
kunnen gebruiken, moet uw computer beschikken over een SIM-kaart en de app HP Mobile Connect. Voor
meer informatie over HP Mobile Connect Pro en de beschikbaarheid ervan, gaat u naar
http://www.hp.com/go/mobileconnect.
GPS gebruiken (alleen bepaalde producten)
De computer kan zijn voorzien van een GPS-apparaat (Global Positioning System). GPS-satellieten geven
locatie-, snelheids- en richtinggegevens door aan systemen die met GPS zijn uitgerust.
Om GPS in te schakelen, moet u ervoor zorgen dat de locatie is ingeschakeld in het kader van de privacy-
instellingen van Windows.
1. Typ locatie in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Privacyinstellingen voor locatie.
2. Volg de instructies op het scherm voor het gebruik van de locatie-instellingen.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
producten)
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van fysieke
kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten vroeger werden aangesloten. Voorbeelden van
dergelijke apparaten zijn:
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer)
Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smartphone)
Weergaveapparaten (printer, camera)
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
Muis
Extern toetsenbord
Bluetooth-apparaten aansluiten
Voordat u een Bluetooth-apparaat kunt gebruiken, moet u een Bluetooth-verbinding tot stand brengen.
1. Typ bluetooth in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Bluetooth-instellingen en
instellingen van overige apparaten.
2. Schakel Bluetooth in als dit niet al is ingeschakeld.
3. Selecteer uw apparaat in de lijst en volg de aanwijzingen op het scherm.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 23
OPMERKING: Als het apparaat vericatie vereist, wordt er een koppelingscode weergegeven. Volg bij het
apparaat dat u toevoegt de instructies op het scherm om te controleren of de code op uw apparaat
overeenkomt met de koppelingscode. Raadpleeg de met het apparaat meegeleverde documentatie voor meer
informatie.
OPMERKING: Zorg dat Bluetooth op het apparaat is ingeschakeld als uw apparaat niet wordt weergegeven
in de lijst. Sommige apparaten hebben mogelijk aanvullende vereisten. Raadpleeg de met het apparaat
meegeleverde documentatie.
NFC gebruiken om informatie te delen (alleen bepaalde producten)
Uw computer ondersteunt NFC (Near Field Communication) waarmee u draadloos informatie tussen twee
apparaten met ingeschakelde NFC-functie kunt delen. Informatie wordt overgedragen door met uw telefoon
of ander apparaat op het tikgebied (antenne) van de computer te tikken. Met NFC-technologie en NFC-
ondersteunde apps kunt u websites delen, contactgegevens overzetten, betalingen overboeken en afdrukken
op NFC-ondersteunde printers.
OPMERKING: Raadpleeg Onderdelen op pagina 4 om te zien waar het tikgebied zich op uw computer
bevindt.
Delen
1. Controleer of de NFC-functie is ingeschakeld.
a. Typ draadloos in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Draadloze apparaten in-
of uitschakelen
.
b. Controleer of de selectie voor NFC ingeschakeld is.
2. Tik op het NFC-tikgebied met een NFC-ondersteund apparaat. U hoort mogelijk een geluidssignaal
wanneer er verbinding is gemaakt met het apparaat.
OPMERKING: Om de locatie van de antenne op het andere NFC-apparaat te vinden, raadpleegt u de
instructies van het apparaat.
3. Volg de instructies op het scherm om door te gaan.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Bij bepaalde producten zijn bekabelde verbindingen mogelijk: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding. Een
LAN-verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat gebruikmaakt
van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Om de kans op elektrische schokken, brand of beschadiging van de apparatuur te
beperken, mag u geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector steken.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde producten)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis wilt aansluiten (in plaats van
draadloos werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
OPMERKING: De functie HP LAN-WLAN Protection is mogelijk ingeschakeld op uw computer. Hiermee wordt
uw draadloze verbinding (Wi-Fi) afgesloten wanneer u rechtstreeks met een LAN verbonden bent. Raadpleeg
HP LAN-WLAN Protection gebruiken (alleen bepaalde producten) op pagina 25 voor meer informatie over HP
LAN-WLAN Protection.
24 Hoofdstuk 3 Netwerkverbindingen
Als de computer geen RJ-45-poort bevat en u verbinding wilt maken met een LAN, is een 8-pins RJ-45-
netwerkkabel of een optioneel dockingapparaat of -product vereist.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer of een optioneel
dockingapparaat of -product.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of op een
router.
OPMERKING: Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat de
ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met het
uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
HP LAN-WLAN Protection gebruiken (alleen bepaalde producten)
In een LAN-omgeving kunt u HP LAN-WLAN Protection instellen om uw LAN-netwerk te beschermen tegen
ongeoorloofde draadloze toegang. Als HP LAN-WLAN Protection is ingeschakeld, wordt de WLAN-verbinding
(Wi-Fi) uitgeschakeld wanneer de computer rechtstreeks verbonden is met een LAN.
HP LAN-WLAN Protection inschakelen en aanpassen
1. Sluit een netwerkkabel aan op de netwerkconnector van de computer of een optioneel dockingapparaat
of -product.
2. Start Computer Setup (BIOS).
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid zachter en houd deze
knop ingedrukt totdat het opstartmenu wordt weergegeven. Tik op f10 om Computer Setup
te openen.
3. Selecteer Advanced (Geavanceerd) en vervolgens Built-in Device Options (Ingebouwde apparaatopties).
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 25
4. Schakel het selectievakje LAN/WLAN Auto Switching (Automatisch schakelen tussen LAN/WLAN) in om
geen WLAN-verbindingen toe te staan indien verbonden met een LAN-netwerk.
5. Als u de wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
HP MAC Address Manager gebruiken om uw computer in een
netwerk te identiceren (alleen bepaalde producten)
U kunt een MAC-systeemadres (Media Access Control) inschakelen voor een aanpasbare manier om uw
computer en de bijbehorende communicatie op het netwerk te identiceren. Dit MAC-systeemadres biedt een
uniek identicatienummer, zelfs als de computer voor draadloze communicatie is aangesloten via een extern
apparaat, zoals een dockingstation of -product. Dit adres is standaard uitgeschakeld.
Het MAC-systeemadres inschakelen en aanpassen
1. Sluit een netwerkkabel aan op de netwerkconnector van de computer of een optioneel dockingapparaat
of -product.
2. Start Computer Setup (BIOS).
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid zachter en houd deze
knop ingedrukt totdat het opstartmenu wordt weergegeven. Tik op f10 om Computer Setup
te openen.
3. Selecteer Advanced (Geavanceerd) en vervolgens Host Based MAC Address (Hostgebaseerd MAC-adres).
4. Selecteer in het vak rechts van Host Based MAC Address (Hostgebaseerd MAC-adres) de optie System
(Systeem) om het hostgebaseerde MAC-adres in te schakelen, of selecteer Custom (Aangepast) om het
adres aan te passen.
5. Stel de opstartvolgorde en de ondersteunde apparaten in.
6. Als u Custom (Aangepast) hebt geselecteerd, selecteert u MAC ADDRESS (MAC-ADRES), voert u uw
aangepaste MAC-systeemadres in en drukt u vervolgens op enter om het adres op te slaan.
7. Als u de wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
26 Hoofdstuk 3 Netwerkverbindingen
Ga naar http://www.hp.com/support voor aanvullende documentatie over HP MAC Address Manager en het
gebruik van MAC-systeemadressen. Selecteer Zoek uw product en volg de instructies op het scherm.
HP MAC Address Manager gebruiken om uw computer in een netwerk te identiceren (alleen bepaalde
producten)
27
4 Navigeren op het scherm
U kunt op een of meer van de volgende manieren door het computerscherm navigeren:
Aanraakbewegingen rechtstreeks op het computerscherm gebruiken
Met aanraakbewegingen op het touchpad
Een optionele muis of een optioneel toetsenbord gebruiken (moet apart worden aangeschaft)
Een schermtoetsenbord gebruiken
EasyPoint-muisbesturing gebruiken
Bewegingen voor het touchpad en het aanraakscherm gebruiken
Met het touchpad kunt u met eenvoudige vingerbewegingen op het computerscherm navigeren en de pointer
besturen. U kunt ook de linker- en rechterknoppen van het touchpad gebruiken zoals u de corresponderende
knoppen van een externe muis zou gebruiken. Om op een aanraakscherm te navigeren (alleen bepaalde
producten), raakt u het scherm aan met behulp van de bewegingen die in dit hoofdstuk worden beschreven.
U kunt bewegingen ook aanpassen en demonstraties van de werking ervan bekijken. Typ
configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk, selecteer Conguratiescherm en selecteer
vervolgens
Hardware en geluiden. Klik onder Apparaten en printers op Muis.
OPMERKING: Tenzij anders vermeld, kunnen bewegingen worden gebruikt op een touchpad of op een
aanraakscherm (alleen bepaalde producten).
Tikken
Gebruik de beweging tikken/dubbeltikken om een item op het scherm te selecteren of te openen.
Wijs een item op het scherm aan en tik met uw vinger in de touchpadzone of op het aanraakscherm om
het item te selecteren. Dubbeltik op een item om het te openen.
Zoomen door met twee vingers te knijpen
Gebruik de knijpbeweging met twee vingers om op afbeeldingen of tekst in en uit te zoomen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te plaatsen op de touchpadzone of op het aanraakscherm en ze
vervolgens naar elkaar toe te bewegen.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te plaatsen op de touchpadzone of op het aanraakscherm en ze
vervolgens van elkaar af te bewegen.
28 Hoofdstuk 4 Navigeren op het scherm
Schuiven met twee vingers (alleen touchpad)
Gebruik het schuiven met twee vingers om naar boven, naar beneden of opzij te schuiven op een pagina of
afbeelding.
Plaats twee vingers iets uit elkaar op de touchpadzone en sleep ze omhoog, omlaag, naar links of naar
rechts.
Tikken met twee vingers (alleen touchpad)
Tik met twee vingers om het menu voor een object op het scherm te openen.
OPMERKING: Als u met twee vingers tikt, wordt dezelfde actie uitgevoerd als wanneer u met de
rechtermuisknop klikt.
Tik met twee vingers op de touchpadzone om het menu Opties voor het geselecteerde object te openen.
Tikken met vier vingers (alleen touchpad)
Gebruik tikken met vier vingers om het actiecentrum te openen.
Tik met vier vingers op het touchpad om het actiecentrum te openen en huidige instellingen en de
meldingen te bekijken.
Bewegingen voor het touchpad en het aanraakscherm gebruiken 29
Vegen met drie vingers (alleen touchpad)
Gebruik vegen met drie vingers om geopende vensters te bekijken en om te schakelen tussen geopende
vensters en het bureaublad.
Veeg drie vingers van u af om alle geopende vensters te zien.
Veeg drie vingers naar u toe om het bureaublad weer te geven.
Veeg drie vingers naar links of rechts om te schakelen tussen geopende vensters.
Schuiven met één vinger (alleen aanraakscherm)
Schuif met één vinger om te pannen of te schuiven door lijsten en pagina's, of om een object te verplaatsen.
Als u over het scherm wilt schuiven, schuift u één vinger langzaam over het scherm in de richting waarin
u wilt bewegen.
Als u een object wilt verplaatsen, drukt u met uw vinger op een object en sleept u vervolgens om het
object te verplaatsen.
30 Hoofdstuk 4 Navigeren op het scherm
Een optioneel toetsenbord of een optionele muis gebruiken
Met een optioneel toetsenbord of een optionele muis kunt u typen, items selecteren, schuiven en dezelfde
functies uitvoeren als bij het gebruik van aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en hotkeys op het
toetsenbord kunt u specieke functies uitvoeren.
Een toetsenbord op het scherm gebruiken (alleen bepaalde
producten)
1. Om een toetsenbord op het scherm weer te geven, tikt u op het toetsenbordpictogram in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
2. Begin te typen.
OPMERKING: Boven het toetsenbord op het scherm kunnen suggesties voor woorden verschijnen. Tik
op een woord om het te selecteren.
OPMERKING: Actietoetsen en hotkeys worden niet weergegeven of werken niet op het toetsenbord op
het scherm.
Een optioneel toetsenbord of een optionele muis gebruiken 31
5 Entertainmentvoorzieningen
Gebruik uw HP computer voor zaken of plezier. U kunt bijvoorbeeld met anderen praten via de camera, audio
en video mixen of externe apparaten aansluiten, zoals een projector, monitor, tv of luidsprekers. Zie
Onderdelen op pagina 4 om de audio-, video- en camerafuncties op uw computer te vinden.
Een camera gebruiken (alleen bepaalde producten)
Uw computer heeft een camera (geïntegreerde camera) die video opneemt en foto's maakt. Op sommige
modellen kunt u met streaming video videovergaderen en online chatten.
Typ voor toegang tot de camera camera in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens
Camera in de lijst met applicaties.
Audio gebruiken
U kunt muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud (inclusief radio) van internet streamen, audio
opnemen, of audio en video mixen om multimedia te creëren. U kunt ook muziek-cd's afspelen op de
computer (op bepaalde modellen) of een externe optischeschijfeenheid aansluiten om cd's af te spelen. Voor
nog meer luistergenot kunt u luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze aan te sluiten op een USB-poort of de
combostekker voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon) van de computer of op een
dockingstation.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de computer. Zie
HDMI-audio congureren op pagina 36 voor informatie over het aansluiten van high-denition luidsprekers
op de computer. Zet het geluid zachter voordat u de luidsprekers aansluit.
Een hoofdtelefoon aansluiten
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor meer
informatie over veiligheid.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Selecteer de knop Start, HP Help en ondersteuning en vervolgens HP documentatie.
– of –
Selecteer de knop Start, selecteer HP en selecteer vervolgens HP documentatie.
U kunt hoofdtelefoons met kabels aansluiten op de combostekker voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in
(microfoon) van de computer.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de
computer.
32 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
Een headset aansluiten
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor meer
informatie over veiligheid.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Selecteer de knop Start, HP Help en ondersteuning en vervolgens HP documentatie.
– of –
Selecteer de knop Start, selecteer HP en selecteer vervolgens HP documentatie.
Hoofdtelefoons die zijn gecombineerd met een microfoon worden headsets genoemd. U kunt een headset
met kabel aansluiten op de combostekker voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon) van de
computer.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om een draadloze headset aan te sluiten op de
computer.
Geluidsinstellingen gebruiken
Gebruik geluidsinstellingen om het systeemvolume aan te passen, systeemgeluiden te wijzigen of
audioapparaten te beheren.
Ga als volgt te werk om de geluidsinstellingen te bekijken of te wijzigen:
Typ configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk, selecteer Conguratiescherm, selecteer
Hardware en geluiden en selecteer vervolgens Geluid.
Uw computer beschikt mogelijk over een geavanceerd geluidssysteem van Bang & Olufsen, DTS, Beats Audio
of een andere leverancier. De computer kan daarom geavanceerde audiovoorzieningen hebben die kunnen
worden geregeld via een conguratiescherm dat speciek is voor uw audiosysteem.
Gebruik het conguratiescherm voor audio om audio-instellingen te bekijken en beheren.
Typ configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk, selecteer Conguratiescherm, selecteer
Hardware en geluiden en selecteer vervolgens het conguratiescherm voor uw audiosysteem.
Video gebruiken
Uw computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete websites kunt
bekijken en video's en lms kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken als u geen verbinding hebt
met een netwerk.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe monitor,
projector of tv aan te sluiten.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste poort van
de computer. Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat.
Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van de videofuncties.
DisplayPort-apparaten aansluiten met een USB Type-C-kabel (alleen bepaalde
producten)
OPMERKING: Als u een USB Type-C DisplayPort-apparaat op uw computer wilt aansluiten, hebt u een USB
Type-C-kabel nodig die u apart moet aanschaen.
Video gebruiken 33
Om video of beeldschermuitvoer met een hoge resolutie te bekijken op een extern DisplayPort-apparaat, sluit
u het DisplayPort-apparaat aan volgens de onderstaande instructies:
1. Sluit het ene uiteinde van de USB Type-C-kabel aan op de USB SuperSpeed- en DisplayPort-poort van de
computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het externe DisplayPort-apparaat.
3. Druk op f1 om te schakelen tussen vier weergavestanden.
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de
computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op f1 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie Uitbreiden kiest, moet u voor de beste resultaten de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt verhogen: Selecteer de knop Start, selecteer Instellingen en selecteer
vervolgens Systeem. Selecteer onder Beeldscherm de juiste resolutie en selecteer vervolgens
Wijzigingen behouden.
DisplayPort-apparaat aansluiten met een USB Type-C-kabel (alleen bepaalde
producten)
OPMERKING: Als u een USB Type-C Thunderbolt-apparaat op uw computer wilt aansluiten, hebt u een USB
Type-C-kabel nodig die u afzonderlijk moet aanschaen.
Om video of beeldschermuitvoer met een hoge resolutie te bekijken op een extern Thunderbolt-apparaat,
sluit u het Thunderbolt-apparaat aan volgens de onderstaande instructies:
34 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
1. Sluit het ene uiteinde van de USB Type-C-kabel aan op de USB Type-C Thunderbolt-poort van de
computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het externe Thunderbolt-apparaat.
3. Druk op fn+f1 om het computerschermbeeld te schakelen tussen vier weergavestanden.
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de
computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f1 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie Uitspreiden kiest, moet u voor het beste resultaat de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt verhogen. Typ configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk,
selecteer Conguratiescherm en selecteer vervolgens Vormgeving en persoonlijke instellingen.
Selecteer onder Weergave de optie Resolutie aanpassen.
Videoapparaten aansluiten met een HDMI-kabel (alleen bepaalde producten)
OPMERKING: Als u een HDMI-apparaat op de computer wilt aansluiten, hebt u een HDMI-kabel nodig die u
apart moet aanschaen.
Als u het beeld van het computerscherm op een high-denition-televisie of -monitor wilt weergeven, sluit u
het high-denition-apparaat aan de hand van de volgende instructies aan:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
Video gebruiken 35
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de high-denition televisie of monitor.
3. Druk op f1 om te schakelen tussen vier weergavetoestanden:
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de
computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op f1 drukt, verandert de weergavetoestand.
OPMERKING: Als u de optie Uitbreiden kiest, moet u voor de beste resultaten de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt verhogen: Selecteer de knop Start, selecteer Instellingen en selecteer
vervolgens Systeem. Selecteer onder Beeldscherm de juiste resolutie en selecteer vervolgens
Wijzigingen behouden.
HDMI-audio congureren
HDMI is de enige video-interface die high-denition video en audio ondersteunt. Ga als volgt te werk om
HDMI-audio in te schakelen nadat u een HDMI-tv op de computer hebt aangesloten:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk en selecteer daarna Afspeelapparaten.
2. Selecteer op het tabblad Afspelen de naam van het digitale uitvoerapparaat.
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
Ga als volgt te werk om de audiostream weer via de luidsprekers van de computer weer te geven:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk. Klik daarna op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
36 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
Bekabelde beeldschermen zoeken en aansluiten met behulp van MultiStream
Transport
Met MultiStream Transport (MST) kunt u meerdere bekabelde weergaveapparaten op uw computer aansluiten
door de VGA of DisplayPorts op uw computer en ook op de VGA of DisplayPorts op een hub of een extern
dockingstation aan te sluiten. U kunt op verschillende manieren verbinding maken, afhankelijk van het type
grasche controller die op uw computer is geïnstalleerd en of uw computer al dan niet een ingebouwde hub
heeft. Ga naar Apparaatbeheer om de op uw computer geïnstalleerde hardware weer te geven.
Typ apparaatbeheer in het zoekvak van de taakbalk en selecteer de app Apparaatbeheer. U ziet een
lijst met alle apparaten die op uw computer zijn geïnstalleerd.
Beeldschermen aansluiten op computers met AMD of NVIDIA grasche controllers (met een
optionele hub)
OPMERKING: Met een AMD grasche controller en een optionele hub kunt u maximaal zes externe
weergaveapparaten aansluiten.
OPMERKING: Met een NVIDIA grasche controller en een optionele hub kunt u maximaal vier externe
weergaveapparaten aansluiten.
Ga als volgt te werk voor het congureren van meerdere weergaveapparaten:
1. Sluit een externe hub (afzonderlijk aan te schaen) aan op de DisplayPort van de computer met een DP-
naar-DP-kabel (afzonderlijk aan te schaen). Zorg ervoor dat de voedingsadapter van de hub is
aangesloten op de netvoeding.
2. Sluit de externe weergaveapparaten aan op de VGA-poorten of DisplayPorts op de hub.
3. Voor het weergeven van alle aangesloten weergaveapparaten, typt u apparaatbeheer in het
zoekvak van de taakbalk en selecteert u de app Apparaatbeheer. Als u niet alle aangesloten
beeldschermen ziet, controleer dan of elk apparaat op de juiste poort van de hub is aangesloten.
OPMERKING: Bij meerdere beeldschermen kunt u kiezen voor Dupliceren, waarbij het
computerscherm naar alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt gekopieerd, of Uitspreiden, waarbij
het computerscherm over alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt uitgespreid.
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een optionele hub)
OPMERKING: Met een Intel grasche controller en een optionele hub kunt u maximaal drie externe
weergaveapparaten aansluiten.
Ga als volgt te werk voor het congureren van meerdere weergaveapparaten:
1. Sluit een externe hub (afzonderlijk aan te schaen) aan op de DisplayPort van de computer met een DP-
naar-DP-kabel (afzonderlijk aan te schaen). Zorg ervoor dat de voedingsadapter van de hub is
aangesloten op de netvoeding.
2. Sluit de externe weergaveapparaten aan op de VGA-poorten of DisplayPorts op de hub.
3. Als Windows een beeldscherm detecteert dat op de DP-hub is aangesloten, wordt het dialoogvenster
DisplayPort Topology Notication weergegeven. Klik op de juiste opties om uw beeldschermen te
congureren. Bij meerdere beeldschermen kunt u kiezen voor Dupliceren, waarbij het computerscherm
naar alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt gekopieerd, of Uitspreiden, waarbij het beeld op het
scherm op alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt weergegeven.
Video gebruiken 37
OPMERKING: Als dit dialoogvenster niet wordt weergegeven, controleert u of elk extern
weergaveapparaat op de juiste poort van de hub is aangesloten. Selecteer de knop Start, selecteer
Instellingen en selecteer vervolgens Systeem. Selecteer onder Beeldscherm de juiste resolutie en
selecteer vervolgens Wijzigingen behouden.
Beeldschermen aansluiten op computers met Intel graphics (met een ingebouwde hub)
Met uw interne hub en de Intel grasche controller, kunt u maximaal drie weergaveapparaten in de volgende
conguraties aansluiten:
Twee op de computer aangesloten 1920 x 1200 DP-beeldschermen + een 1920 x 1200 VGA-
beeldscherm aangesloten op een optioneel dockingstation
Een op de computer aangesloten 2560 x 1600 DP-beeldscherm + een 1920 x 1200 VGA-beeldscherm
aangesloten op een optioneel dockingstation
Ga als volgt te werk voor het congureren van meerdere weergaveapparaten:
1. Sluit de externe weergaveapparaten aan op de VGA-poort of DisplayPorts (DP) op de basis van de
computer of het dockingstation.
2. Als Windows een beeldscherm detecteert dat op de DP-hub is aangesloten, wordt het dialoogvenster
DisplayPort Topology Notication weergegeven. Klik op de juiste opties om uw beeldschermen te
congureren. Bij meerdere beeldschermen kunt u kiezen voor Dupliceren, waarbij het computerscherm
naar alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt gekopieerd, of Uitspreiden, waarbij het beeld op het
scherm op alle ingeschakelde weergaveapparaten wordt weergegeven.
OPMERKING: Als dit dialoogvenster niet wordt weergegeven, controleert u of elk extern
weergaveapparaat op de juiste poort van de hub is aangesloten. Selecteer de knop Start, selecteer
Instellingen en selecteer vervolgens Systeem. Selecteer onder Beeldscherm de juiste resolutie en
selecteer vervolgens Wijzigingen behouden.
Met Miracast compatibele draadloze beeldschermen zoeken en aansluiten (alleen
bepaalde producten)
OPMERKING: Voor meer informatie over welk type beeldscherm u hebt (Miracast-compatibel of Intel WiDi),
raadpleegt u de documentatie die bij uw tv of secundaire weergaveapparaat is meegeleverd.
Volg de onderstaande stappen om met Miracast compatibele draadloze schermen te zoeken en weer te geven
zonder uw huidige apps te verlaten.
Miracast openen:
Typ projecteren in het zoekvak van de taakbalk en klik op Projecteren op een tweede scherm. Klik
op
Verbinding maken met een draadloos beeldscherm en volg de instructies op het scherm.
Gegevensoverdracht gebruiken
Uw computer is een krachtig entertainment-apparaat waarop u foto's, video's en lms kunt bekijken die via
uw USB-apparaat zijn overgezet.
Voor een betere kijkervaring gebruikt u een van de USB-Type-C-poorten op de computer om een USB-
apparaat aan te sluiten, zoals een mobiele telefoon, een camera, een activiteitentracker of een smartwatch,
en bestanden naar uw computer over te zetten.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste poort van
de computer. Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat.
38 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van USB Type-C-functies.
Apparaten aansluiten op een USB Type-C-poort (alleen bepaalde producten)
OPMERKING: Als u een USB Type-C-apparaat op uw computer wilt aansluiten, hebt u een USB Type-C-kabel
nodig die u apart moet aanschaen.
1. Sluit het ene uiteinde van de USB Type-C-kabel aan op de USB Type-C-poort van de computer.
– of –
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het extern apparaat.
Gegevensoverdracht gebruiken 39
6 Energiebeheer
Uw computer werkt op accuvoeding of maakt gebruik van een externe voedingsbron. Wanneer de computer
alleen op accuvoeding werkt en er geen externe voedingsbron is om de accu op te laden, is het van belang om
de acculading te bewaken en op peil te houden.
Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk beschreven voorzieningen voor energiebeheer beschikbaar op uw
computer.
Slaapstand en hibernationstand gebruiken
VOORZICHTIG: Er bestaan verschillende bekende beveiligingsrisico's als een computer in de slaapstand
staat. Om te voorkomen dat een onbevoegde gebruiker toegang krijgt tot de gegevens op uw computer, zelfs
gecodeerde gegevens, raadt HP aan om in plaats van de slaapstand de sluimerstand te activeren wanneer u
niet fysiek bij de computer bent. Dit is vooral belangrijk als u met de computer reist.
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een schijf of een
externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of videokwaliteit, verlies van
audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
Windows kent twee energiebesparende standen, de slaapstand en de sluimerstand.
Slaapstand: de slaapstand wordt automatisch geactiveerd na een periode van inactiviteit. Uw werk
wordt opgeslagen, zodat u uw werk zeer snel kunt hervatten. U kunt de slaapstand ook handmatig
activeren. Zie Slaapstand activeren en beëindigen op pagina 40 voor meer informatie.
Sluimerstand: de sluimerstand wordt automatisch geactiveerd wanneer de accu een kritiek laag
ladingsniveau bereikt. In de sluimerstand wordt uw werk opgeslagen in een sluimerstandbestand op de
vaste schijf en wordt de computer uitgeschakeld. U kunt de sluimerstand ook handmatig activeren. Zie
Hibernationstand activeren en beëindigen (alleen bepaalde producten) op pagina 41 voor meer
informatie.
Slaapstand activeren en beëindigen
U kunt op elk van de volgende manieren de slaapstand activeren:
Het scherm sluiten (alleen bepaalde producten)
Selecteer de knop Start, het pictogram Energie en daarna Slaapstand.
Druk op de slaapstand-hotkey; bijvoorbeeld fn+f3 (alleen bepaalde producten).
U kunt op een van de volgende manieren de slaapstand beëindigen:
Druk kort op de aan-uitknop.
Als de computer gesloten is, tilt u het beeldscherm omhoog (alleen bepaalde producten).
Druk op een toets op het toetsenbord (alleen bepaalde producten).
Tik op het touchpad (alleen bepaalde producten)
Als de slaapstand van de computer wordt beëindigd, wordt uw werk weer weergegeven op het scherm.
40 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
OPMERKING: Als u een wachtwoord hebt ingesteld dat nodig is om de slaapstand te beëindigen, moet u uw
Windows-wachtwoord opgeven voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Hibernationstand activeren en beëindigen (alleen bepaalde producten)
U kunt gebruikers als volgt de sluimerstand handmatig laten activeren en energiebeheerinstellingen en time-
outs laten wijzigen via het onderdeel Energiebeheer.
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Energie en selecteer vervolgens Energiebeheer.
2. Selecteer in het linkerdeelvenster Het gedrag van de aan/uit-knoppen bepalen (aanduiding kan
verschillen per product).
3. Afhankelijk van uw product kunt u de hibernationstand inschakelen voor accuvoeding of een externe
voedingsbron op een van de volgende manieren:
Aan/uit-knop:Selecteer onder Instellingen voor aan/uit-knop, slaapstandknop en klep
(aanduiding kan verschillen per product) Als ik op de aan/uit-knop druk en vervolgens
Hibernationstand.
Slaapstandknop (alleen bepaalde producten):Selecteer onder Instellingen voor aan/uit-knop,
slaapstandknop en klep (aanduiding kan verschillen per product) Als ik op de slaapstandknop
druk en vervolgens Hibernationstand.
Deksel (alleen bepaalde producten):Selecteer onder Instellingen voor aan/uit-knop,
slaapstandknop en deksel (aanduiding kan verschillen per product) Als ik de klep sluit en
vervolgens Hibernationstand.
Aan/uit-menu:Selecteer Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn en onder
Instellingen voor afsluiten schakelt u het selectievakje Hibernationstand in.
Het aan/uit-menu kan worden geopend door de knop Start te selecteren.
4. Selecteer Wijzigingen opslaan.
Om de hibernationstand te activeren, gebruikt u de methode die u in stap 3 hebt gebruikt.
Om de hibernationstand te beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
OPMERKING: Als u een wachtwoord hebt ingesteld dat nodig is om de slaapstand te beëindigen, moet u uw
Windows-wachtwoord opgeven voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Computer afsluiten (uitschakelen)
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt opgeslagen.
Zorg dat u uw werk opslaat voor u de computer uitschakelt.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het besturingssysteem, en
worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Schakel de computer uit als deze lange tijd niet wordt gebruikt en koppel deze los van de externe
voedingsbron.
De aanbevolen procedure is de opdracht Afsluiten in Windows.
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of hibernationstand staat, moet u eerst de slaap- of
hibernationstand beëindigen door kort op de aan/uit-knop te drukken.
Computer afsluiten (uitschakelen) 41
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Selecteer de knop Start, het pictogram Energie en daarna Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hiervoor beschreven afsluitprocedures te gebruiken,
probeert u de volgende noodprocedures in de beschreven volgorde:
Druk op ctrl+alt+delete, selecteer het pictogram Energie en selecteer daarna Afsluiten.
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal 10 seconden ingedrukt.
Als de computer een door de gebruiker vervangbare accu heeft (alleen bepaalde producten), koppelt u
de computer los van de externe voedingsbron en verwijdert u de accu.
Het pictogram Energie en Energiebeheer gebruiken
Het pictogram Energie bevindt zich op de taakbalk van Windows. Met behulp van de energiemeter
krijgt u snel toegang tot de instellingen voor energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
Plaats de muisaanwijzer op het pictogram Energie om het percentage resterende acculading en het
huidige energiebeheerschema weer te geven.
Om Energiebeheer te gebruiken, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Energie en
vervolgens selecteert u
Energiebeheer.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe voeding werkt.
Wanneer u de muisaanwijzer op het pictogram plaatst als de accu bijna leeg is, wordt er een bericht
weergegeven.
Werkt op accuvoeding
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken: de bij de
computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die als
accessoire is aangeschaft bij HP.
Wanneer zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op een externe
voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Wanneer de computer is uitgeschakeld en niet is
aangesloten op een externe voedingsbron, loopt de accu in de computer langzaam leeg. De computer geeft
een bericht weer wanneer de accu bijna leeg is.
De accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die op de
computer is aangesloten, en andere factoren.
OPMERKING: Wanneer u de computer loskoppelt van de externe voeding, wordt de helderheid van het
beeldscherm automatisch verminderd, zodat u de accu langer kunt gebruiken. Op bepaalde
computermodellen kunt u tussen grasche modi schakelen, zodat u de accu langer kunt gebruiken.
HP Fast Charge gebruiken (alleen bepaalde producten)
Met de functie HP Fast Charge kunt u snel de accu van uw computer opladen. De oplaadtijd kan +/- 10%
verschillen. Afhankelijk van het computermodel en de netvoedingsadapter van HP die met uw computer is
meegeleverd, werkt HP Fast Charge op een van de volgende manieren:
42 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Als de resterende acculading tussen nul en 50% ligt, wordt de accu in minder dan 30 minuten opgeladen
tot 50% van de volledige capaciteit.
Als de resterende acculading tussen nul en 90% ligt, wordt de accu in minder dan 90 minuten opgeladen
tot 90% van de volledige capaciteit.
Om HP Fast Charge te gebruiken, schakelt u uw computer uit en sluit u vervolgens de netvoedingsadapter aan
op uw computer en op een externe voeding.
Acculading weergeven
Plaats de muisaanwijzer op het pictogram Energie om het percentage resterende acculading en het huidige
energiebeheerschema weer te geven.
Informatie over de accu zoeken in HP Support Assistant (alleen bepaalde
producten)
U krijgt als volgt toegang tot de informatie over accu's:
1. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Selecteer het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer achtereenvolgens Mijn pc, het tabblad Diagnoseprogramma's en hulpprogramma's en HP
Accucontrole. Als in HP Accucontrole wordt aangegeven dat de accu moet worden vervangen, neemt u
contact op met de ondersteuning.
HP Support Assistant biedt de volgende hulpprogramma’s en informatie over de accu:
HP Accucontrole
Informatie over soorten accu's, specicaties, levensduur en capaciteit
Accuvoeding besparen
Gebruik de volgende tips om accustroom te besparen en de levensduur van de accu te maximaliseren:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Selecteer de instelling Energiebesparing in Energiebeheer.
Schakel draadloze apparaten uit wanneer u deze niet gebruikt.
Ontkoppel ongebruikte externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron, zoals
een externe vaste schijf die op een USB-poort aangesloten is.
Zet alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is en een laag of kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het
volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde producten) geeft een laag of kritiek laag niveau van de acculading aan.
– of –
Werkt op accuvoeding 43
Het pictogram Energie geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: Raadpleeg Het pictogram Energie en Energiebeheer gebruiken op pagina 42 voor meer
informatie over het pictogram Energie.
Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende:
Als de hibernationstand is uitgeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de
computer nog even in de slaapstand staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-
opgeslagen werk verloren gaat.
Als de hibernationstand is ingeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand staat, wordt de
hibernationstand geactiveerd.
Problemen met een laag accuniveau verhelpen
Lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten op de computer en op een externe voedingsbron aan:
Netvoedingsadapter
Optioneel dockingapparaat of dockingproduct
Optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
Sla uw werk op en sluit de computer af.
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de hibernationstand niet kan beëindigen
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en op een externe voedingsbron.
2. Beëindig de hibernationstand door op de aan/uit-knop te drukken.
In de fabriek verzegelde accu
Als u de status van de accu wilt bekijken of als de accu leeg is, voert u HP Accucontrole uit in de app HP
Support Assistant (alleen bepaalde producten).
1. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Selecteer het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer achtereenvolgens Mijn pc, het tabblad Diagnoseprogramma's en hulpprogramma's en HP
Accucontrole. Als in HP Accucontrole wordt aangegeven dat de accu moet worden vervangen, neemt u
contact op met de ondersteuning.
Een of meerdere accu's in dit product kunnen niet makkelijk door de gebruiker zelf worden vervangen. Het
verwijderen of vervangen van de accu kan van invloed zijn op de garantie. Als een accu leeg is, neemt u
contact op met de ondersteuning.
Werp de accu niet weg bij het huishoudelijk afval als een accu niet meer bruikbaar is. Informeer bij uw
gemeente hoe u klein chemisch afval kunt inleveren.
44 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Externe voeding gebruiken
Raadpleeg de poster Installatie-instructies die meegeleverd is in de doos van de computer voor informatie
over het aansluiten van de computer op een externe voeding.
De computer gebruikt geen accuvoeding wanneer de computer is aangesloten op een externe voeding via een
goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel dockingapparaat of dockingproduct.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter,
een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde compatibele adapter.
WAARSCHUWING! Laad de computeraccu niet op aan boord van een vliegtuig.
Sluit in de volgende gevallen de computer aan op een externe voedingsbron:
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of bijwerkt
Wanneer u het systeem-BIOS bijwerkt
Wanneer u informatie schrijft naar een schijf (alleen bepaalde producten).
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert op computers met interne vaste schijven
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Wanneer u de computer op een externe voedingsbron aansluit:
De accu wordt opgeladen.
De helderheid van het beeldscherm wordt verhoogd.
Het uiterlijk van het pictogram Energie verandert.
Wanneer u de externe voeding loskoppelt, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
Het uiterlijk van het pictogram Energie verandert.
Externe voeding gebruiken 45
7 Beveiliging
De computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het op Windows-computers
draaiende Setup-hulpprogramma (BIOS, dat op elk besturingssysteem werkt) kunnen uw persoonlijke
instellingen en gegevens tegen diverse risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseect uitgaan.
Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of
gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van vertrouwelijke
bestanden en die verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde voorzieningen beschikbaar op uw computer.
OPMERKING: Uw computer ondersteunt Computrace, een online service voor opsporing en herstel in het
kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's. Als de computer wordt gestolen, kan
Computrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker een internetverbinding maakt. U kunt
Computrace gebruiken door de software aan te schaen en een abonnement op de service te nemen. Voor
informatie over het bestellen van de Computrace-software gaat u naar http://www.hp.com.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer HP Client Security Manager-software, in combinatie met een
wachtwoord, smartcard, contactloze kaart, vastgelegde
vingerafdrukken of andere vericatiegegevens.
BIOS-opstartwachtwoord
Ongeoorloofde toegang tot Computer Setup (BIOS) BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf DriveLock-wachtwoord (alleen bepaalde producten) in Computer
Setup*
Ongeoorloofd opstarten vanaf een optionele externe optische
schijfeenheid (alleen bepaalde producten), optionele externe
harde schijf (alleen bepaalde producten) of interne
netwerkadapter.
Voorziening voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount Windows-gebruikerswachtwoord
Onbevoegde toegang tot gegevens Windows BitLocker
Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingspunt voor een beveiligingsslot (in combinatie met
een optionele beveiligingskabel alleen op bepaalde producten)
*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. U kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad, EasyPoint-
muisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup.
OPMERKING: Op tablets zonder toetsenbord kunt u het aanraakscherm gebruiken.
46 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt verscheidene
typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de toegang tot uw informatie wilt beveiligen.
Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in Computer Setup dat vooraf is geïnstalleerd op de
computer.
De wachtwoorden voor de BIOS-beheerder, inschakelen en DriveLock worden in Computer Setup
ingesteld en worden beheerd door het systeem-BIOS.
Windows-wachtwoorden worden alleen in het Windows-besturingssysteem ingesteld.
Als u zowel het DriveLock-gebruikerswachtwoord als het DriveLock-hoofdwachtwoord bent vergeten,
die in Computer Setup zijn ingesteld, is de vaste schijf die met deze wachtwoorden is beveiligd
permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een voorziening van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw Windows-
wachtwoord niet voor applicaties of websites.
Gebruik Wachtwoordbeheer van HP Client Security om uw gebruikersnamen en wachtwoorden op te
slaan voor al uw websites en toepassingen. U kunt ze later op een beveiligde manier zien als u ze niet
meer weet.
Sla wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.
De volgende tabellen bevatten veelvoorkomende Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden en een
beschrijving van hun functie.
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Het instellen van het beheerderswachtwoord voor
Windows staat niet gelijk aan het instellen van het
beheerderswachtwoord voor het BIOS.
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
* Voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of een Windows-gebruikerswachtwoord typt u
support in het zoekvak van de taakbalk en selecteert u vervolgens de app HP Support Assistant.
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord
Functie
BIOS-beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
Wachtwoorden gebruiken 47
Wachtwoord Functie
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die voorkomen
dat het BIOS-beheerderswachtwoord wordt verwijderd, kunt u het
BIOS-beheerderswachtwoord pas verwijderen zodra deze functies
worden uitgeschakeld.
Opstartwachtwoord Dit wachtwoord moet telkens worden ingevoerd wanneer u
de computer inschakelt of opnieuw opstart.
Als u het opstartwachtwoord vergeet, kunt u de computer
niet meer inschakelen of opnieuw opstarten.
DriveLock-hoofdwachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld door DriveLock
Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het
activeringsproces. Dit wachtwoord wordt ook gebruikt om
DriveLock-beveiliging te verwijderen.
DriveLock-gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld bij DriveLock
Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het
activeringsproces.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Een nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het
opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer Beveiliging, selecteer BIOS-beheerderswachtwoord aanmaken of BIOS-
beheerderswachtwoord instellen (alleen bepaalde producten) en druk op enter.
3. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
4. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u het pictogram Opslaan
en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Hoofdmenu, selecteer Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen
1. Start Computer Setup.
48 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het
opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Voer uw huidige BIOS-beheerderswachtwoord in.
3. Selecteer Beveiliging, selecteer BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen of Wachtwoord wijzigen
(alleen bepaalde producten) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ het nieuwe wachtwoord wanneer u hierom wordt gevraagd.
6. Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
7. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u het pictogram Opslaan
en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Hoofdmenu, selecteer Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het
opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Voer uw huidige BIOS-beheerderswachtwoord in.
3. Selecteer Beveiliging, selecteer BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen of Wachtwoord wijzigen
(alleen bepaalde producten) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
6. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op
enter.
7. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u het pictogram Opslaan
en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Hoofdmenu, selecteer Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 49
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven
Typ bij de prompt BIOS administrator password (BIOS-beheerderswachtwoord) uw wachtwoord (met behulp
van dezelfde soort toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen). Druk vervolgens op enter. Na
twee mislukte pogingen om het BIOS-beheerderswachtwoord op te geven moet u de computer opnieuw
opstarten en het opnieuw proberen.
DriveLock-beveiligingsopties gebruiken
Met DriveLock voorkomt u ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf. DriveLock kan alleen
worden toegepast op de interne vaste schijf of schijven van de computer. Als DriveLock-beveiliging op een
schijf wordt toegepast, moet het juiste wachtwoord worden ingevoerd om toegang tot deze schijf te krijgen.
Het station moet in de computer of een geavanceerde poortreplicator zijn geplaatst om ontgrendeld te
kunnen worden.
DriveLock-beveiligingsopties bieden de volgende functies:
Automatic DriveLock - Zie Automatic DriveLock selecteren (alleen voor bepaalde producten)
op pagina 50.
DriveLock-hoofdwachtwoord instellen - Zie Handmatige DriveLock selecteren op pagina 52.
DriveLock inschakelen - Zie DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen
op pagina 53.
Automatic DriveLock selecteren (alleen voor bepaalde producten)
Als u Automatic DriveLock wilt inschakelen, moet u eerst een BIOS-beheerderswachtwoord instellen. Als
Automatic DriveLock is ingeschakeld, worden er een willekeurig DriveLock-gebruikerswachtwoord en
DriveLock-hoofdwachtwoord gemaakt wanneer er een BIOS-beheerderswachtwoord wordt gemaakt.
Wanneer de computer is ingeschakeld, wordt de schijf automatisch ontgrendeld door het willekeurige
gebruikerswachtwoord. Als de schijf naar een andere computer wordt verplaatst, voert u het BIOS-
beheerderswachtwoord van de oorspronkelijke computer in de DriveLock-wachtwoordprompt in om de schijf
te ontgrendelen.
Automatic DriveLock inschakelen
Volg deze stappen om Automatic DriveLock in te schakelen:
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Typ in de BIOS-beheerderswachtwoordprompt het BIOS-beheerderswachtwoord en druk op enter.
3. Selecteer achtereenvolgens Beveiliging, Hulpprogramma's voor vaste schijf, DriveLock/Automatic
DriveLock en druk op enter.
50 Hoofdstuk 7 Beveiliging
4. Gebruik de toets enter, klik met de linkermuisknop of gebruik het aanraakscherm om het selectievakje
Automatic DriveLock te selecteren.
5. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u het pictogram Opslaan
en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Hoofdmenu, selecteer Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk vervolgens op enter.
Automatic DriveLock uitschakelen
Volg deze stappen om Automatic DriveLock uit te schakelen:
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Typ in de BIOS-beheerderswachtwoordprompt het BIOS-beheerderswachtwoord en druk op enter.
3. Selecteer achtereenvolgens Beveiliging, Hulpprogramma's voor vaste schijf, DriveLock/Automatic
DriveLock en druk op enter.
4. Selecteer een interne vaste schijf en druk vervolgens op enter.
5. Gebruik de toets enter, klik met de linkermuisknop of gebruik het aanraakscherm om het selectievakje
Automatic DriveLock uit te schakelen.
6. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u het pictogram Opslaan
en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Hoofdmenu, selecteer Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk vervolgens op enter.
Wachtwoorden gebruiken 51
Wachtwoord voor Automatic DriveLock opgeven
Als Automatic DriveLock is ingeschakeld en de schijf op de oorspronkelijke computer aangesloten blijft, wordt
u niet gevraagd om een DriveLock-wachtwoord in te voeren om de schijf te ontgrendelen. Als de schijf echter
naar een andere computer wordt verplaatst of de systeemkaart van de oorspronkelijke computer wordt
vervangen, wordt u gevraagd het DriveLock-wachtwoord in te voeren.
Als dit gebeurt, typt u in de prompt DriveLock-wachtwoord uw BIOS-beheerderswachtwoord van de
oorspronkelijke computer (met behulp van dezelfde soort toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in
te stellen). Druk vervolgens op enter om de schijf te ontgrendelen.
Als u drie keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw
proberen.
Handmatige DriveLock selecteren
VOORZICHTIG: Noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock zorgvuldig en
bewaar dit uit de buurt van de computer om te voorkomen dat een met DriveLock beschermde vaste schijf
permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet, is de vaste schijf permanent
vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
Als u de DriveLock-beveiliging handmatig wilt toepassen op een interne vaste schijf, moet in Computer Setup
een hoofdwachtwoord worden ingesteld en moet DriveLock in Computer Setup zijn ingeschakeld. Bij een
DriveLock-beveiliging moet u rekening houden met het volgende:
Nadat DriveLock-beveiliging is toegepast op een vaste schijf, kan deze alleen nog maar worden gebruikt
wanneer eerst het DriveLock-gebruikers- of hoofdwachtwoord wordt ingevoerd.
Het DriveLock-gebruikerswachtwoord is bedoeld voor de dagelijkse gebruiker van de beveiligde vaste
schijf. Het DriveLock-hoofdwachtwoord is bedoeld voor de systeembeheerder of de gebruiker.
Het DriveLock-gebruikerswachtwoord en -hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn.
52 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Een DriveLock-wachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-hoofdwachtwoord in te stellen:
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer Beveiliging, selecteer Hulpprogramma's voor vaste schijf, selecteer DriveLock/Automatic
DriveLock en druk vervolgens op enter.
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beveiligen en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer DriveLock-hoofdwachtwoord instellen en druk op enter.
5. Lees zorgvuldig de waarschuwing.
6. Volg de instructies op het scherm om een DriveLock-hoofdwachtwoord in te stellen.
OPMERKING: U kunt DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen voordat
u Computer Setup verlaat. Zie DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen
op pagina 53 voor meer informatie.
7. Als u Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u achtereenvolgens Hoofdmenu, Wijzigingen opslaan en
afsluiten en Ja.
DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om DriveLock in te schakelen en een DriveLock-hoofdwachtwoord in te stellen:
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer achtereenvolgens Beveiliging, Hulpprogramma's voor vaste schijf, DriveLock/Automatic
DriveLock en druk op enter.
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beveiligen en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer DriveLock inschakelen en druk vervolgens op enter.
Wachtwoorden gebruiken 53
5. Lees zorgvuldig de waarschuwing.
6. Volg de instructies op het scherm om een DriveLock-gebruikerswachtwoord in te stellen en DriveLock in
te schakelen.
7. Als u Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u achtereenvolgens Hoofdmenu, Wijzigingen opslaan en
afsluiten en Ja.
DriveLock uitschakelen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer achtereenvolgens Beveiliging, Hulpprogramma's voor vaste schijf, DriveLock/Automatic
DriveLock en druk op enter.
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beheren, en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer Disable DriveLock (DriveLock uitschakelen) en druk vervolgens op enter.
5. Volg de instructies op het scherm om DriveLock uit te schakelen.
6. Als u Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u achtereenvolgens Hoofdmenu, Wijzigingen opslaan en
afsluiten en Ja.
DriveLock-wachtwoord invoeren
Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of
externe MultiBay).
Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het DriveLock-
gebruikerswachtwoord of -hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord
hebt ingesteld). Druk daarna op enter.
Als u drie keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw
proberen.
54 Hoofdstuk 7 Beveiliging
DriveLock-wachtwoord wijzigen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord te wijzigen in Computer Setup:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop.
3. Typ bij de prompt DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord) het huidige DriveLock-
gebruikerswachtwoord of -hoofdwachtwoord dat u wilt wijzigen, druk op enter en druk of tik vervolgens
op f10 om Computer Setup te openen.
4. Selecteer achtereenvolgens Beveiliging, Hulpprogramma's voor vaste schijf, DriveLock/Automatic
DriveLock en druk op enter.
5. Selecteer de vaste schijf die u wilt beheren en druk vervolgens op enter.
6. Maak de selectie om het DriveLock-wachtwoord te wijzigen en volg de opdrachten op het scherm voor
het invoeren van wachtwoorden.
OPMERKING: De optie DriveLock-hoofdwachtwoord wijzigen is alleen zichtbaar als het DriveLock-
hoofdwachtwoord is opgegeven bij de prompt DriveLock Password in stap 3.
7. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en wilt afsluiten, selecteert u Hoofdmenu, selecteert u Wijzigingen
opslaan en afsluiten en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
Windows Hello gebruiken (alleen bepaalde producten)
Op producten die zijn voorzien van een vingerafdruklezer of een infraroodcamera kunt u zich met Windows
Hello aanmelden door met uw vinger te vegen of naar de camera te kijken.
Volg deze stappen om Windows Hello in te stellen:
1. Selecteer de knop Start, Instellingen, Accounts en vervolgens Aanmeldopties.
2. Volg onder Windows Hello de instructies op het scherm voor het toevoegen van zowel een wachtwoord
als een numerieke pincode en registreer vervolgens uw vingerafdruk of gezichts-id.
OPMERKING: De pincode is niet beperkt in lengte, maar mag alleen uit cijfers bestaan. Alfabetische of
speciale tekens zijn niet toegestaan.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
mogelijk blootgesteld aan computervirussen. Virussen kunnen het besturingssysteem, programma's en
hulpprogramma's buiten werking stellen of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen
kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht, worden hersteld. Het is noodzakelijk om
antivirussoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas ontdekte virussen.
Windows Defender is vooraf geïnstalleerd op de computer. Wij raden u aan om een antivirusprogramma te
blijven gebruiken om uw computer volledig te beveiligen.
Open HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen.
Windows Hello gebruiken (alleen bepaalde producten) 55
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een rewall kan
een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan een oplossing zijn die
zowel uit hardware als software bestaat.
Er zijn twee typen rewalls waaruit u kunt kiezen:
Hostgebaseerde rewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is geïnstalleerd;
Netwerkgebaseerde rewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een rewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het systeem
worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker gedenieerde
beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Mogelijk is er al een rewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het geval is, zijn
er softwareoplossingen voor rewalls beschikbaar.
OPMERKING: In bepaalde situaties kan een rewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren, het delen
van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-mailberichten blokkeren.
U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de rewall uit te schakelen, de gewenste taak uit te voeren en de
rewall weer in te schakelen. Congureer de rewall opnieuw als u het probleem blijvend wilt oplossen.
Software-updates installeren
Werk de software van HP, Windows en externe software regelmatig bij om eventuele problemen met de
beveiliging op te lossen en de prestaties van de software te verbeteren.
BELANGRIJK: Microsoft stuurt meldingen over Windows-updates. Deze updates kunnen ook
beveiligingsupdates bevatten. Installeer alle updates van Microsoft zodra u een melding ontvangt. Zo
beschermt u de computer tegen beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt deze updates automatisch installeren.
Ga als volgt te werk om de instellingen te bekijken of te wijzigen:
1. Selecteer de knop Start, selecteer Instellingen en selecteer vervolgens Bijwerken en beveiliging.
2. Selecteer Windows Update en volg de instructies op het scherm.
3. Als u een tijdstip wilt opgeven voor het installeren van updates, selecteert u Geavanceerde opties en
volgt u de instructies op het scherm.
HP Client Security gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP Client Security-software is vooraf geïnstalleerd op uw computer. Deze software kan worden geopend met
behulp van het pictogram van HP Client Security aan de rechterkant van de taakbalk of via het
conguratiescherm van Windows. De software is voorzien van beveiligingsvoorzieningen die u beschermen
tegen ongeoorloofde toegang tot de computer, het netwerk en belangrijke gegevens. Zie de Help van de HP
Client Security-software voor meer informatie.
HP Managed Services gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP Managed Services is een IT-cloudoplossing waarmee bedrijven hun activa op eectieve wijze kunnen
beheren en beveiligen. Met HP Managed Services bent u beveiligd tegen schadelijke software en andere
56 Hoofdstuk 7 Beveiliging
aanvallen, wordt de status van het apparaat gecontroleerd en bent u minder tijd kwijt aan het oplossen van
problemen met het apparaat en beveiligingsproblemen. U kunt de software snel downloaden en installeren.
Dit is veel voordeliger dan wanneer u intern op zoek gaat naar een oplossing. Raadpleeg
https://www.hptouchpointmanager.com/ voor meer informatie.
Een optionele beveiligingskabel gebruiken (alleen bepaalde
producten)
Er is een beveiligingskabel (afzonderlijk aan te schaen) ontworpen waarvan op de eerste plaats een
ontmoedigingseect moet uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd
wordt gebruikt of wordt gestolen. Om een beveiligingskabel aan te sluiten op uw computer volgt u de
instructies van de fabrikant van het apparaat.
Een vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten)
Sommige producten zijn voorzien van een geïntegreerde vingerafdruklezer. Als u de vingerafdruklezer wilt
gebruiken, moet u uw vingerafdrukken registreren in de Credential Manager van HP Client Security.
Raadpleeg de Help van de HP Client Security-software.
Zodra u uw vingerafdrukken in Credential Manager hebt geregistreerd, kunt u de wachtwoordbeheerder voor
HP Client Security gebruiken om uw gebruikersnamen en wachtwoorden in ondersteunde websites en
toepassingen op te slaan en in te vullen.
Vingerafdruklezer zoeken
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich op een van de volgende locaties op uw computer
bevindt:
Aan de onderzijde van het touchpad
Rechts van het toetsenbord
Aan de rechterbovenzijde van het beeldscherm
Links van het beeldscherm
Op de achterkant van het scherm
Al naargelang uw product kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst.
Een optionele beveiligingskabel gebruiken (alleen bepaalde producten) 57
8 Onderhoud
Voer regelmatig onderhoud uit aan uw computer zodat deze optimaal blijft functioneren. In dit hoofdstuk
wordt uitgelegd hoe u hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming gebruikt. Dit
hoofdstuk bevat ook instructies voor het bijwerken van programma's en stuurprogramma's, het opschonen
van de computer en tips voor het reizen met (of verzenden van) de computer.
Prestaties verbeteren
Door de computer regelmatig te onderhouden met hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en
Schijfopruiming kunt u de prestaties van uw computer aanzienlijk verbeteren.
Schijfdefragmentatie gebruiken
HP adviseert om uw vaste schijf ten minste één keer per maand te defragmenteren met Schijfdefragmentatie.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's (solid-state drives).
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Typ defragmenteren in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens De stations
defragmenteren en optimaliseren
.
3. Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg voor meer informatie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie.
Schijfopruiming gebruiken
Gebruik Schijfopruiming om op de vaste schijf naar overbodige bestanden te zoeken die u veilig kunt
verwijderen. Maak schijfruimte vrij zodat de computer eiciënter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Typ schijf in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Schijfopruiming.
2. Volg de instructies op het scherm.
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen te houden
wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten en terwijl de computer op accuvoeding werkt.
Kort hierna wordt de normale werking van de vaste schijf hersteld door HP 3D DriveGuard.
OPMERKING: Alleen interne vaste schijven worden beschermd door HP 3D DriveGuard. Een vaste schijf die is
geplaatst in een optioneel dockingapparaat of is aangesloten op een USB-poort, wordt niet beschermd door
HP 3D DriveGuard.
58 Hoofdstuk 8 Onderhoud
OPMERKING: Omdat solid-state drives (SSD's) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D DriveGuard
niet nodig voor deze schijfeenheden.
Zie de helpfunctie van de software HP 3D DriveGuard voor meer informatie.
De status van HP 3D DriveGuard herkennen
Het vasteschijampje op de computer verandert van kleur, ten teken dat een schijf in de ruimte van de
primaire vaste schijf en/of een schijf in de ruimte van de secundaire vaste schijf (alleen bepaalde producten) is
geparkeerd. Als u wilt nagaan of een schijf momenteel wordt beschermd of is geparkeerd, bekijkt u het
pictogram op het Windows-bureaublad in het systeemvak helemaal rechts op de taakbalk.
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren
HP raadt u aan regelmatig uw programma's en stuurprogramma's bij te werken. Met updates worden
problemen opgelost en worden nieuwe functies en opties op de computer geïnstalleerd. Het is bijvoorbeeld
mogelijk dat oude grasche onderdelen niet meer correct werken met de nieuwste spelsoftware. Zonder het
nieuwste stuurprogramma zou u niet optimaal gebruik kunnen maken van uw apparatuur.
Ga naar http://www.hp.com/support om de meest recente versie van programma's en stuurprogramma's van
HP te downloaden. U kunt zich ook registreren als u automatisch berichten wilt ontvangen wanneer er nieuwe
updates beschikbaar zijn.
Volg deze instructies om uw programma's en stuurprogramma's bij te werken:
1. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Klik op het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer Mijn pc, selecteer het tabblad Updates en selecteer vervolgens Controleren op updates en
berichten.
3. Volg de instructies op het scherm.
Computer schoonmaken
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen van uw computer:
Dimethyl benzyl ammoniumchloride met een concentratie van maximaal 0,3 procent (bijvoorbeeld
wegwerpdoekjes van verschillende merken)
Glasreinigingsmiddel zonder alcohol
Oplossing van water en milde zeep
Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
Antistatische veegdoekjes
VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen die permanente schade aan uw computer kunnen
veroorzaken. Gebruik een bepaald schoonmaakmiddel pas als u zeker weet dat het geen alcohol, aceton,
ammoniumchloride, methyleenchloride of koolwaterstoen bevat.
Materiaal met vezels, zoals papieren doekjes, kan krassen achterlaten op de computer. In de loop der tijd
kunnen in deze krassen vuildeeltjes en reinigingsmiddelen achterblijven.
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren 59
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw computer.
WAARSCHUWING! Voorkom elektrische schokken of schade aan onderdelen en maak de computer niet
schoon terwijl deze is ingeschakeld.
1. Schakel de computer uit.
2. Koppel de netvoeding los.
3. Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, mag u geen schoonmaakmiddelen of
vloeistoen direct op het oppervlak van de computer spuiten. Als er vloeistoen op het oppervlak terecht
komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Het beeldscherm reinigen
Maak het beeldscherm schoon met een zachte, pluisvrije doek bevochtigd met een alcoholvrij
glasreinigingsmiddel. Zorg ervoor dat het beeldscherm droog is voordat u de computer sluit.
De zijkanten en het deksel reinigen
Gebruik voor het reinigen van de zijkanten en het deksel een zachte microvezeldoek of een zeem die
bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen. U kunt ook een hiervoor geschikt
wegwerpdoekje gebruiken.
OPMERKING: Wanneer u het deksel van de computer reinigt, maakt u ronddraaiende bewegingen om het
vuil te verwijderen.
Het touchpad, het toetsenbord of de muis reinigen (alleen bepaalde producten)
WAARSCHUWING! Voorkom elektrische schokken of schade aan interne onderdelen en gebruik geen
stofzuiger om het toetsenbord te reinigen. Een stofzuiger kan stofdeeltjes achterlaten op het oppervlak van
het toetsenbord.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat er geen
vloeistof tussen de toetsen komt.
Gebruik voor het reinigen van het touchpad, het toetsenbord of de muis een zachte microvezel-doek of
een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen. U kunt ook een
hiervoor geschikt wegwerpdoekje gebruiken.
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te verwijderen,
gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
Reizen met of verzenden van de computer
Als u de computer wilt meenemen op reis of als u de computer wilt verzenden, neemt u de volgende tips in
acht om de apparatuur te beschermen.
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals geheugenkaarten.
60 Hoofdstuk 8 Onderhoud
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met uw
overige bagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven.
In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar mededelingen tijdens de vlucht
waarin wordt aangegeven wanneer u de computer mag gebruiken. Elke maatschappij heeft eigen regels
voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op de
verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Het gebruik van draadloze apparaten is mogelijk in sommige omgevingen niet toegestaan. Dit kan het
geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke
locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is ten aanzien van het gebruik van een bepaald apparaat,
kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u de computer inschakelt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio's die u gaat bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt gebruiken.
De netspanning, frequentie en stekkers kunnen per land of regio verschillen.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere apparaten zijn
bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Reizen met of verzenden van de computer 61
9 Back-ups maken, herstellen en terugzetten
Dit hoofdstuk bevat informatie over de volgende processen. Voor de meeste producten zijn dit
standaardprocedures.
Herstelmedia en back-ups maken
Het systeem herstellen
Raadpleeg de app HP Support Assistant voor meer informatie.
Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Selecteer het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
BELANGRIJK: Als u herstelprocedures uitvoert op een tablet, moet de accu van de tablet ten minste 70%
zijn opgeladen voordat u het herstelproces start.
BELANGRIJK: Sluit op een tablet met een afneembaar toetsenbord de tablet aan op de keyboard-base
voordat u begint met het uitvoeren van een herstelproces.
Herstelmedia en back-ups maken
De volgende methoden voor het maken van herstelmedia en back-ups zijn alleen op bepaalde producten
beschikbaar. Kies de beschikbare methode, afhankelijk van uw computermodel.
Gebruik HP Recovery Manager om HP Herstelmedia te maken nadat u de computer hebt gecongureerd.
Met deze stap wordt een back-up gemaakt van de HP Herstelpartitie op de computer. De back-up kan
gebruikt worden om het oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw te installeren wanneer de vaste
schijf beschadigd of vervangen is. Zie HP Herstelmedia gebruiken (alleen bepaalde modellen)
op pagina 62 voor informatie over het maken van herstelmedia. Zie Hulpprogramma's van Windows
gebruiken op pagina 63 voor informatie over de herstelopties die beschikbaar zijn met de
herstelmedia.
Gebruik de hulpprogramma's van Windows voor het maken van systeemherstelpunten en back-ups van
persoonlijke gegevens. Zie Hulpprogramma's van Windows gebruiken op pagina 63.
OPMERKING: Als de opslag 32 GB of minder is, is Microsoft Systeemherstel standaard uitgeschakeld.
Bij bepaalde producten gebruikt u de downloadtool van HP Cloud Recovery om een opstartbaar USB-
ashstation voor uw HP Herstelmedia te maken. Zie De downloadtool van HP Cloud Recovery gebruiken
(alleen bepaalde producten) op pagina 64 voor meer informatie.
HP Herstelmedia gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Controleer indien mogelijk of de herstelpartitie en de Windows-partitie aanwezig zijn. Klik met de
rechtermuisknop op de knop Start, selecteer Verkenner en selecteer vervolgens Deze computer.
Als uw computer geen terugzetpartitie en Windows-partitie bevat, neemt u contact op met de
ondersteuning van HP om terugzetmedia aan te vragen. U kunt ook contactgegevens vinden op de
62 Hoofdstuk 9 Back-ups maken, herstellen en terugzetten
website van HP. Ga naar http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies
op het scherm.
Als uw computer geen herstelpartitie en Windows-partitie bevat, gebruikt u HP Recovery Manager om
herstelmedia te maken nadat u de computer hebt gecongureerd. Met HP Herstelmedia kunt u een
systeemherstelprocedure uitvoeren als de vaste schijf beschadigd raakt. Wanneer u systeemherstel
uitvoert, worden het oorspronkelijke besturingssysteem en de programma's die standaard zijn
geïnstalleerd opnieuw geïnstalleerd en worden de instellingen voor de programma's gecongureerd. HP
Herstelmedia kunnen ook gebruikt worden om het systeem aan te passen of voor het herstellen van de
fabrieksimage wanneer u een vaste schijf vervangt.
U kunt slechts één set herstelmedia maken. Wees voorzichtig met deze herstelmiddelen en bewaar
ze op een veilige plaats.
HP Recovery Manager onderzoekt de computer en bepaalt de benodigde opslagcapaciteit voor de
vereiste media.
Om herstelschijven te maken, moet uw computer beschikken over een vaste schijf met de
mogelijkheid dvd's te schrijven, en dient u uitsluitend lege dvd-r-, dvd+r-, dvd-r dl- of dvd+r dl-
schijven te gebruiken. Gebruik geen lees/schrijf-schijven, zoals cd±rw, dvd±rw, dubbellaags dvd±rw
en bd-re (herschrijfbare Blu-ray-schijven). Deze schijven zijn namelijk niet compatibel met de
software van HP Recovery Manager. U kunt ook een leeg USB-ashstation van hoge kwaliteit
gebruiken.
Als uw computer geen geïntegreerde optischeschijfeenheid heeft die dvd's kan schrijven, maar u
toch dvd-herstelmedia wilt maken, kunt u een optionele externe optischeschijfeenheid
(afzonderlijk aan te schaen) gebruiken om herstelschijven te maken. Als u een externe
optischeschijfeenheid gebruikt, moet deze direct worden aangesloten op een USB-poort op de
computer. De schijf kan niet verbonden worden met een USB-poort op een extern apparaat, zoals
een USB-hub. Als u zelf geen dvd-media kunt aanmaken, kunt u herstelschijven voor uw computer
bij HP verkrijgen. U kunt ook contactgegevens vinden op de website van HP. Ga naar
http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies op het scherm.
Zorg ervoor dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u de herstelmedia
maakt.
Dit proces kan een uur of langer duren. Onderbreek het proces niet.
U kunt het programma eventueel afsluiten voordat u klaar bent met het maken van herstel-dvd's.
Het branden van de huidige dvd wordt dan voltooid door HP Recovery Manager. De volgende keer
dat u HP Recovery Manager start, wordt u gevraagd om door te gaan met het proces.
HP Herstelmedia maken met HP Recovery Manager:
BELANGRIJK: Sluit een tablet met een afneembaar toetsenbord aan op de keyboard-base voordat u deze
stappen uitvoert.
1. Typ recovery in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens HP Recovery Manager.
2. Selecteer Herstelmedia maken en volg de instructies op het scherm.
Als u het systeem ooit moet herstellen, raadpleegt u Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 64.
Hulpprogramma's van Windows gebruiken
Met hulpprogramma's van Windows kunt u terugzetmedia, systeemherstelpunten en back-ups maken van
persoonlijke gegevens.
OPMERKING: Als de opslag 32 GB of minder is, is Microsoft Systeemherstel standaard uitgeschakeld.
Herstelmedia en back-ups maken 63
Zie de app Hulp zoeken voor meer informatie en stappen.
Selecteer de knop Start en selecteer vervolgens de app Hulp zoeken.
OPMERKING: U moet voor toegang tot de app Hulp zoeken verbonden zijn met internet.
De downloadtool van HP Cloud Recovery gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP Herstelmedia maken met de downloadtool van HP Cloud Recovery:
1. Ga naar http://www.hp.com/support.
2. Selecteer Software en drivers en volg de instructies op het scherm.
Herstellen
Er zijn verschillende opties om uw systeem te herstellen. Kies de methode die het best past bij uw situatie en
expertiseniveau:
BELANGRIJK: Sommige methoden zijn niet op alle producten beschikbaar.
Windows biedt verschillende opties voor het herstellen vanaf een back-up, het vernieuwen van de
computer en het terugzetten van de computer naar de oorspronkelijke staat. Voor meer informatie
raadpleegt u de app Hulp zoeken.
Selecteer de knop Start en selecteer vervolgens de app Hulp zoeken.
OPMERKING: U moet voor toegang tot de app Hulp zoeken verbonden zijn met internet.
Als u een probleem met een vooraf geïnstalleerd(e) applicatie of stuurprogramma wilt oplossen,
gebruikt u de optie Installeer stuurprogrammas en/of toepassingen opnieuw in HP Recovery Manager
(alleen op bepaalde producten) om de specieke applicatie of het stuurprogramma opnieuw te
installeren.
Typ recovery in het zoekvak van de taakbalk, selecteer HP Recovery Manager, selecteer
Installeer stuurprogramma’s en/of toepassingen opnieuw en volg de instructies op het scherm.
Als u de Windows-partitie wilt herstellen naar de oorspronkelijke fabrieksinhoud, kunt u kiezen voor de
optie Systeemherstel op de HP Herstelpartitie (alleen op bepaalde producten) of gebruikt u de HP
Herstelmedia. Zie Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 64 voor meer informatie. Zie HP
Herstelmedia gebruiken (alleen bepaalde modellen) op pagina 62 als u nog geen herstelmedia hebt
gemaakt.
Als u op bepaalde producten de oorspronkelijke fabriekspartitie en -inhoud van de computer wilt
herstellen, of als u de vaste schijf hebt vervangen, gebruikt u de optie Fabrieksinstellingen herstellen
van HP Herstelmedia. Zie Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 64 voor meer informatie.
Als u op bepaalde producten de herstelpartitie wilt verwijderen om ruimte op de vaste schijf terug te
winnen, biedt HP Recovery Manager de optie Herstelpartitie verwijderen.
Zie De HP Herstelpartitie verwijderen (alleen bepaalde producten) op pagina 67 voor meer informatie.
Herstellen met HP Recovery Manager
Met de software van HP Recovery Manager kunt u de computer herstellen naar de oorspronkelijke staat door
gebruik te maken van de eerder gemaakte of bij HP aangevraagde HP Herstelmedia of de HP Herstelpartitie
(alleen op bepaalde producten). Zie HP Herstelmedia gebruiken (alleen bepaalde modellen) op pagina 62 als u
nog geen herstelmedia hebt gemaakt.
64 Hoofdstuk 9 Back-ups maken, herstellen en terugzetten
Wat u moet weten voordat u begint
Met HP Recovery Manager wordt alleen software hersteld die standaard is geïnstalleerd. Voor software
die niet bij deze computer is meegeleverd, moet de software worden gedownload van de website van de
fabrikant of moet de software opnieuw worden geïnstalleerd vanaf het installatiemedium dat door de
fabrikant is geleverd.
BELANGRIJK: Gebruik HP Recovery Manager alleen als laatste redmiddel voor het oplossen van
problemen met uw computer.
Gebruik HP Herstelmedia als de vaste schijf van de computer vastloopt. Zie HP Herstelmedia gebruiken
(alleen bepaalde modellen) op pagina 62 als u nog geen herstelmedia hebt gemaakt.
Voor de optie Fabrieksinstellingen herstellen (alleen op bepaalde producten) moet u HP Herstelmedia
gebruiken. Zie HP Herstelmedia gebruiken (alleen bepaalde modellen) op pagina 62 als u nog geen
herstelmedia hebt gemaakt.
Als u met de computer geen HP herstelmedia kunt maken of als de HP herstelmedia niet werkt, kunt u
herstelmedia voor de computer aanvragen bij Support. U kunt ook contactgegevens vinden op de
website van HP. Ga naar http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies
op het scherm.
BELANGRIJK: Met HP Recovery Manager worden niet automatisch back-ups van uw persoonlijke gegevens
gemaakt. Maak een back-up van alle persoonlijke gegevens die u wilt behouden voordat u deze software
gebruikt.
Met de HP Herstelmedia kunt u uit de volgende herstelopties kiezen:
OPMERKING: Wanneer u het herstelproces start, ziet u alleen de opties die beschikbaar zijn voor de
computer.
Systeemherstel: hiermee wordt het oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw geïnstalleerd en
worden de instellingen van de standaard geïnstalleerde programma's gecongureerd.
Fabrieksinstellingen herstellen: hiermee wordt de computer hersteld naar de oorspronkelijke
fabrieksinstellingen doordat alle gegevens van de vaste schijf worden verwijderd en de vaste schijf
opnieuw wordt gepartitioneerd. Vervolgens worden het besturingssysteem en de standaard
geïnstalleerde software opnieuw geïnstalleerd.
Met de HP Herstelpartitie (alleen bepaalde producten) kunt u alleen een systeemherstelbewerking uitvoeren.
De HP Herstelpartitie gebruiken (alleen bepaalde producten)
Met de HP Herstelpartitie (alleen bepaalde producten) kunt u het systeem herstellen zonder dat u
herstelschijven of een USB-ashstation nodig hebt. Dit type herstel kan alleen worden gebruikt als de vaste
schijf nog werkt.
Ga als volgt te werk om HP Recovery Manager te starten vanaf de HP Herstelpartitie:
BELANGRIJK: Sluit een tablet met een afneembaar toetsenbord aan op de keyboard-base voordat u deze
stappen uitvoert (alleen bepaalde producten).
1. Typ recovery in het zoekvak van de taakbalk, selecteer Herstelbeheer en selecteer vervolgens
Windows-herstelomgeving.
– of –
Druk op een computer of tablet met een aangesloten toetsenbord op f11 terwijl de computer wordt
opgestart, of druk op f11 en houd deze knop ingedrukt terwijl u op de aan/uit-knop drukt.
Herstellen 65
Voor tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid harder en houd deze knop
ingedrukt. Selecteer vervolgens f11.
– of –
Zet de tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid zachter en houd deze knop
ingedrukt. Selecteer vervolgens f11.
2. Selecteer Probleemoplossing in het menu opstartopties.
3. Selecteer HP Recovery Manager en volg de instructies op het scherm.
HP Herstelmedia gebruiken om te herstellen
U kunt HP Herstelmedia gebruiken om het originele systeem te herstellen. Deze methode kan gebruikt
worden als uw systeem geen HP Herstelpartitie heeft of als de vaste schijf niet goed werkt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de HP Herstelmedia en start de computer opnieuw op.
OPMERKING: Als de computer niet automatisch opnieuw opstart in HP Recovery Manager, wijzigt u de
opstartvolgorde van de computer. Zie De opstartvolgorde van de computer wijzigen op pagina 66.
3. Volg de instructies op het scherm.
De opstartvolgorde van de computer wijzigen
Als de computer niet opnieuw opstart in HP Recovery Manager, wijzigt u de opstartvolgorde van de computer.
Dit is de volgorde van de apparaten in het BIOS, waar de computer naar opstartinformatie zoekt. U kunt de
selectie wijzigen naar een optischeschijfeenheid of een USB-ashdrive.
Voor het wijzigen van de opstartvolgorde:
BELANGRIJK: Sluit een tablet met een afneembaar toetsenbord aan op de keyboard-base voordat u deze
stappen uitvoert.
1. Plaats de HP Herstelmedia.
2. Open het opstartmenu van het systeem.
Voor computers of tablets met een aangesloten toetsenbord:
Zet de computer of tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op esc en druk op f9 om de
opstartopties weer te geven.
Voor tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid harder en houd deze knop
ingedrukt. Selecteer vervolgens f9.
– of –
Zet de tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid zachter en houd deze knop
ingedrukt. Selecteer vervolgens f9.
3. Selecteer de optischeschijfeenheid of de USB-ashdrive vanaf waar u wilt opstarten.
4. Volg de instructies op het scherm.
66 Hoofdstuk 9 Back-ups maken, herstellen en terugzetten
De HP Herstelpartitie verwijderen (alleen bepaalde producten)
Met de software van HP Recovery Manager kunt u de HP Herstelpartitie verwijderen om schijfruimte vrij te
maken.
BELANGRIJK: Nadat u de HP Herstelpartitie hebt verwijderd, kunt u geen systeemherstel uitvoeren of HP
Herstelmedia maken vanaf de HP Herstelpartitie. Maak daarom HP Herstelmedia voordat u de herstelpartitie
verwijdert. Zie HP Herstelmedia gebruiken (alleen bepaalde modellen) op pagina 62.
OPMERKING: De optie Herstelpartitie verwijderen is alleen beschikbaar op producten die deze functie
ondersteunen.
Ga als volgt te werk om de HP Herstelpartitie te verwijderen:
1. Typ recovery in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens HP Recovery Manager.
2. Selecteer Herstelpartitie verwijderen en volg de instructies op het scherm.
Herstellen 67
10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure
Start
Computer Setup gebruiken
Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, beeldscherm, toetsenbord, muis en
printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde
van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen en uitgebreid geheugen.
OPMERKING: Wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Computer Setup. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Computer Setup starten
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt weergegeven op
F10 om Computer Setup te openen.
Een USB-toetsenbord of -muis gebruiken om Computer Setup (BIOS) te starten
U kunt Computer Setup starten met behulp van een toetsenbord of muis aangesloten op een USB-poort, maar
u moet eerst FastBoot uitschakelen.
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt weergegeven op
F9 om het menu Boot Device Options (Opties opstartapparaat) te openen.
2. Schakel het selectievakje voor Fast Boot uit.
3. Als u de wijzigingen wilt opslaan en wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) in de
rechterbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk
vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Navigeren en selecteren in Computer Setup
Als u een menu of menu-item wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen en drukt u
vervolgens op enter. U kunt ook gebruikmaken van een aanwijsapparaat om het item te selecteren.
Selecteer de pijl-omhoog of de pijl-omlaag in de rechterbovenhoek van het scherm om omhoog of
omlaag te schuiven of gebruik de toets pijl-omhoog of pijl-omlaag op het toetsenbord.
Druk op esc om alle open dialoogvensters te sluiten en terug te keren naar het hoofdscherm van
Computer Setup. Volg daarna de instructies op het scherm.
68 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
Gebruik een van de volgende methoden om de menu's van Computer Setup af te sluiten:
U sluit de menu's van Computer Setup als volgt af zonder de wijzigingen op te slaan:
Selecteer het pictogram Exit (Afsluiten) rechtsonder in het scherm en volg de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
Ga als volgt te werk om de wijzigingen op te slaan en de menu's van Computer Setup af te sluiten:
Selecteer het pictogram Save (Opslaan) rechtsonder in het scherm en volg de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup
OPMERKING: Door het herstellen van de fabrieksinstellingen wordt de vasteschijfmodus niet gewijzigd.
Als u alle instellingen in Computer Setup wilt terugzetten naar de fabriekswaarden, gaat u als volgt te werk:
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 68.
2. Selecteer Main (Hoofdmenu) en selecteer vervolgens Apply Factory Defaults and Exit
(Fabrieksinstellingen toepassen en afsluiten).
OPMERKING: Op bepaalde producten geven de selecties mogelijk Restore Defaults
(Standaardinstellingen herstellen) weer in plaats van Apply Factory Defaults and Exit
(Fabrieksinstellingen toepassen en afsluiten).
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Als u de wijzigingen wilt opslaan en wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) in de
rechterbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
OPMERKING: Uw wachtwoordinstellingen en beveiligingsinstellingen blijven ongewijzigd wanneer u de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstelt.
BIOS-update uitvoeren
Bijgewerkte versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die SoftPaq's
worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat informatie
over de installatie en het oplossen van problemen.
Computer Setup gebruiken 69
BIOS-versie vaststellen
Om te bepalen of u Computer Setup (BIOS) moet bijwerken, controleert u eerst welke BIOS-versie op uw
computer is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunt u weergeven door op fn
+esc te drukken (als Windows al is gestart) of door Computer Setup te gebruiken.
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 68.
2. Selecteer Main (Hoofdmenu) en selecteer vervolgens System Information (Systeeminformatie).
3. Als u Computer Setup wilt afsluiten zonder de wijzigingen op te slaan, klikt u op het pictogram Exit
(Afsluiten) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
Zie BIOS-update downloaden op pagina 70 om te controleren of er een nieuwere BIOS-versie beschikbaar is.
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen wanneer de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een optioneel
dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens het downloaden en
installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
te halen.
Zet de computer niet uit en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Typ support in het zoekvak op de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Selecteer het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer Updates en selecteer vervolgens Check for updates and messages (Controleren op updates
en berichten).
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd en vergelijk ze. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update
kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze naar de
vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de harde schijf waarnaar de BIOS-update wordt gedownload. U
hebt dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.
OPMERKING: Als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de netwerkbeheerder
voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van het systeem-BIOS.
70 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op het scherm
verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u als volgt te werk:
1. Typ verkenner in het zoekvak op de taakbalk en selecteer vervolgens File Explorer
(Bestandsverkenner).
2. Selecteer de aanduiding voor de harde schijf. De aanduiding voor de harde schijf is doorgaans Lokale
schijf (C:).
3. Volg het pad dat u eerder hebt genoteerd en open de map waarin de update is opgeslagen.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het gedownloade
bestand van de vaste schijf verwijderen.
De opstartvolgorde wijzigen met de F9-prompt
Als u dynamisch een opstartapparaat wilt kiezen voor de huidige opstartvolgorde, gaat u als volgt te werk:
1. Open het menu Boot Device Options (Opties opstartapparaat):
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F9 om het menu Boot Device Options (Opties opstartapparaat) te openen.
2. Selecteer een opstartapparaat, druk op enter en volg de instructies op het scherm.
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten)
BELANGRIJK: Voordat u de TMP-functionaliteit (Trusted Platform Module) op dit systeem inschakelt, moet u
ervoor zorgen dat uw beoogde gebruik van TPM aan de relevante lokale wetgeving, de regelgeving en het
beleid voldoet en moeten er goedkeuringen of licenties worden verkregen, indien van toepassing. U bent
volledig en uitsluitend aansprakelijk voor eventuele problemen met de naleving die het gevolg zijn van de
werking en het gebruik van TPM die in strijd zijn met de hierboven genoemde vereisten. HP is niet
verantwoordelijk voor eventuele gerelateerde verplichtingen.
TPM voorziet in extra beveiliging voor uw computer. U kunt de TPM-instellingen wijzigen in Computer Setup
(BIOS).
OPMERKING: Als u de TPM-instelling wijzigt in Verborgen, is TPM niet zichtbaar in het besturingssysteem.
TPM-instellingen openen in Computer Setup:
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 68.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer TPM Embedded Security (Ingesloten TPM-beveiliging) en volg
de instructies op het scherm.
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde producten)
Bepaalde computermodellen zijn gecongureerd met HP Sure Start, een technologie die het BIOS van de
computer controleert op aanvallen of beschadigingen. Als het BIOS beschadigd raakt of wordt aangevallen,
herstelt HP Sure Start automatisch het BIOS in de vorige veilige staat, zonder tussenkomst van de gebruiker.
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten) 71
HP Sure Start is gecongureerd en al ingeschakeld zodat de meeste gebruikers de standaardconguratie van
HP Sure Start kunnen gebruiken. De standaardconguratie kan worden aangepast door ervaren gebruikers.
Voor de meest recente documentatie over HP Sure Start gaat u naar http://www.hp.com/support. Selecteer
Zoek uw product en volg de instructies op het scherm.
72 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
11 Het gebruik van HP PC Hardware
Diagnostics (UEFI)
HP PC Hardware Diagnostics is een Unied Extensible Firmware Interface (UEFI) waarmee u diagnostische
tests kunt uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het hulpprogramma wordt buiten
het besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen isoleren van problemen die worden
veroorzaakt door het besturingssysteem of andere softwarecomponenten.
Als HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) een fout detecteert waarvoor hardware vervangen moet worden,
wordt er een 24-cijferige fout-id-code gegenereerd. Deze id-code kan vervolgens aan ondersteuning worden
gegeven om te kunnen bepalen hoe het probleem verholpen moet worden.
OPMERKING: Als u diagnostiek wilt openen op een convertible computer, moet u de computer in de
notebookmodus zetten en moet u het toetsenbord gebruiken dat aangesloten is.
Ga als volgt te werk om HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) te starten:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk snel op esc.
2. Druk op f2.
Het BIOS zoekt op drie plaatsen en in de onderstaande volgorde naar diagnoseprogramma's:
a. Aangesloten USB-station
OPMERKING: Zie HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden
op pagina 74 om het hulpprogramma van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-
station te downloaden.
b. Vaste schijf
c. BIOS
3. Wanneer het diagnoseprogramma wordt geopend, selecteert u het soort diagnosetest dat u wilt
uitvoeren en volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, drukt u op esc.
73
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat
downloaden
OPMERKING: Instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn alleen
beschikbaar in het Engels en u moet een Windows-computer gebruiken voor het downloaden en maken van
de HP UEFI-ondersteuningsomgeving omdat alleen .exe-bestanden worden aangeboden.
Er zijn twee opties voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics naar een USB-apparaat.
Download de nieuwste UEFI-versie
1. Ga naar http://www.hp.com/go/techcenter/pcdiags. De startpagina van HP PC Diagnostics wordt
weergegeven.
2. Selecteer de koppeling Downloaden in het gedeelte HP PC Hardware Diagnostics en selecteer
vervolgens Uitvoeren.
Download een bepaalde versie van UEFI voor een speciek product
1. Ga naar http://www.hp.com/support.
2. Selecteer Software en drivers.
3. Voer de productnaam of het nummer in.
4. Selecteer uw computermodel en het besturingssysteem.
5. Volg in het gedeelte Diagnosehulpmiddelen de instructies op het scherm om de gewenste UEFI-versie
te selecteren en te downloaden.
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
gebruiken (alleen bepaalde producten)
De computer ondersteunt externe HP PC Hardware Diagnostics (UEFI). Dit is een rmware (BIOS)-functie
waarmee u HP PC Hardware Diagnostics UEFI op uw computer kunt downloaden.
Deze voert diagnoses op uw computer uit en kan vervolgens de resultaten naar een vooraf gecongureerde
server uploaden.
Door de instelling van externe HP PC Hardware Diagnostics in Computer Setup (BIOS) te gebruiken, kunt u de
volgende aanpassingen uitvoeren:
Een schema instellen voor het uitvoeren van diagnoses op de achtergrond. U kunt diagnoses ook direct
in interactieve modus starten door Remote HP PC Hardware Diagnostics uitvoeren te selecteren.
De locatie instellen voor het downloaden van de diagnosehulpmiddelen. Deze functie biedt toegang tot
de hulpprogramma's van de website van HP of vanaf een server die voor gebruik vooraf is
gecongureerd. De computer heeft de traditioneel lokale opslag (zoals een vaste schijf of USB-
ashstation) niet nodig om externe diagnoses uit te voeren.
Een locatie instellen voor het opslaan van de testresultaten. U kunt ook de instellingen voor de
gebruikersnaam en het wachtwoord instellen die bij uploads worden gebruikt.
Statusinformatie weergeven over eerder uitgevoerde diagnoses.
74 Hoofdstuk 11 Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
Instellingen aanpassen voor externe HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt weergegeven op
F10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer Geavanceerd en selecteer vervolgens Instellingen.
3. Maak uw aanpassingsselecties.
4. Selecteer Hoofd en vervolgens Wijzigingen opslaan en afsluiten om de instellingen op te slaan.
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Om toegang te krijgen tot de documentatie over het gebruik van Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
om een server voor externe diagnoses te congureren of de uit te voeren diagnostische tests aan te passen,
gaat u naar http://www.hp.com/support. Selecteer Zoek uw product en volg de instructies op het scherm.
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken (alleen bepaalde producten) 75
12 Specicaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt reizen
met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor
gelijkstroom. De capaciteit van de netvoedingsbron moet 100–240 V en 50–60 Hz zijn. Hoewel de computer
kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u ten zeerste aangeraden de computer
alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron die door HP is geleverd en
goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specicaties. U vindt de bedrijfsspanning en
werkstroom van de computer op het label met kennisgevingen.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 V gelijkstroom bij 2,31 A - 45 W
19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A - 65 W
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5 °C tot 35 °C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3.048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
76 Hoofdstuk 12 Specicaties
13 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar in
aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens een metalen
deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit vanaf
vingers of andere elektrostatische geleiders.
Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of
verlies van gegevens te beperken:
Als in de instructies voor het verwijderen of installeren van onderdelen wordt aangegeven dat u de
computer moet loskoppelen, controleer dan eerst of de computer goed is geaard.
Bewaar onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak pinnen, aansluitingen en circuits niet aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo min mogelijk
hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetisch gereedschap.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet statisch
geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, doet u het in een antistatische verpakking.
77
14 Toegankelijkheid
HP ontwerpt, vervaardigt en verhandelt producten en apparaten die door iedereen kunnen worden gebruikt,
waaronder ook mensen met een handicap. Dit kan zijn op basis van een autonoom systeem of met behulp van
de juiste assistieve apparaten. Voor de meest recente informatie over HP toegankelijkheid gaat u naar
http://www.hp.com/accessibility.
Ondersteunde assistieve technologieën (hulpmiddelen voor
gehandicapten)
HP-producten ondersteunen een breed scala aan assistieve technologieën in het besturingssysteem en
kunnen worden gecongureerd voor het gebruik met aanvullende assistieve technologieën. Gebruik de
zoekfunctie op uw apparaat voor meer informatie over de assistieve functies.
OPMERKING: Voor aanvullende informatie over een bepaald product voor gehandicapten, kunt u contact
opnemen met de klantenondersteuning voor dat product.
Contact opnemen met ondersteuning
Wij zijn voortdurend bezig met het verbeteren van de toegankelijkheid van onze producten en services en
ontvangen graag feedback van gebruikers. Als u problemen ondervindt met een product of als u ons wilt
vertellen over toegankelijkheidsfuncties die u hebben geholpen, neemt u contact met ons op door te bellen
met +1 (888) 259-5707, van maandag tot en met vrijdag tussen 6:00 en 21:00 North American Mountain
Time. Als u doof of slechthorend bent en TRS/VRS/WebCapTel gebruikt, neemt u contact met ons op als u
technische ondersteuning nodig hebt of vragen hebt over toegankelijkheid door te bellen met +1 (877)
656-7058, van maandag tot en met vrijdag tussen 06:00 en 21:00 North American Mountain Time.
OPMERKING: Ondersteuning is alleen in het Engels.
78 Hoofdstuk 14 Toegankelijkheid
Index
A
aan/uit-knop herkennen 12
aan/uit-lampjes 10, 17
accu
in de fabriek verzegeld 44
informatie zoeken 43
lage acculading 43
ontladen 43
problemen met een laag
accuniveau verhelpen 44
stroom besparen 43
Accu-informatie zoeken 43
accu laden 43
Acculampje 6
accuvoeding 42
Actietoetsen 15
draadloze communicatie 16
gebruiken 15
geluid uit 15
helderheid van het
beeldscherm 15
herkennen 15
privacyscherm 15
schakelen tussen
beeldschermen 15
toetsenbordlampje 15
volume van speakers 15
actietoetsen geluidsvolume 15
actietoetsen helderheid van
beeldscherm 15
actietoets privacyscherm,
herkennen 15
actietoets volume dempen 15
actietoets voor schakelen tussen
beeldschermen 15
activeren, slaap- en
hibernationstand 40
afsluiten 41
Antivirussoftware 55
antwoordlampje 11
audio 32
geluidsinstellingen 33
geluidsvolume aanpassen 15
HDMI 36
headsets 33
hoofdtelefoon 32
Luidsprekers 32
Automatic DriveLock 50
inschakelen 50
uitschakelen 51
Automatic DriveLock-wachtwoord
invoeren 52
B
back-ups 62
Bedrijfs-WLAN, verbinding 22
Beeldscherm, onderdelen 7
Beheerderswachtwoord 47
bevestigingspunt voor de
beveiligingskabel, herkennen 7
bewegingen op het aanraakscherm
schuifbeweging met één vinger
30
Bewegingen op het touchpad en
aanraakscherm
tikken 28
zoomen door met twee vingers te
knijpen 28
BIOS
update downloaden 70
update uitvoeren 69
versie vaststellen 70
Bluetooth, label 19
Bluetooth-apparaat 21, 23
C
camera 8
gebruiken 32
herkennen 8
cameralampje, herkennen 8
Caps Lock, lampje herkennen 10
combostekker voor audio-uit
(hoofdtelefoon)/audio-in
(microfoon), herkennen 5
computer reageert niet 41
Computer schoonmaken 59
Computer Setup 68
BIOS administrator password
(BIOS-
beheerderswachtwoord) 48
een USB-toetsenbord of -muis
gebruiken om Computer Setup
(BIOS) te starten 68
fabrieksinstellingen herstellen
69
navigeren en selecteren 68
Connector, netvoeding 6
D
de computer uitschakelen 41
DisplayPort, USB Type-C
herkennen 6
dockingconnector herkennen 6
Draadloos netwerk (WLAN)
eectief bereik 22
verbinding maken 22
verbinding met bedrijfs-WLAN
22
verbinding met openbaar WLAN
22
Draadloze communicatie,
actietoets 16
draadloze communicatie, antennes
herkennen 8
draadloze communicatie, knop 21
Draadloze communicatie, lampje
herkennen 10, 18
draadloze communicatie,
voorzieningen
besturingssysteem 21
knop 21
DriveLock
beschrijving 52
inschakelen 53
uitschakelen 54
DriveLock-hoofdwachtwoord
wijzigen 55
DriveLock-wachtwoord
instellen 53
invoeren 54
wijzigen 55
E
EasyPoint-muisbesturing,
herkennen 9
Index 79
Elektrostatische ontlading 77
energiebeheer 40
energie-instellingen gebruiken 42
en Thunderbolt-poort met HP
opladen in slaapstand
USB Type-C herkennen 6
Esc-toets herkennen 14
externe voeding gebruiken 45
F
rewallsoftware 56
fn lock-lampje 11
Fn-toets, herkennen 14
G
Gebruikerswachtwoord 47
gegevensoverdracht 38
gegevens overdragen 38
geïnstalleerde software, zoeken 4
geïntegreerd numeriek toetsenblok,
herkennen 14
geluid. Zie audio
geluidsinstellingen gebruiken 33
geluidsvolume
aanpassen 15
geluid uit 15
geminimaliseerde image maken 64
geminimaliseerde image
terugzetten 65
GPS 23
H
hardware, zoeken 4
HDMI-audio, congureren 36
HDMI-poort herkennen 5
HDMI poot
aansluiten 35
headset aansluiten 33
herstel
media 66
met HP herstelmedia 63
schijven 66
USB-ashdrive 66
herstellen
HP Recovery Manager 64
Ondersteunde schijven 63
opties 64
schijven 63
starten 65
systeem 64
herstelmedia
gebruiken 62
HP Recovery Manager maken
gebruiken 63
herstelpartitie
verwijderen 67
het toetsenbord en de optionele muis
gebruiken 31
Hibernationstand
activeren 41
beëindigen 41
geactiveerd bij kritiek lage
acculading 44
high-denition-apparatuur,
aansluiten 35, 38
hoofdtelefoon aansluiten 32
hotkeys
microfoon uitschakelen 15
HP 3D DriveGuard 58
HP-bronnen 2
HP Client Security 56
HP Fast Charge 42
HP herstelmedia
herstel 66
HP Herstelmedia
gebruiken 62
HP Herstelpartitie
herstellen 65
verwijderen 67
HP LAN-WLAN Protection 25
HP MAC Address Manager 26
HP Mobile Connect 23
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
gebruiken 73
HP Recovery Manager
opstartproblemen oplossen 66
starten 65
HP Touchpoint Manager 56
I
In-/uitgangen
audio-uitgang (hoofdtelefoon)/
audio-ingang (microfoon),
combostekker 5
netwerk 5
RJ-45 (netwerk) 5
in de fabriek verzegelde accu 44
Ingangsvermogen 76
Interne microfoons herkennen 8, 18
K
kennisgevingen
label met kennisgevingen 19
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 19
knoppen
aan/uit 12
linkerknop van touchpad 9
rechterknop van touchpad 9
kritiek lage acculading 44
L
label met keurmerk voor draadloze
communicatie 19
labels
Bluetooth 19
kennisgevingen 19
keurmerk voor draadloze
communicatie 19
serienummer 19
service 18
WLAN 19
lage acculading 43
lampje delen of presenteren 10
lampje gesprek beëindigen 11
Lampje microfoon uit herkennen 10
lampjes
aan/uit 10, 17
camera 8
Caps Lock 10
delen of presenteren 10
draadloze communicatie 10, 18
fn Lock 11
gesprek beantwoorden 11
gesprek beëindigen 11
microfoon, geluid uitschakelen
10
Netvoedingsadapter en accu 6
Num Lock 10
RJ-45 (netwerk) 5
schijfeenheid 18
Lampjes
accu 6
lampje voor draadloze
communicatie 21
Luidsprekers
verbinding maken 32
Luidsprekers herkennen 13
80 Index
M
microfoon dempen, toets
herkennen 15
Miracast 38
N
Netvoedingsconnector
herkennen 6
USB Type-C herkennen 6
netwerkconnector, herkennen 5
NFC 24
NFC-verbindingsgebied
Near Field Communications 9
num Lock-lampje 10
O
Omgevingsvereisten 76
onderdelen
beeldscherm 7
klep 18
linkerkant 7
Onderkant 17
rechterkant 5
toetsenbordzone 9
voorkant 17
onderdelen aan de linkerkant 7
onderdelen aan de rechterkant 5
onderhoud
HP 3D DriveGuard 58
programma's en
stuurprogramma's bijwerken
59
Onderhoud
Schijfdefragmentatie 58
Schijfopruiming 58
Onderhoud van computer 59
Onderkant 19
ondersteunde schijven, herstel 63
oorspronkelijk systeem, herstellen
64
Openbaar WLAN, verbinding 22
Opstartvolgorde
wijzigen 66
wijzigen met de f9-prompt 71
P
pictogram energie, gebruiken 42
poorten
HDMI 5, 35
USB 3.x SuperSpeed 5
USB 3.x SuperSpeed-poort met
HP opladen in slaapstand 7
USB Type-C 39
USB Type-C-
netvoedingsconnectorpoort en
Thunderbolt-poort met HP
opladen in slaapstand 6
USB Type-C SuperSpeed 6
USB Type-C SuperSpeed-poort en
DisplayPort 33
USB Type-C Thunderbolt 34
productnaam en productnummer, van
computer 19
programma's en stuurprogramma's
bijwerken 59
R
reizen met de computer 19, 60
RJ-45-(netwerk)lampjes,
herkennen 5
RJ-45-netwerkconnector,
herkennen 5
S
Schijfdefragmentatie, software 58
schijfeenheidlampje 18
Schijfopruiming, software 58
schuiven met één vinger op
aanraakscherm 30
schuiven met twee vingers,
touchpadbeweging 29
serienummer, van computer 19
servicelabels zoeken 18
Setupprogramma
fabrieksinstellingen herstellen
69
navigeren en selecteren 68
SIM-kaart
plaatsen 20
SIM-kaartslot, herkennen 5
Slaap- en hibernationstand,
activeren 40
Sleep (Slaapstand)
activeren 40
beëindigen 40
sleuven
beveiligingskabel 7
slots
SIM-kaart 5
smartcard 7
smartcardlezer, herkennen 7
sneltoetsen, gebruiken 16
software
antivirus 55
Firewall 56
HP 3D DriveGuard 58
Software
Schijfdefragmentatie 58
Schijfopruiming 58
software-updates installeren 56
speciale toetsen, gebruiken 14
SuperSpeed-poort en DisplayPort,
USB-Type-C aansluiten 33
Sure Start
gebruiken 71
systeemherstel 64
systeemherstelpunt
maken 63
systeemherstelpunt, maken 62
T
Thunderbolt, USB Type-C
aansluiten 34
Tikken met twee vingers,
touchpadbeweging 29
Tikken met vier vingers,
touchpadbeweging 29
tikken op touchpad en bewegingen
voor het aanraakscherm 28
toegankelijkheid 78
toetsen
esc 14
fn 14
Num Lock 14
Windows-toepassing 14
Windows-toets 14
toetsenblok
geïntegreerd numeriek 14
toetsenbord en een optionele muis
gebruiken 31
toetsenbordlampje
actietoets 15
toets voor draadloze communicatie
21
toets voor vliegtuigmodus 21
Touchpad
gebruiken 28
knoppen 9
Touchpadbewegingen
schuiven met twee vingers 29
Index 81
tikken met twee vingers 29
tikken met vier vingers 29
Touchpad-bewegingen
vegen met drie vingers 30
Touchpad gebruiken 28
Touchpadzone
herkennen 9
TPM-instellingen 71
U
USB 3.x SuperSpeed-poort,
herkennen 5
USB 3.x SuperSpeed-poort met HP
opladen in slaapstand,
herkennen 7
USB Type-C-
netvoedingsconnectorpoort en
Thunderbolt-poort met HP opladen
in slaapstand, herkennen 6
USB Type-C-poort, herkennen 33,
34, 39
USB Type-C SuperSpeed-poort,
herkennen 6
V
Vegen met drie vingers,
touchpadbeweging 30
Ventilatieopeningen, herkennen 7,
12, 17
Verbinding maken met WLAN 22
verzenden van de computer 60
video
DisplayPort-apparaat 33
draadloze beeldschermen 38
HDMI-poort 35
Thunderbolt-poortapparaat 34
USB Type-C 33, 34
Video 33
vingerafdrukken registreren 55
vingerafdruklezer 57
Vingerafdruklezer herkennen 13
voeding
accu 42
externe 45
W
Wachtwoorden
beheerder 47
BIOS-beheerder 48
gebruiker 47
Windows
systeemherstelpunt 62, 63
Windows Hello
gebruiken 55
Windows-hulpprogramma's
gebruiken 63
Windows-toepassingstoets,
herkennen 14
Windows-toets, herkennen 14
WLAN-antennes herkennen 8
WLAN-apparaat 19
WLAN label 19
WWAN-antennes herkennen 8
WWAN-apparaat 21, 22
Z
zoomen door met twee vingers te
knijpen, bewegingen op het
touchpad en aanraakscherm 28
82 Index
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94

HP ZBook 14u G5 Mobile Workstation Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding