KTM 500 EXC-F 2019 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2019
450 EXCF
450 EXCF Six Days
500 EXCF
500 EXCF Six Days
Artikelnr. 3213883nl
BESTE KTM KLANT,
*3213883nl*
3213883nl
04/2018
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne, sportieve
motorfiets en we zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 15) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 15)
Sleutelnummer ( pag. 15)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling van de motorfietsen kunnen
echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2018 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwa-
liteitsmanagement ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
450 EXCF EU (F8403S9)
450 EXCF AU (F8460S9)
450 EXCF Six Days EU (F8403S2)
500 EXCF EU (F8503S9)
500 EXCF AU (F8560S9)
500 EXCF Six Days EU (F8503S2)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 6
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 6
1.2 Gebruikte formatering......................... 6
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 7
2.2 Onjuist gebruik .................................. 7
2.3 Veiligheidsaanwijzingen...................... 7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 8
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 8
2.6 Veilig gebruik .................................... 8
2.7 Beschermende kleding ....................... 9
2.8 Werkinstructies.................................. 9
2.9 Milieu............................................... 9
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 10
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 11
3.1 Garantie.......................................... 11
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............ 11
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 11
3.4 Service ........................................... 11
3.5 Afbeeldingen ................................... 11
3.6 Klantenservice................................. 11
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 13
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 13
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 14
5 SERIENUMMERS........................................ 15
5.1 Framenummer ................................. 15
5.2 Typeplaatje ..................................... 15
5.3 Sleutelnummer................................ 15
5.4 Motornummer.................................. 15
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 16
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 16
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 17
6.1 Koppelingshendel ............................ 17
6.2 Remhendel...................................... 17
6.3 Gashendel....................................... 17
6.4 Stopknop ........................................ 17
6.5 Claxonknop ..................................... 18
6.6 Lichtschakelaar ............................... 18
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar ............. 18
6.8 Noodstopschakelaar ......................... 18
6.9 E-startknop ..................................... 19
6.10 Combinatieschakelaar
(EXCF Six Days).............................. 19
6.11 Overzicht controlelampjes................. 19
6.12 Tankdop openen .............................. 20
6.13 Tankdop sluiten ............................... 20
6.14 Koude-startknop .............................. 21
6.15 Regelschroef stationair toerental........ 21
6.16 Versnellingshendel ........................... 22
6.17 Rempedaal...................................... 22
6.18 Zijstandaard .................................... 22
6.19 Stuurslot......................................... 23
6.20 Stuur vergrendelen........................... 23
6.21 Stuur ontgrendelen .......................... 24
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 25
7.1 Gecombineerd instrument-overzicht... 25
7.2 Activering en test............................. 25
7.3 kilometer of mijl instellen ................. 25
7.4 Gecombineerd instrument instellen.... 26
7.5 Tijd instellen ................................... 27
7.6 Rondetijd opvragen .......................... 27
7.7 Weergavemodus SPEED (snelheid) .... 28
7.8 Weergavemodus SPEED/H
(bedrijfsuren)................................... 28
7.9 Setupmenu ..................................... 29
7.10 Meeteenheid instellen ...................... 29
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)..... 30
7.12 Tijd instellen ................................... 30
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP
(rondetijd)....................................... 31
7.14 Rondetijd opvragen .......................... 31
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO
(odometer) ...................................... 32
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1
(tripmaster 1) .................................. 32
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2
(tripmaster 2) .................................. 33
7.18 TR2 (tripmaster 2) instellen.............. 33
7.19 Weergavemodus SPEED/A1
(gemiddelde snelheid 1) ................... 34
7.20 Weergavemodus SPEED/A2
(gemiddelde snelheid 2) ................... 34
7.21 Weergavemodus SPEED/S1
(chronometer 1)............................... 35
7.22 Weergavemodus SPEED/S2
(chronometer 2)............................... 35
7.23 Functieoverzicht .............................. 35
7.24 Overzicht voorwaarden voor
activeerbaarheid .............................. 37
8 INBEDRIJFSTELLING.................................. 38
8.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfname.................................. 38
8.2 Motor inrijden.................................. 39
8.3 Startvermogen van lithium-ion-
accu's bij lage temperaturen ............. 40
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden .................. 40
8.5 Voertuig voor rijden op droog zand
voorbereiden.................................... 40
8.6 Voertuig voor rijden op nat zand
voorbereiden.................................... 41
INHOUDSOPGAVE
3
8.7 Voertuig voor rijden op nat en
modderig circuit voorbereiden ........... 42
8.8 Voertuig voor hoge temperaturen of
langzaam rijden voorbereiden............ 42
8.9 Voertuig voor lage temperaturen of
sneeuw voorbereiden ........................ 43
9 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 44
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 44
9.2 Voertuig starten ............................... 44
9.3 Tractiecontrole activeren
(EXCF Six Days).............................. 45
9.4 Beginnen met rijden......................... 46
9.5 Schakelen, rijden............................. 46
9.6 Afremmen ....................................... 46
9.7 Stoppen, parkeren............................ 47
9.8 Transporteren .................................. 48
9.9 Brandstof tanken ............................. 48
10 SERVICESCHEMA....................................... 50
10.1 Extra informatie ............................... 50
10.2 Verplichte werkzaamheden................ 50
10.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 51
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 52
11.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 52
11.2 Ingaande demping schokdemper ....... 52
11.3 Ingaande demping low speed van de
schokdemper instellen...................... 52
11.4 Ingaande demping high speed van
de schokdemper instellen ................. 53
11.5 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 54
11.6 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................... 54
11.7 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 55
11.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren...................................... 55
11.9 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 56
11.10 Dynamische veerweg instellen ....... 57
11.11 Basisinstelling voorvork controleren ... 57
11.12 Ingaande demping voorvork
instellen.......................................... 58
11.13 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 59
11.14 Veervoorspanning voorvork instellen
(EXCF Six Days).............................. 60
11.15 Stuurstand ...................................... 61
11.16 Stuurstand instellen ..................... 61
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 64
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 64
12.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 64
12.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 64
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 65
12.5 Voorvorkprotector demonteren ........... 65
12.6 Voorvorkprotector monteren............... 66
12.7 Vorkpoten demonteren .................. 66
12.8 Vorkpoten monteren ...................... 67
12.9 Onderste kroonplaat demonteren
(EXCF EU/AU) ................................ 68
12.10 Onderste kroonplaat demonteren
(EXCF Six Days).............................. 69
12.11 Onderste kroonplaat monteren
(EXCF EU/AU) ................................ 70
12.12 Onderste kroonplaat monteren
(EXCF Six Days).............................. 72
12.13 Balhoofdlagerspeling controleren....... 74
12.14 Balhoofdlagerspeling instellen
(EXCF EU/AU) ................................ 75
12.15 Balhoofdlagerspeling instellen
(EXCF Six Days).............................. 75
12.16 Balhoofdlager smeren ................... 76
12.17 Spatbord voor demonteren ................ 76
12.18 Spatbord voor monteren.................... 77
12.19 Schokdemper demonteren ............. 78
12.20 Schokdemper monteren ................ 78
12.21 Zadel verwijderen............................. 78
12.22 Zadel monteren................................ 79
12.23 Deksel luchtfilterbak demonteren ...... 79
12.24 Deksel luchtfilterbak monteren.......... 80
12.25 Luchtfilter demonteren ................. 80
12.26 Luchtfilter monteren ..................... 81
12.27 Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen ....................................... 81
12.28 Luchtfilterbak afdichten ................ 82
12.29 Luchtfilterbak-deksel op borging
voorbereiden ................................ 82
12.30 Einddemper demonteren................... 82
12.31 Einddemper monteren ...................... 83
12.32 Glasvezelvulling van einddemper
vervangen .................................... 83
12.33 Brandstoftank demonteren ............ 84
12.34 Brandstoftank monteren ................ 86
12.35 Kettingvervuiling controleren............. 87
12.36 Ketting reinigen ............................... 87
12.37 Kettingspanning controleren ............. 88
12.38 Kettingspanning instellen ................. 89
12.39 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 90
12.40 Frame controleren ........................ 93
12.41 Achterbrug controleren .................. 93
12.42 Gaskabelplaatsing controleren........... 93
12.43 Rubberen stuurcovers controleren...... 94
12.44 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 94
INHOUDSOPGAVE
4
12.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren....................... 95
12.46 Vloeistof van de hydraulische
koppeling vervangen ..................... 96
12.47 Motorbescherming demonteren
(EXCF Six Days, EXCF AU).............. 97
12.48 Motorbescherming monteren
(EXCF Six Days, EXCF AU).............. 97
13 REMSYSTEEM............................................ 98
13.1 Vrije slag remhendel controleren........ 98
13.2 Vrije slag remhendel instellen ........... 98
13.3 Remschijven controleren................... 98
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 99
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 100
13.6 Remplaketten voorwielrem
controleren.................................... 101
13.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................. 101
13.8 Vrije slag rempedaal controleren...... 104
13.9 Uitgangspositie rempedaal
instellen .................................... 104
13.10 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 105
13.11 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 105
13.12 Remplaketten achterwielrem
controleren.................................... 106
13.13 Remplaketten van de
achterwielrem vervangen ............. 107
14 WIELEN, BANDEN .................................... 110
14.1 Voorwiel demonteren .................. 110
14.2 Voorwiel monteren ...................... 111
14.3 Achterwiel demonteren ............... 111
14.4 Achterwiel monteren ................... 113
14.5 Bandentoestand controleren............ 114
14.6 Bandenspanning controleren........... 114
14.7 Spaakspanning controleren ............. 115
15 ELEKTRONICA.......................................... 116
15.1 Accu demonteren ....................... 116
15.2 Accu monteren ........................... 116
15.3 Accu laden ................................ 117
15.4 Hoofdzekering vervangen ................ 118
15.5 Zekeringen afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen ........... 119
15.6 Koplampkap met koplamp
demonteren................................... 121
15.7 Koplampkap met koplamp
monteren ...................................... 121
15.8 Lamp koplamp vervangen ............... 122
15.9 Koplampstand controleren .............. 123
15.10 Lichtbundelbreedte koplamp
instellen........................................ 123
15.11 Knipperlichtlamp vervangen............ 124
15.12 Batterij gecombineerd instrument
vervangen...................................... 124
15.13 Diagnosestekker............................. 125
16 KOELSYSTEEM......................................... 126
16.1 Koelsysteem .................................. 126
16.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 126
16.3 Koelmiddelpeil controleren ............. 127
16.4 Koelmiddel aftappen .................. 128
16.5 Koelmiddel vullen ...................... 128
17 MOTOR AFSTELLEN ................................. 130
17.1 Gaskabelspeling controleren............ 130
17.2 Gaskabelspeling instellen ............ 130
17.3 Eigenschappen van de gasrespons
instellen .................................... 131
17.4 Mapping wijzigen
(EXCF Six Days)............................ 132
17.5 Stationair toerental instellen ........ 133
17.6 Smoorkleppositie programmeren...... 134
17.7 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 134
17.8 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 135
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 136
18.1 Brandstofzeef vervangen ............. 136
18.2 Motoroliepeil controleren ................ 137
18.3 Motorolie vervangen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 137
18.4 Motorolie bijvullen ......................... 140
19 REINIGING, ONDERHOUD......................... 141
19.1 Motorfiets reinigen ......................... 141
19.2 Controle en onderhoud voor rijden
in winter ....................................... 142
20 STALLING ................................................ 143
20.1 Stalling......................................... 143
20.2 Inbedrijfname na stalling................ 144
21 FOUTEN OPSPOREN................................. 145
22 KNIPPERCODE ......................................... 148
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 150
23.1 Motor............................................ 150
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 151
23.3 Vulhoeveelheden............................ 152
23.3.1 Motorolie .................................. 152
23.3.2 Koelmiddel ............................... 152
23.3.3 Brandstof.................................. 152
INHOUDSOPGAVE
5
23.4 Chassis ......................................... 153
23.5 Elektronica.................................... 154
23.6 Banden......................................... 154
23.7 Voorvork........................................ 154
23.7.1 EXCF EU/AU ............................ 154
23.7.2 EXCF Six Days.......................... 155
23.8 Schokdemper ................................ 155
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 156
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 158
25 HULPSTOFFEN......................................... 160
26 NORMEN ................................................. 162
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 163
28 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 164
29 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 165
29.1 Gele of oranje pictogrammen........... 165
29.2 Groene en blauwe pictogrammen..... 165
INDEX ............................................................. 166
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
6
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normaal gebruik in wedstrijden
kan weerstaan. Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste inter-
nationale motorsportbonden.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op de
openbare weg.
In de niet-gehomologeerde uitvoering mag dit voertuig uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten
buiten het openbare wegennet.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een
nieuw voertuig, voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten
werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uit-
laatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatluchtsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij gebruik in acht nemen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
10
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen
zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt bescher-
men.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
11
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien
anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan
het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfs- en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller ver-
slijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controle-
ren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
12
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
AFBEELDING VOERTUIG 4
13
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
M01523-10
1
Remhendel ( pag. 17)
2
Koppelingshendel ( pag. 17)
3
Tankdop
4
Zijstandaard ( pag. 22)
5
Motornummer ( pag. 15)
6
Versnellingshendel ( pag. 22)
4 AFBEELDING VOERTUIG
14
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
M01524-10
1
Stopknop ( pag. 17)
1
Claxonknop ( pag. 18)
1
Lichtschakelaar ( pag. 18)
1
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 18)
2
Noodstopschakelaar ( pag. 18)
2
E-startknop ( pag. 19)
3
Gashendel ( pag. 17)
4
Framenummer ( pag. 15)
4
Typeplaatje ( pag. 15)
5
Artikelnummer voorvork ( pag. 16)
6
Rempedaal ( pag. 22)
7
Artikelnummer schokdemper ( pag. 16)
8
Schokdemperinstelling ingaande demping
9
Schokdemperinstelling uitgaande demping
SERIENUMMERS 5
15
5.1 Framenummer
401945-10
Het framenummer
1
is in de rechterzijde van het balhoofd gegra-
veerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje
1
is vooraan op het balhoofd aangebracht.
5.3 Sleutelnummer
402247-10
Het sleutelnummer
1
voor het stuurslot is ingefreesd in de sleu-
telhanger.
5.4 Motornummer
H00940-10
Het motornummer
1
in de linkerkant van de motor achter de ver-
snellingshendel gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
16
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenzijde van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
H02222-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste
deel van de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe
gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.1 Koppelingshendel
V00800-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
E01205-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
E01206-10
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.4 Stopknop
S01302-10
De stopknop
1
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in uitgangspositie In deze stand is het ontste-
kingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een
stilstaande motor schakelt niet in.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.5 Claxonknop
S01303-10
De claxonknop
1
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
bediend.
6.6 Lichtschakelaar
S01307-10
De lichtschakelaar
1
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in de middelste stand.
In deze stand zijn het dimlicht en het achterlicht
ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar is tegen de klok in
gedraaid. In deze stand zijn het groot licht en het ach-
terlicht ingeschakeld.
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar
S01304-10
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is links aan het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
bevindt zich in de middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar is naar links geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar is naar rechts geschakeld.
6.8 Noodstopschakelaar
S01300-10
De noodstopschakelaar
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en
een stilstaande motor schakelt niet in.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscir-
cuit gesloten en kan de motor worden gestart.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
6.9 E-startknop
S01301-10
De e-startknop
1
is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
E-startknop in de uitgangspositie
E-startknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter
gebruikt.
6.10 Combinatieschakelaar (EXCF Six Days)
H02887-01
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
1 STANDARD Bij brandende led 1 is
STANDARD Mapping geactiveerd.
1TC STANDARD met TC Bij brandende leds 1 en TC is
STANDARD Mapping met de tractiecontrole geacti-
veerd.
2 ADVANCED Bij brandende led 2 is ADVANCED Map-
ping geactiveerd.
2TC ADVANCED met TC Bij brandende leds 2 en TC is
ADVANCED Mapping met de tractiecontrole geacti-
veerd.
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verze-
keringAls de combinatieschakelaar is gemonteerd, ver-
valt de toelating voor wegverkeer.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en
niet op de openbare weg, als de combinatieschakelaar
is gemonteerd.
Met de knop MAP van de combinatieschakelaar kunnen de moto-
reigenschappen worden gewijzigd.
Bovendien kan via de combinatieschakelaar de tractiecontrole wor-
den geactiveerd.
6.11 Overzicht controlelampjes
E00314-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht
is ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD
heeft een fout in de voertuigelektronica geconsta-
teerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Controlelampje brandstofpeil brandt geel Brandstof-
peil heeft de reservemarkering bereikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen
Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
6.12 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
M01472-10
Ontgrendelknop
1
indrukken, tankdop tegen de klok in
draaien en naar boven toe verwijderen.
6.13 Tankdop sluiten
M01472-11
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien, totdat de ont-
grendelknop
1
vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
2
zonder knik-
ken leggen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
6.14 Koude-startknop
H02253-10
De koude-startknop
1
is onder aan het smoorklephuis aange-
bracht.
Bij koude motor en lage buitentemperatuur verlengt het inspuit-
systeem de inspuittijd. Om de grotere hoeveelheid brandstof te
verbranden, wordt er extra zuurstof aan de motor toegevoerd door
het uittrekken van de koude-startknop.
Als kort gas wordt gegeven en de gashendel dan wordt losgela-
ten of de gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de koude-
startknop terug in de uitgangspositie.
Info
Controleer of de koude-startknop is teruggekeerd naar de
uitgangspositie.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is tot de aan-
slag ingedrukt.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de
uitgangspositie.
6.15 Regelschroef stationair toerental
H02254-10
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiele stationair en de response bij het gas
geven.
Een motor met een correcte stationaire afstelling start makkelijker
dan een motor met een niet correcte stationaire afstelling.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toe-
rental
1
afgesteld.
Als de regelschroef stationair toerental met de klok mee wordt
gedraaid, wordt het stationaire toerental hoger.
Als de regelschroef stationair toerental tegen de klok in wordt
gedraaid, wordt het stationaire toerental lager.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
22
6.16 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de motor links aangebracht.
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
6.17 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
1
is voor de rechter voetsteun aangebracht.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.18 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard
1
is aan de linker voertuigzijde aangebracht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
23
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard
1
worden opge-
klapt en met de rubberband
2
worden geborgd.
6.19 Stuurslot
S01311-10
Het stuurslot
1
is aan de linkerzijde van het balhoofd aange-
bracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en
rijden is dan niet meer mogelijk.
6.20 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Stuurslot regelmatig smeren.
Universele oliespray ( pag. 161)
Sleutel in het stuurslot ( pag. 23) steken, naar links draaien,
indrukken en naar rechts draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
24
6.21 Stuur ontgrendelen
400731-01
Sleutel in het stuurslot ( pag. 23) steken, naar links draaien,
eruit trekken en naar rechts draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
25
7.1 Gecombineerd instrument-overzicht
V00799-01
Met de knop worden verschillende functies aangestuurd.
Met de knop worden verschillende functies aangestuurd.
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus
SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
7.2 Activering en test
400313-01
Gecombineerd instrument activeren
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd als u op een van
de knoppen drukt of als hij van de wieltoerentalsensor een impuls
ontvangt.
Displaytest
Voor de functiecontrole van het display lichten kort alle indicatie-
segmenten op.
400314-01
WS (wheel size)
Na de functiecontrole van het display wordt kort de wielomtrek WS
(wheel size) weergegeven.
Info
Het cijfer 2205 komt overeen met de omtrek van een 21"-
voorwiel met standaardbanden.
Vervolgens wordt de laatste geselecteerde modus weergegeven.
7.3 kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld, blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde
eenheid.
De waarden TR1, TR2, A1, A2 en S1 worden bij het omstellen gewist.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400329-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies wor-
den weergegeven.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie Km/h/Mph
knippert.
Km/h instellen
Toets indrukken.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
26
Mph instellen
Toets indrukken.
3 - 5 seconden wachten.
De instellingen worden opgeslagen.
Info
Als gedurende 10-12 seconden geen knop wordt inge-
drukt of geen impuls wordt ontvangen van de wieltoe-
rentalsensor, worden de instellingen automatisch opge-
slagen en het setupmenu wordt gesloten.
7.4 Gecombineerd instrument instellen
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400318-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies wor-
den weergegeven.
Info
Als er 10 -12 seconden geen knop is ingedrukt, worden
de instellingen automatisch opgeslagen.
Indien er gedurende 20 seconden geen knop wordt
ingedrukt of geen impuls wordt ontvangen van de wiel-
toerentalsensor, worden de instellingen automatisch
opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de gewenste functie
knippert.
De geselecteerde functie knippert.
Functie activeren
Toets indrukken.
Pictogram blijft op het display staan en de weergave
wisselt naar de volgende functie.
Functie deactiveren
Toets indrukken.
Pictogram op het display verdwijnt en de weergave
wisselt naar de volgende functie.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
27
7.5 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400330-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Uurweergave knippert.
Uurweergave met de knop resp. knop instellen.
3 - 5 seconden wachten.
Het volgende segment van de weergave knippert en kan
worden ingesteld.
Door de knop en knop in te drukken kunnen de volgende
segmenten op dezelfde wijze als de uurweergave worden inge-
steld.
Info
De seconden kunnen alleen op nul worden gezet.
Als gedurende 15-20 seconden geen knop wordt inge-
drukt of geen impuls wordt ontvangen van de wieltoe-
rentalsensor, worden de instellingen automatisch opge-
slagen en het setupmenu wordt gesloten.
7.6 Rondetijd opvragen
Info
Deze functie kan alleen worden opgeroepen, als de rondetijden zijn gemeten.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400321-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets kort indrukken.
Op de linkerkant van het display wordt LAP 1 weergegeven.
De ronden 1-10 kunnen met de knop worden opgeroepen.
De knop 3-5 seconden ingedrukt houden.
De rondetijden worden gewist.
Toets kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Info
Als er een impuls van de wieltoerentalsensor, scha-
kelt de linkerkant van het display terug naar de SPEED-
modus.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
28
7.7 Weergavemodus SPEED (snelheid)
400317-02
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie SPEED links
op het display verschijnt.
In de weergavemodus SPEED wordt de actuele snelheid weergege-
ven.
De actuele snelheid kan in Km/h of in Mph worden weergegeven.
Info
Landspecifieke instelling aanpassen.
Zodra er een impuls van het voorwiel komt, schakelt de lin-
kerkant van het display naar de SPEED-modus en wordt de
actuele snelheid weergegeven.
7.8 Weergavemodus SPEED/H (bedrijfsuren)
400316-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
In de weergavemodus H worden de bedrijfsuren van de motor weer-
gegeven.
De bedrijfsurenteller slaat de totale rijtijd op.
Info
De bedrijfsurenteller is nodig om te kunnen voldoen aan de
servicewerkzaamheden.
Als het gecombineerde instrument zich bij het starten in de
weergavemodus H bevindt, wisselt het automatisch naar de
weergavemodus ODO.
De weergavemodus H wordt tijdens het rijden onderdrukt.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de
functies.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
29
7.9 Setupmenu
400344-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu geeft de geactiveerde functies weer.
Info
De knop zo vaak kort indrukken totdat de gewenste
functie bereikt is.
Als er 20 seconden geen knop is ingedrukt, worden de
instellingen automatisch opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Activeert de knipperende indicatie en gaat naar
de volgende indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Deactiveert de knipperende indicatie en gaat
naar de volgende indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende weergave zonder wijzi-
gingen
10 - 12
seconden
wachten.
Setupmenu start, slaat de instellingen op en
wisselt naar H of ODO.
7.10 Meeteenheid instellen
400329-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie Km/h/Mph
knippert.
In de meeteenheden-modus kan de meeteenheid worden gewij-
zigd.
Info
Als er 5 seconden geen knop is ingedrukt, worden de
instellingen automatisch opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Start van de selectie, activeert de Km/h weer-
gave
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
30
Toets kort
indrukken.
Activeert Mph weergave
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende weergave, wisselt van
de selectie naar het setupmenu
10 - 12
seconden
wachten.
Slaat het setupmenu op en sluit dit menu
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)
400319-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechts-
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus CLK wordt de tijd weergegeven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de
klok.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.12 Tijd instellen
400319-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verlaagt de waarde
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende waarde
10 - 12
seconden
wachten.
SETUP-menu verlaten
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
31
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
400320-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechts-
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus LAP kan met de chronometer maximaal 10
rondetijden worden gemeten.
Info
Als de rondetijd na het indrukken van de toets doorloopt,
zijn 9 geheugenplaatsen gebruikt.
De ronde 10 moet met de toets worden gestopt.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden terugge-
zet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Stopt de klok.
Toets kort
indrukken.
Start de klok of stopt de lopende rondetijd,
slaat deze op en de chronometer start de vol-
gende ronde.
7.14 Rondetijd opvragen
400321-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets kort indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden terugge-
zet.
Toets kort
indrukken.
Ronden van 1-10 selecteren
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende rondetijd oproepen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
32
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)
400317-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie ODO rechts-
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus ODO wordt de totale gereden afstand weerge-
geven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
400323-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR1 rechts-
boven op het display verschijnt.
De TR1 (tripmaster 1) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Hiermee kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand
tussen twee tankstops worden gemeten.
TR1 is aan A1 (gemiddelde snelheid 1) en S1 (chronometer 1)
gekoppeld.
Info
Als 999,9 wordt overschreden, worden de waarden TR1, A1
en S1 automatisch teruggezet op 0,0.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
33
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
400324-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR2 rechts-
boven op het display verschijnt.
De TR2 (tripmaster 2) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Wist waarden TR2 en A2.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
7.18 TR2 (tripmaster 2) instellen
400324-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR2 rechts-
boven op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken tot TR2 knippert.
De weergegeven waarde kan handmatig met de toets en de
toets worden ingesteld. Deze functie is praktisch bij ritten op
basis van het roadbook.
Info
De waarde TR2 kan ook tijdens het rijden handmatig wor-
den gecorrigeerd met de toets en de toets .
Als 999,9 wordt overschreden, wordt de waarde TR2 auto-
matisch teruggezet op 0,0.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verhoogt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verhoogt waarde TR2.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
10 - 12
seconden
wachten.
Slaat het setupmenu op en sluit het.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
34
7.19 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
400325-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie A1 rechts-
boven op het display verschijnt.
A1 (gemiddelde snelheid 1) geeft de gemiddelde snelheid weer op
basis van de berekening van TR1 (tripmaster 1) en S1 (chronome-
ter 1) aan.
De berekening van deze waarde wordt geactiveerd met de eerste
impuls van de wieltoerentalsensor en eindigt 3 seconden na de
laatste impuls.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.20 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
400326-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie A2 rechts-
boven op het display verschijnt.
A2 (gemiddelde snelheid 2) geeft de gemiddelde snelheid aan op
basis van de actuele snelheid als de chronometer S2 (chronome-
ter 2) loopt.
Info
De weergegeven waarde kan afwijken van de daadwerkelijke
gemiddelde snelheid als S2 na het rijden niet is gestopt.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
35
7.21 Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
400327-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie S1 rechts-
boven op het display verschijnt.
S1 (chronometer 1) geeft de rijtijd weer op basis van TR1 en loopt
door als een impuls wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor.
De berekening van deze waarde start met de eerste impuls van de
wieltoerentalsensor en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.22 Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
400328-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie S2 rechts-
boven op het display verschijnt.
S2 (chronometer 2) is een met de hand te bedienen chronometer.
Als S2 op de achtergrond loopt, knippert de weergave S2 op het
display.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave van S2 en A2 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Start of stopt S2.
7.23 Functieoverzicht
Weergave Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 secon-
den wachten.
10 - 12
seconden
wachten.
Weergavemo-
dus SPEED/H
(bedrijfsuren)
Weergave
wisselt naar
het setup-
menu voor de
functies.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
36
Weergave Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 secon-
den wachten.
10 - 12
seconden
wachten.
Setupmenu Geen functie Activeert de
knipperende
indicatie en
gaat naar
de volgende
indicatie
Geen functie Deactiveert
de knippe-
rende indi-
catie en gaat
naar de vol-
gende indica-
tie
Wisselt naar
de volgende
weergave
zonder wij-
zigingen
Setupmenu
start, slaat de
instellingen
op en wis-
selt naar H of
ODO.
Meeteenheid
instellen
Geen functie Start van de
selectie, acti-
veert de Km/h
weergave
Geen functie Activeert Mph
weergave
Wisselt naar
de volgende
weergave,
wisselt van
de selec-
tie naar het
setupmenu
Slaat het
setupmenu
op en sluit
dit menu
Weergavemo-
dus SPEED/CLK
(tijd)
Weergave
wisselt naar
het setup-
menu voor de
klok.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Tijd instellen Verhoogt de
waarde
Verhoogt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Wisselt naar
de volgende
waarde
SETUP-menu
verlaten
Weergavemo-
dus SPEED/LAP
(rondetijd)
De chrono-
meter en ron-
detijd worden
teruggezet.
Volgende
weergave-
modus
Stopt de
klok.
Start de klok
of stopt de
lopende ron-
detijd, slaat
deze op en
de chrono-
meter start
de volgende
ronde.
Rondetijd
opvragen
De chrono-
meter en ron-
detijd worden
teruggezet.
Ronden van
1-10 selecte-
ren
Geen functie Volgende
rondetijd
oproepen.
Weergavemo-
dus SPEED/ODO
(odometer)
Geen functie Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/TR1
(tripmaster 1)
Indicaties
TR1, A1 en
S1 worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/TR2
(tripmaster 2)
Wist waarden
TR2 en A2.
Volgende
weergave-
modus
Verlaagt
waarde TR2.
Verlaagt
waarde TR2.
TR2 (tripmas-
ter 2) instellen
Verhoogt
waarde TR2.
Verhoogt
waarde TR2.
Verlaagt
waarde TR2.
Verlaagt
waarde TR2.
Slaat het
setupmenu
op en sluit
het.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
37
Weergave Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 secon-
den wachten.
10 - 12
seconden
wachten.
Weergavemo-
dus SPEED/A1
(gemiddelde
snelheid 1)
Indicaties
TR1, A1 en
S1 worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/A2
(gemiddelde
snelheid 2)
Geen functie Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/S1
(chronome-
ter 1)
Indicaties
TR1, A1 en
S1 worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/S2
(chronome-
ter 2)
Weergave
van S2 en A2
worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Start of stopt
S2.
7.24 Overzicht voorwaarden voor activeerbaarheid
Weergave De motorfiets staat
stil.
Menu activeerbaar
Weergavemodus SPEED/H (bedrijfsuren)
Setupmenu
Meeteenheid instellen
Tijd instellen
Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
Rondetijd opvragen
Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
TR2 (tripmaster 2) instellen
Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
8 INBEDRIJFSTELLING
38
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-
garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
INBEDRIJFSTELLING 8
39
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 94)
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 98)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 104)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 135)
Wen eerst op een hiervoor geschikt terrein aan de omgang met de motorfiets voordat u een veeleisende tocht
onderneemt.
Info
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar
te assisteren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Als u bagage meeneemt, moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig
en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 115)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 39)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren 75 %
Vol gas geven vermijden!
8 INBEDRIJFSTELLING
40
8.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben
een lage zelfontlading en bij temperaturen boven 15 °C (60 °F)
meer startvermogen. Het startvermogen van lithium-ion-accu's
neemt bij lage temperaturen meer af dan dat van dan loodaccu's.
Er kunnen verschillende startpogingen nodig zijn. Daartoe 5
seconden de elektrische startknop indrukken en tussendoor 30
seconden wachten. De onderbrekingen zijn noodzakelijk opdat de
ontstane warmte zich kan verdelen over de lithium-ion-accu en de
accu niet beschadigd raakt.
Wanneer de opgeladen lithium-ion-accu (60 °F) bij temperaturen
onder de 15 °C de starter niet of nauwelijks doortrekt, is hij niet
defect, maar moet hij inwendig worden opgewarmd om het start-
vermogen (stroomafgifte) te verhogen.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of mod-
derig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten dui-
delijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 81)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Luchtfilterbak afdichten. ( pag. 82)
Stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 40)
Rijden op nat zand. ( pag. 41)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 42)
Rijden bij hoge temperaturen of langzaam rijden. ( pag. 42)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 43)
8.5 Voertuig voor rijden op droog zand voorbereiden
102136-01
Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (79006920000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
INBEDRIJFSTELLING 8
41
102138-01
Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (79006922000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 160)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 161)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
M01459-01
(alle 450modellen)
Koppelingsveer vervangen.
Koppelingsveer hard (78932005000)
8.6 Voertuig voor rijden op nat zand voorbereiden
102137-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 160)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 161)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8 INBEDRIJFSTELLING
42
M01459-01
(alle 450modellen)
Koppelingsveer vervangen.
Koppelingsveer hard (78932005000)
8.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig circuit voorbereiden
102137-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 141)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
M01459-01
(alle 450modellen)
Koppelingsveer vervangen.
Koppelingsveer hard (78932005000)
8.8 Voertuig voor hoge temperaturen of langzaam rijden voorbereiden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet als de koppeling wegens
een te lange secundaire overbrenging vaak moet worden
bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 160)
Radiateurlamellen reinigen.
INBEDRIJFSTELLING 8
43
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 127)
8.9 Voertuig voor lage temperaturen of sneeuw voorbereiden
102137-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
9 RIJ-INSTRUCTIES
44
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 137)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 99)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 105)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 101)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 106)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 127)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 87)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 90)
Kettingspanning controleren. ( pag. 88)
Bandentoestand controleren. ( pag. 114)
Bandenspanning controleren. ( pag. 114)
Spaakspanning controleren. ( pag. 115)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 65)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 64)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 9
45
401944-10
Motorfiets van de zijstandaard
1
nemen en zijstandaard met
de rubberband
2
vastzetten.
Versnelling in vrij schakelen.
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
400733-01
E-startknop indrukken.
Info
E-startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de
volgende startpoging 30 seconden wachten.
Bij temperaturen onder 15 °C (60 °F) kunnen er ver-
schillende startpogingen nodig zijn om de lithium-ion-
accu op te warmen, waardoor het startvermogen wordt
verhoogd.
Tijdens het starten brandt het controlelampje storing.
9.3 Tractiecontrole activeren (EXCF Six Days)
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringAls de combinatieschakelaar is gemon-
teerd, vervalt de toelating voor wegverkeer.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg, als de combinatiescha-
kelaar is gemonteerd.
Info
De tractiecontrole reduceert overmatige slip van het achterwiel voor meer controle en tractie, vooral bij
natte omstandigheden.
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, kan het achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
een lage hechting doordraaien.
De tractiecontrole kan ook tijdens het rijden worden in- en uitgeschakeld.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
H02885-01
Toets TC indrukken om de tractiecontrole in of uit te schake-
len.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental 4.000 1/min
De TC led brandt, als de tractiecontrole geactiveerd is.
9 RIJ-INSTRUCTIES
46
9.4 Beginnen met rijden
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband worden vastgezet.
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en
gelijktijdig voorzichtig gas geven.
9.5 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Als tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen stoppen, motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor
gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet u deze op ¾ gas
terugdraaien. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Geef altijd slechts zoveel gas als de motor op dat moment kan verwerken abrupt opendraaien van de gas-
hendel verhoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de remmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en
gas geven resp. nog een keer schakelen.
De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Frequent en langdurig slepen van de koppeling vermijden. Daardoor verhit de motorolie, de motor en het koel-
systeem.
Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
9.6 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
RIJ-INSTRUCTIES 9
47
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij ook naar een lagere versnel-
ling afhankelijk van de snelheid.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen
terug, maar overbelast de motor niet. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet overver-
hit.
9.7 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
9 RIJ-INSTRUCTIES
48
9.8 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
9.9 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
RIJ-INSTRUCTIES 9
49
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 20)
401226-10
Brandstoftank maximaal tot maat
A
met brandstof vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
35 mm
Brandstoftankinhoud
totaal ca.
8,5 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 158)
Tankdop sluiten. ( pag. 20)
10 SERVICESCHEMA
50
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
10.2 Verplichte werkzaamheden
om de 10 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 45 rij-uren
om de 30 rij-uren
om de 15 rij-uren
eenmalig na 1 rij-uur
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Accu controleren en laden.
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 101)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 106)
Remschijven controleren. ( pag. 98)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 105)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 104)
Frame controleren. ( pag. 93)
Achterbrug controleren. ( pag. 93)
Achterbruglagers op speling controleren.
Zwenklager op speling controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 114)
Bandenspanning controleren. ( pag. 114)
Wiellager op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 115)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 90)
Kettingspanning controleren. ( pag. 88)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controle-
ren of ze gemakkelijk bewegen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 95)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 99)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 98)
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 74)
Klepspeling controleren.
Koppeling controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 137)
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchet-
ten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
SERVICESCHEMA 10
51
om de 10 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 45 rij-uren
om de 30 rij-uren
om de 15 rij-uren
eenmalig na 1 rij-uur
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 126)
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 81)
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 83)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Koplampstand controleren. ( pag. 123)
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 136)
Brandstofdruk controleren.
Stationair controleren.
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
10.3 Aanbevolen werkzaamheden
jaarlijks
om de 135 rij-uren
om de 70 rij-uren bij gebruik voor sportdoeleinden
Eenmalig na 20 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren
Remvloeistof van de voorwielrem vervangen.
Remvloeistof van de achterwielrem vervangen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling vervangen. ( pag. 96)
Balhoofdlager smeren. ( pag. 76)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Brandstoffilter vervangen.
Motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Bougie en
bougiedop vervangen. Zuigers vervangen. Cilinder controleren/opmeten. Cilinderkop con-
troleren. Kleppen, klepveren en klepveersteunen vervangen. Nokkenas, tuimelaar en tui-
melaarassen controleren. Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. Keerringen
van de waterpomp vervangen. Transmissie en versnelling controleren. Oliedrukregelklep
controleren. Zuigpomp vervangen. Drukpomp en smeersysteem controleren. Distributie
controleren. Distributieketting vervangen. Alle motorlagers vervangen. Vrijloop vervan-
gen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN
52
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand inge-
steld op een standaard gewicht van een bestuurder (met com-
plete veiligheidskleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 75 … 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere
afwijkingen moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
11.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel
in.
De low-speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achter-
wiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend.
Daarom zijn wijzigingen in het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low
speed-bereik en omgekeerd.
11.3 Ingaande demping low speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
CHASSIS AFSTELLEN 11
53
S01312-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
11.4 Ingaande demping high speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
S01313-10
Stelschroef
1
met een steeksleutel tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN
54
11.5 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V00331-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achteras positioneren en de afstand tot
de SAG-markering op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090100)
Pin voor veerwegmal (00029990010)
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
CHASSIS AFSTELLEN 11
55
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 54)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achteras en
de SAG-markering op het achterspatbord meten.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 56)
11.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 54)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de
afstand tussen de achteras en de SAG-markering op het achter-
spatbord.
Waarde als maat
C
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
C
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 110 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 57)
11 CHASSIS AFSTELLEN
56
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning verandert, moet u de huidige instelling noteren - bijv. de veerlengte opme-
ten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Schokdemper demonteren. ( pag. 78)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
402659-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Contrasleutel (90129051000)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de aangegeven
maat
A
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 8 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring
schokdemper
M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 78)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
CHASSIS AFSTELLEN 11
57
11.10 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Schokdemper demonteren. ( pag. 78)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65
75 kg
60 … 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
85 kg
63 … 69 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
95 kg
66 … 72 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden gecom-
penseerd door het wijzigen van de veervoorspanning.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 78)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 55)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 55)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 54)
11.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net
als bij de schokdemper door de veervoorspanning worden
gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moeten beslist hardere vorkveren worden gemon-
teerd om beschadiging aan voorvork en frame te voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de
vorkpoten worden ontlucht.
11 CHASSIS AFSTELLEN
58
11.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
E00323-10
(EXCF EU/AU)
Witte stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste
uiteinde van de linker vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COMP (witte stelschroef). De uitgaande
demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB
(rode stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij
het inveren.
E00324-10
(EXCF Six Days)
Witte stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste
uiteinde van de linker vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COM (witte stelschroef). De uitgaande
demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB
(rode stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
CHASSIS AFSTELLEN 11
59
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij
het inveren.
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
E00326-10
(EXCF EU/AU)
Rode stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste
uiteinde van de rechter vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande dem-
ping bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij
het uitveren.
E00325-10
(EXCF Six Days)
Rode stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste
uiteinde van de rechter vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande dem-
ping bevindt zich in de linker vorkpoot COM (witte
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
11 CHASSIS AFSTELLEN
60
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij
het uitveren.
11.14 Veervoorspanning voorvork instellen (EXCF Six Days)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
S01315-10
Hoofdwerk
De instelvleugel
1
tot de aanslag tegen de klok in draaien.
De markering +0 staat op een lijn met de rechter vleugel.
Info
De instelling alleen handmatig uitvoeren. Geen gereed-
schap gebruiken.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
De instelvleugel met de klok mee draaien.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort +0
Standaard +0
Sport +3
De instelvleugel vergrendelen bij de getallen voelbaar.
Info
De veervoorspanning alleen op de getalwaarden instel-
len, omdat de voorspanning tussen de getalwaarden
niet vergrendelt.
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning,
draaien tegen de klok in verlaagt de veervoorspanning.
Het instellen van de veervoorspanning heeft geen
invloed op de instelling van de uitgaande demping.
Toch moet bij een verhoging van de veervoorspanning
altijd ook de uitgaande demping worden verhoogd.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
CHASSIS AFSTELLEN 11
61
11.15 Stuurstand
M00993-10
(EXCF EU/AU)
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand borin-
gen
A
15 mm
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand
B
van
het midden geplaatst.
Afstand borin-
gen
B
3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden
gemonteerd.
M00987-10
(EXCF Six Days)
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand borin-
gen
A
15 mm
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand
B
van
het midden geplaatst.
Afstand borin-
gen
B
3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden
gemonteerd.
11.16 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
11 CHASSIS AFSTELLEN
62
M00993-11
(EXCF EU/AU)
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen verwijderen.
Stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positione-
ren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct wor-
den gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
1
monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem-
men
M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
CHASSIS AFSTELLEN 11
63
M00987-11
(EXCF Six Days)
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen verwijderen.
Stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positione-
ren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct wor-
den gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
1
monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem-
men
M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
401942-01
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan weg-
rollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de bodem.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
12.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401943-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard
1
met de
voet tot de bodem uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opge-
klapt en met de rubberband worden vastgezet.
12.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
402556-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk
uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
65
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 65)
K00070-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 161)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 66)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.5 Voorvorkprotector demonteren
V00332-10
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
aan linker vorkpoot verwijderen en linker voor-
vorkprotector eraf halen.
Schroeven
3
aan rechter vorkpoot verwijderen en rechter
voorvorkprotector eraf halen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
12.6 Voorvorkprotector monteren
V00332-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
12.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 121)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorwiel demonteren. ( pag. 110)
K00545-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en remklauw verwijderen.
Remklauw met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
V00452-10
(EXCF EU/AU)
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
V00453-10
(EXCF Six Days)
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
67
12.8 Vorkpoten monteren
402556-10
Hoofdwerk
(EXCF EU/AU)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
1
zijn naar voren gepositi-
oneerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande dem-
ping bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan
de zijkant groeven ingefreesd. De tweede inge-
freesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
V00452-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 15 Nm
402556-10
(EXCF Six Days)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
1
zijn naar voren gepositi-
oneerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande dem-
ping bevindt zich in de linker vorkpoot COM (witte
stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan
de zijkant groeven ingefreesd. De tweede inge-
freesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
V00453-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
K00546-10
Remklauw positioneren en schroeven
4
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
klauw voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
5
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 111)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 121)
Koplampstand controleren. ( pag. 123)
12.9 Onderste kroonplaat demonteren (EXCF EU/AU)
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 121)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorwiel demonteren. ( pag. 110)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 66)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 76)
Stuurbescherming verwijderen.
E00380-10
Hoofdwerk
Kabelhouder voor de rechter radiateur openen en kabelboom
losmaken.
Schroeven
1
verwijderen en spanningsregelaar opzij hangen.
Kabelhouder voor de linker radiateur openen en kabelboom
losmaken.
Schroef
2
losdraaien.
Schroef
3
verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
E00381-10
Keerring
4
en beschermring
5
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
69
12.10 Onderste kroonplaat demonteren (EXCF Six Days)
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 121)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorwiel demonteren. ( pag. 110)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 66)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 76)
Stuurbescherming verwijderen.
E00382-10
Hoofdwerk
Kabelhouder voor de rechter radiateur openen en kabelboom
losmaken.
Schroeven
1
verwijderen en spanningsregelaar opzij hangen.
Kabelhouder voor de linker radiateur openen en kabelboom
losmaken.
Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
E00383-10
Keerring
4
en beschermring
5
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
12.11 Onderste kroonplaat monteren (EXCF EU/AU)
B01605-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 160)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
1
correct is
gepositioneerd.
Beschermingsring
2
en O-ring
3
erop schuiven.
K00548-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Kabelboom en koppelingskabel vastzetten met kabelhouder.
Spanningsregelaar positioneren, schroeven
5
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
H01672-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
6
zijn naar voren gepositio-
neerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de
zijkant groeven ingefreesd. De tweede ingefreesde groef
(van boven) moet door de bovenkant van de bovenste
kroonplaat worden afgesloten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
71
V00465-11
Schroef
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
V00465-10
Schroef
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
V00464-11
Schroeven
9
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Kabelboom met kabelhouder
bk
vastzetten.
K00546-11
Remklauw positioneren en schroeven
bl
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
klauw voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
bm
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
Spatbord voor monteren. ( pag. 77)
Voorwiel monteren. ( pag. 111)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 121)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppe-
lingskabel vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Koplampstand controleren. ( pag. 123)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
12.12 Onderste kroonplaat monteren (EXCF Six Days)
B01604-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 160)
Onderste kroonplaat met vorkbuis positioneren. Bovenste bal-
hoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
1
correct is
gepositioneerd.
Beschermring
2
en keerring
3
monteren.
E00385-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Kabelboom en koppelingskabel vastzetten met kabelhouder.
Spanningsregelaar positioneren, schroeven
5
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
H01672-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
6
zijn naar voren gepositio-
neerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COM (witte
stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de
zijkant groeven ingefreesd. De tweede ingefreesde groef
(van boven) moet door de bovenkant van de bovenste
kroonplaat worden afgesloten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
73
V00466-10
Schroeven
7
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
E00387-10
Schroef
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
E00388-10
Schroef
8
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 17 Nm
Loctite
®
243™
V00466-11
Schroeven
9
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Kabelboom met kabelhouder
bk
vastzetten.
K00546-11
Remklauw positioneren en schroeven
bl
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
klauw voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
bm
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
Spatbord voor monteren. ( pag. 77)
Voorwiel monteren. ( pag. 111)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 121)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppe-
lingskabel vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Koplampstand controleren. ( pag. 123)
12.13 Balhoofdlagerspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer onjuiste speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frames.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
(EXCF EU/AU)
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 75)
(EXCF Six Days)
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 75)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
(EXCF EU/AU)
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 75)
(EXCF Six Days)
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 75)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
75
12.14 Balhoofdlagerspeling instellen (EXCF EU/AU)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
K00544-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
en
2
losdraaien.
Schroef
3
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroef
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Nawerk
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.15 Balhoofdlagerspeling instellen (EXCF Six Days)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
E00397-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
losdraaien.
Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 17 Nm
Loctite
®
243™
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
76
Nawerk
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.16 Balhoofdlager smeren
H02387-01
(EXCF EU/AU)
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 68)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 70)
(EXCF Six Days)
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 69)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 72)
12.17 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 121)
V00340-10
Hoofdwerk
(EXCF EU/AU)
Schroeven
1
verwijderen.
V00341-10
Schroeven
2
verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
K00576-10
(EXCF Six Days)
Schroeven
1
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
77
S01321-10
Schroeven
2
verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
12.18 Spatbord voor monteren
V00340-10
Hoofdwerk
(EXCF EU/AU)
Spatbord voor positioneren. Schroeven
1
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
V00341-10
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
K00576-10
(EXCF Six Days)
Spatbord voor positioneren. Schroeven
1
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
S01321-10
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 121)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
78
Koplampstand controleren. ( pag. 123)
12.19 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
E00803-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen en het achterwiel met de achterbrug
zo ver neerlaten dat het achterwiel nog gedraaid kan worden.
Achterwiel in deze stand vastzetten.
Schroef
2
verwijderen, spatbescherming
3
opzij duwen en
schokdemper verwijderen.
12.20 Schokdemper monteren
E00804-10
Hoofdwerk
Spatbord
1
opzij duwen en schokdemper positioneren.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Info
De zwenklager voor de schokdemper aan de achterbrug
is gecoat met teflon. Deze mag noch met vet noch met
andere glijmiddelen worden gesmeerd. Smeermidde-
len lossen de tefloncoating op waardoor de levensduur
drastisch wordt verlaagd.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.21 Zadel verwijderen
V00342-10
Schroeven
1
verwijderen.
Zadel achter optillen, naar achteren trekken en naar boven toe
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
79
12.22 Zadel monteren
V00343-10
Zadel vooraan aan de flensbus van de brandstoftank haken,
achteraan neerlaten en naar voren schuiven.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
V00342-10
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
12.23 Deksel luchtfilterbak demonteren
K00554-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef
1
verwijderen.
K00554-11
Deksel van de luchtfilterbak in bereik
A
naar de zijkant toe
eraf trekken en naar voren toe verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
80
12.24 Deksel luchtfilterbak monteren
K00554-12
Deksel van luchtfilterbak in het bereik
A
vasthaken en in het
bereik
B
vergrendelen.
K00554-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel
luchtfilterbak
EJOT PT
®
K60x20-Z
3 Nm
12.25 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 79)
F01055-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip
1
losmaken. Luchtfilter met luchtfilterhouder
verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
81
12.26 Luchtfilter monteren
L00943-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik
A
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 160)
F01056-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen
1
in bus
B
positioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Bevestigingslip
2
inhaken.
Borgpen
3
wordt door bevestigingslip
2
op zijn plaats
gehouden.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kun-
nen stof en vuil in de motor dringen en schade veroor-
zaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 80)
12.27 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 79)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 80)
F01027-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen
en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 160)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 160)
Luchtfilterbak reinigen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
82
Controleren of de luchtinlaataansluiting niet is beschadigd en
goed vastzit.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 81)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 80)
12.28 Luchtfilterbak afdichten
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 79)
S00847-10
Hoofdwerk
Luchtfilterbak in gemarkeerd bereik
A
afdichten.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 80)
12.29 Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 79)
S00846-10
Hoofdwerk
Bij de markering
A
een gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 80)
12.30 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
83
K00575-10
Veer
1
losmaken.
Veerhaak (5030501700004)
Schroeven
2
verwijderen en einddemper eraf halen.
12.31 Einddemper monteren
K00575-11
Einddemper positioneren. Schroeven
1
monteren, maar nog
niet vastdraaien.
Veer
2
vasthaken.
Veerhaak (5030501700004)
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
12.32 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 82)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
84
101955-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Eindkap
2
met keerring
3
verwijderen.
Oude glasvezelvulling verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controle-
ren of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling
4
in de einddemper monteren.
Keerring op de eindkap monteren.
Eindkap positioneren.
Alle schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven aan eind-
demper
M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 83)
12.33 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
85
K00555-10
Hoofdwerk
Stekker
1
van brandstofpomp loskoppelen.
Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
H01694-10
Steekverbinding van de brandstofleiding grondig reinigen met
perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Info
Uit de brandstofleiding kan nog wat resterende brand-
stof stromen.
Wasdopset
2
monteren.
Waskappenset (81212016100)
K00558-10
Schroeven
3
met flensbussen verwijderen.
Claxon met claxonhouder opzijhangen.
K00556-11
Schroef
4
met rubberbus verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
86
K00559-10
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateurbevestiging trek-
ken en brandstoftank naar boven toe verwijderen.
12.34 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 93)
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant
vóór de radiateur vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of
worden beschadigd.
K00556-10
Slang voor brandstoftankontluchting erop steken.
Schroef
1
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
87
K00558-11
Claxon met claxonhouder positioneren.
Schroeven
2
met flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
H01699-10
Stekker
3
van de brandstofpomp verbinden.
Waskappenset verwijderen.
Steekverbinding van de brandstofleiding grondig reinigen met
perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Ingedrongen vuil verstopt het
inspuitventiel!
Keerring smeren en steekverbinding
4
van de brandstoflei-
ding verbinden.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van
het uitlaatsysteem leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 79)
12.35 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 87)
12.36 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
88
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 160)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 160)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.37 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
89
V00354-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trek-
ken en de kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting
1
moet daarbij
gespannen zijn.
Bij gemonteerde kettingbescherming moet de ketting
minimaal tot de aanslag van de kettingbescherming
B
omhoog kunnen worden getrokken.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting herha-
len.
Kettingspanning 55 … 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 89)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.38 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Kettingspanning controleren. ( pag. 88)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
90
E00330-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55 … 58 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de marke-
ringen aan de linker en rechter kettingspanner in dezelfde
positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
A
. Zo is het ach-
terwiel correct is uitgelijnd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
4
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.39 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
91
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor het meten van
de kettingslijtage
10 … 15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand
B
van
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
E00805-10
Glijblok controleren op slijtage.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glij-
blok
M6 14 Nm
Loctite
®
243™
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
92
E00806-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
401760-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de ket-
tinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is
versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
E00333-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Overige moeren
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
93
12.40 Frame controleren
S01316-10
Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking
gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtin-
werking is beschadigd, altijd vervangen. KTM
staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
12.41 Achterbrug controleren
S01317-10
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen.
KTM staat niet toe dat de achterbrug wordt
gerepareerd.
12.42 Gaskabelplaatsing controleren
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 84)
H01695-10
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van
het stuur, boven het brandstoftanklager, naar het smoorklep-
huis gelegd zijn. Beide gaskabels moeten achter de rubber-
band van de brandstoftankhouder geborgd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabelplaatsing corrigeren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
94
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 86)
Zadel monteren. ( pag. 79)
12.43 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls
en rechts op de handgreep van de gashendel
gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur
vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen
met de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of
loszit:
Rubberen stuurcover vervangen.
K00547-10
Schroef
1
op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite
®
243™
De ruit
A
moet naar boven zijn gepositioneerd.
12.44 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
V00802-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
95
12.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingskabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
V00456-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 159)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
96
12.46 Vloeistof van de hydraulische koppeling vervangen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingskabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
V00456-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
H01697-10
Ontluchtingsspuit
4
met de juiste vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 159)
Van de koppelingsnemercilinder de beschermkap verwijderen,
ontluchtingsschroef
5
verwijderen en ontluchtingsspuit
4
monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
97
E00339-10
Vervolgens zoveel vloeistof in het systeem spuiten totdat het er
door de openingen
6
van de koppelingscilinder weer zonder
luchtbellen uitkomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren
en vastdraaien. Beschermkap monteren.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.47 Motorbescherming demonteren (EXCF Six Days, EXCF AU)
H01638-10
Schroeven
1
verwijderen en motorbescherming eraf halen.
12.48 Motorbescherming monteren (EXCF Six Days, EXCF AU)
H01638-10
Motorbescherming achteraan aan frame haken en vooraan naar
boven zwenken.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
13 REMSYSTEEM
98
13.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
E01208-10
Remhendel naar het stuur trekken en vrije slag
A
controle-
ren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 98)
13.2 Vrije slag remhendel instellen
E01208-11
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 98)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef
1
instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
wordt de vrije slag kleiner. Het drukpunt verwijdert zich
van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt
de vrije slag groter. Het drukpunt komt dichter bij het
stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen
geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
99
A
A
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens (EXCF EU/AU)
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Remschijven - slijtagegrens (EXCF Six Days)
voor 2,5 mm
achter 3,7 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
K00562-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 100)
13 REMSYSTEEM
100
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 101)
V00805-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
REMSYSTEEM 13
101
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 159)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
E00342-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 101)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 101)
13.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
13 REMSYSTEEM
102
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
V00805-11
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuigers naar achteren te drukken. Erop letten dat er geen rem-
vloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig
afzuigen.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de
remzuigers de remklauw niet tegen de spaken worden
geduwd.
REMSYSTEEM 13
103
E00344-10
Splitpennen
4
verwijderen, bouten
5
eruit trekken en rem-
plaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
100397-01
Controleren of het veerplaatje
6
in de remklauw en de glij-
plaat
7
goed op de remklauwhouder zitten.
E00345-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en splitpen-
nen monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en een drukpunt aanwezig is.
V00805-12
Remvloeistofpeil corrigeren op maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 159)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13 REMSYSTEEM
104
13.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402026-10
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 104)
Veer
1
vasthaken.
13.9 Uitgangspositie rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
K00563-10
Veer
1
losmaken.
Moer
4
losdraaien en met drukstang
5
terugdraaien totdat
de maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer
2
losmaken en schroef
3
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
5
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is.
Indien nodig uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer voetremhende-
laanslag
M8 20 Nm
Drukstang
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
REMSYSTEEM 13
105
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chas-
sis
M6 10 Nm
Veer
1
vasthaken.
13.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
E00402-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 105)
13.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
13 REMSYSTEEM
106
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 106)
K00565-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 159)
Schroefdop met membraan en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.12 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
107
E00349-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 107)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 107)
13.13 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
13 REMSYSTEEM
108
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
K00566-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger de remklauw niet tegen de spaken wordt
geduwd.
E00351-10
Splitpennen
3
verwijderen, bouten
4
eruit trekken en rem-
plaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
E00352-10
Controleren of het veerplaatje
5
in de remklauw en de glij-
plaat
6
goed op de remklauwhouder zitten.
E00353-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en splitpen-
nen monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
REMSYSTEEM 13
109
K00565-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering
A
.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 159)
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14 WIELEN, BANDEN
110
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
V00363-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuigers naar achteren te drukken.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de
remzuigers de remklauw niet tegen de spaken worden
geduwd.
V00364-10
Schroef
1
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
2
losdraaien.
Op de schroef
1
drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef
1
verwijderen.
V00365-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-10
Afstandsbussen
3
verwijderen.
WIELEN, BANDEN 14
111
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlak
A
van de afstandsbussen reinigen
en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 160)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 160)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
V00364-11
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
14 WIELEN, BANDEN
112
V00366-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger de remklauw niet tegen de spaken wordt
geduwd.
Moer
1
verwijderen.
Kettingspanner
2
verwijderen. Steekas
3
slechts zo ver
eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
H00936-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
WIELEN, BANDEN 14
113
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00937-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
1
en loopvlak
A
van de afstandsbussen reinigen
en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 160)
Afstandsbussen erin zetten.
V00367-10
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 160)
Achterwiel positioneren en steekas
2
erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
V00368-10
Kettingspanner
3
positioneren. Moer
4
monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
3
tegen de stelschroe-
ven
5
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 88)
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
3
kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
14 WIELEN, BANDEN
114
14.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale
wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
WIELEN, BANDEN 14
115
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Bandenspanning straat
voor 1,5 bar
achter 1,8 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
14.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke
spaken met gelijke lengte en diameter te horen zijn,
wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achter-
wiel
M4,5 6 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
15 ELEKTRONICA
116
15.1 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccu's bevatten schadelijke stoffen.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van accu’s.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Houd een minimale afstand aan tot ontvlambare stoffen, als u accu’s laadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege accu’s niet op, als de minimumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor laden 9 V
Voer accu’s waarvan de minimumspanning werd onderschreden volgens de voorschriften af.
Voorwerk
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken,
totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
F00138-10
Hoofdwerk
Minkabel
1
van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
2
naar achteren trekken en pluskabel van
de accu loskoppelen.
Schroef
3
verwijderen.
Bevestigingsbeugel°
4
naar voren trekken en accu naar boven
toe verwijderen.
15.2 Accu monteren
H00386-10
Hoofdwerk
Accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen en met
de bevestigingsbeugel
1
vastzetten.
Accu (HJTZ5S-FP) ( pag. 154)
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Pluskabel
3
met accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Pluspoolafdekking
7
over pluspool schuiven.
Minkabel
4
met accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
De contactringen
A
moeten onder de schroeven
5
en de
kabelschoenen
6
met de klauwen naar de accupool wor-
den gemonteerd.
ELEKTRONICA 15
117
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 79)
15.3 Accu laden
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuAccu's bevatten milieubelastende materialen.
Gooi de accu niet bij het huishoudelijk afval.
Geef de accu's af bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als laadstroom, laadspanning of laadtijd worden overschreden, dan vernielt dit de accu.
Als de accu leeg is gestart, de accu meteen opladen.
Bij langdurige standtijd in ontladen toestand treden diepte-ontlading en capaciteitsverlies op en kan de
accu vernield raken.
De accu is onderhoudsvrij.
Voorwerk
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken,
totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
Accu demonteren. ( pag. 116)
S00863-10
Hoofdwerk
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccu's bevatten schadelijke stof-
fen.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van accu’s.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes
laden.
Houd een minimale afstand aan tot ontvlambare
stoffen, als u accu’s laadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege accu’s niet op, als de minimum-
spanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor
laden
9 V
Voer accu’s waarvan de minimumspanning werd
onderschreden volgens de voorschriften af.
Accuspanning controleren.
15 ELEKTRONICA
118
» Accuspanning: < 9 V
Accu niet opladen.
Accu vervangen en oude accu op de juiste manier bij
het afval doen.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Maximale laadduur 24 h
Accu regelmatig bijladen
als de motorfiets niet
wordt gebruikt
6 maanden
Optimale laad- en
opslagtemperatuur van
de lithium-ion-accu
10 … 20 °C
Acculader (EU) (79629974000)
Alternatief 1
Acculader (US) (79629974500)
Deze laders testen of in de accu spanning voorhanden
is. Bovendien kan met deze laders de accu niet worden
overladen. De oplaadtijd kan bij lage temperaturen lan-
ger zijn.
Deze laders zijn uitsluitend voor LFP-accu's bedoeld.
De bijgevoegde KTM PowerParts-handleiding in acht
nemen.
Info
Deksel
1
nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu loskoppe-
len.
Nawerk
Accu monteren. ( pag. 116)
Zadel monteren. ( pag. 79)
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig gezekerd.
ELEKTRONICA 15
119
Voorwerk
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken,
totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
E00361-10
Hoofdwerk
Startrelais
1
uit houder trekken.
E00362-10
Beschermkappen
2
verwijderen.
Defecte hoofdzekering
3
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smelt-
draad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
4
.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109120) ( pag. 154)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Startrelais op de houder steken en kabel leggen.
Beschermkappen erop steken.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 79)
15.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken,
totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
15 ELEKTRONICA
120
E00394-10
Hoofdwerk
Motorregeleenheid
1
van houder trekken en opzij hangen.
E00395-10
Zekeringenblokdeksel
2
openen.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
(EXCF EU, EXCF Six Days EU)
Zekering 1 10 A - motorregeleenheid, gecombineerd
instrument, lambdasonde, combinatieschakelaar (optio-
neel), brandstofinspuiting, diagnosestekker, zekering 4
(EXCF AU)
Zekering 1 10 A - motorregeleenheid, gecombineerd
instrument, combinatieschakelaar (optioneel), brand-
stofinspuiting, diagnosestekker, zekering 4
Zekering 2 - 10 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht,
nummerplaatverlichting
Zekering 3 - 10 A - radiateurventilator, claxon, remlicht,
richtingaanwijzer
Zekering 4 - 5 A - brandstofpomp
Zekeringen res - 10 A - reservezekering
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smelt-
draad
A
.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten
de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven
ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 154)
Zekering (75011088005) ( pag. 154)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
ELEKTRONICA 15
121
E00394-10
Motorregeleenheid
1
aan de houder monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 79)
15.6 Koplampkap met koplamp demonteren
V00458-10
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken,
totdat de motor stilstaat.
Remleiding en kabelstreng op de koplampkap losmaken.
Rubberbanden
1
losmaken. Koplampkap naar boven schui-
ven en naar voren zwenken.
S01328-10
Stekkerverbindingen
2
loskoppelen en koplampkap met kop-
lamp verwijderen.
15.7 Koplampkap met koplamp monteren
S01328-11
Hoofdwerk
Stekkerverbindingen
1
verbinden.
15 ELEKTRONICA
122
V00458-11
Koplampkap positioneren en met rubberband
2
vastzetten.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
Remkabel en kabelboom in de remkabelgeleiding positioneren.
Nawerk
Koplampstand controleren. ( pag. 123)
15.8 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector reduceert het reflecterend vermogen.
Vet op de lampbuisjes van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet de lampbuisjes voor de montage.
De lampbuisjes niet met de blote hand aanraken.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 121)
E00358-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
met de daaronder liggende lampfitting tot de
aanslag tegen de klok in draaien en optillen.
Lampfitting
2
van het zijlicht uit de reflector trekken.
E00359-10
Lamp koplamp
3
eruit draaien.
Nieuwe lamp in koplamp plaatsen.
Koplamp (HS1 / sokkel PX43t) ( pag. 154)
Beschermkap met de lampfitting in de reflector plaatsen en tot
de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de keerring
4
goed zit.
Lampfitting van het zijlicht in de reflector steken.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 121)
Koplampstand controleren. ( pag. 123)
ELEKTRONICA 15
123
15.9 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering op afstand
B
onder de eerste markering
aanbrengen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op afstand
A
rechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampstand controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met
bestuurder die gereed is om te rijden precies op de onderste
markering liggen.
» Als de grens tussen licht en donker niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 123)
15.10 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampstand controleren. ( pag. 123)
V00369-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Door zwenken van de koplamp de lichtbundelbreedte instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder precies op de onderste markering
liggen (aangebracht bij Koplampstand controleren).
Info
Bij een gewichtsverandering kan het zijn dat de licht-
bundelbreedte van de koplamp gecorrigeerd moet wor-
den.
Schroef
1
vastdraaien.
15 ELEKTRONICA
124
15.11 Knipperlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector reduceert het reflecterend vermogen.
Vet op de lampbuisjes van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet de lampbuisjes voor de montage.
De lampbuisjes niet met de blote hand aanraken.
E00360-10
Hoofdwerk
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Diffusorplaat
1
voorzichtig verwijderen.
De oranje kap
2
in de buurt van de uitsteeksel samenduwen
en verwijderen.
Knipperlichtlamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen
de klok in draaien en uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij hou-
den.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met
de klok mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 154)
Oranje kap monteren.
Diffusorplaat positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de
schroef met een kleine ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef
licht vastdraaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
15.12 Batterij gecombineerd instrument vervangen
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 121)
V00370-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
met ringen verwijderen.
Gecombineerd instrument omhoog uit de houder trekken.
ELEKTRONICA 15
125
V00371-10
Beschermkap
2
met een munt tot de aanslag tegen de klok
in draaien en verwijderen.
Batterij gecombineerd instrument
3
verwijderen.
Nieuwe batterij gecombineerd instrument plaatsen met het
opschrift naar boven.
Accu gecombineerde instrument (CR 2430) ( pag. 154)
Controleren of de keerring van de beschermkap correct zit.
V00372-10
Beschermkap
2
positioneren en met een munt tot de aanslag
met de klok mee draaien.
Een willekeurige knop op het gecombineerde instrument
indrukken.
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd.
Gecombineerd instrument in houder positioneren.
Schroeven met ringen monteren en vastdraaien.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 121)
Koplampstand controleren. ( pag. 123)
Kilometer of mijl instellen. ( pag. 25)
Gecombineerd instrument instellen. ( pag. 26)
Tijd instellen. ( pag. 27)
15.13 Diagnosestekker
H00933-12
De diagnosestekker
1
bevindt zicht onder het zadel.
16 KOELSYSTEEM
126
16.1 Koelsysteem
H01700-10
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop
2
. Daardoor is de aangege-
ven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functie-
storingen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
Er vindt extra koeling plaats via de radiateurventilator. Deze wordt
aangestuurd via een thermoschakelaar.
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
KOELSYSTEEM 16
127
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 158)
Radiateurdop monteren.
16.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 158)
Radiateurdop monteren.
16 KOELSYSTEEM
128
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
(EXCF Six Days, EXCF AU)
Motorbescherming demonteren. ( pag. 97)
H01700-11
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel zetten.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
16.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
KOELSYSTEEM 16
129
H01698-10
Hoofdwerk
Controleren of schroef
1
met het juiste moment is vastge-
draaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat
A
via de radiateurlamellen vullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel 1,2 l Koelvloeistof
( pag. 158)
Radiateurdop monteren.
Nawerk
(EXCF Six Days, EXCF AU)
Motorbescherming monteren. ( pag. 97)
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 127)
17 MOTOR AFSTELLEN
130
17.1 Gaskabelspeling controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de gaskabelspeling
A
bepalen.
Speling gaskabel 3 … 5 mm
» Als de gaskabelspeling niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 130)
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
Als de gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de
koude-startknop terug in de uitgangspositie.
» Als de koude-startknop niet in de uitgangspositie terug-
springt:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 130)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele
stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 130)
17.2 Gaskabelspeling instellen
Info
Als de plaatsing van de gaskabels goed is, hoeft de brandstoftank niet worden gedemonteerd.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 84)
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 93)
MOTOR AFSTELLEN 17
131
E00399-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Moer
2
losdraaien.
Stelschroef
3
helemaal indraaien.
Moer
4
losdraaien.
Koude-startknop
6
tot aan de aanslag indrukken.
Stelschroef
5
zo draaien dat de koude-startknop terug naar
de uitgangspositie beweegt wanneer de gashendel naar voren
wordt gedraaid.
Moer
4
vastdraaien.
Stelschroef
3
zodanig draaien, dat bij de gashendel gaska-
belspeling aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3 … 5 mm
Moer
2
vastdraaien.
Manchet
1
erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 130)
17.3 Eigenschappen van de gasrespons instellen
Info
Op de gashendel kunnen de eigenschappen van de gasrespons door de vervanging van de gaskabelschijf
worden veranderd.
Een gaskabelschijf met een andere karakteristiek is inbegrepen.
S01319-10
Hoofdwerk
Manchet
1
terugschuiven.
Schroeven
2
en halve schalen
3
verwijderen.
Gaskabels losmaken en handgreep verwijderen.
17 MOTOR AFSTELLEN
132
102246-10
Gaskabelschijf
4
van de handgreep
5
verwijderen.
Gewenste gaskabelschijf op de handgreep positioneren.
Voorgeschreven waarde
De aanduiding OUTSIDE moet zichtbaar zijn. De
markering
A
moet bij de markering
B
gepositioneerd
zijn.
Gaskabelschijf grijs (79002014000)
Alternatief 1
Gaskabelschijf zwart (79002014100)
Info
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep langzaam.
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep snel.
De grijze gaskabelschijf is bij levering gemonteerd.
S01320-10
Stuur aan buitenzijde en handgreep aan binnenzijde reinigen.
Handgreep op het stuur schuiven.
Gaskabels in de gaskabelschijf bevestigen en op hun plaats
brengen.
Halve schalen
3
positioneren, schroeven
2
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef gashendel M6 5 Nm
Manchet
1
erop schuiven en gashendel controleren op soe-
pele werking.
Nawerk
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 130)
17.4 Mapping wijzigen (EXCF Six Days)
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringAls de combinatieschakelaar is gemon-
teerd, vervalt de toelating voor wegverkeer.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg, als de combinatiescha-
kelaar is gemonteerd.
Info
De gewenste motoreigenschap kan via de toets MAP van de combinatieschakelaar worden geactiveerd.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
Bovendien kan via de toets TC in elke Mapping de tractiecontrole worden geactiveerd.
De Mapping kan ook tijdens rijden worden gewijzigd.
MOTOR AFSTELLEN 17
133
H02889-01
STANDARD Mapping activeren:
Toets MAP indrukken tot led 1 brandt.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
STANDARD gecompenseerde respons
H02886-01
ADVANCED Mapping activeren:
Toets MAP indrukken tot led 2 brandt.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
ADVANCED directe respons
17.5 Stationair toerental instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe motor kan bij een te laag stationair toerental plotseling uitvallen.
Stel het stationair toerental op de aangegeven waarde in. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag
van dienst.)
H02254-10
Motor warmrijden.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in
de uitgangspositie. ( pag. 21)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Door het verdraaien van de regelschroef stationair toerental
1
het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 1.800 … 1.900 1/min
Toerenteller (45129075000)
17 MOTOR AFSTELLEN
134
Info
Draaien tegen de klok in verlaagt het stationaire toeren-
tal.
Draaien met de klok mee verhoogt het stationaire toe-
rental.
17.6 Smoorkleppositie programmeren
Info
Als de besturingsunit herkent dat de smoorkleppositie in stationaire stand opnieuw moet worden gepro-
grammeerd, knippert het controlelampje storing 2x per seconde.
H02263-10
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voertuig stationair laten draaien.
Het controlelampje storing knippert niet meer zodra het
programmeren is afgesloten.
Info
Als de motor te warm wordt, een afkoelrit bij gemiddeld
toerental maken.
De motor vervolgens niet uitschakelen, maar stationair
verder laten draaien tot het programmeren afgesloten
is.
17.7 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
meten tussen de bovenkant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 135)
MOTOR AFSTELLEN 17
135
17.8 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
401951-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas ste-
ken en de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Schroef met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite
®
243™
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
136
18.1 Brandstofzeef vervangen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
H01701-10
Steekverbinding
1
van de brandstofleiding grondig reinigen
met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Ingedrongen vuil verstopt het
inspuitventiel!
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Brandstofzeef
2
uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schui-
ven.
Keerring smeren en steekverbinding van de brandstofleiding
verbinden.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
137
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en respons controleren.
18.2 Motoroliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
H01702-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten
en dan pas controleren.
De motorolie ligt tussen de onderkant
A
en midden
B
van het kijkglas.
»
Als de motorolie niet tot de onderkant
A
van het kijk-
glas komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 140)
18.3 Motorolie vervangen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Motorolie bij warme motor aftappen.
Voorwerk
(EXCF Six Days, EXCF AU)
Motorbescherming demonteren. ( pag. 97)
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
138
H01703-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor zetten.
Olieaftapschroef
1
met magneet en afdichtring verwijderen.
H01704-10
Sluitschroef
2
met korte oliezeef en keerringen verwijderen.
Info
Schroef
A
niet verwijderen.
H01705-10
Sluitschroef
3
met lange oliezeef
4
en keerringen verwijde-
ren.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
H01706-10
Sluitschroef
2
met korte oliezeef en keerringen monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
H01707-10
Lange oliezeef
4
met keerringen op een pijpsleutel positione-
ren.
Pijpsleutel door de boring van de sluitschroef in de tegenover-
liggende motorhuishelft positioneren.
Oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
139
H01708-10
Sluitschroef
3
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Olieaftapschroef
1
met magneet en nieuwe afdichtring mon-
teren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12x1,5 20 Nm
H01709-10
Schroeven
5
verwijderen. Oliefilterdeksel met keerring ver-
wijderen.
H01710-10
Oliefilter
6
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
H01711-10
Motorfiets op zijkant leggen en oliefilterhuis ongeveer vullen
met motorolie.
Nieuw oliefilter in het oliefilterhuis plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie en met olie-
filterdeksel
7
monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M6 10 Nm
Motorfiets rechtop zetten.
H01713-10
Olievulschroef
8
met keerring van het koppelingsdeksel ver-
wijderen en motorolie vullen.
Motorolie 1,2 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 158)
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit
leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
140
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
(EXCF Six Days, EXCF AU)
Motorbescherming monteren. ( pag. 97)
Motoroliepeil controleren. ( pag. 137)
18.4 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
H01712-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
1
met keerring van het koppelingsdeksel ver-
wijderen.
Motorolie tot midden
A
van kijkglas vullen.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 158)
Info
Het mengen van verschillende soorten motorolie wordt
afgeraden omdat de motorolie dan niet de volle werking
bereikt.
We adviseren de motorolie te verversen als dat nodig is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 137)
REINIGING, ONDERHOUD 19
141
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Om het indringen van water te voorkomen, het uitlaatsysteem
afsluiten.
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijg-
bare motorfietsreiniger inspuiten en met een kwastje behande-
len.
Motorfietsreiniger ( pag. 160)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
19 REINIGING, ONDERHOUD
142
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 87)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 160)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 161)
Stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 161)
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in winter
Info
Als het voertuig ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als het voertuig op wegen met strooizout is gebruikt moet deze na het rijden met koud water worden gerei-
nigd. Warm water zou de zoutwerking versterken.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 141)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remklauwen
en remplaketten in afgekoelde en gemonteerde toe-
stand, grondig met koud water reinigen en goed drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet het
voertuig grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen, omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 87)
STALLING 20
143
20.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 160)
Brandstof tanken. ( pag. 48)
Motorfiets reinigen. ( pag. 141)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 137)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 126)
Bandenspanning controleren. ( pag. 114)
Accu demonteren. ( pag. 116)
Accu opladen. ( pag. 117)
Voorgeschreven waarde
Optimale laad- en opslag-
temperatuur van de lithium-
ion-accu
10 … 20 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
De motorfiets het beste afdekken met een luchtdoorlatend
dekzeil of een deken. In geen geval mogen hiervoor luchtdichte
materialen worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ont-
snappen en er roest ontstaat.
20 STALLING
144
Info
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaat gaan roesten.
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Accu monteren. ( pag. 116)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 44)
Een proefrit maken.
FOUTEN OPSPOREN 21
145
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door
(e-starter)
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 44)
Accu leeg Accu opladen. ( pag. 117)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 118)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 44)
Steekverbinding van de brand-
stofleiding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding verbinden.
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 119)
Zekering 4 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 119)
Stationaire toerental verkeerd
ingesteld
Stationair toerental instellen.
( pag. 133)
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien
nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bou-
gie te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
1,0 mm
Ontstekingssysteem defect Ontstekingssysteem controleren.
Ontstekingskabel in de kabe-
loom versleten, stopknop en/of
noodstopschakelaar defect
Kabelboom controleren. (visuele con-
trole)
Elektrische installatie controleren.
Fout in brandstof-
inspuitsysteem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor start niet Fout in brandstof-
inspuitsysteem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Ontstekingssysteem defect Bobine secundaire wikkeling contro-
leren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Motorvermogen te laag Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen. ( pag. 81)
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstoffilter vervangen.
Brandstofzeef sterk vervuild Brandstofzeef vervangen.
( pag. 136)
21 FOUTEN OPSPOREN
146
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motorvermogen te laag Fout in brandstof-
inspuitsysteem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Uitlaatsysteem lekt, is ver-
vormd of heeft te weinig glas-
vezelvulling in de einddemper
Controleer het uitlaatsysteem op
beschadiging.
Glasvezelvulling van einddemper ver-
vangen. ( pag. 83)
Te weinig klepspeling Klepspeling instellen.
Ontstekingssysteem defect Bobine secundaire wikkeling contro-
leren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 48)
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 119)
Zekering 4 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 119)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 127)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Koelerlamellen sterk vervuild Koelerlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 128)
Koelmiddel vullen. ( pag. 128)
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Voorgeschreven waarde
Openingstemperatuur: 70 °C
Defect aan radiateurventilatie-
systeem
Zekering radiateurventilator controle-
ren.
Zekering 4 controleren.
Radiateurventilator controleren.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in brandstof-
inspuitsysteem
Motorfiets stoppen en met behulp van
de knippercode het defecte onderdeel
identificeren.
Kabels op beschadiging en de elektri-
sche stekkerverbindingen op roestvor-
ming en beschadiging controleren.
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en
indien nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 137)
FOUTEN OPSPOREN 21
147
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Hoog olieverbruik Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 137)
Zuigers resp. cilinders versleten Zuiger/cilinder - inbouwspeling bepa-
len.
Accu leeg Accu wordt niet opgeladen door
de dynamo
Laadspanning controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Ongewilde stroomverbruikers Ruststroom controleren.
Waarden in het gecombineerde
instrument gewist (tijd, chrono-
meter, rondetijden)
De batterij gecombineerd
instrument is leeg
Batterij gecombineerd instrument ver-
vangen. ( pag. 124)
Groot licht, dimlicht, achter-
licht, zijlicht en nummerplaat-
verlichting werken niet
Zekering 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 119)
Claxon, remlicht, richtingaan-
wijzer en radiateurventilator
werken niet
Zekering 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 119)
22 KNIPPERCODE
148
Info
De knippercodes worden alleen door de niet-gehomologeerde versie van het voertuig weergegeven.
Knippercode controle-
lampje storing
02a Controlelampje storing knippert 2x per seconde
Voorwaarde voor fout Smoorkleppositie programmeren vereist
Knippercode controle-
lampje storing
02 Controlelampje storing knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Impulsgever - storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
06 Controlelampje storing knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
09 Controlelampje storing knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te laag
Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
12 Controlelampje storing knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
13 Controlelampje storing knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
15 Controlelampje storing knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellinghoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te laag
Hellinghoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
21 Controlelampje storing knippert 2x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Accuspanning - ingangsspanning te hoog
KNIPPERCODE 22
149
Knippercode controle-
lampje storing
22 Controlelampje storing knippert 2x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Versnellingsherkenningssensor - ingangsspanning te hoog
Versnellingsherkenningssensor - ingangsspanning te laag
Knippercode controle-
lampje storing
33 Controlelampje storing knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep cilinder 1 - storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
37 Controlelampje storing knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
41 Controlelampje storing knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te laag
23 TECHNISCHE GEGEVENS
150
23.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld
Cilinderinhoud (alle 450modellen) 449,9 cm³
Cilinderinhoud (alle 500modellen) 510,9 cm³
Slag (alle 450modellen) 63,4 mm
Slag (alle 500modellen) 72 mm
Boorgat 95 mm
Compressie 11,8:1
Stationair toerental 1.800 … 1.900 1/min
Distributie OHC, 4 kleppen door tuimelaar aangestuurd
Klepdiameter inlaat 40 mm
Klepdiameter uitlaat 33 mm
Klepspeling
Inlaat bij: 20 °C 0,10 … 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,12 … 0,17 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigerboutlager geen lagerbus zuigerpen met DLC coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 Eaton-pompen
Primaire overbrenging 31:76
Koppeling Meerplaatskoppeling in oliebad, hydraulisch bediend
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:36
2e versnelling 17:32
3e versnelling 19:28
4e versnelling 22:26
5e versnelling 23:24
6e versnelling 26:21
Dynamo 12 V, 196 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LMAR9AI10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koel-
middel door waterpomp
Starthulp E-starter
TECHNISCHE GEGEVENS 23
151
23.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor de distributie-
kettingspanner
M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor tuimelaarsme-
ring
M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars voor koppelings-
mering
M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Schroef impulsgever en kabelhou-
derplaat
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
Schroef versnellingssensor M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zuigpompdeksel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Moer waterpompwiel M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef distributiekettingspanner M6 10 Nm
Schroef drukpompdeksel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef EVAP-afsluiting M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef geleider distributieketting-
spanner
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef houderplaat nokkenas M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef lagerbout koppelbegrenzer M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef oliefilterdop M6 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef uitvalbeveiliging distribu-
tieketting
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
152
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Olievernevelaar voor drijfstangla-
gersmering
M6x0,75 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef tuimelaarlager M7 15 Nm
Sluitschroef oliekanaal M7 9 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef distributiekettingspan-
ner
M8 8 Nm
Sluitschroef krukasbevestiging M8 10 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm
Loctite
®
2701™
Sluitschroef oliekanaal M10 15 Nm
Loctite
®
243™
Bougie M10x1 10 12 Nm
Afsluitschroef tuimelaaras M10x1,25 10 Nm
Schroef cilinderkop M10x1,25 1e niveau
10 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
50 Nm
Kraag en schroefdraad geolied
Temperatuursensor koelmiddel M10x1,25 12 Nm
Moer rotor M12x1 60 Nm
Schroefdraad met motorolie
ingesmeerd / conus ingevet
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Moer koppelingmeenemer M18x1,5 80 Nm
Moer primair tandwiel M20LHx1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie 1,2 l Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 158)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelvloeistof ( pag. 158)
23.3.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca. 8,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 158)
TECHNISCHE GEGEVENS 23
153
Brandstofreserve ca. 1,5 l
23.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork (EXCF EU/AU) WP SuspensionXplor 48
Voorvork (EXCF Six Days) WP SuspensionXplor 48 PA
Veerweg
voor 300 mm
achter 310 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper WP Suspension 5018 PDS DCC
Remsysteem Schijfremmen, remklauwen vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens (EXCF EU/AU)
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Remschijven - slijtagegrens (EXCF Six Days)
voor 2,5 mm
achter 3,7 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Bandenspanning straat
voor 1,5 bar
achter 1,8 bar
Secundaire overbrenging (alle 450modellen) 14:52 (13:52)
Secundaire overbrenging (alle 500modellen) 14:50 (13:50)
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 48, 50, 52
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand 1.482 ± 10 mm
Zadelhoogte onbelast 960 mm
Los van de bodem, onbelast 355 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (450 EXCF EU/AU) 106 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (500 EXCF EU/AU,
450 EXCF Six Days EU)
106,5 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (500 EXCF
Six Days EU)
107 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
23 TECHNISCHE GEGEVENS
154
23.5 Elektronica
Accu HJTZ5S-FP Lithium-ion-accu
Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 2,0 Ah
Onderhoudsvrij
Accu gecombineerde instrument CR 2430 Accuspanning: 3 V
Zekering 75011088005 5 A
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 58011109120 20 A
Koplamp HS1 / sokkel PX43t 12 V
35/35 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Controlelampjes W2,3W / sokkel W2x4,6d 12 V
2,3 W
Richtingaanwijzer R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
23.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(EXCF EU/AU) 80/100 - 21 M/C 51M TT
MAXXIS Maxx EnduPro
140/80 - 18 M/C 70R M+S TT
MAXXIS Maxx EnduPro
(EXCF Six Days) 90/90 - 21 M/C 54M M+S TT
Metzeler MCE 6 Days Extreme
140/80 - 18 M/C 70M M+S TT
Metzeler MCE 6 Days Extreme
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
23.7 Voorvork
23.7.1 EXCF EU/AU
Artikelnummer voorvork 14.18.8S.69
Voorvork WP SuspensionXplor 48
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 474 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 4,6 N/mm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
155
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 4,8 N/mm
Lengte voorvork 928 mm
Voorvorkolie per vorkpoot 642 ± 10 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 159)
23.7.2 EXCF Six Days
Artikelnummer voorvork 14.15.8S.69
Voorvork WP SuspensionXplor 48 PA
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort +0
Standaard +0
Sport +3
Veerlengte met voorspanbus(sen) 474 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 4,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 4,8 N/mm
Lengte voorvork 928 mm
Voorvorkolie per vorkpoot 642 ± 10 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 159)
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 12.18.7S.69
Schokdemper WP Suspension 5018 PDS DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
23 TECHNISCHE GEGEVENS
156
Veervoorspanning 8 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 60 … 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 63 … 69 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 66 … 72 N/mm
Veerlengte 225 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 110 mm
Inbouwlengte 415 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 159)
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Overige schroeven chassis EJOT PT
®
K60x25Z 2 Nm
Schroef combinatieschakelaar
(EXCF Six Days)
EJOT PT
®
K50x18 2 Nm
Schroef drukregelaar EJOT PT
®
K60x25Z 2 Nm
Schroef zadelbevestiging EJOT EJOFORM PT
®
K60x23/18 2,5 Nm
Schroef noodstopschakelaar M4 1 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite
®
243™
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Overige moeren chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef lichtschakelaar M5 1 Nm
Schroef richtingaanwijzerschake-
laar
M5 1 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Schroef temperatuursensor inlaat-
lucht
M5 3,5 Nm
Moer kabels aan startmotor M6 4 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef glijblok M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kogelgewricht drukstang
aan rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
157
Brandstofaansluiting aan brand-
stofpomp
M8 10 Nm
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Moer rempedaal M8 15 Nm
Moer voetremhendelaanslag M8 20 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bochtstuk M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat
(EXCF Six Days)
M8 17 Nm
Schroef bovenste kroonplaat
(EXCF EU/AU)
M8 20 Nm
Schroef bovenste kroonplaat
(EXCF EU/AU)
M8 15 Nm
Schroef framearm M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef motorsteunen M8 25 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat
(EXCF Six Days)
M8 15 Nm
Schroef remklauw voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven
(EXCF Six Days)
M8 17 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vorkbuis boven
(EXCF EU/AU)
M8 20 Nm
Schroef zijstandaardbevestiging M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Motorschroef M10 60 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Moer brandstofpomp bevestiging M12 15 Nm
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M20x1,5 12 Nm
Loctite
®
243™
24 GEBRUIKSSTOFFEN
158
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelvloeistof
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardige, silicaatvrije koelvloeistof met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 162)
SAE ( pag. 162) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
GEBRUIKSSTOFFEN 24
159
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 162) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 162) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
25 HULPSTOFFEN
160
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
HULPSTOFFEN 25
161
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
26 NORMEN
162
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 27
163
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
28 LIJST MET AFKORTINGEN
164
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
LIJST MET SYMBOLEN 29
165
29.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Controlelampje brandstofpeil brandt geel Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
29.2 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
INDEX
166
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
startvermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Balhoofdlagerspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 52
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Brandstofzeef
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
voor borging voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . 82
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
E
Eigenschappen van de gasrespons
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . 83
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
E-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145-147
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Gaskabelplaatsing
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Gecombineerd instrument
batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . 25
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
rondetijd opvragen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
I
Inbedrijfname
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 38
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 53
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 52
INDEX
167
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148-149
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
antivries en koelmiddelpeil controleren . . . . 126
peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 123
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Koplampstand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Koppeling
vloeistof vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . 95
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 94
Koude-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
M
Mapping
wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68-69
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70, 72
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
R
Regelschroef stationair toerental . . . . . . . . . . . . . 21
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 104
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 106
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 107
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 101
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . 101
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98-109
INDEX
168
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 105
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 100
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 105
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 99
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Rijden in winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 55
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 55
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 56
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50-51
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Smoorkleppositie
programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143-144
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage tempe-
raturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Stationair toerental
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 156
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 151
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Tractiecontrole
activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 54
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 134
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 135
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 57
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 60
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49, 152
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129, 152
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139, 152
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
INDEX
169
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . 118
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen 119
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . 40
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
*3213883nl*
3213883nl
04/2018
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172

KTM 500 EXC-F 2019 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor