Gebruikershandleiding
© Copyright 2017 HP Development Company,
L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreende houder en wordt door HP Inc.
onder licentie gebruikt. Intel, Celeron en
Pentium zijn handelsmerken van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en andere
landen. Windows is een gedeponeerd
handelsmerk of een handelsmerk van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten
en/of andere landen.
De informatie in deze documentatie kan zonder
kennisgeving worden gewijzigd. De enige
garanties voor HP producten en diensten staan
vermeld in de expliciete garantievoorwaarden
bij de betreende producten en diensten. Aan
de informatie in deze handleiding kunnen geen
aanvullende rechten worden ontleend. HP
aanvaardt geen aansprakelijkheid voor
technische fouten, drukfouten of weglatingen
in deze publicatie.
Eerste editie: april 2017
Onderdeelnummer van document:
923857-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de meeste
modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet
alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Niet alle functies zijn beschikbaar in alle edities
of versies van Windows. Voor systemen zijn
mogelijk bijgewerkte en/of afzonderlijk
aangeschafte hardware, stuurprogramma's,
software en/of een BIOS-update vereist om
volledig te kunnen proteren van de
functionaliteit van Windows. Windows 10
wordt automatisch bijgewerkt. Deze optie is
altijd ingeschakeld. Uw internetprovider kan
hiervoor kosten in rekening brengen. Voor
latere updates kunnen mogelijk aanvullende
vereisten gelden. Zie
http://www.microsoft.com.
Ga voor de nieuwste gebruikershandleidingen
of handleidingen voor uw product naar
http://www.hp.com/support. Selecteer Mijn
product zoeken en volg de instructies op het
scherm.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden of
anderszins gebruiken van een softwareproduct
dat vooraf op deze computer is geïnstalleerd,
bevestigt u dat u gehouden bent aan de
voorwaarden van de HP EULA (End User License
Agreement). Indien u niet akkoord gaat met
deze licentievoorwaarden, kunt u uitsluitend
aanspraak maken op de mogelijkheid het
gehele, ongebruikte product (hardware en
software) binnen 14 dagen te retourneren,
voor een volledige restitutie op basis van het
restitutiebeleid van de desbetreende
verkoper.
Neem contact op met de verkoper voor meer
informatie of om te vragen om een volledige
restitutie van de prijs van de computer.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer
beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te
blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet
wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of
een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht
materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken
die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals gedenieerd door de International Standard for Safety of
Information Technology Equipment (IEC 60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Conguratie-instelling van de processor (alleen bepaalde producten)
BELANGRIJK: Bepaalde computerproducten zijn gecongureerd met een Intel® Pentium® N35xx/N37xx-
processor of een Celeron® N28xx/N29xx/N30xx/N31xx-processor en een Windows®-besturingssysteem.
Wijzig op deze modellen de conguratie-instelling van de processor in mscong.exe niet van 4 of 2
processors naar 1 processor. Als u dat wel doet, start uw computer niet opnieuw op. U moet de
fabrieksinstellingen herstellen om de oorspronkelijke instellingen te herstellen.
v
vi Conguratie-instelling van de processor (alleen bepaalde producten)
Inhoudsopgave
1 Welkom ........................................................................................................................................................ 1
Informatie zoeken .................................................................................................................................................. 2
2 Onderdelen ................................................................................................................................................... 3
Hardware zoeken ................................................................................................................................................... 3
Software zoeken .................................................................................................................................................... 3
Rechterkant ............................................................................................................................................................ 4
Linkerkant .............................................................................................................................................................. 5
Beeldscherm .......................................................................................................................................................... 7
Toetsenbordzone ................................................................................................................................................... 8
Touchpad ............................................................................................................................................. 8
Lampjes ............................................................................................................................................... 9
Knop ................................................................................................................................................... 10
Speciale toetsen ................................................................................................................................ 11
Actietoetsen ...................................................................................................................................... 12
Onderkant ............................................................................................................................................................ 13
Labels ................................................................................................................................................................... 14
3 Netwerkverbindingen .................................................................................................................................. 16
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................................. 16
Voorzieningen voor draadloze communicatie gebruiken ................................................................. 16
Knop voor draadloze communicatie ............................................................................... 16
Voorzieningen van het besturingssysteem .................................................................... 16
Verbinding maken met een WLAN ..................................................................................................... 17
HP Mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde producten) ........................................................ 17
HP Mobile Connect Pro gebruiken (alleen bepaalde producten) ...................................................... 18
GPS gebruiken (alleen bepaalde producten) .................................................................................... 18
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde producten) ....... 18
Bluetooth-apparaten aansluiten .................................................................................... 18
NFC gebruiken om informatie te delen (alleen bepaalde producten) .............................................. 19
Delen ............................................................................................................................... 19
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................................... 19
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde producten) ............................. 19
HP LAN-WLAN Protection gebruiken (alleen bepaalde producten) .................................................. 20
HP LAN-WLAN Protection inschakelen en aanpassen .................................................... 20
vii
HP MAC Address Manager gebruiken om uw computer in een netwerk te identiceren (alleen bepaalde
producten) ........................................................................................................................................................... 21
Het MAC-systeemadres inschakelen en aanpassen ......................................................................... 21
4 Schermnavigatie ......................................................................................................................................... 23
Bewegingen voor het touchpad en aanraakscherm gebruiken .......................................................................... 23
Tikken ................................................................................................................................................ 23
Zoomen door met twee vingers te knijpen ....................................................................................... 24
Schuiven met twee vingers (alleen touchpad) .................................................................................. 24
Tikken met twee vingers (alleen touchpad) ..................................................................................... 24
Tikken met vier vingers (alleen touchpad) ....................................................................................... 25
Vegen met drie vingers (alleen touchpad) ........................................................................................ 25
Schuiven met één vinger (alleen aanraakscherm) ........................................................................... 26
Het toetsenbord en de optionele muis gebruiken .............................................................................................. 26
5 Entertainmentvoorzieningen ....................................................................................................................... 27
Een camera gebruiken ......................................................................................................................................... 27
Audio gebruiken ................................................................................................................................................... 27
Luidsprekers aansluiten .................................................................................................................... 27
Een hoofdtelefoon aansluiten ........................................................................................................... 27
Een headset aansluiten ..................................................................................................................... 28
Geluidsinstellingen gebruiken .......................................................................................................... 28
Video gebruiken ................................................................................................................................................... 28
Videoapparaten aansluiten met een VGA-kabel ............................................................................... 29
Videoapparaten aansluiten met een HDMI-kabel ............................................................................. 29
HDMI-audio congureren ............................................................................................... 30
Met Miracast compatibele draadloze beeldschermen zoeken en aansluiten (alleen bepaalde
producten) ......................................................................................................................................... 31
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................. 32
Slaapstand en sluimerstand gebruiken .............................................................................................................. 32
Slaapstand activeren en beëindigen ................................................................................................. 32
Hibernationstand activeren en beëindigen (alleen bepaalde producten) ........................................ 33
Computer afsluiten (uitschakelen) ...................................................................................................................... 33
Het pictogram Energie en Energiebeheer gebruiken .......................................................................................... 34
Werkt op accuvoeding ......................................................................................................................................... 34
Acculading weergeven ...................................................................................................................... 35
Informatie over de accu zoeken in HP Support Assistant (alleen bepaalde producten) .................. 35
Accuvoeding besparen ...................................................................................................................... 35
Lage acculading herkennen .............................................................................................................. 35
Problemen met een laag accuniveau verhelpen ............................................................................... 36
viii
Lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is ...... 36
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is ........... 36
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de sluimerstand niet kan
beëindigen ....................................................................................................................... 36
Door de gebruiker vervangbare accu ................................................................................................ 36
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen ......................................................... 36
Door de gebruiker vervangbare accu bewaren ............................................ 37
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ............................................ 37
Externe voeding gebruiken .................................................................................................................................. 37
7 Beveiliging .................................................................................................................................................. 39
De computer beveiligen ....................................................................................................................................... 39
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................................... 40
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................................ 40
Wachtwoorden instellen in Computer Setup .................................................................................... 41
BIOS-beheerderswachtwoord beheren ............................................................................................ 41
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven ......................................................................... 43
DriveLock-beveiligingsopties gebruiken .......................................................................................... 43
Automatic DriveLock selecteren (alleen voor bepaalde producten) .............................. 43
Automatic DriveLock inschakelen ................................................................ 43
Automatic DriveLock uitschakelen ............................................................... 44
Wachtwoord voor Automatic DriveLock opgeven ........................................ 44
Handmatige DriveLock selecteren .................................................................................. 45
Een DriveLock-wachtwoord instellen ........................................................... 45
DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen ................. 45
DriveLock uitschakelen ................................................................................................... 46
DriveLock-wachtwoord invoeren .................................................................................... 46
DriveLock-wachtwoord wijzigen ..................................................................................... 47
Windows Hello gebruiken (alleen bepaalde producten) ..................................................................................... 47
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................................... 47
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................................. 48
Software-updates installeren ............................................................................................................................. 48
HP Client Security gebruiken (alleen bepaalde producten) ................................................................................ 48
HP Touchpoint Manager gebruiken (alleen bepaalde producten) ...................................................................... 49
Een optionele beveiligingskabel gebruiken (alleen bepaalde producten) ......................................................... 49
Een vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten) ......................................................................... 49
Vingerafdruklezer zoeken ................................................................................................................. 49
8 Onderhoud .................................................................................................................................................. 50
Prestaties verbeteren .......................................................................................................................................... 50
Schijfdefragmentatie gebruiken ....................................................................................................... 50
ix
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................................ 50
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde producten) .............................................................. 50
De status van HP 3D DriveGuard herkennen .................................................................. 51
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren .............................................................................. 51
Computer schoonmaken ...................................................................................................................................... 51
Reinigingsprocedures ........................................................................................................................ 52
Het beeldscherm reinigen ............................................................................................... 52
De zijkanten en het deksel reinigen ............................................................................... 52
Het touchpad, het toetsenbord of de muis reinigen (alleen bepaalde producten) ....... 52
Reizen met of verzenden van de computer ......................................................................................................... 52
9 Back-ups maken, herstellen en terugzetten ................................................................................................... 54
Herstelmedia en back-ups maken ....................................................................................................................... 54
HP Herstelmedia maken (alleen bepaalde producten) ..................................................................... 54
Hulpprogramma's van Windows gebruiken ........................................................................................................ 55
Herstellen ............................................................................................................................................................. 56
Herstellen met HP Recovery Manager .............................................................................................. 56
Wat u moet weten voordat u begint ............................................................................... 56
De HP Herstelpartitie gebruiken (alleen bepaalde producten) ...................................... 57
HP Herstelmedia gebruiken om te herstellen ................................................................ 58
De opstartvolgorde van de computer wijzigen .............................................................. 58
De HP Herstelpartitie verwijderen (alleen bepaalde producten) ................................... 58
10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start .............................................................................................. 60
Computer Setup gebruiken .................................................................................................................................. 60
Computer Setup starten .................................................................................................................... 60
Een USB-toetsenbord of -muis gebruiken om Computer Setup (BIOS) te starten ........ 60
Navigeren en selecteren in Computer Setup .................................................................................... 60
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup ......................................................................... 61
BIOS-update uitvoeren ...................................................................................................................... 61
BIOS-versie vaststellen ................................................................................................... 62
BIOS-update downloaden ............................................................................................... 62
De opstartvolgorde wijzigen met de F9-prompt .............................................................................. 63
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten) .......................................................................................... 63
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde producten) ........................................................................................ 63
11 Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) ...................................................................................... 65
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden ......................................................... 65
x
12 Specicaties .............................................................................................................................................. 67
Ingangsvermogen ................................................................................................................................................ 67
Omgevingsvereisten ............................................................................................................................................ 67
13 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 68
14 Toegankelijkheid ....................................................................................................................................... 69
Ondersteunde assistieve technologieën (hulpmiddelen voor gehandicapten) .................................................. 69
Contact opnemen met ondersteuning ................................................................................................................ 69
Index ............................................................................................................................................................. 70
xi
xii
1 Welkom
Nadat u de computer hebt gecongureerd en geregistreerd, wordt u aangeraden de volgende stappen uit te
voeren om optimaal te proteren van uw slimme investering:
TIP: Als u snel wilt terugkeren naar het startscherm van de computer vanuit een geopende app of het
bureaublad van Windows, drukt u op de Windows-toets op het toetsenbord. Als u nogmaals op de
Windows-toets drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
Maak verbinding met internet: congureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u verbinding
kunt maken met internet. Zie Netwerkverbindingen op pagina 16 voor meer informatie.
Werk uw antivirussoftware bij: bescherm uw computer tegen schade door virussen. De software is
vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie Antivirussoftware gebruiken op pagina 47 voor meer
informatie.
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer. Zie
Onderdelen op pagina 3 en Schermnavigatie op pagina 23 voor meer informatie.
Zoek geïnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer geïnstalleerde
software.
Klik op de knop Start.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start en selecteer vervolgens Programma's en onderdelen.
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-ashdrive te maken. Zie Back-
ups maken, herstellen en terugzetten op pagina 54.
1
Informatie zoeken
Gebruik de volgende tabel voor informatiebronnen met productinformatie, instructies en meer.
Bron Inhoud
Installatie-instructies
Overzicht van computerinstallatie en -functies
HP ondersteuning
Voor HP ondersteuning gaat u naar http://www.hp.com/
support.
Online chatten met een technicus van HP
Telefoonnummers voor ondersteuning
Locaties HP Servicecentrum
Handleiding voor veiligheid en comfort
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Selecteer de knop Start, selecteer HP Help en
ondersteuning en vervolgens HP documentatie.
– of –
Selecteer de knop Start, selecteer HP en vervolgens
HP documentatie.
– of –
Ga naar http://www.hp.com/ergo.
BELANGRIJK: U moet voor toegang tot de nieuwste
versie van de gebruikershandleiding verbonden zijn
met internet.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek
Richtlijnen voor houding en manier van werken voor meer comfort
en minder risico op lichamelijk letsel
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
U krijgt als volgt toegang tot dit document:
Selecteer de knop Start, selecteer HP Help en
ondersteuning en vervolgens HP documentatie.
– of –
Selecteer de knop Start, selecteer HP en vervolgens
HP documentatie.
Belangrijke kennisgevingen over voorschriften, waaronder
informatie over het correct afvoeren van accu's (indien nodig)
Beperkte garantie*
U krijgt als volgt toegang tot dit document:
Selecteer de knop Start, selecteer HP Help en
ondersteuning en vervolgens HP documentatie.
– of –
Selecteer de knop Start, selecteer HP en vervolgens
HP documentatie.
– of –
Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments.
BELANGRIJK: U moet voor toegang tot de nieuwste
versie van de gebruikershandleiding verbonden zijn
met internet.
Specieke garantiegegevens voor deze computer
*U kunt de HP garantie vinden bij de gebruikershandleidingen op het product en/of op de cd of dvd die is meegeleverd in de doos. In
sommige landen of regio's wordt door HP een gedrukte versie van de garantie meegeleverd in de doos. In landen of regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u via http://www.hp.com/go/orderdocuments een exemplaar aanvragen. Voor
producten gekocht in Azië en Oceanië kunt u HP aanschrijven op het volgende adres: POD, PO Box 161, Kitchener Road Post Oice,
Singapore 912006. Vermeld de productnaam en uw naam, telefoonnummer en postadres.
2 Hoofdstuk 1 Welkom
2 Onderdelen
Hardware zoeken
Ga als volgt te werk om te zien welke hardware in uw computer is geïnstalleerd:
Typ apparaatbeheer in het zoekvak van de taakbalk en selecteer de app Apparaatbeheer.
U ziet een lijst met alle apparaten die in uw computer zijn geïnstalleerd.
Druk voor informatie over de hardwareonderdelen van het systeem en het versienummer van het systeem-
BIOS op fn+esc (alleen bepaalde producten).
Software zoeken
Ga als volgt te werk om te zien welke software op uw computer is geïnstalleerd:
Klik op de knop Start.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start en selecteer vervolgens Programma's en onderdelen.
Hardware zoeken 3
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan-uitlampje
Aan: De computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en andere
niet-benodigde onderdelen worden uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk energie
wordt verbruikt.
(2) Schijfeenheidlampje
Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen van
de vaste schijf.
(3) Geheugenkaartlezer Hiermee worden optionele geheugenkaarten gelezen die
informatie opslaan, beheren, delen of openen.
Ga als volgt te werk om een kaart te plaatsen:
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren
naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in de geheugenkaartlezer en druk de kaart
aan totdat deze goed op zijn plaats zit.
Ga als volgt te werk om een kaart te verwijderen:
Trek de kaart uit de geheugenkaartlezer.
(4) USB 2.0-poort Hiermee sluit u een USB-apparaat, zoals een mobiele telefoon,
camera, activiteittracker of smartwatch, aan. Deze poort biedt
ook gegevensoverdracht.
(5) Optischeschijfeenheid (alleen bepaalde
producten)
Hiermee wordt een optische schijf gelezen of wordt naar een
optische schijf geschreven (afhankelijk van het
computermodel).
(6) Uitwerpknop voor optische schijf (alleen
bepaalde producten)
Hiermee ontgrendelt u de schijade van de optische-
schijfeenheid.
(7) Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hier kunt u een optionele beveiligingskabel bevestigen op de
computer.
OPMERKING: De beveiligingskabel is bedoeld om diefstal te
ontmoedigen, maar kan mogelijk niet voorkomen dat de
computer wordt gestolen of beschadigd.
4 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(2) Acculampje Wanneer de netvoeding is aangesloten:
Wit: de acculading is groter dan 90 procent.
Oranje: de acculading ligt tussen 0 en 90 procent.
Uit: de accu wordt niet opgeladen.
Wanneer de netvoeding is losgekoppeld (accu laadt niet op):
Knipperend oranje: de accu is bijna leeg. Wanneer de accu
een kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, begint het
acculampje snel te knipperen.
Uit: de accu wordt niet opgeladen.
(3) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch
om interne onderdelen te koelen en oververhitting te
voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator
automatisch aan- en uitgaat wanneer u de computer gebruikt.
(4) Poort voor externe monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
aansluiten.
(5) RJ-45-netwerkconnector met statuslampjes Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
Wit (links): het netwerk is aangesloten.
Oranje (rechts): er vindt een nieuwe activiteit plaats in het
netwerk.
(6) HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel video-
of audioapparaat, zoals een high-denition televisie, andere
compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur, of een snel
HDMI-apparaat (High-Denition Multimedia Interface).
(7) USB 3.x SuperSpeed-poorten (2) Hiermee sluit u een USB-apparaat, zoals een mobiele telefoon,
camera, activiteitentracker of smartwatch, aan. Deze poort
biedt ook gegevensoverdracht in hoge snelheid.
(8) Combostekker voor audio-uit (hoofdtelefoon)/
audio-in (microfoon)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen voeding,
een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een kabel
van een televisietoestel aansluiten. Ook kunt u hierop de
Linkerkant 5
Onderdeel Beschrijving
microfoon van een optionele headset aansluiten. Deze ingang
ondersteunt geen optionele zelfstandige microfoons.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het
risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor meer informatie over
veiligheid.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
1. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer
vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Klik op het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer Mijn pc, selecteer het tabblad Specicaties en
selecteer vervolgens Gebruikershandleidingen.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
6 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Beeldscherm
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze WLAN's (Wireless
Local Area Networks).
(2) Cameralampje Aan: De camera is in gebruik.
(3) Camera Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. Op
sommige modellen kunt u met streaming video videovergaderen en
online chatten.
Om de camera te gebruiken, doet u het volgende:
Typ camera in het zoekvak van de taakbalk en selecteer
vervolgens Camera.
(4) Interne microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe omgeving
van de antennes vrij.
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte over uw land of regio in Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu.
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
1. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Klik op het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer Mijn pc, selecteer het tabblad Specicaties en selecteer vervolgens Gebruikershandleidingen.
Beeldscherm 7
Toetsenbordzone
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpadzone Hiermee worden uw vingerbewegingen gelezen om de
aanwijzer te verplaatsen of items op het scherm te activeren.
(2) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(3) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
8 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Lampjes
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) Caps Lock-lampje Aan: Caps lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord typt u nu
alles in hoofdletters.
(2) Lampje Geluid uit
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
Toetsenbordzone 9
Knop
Onderdeel Beschrijving
Aan/uit-knop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-knop om
de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-knop
om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de aan/
uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort op de aan/
uit-knop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: De aan-uitknop ingedrukt houden, resulteert in het
verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures geen eect
hebben, houdt u de aan-uitknop minstens vijf seconden ingedrukt om
de computer uit te schakelen.
Raadpleeg uw energieopties voor meer informatie over uw energie-
instellingen.
Typ energie-opties in het zoekvak op de taakbalk en
selecteer vervolgens Energie-opties.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Energiemeter
en selecteer vervolgens Energie-opties.
10 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Speciale toetsen
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een andere toets om
veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. Dergelijke
toetscombinaties worden hotkeys genoemd.
(3) Windows-toets Opent het Startmenu.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets drukt,
wordt het Startmenu afgesloten.
(4) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
Zie Actietoetsen op pagina 12.
(5) Num Lock-toets Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen.
(6) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Een afzonderlijk toetsenblok rechts van het alfabettoetsenbord.
Wanneer num lock wordt ingedrukt, kan het geïntegreerde
toetsenblok worden gebruikt als een extern numeriek
toetsenblok.
OPMERKING: Als de toetsenblokfunctie actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt die functie
opnieuw actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
Toetsenbordzone 11
Actietoetsen
Een actietoets voert de functie uit die wordt aangegeven door het pictogram op de toets. Om te bepalen
welke toetsen uw product heeft, raadpleegt u Speciale toetsen op pagina 11.
Om een actietoets te gebruiken, houdt u de toets ingedrukt.
Symbool Beschrijving
Hiermee opent u Help en ondersteuning met zelfstudieprogramma's, informatie over het besturingssysteem
Windows en de computer, antwoorden op vragen en updates voor de computer.
Help en ondersteuning voorziet ook in hulpmiddelen voor geautomatiseerde probleemoplossing en toegang
tot de ondersteuning.
Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verlaagd.
Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verhoogd.
Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als bijvoorbeeld een
monitor op de computer is aangesloten, wordt de weergave iedere keer dat u op deze toets drukt, geschakeld
tussen de weergave op het scherm van de computer, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op
het computerscherm en de monitor.
Hiermee wordt de achtergrondverlichting van het toetsenbord in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: Als u accustroom wilt besparen, schakelt u deze voorziening uit.
Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verhoogd.
Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd of Blu-ray-schijf
(BD) af.
Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of hervatten.
Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte van een dvd of bd af.
Hiermee schakelt u de vliegtuigmodus en de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: De toets voor de vliegtuigmodus wordt ook wel knop voor draadloze communicatie genoemd.
OPMERKING: Er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat er een draadloze verbinding kan
worden gemaakt.
12 Hoofdstuk 2 Onderdelen
OPMERKING: De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening uitschakelen
door fn-toets en de linker shift-toets ingedrukt te houden. Het fn-Lock-lampje gaat branden. Nadat u de
actietoetsfunctie hebt uitgeschakeld, kunt u de functies nog wel uitvoeren door op de fn-toets te drukken in
combinatie met de bijbehorende actietoets.
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Accuvergrendeling Hiermee kunt u de accu in de accuruimte vergrendelen.
(2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(3) Accu uitwerpen Hiermee kunt u de accu uitwerpen.
(4) Luidsprekers (2) Deze produceren geluid.
(5) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de
computer gebruikt.
Onderkant 13
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
BELANGRIJK: Controleer de volgende locaties voor de in dit gedeelte beschreven labels: de onderkant van
de computer, in de accuruimte, onder de onderhoudsklep of op de achterkant van het scherm.
Servicelabel: bevat belangrijke informatie voor het identiceren van uw computer. Wanneer u contact
opneemt met Ondersteuning, moet u waarschijnlijk het serie-, product- en modelnummer opgeven.
Zoek deze nummers op voordat u contact opneemt met Ondersteuning.
Het servicelabel lijkt op een van de onderstaande voorbeelden. Raadpleeg de afbeelding die het meest
overeenkomt met het servicelabel van uw computer.
Onderdeel
(1) Serienummer
(2) Productnummer
(3) Garantieperiode
(4) Modelnummer (alleen bepaalde producten)
Onderdeel
(1) Modelnaam (alleen bepaalde producten)
(2) Productnummer
14 Hoofdstuk 2 Onderdelen
Onderdeel
(3) Serienummer
(4) Garantieperiode
Label(s) met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreende het gebruik van de computer.
Labels met certicering voor draadloze communicatie: deze labels bevatten informatie over optionele
apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken voor de landen of regio's waarin deze
apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.
Labels 15
3 Netwerkverbindingen
U kunt de computer meenemen waarnaar u maar wilt. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaen tot miljoenen
websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding kunt stellen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Uw computer beschikt mogelijk over een of meer van de volgende apparaten voor draadloze communicatie:
WLAN-apparaat: via dit apparaat maakt u verbinding met draadloze lokale netwerken (ook wel Wi-Fi-
netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in bedrijfsruimten, bij u thuis en in openbare ruimten, zoals
vliegvelden, restaurants, cafés, hotels en universiteiten. In een draadloos netwerk communiceert de
computer met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
HP module voor mobiel breedband (alleen bepaalde producten): een WWAN-apparaat (Wireless Wide-
Area Network) waarmee u over een veel groter gebied een draadloze verbinding kunt maken.
Aanbieders van mobiele netwerkdiensten zetten basisstations op (vergelijkbaar met zendmasten voor
mobiele telefonie) die dekking bieden in hele regio’s, provincies of zelfs landen.
Bluetooth®-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN) opzetten
om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals computers, telefoons,
printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN communiceert elk apparaat direct met
andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar
bevinden.
Voorzieningen voor draadloze communicatie gebruiken
Met een of meer van deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
Knop of toets voor draadloze communicatie (wordt ook wel de toets voor de vliegtuigmodus genoemd).
Voorzieningen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie
De computer heeft mogelijk een knop voor draadloze communicatie, een of meer apparaten voor draadloze
communicatie en een of twee lampjes voor draadloze communicatie. Alle apparaten voor draadloze
communicatie op de computer worden in de fabriek ingeschakeld.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze
communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep.
Voorzieningen van het besturingssysteem
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met een
netwerk en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de voorzieningen van het besturingssysteem als volgt:
1. Typ configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens
Conguratiescherm.
2. Selecteer Netwerk en internet en selecteer vervolgens Netwerkcentrum.
16 Hoofdstuk 3 Netwerkverbindingen
Verbinding maken met een WLAN
OPMERKING: Als u bij u thuis een internetverbinding wilt instellen, moet u een account bij een
internetprovider hebben. Neem contact op met een lokale internetprovider voor het aanschaen van een
internetservice en een modem. De internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren
van een netwerkkabel waarmee u de draadloze router aansluit op het modem, en het testen van de
internetservice.
Zo maakt u een verbinding met een draadloos netwerk:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld.
2. Selecteer het pictogram voor de netwerkstatus op de taakbalk en maak verbinding met een van de
beschikbare netwerken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een netwerkbeveiligingscode in te
voeren. Voer de code in en selecteer Volgende om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit mogelijk dat u zich buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: Als u het draadloze netwerk waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, klikt u met de
rechtermuisknop op het pictogram voor de netwerkstatus en selecteert u Netwerkcentrum openen.
Selecteer Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er verschijnt een lijst met opties om
handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee te maken, of om een nieuwe
netwerkverbinding te maken.
3. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat u verbinding hebt gemaakt, selecteert u het pictogram voor de netwerkstatus helemaal rechts op de
taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het eectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang de
WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of vaste
obstakels zoals wanden en vloeren.
HP Mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde producten)
Uw computer met HP Mobiel breedband heeft ingebouwde ondersteuning voor diensten voor mobiel
breedband. In combinatie met een mobiel netwerk biedt uw nieuwe computer u volledige vrijheid: u kunt
verbinding maken met internet, e-mailen en uw bedrijfsnetwerk bereiken zonder dat u daarvoor een Wi-Fi-
hotspot nodig hebt.
OPMERKING: Als uw computer HP Mobile Connect bevat, zijn de instructies in dit gedeelte niet van
toepassing. Zie HP Mobile Connect Pro gebruiken (alleen bepaalde producten) op pagina 18.
Mogelijk hebt u het IMEI- en/of MEID-nummer van de HP module voor mobiel breedband nodig om de dienst
voor mobiel breedband te activeren. U kunt dit nummer vinden op een label aan de onderkant van de
computer, in de accuruimte, onder de onderhoudsklep of op de achterkant van het beeldscherm.
– of –
U kunt het nummer ook als volgt vinden:
1. Selecteer het pictogram voor de netwerkstatus op de taakbalk.
2. Selecteer Verbindingsinstellingen weergeven.
3. Selecteer het pictogram voor de netwerkstatus in het gedeelte Mobiel breedband.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 17
Sommige aanbieders van mobiele netwerkdiensten vereisen het gebruik van een SIM-kaart. Een SIM-kaart
bevat basisgegevens over u, zoals een persoonlijk identicatienummer (PIN), en over het netwerk. Op
sommige computers is een SIM-kaart vooraf geïnstalleerd. Als de SIM-kaart niet vooraf is geïnstalleerd, wordt
deze mogelijk meegeleverd bij de informatie over HP Mobiel breedband die bij uw computer is verstrekt. De
aanbieder van mobiele netwerkdiensten kan ook los van de computer een afzonderlijke SIM-kaart
verstrekken.
Informatie over HP Mobiel breedband en over de manier waarop u de diensten van een aanbieder van mobiele
netwerkdiensten activeert, vindt u in het pakket met informatie over HP Mobiel breedband dat bij de
computer is geleverd.
HP Mobile Connect Pro gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP Mobile Connect Pro is een prepaid, mobiele breedbandservice die zorgt voor een rendabele, beveiligde,
eenvoudige en exibele mobiele breedbandverbinding voor uw computer. Om HP Mobile Connect Pro te
kunnen gebruiken, moet uw computer beschikken over een SIM-kaart en de app HP Mobile Connect. Voor
meer informatie over HP Mobile Connect Pro en de beschikbaarheid ervan, gaat u naar
http://www.hp.com/go/mobileconnect.
GPS gebruiken (alleen bepaalde producten)
De computer kan zijn voorzien van een GPS-apparaat (Global Positioning System). GPS-satellieten geven
locatie-, snelheids- en richtinggegevens door aan systemen die met GPS zijn uitgerust.
Om GPS in te schakelen, moet u ervoor zorgen dat de locatie is ingeschakeld in het kader van de privacy-
instellingen van Windows.
1. Typ locatie in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Privacyinstellingen voor locatie.
2. Volg de instructies op het scherm voor het gebruik van de locatie-instellingen.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
producten)
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van fysieke
kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten vroeger werden aangesloten. Voorbeelden van
dergelijke apparaten zijn:
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer)
Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smartphone)
Weergaveapparaten (printer, camera)
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
Muis
Extern toetsenbord
Bluetooth-apparaten aansluiten
Voordat u een Bluetooth-apparaat kunt gebruiken, moet u een Bluetooth-verbinding tot stand brengen.
1. Typ bluetooth in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Bluetooth-instellingen.
2. Schakel Bluetooth in als dit niet al ingeschakeld.
3. Selecteer uw apparaat in de lijst en volg de aanwijzingen op het scherm.
18 Hoofdstuk 3 Netwerkverbindingen
OPMERKING: Als het apparaat vericatie vereist, wordt er een koppelingscode weergegeven. Volg bij het
apparaat dat u toevoegt de instructies op het scherm om te controleren of de code op uw apparaat
overeenkomt met de koppelingscode. Raadpleeg de met het apparaat meegeleverde documentatie voor meer
informatie.
OPMERKING: Zorg dat Bluetooth op het apparaat is ingeschakeld als uw apparaat niet wordt weergegeven
in de lijst. Sommige apparaten hebben mogelijk aanvullende vereisten. Raadpleeg de met het apparaat
meegeleverde documentatie.
NFC gebruiken om informatie te delen (alleen bepaalde producten)
Uw computer ondersteunt NFC (Near Field Communication) waarmee u draadloos informatie tussen twee
apparaten met ingeschakelde NFC-functie kunt delen. Informatie wordt overgedragen door met uw telefoon
of ander apparaat op het tikgebied (antenne) van de computer te tikken. Met NFC-technologie en NFC-
ondersteunde apps kunt u websites delen, contactgegevens overzetten, betalingen overboeken en afdrukken
op NFC-ondersteunde printers.
OPMERKING: Raadpleeg Onderdelen op pagina 3 om te zien waar het tikgebied zich op uw computer
bevindt.
Delen
1. Controleer of de NFC-functie is ingeschakeld.
a. Typ draadloos in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Draadloze apparaten in-
of uitschakelen
.
b. Controleer of de selectie voor NFC ingeschakeld is.
2. Tik op het NFC-tikgebied met een NFC-ondersteund apparaat. U hoort mogelijk een geluidssignaal
wanneer er verbinding is gemaakt met het apparaat.
OPMERKING: Om de locatie van de antenne op het andere NFC-apparaat te vinden, raadpleegt u de
instructies van het apparaat.
3. Volg de instructies op het scherm om door te gaan.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Bij bepaalde producten zijn bekabelde verbindingen mogelijk: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding. Een
LAN-verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat gebruikmaakt
van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Om de kans op elektrische schokken, brand of beschadiging van de apparatuur te
beperken, mag u geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector steken.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde producten)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis wilt aansluiten (in plaats van
draadloos werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
OPMERKING: De functie HP LAN-WLAN Protection is mogelijk ingeschakeld op uw computer. Hiermee wordt
uw draadloze verbinding (Wi-Fi) afgesloten wanneer u rechtstreeks met een LAN verbonden bent. Raadpleeg
HP LAN-WLAN Protection gebruiken (alleen bepaalde producten) op pagina 20 voor meer informatie over HP
LAN-WLAN Protection.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 19
Als de computer geen RJ-45-poort bevat en u verbinding wilt maken met een LAN, is een 8-pins RJ-45-
netwerkkabel of een optioneel dockingapparaat of -product vereist.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer of een optioneel
dockingapparaat of -product.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of op een
router.
OPMERKING: Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat de
ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met het
uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
HP LAN-WLAN Protection gebruiken (alleen bepaalde producten)
In een LAN-omgeving kunt u HP LAN-WLAN Protection instellen om uw LAN-netwerk te beschermen tegen
ongeoorloofde draadloze toegang. Als HP LAN-WLAN Protection is ingeschakeld, wordt de WLAN-verbinding
(Wi-Fi) uitgeschakeld wanneer de computer rechtstreeks verbonden is met een LAN.
HP LAN-WLAN Protection inschakelen en aanpassen
1. Sluit een netwerkkabel aan op de netwerkconnector van de computer of een optioneel dockingapparaat
of -product.
2. Start Computer Setup (BIOS).
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid zachter en houd deze
knop ingedrukt totdat het opstartmenu wordt weergegeven. Tik op f10 om Computer Setup
te openen.
3. Selecteer Advanced (Geavanceerd) en vervolgens Built-in Device Options (Ingebouwde apparaatopties).
20 Hoofdstuk 3 Netwerkverbindingen
4. Schakel het selectievakje LAN/WLAN Auto Switching (Automatisch schakelen tussen LAN/WLAN) in om
geen WLAN-verbindingen toe te staan indien verbonden met een LAN-netwerk.
5. Als u de wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
HP MAC Address Manager gebruiken om uw computer in een
netwerk te identiceren (alleen bepaalde producten)
U kunt een MAC-systeemadres (Media Access Control) inschakelen voor een aanpasbare manier om uw
computer en de bijbehorende communicatie op het netwerk te identiceren. Dit MAC-systeemadres biedt een
uniek identicatienummer, zelfs als de computer voor draadloze communicatie is aangesloten via een extern
apparaat, zoals een dockingstation of -product. Dit adres is standaard uitgeschakeld.
Het MAC-systeemadres inschakelen en aanpassen
1. Sluit een netwerkkabel aan op de netwerkconnector van de computer of een optioneel dockingapparaat
of -product.
2. Start Computer Setup (BIOS).
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid zachter en houd deze
knop ingedrukt totdat het opstartmenu wordt weergegeven. Tik op f10 om Computer Setup
te openen.
3. Selecteer Advanced (Geavanceerd) en vervolgens Host Based MAC Address (Hostgebaseerd MAC-adres).
4. Selecteer in het vak rechts van Host Based MAC Address (Hostgebaseerd MAC-adres) de optie System
(Systeem) om het hostgebaseerde MAC-adres in te schakelen, of selecteer Custom (Aangepast) om het
adres aan te passen.
5. Stel de opstartvolgorde en de ondersteunde apparaten in.
6. Als u Custom (Aangepast) hebt geselecteerd, selecteert u MAC ADDRESS (MAC-ADRES), voert u uw
aangepaste MAC-systeemadres in en drukt u vervolgens op enter om het adres op te slaan.
7. Als u de wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
HP MAC Address Manager gebruiken om uw computer in een netwerk te identiceren (alleen bepaalde
producten)
21
Ga naar http://www.hp.com/support voor aanvullende documentatie over HP MAC Address Manager en het
gebruik van MAC-systeemadressen. Selecteer Zoek uw product en volg de instructies op het scherm.
22 Hoofdstuk 3 Netwerkverbindingen
4 Schermnavigatie
U kunt op de volgende manieren op het computerscherm navigeren:
Met aanraakbewegingen rechtstreeks op het computerscherm (alleen bepaalde producten)
Met aanraakbewegingen op het touchpad
Met het toetsenbord en de optionele muis (de muis moet afzonderlijk worden aangeschaft)
Bewegingen voor het touchpad en aanraakscherm gebruiken
Met het touchpad kunt u met eenvoudige vingerbewegingen op het computerscherm navigeren en de pointer
besturen. U kunt ook de linker- en rechterknoppen van het touchpad gebruiken zoals u de corresponderende
knoppen van een externe muis zou gebruiken. Om op een aanraakscherm te navigeren (alleen bepaalde
producten), raakt u het scherm aan met behulp van de bewegingen die in dit hoofdstuk worden beschreven.
U kunt bewegingen ook aanpassen en demonstraties van de werking ervan bekijken. Typ
configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk, selecteer Conguratiescherm en selecteer
vervolgens
Hardware en geluiden. Klik onder Apparaten en printers op Muis.
OPMERKING: Tenzij anders vermeld, kunnen bewegingen worden gebruikt op een touchpad of op een
aanraakscherm (alleen bepaalde producten).
Tikken
Gebruik de beweging tikken/dubbeltikken om een item op het scherm te selecteren of te openen.
Wijs een item op het scherm aan en tik met uw vinger in de touchpadzone of op het aanraakscherm om
het item te selecteren. Dubbeltik op een item om het te openen.
Bewegingen voor het touchpad en aanraakscherm gebruiken 23
Zoomen door met twee vingers te knijpen
Gebruik de knijpbeweging met twee vingers om op afbeeldingen of tekst in en uit te zoomen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te plaatsen op de touchpadzone of op het aanraakscherm en ze
vervolgens naar elkaar toe te bewegen.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te plaatsen op de touchpadzone of op het aanraakscherm en ze
vervolgens van elkaar af te bewegen.
Schuiven met twee vingers (alleen touchpad)
Gebruik het schuiven met twee vingers om naar boven, naar beneden of opzij te schuiven op een pagina of in
een afbeelding.
Plaats twee vingers iets uit elkaar op de touchpadzone en sleep ze omhoog, omlaag, naar links of naar
rechts.
Tikken met twee vingers (alleen touchpad)
Tik met twee vingers om het menu voor een object op het scherm te openen.
OPMERKING: Als u met twee vingers tikt, wordt dezelfde actie uitgevoerd als wanneer u met de
rechtermuisknop klikt.
Tik met twee vingers op de touchpadzone om het menu Opties voor het geselecteerde object te openen.
24 Hoofdstuk 4 Schermnavigatie
Tikken met vier vingers (alleen touchpad)
Gebruik tikken met vier vingers om het actiecentrum te openen.
Tik met vier vingers op het touchpad om het actiecentrum te openen en huidige instellingen en de
meldingen te bekijken.
Vegen met drie vingers (alleen touchpad)
Gebruik vegen met drie vingers om geopende vensters te bekijken en om te schakelen tussen geopende
vensters en het bureaublad.
Veeg drie vingers van u af om alle geopende vensters te zien.
Veeg drie vingers naar u toe om het bureaublad weer te geven.
Veeg drie vingers naar links of rechts om te schakelen tussen geopende vensters.
Bewegingen voor het touchpad en aanraakscherm gebruiken 25
Schuiven met één vinger (alleen aanraakscherm)
Schuif met één vinger om te pannen of te schuiven door lijsten en pagina's, of om een object te verplaatsen.
Als u over het scherm wilt schuiven, schuift u één vinger langzaam over het scherm in de richting waarin
u wilt bewegen.
Als u een object wilt verplaatsen, drukt u met uw vinger op een object en sleept u vervolgens om het
object te verplaatsen.
Het toetsenbord en de optionele muis gebruiken
Met het toetsenbord en de muis kunt u typen, items selecteren, schuiven en dezelfde functies uitvoeren als bij
het gebruik van aanraakbewegingen. Met actietoetsen en toetsencombinaties op het toetsenbord kunt u
bepaalde functies uitvoeren.
OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw toetsenbord
andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit gedeelte worden
beschreven.
26 Hoofdstuk 4 Schermnavigatie
5 Entertainmentvoorzieningen
Gebruik uw HP computer voor zaken of plezier. U kunt bijvoorbeeld met anderen praten via de camera, audio
en video mixen of externe apparaten aansluiten, zoals een projector, monitor, tv of luidsprekers. Zie
Onderdelen op pagina 3 om de audio-, video- en cameravoorzieningen op uw computer te vinden.
Een camera gebruiken
Uw computer heeft een camera (geïntegreerde camera) die video opneemt en foto's maakt. Op sommige
modellen kunt u met streaming video videovergaderen en online chatten.
Typ voor toegang tot de camera camera in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens
Camera in de lijst met applicaties.
Audio gebruiken
U kunt muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud (inclusief radio) van internet streamen, audio
opnemen, of audio en video mixen om multimedia te creëren. U kunt ook muziek-cd's afspelen op de
computer (op bepaalde modellen) of een externe optischeschijfeenheid aansluiten om cd's af te spelen. Voor
nog meer luistergenot kunt u luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze aan te sluiten op een USB-poort of de
combostekker voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon) van de computer of op een
dockingstation.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de computer. Zie
HDMI-audio congureren op pagina 30 voor informatie over het aansluiten van high-denition luidsprekers
op de computer. Zet het geluid zachter voordat u de luidsprekers aansluit.
Een hoofdtelefoon aansluiten
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor meer
informatie over veiligheid.
U krijgt als volgt toegang tot dit document:
1. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Klik op het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer Mijn pc, selecteer het tabblad Specicaties en selecteer vervolgens
Gebruikershandleidingen.
U kunt hoofdtelefoons met kabels aansluiten op de combostekker voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in
(microfoon) van de computer.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de
computer.
Een camera gebruiken 27
Een headset aansluiten
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor meer
informatie over veiligheid.
Ga als volgt te werk om toegang te krijgen tot dit document:
1. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Klik op het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer Mijn pc, selecteer het tabblad Specicaties en selecteer vervolgens
Gebruikershandleidingen.
Hoofdtelefoons die zijn gecombineerd met een microfoon worden headsets genoemd. U kunt een headset
met kabel aansluiten op de combostekker voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in (microfoon) van de
computer.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om een draadloze headset aan te sluiten op de
computer.
Geluidsinstellingen gebruiken
Gebruik geluidsinstellingen om het systeemvolume aan te passen, systeemgeluiden te wijzigen of
audioapparaten te beheren.
Ga als volgt te werk om de geluidsinstellingen te bekijken of te wijzigen:
Typ configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk, selecteer Conguratiescherm, selecteer
Hardware en geluiden en selecteer vervolgens Geluid.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start, selecteer Conguratiescherm, selecteer Hardware en
geluiden en selecteer vervolgens Geluid.
Uw computer beschikt mogelijk over een geavanceerd geluidssysteem van Bang & Olufsen, DTS, Beats Audio
of een andere leverancier. De computer kan daarom geavanceerde audiovoorzieningen hebben die kunnen
worden geregeld via een conguratiescherm dat speciek is voor uw audiosysteem.
Gebruik het conguratiescherm voor audio om audio-instellingen te bekijken en beheren.
Typ configuratiescherm in het zoekvak van de taakbalk, selecteer Conguratiescherm, selecteer
Hardware en geluiden en selecteer vervolgens het conguratiescherm voor uw audiosysteem.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start, selecteer Conguratiescherm, selecteer Hardware en
geluiden en selecteer vervolgens het conguratiescherm voor uw audiosysteem.
Video gebruiken
Uw computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete websites kunt
bekijken en video's en lms kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken als u geen verbinding hebt
met een netwerk.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe monitor,
projector of tv aan te sluiten.
28 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste poort van
de computer. Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat.
Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van de videovoorzieningen.
Videoapparaten aansluiten met een VGA-kabel
OPMERKING: Als u een VGA-videoapparaat op de computer wilt aansluiten, hebt u een HDMI-kabel nodig die
u apart moet aanschaen.
Als u het beeld van het computerscherm op een externe VGA-monitor wilt weergeven of wilt projecteren
(bijvoorbeeld voor een presentatie), sluit u een monitor of projector aan op de VGA-poort van de computer.
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector aan op de VGA-poort van de computer, zoals aangegeven
in de afbeelding.
2. Druk op fn+f4 om het beeld tussen vier weergavestanden te schakelen:
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de
computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie Uitspreiden kiest, moet u voor het beste resultaat de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt verhogen. Selecteer de knop Start, Instellingen, Systeem, Beeldscherm
en vervolgens Geavanceerde beeldscherminstellingen. Selecteer de juiste resolutie en selecteer
vervolgens Toepassen.
Videoapparaten aansluiten met een HDMI-kabel
OPMERKING: Als u een HDMI-apparaat op de computer wilt aansluiten, hebt u een HDMI-kabel nodig die u
apart moet aanschaen.
Video gebruiken 29
Als u het beeld van het computerscherm op een high-denition-televisie of -monitor wilt weergeven, sluit u
het high-denition-apparaat aan de hand van de volgende instructies aan:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de high-denition televisie of monitor.
3. Druk op fn+f4 om het computerschermbeeld te schakelen tussen vier weergavestanden:
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de
computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie Uitspreiden kiest, moet u voor het beste resultaat de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt verhogen. Selecteer de knop Start, Instellingen, Systeem, Beeldscherm
en vervolgens Geavanceerde beeldscherminstellingen. Selecteer de juiste resolutie en selecteer
vervolgens Toepassen.
HDMI-audio congureren
HDMI is de enige video-interface die high-denition video en audio ondersteunt. Ga als volgt te werk om
HDMI-audio in te schakelen nadat u een HDMI-tv op de computer hebt aangesloten:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk en selecteer daarna Afspeelapparaten.
2. Selecteer op het tabblad Afspelen de naam van het digitale uitvoerapparaat.
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
30 Hoofdstuk 5 Entertainmentvoorzieningen
Ga als volgt te werk om de audiostream weer via de luidsprekers van de computer weer te geven:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk. Klik daarna op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
Met Miracast compatibele draadloze beeldschermen zoeken en aansluiten (alleen
bepaalde producten)
OPMERKING: Voor meer informatie over welk type beeldscherm u hebt (Miracast-compatibel of Intel WiDi),
raadpleegt u de documentatie die bij uw tv of secundaire weergaveapparaat is meegeleverd.
Volg de onderstaande stappen om met Miracast compatibele draadloze schermen te zoeken en weer te geven
zonder uw huidige apps te verlaten.
Miracast openen:
Typ projecteren in het zoekvak van de taakbalk en klik op Projecteren op een tweede scherm. Klik
op
Verbinding maken met een draadloos beeldscherm en volg de instructies op het scherm.
Video gebruiken 31
6 Energiebeheer
Uw computer werkt op accuvoeding of maakt gebruik van een externe voedingsbron. Wanneer de computer
alleen op accuvoeding werkt en er geen externe voedingsbron is om de accu op te laden, is het van belang om
de acculading te bewaken en op peil te houden.
Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk beschreven voorzieningen voor energiebeheer beschikbaar op uw
computer.
Slaapstand en sluimerstand gebruiken
VOORZICHTIG: Er bestaan verschillende bekende beveiligingsrisico's als een computer in de slaapstand
staat. Om te voorkomen dat een onbevoegde gebruiker toegang krijgt tot de gegevens op uw computer, zelfs
gecodeerde gegevens, raadt HP aan om in plaats van de slaapstand de sluimerstand te activeren wanneer u
niet fysiek bij de computer bent. Dit is vooral belangrijk als u met de computer reist.
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een schijf of een
externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of videokwaliteit, verlies van
audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
Windows kent twee energiebesparende standen, de slaapstand en de sluimerstand.
Slaapstand: de slaapstand wordt automatisch geactiveerd na een periode van inactiviteit. Uw werk
wordt opgeslagen, zodat u uw werk zeer snel kunt hervatten. U kunt de slaapstand ook handmatig
activeren. Zie Slaapstand activeren en beëindigen op pagina 32 voor meer informatie.
Sluimerstand: de sluimerstand wordt automatisch geactiveerd wanneer de accu een kritiek laag
ladingsniveau bereikt. In de sluimerstand wordt uw werk opgeslagen in een sluimerstandbestand op de
vaste schijf en wordt de computer uitgeschakeld. U kunt de sluimerstand ook handmatig activeren. Zie
Hibernationstand activeren en beëindigen (alleen bepaalde producten) op pagina 33 voor meer
informatie.
Slaapstand activeren en beëindigen
U kunt op elk van de volgende manieren de slaapstand activeren:
Het scherm sluiten (alleen bepaalde producten)
Selecteer de knop Start, het pictogram Energie en daarna Slaapstand.
Drukt op de slaapstand-hotkey; bijvoorbeeld fn+f3 (alleen bepaalde producten)
U kunt op een van de volgende manieren de slaapstand beëindigen:
Druk kort op de aan-uitknop.
Als de computer gesloten is, tilt u het beeldscherm omhoog (alleen bepaalde producten).
Druk op een toets op het toetsenbord (alleen bepaalde producten).
Tik op het touchpad (alleen bepaalde producten)
Als de slaapstand van de computer wordt beëindigd, wordt uw werk weer weergegeven op het scherm.
OPMERKING: Als u een wachtwoord hebt ingesteld dat nodig is om de slaapstand te beëindigen, moet u uw
Windows-wachtwoord opgeven voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
32 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Hibernationstand activeren en beëindigen (alleen bepaalde producten)
U kunt gebruikers als volgt de sluimerstand handmatig laten activeren en energiebeheerinstellingen en time-
outs laten wijzigen via het onderdeel Energiebeheer.
1. Typ energie-opties in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Energiebeheer.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Energie en selecteer vervolgens Energiebeheer.
2. Selecteer in het linkerdeelvenster Het gedrag van de aan/uit-knoppen bepalen (aanduiding kan
verschillen per product).
3. Afhankelijk van uw product kunt u de hibernationstand inschakelen voor accuvoeding of een externe
voedingsbron op een van de volgende manieren:
Aan/uit-knop: onder Instellingen voor aan/uit-knop, slaapstandknop en deksel (aanduiding kan
verschillen per product), selecteert u Actie als ik op de aan/uit-knop druk en vervolgens
Sluimerstand.
Slaapstandknop (alleen bepaalde producten): onder Instellingen voor aan/uit-knop,
slaapstandknop en deksel (aanduiding kan verschillen per product), selecteert u Actie als ik op de
slaapstandknop druk: en vervolgens Sluimerstand.
Deksel (alleen bepaalde producten): onder Instellingen voor aan/uit-knop, slaapstandknop en
deksel (aanduiding kan verschillen per product), selecteert u Actie als ik het deksel sluit en
vervolgens Sluimerstand.
Aan/uit-menu: selecteer Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn en onder
Instellingen voor afsluiten schakelt u het selectievakje Sluimerstand in.
Het aan/uit-menu kan worden geopend door de knop Start te selecteren.
4. Selecteer Wijzigingen opslaan.
Om de hibernationstand te activeren, gebruikt u de methode die u in stap 3 hebt gebruikt.
Om de sluimerstand te beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
OPMERKING: Als u een wachtwoord hebt ingesteld dat nodig is om de slaapstand te beëindigen, moet u uw
Windows-wachtwoord opgeven voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Computer afsluiten (uitschakelen)
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt opgeslagen.
Zorg dat u uw werk opslaat voor u de computer uitschakelt.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het besturingssysteem, en
worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Schakel de computer uit als deze lange tijd niet wordt gebruikt en koppel deze los van de externe
voedingsbron.
De aanbevolen procedure is de opdracht Afsluiten in Windows.
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of sluimerstand
beëindigen door kort op de aan-uitknop te drukken.
Computer afsluiten (uitschakelen) 33
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Selecteer de knop Start, het pictogram Energie en daarna Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hiervoor beschreven afsluitprocedures te gebruiken,
probeert u de volgende noodprocedures in de beschreven volgorde:
Druk op ctrl+alt+delete, selecteer het pictogram Energie en selecteer daarna Afsluiten.
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal 10 seconden ingedrukt.
Als de computer een door de gebruiker vervangbare accu heeft (alleen bepaalde producten), koppelt u
de computer los van de externe voedingsbron en verwijdert u de accu.
Het pictogram Energie en Energiebeheer gebruiken
Het pictogram Energie bevindt zich op de taakbalk van Windows. Met behulp van de energiemeter
krijgt u snel toegang tot de instellingen voor energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
Plaats de muisaanwijzer op het pictogram Energie om het percentage resterende acculading en
het huidige energiebeheerschema weer te geven.
Om Energiebeheer te gebruiken, tikt u op het pictogram Energie en selecteert u vervolgens
Energiebeheer. U kunt ook energiebeheer typen in het zoekvak op de taakbalk en vervolgens
Energiebeheer selecteren.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe voeding werkt.
Wanneer u de muisaanwijzer op het pictogram plaatst als de accu bijna leeg is, wordt er een bericht
weergegeven.
Werkt op accuvoeding
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken: de bij de
computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die als
accessoire is aangeschaft bij HP.
Wanneer zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op een externe
voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Wanneer de computer is uitgeschakeld en niet is
aangesloten op een externe voedingsbron, loopt de accu in de computer langzaam leeg. De computer geeft
een bericht weer wanneer de accu bijna leeg is.
De accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die op de
computer is aangesloten, en andere factoren.
OPMERKING: Wanneer u de computer loskoppelt van de externe voeding, wordt de helderheid van het
beeldscherm automatisch verminderd, zodat u de accu langer kunt gebruiken. Op bepaalde
computermodellen kunt u tussen grasche modi schakelen, zodat u de accu langer kunt gebruiken.
34 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Acculading weergeven
Plaats de muisaanwijzer op het pictogram Energie om het percentage resterende acculading en het
huidige energiebeheerschema weer te geven.
Informatie over de accu zoeken in HP Support Assistant (alleen bepaalde
producten)
U krijgt als volgt toegang tot de informatie over accu's:
1. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Selecteer het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer achtereenvolgens Mijn PC, het tabblad Diagnoseprogramma's en hulpprogramma's en HP
Accucontrole. Als in HP Accucontrole wordt aangegeven dat de accu moet worden vervangen, neemt u
contact op met de ondersteuning.
HP Support Assistant biedt de volgende hulpprogramma’s en informatie over de accu:
HP Accucontrole
Informatie over soorten accu's, specicaties, levensduur en capaciteit.
Accuvoeding besparen
Gebruik de volgende tips om accustroom te besparen en de levensduur van de accu te maximaliseren:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Schakel draadloze apparaten uit wanneer u deze niet gebruikt.
Ontkoppel ongebruikte externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron, zoals
een externe vaste schijf die op een USB-poort aangesloten is.
Zet alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is en een laag of kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het
volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde producten) geeft een laag of kritiek laag niveau van de acculading aan.
– of –
Het pictogram Energie geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: Raadpleeg Het pictogram Energie en Energiebeheer gebruiken op pagina 34 voor meer
informatie over het pictogram Energie.
Werkt op accuvoeding 35
Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende:
Als de sluimerstand is uitgeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de
computer nog even in de slaapstand staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-
opgeslagen werk verloren gaat.
Als de sluimerstand is ingeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand staat, wordt de
sluimerstand geactiveerd.
Problemen met een laag accuniveau verhelpen
Lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten op de computer en op een externe voedingsbron aan:
Netvoedingsadapter
Optioneel dockingapparaat of dockingproduct
Optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
Sla uw werk op en sluit de computer af.
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de sluimerstand niet kan beëindigen
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en op een externe voedingsbron.
2. Beëindig de hibernationstand door op de aan/uit-knop te drukken.
Door de gebruiker vervangbare accu
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde door de gebruiker
vervangbare accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die als accessoire is
aangeschaft bij HP.
VOORZICHTIG: Bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de computer
vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Schakel de computer uit via Windows voordat u de accu verwijdert.
Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen
Raadpleeg de stappen en de onderstaande afbeelding om de door de gebruiker vervangbare accu te
verwijderen:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accu naar u gericht.
2. Verschuif de accu-ontgrendeling (1) om de accu te ontgrendelen en verschuif vervolgens de andere
accu-ontgrendeling (2) om de accu uit te werpen.
OPMERKING: De accu-ontgrendeling keert automatisch terug naar haar oorspronkelijke stand.
36 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
3. Verwijder de accu (3) uit de computer.
Door de gebruiker vervangbare accu bewaren
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen om beschadiging van
de accu te voorkomen.
Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de capaciteit minder is dan 50
procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! Verklein de kans op brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar te halen, te
pletten of te doorboren. Veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten. Laat de accu niet in
aanraking komen met water of vuur.
Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor het correct afvoeren van accu's.
Ga als volgt te werk om toegang te krijgen tot dit document:
Selecteer de knop Start, HP Help en ondersteuning en vervolgens HP documentatie.
Externe voeding gebruiken
Raadpleeg de poster Installatie-instructies die meegeleverd is in de doos van de computer voor informatie
over het aansluiten van de computer op een externe voeding.
De computer gebruikt geen accuvoeding wanneer de computer is aangesloten op een externe voeding via een
goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel dockingapparaat of dockingproduct.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter,
een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde compatibele adapter.
WAARSCHUWING! Laad de computeraccu niet op aan boord van een vliegtuig.
Externe voeding gebruiken 37
Sluit in de volgende gevallen de computer aan op een externe voedingsbron:
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of bijwerkt
Wanneer u het systeem-BIOS bijwerkt
Wanneer u informatie schrijft naar een schijf (alleen bepaalde producten).
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert op computers met interne vaste schijven
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Wanneer u de computer op een externe voedingsbron aansluit:
De accu wordt opgeladen.
De helderheid van het beeldscherm wordt verhoogd.
Het uiterlijk van het pictogram Energie verandert.
Wanneer u de externe voeding loskoppelt, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
Het uiterlijk van het pictogram Energie verandert.
38 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
7 Beveiliging
De computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het op Windows-computers
draaiende Setup-hulpprogramma (BIOS, dat op elk besturingssysteem werkt) kunnen uw persoonlijke
instellingen en gegevens tegen diverse risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseect uitgaan.
Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of
gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van vertrouwelijke
bestanden en die verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde voorzieningen beschikbaar op uw computer.
OPMERKING: Uw computer ondersteunt Computrace, een online service voor opsporing en herstel in het
kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's. Als de computer wordt gestolen, kan
Computrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker een internetverbinding maakt. U kunt
Computrace gebruiken door de software aan te schaen en een abonnement op de service te nemen. Voor
informatie over het bestellen van de Computrace-software gaat u naar http://www.hp.com.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer
HP Client Security Manager-software, in combinatie met een
wachtwoord, smartcard, contactloze kaart, vastgelegde
vingerafdrukken of andere vericatiegegevens.
BIOS-opstartwachtwoord
Ongeoorloofde toegang tot Computer Setup (BIOS) BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf DriveLock-wachtwoord (alleen bepaalde producten) in Computer
Setup*
Ongeoorloofd opstarten vanaf een optionele externe optische
schijfeenheid (alleen bepaalde producten), optionele externe
harde schijf (alleen bepaalde producten) of interne
netwerkadapter.
Voorziening voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount Windows-gebruikerswachtwoord
Onbevoegde toegang tot gegevens Windows BitLocker
Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingspunt voor een beveiligingsslot (in combinatie met
een optionele beveiligingskabel alleen op bepaalde producten)
*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. U kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad, EasyPoint-
muisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup.
OPMERKING: Op tablets zonder toetsenbord kunt u het aanraakscherm gebruiken.
De computer beveiligen 39
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt verscheidene
typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de toegang tot uw informatie wilt beveiligen.
Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in Computer Setup dat vooraf is geïnstalleerd op de
computer.
De wachtwoorden voor de BIOS-beheerder, inschakelen en DriveLock worden in Computer Setup
ingesteld en worden beheerd door het systeem-BIOS.
Windows-wachtwoorden worden alleen in het Windows-besturingssysteem ingesteld.
Als u zowel het DriveLock-gebruikerswachtwoord als het DriveLock-hoofdwachtwoord bent vergeten,
die in Computer Setup zijn ingesteld, is de vaste schijf die met deze wachtwoorden is beveiligd
permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een voorziening van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw Windows-
wachtwoord niet voor applicaties of websites.
Gebruik Wachtwoordbeheer van HP Client Security om uw gebruikersnamen en wachtwoorden op te
slaan voor al uw websites en toepassingen. U kunt ze later op een beveiligde manier zien als u ze niet
meer weet.
Sla wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.
De volgende tabellen bevatten veelvoorkomende Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden en een
beschrijving van hun functie.
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Het instellen van het beheerderswachtwoord voor
Windows staat niet gelijk aan het instellen van het
beheerderswachtwoord voor het BIOS.
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
* Voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of een Windows-gebruikerswachtwoord typt u
support in het zoekvak van de taakbalk en selecteert u vervolgens de app HP Support Assistant.
40 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord Functie
BIOS-beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die voorkomen
dat het BIOS-beheerderswachtwoord wordt verwijderd, kunt u het
BIOS-beheerderswachtwoord pas verwijderen zodra deze functies
worden uitgeschakeld.
Opstartwachtwoord
Dit wachtwoord moet telkens worden ingevoerd wanneer u
de computer inschakelt of opnieuw opstart.
Als u het opstartwachtwoord vergeet, kunt u de computer
niet meer inschakelen of opnieuw opstarten.
DriveLock-hoofdwachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld door DriveLock
Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het
activeringsproces. Dit wachtwoord wordt ook gebruikt om
DriveLock-beveiliging te verwijderen.
DriveLock-gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld bij DriveLock
Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het
activeringsproces.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Een nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het
opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer Beveiliging, selecteer BIOS-beheerderswachtwoord aanmaken of BIOS-
beheerderswachtwoord instellen (alleen bepaalde producten) en druk op enter.
3. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
4. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u het pictogram Opslaan
en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Hoofdmenu, selecteer Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 41
Een BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het
opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op
f10 om Computer Setup te openen.
2. Voer uw huidige BIOS-beheerderswachtwoord in.
3. Selecteer Beveiliging, selecteer BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen of Wachtwoord wijzigen
(alleen bepaalde producten) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ het nieuwe wachtwoord wanneer u hierom wordt gevraagd.
6. Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
7. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u het pictogram Opslaan
en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Hoofdmenu, selecteer Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F10 om Computer Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet uit. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het
opstartmenu wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Voer uw huidige BIOS-beheerderswachtwoord in.
3. Selecteer Beveiliging, selecteer BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen of Wachtwoord wijzigen
(alleen bepaalde producten) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
6. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op
enter.
7. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u het pictogram Opslaan
en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Hoofdmenu, selecteer Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk vervolgens op enter.
42 Hoofdstuk 7 Beveiliging
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven
Typ bij de prompt BIOS administrator password (BIOS-beheerderswachtwoord) uw wachtwoord (met behulp
van dezelfde soort toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen). Druk vervolgens op enter. Na
twee mislukte pogingen om het BIOS-beheerderswachtwoord op te geven moet u de computer opnieuw
opstarten en het opnieuw proberen.
DriveLock-beveiligingsopties gebruiken
Met DriveLock voorkomt u ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf. DriveLock kan alleen
worden toegepast op de interne vaste schijf of schijven van de computer. Als DriveLock-beveiliging op een
schijf wordt toegepast, moet het juiste wachtwoord worden ingevoerd om toegang tot deze schijf te krijgen.
Het station moet in de computer of een geavanceerde poortreplicator zijn geplaatst om ontgrendeld te
kunnen worden.
DriveLock-beveiligingsopties bieden de volgende functies:
Automatic DriveLock - Zie Automatic DriveLock selecteren (alleen voor bepaalde producten)
op pagina 43.
DriveLock-hoofdwachtwoord instellen - Zie Handmatige DriveLock selecteren op pagina 45.
DriveLock inschakelen - Zie DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen
op pagina 45.
Automatic DriveLock selecteren (alleen voor bepaalde producten)
Als u Automatic DriveLock wilt inschakelen, moet u eerst een BIOS-beheerderswachtwoord instellen. Als
Automatic DriveLock is ingeschakeld, worden er een willekeurig DriveLock-gebruikerswachtwoord en
DriveLock-hoofdwachtwoord gemaakt wanneer er een BIOS-beheerderswachtwoord wordt gemaakt.
Wanneer de computer is ingeschakeld, wordt de schijf automatisch ontgrendeld door het willekeurige
gebruikerswachtwoord. Als de schijf naar een andere computer wordt verplaatst, voert u het BIOS-
beheerderswachtwoord van de oorspronkelijke computer in de DriveLock-wachtwoordprompt in om de schijf
te ontgrendelen.
Automatic DriveLock inschakelen
Volg deze stappen om Automatic DriveLock in te schakelen:
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Typ in de BIOS-beheerderswachtwoordprompt het BIOS-beheerderswachtwoord en druk op enter.
3. Selecteer achtereenvolgens Beveiliging, Hulpprogramma's voor vaste schijf, DriveLock/Automatic
DriveLock en druk op enter.
Wachtwoorden gebruiken 43
4. Gebruik de toets enter, klik met de linkermuisknop of gebruik het aanraakscherm om het selectievakje
Automatic DriveLock te selecteren.
5. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u het pictogram Opslaan
en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Hoofdmenu, selecteer Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk vervolgens op enter.
Automatic DriveLock uitschakelen
Volg deze stappen om Automatic DriveLock uit te schakelen:
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Typ in de BIOS-beheerderswachtwoordprompt het BIOS-beheerderswachtwoord en druk op enter.
3. Selecteer achtereenvolgens Beveiliging, Hulpprogramma's voor vaste schijf, DriveLock/Automatic
DriveLock en druk op enter.
4. Selecteer een interne vaste schijf en druk vervolgens op enter.
5. Gebruik de toets enter, klik met de linkermuisknop of gebruik het aanraakscherm om het selectievakje
Automatic DriveLock uit te schakelen.
6. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u het pictogram Opslaan
en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Hoofdmenu, selecteer Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk vervolgens op enter.
Wachtwoord voor Automatic DriveLock opgeven
Als Automatic DriveLock is ingeschakeld en de schijf op de oorspronkelijke computer aangesloten blijft, wordt
u niet gevraagd om een DriveLock-wachtwoord in te voeren om de schijf te ontgrendelen. Als de schijf echter
naar een andere computer wordt verplaatst of de systeemkaart van de oorspronkelijke computer wordt
vervangen, wordt u gevraagd het DriveLock-wachtwoord in te voeren.
Als dit gebeurt, typt u in de prompt DriveLock-wachtwoord uw BIOS-beheerderswachtwoord van de
oorspronkelijke computer (met behulp van dezelfde soort toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in
te stellen). Druk vervolgens op enter om de schijf te ontgrendelen.
Als u drie keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw
proberen.
44 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Handmatige DriveLock selecteren
VOORZICHTIG: Noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock zorgvuldig en
bewaar dit uit de buurt van de computer om te voorkomen dat een met DriveLock beschermde vaste schijf
permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet, is de vaste schijf permanent
vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
Als u de DriveLock-beveiliging handmatig wilt toepassen op een interne vaste schijf, moet in Computer Setup
een hoofdwachtwoord worden ingesteld en moet DriveLock in Computer Setup zijn ingeschakeld. Bij een
DriveLock-beveiliging moet u rekening houden met het volgende:
Nadat DriveLock-beveiliging is toegepast op een vaste schijf, kan deze alleen nog maar worden gebruikt
wanneer eerst het DriveLock-gebruikers- of hoofdwachtwoord wordt ingevoerd.
Het DriveLock-gebruikerswachtwoord is bedoeld voor de dagelijkse gebruiker van de beveiligde vaste
schijf. Het DriveLock-hoofdwachtwoord is bedoeld voor de systeembeheerder of de gebruiker.
Het DriveLock-gebruikerswachtwoord en -hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn.
Een DriveLock-wachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-hoofdwachtwoord in te stellen:
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer Beveiliging, selecteer Hulpprogramma's voor vaste schijf, selecteer DriveLock/Automatic
DriveLock en druk vervolgens op enter.
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beveiligen en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer DriveLock-hoofdwachtwoord instellen en druk op enter.
5. Lees zorgvuldig de waarschuwing.
6. Volg de instructies op het scherm om een DriveLock-hoofdwachtwoord in te stellen.
OPMERKING: U kunt DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen voordat
u Computer Setup verlaat. Zie DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen
op pagina 45 voor meer informatie.
7. Als u Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u achtereenvolgens Hoofdmenu, Wijzigingen opslaan en
afsluiten en Ja.
DriveLock inschakelen en een DriveLock-gebruikerswachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om DriveLock in te schakelen en een DriveLock-hoofdwachtwoord in te stellen:
1. Start Computer Setup.
Wachtwoorden gebruiken 45
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op
f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer achtereenvolgens Beveiliging, Hulpprogramma's voor vaste schijf, DriveLock/Automatic
DriveLock en druk op enter.
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beveiligen en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer DriveLock inschakelen en druk vervolgens op enter.
5. Lees zorgvuldig de waarschuwing.
6. Volg de instructies op het scherm om een DriveLock-gebruikerswachtwoord in te stellen en DriveLock in
te schakelen.
7. Als u Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u achtereenvolgens Hoofdmenu, Wijzigingen opslaan en
afsluiten en Ja.
DriveLock uitschakelen
1. Start Computer Setup.
Computers of tablets met een toetsenbord:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop en druk als het HP logo wordt weergegeven op f10 om Computer
Setup te openen.
Tablets zonder toetsenbord:
1. Zet de tablet uit.
2. Druk op de aan-uitknop in combinatie met de knop volume omlaag tot het opstartmenu
wordt weergegeven en tik vervolgens op f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer achtereenvolgens Beveiliging, Hulpprogramma's voor vaste schijf, DriveLock/Automatic
DriveLock en druk op enter.
3. Selecteer de vaste schijf die u wilt beheren, en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer Disable DriveLock (DriveLock uitschakelen) en druk vervolgens op enter.
5. Volg de instructies op het scherm om DriveLock uit te schakelen.
6. Als u Computer Setup wilt afsluiten, selecteert u achtereenvolgens Hoofdmenu, Wijzigingen opslaan en
afsluiten en Ja.
DriveLock-wachtwoord invoeren
Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of
externe MultiBay).
46 Hoofdstuk 7 Beveiliging
Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het DriveLock-
gebruikerswachtwoord of -hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord
hebt ingesteld). Druk daarna op enter.
Als u drie keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw
proberen.
DriveLock-wachtwoord wijzigen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord te wijzigen in Computer Setup:
1. Schakel de computer uit.
2. Druk op de aan-uitknop.
3. Typ bij de prompt DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord) het huidige DriveLock-
gebruikerswachtwoord of -hoofdwachtwoord dat u wilt wijzigen, druk op enter en druk of tik vervolgens
op f10 om Computer Setup te openen.
4. Selecteer achtereenvolgens Beveiliging, Hulpprogramma's voor vaste schijf, DriveLock/Automatic
DriveLock en druk op enter.
5. Selecteer de vaste schijf die u wilt beheren en druk vervolgens op enter.
6. Maak de selectie om het DriveLock-wachtwoord te wijzigen en volg de opdrachten op het scherm voor
het invoeren van wachtwoorden.
OPMERKING: De optie DriveLock-hoofdwachtwoord wijzigen is alleen zichtbaar als het DriveLock-
hoofdwachtwoord is opgegeven bij de prompt DriveLock Password in stap 3.
7. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en wilt afsluiten, selecteert u Hoofdmenu, selecteert u Wijzigingen
opslaan en afsluiten en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
Windows Hello gebruiken (alleen bepaalde producten)
Op producten die zijn voorzien van een vingerafdruklezer of een infraroodcamera kunt u zich met Windows
Hello aanmelden door met uw vinger te vegen of naar de camera te kijken.
Volg deze stappen om Windows Hello in te stellen:
1. Selecteer de knop Start, Instellingen, Accounts en vervolgens Aanmeldopties.
2. Volg onder Windows Hello de instructies op het scherm voor het toevoegen van zowel een wachtwoord
als een numerieke pincode en registreer vervolgens uw vingerafdruk of gezichts-id.
OPMERKING: De pincode is niet beperkt in lengte, maar mag alleen uit cijfers bestaan. Alfabetische of
speciale tekens zijn niet toegestaan.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
mogelijk blootgesteld aan computervirussen. Virussen kunnen het besturingssysteem, programma's en
hulpprogramma's buiten werking stellen of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen
kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht, worden hersteld. Het is noodzakelijk om
antivirussoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas ontdekte virussen.
Windows Hello gebruiken (alleen bepaalde producten) 47
Windows Defender is vooraf geïnstalleerd op de computer. Wij raden u aan om een antivirusprogramma te
blijven gebruiken om uw computer volledig te beveiligen.
Open HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een rewall kan
een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan een oplossing zijn die
zowel uit hardware als software bestaat.
Er zijn twee typen rewalls waaruit u kunt kiezen:
Hostgebaseerde rewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is geïnstalleerd;
Netwerkgebaseerde rewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een rewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het systeem
worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker gedenieerde
beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Mogelijk is er al een rewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het geval is, zijn
er softwareoplossingen voor rewalls beschikbaar.
OPMERKING: In bepaalde situaties kan een rewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren, het delen
van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-mailberichten blokkeren.
U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de rewall uit te schakelen, de gewenste taak uit te voeren en de
rewall weer in te schakelen. Congureer de rewall opnieuw als u het probleem blijvend wilt oplossen.
Software-updates installeren
Werk de software van HP, Windows en externe software regelmatig bij om eventuele problemen met de
beveiliging op te lossen en de prestaties van de software te verbeteren.
BELANGRIJK: Microsoft stuurt meldingen over Windows-updates. Deze updates kunnen ook
beveiligingsupdates bevatten. Installeer alle updates van Microsoft zodra u een melding ontvangt. Zo
beschermt u de computer tegen beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt deze updates automatisch installeren.
Ga als volgt te werk om de instellingen te bekijken of te wijzigen:
1. Selecteer de knop Start, selecteer Instellingen en selecteer vervolgens Bijwerken en beveiliging.
2. Selecteer Windows Update en volg de instructies op het scherm.
3. Als u een tijdstip wilt opgeven voor het installeren van updates, selecteert u Geavanceerde opties en
volgt u de instructies op het scherm.
HP Client Security gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP Client Security-software is vooraf geïnstalleerd op uw computer. Deze software kan worden geopend met
behulp van het pictogram van HP Client Security aan de rechterkant van de taakbalk of via het
conguratiescherm van Windows. De software is voorzien van beveiligingsvoorzieningen die u beschermen
tegen ongeoorloofde toegang tot de computer, het netwerk en belangrijke gegevens. Zie de Help van de HP
Client Security-software voor meer informatie.
48 Hoofdstuk 7 Beveiliging
HP Touchpoint Manager gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP Touchpoint Manager is een IT-cloudoplossing waarmee bedrijven hun activa op eectieve wijze kunnen
beheren en beveiligen. Met HP Touchpoint Manager bent u beveiligd tegen schadelijke software en andere
aanvallen, wordt de status van het apparaat gecontroleerd en zijn klanten minder tijd kwijt aan het oplossen
van problemen met het apparaat en beveiligingsproblemen van de eindgebruiker. Klanten kunnen de
software snel downloaden en installeren. Dit is veel voordeliger dan wanneer u intern op zoek gaat naar een
oplossing. Zie http://www.hptouchpointmanager.com voor meer informatie.
Een optionele beveiligingskabel gebruiken (alleen bepaalde
producten)
Er is een beveiligingskabel (afzonderlijk aan te schaen) ontworpen waarvan op de eerste plaats een
ontmoedigingseect moet uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd
wordt gebruikt of wordt gestolen. Om een beveiligingskabel aan te sluiten op uw computer volgt u de
instructies van de fabrikant van het apparaat.
Een vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde producten)
Sommige producten zijn voorzien van een geïntegreerde vingerafdruklezer. Als u de vingerafdruklezer wilt
gebruiken, moet u uw vingerafdrukken registreren in de Credential Manager van HP Client Security.
Raadpleeg de Help van de HP Client Security-software.
Zodra u uw vingerafdrukken in Credential Manager hebt geregistreerd, kunt u de wachtwoordbeheerder voor
HP Client Security gebruiken om uw gebruikersnamen en wachtwoorden in ondersteunde websites en
toepassingen op te slaan en in te vullen.
Vingerafdruklezer zoeken
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich op een van de volgende locaties op uw computer
bevindt:
Aan de onderzijde van het touchpad
Rechts van het toetsenbord
Aan de rechterbovenzijde van het beeldscherm
Links van het beeldscherm
Op de achterkant van het scherm
Al naargelang uw product kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst.
HP Touchpoint Manager gebruiken (alleen bepaalde producten) 49
8 Onderhoud
Voer regelmatig onderhoud uit aan uw computer zodat deze optimaal blijft functioneren. In dit hoofdstuk
wordt uitgelegd hoe u hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming gebruikt. Dit
hoofdstuk bevat ook instructies voor het bijwerken van programma's en stuurprogramma's, het opschonen
van de computer en tips voor het reizen met (of verzenden van) de computer.
Prestaties verbeteren
Door de computer regelmatig te onderhouden met hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en
Schijfopruiming kunt u de prestaties van uw computer aanzienlijk verbeteren.
Schijfdefragmentatie gebruiken
HP adviseert om uw vaste schijf ten minste één keer per maand te defragmenteren met Schijfdefragmentatie.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's (solid-state drives).
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Typ defragmenteren in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens De stations
defragmenteren en optimaliseren
.
3. Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg voor meer informatie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie.
Schijfopruiming gebruiken
Gebruik Schijfopruiming om op de vaste schijf naar overbodige bestanden te zoeken die u veilig kunt
verwijderen. Maak schijfruimte vrij zodat de computer eiciënter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Typ schijf in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens Schijfopruiming.
2. Volg de instructies op het scherm.
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde producten)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen te houden
wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten en terwijl de computer op accuvoeding werkt.
Kort hierna wordt de normale werking van de vaste schijf hersteld door HP 3D DriveGuard.
OPMERKING: Alleen interne vaste schijven worden beschermd door HP 3D DriveGuard. Een vaste schijf die is
geplaatst in een optioneel dockingapparaat of is aangesloten op een USB-poort, wordt niet beschermd door
HP 3D DriveGuard.
50 Hoofdstuk 8 Onderhoud
OPMERKING: Omdat solid-state drives (SSD's) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D DriveGuard
niet nodig voor deze schijfeenheden.
Zie de helpfunctie van de software HP 3D DriveGuard voor meer informatie.
De status van HP 3D DriveGuard herkennen
Het vasteschijampje op de computer verandert van kleur, ten teken dat een schijf in de ruimte van de
primaire vaste schijf en/of een schijf in de ruimte van de secundaire vaste schijf (alleen bepaalde producten) is
geparkeerd. Als u wilt nagaan of een schijf momenteel wordt beschermd of is geparkeerd, bekijkt u het
pictogram op het Windows-bureaublad in het systeemvak helemaal rechts op de taakbalk.
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren
HP raadt u aan regelmatig uw programma's en stuurprogramma's bij te werken. Met updates worden
problemen opgelost en worden nieuwe functies en opties op de computer geïnstalleerd. Het is bijvoorbeeld
mogelijk dat oude grasche onderdelen niet meer correct werken met de nieuwste spelsoftware. Zonder het
nieuwste stuurprogramma zou u niet optimaal gebruik kunnen maken van uw apparatuur.
Ga naar http://www.hp.com/support om de meest recente versie van programma's en stuurprogramma's van
HP te downloaden. U kunt zich ook registreren als u automatisch berichten wilt ontvangen wanneer er nieuwe
updates beschikbaar zijn.
Volg deze instructies om uw programma's en stuurprogramma's bij te werken:
1. Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Klik op het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer Mijn pc, selecteer het tabblad Updates en selecteer vervolgens Controleren op updates en
berichten.
3. Volg de instructies op het scherm.
Computer schoonmaken
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen van uw computer:
Dimethyl benzyl ammoniumchloride met een concentratie van maximaal 0,3 procent (bijvoorbeeld
wegwerpdoekjes van verschillende merken)
Glasreinigingsmiddel zonder alcohol
Oplossing van water en milde zeep
Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
Antistatische veegdoekjes
VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen die permanente schade aan uw computer kunnen
veroorzaken. Gebruik een bepaald schoonmaakmiddel pas als u zeker weet dat het geen alcohol, aceton,
ammoniumchloride, methyleenchloride of koolwaterstoen bevat.
Materiaal met vezels, zoals papieren doekjes, kan krassen achterlaten op de computer. In de loop der tijd
kunnen in deze krassen vuildeeltjes en reinigingsmiddelen achterblijven.
Updates van programma's en stuurprogramma's uitvoeren 51
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw computer.
WAARSCHUWING! Voorkom elektrische schokken of schade aan onderdelen en maak de computer niet
schoon terwijl deze is ingeschakeld.
1. Schakel de computer uit.
2. Koppel de netvoeding los.
3. Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, mag u geen schoonmaakmiddelen of
vloeistoen direct op het oppervlak van de computer spuiten. Als er vloeistoen op het oppervlak terecht
komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Het beeldscherm reinigen
Maak het beeldscherm schoon met een zachte, pluisvrije doek bevochtigd met een alcoholvrij
glasreinigingsmiddel. Zorg ervoor dat het beeldscherm droog is voordat u de computer sluit.
De zijkanten en het deksel reinigen
Gebruik voor het reinigen van de zijkanten en het deksel een zachte microvezeldoek of een zeem die
bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen. U kunt ook een hiervoor geschikt
wegwerpdoekje gebruiken.
OPMERKING: Wanneer u het deksel van de computer reinigt, maakt u ronddraaiende bewegingen om het
vuil te verwijderen.
Het touchpad, het toetsenbord of de muis reinigen (alleen bepaalde producten)
WAARSCHUWING! Voorkom elektrische schokken of schade aan interne onderdelen en gebruik geen
stofzuiger om het toetsenbord te reinigen. Een stofzuiger kan stofdeeltjes achterlaten op het oppervlak van
het toetsenbord.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat er geen
vloeistof tussen de toetsen komt.
Gebruik voor het reinigen van het touchpad, het toetsenbord of de muis een zachte microvezel-doek of
een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen. U kunt ook een
hiervoor geschikt wegwerpdoekje gebruiken.
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te verwijderen,
gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
Reizen met of verzenden van de computer
Als u de computer wilt meenemen op reis of als u de computer wilt verzenden, neemt u de volgende tips in
acht om de apparatuur te beschermen.
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals geheugenkaarten.
52 Hoofdstuk 8 Onderhoud
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met uw
overige bagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven.
In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar mededelingen tijdens de vlucht
waarin wordt aangegeven wanneer u de computer mag gebruiken. Elke maatschappij heeft eigen regels
voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op de
verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Het gebruik van draadloze apparaten is mogelijk in sommige omgevingen niet toegestaan. Dit kan het
geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke
locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is ten aanzien van het gebruik van een bepaald apparaat,
kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u de computer inschakelt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio's die u gaat bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt gebruiken.
De netspanning, frequentie en stekkers kunnen per land of regio verschillen.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere apparaten zijn
bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Reizen met of verzenden van de computer 53
9 Back-ups maken, herstellen en terugzetten
Dit hoofdstuk bevat informatie over de volgende processen. Voor de meeste producten zijn dit
standaardprocedures.
Herstelmedia en back-ups maken
Het systeem herstellen
Raadpleeg de app HP Support Assistant voor meer informatie.
Typ support in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Selecteer het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
BELANGRIJK: Als u herstelprocedures uitvoert op een tablet, moet de accu van de tablet ten minste 70%
zijn opgeladen voordat u het herstelproces start.
BELANGRIJK: Sluit op een tablet met een afneembaar toetsenbord te tablet aan op de keyboard-base
voordat u begint met het uitvoeren van een herstelproces.
Herstelmedia en back-ups maken
De volgende methoden voor het maken van herstelmedia en back-ups zijn alleen op bepaalde producten
beschikbaar. Kies de beschikbare methode, afhankelijk van uw computermodel.
Gebruik HP Recovery Manager om HP Herstelmedia te maken nadat u de computer hebt gecongureerd.
Met deze stap wordt een back-up gemaakt van de HP Herstelpartitie op de computer. De back-up kan
gebruikt worden om het oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw te installeren wanneer de vaste
schijf beschadigd of vervangen is. Zie HP Herstelmedia maken (alleen bepaalde producten)
op pagina 54 voor informatie over het maken van herstelmedia. Zie Hulpprogramma's van Windows
gebruiken op pagina 55 voor informatie over de herstelopties die beschikbaar zijn met de
herstelmedia.
Gebruik de hulpprogramma's van Windows voor het maken van systeemherstelpunten en back-ups van
persoonlijke gegevens.
Zie Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 56 voor meer informatie.
OPMERKING: Als de opslag 32 GB of minder is, is Microsoft Systeemherstel standaard uitgeschakeld.
HP Herstelmedia maken (alleen bepaalde producten)
Controleer indien mogelijk of de herstelpartitie en de Windows-partitie aanwezig zijn. Selecteer in het menu
Start de optie Verkenner en selecteer vervolgens Deze computer.
Als uw computer geen herstelpartitie en Windows-partitie bevat, neemt u contact op met de
ondersteuning van HP om herstelmedia aan te vragen. Raadpleeg het boekje Telefoonnummers voor
wereldwijde ondersteuning dat bij de computer is geleverd. U kunt ook contactgegevens vinden op de
website van HP. Ga naar http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies
op het scherm.
54 Hoofdstuk 9 Back-ups maken, herstellen en terugzetten
U kunt de hulpprogramma's van Windows gebruiken voor het maken van systeemherstelpunten en back-
ups van persoonlijke gegevens. Zie Hulpprogramma's van Windows gebruiken op pagina 55.
Als uw computer geen herstelpartitie en Windows-partitie bevat, gebruikt u HP Recovery Manager om
herstelmedia te maken nadat u de computer hebt gecongureerd. Met HP Herstelmedia kunt u een
systeemherstelprocedure uitvoeren als de vaste schijf beschadigd raakt. Wanneer u systeemherstel
uitvoert, worden het oorspronkelijke besturingssysteem en de programma's die standaard zijn
geïnstalleerd opnieuw geïnstalleerd en worden de instellingen voor de programma's gecongureerd. HP
Herstelmedia kunnen ook gebruikt worden om het systeem aan te passen of voor het herstellen van de
fabrieksimage wanneer u een vaste schijf vervangt.
U kunt slechts één set herstelmedia maken. Wees voorzichtig met deze herstelmiddelen en bewaar
ze op een veilige plaats.
HP Recovery Manager onderzoekt de computer en bepaalt de benodigde opslagcapaciteit voor de
vereiste media.
Om herstelschijven te maken, moet uw computer beschikken over een vaste schijf met de
mogelijkheid dvd's te schrijven, en dient u uitsluitend lege dvd-r, dvd+r, dvd-r dl of dvd+r dl-
schijven te gebruiken. Gebruik geen lees/schrijf-schijven zoals cd±rw, dvd±rw, dubbellaags dvd±rw
en bd-re (herschrijfbare Blu-ray-schijven). Deze schijven zijn namelijk niet compatibel met de
software van HP Recovery Manager. U kunt ook een leeg USB-ashstation van hoge kwaliteit
gebruiken.
Als uw computer geen geïntegreerde optischeschijfeenheid heeft die dvd's kan schrijven, maar u
toch dvd-herstelmedia wilt maken, kunt u een optionele externe optischeschijfeenheid
(afzonderlijk aan te schaen) gebruiken om herstelschijven te maken. Als u een externe
optischeschijfeenheid gebruikt, moet deze direct worden aangesloten op een USB-poort op de
computer. De schijf kan niet worden aangesloten op een USB-poort op een extern apparaat, zoals
een USB-hub. Als u zelf geen dvd-media kunt maken, kunt u herstelschijven voor uw computer
aanvragen bij HP. Raadpleeg het boekje Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning dat bij
de computer is geleverd. U kunt ook contactgegevens vinden op de website van HP. Ga naar
http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies op het scherm.
Zorg ervoor dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u de herstelmedia
maakt.
Dit proces kan een uur of langer duren. Onderbreek het proces niet.
U kunt het programma eventueel afsluiten voordat u klaar bent met het maken van herstel-dvd's.
Het branden van de huidige dvd wordt dan voltooid door HP Recovery Manager. De volgende keer
dat u HP Recovery Manager start, wordt u gevraagd om door te gaan met het proces.
HP Herstelmedia maken:
BELANGRIJK: Sluit een tablet met een afneembaar toetsenbord aan op de keyboard-base voordat u deze
stappen uitvoert.
1. Typ recovery in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens HP Recovery Manager.
2. Selecteer Herstelmedia maken en volg de instructies op het scherm.
Als u het systeem ooit moet herstellen, raadpleegt u Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 56.
Hulpprogramma's van Windows gebruiken
Met hulpprogramma's van Windows kunt u herstelmedia, systeemherstelpunten en back-ups maken van
persoonlijke gegevens.
Hulpprogramma's van Windows gebruiken 55
OPMERKING: Als de opslag 32 GB of minder is, is Microsoft Systeemherstel standaard uitgeschakeld.
Voor meer informatie en stappen raadpleegt u de app Aan de slag.
Selecteer de knop Start en selecteer vervolgens de app Aan de slag.
Herstellen
Er zijn verschillende opties om uw systeem te herstellen. Kies de methode die het best past bij uw situatie en
expertiseniveau:
BELANGRIJK: Sommige methoden zijn niet op alle producten beschikbaar.
Windows biedt verschillende opties voor het herstellen vanaf een back-up, het vernieuwen van de
computer en het herstellen van de computer naar de oorspronkelijke staat. Voor meer informatie
raadpleegt u de app Aan de slag.
Selecteer de knop Start en selecteer vervolgens de app Aan de slag.
Als u een probleem met een vooraf geïnstalleerd(e) applicatie of stuurprogramma wilt oplossen,
gebruikt u de optie Installeer stuurprogrammas en/of toepassingen opnieuw in HP Recovery Manager
(alleen op bepaalde producten) om de specieke applicatie of het stuurprogramma opnieuw te
installeren.
Typ recovery in het zoekvak van de taakbalk, selecteer HP Recovery Manager, selecteer
Installeer stuurprogramma’s en/of toepassingen opnieuw en volg de instructies op het scherm.
Als u de Windows-partitie wilt herstellen naar de oorspronkelijke fabrieksinhoud, kunt u kiezen voor de
optie Systeemherstel op de HP Herstelpartitie (alleen op bepaalde producten) of gebruikt u de HP
Herstelmedia. Zie Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 56 voor meer informatie. Zie HP
Herstelmedia maken (alleen bepaalde producten) op pagina 54 als u nog geen herstelmedia hebt
gemaakt.
Als u op bepaalde producten de oorspronkelijke fabriekspartitie en -inhoud van de computer wilt
herstellen, of als u de vaste schijf hebt vervangen, gebruikt u de optie Fabrieksinstellingen herstellen
van HP Herstelmedia. Zie Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 56 voor meer informatie.
Als u op bepaalde producten de herstelpartitie wilt verwijderen om ruimte op de vaste schijf terug te
winnen, biedt HP Recovery Manager de optie Herstelpartitie verwijderen.
Zie De HP Herstelpartitie verwijderen (alleen bepaalde producten) op pagina 58 voor meer informatie.
Herstellen met HP Recovery Manager
Met de software van HP Recovery Manager kunt u de computer herstellen naar de oorspronkelijke staat door
gebruik te maken van de eerder gemaakte of bij HP aangevraagde HP Herstelmedia of de HP Herstelpartitie
(alleen op bepaalde producten). Zie HP Herstelmedia maken (alleen bepaalde producten) op pagina 54 als u
nog geen herstelmedia hebt gemaakt.
Wat u moet weten voordat u begint
Met HP Recovery Manager wordt alleen software hersteld die standaard is geïnstalleerd. Voor software
die niet bij deze computer is meegeleverd, moet de software worden gedownload van de website van de
fabrikant of moet de software opnieuw worden geïnstalleerd vanaf het installatiemedium dat door de
fabrikant is geleverd.
56 Hoofdstuk 9 Back-ups maken, herstellen en terugzetten
BELANGRIJK: Gebruik HP Recovery Manager alleen als laatste redmiddel voor het oplossen van
problemen met uw computer.
Gebruik HP Herstelmedia als de vaste schijf van de computer vastloopt. Zie HP Herstelmedia maken
(alleen bepaalde producten) op pagina 54 als u nog geen herstelmedia hebt gemaakt.
Voor de optie Fabrieksinstellingen herstellen (alleen op bepaalde producten) moet u HP Herstelmedia
gebruiken. Zie HP Herstelmedia maken (alleen bepaalde producten) op pagina 54 als u nog geen
herstelmedia hebt gemaakt.
Als u met uw computer geen HP Herstelmedia kunt maken of als de HP Herstelmedia niet werken, kunt u
herstelmedia voor de computer aanvragen bij de ondersteuning van HP. Raadpleeg het boekje
Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning dat bij de computer is geleverd. U kunt ook
contactgegevens vinden op de website van HP. Ga naar http://www.hp.com/support, selecteer uw land
of regio en volg de instructies op het scherm.
BELANGRIJK: Met HP Recovery Manager worden niet automatisch back-ups van uw persoonlijke gegevens
gemaakt. Maak een back-up van alle persoonlijke gegevens die u wilt behouden voordat u deze software
gebruikt.
Met de HP Herstelmedia kunt u uit de volgende herstelopties kiezen:
OPMERKING: Wanneer u het herstelproces start, ziet u alleen de opties die beschikbaar zijn voor de
computer.
Systeemherstel: hiermee wordt het oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw geïnstalleerd en
worden de instellingen van de standaard geïnstalleerde programma's gecongureerd.
Fabrieksinstellingen herstellen: hiermee wordt de computer hersteld naar de oorspronkelijke
fabrieksinstellingen doordat alle gegevens van de vaste schijf worden verwijderd en de vaste schijf
opnieuw wordt gepartitioneerd. Vervolgens worden het besturingssysteem en de standaard
geïnstalleerde software opnieuw geïnstalleerd.
Met de HP Herstelpartitie (alleen bepaalde producten) kunt u alleen een systeemherstelbewerking uitvoeren.
De HP Herstelpartitie gebruiken (alleen bepaalde producten)
Met de HP Herstelpartitie (alleen bepaalde producten) kunt u het systeem herstellen zonder dat u
herstelschijven of een USB-ashdrive nodig hebt. Dit type herstel kan alleen worden gebruikt als de vaste
schijf nog werkt.
Ga als volgt te werk om HP Recovery Manager te starten vanaf de HP Herstelpartitie:
BELANGRIJK: Sluit een tablet met een afneembaar toetsenbord aan op de keyboard-base voordat u deze
stappen uitvoert (alleen bepaalde producten).
1. Typ recovery in het zoekvak van de taakbalk, selecteer Recovery Manager en selecteer vervolgens
HP-herstelomgeving.
– of –
Druk op een computer of tablet met een aangesloten toetsenbord op f11 terwijl de computer wordt
opgestart, of druk op f11 en houd deze knop ingedrukt terwijl u op de aan-uitknop drukt.
Voor tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid harder en houd deze knop
ingedrukt. Selecteer vervolgens f11.
– of –
Herstellen 57
Zet de tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid zachter en houd deze knop
ingedrukt. Selecteer vervolgens f11.
2. Selecteer Probleemoplossing in het menu opstartopties.
3. Selecteer HP Recovery Manager en volg de instructies op het scherm.
HP Herstelmedia gebruiken om te herstellen
U kunt HP Herstelmedia gebruiken om het originele systeem te herstellen. Deze methode kan gebruikt
worden als uw systeem geen HP Herstelpartitie heeft of als de harde schijf niet goed werkt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de HP Herstelmedia en start de computer opnieuw op.
OPMERKING: Als de computer niet automatisch opnieuw opstart in HP Recovery Manager, wijzigt u de
opstartvolgorde van de computer. Zie De opstartvolgorde van de computer wijzigen op pagina 58.
3. Volg de instructies op het scherm.
De opstartvolgorde van de computer wijzigen
Als de computer niet opnieuw opstart in HP Recovery Manager, wijzigt u de opstartvolgorde van de computer.
Dit is de volgorde van de apparaten in het BIOS, waar de computer naar opstartinformatie zoekt. U kunt de
selectie wijzigen naar een optischeschijfeenheid of een USB-ashdrive.
Voor het wijzigen van de opstartvolgorde:
BELANGRIJK: Sluit een tablet met een afneembaar toetsenbord aan op de keyboard-base voordat u deze
stappen uitvoert.
1. Plaats de HP Herstelmedia.
2. Open het opstartmenu van het systeem.
Voor computers of tablets met een aangesloten toetsenbord:
Zet de computer of tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op esc en druk op f9 om de
opstartopties weer te geven.
Voor tablets zonder toetsenbord:
Zet de tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid harder en houd deze knop
ingedrukt. Selecteer vervolgens f9.
– of –
Zet de tablet aan of start deze opnieuw op, druk snel op de knop Geluid zachter en houd deze knop
ingedrukt. Selecteer vervolgens f9.
3. Selecteer de optische schijf of de USB-ashdrive vanaf waar u wilt opstarten.
4. Volg de instructies op het scherm.
De HP Herstelpartitie verwijderen (alleen bepaalde producten)
Met de software van HP Recovery Manager kunt u de HP Herstelpartitie verwijderen om schijfruimte vrij te
maken.
58 Hoofdstuk 9 Back-ups maken, herstellen en terugzetten
BELANGRIJK: Nadat u de HP Herstelpartitie hebt verwijderd, kunt u geen systeemherstel uitvoeren of HP
Herstelmedia maken vanaf de HP Herstelpartitie. Maak daarom HP Herstelmedia voordat u de herstelpartitie
verwijdert. Zie HP Herstelmedia maken (alleen bepaalde producten) op pagina 54.
OPMERKING: De optie Herstelpartitie verwijderen is alleen beschikbaar op producten die deze functie
ondersteunen.
Ga als volgt te werk om de HP Herstelpartitie te verwijderen:
1. Typ recovery in het zoekvak van de taakbalk en selecteer vervolgens HP Recovery Manager.
2. Selecteer Herstelpartitie verwijderen en volg de instructies op het scherm.
Herstellen 59
10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure
Start
Computer Setup gebruiken
Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, beeldscherm, toetsenbord, muis en
printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde
van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen en uitgebreid geheugen.
OPMERKING: Wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Computer Setup. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Computer Setup starten
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt weergegeven op
F10 om Computer Setup te openen.
Een USB-toetsenbord of -muis gebruiken om Computer Setup (BIOS) te starten
U kunt Computer Setup starten met behulp van een toetsenbord of muis aangesloten op een USB-poort, maar
u moet eerst FastBoot uitschakelen.
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt weergegeven op
F9 om het menu Boot Device Options (Opties opstartapparaat) te openen.
2. Schakel het selectievakje voor Fast Boot uit.
3. Als u de wijzigingen wilt opslaan en wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) in de
rechterbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk
vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Navigeren en selecteren in Computer Setup
Als u een menu of menu-item wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen en drukt u
vervolgens op enter. U kunt ook gebruikmaken van een aanwijsapparaat om het item te selecteren.
Selecteer de pijl-omhoog of de pijl-omlaag in de rechterbovenhoek van het scherm om omhoog of
omlaag te schuiven of gebruik de toets pijl-omhoog of pijl-omlaag op het toetsenbord.
Druk op esc om alle open dialoogvensters te sluiten en terug te keren naar het hoofdscherm van
Computer Setup. Volg daarna de instructies op het scherm.
60 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
Gebruik een van de volgende methoden om de menu's van Computer Setup af te sluiten:
U sluit de menu's van Computer Setup als volgt af zonder de wijzigingen op te slaan:
Selecteer het pictogram Exit (Afsluiten) rechtsonder in het scherm en volg de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
Ga als volgt te werk om de wijzigingen op te slaan en de menu's van Computer Setup af te sluiten:
Selecteer het pictogram Save (Opslaan) rechtsonder in het scherm en volg de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup
OPMERKING: Door het herstellen van de fabrieksinstellingen wordt de vasteschijfmodus niet gewijzigd.
Als u alle instellingen in Computer Setup wilt terugzetten naar de fabriekswaarden, gaat u als volgt te werk:
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 60.
2. Selecteer Main (Hoofdmenu) en selecteer vervolgens Apply Factory Defaults and Exit
(Fabrieksinstellingen toepassen en afsluiten).
OPMERKING: Op bepaalde producten geven de selecties mogelijk Restore Defaults
(Standaardinstellingen herstellen) weer in plaats van Apply Factory Defaults and Exit
(Fabrieksinstellingen toepassen en afsluiten).
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Als u de wijzigingen wilt opslaan en wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) in de
rechterbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
OPMERKING: Uw wachtwoordinstellingen en beveiligingsinstellingen blijven ongewijzigd wanneer u de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstelt.
BIOS-update uitvoeren
Bijgewerkte versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die SoftPaq's
worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat informatie
over de installatie en het oplossen van problemen.
Computer Setup gebruiken 61
BIOS-versie vaststellen
Om te bepalen of u Computer Setup (BIOS) moet bijwerken, controleert u eerst welke BIOS-versie op uw
computer is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunt u weergeven door op fn
+esc te drukken (als Windows al is gestart) of door Computer Setup te gebruiken.
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 60.
2. Selecteer Main (Hoofdmenu) en selecteer vervolgens System Information (Systeeminformatie).
3. Als u Computer Setup wilt afsluiten zonder de wijzigingen op te slaan, klikt u op het pictogram Exit
(Afsluiten) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer Main (Hoofdmenu), selecteer Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en
druk vervolgens op enter.
Zie BIOS-update downloaden op pagina 62 om te controleren of er een nieuwere BIOS-versie beschikbaar is.
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen wanneer de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een optioneel
dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens het downloaden en
installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
te halen.
Zet de computer niet uit en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Typ support in het zoekvak op de taakbalk en selecteer vervolgens de app HP Support Assistant.
– of –
Selecteer het pictogram met het vraagteken op de taakbalk.
2. Selecteer Updates en selecteer vervolgens Check for updates and messages (Controleren op updates
en berichten).
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd en vergelijk ze. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update
kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze naar de
vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de harde schijf waarnaar de BIOS-update wordt gedownload. U
hebt dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.
OPMERKING: Als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de netwerkbeheerder
voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van het systeem-BIOS.
62 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op het scherm
verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u als volgt te werk:
1. Typ verkenner in het zoekvak op de taakbalk en selecteer vervolgens File Explorer
(Bestandsverkenner).
2. Selecteer de aanduiding voor de harde schijf. De aanduiding voor de harde schijf is doorgaans Lokale
schijf (C:).
3. Volg het pad dat u eerder hebt genoteerd en open de map waarin de update is opgeslagen.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het gedownloade
bestand van de vaste schijf verwijderen.
De opstartvolgorde wijzigen met de F9-prompt
Als u dynamisch een opstartapparaat wilt kiezen voor de huidige opstartvolgorde, gaat u als volgt te werk:
1. Open het menu Boot Device Options (Opties opstartapparaat):
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt
weergegeven op F9 om het menu Boot Device Options (Opties opstartapparaat) te openen.
2. Selecteer een opstartapparaat, druk op enter en volg de instructies op het scherm.
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten)
BELANGRIJK: Voordat u de TMP-functionaliteit (Trusted Platform Module) op dit systeem inschakelt, moet u
ervoor zorgen dat uw beoogde gebruik van TPM aan de relevante lokale wetgeving, de regelgeving en het
beleid voldoet en moeten er goedkeuringen of licenties worden verkregen, indien van toepassing. U bent
volledig en uitsluitend aansprakelijk voor eventuele problemen met de naleving die het gevolg zijn van de
werking en het gebruik van TPM die in strijd zijn met de hierboven genoemde vereisten. HP is niet
verantwoordelijk voor eventuele gerelateerde verplichtingen.
TPM voorziet in extra beveiliging voor uw computer. U kunt de TPM-instellingen wijzigen in Computer Setup
(BIOS).
OPMERKING: Als u de TPM-instelling wijzigt in Verborgen, is TPM niet zichtbaar in het besturingssysteem.
TPM-instellingen openen in Computer Setup:
1. Start Computer Setup. Zie Computer Setup starten op pagina 60.
2. Selecteer Security (Beveiliging), selecteer TPM Embedded Security (Ingesloten TPM-beveiliging) en volg
de instructies op het scherm.
HP Sure Start gebruiken (alleen bepaalde producten)
Bepaalde computermodellen zijn gecongureerd met HP Sure Start, een technologie die het BIOS van de
computer controleert op aanvallen of beschadigingen. Als het BIOS beschadigd raakt of wordt aangevallen,
herstelt HP Sure Start automatisch het BIOS in de vorige veilige staat, zonder tussenkomst van de gebruiker.
TPM BIOS-instellingen (alleen bepaalde producten) 63
HP Sure Start is gecongureerd en al ingeschakeld zodat de meeste gebruikers de standaardconguratie van
HP Sure Start kunnen gebruiken. De standaardconguratie kan worden aangepast door ervaren gebruikers.
Voor de meest recente documentatie over HP Sure Start gaat u naar http://www.hp.com/support. Selecteer
Zoek uw product en volg de instructies op het scherm.
64 Hoofdstuk 10 Computer Setup (BIOS), TPM en HP Sure Start
11 Het gebruik van HP PC Hardware
Diagnostics (UEFI)
HP PC Hardware Diagnostics is een Unied Extensible Firmware Interface (UEFI) waarmee u diagnostische
tests kunt uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het hulpprogramma wordt buiten
het besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen isoleren van problemen die worden
veroorzaakt door het besturingssysteem of andere softwarecomponenten.
Als HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) een fout detecteert waarvoor hardware vervangen moet worden,
wordt er een 24-cijferige fout-id-code gegenereerd. Deze id-code kan vervolgens aan ondersteuning worden
gegeven om te kunnen bepalen hoe het probleem verholpen moet worden.
OPMERKING: Als u diagnostiek wilt openen op een convertible computer, moet u de computer in de
notebookmodus zetten en moet u het toetsenbord gebruiken dat aangesloten is.
Ga als volgt te werk om HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) te starten:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk snel op esc.
2. Druk op f2.
Het BIOS zoekt op drie plaatsen en in de onderstaande volgorde naar diagnoseprogramma's:
a. Aangesloten USB-station
OPMERKING: Zie HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden
op pagina 65 om het hulpprogramma van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-
station te downloaden.
b. Vaste schijf
c. BIOS
3. Wanneer het diagnoseprogramma wordt geopend, selecteert u het soort diagnosetest dat u wilt
uitvoeren en volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, drukt u op esc.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat
downloaden
OPMERKING: Instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn alleen
beschikbaar in het Engels en u moet een Windows-computer gebruiken voor het downloaden en maken van
de HP UEFI-ondersteuningsomgeving omdat alleen .exe-bestanden worden aangeboden.
Er zijn twee opties voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics naar een USB-apparaat.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden 65
Download de nieuwste UEFI-versie
1. Ga naar http://www.hp.com/go/techcenter/pcdiags. De startpagina van HP PC Diagnostics wordt
weergegeven.
2. Selecteer de koppeling Downloaden in het gedeelte HP PC Hardware Diagnostics en selecteer
vervolgens Uitvoeren.
Download een bepaalde versie van UEFI voor een speciek product
1. Ga naar http://www.hp.com/support.
2. Selecteer Software en drivers downloaden.
3. Voer de productnaam of het nummer in.
– of –
Selecteer Nu herkennen zodat HP uw product automatisch kan detecteren.
4. Selecteer uw computermodel en het besturingssysteem.
5. Volg in het gedeelte Diagnosehulpmiddelen de instructies op het scherm om de gewenste UEFI-versie
te selecteren en te downloaden.
66 Hoofdstuk 11 Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
12 Specicaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt reizen
met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor
gelijkstroom. De capaciteit van de netvoedingsbron moet 100–240 V en 50–60 Hz zijn. Hoewel de computer
kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u ten zeerste aangeraden de computer
alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron die door HP is geleverd en
goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specicaties. U vindt de bedrijfsspanning en
werkstroom van de computer op het label met kennisgevingen.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 V dc @ 2,31 A – 45 W
19,5 V dc @ 3,33 A – 65 W
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
Bij gebruik 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
Bij gebruik -15 m tot 3.048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
Ingangsvermogen 67
13 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar in
aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens een metalen
deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit vanaf
vingers of andere elektrostatische geleiders.
Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of
verlies van gegevens te beperken:
Als in de instructies voor het verwijderen of installeren van onderdelen wordt aangegeven dat u de
computer moet loskoppelen, controleer dan eerst of de computer goed is geaard.
Bewaar onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak pinnen, aansluitingen en circuits niet aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo min mogelijk
hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetisch gereedschap.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet statisch
geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, doet u het in een antistatische verpakking.
68 Hoofdstuk 13 Elektrostatische ontlading
14 Toegankelijkheid
HP ontwerpt, vervaardigt en verhandelt producten en apparaten die door iedereen kunnen worden gebruikt,
waaronder ook mensen met een handicap. Dit kan zijn op basis van een autonoom systeem of met behulp van
de juiste assistieve apparaten. Voor de meest recente informatie over HP toegankelijkheid gaat u naar
http://www.hp.com/accessibility.
Ondersteunde assistieve technologieën (hulpmiddelen voor
gehandicapten)
HP-producten ondersteunen een breed scala aan assistieve technologieën in het besturingssysteem en
kunnen worden gecongureerd voor het gebruik met aanvullende assistieve technologieën. Gebruik de
zoekfunctie op uw apparaat voor meer informatie over de assistieve functies.
OPMERKING: Voor aanvullende informatie over een bepaald product voor gehandicapten, kunt u contact
opnemen met de klantenondersteuning voor dat product.
Contact opnemen met ondersteuning
Wij zijn voortdurend bezig met het verbeteren van de toegankelijkheid van onze producten en services en
ontvangen graag feedback van gebruikers. Als u problemen ondervindt met een product of als u ons wilt
vertellen over toegankelijkheidsfuncties die u hebben geholpen, neemt u contact met ons op door te bellen
naar +1 (888) 259-5707, van maandag tot vrijdag tussen 6:00 en 21:00 North American Mountain Time. Als u
doof of slechthorend bent en TRS/VRS/WebCapTel gebruikt, neemt u contact met ons op als u technische
ondersteuning nodig hebt of vragen hebt over toegankelijkheid door te bellen naar +1 (877) 656-7058, van
maandag tot vrijdag tussen 06:00 en 21:00 North American Mountain Time.
OPMERKING: Ondersteuning is alleen in het Engels.
Ondersteunde assistieve technologieën (hulpmiddelen voor gehandicapten) 69
Index
A
aan/uit-knop herkennen 10
aan-uitlampjes 4
accu
afvoeren 37
bewaren 37
door de gebruiker vervangbaar,
verwijderen 36
informatie zoeken 35
lage acculading 35
ontladen 35
problemen met een laag
accuniveau verhelpen 36
stroom besparen 35
vervangbaar door gebruiker 36
accu, temperatuur 37
Accuhendel, herkennen 13
Accu-informatie zoeken 35
accu laden 35
Acculampje 5
accu uitwerpen 13
accuvergrendeling herkennen 13
accuvoeding 34
Actietoetsen
gebruiken 12
activeren, slaap- en sluimerstand
32
afsluiten 33
Antivirussoftware 47
Audio 28
Automatic DriveLock 43
inschakelen 43
uitschakelen 44
Automatic DriveLock-wachtwoord
invoeren 44
B
back-ups 54
Bedrijfs-WLAN, verbinding 17
Beheerderswachtwoord 40
beveiligingskabel, sleuf herkennen
4
bewaren, accu 37
bewegingen op het aanraakscherm
schuifbeweging met één vinger
26
Bewegingen op het touchpad en
aanraakscherm
tikken 23
zoomen door met twee vingers te
knijpen 24
BIOS
update downloaden 62
update uitvoeren 61
versie vaststellen 62
Bluetooth, label 15
Bluetooth-apparaat 16, 18
C
camera 7
gebruiken 27
camera, herkennen 7
cameralampje, herkennen 7
Caps Lock, lampje herkennen 9
combostekker voor audio-uit
(hoofdtelefoon)/audio-in
(microfoon), herkennen 5
computer, reizen met 37
computer reageert niet 33
Computer schoonmaken 51
Computer Setup 60
BIOS administrator password
(BIOS-
beheerderswachtwoord) 41
een USB-toetsenbord of -muis
gebruiken om Computer Setup
(BIOS) te starten 60
fabrieksinstellingen herstellen
61
navigeren en selecteren 60
Connector, netvoeding 5
D
de computer uitschakelen 33
door de gebruiker vervangbare
accu 36
Draadloos netwerk (WLAN)
eectief bereik 17
verbinding maken 17
verbinding met bedrijfs-WLAN
17
verbinding met openbaar WLAN
17
draadloze communicatie, knop 16
draadloze communicatie,
voorzieningen
besturingssysteem 16
knop 16
DriveLock
beschrijving 45
inschakelen 45
uitschakelen 46
DriveLock-hoofdwachtwoord
wijzigen 47
DriveLock-wachtwoord
instellen 45
invoeren 46
wijzigen 47
E
Elektrostatische ontlading 68
energiebeheer 32
energie-instellingen gebruiken 34
Esc-toets herkennen 11
externe-monitorpoort 29
externe voeding gebruiken 37
F
rewallsoftware 48
Fn-toets, herkennen 11
functietoetsen herkennen 11
G
Gebruikerswachtwoord 40
geheugenkaartlezer, herkennen 4
geïntegreerd cameralampje,
herkennen 7
geïntegreerd numeriek toetsenblok,
herkennen 11
geluidsinstellingen gebruiken 28
geminimaliseerde image maken 56
geminimaliseerde image
terugzetten 57
70 Index
GPS 18
H
HDMI, audio congureren 30
HDMI-poort
aansluiten 29
HDMI-poort, herkennen 5
headset aansluiten 28
herstel
media 58
met HP herstelmedia 55
schijven 58
USB-ashdrive 58
herstellen
HP Recovery Manager 56
Ondersteunde schijven 55
opties 56
schijven 55
starten 57
systeem 56
herstelmedia
maken 54
maken met HP Recovery
Manager 55
herstelpartitie
verwijderen 58
het toetsenbord en de optionele muis
gebruiken 26
Hibernationstand
activeren 33
beëindigen 33
geactiveerd bij kritiek lage
acculading 36
high-denition-apparatuur,
aansluiten 29, 31
hoofdtelefoon aansluiten 27
HP 3D DriveGuard 50
HP-bronnen 2
HP Client Security 48
HP herstelmedia
herstel 58
HP Herstelmedia
maken 54
HP Herstelpartitie
herstellen 57
verwijderen 58
HP LAN-WLAN Protection 20
HP MAC Address Manager 21
HP Mobile Connect 18
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
gebruiken 65
HP Recovery Manager
opstartproblemen oplossen 58
starten 57
HP Touchpoint Manager 49
I
In-/uitgangen
audio-uitgang (hoofdtelefoon)/
audio-ingang (microfoon),
combostekker
5
netwerk 5
RJ-45 (netwerk) 5
informatie zoeken
hardware 3
software 3
Ingangsvermogen 67
instellingen voor energiebeheer
gebruiken 34
Interne microfoon, herkennen 7
K
kennisgevingen
label met kennisgevingen 15
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 15
knoppen
aan/uit 10
linkerknop van touchpad 8
optischeschijfeenheid, schijf
uitwerpen 4
rechterknop van touchpad 8
kritiek lage acculading 36
L
label met keurmerk voor draadloze
communicatie 15
labels
Bluetooth 15
kennisgevingen 15
keurmerk voor draadloze
communicatie 15
serienummer 14
service 14
WLAN 15
lage acculading 35
lampjes
aan-uit 4
camera 7
Caps Lock 9
RJ-45 (netwerk) 5
schijfeenheid 4
Lampjes
accu 5
lampje voor draadloze
communicatie 16
Luidsprekers
verbinding maken 27
luidsprekers herkennen 13
M
Miracast 31
N
netvoedingsconnector herkennen 5
netwerkconnector, herkennen 5
NFC 19
O
Omgevingsvereisten 67
onderdelen
beeldscherm 7
bovenkant 8
linkerkant 5
Onderkant 13
rechterkant 4
onderhoud
HP 3D DriveGuard 50
programma's en
stuurprogramma's bijwerken
51
Onderhoud
Schijfdefragmentatie 50
Schijfopruiming 50
Onderhoud van computer 51
Onderkant 15
ondersteunde schijven, herstel 55
oorspronkelijk systeem, herstellen
56
Openbaar WLAN, verbinding 17
Opstartvolgorde
wijzigen 58
wijzigen met de f9-prompt 63
optische schijf, herkennen 4
P
Pictogram Energie, gebruiken 34
pictogram Energie gebruiken 34
poorten
externe monitor 5, 29
HDMI 5, 29
Index 71
Miracast 31
USB 2.0 4
USB 3.x SuperSpeed 5
VGA 29
poort voor externe monitor 5
productnaam en productnummer, van
computer 14
programma's en stuurprogramma's
bijwerken 51
R
reizen met de computer 15, 37, 52
RJ-45-(netwerk)lampjes,
herkennen 5
RJ-45-netwerkconnector,
herkennen 5
S
Schijfdefragmentatie, software 50
Schijfeenheidlampje 4
Schijfopruiming, software 50
schuiven met één vinger op
aanraakscherm 26
schuiven met twee vingers,
touchpadbeweging 24
serienummer 14
serienummer, van computer 14
servicelabels zoeken 14
Setupprogramma
fabrieksinstellingen herstellen
61
navigeren en selecteren 60
Slaap- en sluimerstand.
activeren 32
Sleep (Slaapstand)
activeren 32
beëindigen 32
sleuven
beveiligingskabel 4
software
antivirus 47
Firewall 48
HP 3D DriveGuard 50
Software
Schijfdefragmentatie 50
Schijfopruiming 50
software-updates installeren 48
Sure Start
gebruiken 63
systeemherstel 56
systeemherstelpunt
maken 55
systeemherstelpunt, maken 54
T
temperatuur 37
Tikken met twee vingers,
touchpadbeweging 24
Tikken met vier vingers,
touchpadbeweging 25
tikken op touchpad en bewegingen
voor het aanraakscherm 23
toegankelijkheid 69
toetsen
esc 11
fn 11
vliegtuigmodus 12
Windows-toets 11
toetsenblok
geïntegreerd numeriek 11
toetsenbord en een optionele muis
gebruiken 26
toets voor draadloze communicatie
16
toets voor vliegtuigmodus 12, 16
Touchpad
gebruiken 23
knoppen 8
Touchpadbewegingen
schuiven met twee vingers 24
tikken met twee vingers 24
tikken met vier vingers 25
Touchpad-bewegingen
vegen met drie vingers 25
Touchpad gebruiken 23
Touchpadzone
herkennen 8
TPM-instellingen 63
U
uitwerpen, accu 13
uitwerpknop van
optischeschijfeenheid, herkennen
4
USB 2.0-poort, herkennen 4
USB 3.x SuperSpeed-poort,
herkennen 5
V
Vegen met drie vingers,
touchpadbeweging 25
Ventilatieopeningen, herkennen 5,
13
Verbinding maken met WLAN 17
verwijderen, door de gebruiker
vervangbare accu 36
verzenden van de computer 52
VGA-poort, verbinding maken met
29
Video 28
vingerafdrukken registreren 47
vingerafdruklezer 49
voeding
accu 34
externe 37
W
Wachtwoorden
beheerder 40
BIOS-beheerder 41
gebruiker 40
Windows
systeemherstelpunt 54, 55
Windows Hello
gebruiken 47
Windows-hulpprogramma's
gebruiken 55
Windows-toets, herkennen 11
WLAN-antennes, herkennen 7
WLAN-apparaat 15
WLAN label 15
WWAN-apparaat 16, 17
Z
zoomen door met twee vingers te
knijpen, bewegingen op het
touchpad en aanraakscherm 24
72 Index
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84