Nikon D300 Handleiding

Type
Handleiding
Nl_04
DIGITALE CAMERA
Nl
Gebruikshandleiding
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk
(behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen)
worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van
NIKON CORPORATION.
Gedrukt in Europa
SB8K04(1F)
6MB0021F-04
Nl
Q0310_UM_Nl_EUR_03_Cover.fm Page 1 Wednesday, November 19, 2008 3:16 PM
Waar kunt u het vinden
Vind wat u zoekt in:
i
De vraag- en antwoordindex
p. iv–ix
Weet u wat u wilt, maar weet u de naam van de functie niet?
Zoek het op
in de vraag- en antwoordindex.
i
De inhoudsopgave
p. xxvii
Zoek onderwerpen op functie of menunaam.
i
De snelhandleiding
p. 21–22
Een korte handleiding voor gebruikers die direct foto’s willen maken.
i
De index
p. 419–425
Zoek op trefwoord.
i
Foutmeldingen
p. 391–398
Als er een waarschuwing in de zoeker of op de monitor verschijnt, zoekt u
hier de oplossing.
i
Problemen oplossen
p. 383–390
Doet de camera iets wat u niet verwacht?
Zoek hier de oplossing.
A Voor uw veiligheid
Lees voordat u de camera voor het eerst gebruikt de
veiligheidsinstructies in “Voor uw veiligheid” (p. xviii).
i
Inhoud van de verpakking
Controleer of alle hier vermelde onderdelen bij de camera zijn
geleverd.
Geheugenkaarten worden afzonderlijk verkocht.
D300 digitale camera (p. 3)
Bodydop (p. 34, 368)
BM-8 beschermkap voor LCD-monitor (p. 19)
DK-5 oculairkapje (p. 20)
EN-EL3e oplaadbare Li-ion batterij met beschermkapje (p. 30, 32)
MH-18a snellader met netsnoer (p. 30)
UC-E4 USB-kabel (p. 224, 232)
EG-D100 videokabel (p. 242)
AN-D300 draagriem (p. 19)
Garantie
Gebruikshandleiding (deze handleiding)
Snelhandleiding
Software-installatiegids
Cd-rom met Software Suite
ii
Symbolen en conventies
Om u in staat te stellen snel de informatie te vinden die u zoekt,
worden de volgende symbolen gebruikt:
Menu-items, opties en berichten die op de cameramonitor worden
weergegeven, staan tussen vierkante haken ([ ]).
A Handelsmerkinformatie
Macintosh, Mac OS en QuickTime zijn gedeponeerde handelsmerken van
Apple Inc. Microsoft, Windows en Windows Vista zijn gedeponeerde
handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten en/of andere landen.
CompactFlash is een handelsmerk
van SanDisk Corporation.
Microdrive is een handelsmerk van Hitachi
Global Storage Technologies in de Verenigde Staten en andere landen.
HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing
LLC.
PictBridge is een handelsmerk. Alle andere handelsnamen die in
deze handleiding of in andere documentatie bij uw Nikon-product
worden vermeld, zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken
van hun respectieve eigenaars.
D
Dit symbool staat bij waarschuwingen die vóór gebruik moeten
worden gelezen om schade aan de camera te voorkomen.
A
Dit symbool staat bij opmerkingen die moeten worden gelezen
voordat u de camera gaat gebruiken.
iii
Inleiding
Instructies
Opties voor beeldopname
Scherpstelling
Ontspanstand
ISO-gevoeligheid
Belichting
Witbalans
Beeldoptimalisatie
Flitsfotografie
Overige opnameopties
Meer informatie over weergave
Aansluitingen
Menugids
Technische opmerkingen
X
k
S
Z
r
J
l
t
I
Q
U
n
s
d
N
iv
Vraag- en antwoordindex
Vind wat u zoekt met deze vraag- en antwoordindex.
❚❚ Nieuwe functies
❚❚ Basisinstellingen van de camera
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
Hoe maak ik NEF (RAW)-foto’s van hoge
kwaliteit?
14-bits NEF (RAW) 59
Kan ik de monitor als zoeker gebruiken? Livebeeld 79
Kan ik zelf bepalen hoe foto’s worden
verwerkt?
Beeldinstellingen 146
Hoe behoud ik details in schaduwen en
hoge lichten?
Actieve D-Lighting 165
Hoe stel ik scherp op grillig bewegende
onderwerpen?
3D-tracking 270
Kan ik de scherpstelling voor
verschillende objectieven afzonderlijk
aanpassen?
Fijnafstelling AF 327
Hoe verwijder ik stof van het
laagdoorlaatfilter, dat de beeldsensor
beschermt?
Reiniging van het
laagdoorlaatfilter
373
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
Hoe krijg ik het zoekerbeeld scherp?
Zoekerbeeld
scherpstellen
43
Hoe zorg ik ervoor dat de monitor niet
wordt uitgeschakeld?
Monitor uit 280
Hoe zorg ik ervoor dat de sluitertijd- en
diafragmaweergaven niet worden
uitgeschakeld?
Meter uit
46, 279
v
❚❚ Menu’s en aanduidingen
Hoe stel ik de klok in?
Wereldtijd 37, 315
Hoe stel ik de klok in voor de zomertijd?
Hoe verander ik de tijdzone wanneer ik
op reis ben?
Hoe pas ik de helderheid van de monitor
aan voor menu's of weergave?
LCD-helderheid 312
Hoe herstel ik alle standaardinstellingen?
Reset met twee
knoppen
182
Hoe herstel ik de standaardinstellingen
van het opnamemenu?
Opnamemenu
terugzetten
257
Hoe herstel ik de standaardwaarden voor
de persoonlijke instellingen?
Herstel pers. instellingen 266
Hoe verander ik de vertraging van de
zelfontspanner?
Vertraging
zelfontspanner
280
Hoe zet ik de luidspreker uit? Signaal 281
Kan ik de weergave van de elektronische
analoge belichtingsaanduiding omkeren?
Aanduidingen omkeren 310
Kan ik de menu’s in een andere taal
weergeven?
Taal (Language) 315
Kan ik de menu-instellingen opslaan om
ze op een andere D300-camera te
gebruiken?
Instellingen opslaan/
laden
325
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
Hoe krijg ik meer informatie over een
menu?
Help 29
Hoe gebruik ik de menu’s? Gebruik van de menu’s 24
Wat betekenen deze aanduidingen?
Zoeker, LCD-venster,
opname-
informatieweergave
8, 10, 12
Welke informatie wordt weergegeven in
de opname-informatieweergave?
Wat betekent deze waarschuwing?
Foutmeldingen en
waarschuwingsaandui-
dingen
391
Hoeveel lading heeft de batterij nog? Batterijniveau 44
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
vi
❚❚ Foto's maken
Hoe krijg ik meer informatie over de
batterij?
Batterij-informatie 321
Hoe voorkom ik dat de
bestandsnummering opnieuw begint als
ik een nieuwe geheugenkaart plaats?
Opeenvolgende
nummering
283
Hoe zet ik de bestandsnummering terug op
1?
Hoe reinig ik de camera of het objectief? De camera reinigen 372
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
Hoeveel opnamen kan ik nog met deze
kaart maken?
Aantal resterende
opnamen
45
Hoe maak ik grotere foto’s?
Beeldkwaliteit en -
grootte
56, 60
Hoe krijg ik meer foto’s op de
geheugenkaart?
Kan ik bepalen hoe de camera
scherpstelt?
Autofocus 61
Hoe maak ik snel een aantal opnamen
achtereen?
Opnamestand 74
Kan ik de beeldsnelheid wijzigen? Opnamesnelheid 76, 282
Kan ik een zelfportret maken? Zelfontspannerstand 89
Kan ik bij weinig licht zonder flits
fotograferen?
ISO-gevoeligheid 94
Kan de door mij gekozen ISO-
gevoeligheid worden aangepast voor
een optimale belichting?
Inst autom ISO-
gevoeligheid
96
Hoe kan ik bewegende onderwerpen
“bevriezen” of onscherp weergeven?
Belichtingsstand f
(sluitertijdvoorkeuze)
106
Hoe krijg ik achtergronddetails onscherp
of hoe houd ik zowel voor- als
achtergrond scherp?
Belichtingsstand g
(diafragmavoorkeuze)
107
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
vii
❚❚ Foto's bekijken
Kan ik zowel de sluitertijd als het
diafragma handmatig instellen?
Belichtingsstand h
(handmatig)
109
Kan ik foto’s lichter of donkerder maken? Belichtingscorrectie 114
Hoe kan ik een tijdopname maken? Lange tijdopnamen 111
Kan ik instellen dat de belichting of de
flitssterkte automatisch wordt gevarieerd
voor een serie fotos?
Belichtings- en
flitsbracketing
117, 297
Ka ik meerdere kopieën van een foto
maken met verschillende
witbalansinstellingen?
Witbalansbracketing 121, 297
Hoe pas ik de witbalans aan? Witbalans 125
Kan ik foto’s maken met flitslicht?
Flitsfotografie, flitsstand,
rode-ogenreductie
171
Hoe kan ik rode ogen verminderen? 174
Hoe kan ik meerdere opnamen opslaan
als één foto?
Meervoudige belichting 184
Kan ik een standaardniveau instellen
voor de belichting?
Fijnafst. voor opt.
belichting
277
Hoe kan ik onscherpte verminderen?
Spiegelvooront-
spanning
285
Kan ik de flitser gebruiken bij sluitertijden
korter dan
1
/250 sec.?
Flitssynchronisatie-
snelheid
288
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
Kan ik mijn foto’s op de camera bekijken? Weergave op de camera 204
Kan ik meer informatie over foto’s
weergeven?
Foto-informatie 206
Waarom knipperen delen van mijn foto?
Foto-informatie, hoge
lichten
208, 250
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
viii
❚❚ Foto's retoucheren
Hoe kom ik van een ongewenste foto af?
Afzonderlijke foto’s
wissen
222
Kan ik een aantal foto’s tegelijk wissen? Wissen 248
Kan ik inzoomen op foto’s om te
controleren of ze scherp zijn?
Zoomweergave 220
Kan ik foto’s beveiligen tegen
onopzettelijk wissen?
Beveiligen 221
Kan ik geselecteerde foto’s verbergen? Beeld verbergen 249
Hoe weet ik of delen van mijn foto’s zijn
overbelicht?
Weergavestand: Hoge
lichten
250
Hoe weet ik waarop de camera heeft
scherpgesteld?
Weergavestand:
Scherpstelpunt
250
Kan ik de foto’s die ik maak meteen
weergeven?
Beeld terugspelen 251
Is er een mogelijkheid voor automatische
weergave (“diashow”)?
Diashow 252
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
Hoe geef ik meer details in de schaduwen
weer?
D-Lighting 334
Hoe verwijder ik rode ogen? Rode-ogencorrectie 335
Kan ik in de camera een uitsnede van
foto’s maken?
Uitsnijden 336
Kan ik een monochrome kopie van een
foto maken?
Monochroom 337
Kan ik een kopie met andere kleuren
maken?
Filtereffecten 338
Kan ik met de camera JPEG-kopieën
maken van NEF (RAW)-foto's?
Kleurbalans 338
Kan ik twee beelden over elkaar plaatsen
om er één foto van te maken?
Beeld-op-beeld 339
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
ix
❚❚ Foto’s bekijken of afdrukken op andere apparaten
❚❚ Optionele accessoires
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
Kan ik mijn foto’s op een televisie
bekijken?
Weergave op televisie 242
Kan ik mijn foto’s in High Definition
bekijken?
HDMI 244
Hoe kopieer ik foto’s naar mijn computer?
Aansluiten op een
computer
224
Hoe druk ik foto’s af? Foto’s afdrukken 230
Kan ik zonder computer foto’s afdrukken? Afdrukken via USB 231
Kan ik de datum op mijn fotos
afdrukken?
Tijdstempel 234
Hoe bestel ik professionele afdrukken? Printopdracht (DPOF) 240
Vraag Kernbegrip
Zie
pagina
Welke optionele flitsers kan ik gebruiken? Optionele flitsers 357
Welke objectieven kan ik gebruiken?
Compatibele
objectieven
350
Welke lichtnetadapters,
afstandsbedieningskabels en
zoekeraccessoires zijn er beschikbaar
voor mijn camera?
Overige accessoires 365
Welke geheugenkaarten kan ik
gebruiken?
Goedgekeurde
geheugenkaarten
371
Welke software is beschikbaar voor mijn
camera?
Overige accessoires 368
x
Vraag- en antwoordindex...................................................................iv
Voor uw veiligheid ........................................................................... xviii
Kennisgevingen ...................................................................................xxi
Inleiding 1
Overzicht....................................................................................................2
Kennismaking met de camera ...........................................................3
Camerabody........................................................................................ 3
Het LCD-venster.................................................................................8
De zoekerweergave........................................................................10
De opname-informatieweergave..............................................12
De instelschijven..............................................................................14
Snelhandleiding................................................................................... 21
Instructies 23
Cameramenu’s...................................................................................... 24
Cameramenu’s gebruiken............................................................26
Help ......................................................................................................29
Eerste stappen ...................................................................................... 30
De batterij opladen.........................................................................30
De batterij plaatsen ........................................................................32
Een objectief bevestigen ..............................................................34
Basisinstellingen ..............................................................................36
Een geheugenkaart plaatsen ......................................................39
Geheugenkaarten formatteren ..................................................41
Zoekerbeeld scherpstellen ..........................................................43
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven....................... 44
De camera aanzetten .....................................................................44
Camera-instellingen aanpassen.................................................47
De camera gereedmaken .............................................................50
Scherpstellen en afdrukken.........................................................51
Inhoudsopgave
xi
Foto’s bekijken................................................................................. 53
Ongewenste foto’s wissen........................................................... 54
Opties voor beeldopname 55
Beeldkwaliteit ....................................................................................... 56
Beeldgrootte ......................................................................................... 60
Scherpstelling 61
Scherpstelstand ................................................................................... 62
AF-veldstand ......................................................................................... 64
Selectie van scherpstelpunt ............................................................ 66
Scherpstelvergrendeling .................................................................. 68
Handmatige scherpstelling ............................................................. 71
Ontspanstand 73
Een ontspanstand kiezen ................................................................. 74
Continustand ........................................................................................ 76
Beelden kadreren op de monitor (Livebeeld)........................... 79
Zelfontspannerstand.......................................................................... 89
De stand Spiegel omhoog ............................................................... 91
ISO-gevoeligheid 93
De ISO-gevoeligheid handmatig kiezen ..................................... 94
Instelling automatische ISO-gevoeligheid................................. 96
xii
Belichting 99
Lichtmeting .........................................................................................100
Belichtingsstand ................................................................................102
e: Geprogrammeerd automatisch.......................................... 104
f: Sluitertijdvoorkeuze ...............................................................106
g: Diafragmavoorkeuze.............................................................. 107
h: Handmatig ................................................................................. 109
Belichtingsvergrendeling (AE) ......................................................112
Belichtingscorrectie..........................................................................114
Bracketing ............................................................................................116
Witbalans 125
Witbalansopties .................................................................................126
Fijnafstelling witbalans....................................................................129
Een kleurtemperatuur kiezen........................................................133
Handmatige preset ...........................................................................134
Beeldoptimalisatie 145
Beeldinstellingen...............................................................................146
Eigen beeldinstellingen maken............................................... 154
Actieve D-Lighting ............................................................................165
Kleurruimte..........................................................................................167
Flitsfotografie 169
De ingebouwde flitser .....................................................................170
Gebruik van de ingebouwde flitser ............................................171
Flitsstanden .........................................................................................174
Flitscorrectie........................................................................................176
FV-vergrendeling...............................................................................178
xiv
Menugids 245
D Het weergavemenu: Beelden beheren................................246
Wissen .......................................................................................... 248
Weergavemap........................................................................... 249
Beeld verbergen....................................................................... 249
Weergavestand......................................................................... 250
Beeld terugspelen.................................................................... 251
Na verwijderen.......................................................................... 251
Draai portret ..............................................................................251
Diashow....................................................................................... 252
Printopdracht (DPOF)............................................................. 253
C Het opnamemenu: Opnameopties.......................................254
Geheugenbank opnamemenu ...........................................255
Opnamemenu terugzetten .................................................. 257
Actieve map ............................................................................... 258
Naamgeving bestanden........................................................ 260
Beeldkwaliteit............................................................................ 260
Beeldgrootte.............................................................................. 260
JPEG-compressie...................................................................... 260
NEF (RAW)-opname................................................................. 261
Witbalans .................................................................................... 261
Beeldinstelling kiezen ............................................................ 261
Beeldinstelling beheren ........................................................ 261
Kleurruimte ................................................................................261
Actieve D-Lighting................................................................... 261
Ruisonderdr. lange sluitertijd .............................................. 262
Hoge ISO ruisonderdrukking ............................................... 263
ISO-gevoeligheid instellen ................................................... 263
Livebeeld..................................................................................... 263
Meervoudige belichting........................................................ 263
Intervalopnamen ..................................................................... 263
A Persoonlijke instellingen:
Camera-instellingen bijstellen..................................................264
Geheugenbank pers. inst. ..................................................... 266
Herstel pers. instellingen....................................................... 266
xv
a: Autofocus ....................................................................................267
a1: Selectie AF-C-prioriteit ....................................................267
a2: Selectie AF-S-prioriteit.....................................................268
a3: Dynamisch AF-veld...........................................................269
a4: Focus Tracking met Lock-On.........................................270
a5: AF activering .......................................................................271
a6: Verlichting scherpstelpunt.............................................271
a7: Doorloop scherpstelpunt ...............................................272
a8: Selectie scherpstelpunt...................................................272
a9: AF-hulpverlichting ............................................................273
a10: Functie AF-ON-knop MB-D10.....................................274
b: Lichtmeting/Belichting ..........................................................275
b1: ISO-stapgrootte .................................................................275
b2: Stapgrootte inst. belichting ..........................................275
b3: Stapgrootte belichtingscorr..........................................275
b4: Eenv. belichtingscorrectie..............................................276
b5: Grootte meetgebied ........................................................277
b6: Fijnafst. voor opt. belichting .........................................277
c: Timers/AE-vergrendel. ............................................................279
c1: AE-vergr. ontspanknop....................................................279
c2: Lichtmeter automatisch uit............................................279
c3: Vertraging zelfontspanner .............................................280
c4: Monitor uit ...........................................................................280
d: Opnemen/Weergeven ...........................................................281
d1: Signaal...................................................................................281
d2: Rasterweergave in zoeker..............................................281
d3: Zoekerwaarschuwing ......................................................282
d4: Opnamesnelheid...............................................................282
d5: Max. aant. continuopnamen.........................................282
d6: Opeenvolgende nummering........................................283
d7: Weergave opname-info..................................................284
d8: LCD-verlichting ..................................................................285
d9: Spiegelvoorontspanning ...............................................285
d10: MB-D10 batterijen ..........................................................285
d11: Batterijvolgorde ..............................................................287
e: Bracketing/Flits .........................................................................288
e1: Flitssynchronisatie snelheid ..........................................288
e2: Langste sluitertijd bij flits ...............................................290
e3: Flitssturing ingeb. flitser .................................................291
xvi
e4: Instellicht.............................................................................. 297
e5: Inst. voor auto bracketing..............................................297
e6: Auto bracketing (M-stand) ............................................ 298
e7: Bracketingvolgorde.......................................................... 299
f: Bediening..................................................................................... 300
f1: Centrale knop multi-selector.........................................300
f2: Multi-selector....................................................................... 301
f3: Functie van multi-selector.............................................. 301
f4: FUNC.-knop toewijzen ..................................................... 302
f5: Voorbeeldknop toewijzen .............................................. 305
f6: AE-L/AF-L knop toewijzen .............................................. 306
f7: Functie instelschijven inst............................................... 307
f8: Knop loslaten voor instelsch..........................................308
f9: Geen geheugenkaart?...................................................... 309
f10: Aanduidingen omkeren................................................ 310
B Het setup-menu: Basisinstellingen van de camera ...........311
Formatteer geheugenkaart.................................................. 312
LCD-helderheid......................................................................... 312
Beeldsensor reinigen.............................................................. 313
Spiegel omhoog (CCD reinigen)......................................... 313
Videostand .................................................................................313
HDMI.............................................................................................314
Wereldtijd ................................................................................... 315
Taal (Language) ........................................................................ 315
Beeldcommentaar ................................................................... 316
Automatische beeldrotatie .................................................. 317
USB ................................................................................................ 318
Stof referentiefoto ................................................................... 318
Batterij-informatie ................................................................... 321
Draadloze transmitter ............................................................ 322
Beeld-authenticiteit ................................................................ 323
Copyrightinformatie ............................................................... 324
Instellingen opslaan/laden................................................... 325
GPS ................................................................................................ 326
Niet-CPU-objectief................................................................... 327
Fijnafstelling AF ........................................................................ 327
Firmware-versie........................................................................ 328
xvii
N Het retoucheermenu:
Geretoucheerde kopieën maken.............................................329
D-Lighting...................................................................................334
Rode-ogencorrectie.................................................................335
Uitsnijden ....................................................................................336
Monochroom.............................................................................337
Filtereffecten..............................................................................338
Kleurbalans .................................................................................338
Beeld-op-beeld..........................................................................339
Vergelijken..................................................................................342
O Mijn menu: Een aangepast menu maken............................344
Technische opmerkingen 349
Compatibele objectieven...............................................................350
Optionele Speedlight-flitsers ........................................................357
Overige accessoires ..........................................................................365
Behandeling van uw camera.........................................................372
Opslag ...............................................................................................372
Reinigen ...........................................................................................372
Het laagdoorlaatfilter ..................................................................373
“Nu reinigen”..............................................................................373
“Reinigen bij starten/sluiten”...............................................374
Handmatig reinigen ................................................................376
Onderhoud van camera en batterij: Waarschuwingen .......379
Problemen oplossen ........................................................................383
Foutmeldingen...................................................................................391
Bijlage ....................................................................................................399
Specificaties.........................................................................................409
Index.......................................................................................................419
xviii
Voor uw veiligheid
Als u schade aan uw Nikon-product of letsel voor uzelf of anderen wilt
voorkomen, dient u de volgende veiligheidsinstructies goed door te lezen
voordat u dit product gaat gebruiken. Bewaar deze veiligheidsinstructies
op een plaats waar iedereen die het product gebruikt ze kan lezen.
De mogelijke gevolgen van het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies
in dit hoofdstuk worden met het volgende pictogram aangegeven:
❚❚ WAARSCHUWINGEN
A
Zorg dat de zon buiten beeld blijft
Zorg er bij tegenlichtopnamen voor
dat de zon ver buiten beeld blijft. Als
zonlicht in de camera convergeert
doordat de zon zich in of dichtbij het
beeld bevindt, kan dit brand
veroorzaken.
A
Kijk niet via de zoeker in de zon
In de zon of andere sterke
lichtbronnen kijken via de zoeker kan
tot blijvende vermindering van het
gezichtsvermogen leiden.
A
Gebruik van de dioptrie-instelling van de
zoeker
Wanneer u de dioptrie-instelling
gebruikt met het oog tegen de
zoeker, dient u op te passen dat u niet
per ongeluk uw vinger in uw oog
steekt.
A
Schakel het apparaat onmiddellijk uit in
geval van storing
Indien er rook of een ongewone geur
vrijkomt uit het apparaat of de
lichtnetadapter (apart verkrijgbaar),
haalt u onmiddellijk de stekker van de
lichtnetadapter uit het stopcontact en
verwijdert u de batterij. Pas daarbij op
dat u zich niet brandt. Voortgaand
gebruik kan leiden tot letsel. Nadat u
de batterij hebt verwijderd, brengt u
het apparaat voor onderzoek naar de
technische dienst van Nikon.
A
Haal het apparaat niet uit elkaar
Aanraking van interne onderdelen
kan tot letsel leiden. In geval van een
defect mag dit product uitsluitend
worden gerepareerd door een
gekwalificeerde reparateur. Mocht
het product openbreken als gevolg
van een val of ander ongeluk,
verwijder dan de batterij en/of koppel
de lichtnetadapter los en breng het
product voor onderzoek naar de
technische dienst van Nikon.
Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees om mogelijk letsel
te voorkomen alle waarschuwingen voordat u dit Nikon-product
gebruikt.
A
xix
A Gebruik het apparaat niet in de
nabijheid van ontvlambaar gas
Gebruik elektronische apparatuur
niet in de nabijheid van
ontvlambaar gas, omdat dit kan
leiden tot explosie of brand.
A Buiten bereik van kinderen houden
Als deze waarschuwing wordt
genegeerd, kan dit leiden tot
letsel.
A Doe de draagriem niet om de hals van
kinderen
Het dragen van de camerariem
om de nek kan bij kinderen leiden
tot verstikking.
A Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in
acht bij het gebruik van batterijen
Batterijen kunnen bij onjuist
gebruik gaan lekken of
ontploffen. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij
het gebruik van de batterijen bij
dit product:
Gebruik alleen batterijen die zijn
goedgekeurd voor gebruik in dit
apparaat.
U mag de batterij niet kortsluiten
of uit elkaar halen.
Zorg ervoor dat het product is
uitgeschakeld voordat u de
batterij vervangt. Als u een
lichtnetadapter gebruikt, moet u
deze eerst loskoppelen.
Plaats batterijen niet
ondersteboven of achterstevoren.
Stel batterijen niet bloot aan vuur
of hoge temperaturen.
U mag batterijen niet blootstellen
aan of onderdompelen in water.
Plaats het beschermkapje van de
batterij terug wanneer u de
batterij vervoert. Vervoer of
bewaar de batterij niet samen
met metalen voorwerpen, zoals
halskettingen of haarspelden.
Volledig lege batterijen kunnen
gaan lekken. Als u schade aan het
product wilt voorkomen, dient u
een lege batterij te verwijderen.
Als de batterij niet in gebruik is,
plaatst u het beschermkapje op
de contactpunten en bergt u de
batterij op een koele, droge plaats
op.
Direct na gebruik of als het
product gedurende een langere
periode op de batterij heeft
gewerkt, kan de batterij zeer
warm zijn. Zet de camera daarom
uit en laat de batterij afkoelen
voordat u deze verwijdert.
Stop onmiddellijk met het
gebruik van een batterij als u
veranderingen opmerkt, zoals
verkleuring of vervorming.
xx
A Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in
acht bij het gebruik van de snellader
Houd het product droog. Negeren
van deze waarschuwing kan leiden
tot brand of een elektrische schok.
Verwijder stof op of bij metalen
onderdelen van de stekker met een
droge doek. Negeren van deze
waarschuwing kan bij voortgaand
gebruik tot brand leiden.
Tijdens onweer dient u het netsnoer
niet aan te raken en niet in de buurt
van de lader te komen. Negeren
van deze waarschuwing kan leiden
tot een elektrische schok.
Beschadig, wijzig of verbuig het
netsnoer niet en trek er niet met
kracht aan. Plaats het snoer niet
onder zware objecten en stel het
niet bloot aan hitte of vuur. Als de
isolatie is beschadigd en de
stroomdraden bloot liggen, brengt
u het netsnoer voor onderzoek naar
de technische dienst van Nikon.
Negeren van deze waarschuwing
kan leiden tot brand of een
elektrische schok.
Houd de stekker en de lader niet
met natte handen vast. Negeren
van deze waarschuwing kan leiden
tot een elektrische schok.
Gebruik niet met reisadapters of
adapters die ontworpen werden
om een voltage om te zetten naar
een ander voltage of met
gelijkstroom naar wisselstroom
omzetters. Deze
voorzorgsmaatregel niet naleven
kan schade aan het product,
oververhitting, of brand
veroorzaken.
A Gebruik de juiste kabels
Als u kabels op de in- en
uitgangen aansluit, gebruik dan
uitsluitend de meegeleverde
kabels of kabels die Nikon voor
het beoogde doel verkoopt. Zo
weet u zeker dat u de
voorschriften voor dit product
naleeft.
A Cd-roms
Cd-roms met software of
gebruikshandleidingen dienen
niet op audio-cd-apparatuur
worden afgespeeld. Het afspelen
van cd-roms op een audio-cd-
speler kan tot gehoorverlies of
schade aan de apparatuur leiden.
A Wees voorzichtig bij het gebruik van de
flitser
Gebruik van de camera met de
flitser terwijl deze zich dicht bij de
huid of andere voorwerpen
bevindt, kan brandwonden
veroorzaken.
Gebruik van de flitser dicht bij de
ogen van een persoon kan leiden
tot tijdelijke vermindering van het
gezichtsvermogen. Pas extra
goed op als u kleine kinderen
fotografeert. De flitser mag zich
niet op minder dan één meter van
de persoon bevinden.
A Vermijd contact met vloeibare kristallen
Mocht de monitor breken, pas
dan op dat u zich niet verwondt
aan de glassplinters en dat de
vloeibare kristallen uit de monitor
niet in aanraking komen met uw
huid, ogen of mond.
xxi
Kennisgevingen
Geen enkel deel van de handleidingen
die bij dit product zijn geleverd mag
worden gereproduceerd, overgedra-
gen, getranscribeerd, opgeslagen in
een archiefsysteem of vertaald in welke
taal dan ook, in welke vorm dan ook en
met welk middel dan ook, zonder voor-
afgaande schriftelijk toestemming van
Nikon.
Nikon behoudt zich het recht voor om
zonder voorafgaande aankondiging de
specificaties van de hardware en
software die in deze
gebruikshandleidingen worden
beschreven op elk gewenst moment te
wijzigen.
Nikon is niet aansprakelijk voor schade
die voortvloeit uit het gebruik van dit
product.
Hoewel alles in het werk is gesteld om
te zorgen dat de informatie in deze
handleidingen correct en compleet is,
stellen we het zeer op prijs als u Nikon
op de hoogte wilt stellen van even-
tuele onjuistheden of omissies (adres
aanwezig in overige documentatie).
xxii
Mededeling voor Europese klanten
Dit pictogram geeft aan dat
dit product via gescheiden
inzameling moet worden
afgevoerd.
Het volgende is alleen van
toepassing op gebruikers in Europese
landen:
Dit product moet gescheiden van het
overige afval worden ingeleverd bij een
daarvoor bestemd inzamelingspunt.
Gooi dit product niet weg als
huishoudafval.
Neem voor meer informatie contact op
met de leverancier of de gemeentelijke
reinigingsdienst.
Dit symbool op de batterij
duidt aan dat de batterij
afzonderlijk moet
ingezameld worden.
Het volgende is alleen van
toepassing op gebruikers in Europese
landen:
Alle batterijen, al dan niet voorzien van
dit symbool, moeten afzonderlijk
worden ingezameld op een geschikt
inzamelpunt. Gooi niet samen met het
huishoudelijk afval weg.
Neem voor meer informatie contact op
met de leverancier of de gemeentelijke
reinigingsdienst.
Wegwerpen van opslagmedia
Houd er rekening mee dat de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig worden
verwijderd als u beelden wist of geheugenkaarten of andere opslagmedia
formatteert. Met behulp van in de handel verkrijgbare software is het soms
mogelijk verwijderde bestanden op weggeworpen opslagmedia alsnog te
herstellen, wat misbruik van persoonlijke beeldgegevens tot gevolg kan hebben.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de privacybescherming van dergelijke
gegevens.
Wis alle gegevens met behulp van speciale software alvorens een opslagmedium
weg te werpen of aan een ander over te doen. Een alternatief is het medium eerst
te formatteren en vervolgens geheel te vullen met beelden zonder persoonlijke
informatie (bijvoorbeeld foto's van de lucht). Vergeet niet eventuele foto’s voor de
functie Handmatige preset te wissen. Voorkom letsel bij het fysiek vernietigen van
opslagmedia.
xxiii
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren
Let erop dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd
door middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
Voorwerpen die volgens de wet niet mogen
worden gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld,
munten, waardepapieren of obligaties van
(plaatselijke) overheden, zelfs niet als
dergelijke kopieën of reproducties worden
voorzien van een stempel
Voorbeeld
of
Specimen
.
Het kopiëren of reproduceren van
papiergeld, munten of waardepapieren die
in het buitenland in omloop zijn, is
verboden.
Tenzij vooraf toestemming is verleend, is
het kopiëren of reproduceren van
ongebruikte door de overheid uitgegeven
postzegels of briefkaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door de
overheid uitgegeven postzegels en
gecertificeerde wettelijke documenten is
verboden.
Waarschuwingen met betrekking tot het kopiëren
of reproduceren van bepaalde waardepapieren
De overheid heeft waarschuwingen
uitgevaardigd met betrekking tot het
kopiëren of reproduceren van
waardepapieren uitgegeven door
commerciële instellingen (aandelen,
wissels, cheques, cadeaubonnen en
dergelijke), vervoerspassen of coupons,
behalve als het gaat om een minimum
aantal kopieën voor zakelijk gebruik door
een bedrijf. Het is eveneens niet toegestaan
om door de overheid uitgegeven
paspoorten, vergunningen van
overheidsinstellingen en andere instanties,
identiteitsbewijzen, toegangsbewijzen,
pasjes en maaltijdbonnen te kopiëren of te
reproduceren.
Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van
auteursrechtelijk beschermde creatieve
werken, zoals boeken, muziek, schilderijen,
houtsneden, grafisch werk, kaarten,
tekeningen, films en foto’s, is verboden op
grond van nationale en internationale
wetten. Gebruik dit product niet om illegale
kopieën te maken of voor andere
activiteiten die het auteursrecht schenden.
Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon
Nikon-cameras zijn ontwikkeld volgens de hoogste standaards en bevatten complexe
elektronische schakelingen. Alleen elektronische accessoires van het merk Nikon (inclusief
batterijladers, batterijen, lichtnetadapters en flitsaccessoires) die door Nikon speciaal zijn
gecertificeerd voor gebruik met deze digitale camera, zijn ontwikkeld om binnen de
operationele eisen en veiligheidseisen van deze elektronische schakelingen te werken en
zijn met het oog daarop getest en goedgekeurd.
Gebruik van niet-originele elektronische accessoires kan schade aan de camera tot
gevolg hebben die niet onder de Nikon-garantie valt. Het gebruik van oplaadbare
Li-ion batterijen van andere fabrikanten, die niet zijn voorzien van het
holografische zegel van Nikon (zie rechts), kan de normale werking van de camera
verstoren of ertoe leiden dat de batterijen oververhit raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken.
Neem voor meer informatie over originele Nikon-accessoires contact op met een door Nikon
goedgekeurde leverancier.
xxiv
A Voordat u belangrijke fotos gaat maken
Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een
huwelijk of reis), kunt u het beste enkele testopnamen maken om te
controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet aansprakelijk voor
schade of gederfde inkomsten als gevolg van een defect aan de camera.
A Permanente educatie
Als onderdeel van Nikons streven naar permanente educatie en
voortdurende productondersteuning en training wordt online
voortdurend actuele informatie beschikbaar gesteld op de volgende
websites:
Voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/
Voor gebruikers in Europa en Afrika: http://www.europe-nikon.com/support
Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-
asia.com/
Bezoek deze sites voor actuele productinformatie, tips en antwoorden op
veelgestelde vragen en voor algemeen advies over digitale
beeldverwerking en fotografie. Neem voor meer informatie contact op
met de Nikon-vertegenwoordiging in uw regio. Bezoek de volgende
website voor contactgegevens: http://imaging.nikon.com/
X
1
X
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u op de hoogte moet zijn
voordat u de camera gebruikt, waaronder de namen van de
cameraonderdelen.
Overzicht................................................................................ p. 2
Kennismaking met de camera ........................................... p. 3
Camerabody ........................................................................................... p. 3
Het LCD-venster .................................................................................... p. 8
De zoekerweergave........................................................................... p. 10
De opname-informatieweergave ................................................. p. 12
De instelschijven................................................................................. p. 14
Snelhandleiding ................................................................. p. 21
2
X
Overzicht
Gefeliciteerd met de aanschaf van deze Nikon digitale
reflexcamera (SLR). Lees alle aanwijzingen grondig door, zodat u
zeker weet dat u de camera optimaal benut, en bewaar de
handleiding op een plaats waar iedereen die het product gebruikt
deze kan lezen.
D Gebruik uitsluitend accessoires van Nikon
Alleen originele Nikon-accessoires die specifiek zijn bedoeld voor gebruik
met uw digitale camera van Nikon, zijn ontworpen en getest om te
voldoen aan de van toepassing zijnde veiligheids- en functioneringsvoor-
schriften.
HET GEBRUIK VAN NIET-ORIGINELE ACCESSOIRES KAN SCHADE AAN UW
CAMERA TOT GEVOLG HEBBEN EN KAN UW GARANTIE DOEN VERVALLEN.
D Onderhoud van camera en accessoires
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist.
Nikon beveelt aan de camera eens per jaar of per twee jaar te laten
nakijken door de leverancier of een door Nikon goedgekeurde technische
dienst en elke drie tot vijf jaar een onderhoudsbeurt te geven (houd er
rekening mee dat hieraan kosten zijn verbonden).
Regelmatige inspectie
en onderhoud worden met name aanbevolen wanneer u de camera voor
professionele doeleinden gebruikt.
Het wordt aanbevolen om
tegelijkertijd met uw camera eventuele accessoires die u veel gebruikt,
zoals objectieven of optionele flitsers, te laten nakijken en onderhouden.
3
X
Kennismaking met de camera
Neem even de tijd om vertrouwd te raken met de bedieningson-
derdelen en aanduidingen van de camera. Leg eventueel een
boekenlegger in dit hoofdstuk, zodat u het gemakkelijk kunt
terugvinden terwijl u de rest van de handleiding leest.
Camerabody
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
1
Keuzeknop opnamestand ...............75
2
Keuzeknop opnamestand
ontgrendeling ......................................75
3
QUAL knop
(beeldkwaliteit/-grootte) ..........57, 60
Reset met twee knoppen.............. 182
4
Oogje voor camerariem....................19
5
WB knop
(witbalans)....................... 127, 132, 133
6
ISO knop (ISO-gevoeligheid)............94
7
Accessoireschoentje
(voor optionele flitser) ................... 364
8
Hoofdschakelaar .................................44
9
Ontspanknop.................................51, 52
10
E knop
(belichtingscorrectie)......................114
Reset met twee knoppen..............182
11
I knop
(belichtingsstand)............................103
Q knop (formatteren)......................41
12
Oogje voor camerariem....................19
13
Filmvlakaanduiding (E) ..................72
14
LCD-venster.............................................8
4
X
Camerabody (vervolg)
1
2
3
4
5
8
13
14
15
16
6
7
9
10
11
12
1
Ingebouwde flitser.......................... 171
2
Flitserknop.......................................... 171
3
M knop (flitsstand)............................ 171
Y knop
(flitscorrectie) .................................... 176
4
Flitsaansluiting
beschermkap..................................... 364
5
Beschermkapje voor 10-pins
afstandsbedieningsaansluiting
.......................................................199, 369
6
Flitsaansluiting.................................. 364
7
10-pins afstandsbedienings-
aansluiting.................................199, 369
8
Deksel over aansluitingen ...226, 242
9
Videoaansluiting ..............................242
10
HDMI-aansluiting.............................244
11
Gelijkstroomaansluiting voor
optionele lichtnetadapter EH-5a
of EH-5..................................................365
12
USB-aansluiting .......................226, 232
13
Objectiefontgrendeling....................35
14
Selectieknop
scherpstelstand ............................62, 71
15
Diafragmasimulator ........................ 411
16
Spiegel ...................................79, 91, 376
7
X
1 2
5
4
3
6
7
8
10
11
9
1
Dioptrie-instelling ..............................43
2
Selectieknop lichtmeting.............. 101
3
A knop
(AE/AF-vergrendeling) ..... 68, 69, 306
4
B knop (AF-ON)......................63, 83
5
Hoofdinstelschijf .................................14
6
Multi-selector .......................................26
7
Vergrendeling
scherpstelselectieknop.....................66
8
Deksel kaartsleuf.................................39
9
Toegangslampje
geheugenkaart .............................40, 52
10
Selectieknop AF-veldstand..............64
11
Vergrendeling deksel
kaartsleuf ...............................................39
8
X
Het LCD-venster
2
1
3
4
5
6
7
8
9
11
10
12
13
14
15
16
17
1
Aanduiding kleurtemperatuur
..... 133
2
Sluitertijd ...............................106, 109
Belichtingscorrectie-
waarde............................................. 114
Flitscorrectiewaarde................... 176
ISO-gevoeligheid............................94
Fijnafstelling witbalans.............. 132
Kleurtemperatuur ....................... 133
Witbalans preset
nummer .......................................... 143
Aantal opnamen in belichtings-
en flitsbracketing-serie.............. 117
Aantal opnamen in witbalans-
bracketingserie............................. 121
Aantal intervallen
voor intervalopname ................. 192
Brandpuntsafstand
(niet-CPU-objectieven).............. 198
3
Aanduiding
flitssynchronisatie ....................... 288
4
Aanduiding flexibel
programma.................................... 105
5
Belichtingsstand .......................... 102
6
Beeldgrootte ....................................60
7
Beeldkwaliteit ..................................57
8
Aanduiding automatisch
veld-AF................................................65
Aanduiding AF-veldstand............65
Aanduiding 3D-tracking .... 65, 270
9
Aanduiding fijnafstelling
witbalans ........................................ 132
10
Witbalans........................................ 127
11
Aantal resterende
opnamen ...........................................45
Aantal resterende opnamen tot
buffergeheugen vol is...................77
Aanduiding opnamestand ....... 224
Opnameaanduiding
vooringestelde witbalans ......... 137
Handmatig
objectiefnummer......................... 198
12
K
” (verschijnt als er genoeg
geheugen vrij is voor meer dan
1000 opnamen)...............................45
13
Batterij-aanduiding........................44
9
X
19
18
20
21
22
23
24
31
25
26
28
27
30
29
14
Flitsstand............................................. 171
15 Aanduiding geluidssignaal...... 281
16 Diafragma (f/-getal) ...........107, 109
Diafragma (aantal stops)........... 353
Stapgrootte belichtings- en
flitsbracketing............................... 118
Stapgrootte
witbalansbracketing................... 122
Aantal opnamen per
interval ............................................ 192
Maximaal diafragma
(niet-CPU-objectieven).............. 198
Aanduiding PC-stand................. 227
17 Aanduiding diafragmastop ..... 353
18 Flitscorrectie-aanduiding ......... 176
19 Belichtingscorrectie-
aanduiding..................................... 114
20 Aanduiding ISO-gevoeligheid...94
Automatische ISO-gevoeligheid
aanduiding........................................96
21 Aanduiding FV-
vergrendeling ............................... 179
22 Aanduiding “Klok niet
ingesteld” ................................ 38, 391
23 Aanduiding
beeldcommentaar....................... 316
24 Geheugenbank
opnamemenu ............................... 255
25 Geheugenbank persoonlijke
instellingen .................................... 266
26 Aanduiding belichtings- en
flitsbracketing ............................... 117
Aanduiding
witbalansbracketing................... 121
27 Elektronische analoge
belichtingsaanduiding............... 111
Belichtingscorrectie .................... 114
Belichtings- en flitsbracketing
voortgangs- aanduiding ........... 117
Witbalansbracketing voortgangs-
aanduiding..................................... 121
Aanduiding pc-aansluiting ...... 227
28 Batterij-aanduiding MB-D10.... 365
29 Meervoudige belichting
aanduiding..................................... 186
30 Aanduiding GPS-verbinding ... 201
31 Aanduiding
intervalopnamen ......................... 192
10
X
De zoekerweergave
1
4
2
3
56 7 12911810131415
16
17
18 20 2119
11
X
D Geen batterij
Als de batterij helemaal leeg is of als er geen batterij is geplaatst, wordt
het beeld in de zoeker gedimd.
Dit is normaal en duidt niet op een
storing.
Het zoekerbeeld wordt hersteld wanneer een volledig opgeladen
batterij wordt geplaatst.
D Het LCD-venster en de zoekerweergave
De helderheid van het LCD-venster en de zoekerweergave varieert met de
temperatuur en de responstijd van deze schermen kan afnemen bij lage
temperaturen.
Dit is normaal en duidt niet op een storing.
1
Raster (wordt weergegeven
als [Aan] is geselecteerd voor
persoonlijke instelling d2)............ 281
2
Scherpstelpunten ..................... 66, 272
3
Haakjes AF-veld............................43, 81
4
Batterij-aanduiding.................. 44, 282
(weergave kan worden
uitgeschakeld via persoonlijke
instelling d3)
5
Scherpstelaanduiding................51, 72
6
Lichtmeting........................................ 100
7
Belichtingsvergrendeling
(AE)........................................................ 112
8
Sluitertijd ...................................106, 109
9
Diafragma (f/-getal)................107, 109
Diafragma (aantal stops)............... 353
10
Belichtingsstand............................... 102
11
Flitscorrectie-aanduiding.............. 176
12
Aanduiding
belichtingscorrectie........................ 114
13
ISO-gevoeligheid ................................94
14
Aantal resterende opnamen...........45
Aantal resterende opnamen tot
buffergeheugen vol is ................51, 77
Opname-aanduiding
witbalans.............................................137
Belichtingscorrectie-waarde.......... 114
Flitscorrectiewaarde........................176
Aanduiding
pc-stand...................... 227
15
Flitsgereedaanduiding...................171
16
Aanduiding
FV-vergrendeling..............................179
17
Aanduiding
flitssynchronisatie............................ 288
18
Aanduiding diafragmastop ..........353
19
Elektronische analoge
belichtingsaanduiding...................111
Belichtingscorrectie-
weergave.............................................114
20
Automatische ISO-gevoeligheid
aanduiding ............................................96
21
K
(verschijnt als er genoeg
geheugen vrij is voor meer dan 1000
opnamen) ..............................................45
12
X
De opname-informatieweergave
Wanneer u op de knop R drukt, wordt op de
monitor opname-informatie weergegeven,
zoals sluitertijd, diafragma, aantal resterende
opnamen, buffercapaciteit en AF-veldstand.
Als u de opname-informatie niet meer wilt
weergeven, drukt u nogmaals op de knop R
of drukt u de ontspanknop half in.
Bij de standaardinstellingen
wordt de monitor automatisch uitgeschakeld als er gedurende
circa 20 seconden geen handelingen plaatsvinden.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c4 ([Monitor uit], p. 280) als u wilt opgeven hoe
lang de monitor blijft ingeschakeld. Zie persoonlijke instelling d7
([Weergave opname-info], p. 284) als u de kleur van de letters in de
opname-informatieweergave wilt wijzigen.
R knop
12 13 14 15 16 17
9
10
11
19
20
18
1 2 3 4 5 6 7
8
27
28
37
21
33 32 31 30
22 23 24 25 26
29
36
35
34
13
X
1
Belichtingsstand............................... 102
2
Aanduiding flexibel
programma ........................................ 105
3
Aanduiding flitssynchronisatie... 288
4
Sluitertijd ...................................106, 109
Belichtingscorrectiewaarde ......... 114
Flitscorrectiewaarde ....................... 176
Aantal opnamen in belichtings-
en flitsbracketingserie.................... 117
Aantal opnamen in witbalans-
bracketingserie................................. 121
Brandpuntsafstand (niet-CPU-
objectieven)....................................... 198
Kleurtemperatuur............................ 133
5
Aanduiding kleurtemperatuur ... 133
6
Aanduiding diafragmastop.......... 353
7
Diafragma (f/-getal)................107, 109
Diafragma (aantal stops)............... 353
Stapgrootte belichtings- en
flitsbracketing ................................... 118
Stapgrootte
witbalansbracketing....................... 122
Maximaal diafragma
(niet-CPU-objectieven) .................. 198
8
Aanduiding camerabatterij.............44
9
Aanduiding batterijtype
MB-D10................................................ 287
Batterij-aanduiding MB-D10........ 286
10
Geheugenbank opnamemenu ... 255
11
Geheugenbank persoonlijke
instellingen ........................................ 266
12
Aanduiding beeldinstelling ......... 149
13
Aanduiding kleurruimte................ 167
14
Aanduiding actieve D-Lighting
..... 166
15
Hoge ISO ruisonderdrukking
aanduiding......................................... 263
16
Aanduiding ruisonderdrukking
lange sluitertijd................................. 262
17
Aanduiding opnamestand (enkel
beeld/continu).....................................74
Opnamesnelheid bij
continuopname...................................77
18
Aanduiding belichtings- en
flitsbracketing....................................117
Aanduiding
witbalansbracketing .......................121
19
Beeldgrootte.........................................60
20
Elektronische analoge
belichtingsaanduiding...................111
21
Aanduiding FV-vergrendeling.....179
22
Aanduiding ISO-gevoeligheid........94
Aanduiding automatische ISO-
gevoeligheid.........................................96
23
Belichtingscorrectie-
aanduiding .........................................114
24
Flitscorrectie-aanduiding.............. 176
25
Aanduiding GPS-verbinding........201
26
Aanduiding geluidssignaal...........281
27
Flitsstand............................................. 171
28
Aanduiding meervoudige
belichting............................................ 186
29
K
(verschijnt als er genoeg
geheugen vrij is
voor meer dan 1000
opnamen) ..............................................45
30
Aantal resterende opnamen...........77
Handmatig objectiefnummer ..... 198
31
Witbalans ............................................127
Fijnafstelling witbalans
aanduiding .........................................132
32
Aanduiding automatisch
veld-AF....................................................65
Aanduiding scherpstelpunten .......66
Aanduiding AF-veldstand................65
Aanduiding 3D-tracking.........65, 270
33
Beeldkwaliteit.......................................56
34
Copyrightinformatie .......................324
35
Aanduiding intervalopnamen..... 192
36
Aanduiding beeldcommentaar
......316
37
Aanduiding “Klok niet
ingesteld
.....................................38, 391
14
X
De instelschijven
De hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf kunnen
afzonderlijk of in combinatie met andere knoppen worden
gebruikt om diverse instellingen aan te passen.
I knop
Belichtings-
stand
E knop
Belichtings-
correctie
QUAL knop
Beeldkwaliteit
/-grootte
ISO knop
ISO-
gevoeligheid
WB knop
Witbalans
M knop
Flitsstand/
Flitscorrectie
Fn knop
Bracketing
Secundaire instelschijf
Hoofdinstelschijf
15
X
❚❚ Beeldkwaliteit en -grootte
Houd de knop QUAL ingedrukt en draai aan de instelschijven.
Beeldkwaliteit
instellen
(p. 57)
Een
beeldgrootte
kiezen (p. 60)
❚❚ ISO-gevoeligheid
Houd de knop ISO ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf.
ISO-
gevoeligheid
instellen (p. 94)
QUAL knop Hoofdinstelschijf LCD-venster
+
QUAL knop Secundaire
instelschijf
LCD-venster
+
ISO knop Hoofdinstelschijf LCD-venster
+
16
X
❚❚ Belichting
Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om
de belichtingsstand te kiezen.
Selecteer de
belichtingsstand
(p. 102)
Gebruik de instelschijven om de belichting aan te passen.
Een combinatie
van diafragma
en sluitertijd
kiezen
(belichtings-
stand P; p. 105)
Een sluitertijd
kiezen
(belichtings-
stand S of M;
p. 106, 110)
Een diafragma
kiezen
(belichtings-
stand A of M;
p. 107, 110)
I knop Hoofdinstelschijf LCD-venster
+
Belichtingsstand
e
Hoofdinstelschijf LCD-venster
+
+
Belichtingsstand
f
of
h
Hoofdinstelschijf
LCD-venster
Belichtingsstand
g
of
h
Secundaire
instelschijf
LCD-venster
+
17
X
Belichtings-
correctie
instellen
(p. 114)
Bracketing
activeren of
annuleren/
aantal
opnamen in
bracketingserie
kiezen (p. 117,
120)
Stapgrootte
voor
belichtings-
bracketing
kiezen (p. 118)
A De knop Fn
Afhankelijk van de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling f4
([FUNC.-knop toewijzen], p. 302), kunnen de knop Fn en de instelschijven
worden gebruikt om de sluitertijd en het diafragma te selecteren in
stappen van 1 LW, om vooraf opgegeven objectiefgegevens voor niet-
CPU-objectieven te kiezen of om dynamisch veld-AF te selecteren.
A De scherptedieptecontroleknop en de AE-L/AF-L-knoppen
Afhankelijk van de opties die zijn geselecteerd voor persoonlijke instelling
f5 ([Voorbeeldknop toewijzen], p. 305) en f6 ([AE-L/AF-L knop toewijzen],
p. 306), kunnen de scherptedieptecontroleknop en de knop AE-L/AF-L
worden gebruikt in combinatie met de instelschijven om dezelfde
functies uit te voeren als de knop Fn.
E knop Hoofdinstelschijf LCD-venster
+
18
X
❚❚ Witbalans
Houd de knop WB ingedrukt en draai aan de instelschijven.
Een witbalans-
instelling
kiezen (p. 127)
Witbalans fijn
afstellen
(p. 132), kleur-
temperatuur
instellen
(p. 133) of een
witbalans-
preset kiezen
(p.143)
❚❚ Flitsinstellingen
Houd de knop M ingedrukt en draai aan de instelschijven.
Een flitsstand
kiezen (p. 171)
Flitscorrectie
aanpassen
(p. 176)
WB knop Hoofdinstelschijf LCD-venster
+
WB knop Secundaire
instelschijf
LCD-venster
+
M knop Hoofdinstelschijf LCD-venster
+
M knop Secundaire
instelschijf
LCD-venster
+
19
X
De AN-D300 camerariem bevestigen
Bevestig de camerariem stevig aan de twee oogjes op de
camerabody, zoals hieronder wordt aangegeven.
De BM-8 beschermkap voor de monitor
Er wordt een doorzichtig plastic kapje bij de
camera geleverd dat de monitor schoon houdt en
beschermt wanneer de camera niet wordt
gebruikt. U bevestigt het kapje door het
uitsteeksel aan de bovenkant in de daarvoor
bestemde uitsparing boven de cameramonitor te
plaatsen (
q) en op de onderkant van het kapje te
drukken totdat dit op zijn plaats klikt (w).
U verwijdert het kapje door de camera stevig vast
te houden en de onderkant van het kapje
voorzichtig van de camera af te bewegen, zoals
rechts wordt aangegeven.
20
X
De DK-23 rubberen oogschelp
Voordat u het DK-5 oculairkapje of andere
zoekeraccessoires bevestigt (p. 89, 366),
verwijdert u de DK-23 rubberen oogschelp
door aan weerszijden een vinger onder de
rand te plaatsen en de oogschelp omhoog te
schuiven, zoals rechts wordt aangegeven.
Het DK-5 oculairkapje wordt gebruikt voor
fotograferen met de zelfontspanner (p. 89) en voor
intervalopnamen (p. 189).
21
X
Snelhandleiding
Voer de volgende stappen uit als u snel aan de slag wilt met de D300.
1
Laad de batterij op (p. 30).
2
Plaats de batterij (p. 32).
3
Bevestig een
objectief (p. 34).
4
Plaats een geheugenkaart
(p. 39).
5
Zet de camera aan (p. 44).
Zie pagina 36 voor informatie over het
kiezen van een taal en het instellen van de
datum en tijd.
Zie pagina 43 voor informatie
over het scherpstellen van het zoekerbeeld.
22
X
6
Controleer de camera-instellingen (p. 44, 47).
7
Kies enkelvoudige autofocus (p. 49, 62).
Draai de selectieknop voor de scherpstelstand naar
S
(enkelvoudige autofocus).
8
Stel scherp en druk af
(p. 51, 52).
Druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen en druk de
ontspanknop vervolgens
helemaal in om de foto te maken.
9
Geef de foto weer
(p. 53).
10
Wis ongewenste
fotos (p. 54).
Druk twee keer op de
knop
O
om de huidige
foto te verwijderen.
LCD-venster Zoekerweergave
Belichtingsstand
Beeldgrootte
Beeldkwaliteit
Witbalans
Aantal resterende opnamen
Batterijniveau
ISO-gevoeligheid
Scherpstelaanduiding
K knop
O knop
s
23
s
Instructies
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de cameramenu’s
gebruikt, hoe u de camera gereedmaakt voor gebruik en hoe u uw
eerste foto's maakt en weergeeft.
Cameramenus .................................................................... p. 24
Cameramenu’s gebruiken................................................................ p. 26
Help ......................................................................................................... p. 29
Eerste stappen .................................................................... p. 30
De batterij opladen............................................................................ p. 30
De batterij plaatsen ........................................................................... p. 32
Een objectief bevestigen ................................................................. p. 34
Basisinstellingen ................................................................................. p. 36
Een geheugenkaart plaatsen ......................................................... p. 39
Geheugenkaarten formatteren ..................................................... p. 41
Zoekerbeeld scherpstellen.............................................................. p. 43
Basisstappen voor fotos maken en weergeven ........... p. 44
De camera aanzetten ........................................................................ p. 44
Camera-instellingen aanpassen .................................................... p. 47
De camera gereedmaken ................................................................ p. 50
Scherpstellen en afdrukken............................................................ p. 51
Foto’s bekijken ..................................................................................... p. 53
Ongewenste foto’s wissen............................................................... p. 54
24
s
Cameramenus
De meeste opname-, weergave- en
instelopties zijn toegankelijk via de
cameramenu's.
Als u de menu's wilt
weergeven, drukt u op de knop G.
G knop
Kies uit het weergavemenu, het
opnamemenu, het menu Persoonlijke
instellingen, het setup-menu, het
retoucheermenu en Mijn menu (zie
volgende pagina).
Tabs
Schuif geeft positie in huidig menu aan.
Huidige instellingen
worden aangegeven
met pictogrammen.
Als het pictogram
Q
wordt weergegeven,
kunt u hulpinformatie over het
geselecteerde item weergeven door op de
knop
L
(
Q
) te drukken (p. 29).
Q
Opties in huidig menu.
Menuopties
25
s
❚❚ Menu's
De volgende menu's zijn beschikbaar:
Menu Beschrijving
D Weergave
Weergave-instellingen aanpassen en foto's
beheren (p. 246).
C Opname Opname-instellingen aanpassen (p. 254).
A
Persoonlijke
instellingen
Camera-instellingen aanpassen (p. 264).
B Setup
Geheugenkaarten formatteren en
basisinstellingen voor de camera selecteren
(p. 311).
N Retoucheren
Geretoucheerde kopieën van bestaande foto’s
maken (p. 329).
O Mijn menu
Een menu met eigen opties maken (p. 344).
Indien gewenst kan een menu met recent
gebruikte instellingen worden weergegeven in
plaats van [MIJN MENU] (p. 348).
26
s
Cameramenu’s gebruiken
❚❚ Menubediening
Met de multi-selector en de knop J kunt u door de menu's
navigeren.
❚❚ Door de menu’s navigeren
Voer de onderstaande stappen uit om door de menu's te
navigeren.
1 Geef de menus weer.
Druk op de knop G om de menu’s
weer te geven.
2 Markeer het pictogram
voor het huidige menu.
Druk op 4 om het pictogram
voor het huidige menu te
markeren.
Cursor omhoog
Annuleren en
terugkeren naar
vorige menu
Gemarkeerde
item selecteren
of submenu
weergeven
Gemarkeerde
item
selecteren
Gemarkeerde
item selecteren
J knop
Cursor omlaag
G knop
27
s
3 Selecteer een menu.
Druk op 1 of 3 om het gewenste menu te selecteren.
4 Plaats de cursor in het
geselecteerde menu.
Druk op 2 om de cursor in het
geselecteerde menu te
plaatsen.
5 Markeer een menu-item.
Druk op 1 of 3 om een menu-
item te markeren.
6 Geef de opties weer.
Druk op 2 om de opties voor
het geselecteerde menu-item
weer te geven.
7 Markeer een optie.
Druk op 1 of 3 om een optie
te markeren.
28
s
8 Selecteer het gemarkeerde item.
Druk op J om het gemarkeerde item te
selecteren.
Druk op de knop G als u
wilt afsluiten zonder een optie te
selecteren.
Let op het volgende:
Menu-items die grijs worden weergegeven, zijn niet
beschikbaar.
Hoewel drukken op 2 of het midden van de multi-selector
gewoonlijk hetzelfde effect heeft als drukken op J, kunt u een
selectie in sommige gevallen alleen bevestigen door op J te
drukken.
U verlaat de menu's en keert terug naar de opnamestand door
de ontspanknop half in te drukken (p. 52).
J knop
29
s
Help
Als het pictogram Q linksonder op de
monitor wordt weergegeven, kunt u
hulpinformatie weergeven door op de knop
L (Q) te drukken.
Zolang u de knop
ingedrukt houdt, wordt een beschrijving
van de geselecteerde optie of het
geselecteerde menu weergegeven.
Druk op
1 of 3 om door de tekst te bladeren.
L knop
30
s
Eerste stappen
De batterij opladen
De D300 wordt gevoed door een EN-EL3e oplaadbare Li-ion
batterij (meegeleverd).
De EN-EL3e is bij levering niet volledig opgeladen.
Voor een
maximale opnameduur dient u de batterij vóór gebruik op te
laden in de meegeleverde MH-18a snellader.
Het duurt circa twee
uur en een kwartier om een lege batterij volledig op te laden.
1 Sluit de lader aan op een
stopcontact.
Sluit het netsnoer aan op de batterijlader
en steek de stekker in het stopcontact.
2 Verwijder het beschermkapje.
Verwijder het beschermkapje van de
batterij.
Li-ion BA
TTERY PACK
31
s
3 Plaats de batterij.
Plaats de batterij in de lader.
Het
CHARGE-lampje knippert terwijl de
batterij wordt opgeladen.
4 Verwijder de batterij wanneer deze
is opgeladen.
Het laden is voltooid als het CHARGE-
lampje stopt met knipperen.
Verwijder
de batterij en trek de stekker van de
lader uit het stopcontact.
32
s
De batterij plaatsen
1 Zet de camera uit.
Zet de camera altijd uit voordat
u de batterij plaatst of
verwijdert.
2 Open het deksel van het
batterijvak.
Open het deksel van het batterijvak aan
de onderzijde van de camera.
3 Plaats de batterij.
Plaats de batterij, zoals rechts wordt
aangegeven.
4 Sluit het deksel van het batterijvak.
❚❚ De batterij verwijderen
Zet de camera uit voordat u de batterij verwijdert.
Om kortsluiting
te voorkomen, plaatst u het beschermkapje terug als de batterij
niet wordt gebruikt.
Hoofdschakelaar
33
s
D De batterij en de lader
Lees de waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen op de pagina's xviii–xx en
379–382 van deze handleiding en volg ze op.
Om kortsluiting te
voorkomen, plaatst u het beschermkapje terug als de batterij niet wordt
gebruikt.
Gebruik de batterij niet bij omgevingstemperaturen onder 0 °C of boven
40 °C.
Laad binnen op bij omgevingstemperaturen in de nabijheid van
5–35 °C; voor de beste resultaten, de batterij opladen bij temperaturen
boven 20 °C.
De batterijcapaciteit kan afnemen als de batterij bij een lage
temperatuur wordt opgeladen of als de batterij wordt gebruikt bij een
temperatuur die lager ligt dan de temperatuur waarbij de batterij is
opgeladen.
Als de batterij wordt opgeladen bij een temperatuur onder
5 °C, kan de batterij-aanduiding in de weergave [Batterij-informatie]
(p. 321) tijdelijk een lager niveau aangeven.
Direct na gebruik kan de batterij zeer warm zijn.
Wacht met opladen
totdat de batterij is afgekoeld.
Gebruik de lader alleen met compatibele batterijen.
Haal de stekker uit
het stopcontact wanneer u de lader niet gebruikt.
D Incompatibele batterijen
De D300 kan niet worden gebruikt met EN-EL3 of EN-EL3a oplaadbare
Li-ion batterijen voor de D100, D70-serie of D50 of met de MS-D70 CR2-
batterijhouder.
A EN-EL3e oplaadbare Li-ion batterijen
De meegeleverde EN-EL3e geeft informatie door aan compatibele
apparaten, zodat de camera de batterijlading kan weergeven in zes
niveaus (p. 44).
De optie [Batterij-informatie] in het setup-menu toont
informatie over de batterijlading, de gebruiksduur en het aantal
gemaakte foto's sinds de batterij voor het laatst is opgeladen (p. 321).
34
s
Een objectief bevestigen
Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer u het
objectief verwijdert.
1 Verwijder de achterste lensdop en de bodydop.
Nadat u hebt gecontroleerd of de camera uitstaat, verwijdert u
de achterste lensdop van het objectief en verwijdert u de
bodydop van de camera.
2 Bevestig het objectief.
Zorg dat de bevesti-
gingmarkering op het
objectief in lijn staat
met de markering op
de camerabody en
plaats het objectief in
de bajonetvatting van
de camera.
Draai het
objectief linksom
totdat het op zijn plaats klikt, waarbij u erop let dat u niet op
de objectiefontgrendeling drukt.
Als het objectief is voorzien van een
A-M- of M/A-M-schakelaar, selecteert u A
(autofocus) of M/A (autofocus met
handinstellingsprioriteit).
w
q
Bevestigings-
index
35
s
3 Verwijder de lensdop.
❚❚ Het objectief verwijderen
Schakel de camera uit voordat u een objectief
verwijdert of verwisselt.
Als u het objectief wilt
verwijderen, houdt u de ontgrendeling
ingedrukt terwijl u het objectief rechtsom draait.
Plaats na het verwijderen van het objectief de
lensdoppen en de bodydop terug op
respectievelijk het objectief en de camera.
D CPU-objectieven met diafragmaring
Als een CPU-objectief is uitgerust met een diafragmaring (p.
352),
vergrendelt u deze op het kleinste diafragma (hoogste f/-getal).
Raadpleeg de handleiding van het objectief voor meer informatie.
A Objectief
In deze handleiding worden illustraties gebruikt van een AF-S DX VR-
objectief (18–200 mm f/3.5–5.6G ED).
w
q
q
Schaal
brandpunts-
afstand
Schakelaar VR-stand
Index brandpuntsafstand
Schakelaar scherpstelstand
(p. 34)
ON/OFF-schakelaar
vibratiereductie (VR)
Bevestigingsindex
Achterste lensdop
Lensdop
Scherpstelring (p. 71)
CPU-contacten
(p. 352)
Zoomring
36
s
Basisinstellingen
De eerste keer dat de menus worden weergegeven, wordt
automatisch de taaloptie in het setup-menu gemarkeerd. Kies een
taal en stel de datum en tijd in.
1 Zet de camera aan.
2 Selecteer [Language].
Druk op G om de
cameramenu’s weer te geven
en selecteer vervolgens
[Language] in het setup-menu.
Zie “Cameramenu’s gebruiken”
(p. 26) voor informatie over het
gebruik van de menu's.
3 Selecteer een taal.
Druk op 1 of 3 om de
gewenste taal te markeren en
druk op J.
Hoofdschakelaar
G knop
37
s
4 Selecteer [Wereldtijd].
Selecteer [Wereldtijd] en druk
op 2.
5 Stel de tijdzone in.
Er verschijnt een
selectievenster voor de
tijdzone.
Druk op 4 of 2 om
de lokale tijdzone te markeren
(het veld [UTC] geeft het
verschil in uren aan tussen de
geselecteerde tijdzone en de
Coordinated Universal Time of
UTC) en druk op J.
6 Schakel de zomertijd in of
uit.
De opties voor de zomertijd
worden weergegeven.
De
zomertijd is standaard
uitgeschakeld. Als de zomertijd
van kracht is in de lokale tijdzone, drukt u op 1 om [Aan] te
markeren en drukt u vervolgens op J.
7 Stel de datum en tijd in.
Het dialoogvenster rechts
wordt weergegeven.
Druk op
4 of 2 om een optie te selec-
teren en druk op 1 of 3 om de
optie te wijzigen. Druk op J
wanneer de klok is ingesteld op de huidige datum en tijd.
38
s
8 Stel de datumnotatie in.
Druk op 1 of 3 om de
volgorde te kiezen waarin het
jaar, de maand en de dag
worden weergegeven en druk
op J.
9 Keer terug naar de opnamestand.
Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar de opnamestand.
A De klokbatterij
De cameraklok wordt gevoed door een afzonderlijke, oplaadbare batterij
die indien nodig wordt opgeladen als de hoofdbatterij is geplaatst of als
de camera wordt gevoed door een optionele EH-5a of EH-5
lichtnetadapter (p. 365).
Twee dagen opladen is voldoende om de klok
gedurende ongeveer drie maanden van stroom te voorzien.
Als het
pictogram
B
knippert in het LCD-venster, is de klokbatterij leeg en is de
klok teruggezet.
Stel de klok in op de juiste datum en tijd.
A De cameraklok
De cameraklok is minder nauwkeurig dan de meeste horloges en gewone
klokken.
Controleer daarom regelmatig of de klok de juiste tijd aangeeft
en pas de tijd zo nodig aan.
39
s
Een geheugenkaart plaatsen
U kunt foto's opslaan op CompactFlash-geheugenkaarten en
microdrives (apart verkrijgbaar; p. 371).
In het volgende gedeelte
wordt beschreven hoe u een geheugenkaart plaatst en formatteert.
1 Zet de camera uit.
Zet de camera altijd uit voordat u
een geheugenkaart plaatst of
verwijdert.
2 Open het deksel van de kaartsleuf.
Ontgrendel het deksel van de kaartsleuf
(
q
) en open de kaartsleuf (
w
).
3 Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart met de voorkant
naar de monitor gericht (
q
).
Wanneer de
geheugenkaart volledig is geplaatst, komt
de uitwerpknop naar voren (
w
) en licht het
groene toegangslampje kort op.
D Geheugenkaarten plaatsen
Plaats de geheugenkaart met de
contactpunten eerst.
Als u de kaart
ondersteboven of achterstevoren
probeert te plaatsen, kan dit schade
aan de camera of de geheugenkaart
veroorzaken.
Zorg ervoor dat u de
geheugenkaart op de juiste manier
plaatst.
Hoofdschakelaar
Voorkant
Toegangslampje
Richting van plaatsing
Contact-
punten
Voorkant
40
s
4 Sluit het deksel van de kaartsleuf.
❚❚ Geheugenkaarten verwijderen
1 Zet de camera uit.
Controleer of het toegangslampje uit is
en zet de camera uit.
2 Verwijder de geheugenkaart.
Open het deksel van de kaartsleuf en
druk op de uitwerpknop (q) om de
kaart gedeeltelijk uit te werpen (w).
De
geheugenkaart kan vervolgens met de
hand worden verwijderd.
Druk niet op
de geheugenkaart terwijl u op de uitwerpknop drukt.
Als u
deze waarschuwing negeert, kan de camera of de
geheugenkaart beschadigd raken.
Toegangslampje
41
s
Geheugenkaarten formatteren
Geheugenkaarten moeten worden geformatteerd voordat ze voor het
eerst worden gebruikt.
Formatteer de kaart, zoals hieronder wordt
beschreven.
D Geheugenkaarten formatteren
Als u een geheugenkaart formatteert, worden alle gegevens erop voorgoed
gewist
.
Kopieer foto's en andere gegevens die u wilt bewaren daarom naar
een computer alvorens verder te gaan (p. 224).
1 Zet de camera aan.
2 Druk op de Q knoppen.
Houd de
Q
knoppen (
I
en
O
)
gedurende meer dan twee
seconden tegelijk ingedrukt.
Er verschijnt een knipperende
C
in de sluitertijdweergave
in het LCD-venster en in de
zoeker. Als u wilt afsluiten
zonder de geheugenkaart te
formatteren, drukt u op een
andere knop dan de
Q
knoppen (
I
en
O
).
A Zie ook
Zie pagina 312 voor informatie over het formatteren van geheugenkaarten
met de optie [Formatteer geheugenkaart] in het setup-menu.
Hoofdschakelaar
O knop I knop
44
s
Basisstappen voor fotos maken
en weergeven
De camera aanzetten
Voordat u foto’s maakt, zet u de camera aan en controleert u het
batterijniveau en het aantal resterende opnamen, zoals hieronder
wordt beschreven.
1 Zet de camera aan.
Zet de camera aan.
Het LCD-
venster wordt ingeschakeld en
het beeld in de zoeker licht op.
2 Controleer het batterijniveau.
Controleer het batterijniveau in het LCD-
venster of in de zoeker.
Pictogram
*
BeschrijvingLCD-venster Zoeker
L Batterij volledig opgeladen.
K
Batterij gedeeltelijk ontladen.J
I
H d
Batterij bijna leeg.
De batterij moet
binnenkort worden opgeladen of
worden vervangen door een
reservebatterij.
H
(knippert)
d
(knippert)
Ontspanknop uitgeschakeld.
Laad de
batterij op of vervang de batterij.
* Er wordt geen pictogram weergegeven als de camera wordt gevoed
door een optionele lichtnetadapter.
Hoofdschakelaar
45
s
3 Controleer het aantal
resterende opnamen.
De opnameteller in het LCD-venster
en in de zoeker geeft het aantal
foto's aan dat bij de huidige
instellingen kan worden gemaakt.
Als dit aantal nul is, knippert A in de
opnameteller en knippert n of
j in de sluitertijdweergave.
A Geheugenkaarten met een grote capaciteit
Als op de geheugenkaart voldoende ruimte
beschikbaar is om duizend of meer beelden bij
de huidige instellingen op te slaan, wordt het
aantal resterende opnamen aangegeven in
duizendtallen, afgerond naar het
dichtstbijzijnde honderdtal (als er bijvoorbeeld
ruimte is voor circa 1.260 beelden, geeft de
opnameteller 1,2 K aan).
47
s
Camera-instellingen aanpassen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u foto's maakt met de standaardinstellingen.
1 Controleer de camera-instellingen.
De standaardinstellingen worden hieronder vermeld.
Optie Standaard Beschrijving Pagina
Beeldkwaliteit
NORM
(JPEG Normaal)
Er worden JPEG-foto's opgeslagen met een
compressieverhouding van circa 1 : 8
*
.
Ideaal
voor snapshots.
* [Vaste grootte] is geselecteerd voor [JPEG-
compressie].
56
Beeldgrootte
L
(Groot)
Beelden zijn 4288 × 2848 pixels groot.
60
ISO-
gevoelig-heid
200
ISO-gevoeligheid (het digitale equivalent van
filmgevoeligheid) is ingesteld op ISO 200.
94
Witbalans
v
(automatisch)
Witbalans wordt automatisch aangepast voor
natuurlijke kleuren bij de meeste soorten
verlichting.
126
Belichtings-
stand
e
(
Geprogram-
meerd
automatisch
)
De camera past de sluitertijd en het diafragma
automatisch aan voor een optimale belichting
in de meeste situaties.
102
Scherpstel-
punt
Middelste
scherpstelpunt
(enkelpunts AF)
Hierboven ziet u een voorbeeld van het
scherpstelpunt in de zoekerweergave.
De
camera stelt scherp op het onderwerp in het
middelste scherpstelpunt zolang u de
ontspanknop half ingedrukt houdt.
66
LCD-venster Zoekerweergave
Belichtingsstand
Beeldgrootte
Beeldkwaliteit
Witbalans ISO-gevoeligheid
Scherpstelpunt
48
s
2 Selecteer de belichtingsstand e.
Druk op de I toets en draai aan de
hoofdinstelschijf om de belichtingsstand
e te selecteren. De camera past de
sluitertijd en het diafragma automatisch
aan voor een optimale belichting in de
meeste situaties.
3 Kies de enkelvoudige
ontspanstand.
Houd de ontgrendeling van de
keuzeknop voor de
ontspanstand ingedrukt en
draai de keuzeknop voor de
ontspanstand naar S (enkel
beeld). Bij deze instelling
maakt de camera één foto
telkens wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt.
4 Kies enkelpunts AF.
Draai aan de selectieknop voor
de AF-veldstand totdat deze op
zijn plaats klikt en naar K
(enkelpunts AF) wijst. Bij deze
instelling kan de gebruiker zelf
het scherpstelpunt kiezen.
I knop
Hoofdinstelschijf
Keuzeknop
ontspanstand
Ontgrendeling keuzeknop
ontspanstand
AF-veldstand
selectieknop
53
s
Foto’s bekijken
1 Druk op de knop K.
Er wordt een foto op de monitor weergegeven.
2 Bekijk andere foto’s.
U kunt andere fotos
weergeven door op 4 of 2 te
drukken. Druk op 1 of 3 om
extra informatie over de
geselecteerde foto weer te
geven (p. 206).
Als u de weergave wilt beëindigen en wilt terugkeren naar de
opnamestand, drukt u de ontspanknop half in.
A Beeld terugspelen
Als [Aan] is geselecteerd voor [Beeld terugspelen] in het weergavemenu
(p. 251), worden foto’s na opname automatisch circa 20 sec.
(standaardinstelling) op de monitor weergegeven.
100
--
1
Hoge licht.
Kies R, G, B
54
s
Ongewenste fotos wissen
Als u de foto wilt wissen die op de monitor wordt weergegeven,
drukt u op de knop O.
Houd er rekening mee dat eenmaal gewiste
foto’s niet meer kunnen worden hersteld.
1 Geef de foto weer.
Geef de foto weer die u wilt wissen, zoals wordt beschreven in
“Foto’s bekijken” op de vorige pagina.
2 Wis de foto.
Druk op de knop O.
Er wordt een bevestigingsvenster
weergegeven.
Druk nogmaals op de knop O om de foto te wissen en terug te
keren naar de weergave.
Als u wilt afsluiten zonder de foto te
wissen, drukt u op K.
A [Wissen]
Als u meerdere beelden wilt wissen, gebruikt u de optie [Wissen] in het
weergavemenu (p. 248).
K knop
O knop
d
55
d
Opties voor
beeldopname
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de beeldkwaliteit en de
beeldgrootte kiest.
Beeldkwaliteit ..................................................................... p. 56
Beeldgrootte ....................................................................... p. 60
56
d
Beeldkwaliteit
De D300 ondersteunt de volgende opties voor beeldkwaliteit:
A Bestandsgrootte
Zie pagina 405 voor informatie over het aantal fotos dat kan worden
opgeslagen bij verschillende instellingen voor beeldkwaliteit en -grootte.
Optie
Bestands
type
Beschrijving
NEF (RAW) NEF
RAW-gegevens van de beeldsensor worden
rechtstreeks op de geheugenkaart in NEF-indeling
(Nikon Electronic Format) opgeslagen. Gebruik deze
optie voor beelden die naar een computer worden
overgezet om te worden afgedrukt of verwerkt. Let op
dat eenmaal overgebracht naar een computer de NEF
(RAW)-afbeeldingen alleen kunnen worden bekeken in
ViewNX versie 1.2.0 of hoger of compatibele software
zoals Capture NX versie 1.3.5 of hoger of Capture NX 2
versie 2.1.0. of hoger (apart verkrijgbaar; p. 368).
TIFF (RGB) TIFF (RGB)
Er worden ongecomprimeerde TIFF-RGB-foto’s
opgeslagen met een bitdiepte van 8 bits per kanaal
(24-bits kleur).
TIFF wordt ondersteund door een
groot aantal beeldbewerkingstoepassingen.
JPEG Fijn
JPEG
Er worden JPEG-foto’s opgeslagen met een compres-
sieverhouding van circa 1:4 (beeldkwaliteit Fijn).
*
JPEG Normaal
Er worden JPEG-foto’s opgeslagen met een
compressieverhouding van circa 1:8 (beeldkwaliteit
Normaal).
*
JPEG Basis
Er worden JPEG-foto’s opgeslagen met een compres-
sieverhouding van circa 1:16 (beeldkwaliteit Basis).
*
NEF (RAW) +
JPEG Fijn
NEF/JPEG
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF (RAW)-
foto en één JPEG-foto met de kwaliteit Fijn.
NEF (RAW) +
JPEG Normaal
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF (RAW)-
foto en één JPEG-foto met de kwaliteit Normaal.
NEF (RAW) +
JPEG Basis
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF (RAW)-
foto en één JPEG-foto met de kwaliteit Basis.
* [Vaste grootte] is geselecteerd voor [JPEG-compressie].
57
d
U stelt de beeldkwaliteit in door
de knop QUAL ingedrukt te
houden en aan de
hoofdinstelschijf te draaien totdat
de gewenste instelling wordt
weergegeven in het LCD-venster.
A NEF (RAW)-opname
De optie [NEF (RAW)-opname] in het opnamemenu bepaalt de
compressie (p. 58) en de bitdiepte (p. 59) voor NEF (RAW)-foto's.
A JPEG-compressie
JPEG-beelden kunnen worden gecomprimeerd tot ongeveer dezelfde
bestandsgrootte of voor een optimale beeldkwaliteit.
Via de optie [JPEG-
compressie] in het opnamemenu kan het type compressie worden
ingesteld (p. 58).
A NEF (RAW) + JPEG
Als foto's die zijn gemaakt met de instelling [NEF (RAW)+JPEG Fijn], [NEF
(RAW)+JPEG Normaal] of [NEF (RAW)+JPEG Basis] op de camera worden
bekeken, wordt alleen de JPEG-foto weergegeven.
Als u foto's die met
deze instellingen zijn gemaakt wist, wordt zowel het NEF-bestand als het
JPEG-bestand verwijderd.
A Het menu Beeldkwaliteit
U kunt de beeldkwaliteit ook aanpassen via de optie [Beeldkwaliteit] in
het opnamemenu (p. 254).
QUAL knop
Hoofdinstelschijf
LCD-venster
58
d
❚❚ Het menu JPEG-compressie
Het item [JPEG-compressie] in het opnamemenu biedt de
volgende opties voor JPEG-foto’s:
❚❚ Het menu NEF (RAW)-opname: Type
Het item [NEF (RAW)-opname] > [Type] in het opnamemenu biedt
de volgende compressieopties voor NEF (RAW)-fotos:
Optie Beschrijving
O
Vaste grootte
(standaard)
Beelden worden gecomprimeerd tot ongeveer
dezelfde bestandsgrootte.
De kwaliteit hangt af
van het onderwerp van de foto.
P
Optimale
kwaliteit
Optimale beeldkwaliteit.
De bestandsgrootte
hangt af van het onderwerp van de foto.
Optie Beschrijving
N
Compressie zonder
verlies (standaard)
NEF-beelden worden gecomprimeerd met
een omkeerbaar algoritme, waardoor de
bestandsgrootte met circa 20–40%
afneemt zonder dat dit van invloed is op
de beeldkwaliteit.
O Gecomprimeerd
NEF-beelden worden gecomprimeerd met
een onomkeerbaar algoritme, waardoor de
bestandsgrootte met circa 40–55%
afneemt. De invloed op de beeldkwaliteit
is vrijwel nihil.
Ongecomprimeerd NEF-beelden worden niet gecomprimeerd.
59
d
❚❚ Het menu NEF (RAW)-opname: NEF (RAW)-bitdiepte
Het item [NEF (RAW)-opname] > [NEF (RAW)-bitdiepte] in het
opnamemenu biedt de volgende opties voor de bitdiepte van NEF
(RAW)-foto's:
A NEF (RAW)-fotos
Let op dat de geselecteerde optie voor beeldgrootte niet van invloed is op
de grootte van NEF (RAW)-afbeeldingen. Wanneer geopend in ViewNX
versie 1.2.0 of hoger of compatibele software zoals Capture NX versie 1.3.5
of hoger of Capture NX 2 versie 2.1.0. of hoger (apart verkrijgbaar), hebben
NEF (RAW)-afbeeldingen de afmetingen van grote ([L]-formaat)
afbeeldingen.
Optie Beschrijving
q
12-bits
(standaard)
NEF (RAW)-beelden worden opgeslagen met een
bitdiepte van 12 bits.
r 14-bits
NEF (RAW)-beelden worden opgeslagen met een
bitdiepte van 14 bits, waardoor de bestanden circa
1,3 maal zo groot zijn als 12-bits bestanden maar
meer kleurgegevens worden opgeslagen.
De
maximale beeldsnelheid (p. 77) neemt af tot 2,5 bps.
60
d
Beeldgrootte
De beeldgrootte wordt gemeten in pixels.
U hebt de keuze uit de
volgende opties:
U kunt de beeldgrootte instellen
door de knop QUAL ingedrukt te
houden en aan de secundaire
instelschijf te draaien totdat de
gewenste optie wordt
weergegeven in het LCD-venster.
A Het menu Beeldgrootte
U kunt de beeldgrootte ook aanpassen via de optie [Beeldgrootte] in het
opnamemenu (p. 254).
Optie
Formaat
(pixels)
Formaat bij een afdruk van 200 dpi
(circa)
*
L (standaard) 4.288 × 2.848 54,5 × 36,2 cm
M 3.216 × 2.136 40,8 × 27,1 cm
S 2.144 × 1.424 27,2 × 18,1 cm
* Het afdrukformaat in inches komt overeen met de beeldgrootte in pixels
gedeeld door de printerresolutie in dpi (dots per inch, punten per inch;
1 inch = circa 2,54 cm).
Het afdrukformaat neemt af naarmate de
printerresolutie toeneemt.
Secundaire
instelschijf
QUAL knop
LCD-venster
N
61
N
Scherpstelling
– Bepalen hoe de camera scherpstelt
In dit gedeelte worden de opties beschreven die bepalen hoe de
camera scherpstelt.
Scherpstelstand.................................................................. p. 62
AF-veldstand ........................................................................p. 64
Selectie van scherpstelpunt............................................. p. 66
Scherpstelvergrendeling .................................................. p. 68
Handmatige scherpstelling.............................................. p. 71
62
N
Scherpstelstand
U kunt de scherpstelstand selecteren met
de selectieknop voor de scherpstelstand
op de voorzijde van de camera.
Er zijn
twee standen voor
autofocus
(AF), waarin
de camera automatisch scherpstelt
wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt, en één stand voor
handmatige
scherpstelling
, waarin de scherpstelling handmatig moet worden aangepast
met behulp van de scherpstelring op het objectief:
Kies enkelvoudige AF voor landschappen en andere stilstaande onderwerpen.
Continue AF is de beste keuze voor grillig bewegende onderwerpen.
Handmatige scherpstelling wordt aanbevolen als de camera niet kan
scherpstellen met autofocus.
Optie Beschrijving
S
Enkelvoudige
AF
Camera stelt scherp wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
De scherpstelling wordt vergrendeld wanneer de
scherpstelaanduiding (
I
) in de zoeker verschijnt en blijft vergrendeld
zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt
(
scherpstelvergrendeling
).
Bij de standaardinstellingen kan de sluiter
alleen worden ontspannen wanneer de scherpstelaanduiding wordt
weergegeven (
scherpstelprioriteit
).
C
Continue AF
Camera stelt voortdurend scherp zolang de ontspanknop half wordt
ingedrukt.
Als het onderwerp beweegt, gebruikt de camera
anticiperende meevolgende scherpstelling
(p. 63) om de uiteindelijke
afstand tot het onderwerp te voorspellen en zo nodig de
scherpstelling aan te passen.
Bij de standaardinstellingen kan de
sluiter worden ontspannen ongeacht of het onderwerp scherp is
(
ontspanprioriteit
).
M
Handmatig
(p. 71)
Camera stelt niet automatisch scherp; de scherpstelling moet
handmatig worden aangepast met de scherpstelring van het
objectief.
Als het objectief een maximaal diafragma van f/5.6 of
groter (lagere waarde) heeft, kunt u de scherpstelaanduiding in de
zoeker gebruiken om de scherpstelling te controleren (
elektronische
afstandsmeter
; p. 72), maar kunt u op elk gewenst moment een foto
maken, ongeacht of de camera heeft scherpgesteld op het
onderwerp.
Selectieknop scherpstelstand
63
N
A De knop B
Als het gaat om scherpstellen van de camera,
heeft het indrukken van de knop B hetzelfde
effect als het half indrukken van de ontspanknop.
A Anticiperende meevolgende scherpstelling
Bij continue AF gebruikt de camera anticiperende scherpstelling als het
onderwerp naar de camera toe of van de camera af beweegt terwijl de
ontspanknop half wordt ingedrukt of de knop B wordt ingedrukt.
De
camera blijft scherpstellen en probeert te voorspellen waar het
onderwerp zich bevindt wanneer de sluiter ontspant.
A Zie ook
Voor informatie over het gebruik van scherpstelprioriteit bij continue AF,
zie persoonlijke instelling a1 ([Selectie AF-C-prioriteit], p. 267).
Voor
informatie over het gebruik van ontspanprioriteit bij Enkelvoudige AF, zie
persoonlijke instelling a2 ([Selectie AF-S-prioriteit], p. 268).
Voor
informatie over hoe u voorkomt dat de camera scherpstelt wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt, zie persoonlijke instelling a5 ([AF
activering], p. 271).
B knop
64
N
AF-veldstand
De AF-veldstand bepaalt hoe het
scherpstelpunt wordt geselecteerd in
de autofocusstand.
U selecteert de AF-
veldstand door aan de selectieknop
voor de AF-veldstand te draaien.
De
volgende opties zijn beschikbaar:
Stand Beschrijving
K
Enkelpunts
AF
De gebruiker selecteert handmatig het scherpstelpunt; de camera
stelt alleen scherp op het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt.
Gebruik deze optie voor statische composities
met onderwerpen die in het geselecteerde scherpstelpunt blijven.
I
Dynamisch
veld-AF
Bij continue AF
(p. 62) selecteert u handmatig het scherpstelpunt;
als het onderwerp kort het geselecteerde scherpstelpunt verlaat,
stelt de camera scherp op basis van informatie uit de
omringende scherpstelpunten.
U kunt het aantal gebruikte
scherpstelpunten (9, 21 of 51) selecteren via persoonlijke
instelling a3 ([Dynamisch AF-veld], p. 269).
Als [51 punten (3D-
tracking)] is geselecteerd voor persoonlijke instelling a3, wordt
het scherpstelpunt automatisch geselecteerd via 3D-tracking.
Bij enkelvoudige AF
selecteert u handmatig het scherpstelpunt; de
camera stelt alleen scherp op het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt.
H
Automatisch
veld-AF
De camera detecteert automatisch het
onderwerp en selecteert het
scherpstelpunt.
Als een G- of D-type
objectief wordt gebruikt, kan de camera
personen onderscheiden van de
achtergrond voor een betere
onderwerpdetectie.
Bij enkelvoudige
AF lichten de actieve scherpstelpunten rood op gedurende
ongeveer één seconde nadat de camera heeft scherpgesteld.
Bij
continue AF worden de actieve scherpstelpunten niet
weergegeven.
Selectieknop AF-veldstand
65
N
A AF-veldstand
De AF-veldstand wordt weergegeven in het LCD-
venster.
A Handmatige scherpstelling
Enkelpunts-AF wordt automatisch geselecteerd als handmatige
scherpstelling wordt gebruikt.
A Zie ook
Voor informatie over de beschikbare instellingen voor dynamisch veld-AF,
zie persoonlijke instelling a3 ([Dynamisch AF-veld], p. 269).
Zie
persoonlijke instelling a4 ([Focus Tracking met Lock-On], p. 270) als u wilt
instellen na hoeveel tijd de camera opnieuw scherpstelt wanneer een
onderwerp voor de camera langs beweegt.
AF-veldstand LCD-venster
K
Enkelpunts AF
I
Dynamisch
veld-AF
*
Persoonlijke instelling a3 ([Dynamisch AF-veld], p. 269)
9 punten
(standaard)
21 punten
51 punten
51 punten (3D-tracking)
H
Automatisch veld-AF
* Alleen het actieve scherpstelpunt wordt in de zoeker weergegeven.
De
overige scherpstelpunten leveren informatie ter ondersteuning van de
scherpstelling.
Aanduiding
AF-veldstand
66
N
Selectie van scherpstelpunt
De D300 biedt 51 scherpstelpunten die
een groot deel van het beeld beslaan.
Het scherpstelpunt kan handmatig
worden geselecteerd, zodat het
hoofdonderwerp zich vrijwel overal in
het beeld kan bevinden (enkelpunts AF
en dynamisch veld-AF), of automatisch
(automatisch veld-AF; handmatige detectie van het scherpstelpunt is niet
beschikbaar als automatisch veld-AF is geselecteerd).
Voer de volgende
stappen uit als u het scherpstelpunt handmatig wilt selecteren:
1
Draai de vergrendeling van de
scherpstelselectieknop
naar
.
De multi-selector kan nu worden
gebruikt om het scherpstelpunt te
selecteren.
2
Selecteer het scherpstelpunt.
Gebruik de multi-selector om het
scherpstelpunt te selecteren.
Bij
de standaardinstellingen kunt u
het middelste scherpstelpunt
selecteren door op het midden
van de multi-selector te drukken.
Nadat u het scherpstelpunt hebt
geselecteerd, kunt u de
vergrendeling van de
scherpstelselectieknop naar de
vergrendelde stand (
L
) draaien om te voorkomen dat het
geselecteerde scherpstelpunt wordt gewijzigd wanneer u op de
multi-selector drukt.
Selectieknop AF-veldstand
Vergrendeling
scherpstelselectieknop
67
N
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling a6 ([Verlichting scherpstelpunt], p. 271) als u
wilt instellen wanneer het scherpstelpunt wordt verlicht.
Zie persoonlijke
instelling a7 ([Doorloop scherpstelpunt], p. 272) als u wilt instellen dat de
selectie van het scherpstelpunt doorloopt.
Zie persoonlijke instelling a8
([Selectie scherpstelpunt], p. 272) als u het aantal scherpstelpunten wilt
instellen dat kan worden geselecteerd met de multi-selector.
Zie
persoonlijke instelling f1 ([Centrale knop multi-selector], p. 300) als u de
functie van de middelste knop van de multi-selector wilt wijzigen.
68
N
Scherpstelvergrendeling
U kunt de scherpstelvergrendeling gebruiken om de compositie te
wijzigen nadat u hebt scherpgesteld. Op deze manier kunt u
scherpstellen op een onderwerp dat zich in de uiteindelijke
compositie niet in een scherpstelpunt bevindt.
U kunt deze
functie ook gebruiken wanneer het autofocussysteem niet kan
scherpstellen (p. 70).
1 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt en druk de
ontspanknop half in om de scherpstelling te activeren.
2 Controleer of de
scherpstelaanduiding (I) in de
zoeker wordt weergegeven.
Enkelvoudige AF
De scherpstelling wordt
automatisch vergrendeld
wanneer de
scherpstelaanduiding
verschijnt en blijft vergrendeld
totdat u uw vinger van de ontspanknop haalt.
U kunt de
scherpstelling ook vergrendelen door op de knop AE-L/AF-L te
drukken (zie volgende pagina).
69
N
Continue AF
Druk op de knop AE-L/AF-L om zowel de
scherpstelling als de belichting te
vergrendelen (het pictogram AE-L
verschijnt in de zoeker, zie pagina 112).
De scherpstelling en de belichting
worden vergrendeld zolang u de knop
AE-L/AF-L ingedrukt houdt, zelfs als u uw
vinger van de ontspanknop haalt.
3 Pas de compositie aan en
druk af.
De scherpstelling blijft tussen
opnamen vergrendeld zolang
u de ontspanknop half
ingedrukt houdt, zodat u
meerdere foto's achter elkaar kunt maken met dezelfde
scherpstelling.
De scherpstelling blijft ook tussen opnamen
vergrendeld wanneer u de knop AE-L/AF-L ingedrukt houdt.
Verander de afstand tussen de camera en het onderwerp niet
wanneer de scherpstelling is vergrendeld.
Als het onderwerp
beweegt, stelt u opnieuw scherp met de nieuwe afstand.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f6 ([AE-L/AF-L knop toewijzen], p. 306) als u de
functie van de knop AE-L/AF-L wilt wijzigen.
w
q
Ontspanknop
AE-L/AF-L knop
70
N
Goede resultaten met autofocus
Autofocus werkt niet goed in de onderstaande omstandigheden.
Als de
camera onder deze omstandigheden niet kan scherpstellen, wordt
mogelijk de ontspanknop geblokkeerd, of de scherpstelaanduiding (
)
wordt weergegeven en de camera geeft een geluidssignaal weer ten
teken dat de sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de camera niet kan
scherpstellen op het onderwerp.
Gebruik in deze gevallen handmatige
scherpstelling (p. 71) of gebruik de scherpstelvergrendeling (p. 68) om op
een ander onderwerp op dezelfde afstand scherp te stellen, waarna u de
compositie van de foto aanpast.
Er is weinig of geen contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond
Voorbeeld
: het onderwerp heeft dezelfde kleur als de
achtergrond.
Het scherpstelpunt bevat meerdere voorwerpen op
verschillende afstanden van de camera
Voorbeeld
: het onderwerp bevindt zich in een kooi.
Het onderwerp bestaat grotendeels uit regelmatige
geometrische patronen
Voorbeeld
: een rij vensters in een flatgebouw.
Het scherpstelpunt bevat gebieden met sterk
verschillende helderheid
Voorbeeld
: het onderwerp bevindt zich half in de schaduw.
Voorwerpen op de achtergrond zijn groter dan het
onderwerp
Voorbeeld
: achter het onderwerp staat een gebouw in het
beeld.
Het onderwerp bevat veel fijne details
Voorbeeld
: een veld met bloemen of andere onderwerpen die
klein zijn of weinig variatie in helderheid hebben.
71
N
Handmatige scherpstelling
Handmatige scherpstelling is
beschikbaar voor objectieven die
geen autofocus ondersteunen
(niet-AF Nikkor-objectieven) of als
autofocus niet het gewenste
resultaat oplevert (p. 70).
Als u
handmatig wilt scherpstellen,
stelt u de selectieknop voor de
scherpstelstand in op M en draait
u aan de scherpstelring van het
objectief totdat het beeld op het
matglas in de zoeker scherp is.
U
kunt altijd foto's maken, ook als
het beeld niet scherp is.
A A-M-selectie/autofocus met handinstellingsprioriteit
Als het objectief A-M-selectie ondersteunt, stelt u de A-M-schakelaar op
het objectief in op M (handmatig). Als het objectief M/A (autofocus met
handmatige bediening, MF-prioriteit) ondersteunt of A/M (autofocus met
handmatige bediening, AF-prioriteit), kan de scherpstelling handmatig
worden afgesteld, ongeacht de stand die met ht objectief gekozen werd.
Raadpleeg de handleiding van het objectief voor meer informatie.
Scherpstelstand
selectieknop
72
N
De elektronische afstandsmeter
Als het objectief een maximaal diafragma
van f/5.6 of groter (lager f/-getal) heeft,
kunt u de scherpstelaanduiding in de
zoeker gebruiken om te controleren of het
onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt scherp is. (Het
scherpstelpunt kan worden geselecteerd
uit de 51 beschikbare punten.)
Plaats het
onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt, druk de ontspanknop half
in en draai aan de scherpstelring van het
objectief totdat de scherpstelaanduiding
(I) verschijnt.
Bij de onderwerpen die
worden vermeld op pagina 70, wordt de
scherpstelaanduiding soms ook
weergegeven wanneer het onderwerp niet
scherp is. Controleer de scherpstelling in de
zoeker voordat u de foto maakt.
A Filmvlak
Als u de afstand tussen het onderwerp en de
camera wilt bepalen, dient u te meten vanaf de
filmvlakaanduiding (E) op de camerabody.
De
afstand tussen de voorzijde van de
bajonetvatting en het filmvlak bedraagt
46,5 mm.
Filmvlakaanduiding
k
73
k
Ontspanstand
Enkel beeld, Continu, Livebeeld, Zelfontspanner of
Spiegel omhoog
De ontspanstand bepaalt hoe de camera foto’s maakt: één foto per
keer, in een doorlopende reeks, terwijl het beeld door het objectief
op de monitor wordt weergegeven, met een ingestelde
sluitervertraging of terwijl de spiegel is opgeklapt voor een
snellere sluiterrespons en minimale trillingen.
Een ontspanstand kiezen ................................................. p. 74
Continustand ...................................................................... p. 76
Beelden kadreren op de monitor (Livebeeld)............... p. 79
Zelfontspannerstand......................................................... p. 89
De stand Spiegel omhoog ................................................ p. 91
74
k
Een ontspanstand kiezen
De camera ondersteunt de volgende ontspanstanden:
Stand Beschrijving
S
Enkel beeld
De camera maakt één foto telkens wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt.
C
L
Continu
laag
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de
camera foto’s met een snelheid van één tot zes beelden per
seconde.
1
U kunt de beeldsnelheid instellen via
persoonlijke instelling d4 ([Opnamesnelheid], p. 76).
CH
Continu
hoog
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de
camera fotos met een snelheid van maximaal zes beelden
per seconde.
2
a
Livebeeld
Kadreer foto’s op de monitor (p. 79).
Wordt aanbevolen
wanneer u fotografeert vanuit een hoog of laag standpunt
als in andere situaties waarin de zoeker moeilijk kan
worden gebruikt of als de vergrote weergave op de
monitor u kan helpen een zeer nauwkeurige scherpstelling
te verkrijgen.
E
Zelfonts-
panner
Gebruik de zelfontspanner voor zelfportretten of om
onscherpte als gevolg van cameratrilling te verminderen
(p. 89).
MUP
Spiegel
omhoog
Kies deze stand om cameratrilling te beperken bij tele- of
close-upfotografie of in andere situaties waarin de kleinste
camerabeweging kan leiden tot onscherpe foto's (p. 91).
1 Gemiddelde beeldsnelheid bij gebruik van een EN-EL3e batterij, continue
AF, handmatige belichting of sluitertijdvoorkeuze en een sluitertijd van
1
/250 sec. of korter, en als voor andere instellingen dan persoonlijke
instelling d4 de standaardwaarden zijn geselecteerd en er voldoende
ruimte vrij is in het buffergeheugen.
2 Gemiddelde beeldsnelheid bij gebruik van een EN-EL3e batterij, continue
AF, handmatige belichting of sluitertijdvoorkeuze en een sluitertijd van
1
/250 sec. of korter, en als voor andere instellingen de standaardwaarden zijn
geselecteerd en er voldoende ruimte beschikbaar is in het buffergeheugen.
75
k
U kiest een ontspanstand door de
ontgrendeling van de keuzeknop
voor de ontspanstand in te
drukken en de keuzeknop naar de
gewenste instelling te draaien.
Ontspanstand
keuzeknop
Ontgrendeling keuzeknop
ontspanstand
76
k
Continustand
Foto’s maken in de standen CH (continu hoog) en CL (continu laag):
1 Selecteer de stand CH of CL.
Druk op de ontgrendeling van
de keuzeknop voor de
ontspanstand en draai de
keuzeknop naar C
H of CL.
2 Kadreer, stel scherp en maak de
foto.
Zolang u de ontspanknop helemaal
ingedrukt houdt, worden foto’s genomen met een snelheid
van maximaal 6 bps in de stand Continu hoog of met de
beeldsnelheid die is geselecteerd voor persoonlijke instelling
d4 ([Opnamesnelheid], p. 282) in de stand Continu laag.
Ontspanstand
keuzeknop
77
k
A Voedingsbron en beeldsnelheid
De maximale beeldsnelheid hangt af van de gebruikte voedingsbron.
A Buffergrootte
Terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, geeft
de opnameteller in de zoeker en in het LCD-
venster het geschatte aantal beelden aan dat bij
de huidige instellingen kan worden opgeslagen
in het buffergeheugen.
In de illustratie rechts
bevat de buffer ruimte voor circa 37 foto's.
A Automatische beeldrotatie
De camerastand die tijdens de eerste opname wordt gebruikt, is van
toepassing op alle opnamen in dezelfde reeks, ook als de stand van de
camera tijdens het fotograferen verandert.
Zie “Automatische
beeldrotatie” (p. 317).
Voedingsbron Maximale beeldsnelheid
1
Batterij (EN-EL3e) 6 bps
2
Lichtnetadapter 8 bps
3
MB-D10 battery pack
met EN-EL3 batterij
6 bps
2
MB-D10 battery pack
met EN-EL4a batterij
8 bps
3
MB-D10 battery pack
met AA-batterijen
4
8 bps
3
1 Gemiddelde beeldsnelheid bij continue AF, handmatige belichting of
sluitertijdvoorkeuze en een sluitertijd van
1
/250 sec. of korter, terwijl voor
andere instellingen de standaardwaarden zijn geselecteerd en er voldoende
ruimte in het buffergeheugen is.
Maximale beeldsnelheid bij opname van
NEF (RAW)- of NEF (RAW) + JPEG-foto's als [14-bits] is geselecteerd voor
[NEF (RAW)-opname] > [NEF (RAW)-bitdiepte] (p. 59), is 2,5 bps.
2 Maximale beeldsnelheid met EN-EL3e batterij is 6 bps, zelfs als [7 bps] is
geselecteerd voor persoonlijke instelling d4 ([Opnamesnelheid], p. 282).
3 Maximale beeldsnelheid in de stand Continu laag is 7 bps.
Als [Aan] is
geselecteerd voor [ISO-gevoeligheid instellen] > [Inst autom ISO-
gevoeligheid] in het opnamemenu (p. 96), is de maximale beeldsnelheid in
de stand Continu hoog 7,5 bps.
4 De beeldsnelheid neemt af bij lage temperaturen en wanneer de batterij
bijna leeg is.
78
k
A Het buffergeheugen
De camera is voorzien van een buffergeheugen voor tijdelijke opslag,
zodat u kunt blijven fotograferen terwijl de foto’s op de geheugenkaart
worden opgeslagen.
U kunt maximaal 100 foto’s achter elkaar maken. De
beeldsnelheid neemt echter af wanneer de buffer vol is.
In uitzonderlijke
gevallen kan de beeldsnelheid ook afnemen bij gebruik van een
microdrive.
Het toegangslampje naast de kaartsleuf brandt wanneer foto’s op de
geheugenkaart worden opgeslagen. Afhankelijk van het aantal fotos in
de buffer kan het enkele seconden tot enkele minuten duren om een foto
op te slaan.
U mag de geheugenkaart niet verwijderen en de voedingsbron
niet verwijderen of loskoppelen voordat het toegangslampje uit is.
Als u de
camera uitschakelt terwijl de buffer nog gegevens bevat, wordt de
camera pas uitgezet nadat alle foto’s in de buffer zijn opgeslagen. Als de
batterij leeg raakt terwijl de buffer nog foto’s bevat, wordt de
ontspanknop geblokkeerd en worden de foto’s overgezet naar de
geheugenkaart.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling d5 ([Max.
aant. continuopnamen], p. 282) als u
het maximum aantal fotos wilt instellen dat achter elkaar kan worden
gemaakt. Zie pagina 405 voor informatie over het aantal fotos dat achter
elkaar kan worden gemaakt.
79
k
Beelden kadreren op de monitor
(Livebeeld)
Selecteer de stand livebeeld (
a
) om foto’s in de monitor te
kadreren. De volgende opties zijn beschikbaar:
Uit de hand (g): Kies deze optie wanneer foto’s van bewegende
voorwerpen uit de hand worden genomen of bij het kadreren
van foto’s in een hoek waarbij het moeilijk is de zoeker te
gebruiken (p. 80). De camera stelt normaal scherp door middel
van de autofocus met fasedetectie.
Statief (h): Kies deze optie wanneer de camera op een statief is
gemonteerd (p. 83). U kunt inzoomen op het beeld dat op de
monitor wordt weergegeven voor nauwkeurige scherpstelling,
waardoor deze optie geschikt is voor statische onderwerpen.
Contrastdetectie AF kan worden gebruikt om foto’s te maken
waarbij het onderwerp ergens in het kader is gepositioneerd.
A Het verschil tussen AF met fasedetectie en AF met
contrastdetectie
De camera gebruikt gewoonlijk autofocus met fasedetectie, waarbij de
scherpstelling wordt aangepast op basis van gegevens die afkomstig zijn
van een speciale scherpstelsensor.
Als [Statief] is geselecteerd als stand
voor livebeeld, gebruikt de camera autofocus met contrastdetectie,
waarbij de camera de gegevens van de beeldsensor analyseert en de
scherpstelling aanpast voor een optimaal contrast.
Autofocus met
contrastdetectie duurt langer dan autofocus met fasedetectie.
80
k
Stand voor livebeeld: Uit de hand (g)
1 Selecteer de stand voor
livebeeld.
Druk op de ontgrendeling van
de keuzeknop voor de
ontspanstand en draai de
keuzeknop naar a.
2 Opties voor [Livebeeld] afstellen in het opnamemenu.
Selecteer [Livebeeld] in het
opnamemenu en kies [Uit de hand] voor
[Stand voor livebeeld].
Het menu [Livebeeld] bevat ook een
optie [Ontspanstand] waarbij u de keuze
hebt uit de ontspanstanden enkel beeld
en continu (p. 74).
3 Druk de ontspanknop
volledig in.
De spiegel gaat omhoog en de
weergave door het objectief
wordt weergegeven op de
monitor van de camera in plaats van de zoeker (voor betere
scherpstelling, stelt u scherp op het onderwerp door de
ontspanknop half in te drukken en vervolgens volledig in te
drukken om het livebeeld te starten). Als u wilt afsluiten
zonder een foto te maken, draait u de keuzeknop voor de
ontspanstand naar een andere instelling of drukt u op G.
Keuzeknop ontspanstand
81
k
4 Kadreer het beeld op de monitor.
Als u het beeld op de monitor tot 3× wilt vergroten, drukt u op
de knop X.
Wanneer u inzoomt op het beeld dat door het
objectief te zien is, wordt rechtsonder op de
monitor een navigatievenster weergegeven.
Gebruik de multi-selector om binnen de haakjes van
het AF-veld te navigeren.
5 Stel scherp.
Autofocus (scherpstelstand S of
C): Druk de ontspanknop half in
of druk op de knop B.
De
camera stelt op de normale
manier scherp en stelt de
belichting in.
Wanneer u een van deze knoppen indrukt, klapt
de spiegel echter terug op zijn plaats, waardoor het livebeeld
tijdelijk niet wordt weergegeven.
Het livebeeld wordt hersteld
zodra u de knop loslaat.
Handmatige scherpstelling (scherpstelstand M; p. 71): Stel scherp
met de scherpstelring van het objectief.
X
knop
82
k
6 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om de
scherpstelling en de belichting te
herstellen en de foto te maken. Als [Continu hoog] of [Continu
laag] is geselecteerd voor [Ontspanstand], wordt de monitor
uitgeschakeld terwijl u de ontspanknop ingedrukt houdt.
D Geen beeld
Nadat u een foto hebt gemaakt, kunt u het beeld weergeven om te
controleren of de foto is opgenomen.
Het geluid dat de spiegel maakt
wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt of wanneer op de knop
B wordt gedrukt, kan namelijk worden verward met het geluid van de
sluiter en als u de ontspanknop helemaal indrukt wanneer de camera niet
kan scherpstellen bij enkelvoudige AF, wordt het livebeeld beëindigd
zonder dat een foto wordt opgenomen.
83
k
Stand voor livebeeld: Statief (h)
1 Maak de camera gereed.
Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke
ondergrond.
2 Selecteer de stand voor
livebeeld.
Druk op de ontgrendeling van
de keuzeknop voor de
ontspanstand en draai de
keuzeknop naar a.
3 Opties voor [Livebeeld] afstellen in het opnamemenu.
Selecteer [Livebeeld] in het
opnamemenu en kies [Statief] voor
[Stand voor livebeeld]. Opties voor
[Ontspanstand] kunnen worden
geselecteerd zoals op p. 80 wordt
beschreven.
4 Kadreer het beeld
in de zoeker.
Kadreer het beeld in
de zoeker, selecteer
een scherpstelpunt
met de multi-
selector en druk op de knop B.
De camera stelt op de
normale manier scherp en stelt de belichting in.
Let op: u kunt
NIET scherpstellen door de ontspanknop half in te drukken.
Keuzeknop ontspanstand
B knop
84
k
5 Druk de ontspanknop
volledig in.
De spiegel wordt opgeklapt en
het beeld dat zichtbaar is door
het objectief, wordt weergegeven
op de cameramonitor. Het
onderwerp is niet langer zichtbaar in de zoeker. Als u wilt afsluiten
zonder een foto te maken, draait u de keuzeknop voor de
ontspanstand naar een andere instelling of drukt u op
G
.
6 Stel scherp.
Autofocus
(scherpstelstand
S
of
C
): In
de statiefstand kunt u het
scherpstelpunt voor autofocus
met contrastdetectie naar elk
gewenst punt in het beeld
verplaatsen met de multi-selector
.
Als u wilt scherpstellen met
behulp van autofocus met contrastdetectie,
drukt u op de knop
B
. Het scherpstelpunt
knippert groen en de monitor licht mogelijk
op terwijl de camera scherpstelt. Als de
camera kan scherpstellen met behulp van
autofocus met contrastdetectie, wordt het scherpstelpunt groen
weergegeven. Als de camera niet kan scherpstellen, knippert het
scherpstelpunt rood.
D Autofocus met contrastdetectie
Wanneer u in de stand voor continue autofocus de knop B
ingedrukt houdt, stelt de camera niet voortdurend scherp.
In zowel
de enkelvoudige als de continue autofocusstand kan de sluiter ook
worden ontspannen als de camera niet heeft scherpgesteld.
Handmatige scherpstelling
(scherpstelstand
M
; p. 71): Gebruik de
zoomfunctie om nauwkeurig scherp te stellen.
Scherpstelpunt voor contrastdetectie
B knop
85
k
Als u het beeld op de monitor tot 13× wilt vergroten om de
scherpstelling te controleren, drukt u op de knop
X
.
Wanneer wordt ingezoomd op het beeld dat door het
objectief te zien is, verschijnt rechtsonder op de
monitor een navigatievenster. Gebruik de multi-
selector om naar delen van het beeld te gaan die niet
op de monitor te zien zijn.
Druk op
J
om de zoomstand te verlaten.
7 Maak de foto.
Druk de ontspanknop
helemaal in om de foto te
maken. Als [Continu hoog]
of [Continu laag] is
geselecteerd voor
[Ontspanstand], wordt de monitor uitgeschakeld terwijl u de
ontspanknop ingedrukt houdt.
X knop
86
k
D Scherpstellen met behulp van autofocus met contrastdetectie
Autofocus met contrastdetectie duurt langer dan normale autofocus (met
fasedetectie).
In de volgende situaties kan de camera mogelijk niet
scherpstellen met behulp van autofocus met contrastdetectie:
De camera is niet op een statief geplaatst
Het onderwerp bevat lijnen die parallel lopen met de lange zijde van het
beeld
Het onderwerp heeft te weinig contrast
Het onderwerp in het scherpstelpunt bevat gebieden met sterk
verschillende helderheid of het onderwerp wordt verlicht door spots,
door een neonreclame of door een andere lichtbron met een
wisselende helderheid
Er wordt een sterfilter of een ander speciaal filter gebruikt
Het onderwerp is kleiner dan het scherpstelpunt
Het onderwerp bestaat grotendeels uit regelmatige geometrische
patronen (zoals een rij ramen in een wolkenkrabber)
Het onderwerp beweegt
Let erop dat het scherpstelpunt soms ook groen wordt weergegeven
wanneer de camera niet kan scherpstellen.
Gebruik een AF-S-objectief.
Met andere objectieven of teleconverters kan
mogelijk niet het gewenste resultaat worden verkregen.
A Afstandsbedieningskabels
Als u in de statiefstand de ontspanknop van een afstandsbedieningskabel
(apart verkrijgbaar; zie p. 369) langer dan één seconde half indrukt, wordt
autofocus met contrastdetectie geactiveerd.
Als u de ontspanknop van
de afstandsbedieningskabel helemaal indrukt zonder eerst scherp te
stellen, wordt de foto genomen zonder dat de scherpstelling wordt
aangepast.
87
k
D Fotograferen in de stand voor livebeeld
Hoewel ze op de foto uiteindelijk niet verschijnen, kunnen banden of
vervormingen zichtbaar zijn in de monitor onder fluorescerende lampen
of lampen met kwikdamp of natrium, of wanneer de camera horizontaal
wordt gepant of wanneer een voorwerp met hoge snelheid door het
frame beweegt. Felle lichtbronnen kunnen nabeelden veroorzaken in de
monitor wanneer de camera wordt gepant. Er kunnen ook heldere
vlekken verschijnen. Richt de camera niet naar de zon of andere sterke
lichtbronnen tijdens het maken van foto's in de stand voor livebeeld.
Wanneer u deze voorzorgsmaatregel niet opvolgt, kan dat leiden tot
schade aan het interne circuit van de camera.
De livebeeldopname eindigt automatisch wanneer het objectief wordt
verwijderd.
De stand voor livebeeld kan maximaal een uur
worden gebruikt.
Als de camera echter
gedurende langere perioden in de stand voor
livebeeld wordt gebruikt, kan deze voelbaar warm
worden en kan de temperatuur van de interne
schakelingen toenemen. Dit kan leiden tot ruis en
afwijkende kleuren. Voordat de camera
oververhit raakt, wordt de livebeeldopname automatisch beëindigd om
schade aan de interne schakelingen te voorkomen.
Dertig seconden
voordat de opname eindigt, wordt de tijd afgeteld op de monitor. Bij
hoge omgevingstemperaturen wordt deze teller soms direct
weergegeven nadat de stand voor livebeeld is geselecteerd.
In andere belichtingsstanden dan Handmatig dekt u de zoeker na het
scherpstellen af met het meegeleverde DK-5 oculairkapje.
Zo voorkomt u
dat licht dat via de zoeker binnenvalt van invloed is op de opname (p. 89).
U vermindert onscherpte in de statiefstand door [Aan] te kiezen voor
persoonlijke instelling d9 ([Spiegelvoorontspanning], p. 285).
27s
88
k
A De opname-informatieweergave
Druk op de knop R als u de aanduidingen op de monitor in de stand voor
livebeeld wilt verbergen of weergeven.
A Monitorhelderheid
U kunt de helderheid van de monitor aanpassen door op de knop K te
drukken terwijl het beeld op de monitor wordt weergegeven.
Druk op 1
of 3 om de helderheid aan te passen. (De helderheid van de monitor is
niet van invloed op foto's die worden gemaakt in de stand voor livebeeld.)
Laat de knop K los om terug te keren naar het livebeeld.
A HDMI
Als de camera is aangesloten op een
HDMI-videoapparaat, wordt de
cameramonitor uitgeschakeld en wordt
het beeld dat door het objectief te zien
is op het videoapparaat weergegeven
(zie rechts).
Opname-informatie aan Opname-informatie uit
89
k
Zelfontspannerstand
De zelfontspanner kan worden gebruikt om cameratrilling te
verminderen of om zelfportretten te maken. Als u de
zelfontspanner wilt gebruiken, plaatst u de camera op een statief
(aanbevolen) of op een stabiele, vlakke ondergrond en voert u de
onderstaande stappen uit:
1 Selecteer de
zelfontspannerstand.
Druk op de ontgrendeling
van de keuzeknop voor de
ontspanstand en draai de
keuzeknop naar
E.
2 Kadreer de foto en stel scherp.
Bij enkelvoudige autofocus
(p. 62) kunnen alleen foto’s
worden gemaakt als de
scherpstelaanduiding (I) in
de zoeker wordt
weergegeven.
A De zoeker afdekken
In andere
belichtingsstanden
dan Handmatig dekt u
de zoeker na het
scherpstellen af met
het meegeleverde
DK-5 oculairkapje.
Zo
voorkomt u dat licht
dat via de zoeker
binnenvalt van invloed is op de opname.
Ontspanstand
keuzeknop
Selectieknop scherpstelstand
DK-5 oculairkapje
90
k
3 Start de zelfontspanner.
Druk de ontspanknop
volledig in om de
zelfontspanner te starten.
Het zelfontspannerlampje (AF-hulpverlichting) begint te
knipperen en er klinkt een geluidssignaal. Twee seconden
voordat de foto wordt gemaakt, stopt het
zelfontspannerlampje met knipperen en worden de
geluidssignalen sneller achter elkaar weergegeven.
De zelfontspanner wordt onderbroken als de flitser wordt
opgeklapt. Als u de zelfontspanner opnieuw wilt starten,
wacht u totdat de flitsgereedaanduiding in de zoeker wordt
weergegeven en drukt u de ontspanknop half in.
Als u de zelfontspanner wilt uitschakelen voordat de foto is
gemaakt, draait u de keuzeknop voor de ontspanstand naar een
andere instelling.
A A
In de zelfontspannerstand komt een sluitertijd van A overeen met
ongeveer
1
/10 sec.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c3 ([Vertraging zelfontspanner], p. 280) als u de
vertraging van de zelfontspanner wilt wijzigen.
Zie persoonlijke instelling
d1 ([Signaal], p. 281) als u wilt instellen dat tijdens het aftellen van de
zelfontspanner een geluidssignaal wordt weergegeven.
91
k
De stand Spiegel omhoog
Kies deze stand als u onscherpte door camerabeweging wilt
verminderen wanneer de spiegel is opgeklapt. Gebruik van een
statief wordt aangeraden.
1 Selecteer de stand
Spiegel omhoog.
Druk op de ontgrendeling
van de keuzeknop voor de
ontspanstand en draai de
keuzeknop naar M
UP.
2 Klap de spiegel omhoog.
Kadreer het beeld, stel scherp en druk de
ontspanknop helemaal in om de spiegel
op te klappen.
D De zoeker gebruiken
Autofocus, lichtmeting en kadrering kunnen niet in de zoeker
worden gecontroleerd wanneer de spiegel is opgeklapt.
3 Maak de foto.
Druk de ontspanknop nogmaals
helemaal in om een foto te maken.
U voorkomt onscherpte door
camerabeweging door de ontspanknop rustig in te drukken of
een optionele afstandsbedieningskabel te gebruiken (p. 369).
De spiegel wordt neergeklapt nadat de opname is geëindigd.
A De stand Spiegel omhoog
Er wordt automatisch een foto gemaakt als er geen handelingen
plaatsvinden gedurende circa 30 sec. nadat de spiegel is opgeklapt.
Ontspanstand
keuzeknop
92
k
S
93
S
ISO-gevoeligheid
Sneller reageren op licht
ISO-gevoeligheid is het digitale equivalent van filmgevoeligheid.
Hoe hoger de gevoeligheid, des te minder licht nodig is om een
foto te maken. Zo kunt u een kortere sluitertijd of een kleiner
diafragma gebruiken. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de
ISO-gevoeligheid handmatig en automatisch instelt.
De ISO-gevoeligheid handmatig kiezen........................ p. 94
Instelling automatische ISO-gevoeligheid.................... p. 96
94
S
De ISO-gevoeligheid handmatig
kiezen
De ISO-gevoeligheid kan worden ingesteld op een waarde tussen
ISO 200 en ISO 3200, in stappen die equivalent zijn met
1
/3 LW.
Voor speciale situaties zijn ook instellingen beschikbaar van circa
0,3–1 LW onder ISO 200 en 0,3–1 LW boven ISO 3200.
U kunt de ISO-gevoeligheid
aanpassen door de knop ISO
ingedrukt te houden en aan de
hoofdinstelschijf te draaien
totdat de gewenste instelling
wordt weergegeven in het LCD-
venster of in de zoeker.
A Het menu ISO-gevoeligheid
De ISO-gevoeligheid kan ook worden aangepast via de optie [ISO-
gevoeligheid] in het opnamemenu (p. 254).
ISO knop
Hoofdinstelschij
f
ZoekerLCD-venster
ISO-gevoeligheid: 3200
95
S
A ISO-gevoeligheid instellen
Welke instellingen beschikbaar zijn, hangt af van de optie die is
geselecteerd voor persoonlijke instelling b1 ([ISO-stapgrootte], p. 275).
A HI 0,3–HI 1
De instellingen [HI 0,3] tot en met [HI 1] komen overeen met ISO-
gevoeligheden van 0,3–1 LW boven ISO 3200 (ISO 4000–6400 equivalent).
Bij foto's die met deze instellingen zijn gemaakt, is de kans op ruis en
kleurafwijkingen groter.
A LO 0,3–LO 1
De instellingen [LO 0,3] tot en met [LO 1] komen overeen met ISO-
gevoeligheden van 0,3–1 LW onder ISO 200 (ISO 160–100 equivalent).
Gebruik deze instellingen bij grotere diafragma's en veel licht. Het
contrast is iets lager dan normaal. In de meeste gevallen wordt een ISO-
gevoeligheid van ISO 200 of hoger aanbevolen.
A Zie ook
Voor meer informatie over Persoonlijke instelling b1 ([ISO-stapgrootte]),
zie pagina 275. Zie pagina 263 voor informatie over het gebruik van de
optie [Hoge ISO ruisonderdrukking] in het opnamemenu om ruis te
onderdrukken bij een hoge ISO-gevoeligheid.
Persoonlijke instelling b1
(ISO-stapgrootte)
Beschikbare instellingen voor
ISO-gevoeligheid
1/3 stop
(standaard)
LO 1, LO 0,7, LO 0,3, 200, 250, 320, 400, 500,
640, 800, 1000, 1250, 1600, 2000, 2500,
3200, HI 0,3, HI 0,7, HI 1
1/2 stop
LO 1, LO 0,5, 200, 280, 400, 560, 800, 1100,
1600, 2200, 3200, HI 0,5, HI 1
1 stop LO 1, 200, 400, 800, 1600, 3200, HI 1
* Indien mogelijk blijft de huidige instelling voor ISO-gevoeligheid
behouden wanneer de stapgrootte wordt gewijzigd. Als de huidige ISO-
instelling niet beschikbaar is bij de nieuwe stapgrootte, wordt de ISO-
gevoeligheid afgerond op de dichtstbijzijnde beschikbare instelling.
96
S
Instelling automatische ISO-
gevoeligheid
Wanneer [Uit] (standaardinstelling) is gekozen voor de optie [Inst
autom ISO-gevoeligheid] in het opnamemenu, blijft ISO-
gevoeligheid ingesteld op de waarde zoals de gebruiker heeft
geselecteerd (zie pagina 94). Wanneer [Aan] is gekozen, wordt ISO-
gevoeligheid automatisch aangepast wanneer optimale
belichting niet kan worden bereikt met de waarde zoals de
gebruiker heeft geselecteerd (flitssterkte is waar nodig aangepast).
De maximumwaarde voor automatische ISO-gevoeligheid kan
worden ingesteld door in het menu [Inst autom ISO-gevoeligheid]
de optie [Maximale gevoeligheid] te selecteren (de minimale
waarde voor automatische ISO-gevoeligheid wordt automatisch
ingesteld op ISO 200; als de geselecteerde waarde voor [Maximale
gevoeligheid] lager is dan de waarde die op dat moment is
geselecteerd voor [ISO-gevoeligheid], zal de waarde voor
[Maximale gevoeligheid] worden gebruikt). In belichtingstanden e
en g zal de gevoeligheid alleen worden aangepast wanneer
onderbelichting het gevolg is bij de geselecteerde snelle sluitertijd
voor [Langste sluitertijd] (
1
/4000–1 s). Trage sluitertijden kunnen
worden gebruikt wanneer optimale belichting niet bereikt kan
worden bij een geselecteerde ISO-gevoeligheidswaarde voor
[Maximale gevoeligheid].
Als [Aan] is geselecteerd, wordt ISO-AUTO
weergegeven in het LCD-venster en in de
zoeker. Wanneer de door de gebruiker
geselecteerde gevoeligheid wordt
aangepast, knipperen deze aanduidingen
en wordt de gewijzigde waarde
weergegeven in de zoeker.
97
S
A Instelling automatische ISO-gevoeligheid
Ruis is aannemelijker bij hogere gevoeligheden. Om ruis te reduceren,
gebruik de [Hoge ISO ruisonderdrukking] optie in het opnamemenu (zie
pagina 263). Bij gebruik van een flitser, wordt de geselecteerde waarde
voor [Langste sluitertijd] genegeerd ten gunste van de geselecteerde
optie voor persoonlijke instelling e1 ([Flitssynchronisatie snelheid],
pag. 288). Bij daglicht of tegen een heldere achtergrond kan fotograferen
met voorgrond als onderwerp worden overbelicht met een flitser met
trage sluitertijden. Kies een flitsstand anders dan lange sluitertijd of
selecteer belichtingsstand g of h en kies een groter diafragma.
98
S
V
99
Z
Belichting
Bepalen hoe de camera de belichting instelt
In dit gedeelte worden de opties beschreven die beschikbaar zijn
om de belichting te regelen, waaronder lichtmeting,
belichtingsstand, belichtingsvergrendeling, belichtingscorrectie
en bracketing.
Lichtmeting ....................................................................... p. 100
Belichtingsstand............................................................... p. 102
e: Geprogrammeerd automatisch............................................. p. 104
f: Sluitertijdvoorkeuze .................................................................. p. 106
g: Diafragmavoorkeuze ................................................................. p. 107
h: Handmatig .................................................................................... p. 109
Belichtingsvergrendeling (AE)....................................... p. 112
Belichtingscorrectie......................................................... p. 114
Bracketing.......................................................................... p. 116
100
Z
Lichtmeting
De lichtmeetmethode bepaalt hoe de camera de belichting instelt.
De volgende opties zijn beschikbaar:
Methode Beschrijving
a
3D-
kleuren-
matrix-
meting II
Aanbevolen voor de meeste situaties.
De camera meet een
groot deel van het beeld en stelt de belichting in op basis van
helderheidsverdeling, kleur, afstand en compositie, voor een
natuurlijk resultaat.
Z
Centrum-
gericht
De camera meet het hele beeld, maar
kent het meeste gewicht toe aan een
gebied in het midden van het beeld
(standaard is dit een cirkel van 8 mm in
het midden van de zoeker; als een CPU-
objectief is bevestigd, kunt u het
gebied selecteren via persoonlijke
instelling b5 [Grootte meetgebied],
p. 277).
Klassieke meetmethode voor portretten.
1
b
Spot-
meting
De camera meet een cirkel met een
diameter van 3 mm (circa 2 % van het
beeld).
Deze cirkel bevindt zich in het
midden van het huidige
scherpstelpunt, zodat onderwerpen
kunnen worden gemeten die zich niet
in het midden van het beeld bevinden.
(Als een niet-CPU-objectief wordt
gebruikt of als automatisch veld-AF
wordt toegepast (p. 64), meet de camera het middelste
scherpstelpunt.)
Het onderwerp wordt correct belicht, ook als
de achtergrond veel lichter of donkerder is.
1
1 Voor een grotere nauwkeurigheid bij niet-CPU-objectieven kunt u de
brandpuntsafstand en het maximale diafragma van het objectief opgeven
via het menu [Niet-CPU-objectief ] (p.197).
2 Het gemeten gebied wordt niet werkelijk in de zoeker weergegeven.
Meetgebied
2
Meetgebied
2
101
Z
U kiest een lichtmeetmethode door
aan de selectieknop voor de
lichtmeting te draaien totdat de
gewenste methode wordt
weergegeven.
A 3D-kleurenmatrixmeting II
Bij matrixmeting wordt de belichting ingesteld met behulp van een RGB-
sensor met 1005 segmenten.
Bij gebruik van een G- of D-type objectief
wordt ook rekening gehouden met de afstand (3D-kleurenmatrixmeting
II; zie pagina 352 voor informatie over objectieftypen).
Bij andere CPU-
objectieven wordt 3D-afstandsinformatie niet meegenomen
(kleurenmatrixmeting II).
Kleurenmatrixmeting is beschikbaar als de
brandpuntsafstand en het maximale diafragma van een niet-CPU-
objectief zijn opgegeven via de optie [Niet-CPU-objectief ] in het setup-
menu (zie pagina 197; als de brandpuntsafstand en het diafragma niet zijn
opgegeven, wordt centrumgerichte meting gebruikt).
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b5 ([Grootte meetgebied], p.277) als u de
grootte wilt kiezen van het gebied waaraan het meeste gewicht wordt
toegekend bij centrumgerichte meting.
Zie persoonlijke instelling b6
([Fijnafst. voor opt. belichting], p. 277) voor informatie over het instellen
van de optimale belichting voor elke lichtmeetmethode.
Selectieknop lichtmeting
102
Z
Belichtingsstand
De belichtingsstand bepaalt hoe de camera de sluitertijd en het
diafragma instelt wanneer de belichting wordt aangepast.
Er zijn
vier standen beschikbaar: geprogrammeerd automatisch (e),
sluitertijdvoorkeuze (f), diafragmavoorkeuze (g) en handmatig
(h).
A Objectieftypen
Als u een CPU-objectief gebruikt dat is voorzien van een diafragmaring
(p. 352), dient u deze te vergrendelen op het kleinste diafragma (hoogste
f/-getal).
G-type objectieven zijn niet voorzien van een diafragmaring.
Objectieven zonder CPU kunnen alleen worden gebruikt in de
belichtingsstanden g (diafragmavoorkeuze) en h (handmatig).
In andere
standen wordt automatisch de belichtingsstand g geselecteerd als een
niet-CPU-objectief is bevestigd.
De aanduiding voor de belichtingsstand
(e of f) in het LCD-venster knippert en F wordt weergegeven in de
zoeker.
Stand Beschrijving
e
Geprogram-
meerd
automatisch
(p. 104)
De camera stelt de sluitertijd en het diafragma in
voor een optimale belichting.
Aanbevolen voor
snapshots en situaties waarin er weinig tijd is om
camera-instellingen aan te passen.
f
Sluitertijdvoor-
keuze
(p. 106)
De gebruiker kiest de sluitertijd, terwijl de camera
het diafragma kiest dat de beste belichting
oplevert.
Gebruik deze stand om beweging te
bevriezen of onscherp vast te leggen.
g
Diafragmavoor-
keuze
(p. 107)
De gebruiker kiest het diafragma, terwijl de
camera de sluitertijd kiest die het beste resultaat
oplevert.
Gebruik deze stand als u de achtergrond
van portretten onscherp wilt houden of zowel de
voor- als achtergrond van landschapsopnamen
scherp wilt weergeven.
h
Handmatig
(p. 109)
De gebruiker stelt zowel de sluitertijd als het
diafragma in.
Stel de sluitertijd in op “A” voor
lange tijdopnamen.
103
Z
U kiest een belichtingsstand door de knop
I ingedrukt te houden en aan de
hoofdinstelschijf te draaien totdat de
gewenste stand wordt weergegeven in het
LCD-venster of in de zoeker.
A Scherptedieptecontrole
Als u het effect van het diafragma wilt bekijken,
houdt u de knop voor scherptedieptecontrole
ingedrukt.
Het objectief wordt ingesteld op de
door de camera geselecteerde diafragmawaarde
(stand e en f ) of op de waarde die de gebruiker
heeft gekozen (stand g en h), zodat de
scherptediepte in de zoeker kan worden
gecontroleerd.
A Persoonlijke instelling e4, Instellicht
Deze instelling bepaalt of de ingebouwde flitser en de SB-900, SB-800,
SB-600, SB-R200 en andere optionele flitsers die het Creatieve
Verlichtingssysteem (CVS; zie pagina 357) ondersteunen, een instellicht
afgeven wanneer de knop voor scherptedieptecontrole wordt ingedrukt.
Zie pagina 297 voor meer informatie.
A Zie ook
Zie pagina 96 voor informatie over de instelling voor automatische ISO-
gevoeligheid.
Zie pagina 262 voor informatie over het gebruik van de
optie [Ruisonderdr.
lange sluitertijd] in het opnamemenu voor
ruisonderdrukking bij lange sluitertijden.
Zie persoonlijke instelling b2
([Stapgrootte inst. belichting], p. 275) voor meer informatie over het
kiezen van de stapgrootte voor sluitertijd en diafragma.
Zie persoonlijke
instelling f7 ([Functie instelschijven inst.] > [Verwissel hoofd/secundair],
p. 307) als u de functies van de hoofdinstelschijf en de secundaire
instelschijf wilt omwisselen.
I knop
Hoofdinstelschijf
Voorbeeldknop
104
Z
e: Geprogrammeerd automatisch
In deze stand worden de sluitertijd en het diafragma automatisch
ingesteld op basis van een ingebouwd programma. Dit levert in de
meeste situaties een optimale belichting op.
Deze stand wordt
aanbevolen voor snapshots en andere situaties waarin u de
sluitertijd en het diafragma door de camera wilt laten bepalen.
Foto's maken in de stand Geprogrammeerd automatisch:
1 Selecteer de belichtingsstand e.
Houd de knop I ingedrukt en draai
aan de hoofdinstelschijf totdat e wordt
weergegeven in de zoeker en in het LCD-
venster.
2 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
I knop
Hoofdinstelschijf
Sluitertijd:
1
/320 sec.
Diafragma: f/9
105
Z
A Flexibel programma
In de belichtingsstand e kunt u verschillende
combinaties van sluitertijd en diafragma
selecteren door aan de hoofdinstelschijf te
draaien (flexibel programma).
Draai de
instelschijf naar rechts voor een groot diafragma
(laag f/-getal) om de achtergrond onscherp weer
te geven of voor een korte sluitertijd om
beweging te bevriezen.
Draai de instelschijf naar
links voor een klein diafragma (hoog f/-getal) om
de scherptediepte te vergroten of voor een lange
sluitertijd om beweging onscherp weer te geven.
Alle combinaties leveren dezelfde belichting op.
Terwijl het flexibele programma van kracht is,
wordt er een sterretje (*) weergegeven in het
LCD-venster.
Als u de standaardinstellingen voor sluitertijd en diafragma
wilt herstellen, draait u aan de instelschijf totdat het sterretje niet meer
wordt weergegeven, kiest u een andere stand of schakelt u de camera uit.
A Zie ook
Zie pagina 407 voor informatie over het ingebouwde belichtingsprogramma.
Hoofdinstelschijf
Sluitertijd:
1
/2500 sec.
Diafragma: f/2.8
Sluitertijd:
1
/60 sec.
Diafragma: f/22
106
Z
f: Sluitertijdvoorkeuze
In de stand Sluitertijdvoorkeuze kunt u zelf een sluitertijd kiezen,
waarna de camera automatisch het diafragma kiest dat de optimale
belichting oplevert.
Foto's maken in de stand Sluitertijdvoorkeuze:
1
Selecteer de
belichtingsstand
f
.
Houd de knop
I
ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat
f
wordt weergegeven in de
zoeker en in het LCD-
venster.
2
Stel een sluitertijd in.
Draai aan de hoofdinstelschijf om de
gewenste sluitertijd te kiezen.
De sluitertijd
kan worden ingesteld op
p
of op een
waarde tussen 30 sec. (
q
) en
1
/
8000
sec. (
o
).
Gebruik een
lange sluitertijd om beweging te suggereren door bewegende
onderwerpen onscherp weer te geven. Gebruik een korte
sluitertijd om beweging scherp vast te leggen (te bevriezen).
3
Kadreer, stel scherp en maak de foto.
A Zie ook
Zie pagina 393 voor informatie over wat u moet doen als de aanduiding
A” knippert in de sluitertijdweergave.
I knop
Hoofdinstelschijf
Lange sluitertijd (
1
/6 sec.)Korte sluitertijd (
1
/1,600 sec.)
107
Z
g: Diafragmavoorkeuze
In de stand Diafragmavoorkeuze kunt u zelf het diafragma kiezen,
waarna de camera automatisch de sluitertijd kiest die de optimale
belichting oplevert.
Foto's maken in de stand Diafragmavoorkeuze:
1
Selecteer de
belichtingsstand
g
.
Houd de knop
I
ingedrukt en draai aan
de hoofdinstelschijf
totdat
g
wordt weer-
gegeven in de zoeker en
in het LCD-venster.
2
Selecteer een
diafragma.
Draai aan de secundaire
instelschijf om het
gewenste diafragma te
kiezen tussen het
kleinste en het grootste
diafragma van het objectief.
Een klein diafragma (hoog f/-getal)
levert een grote scherptediepte op (zie pagina 103), waardoor
zowel de voor- als de achtergrond scherp wordt weergegeven.
Een groot diafragma (laag f/-getal) verzacht de
achtergronddetails in portretten of andere composities waarbij
de nadruk op het hoofdonderwerp ligt.
I knop
Hoofdinstelschijf
Secundaire instelschijf
Groot diafragma (f/2.8)Klein diafragma (f/36)
108
Z
3 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
A Niet-CPU-objectieven
Als het maximale diafragma van het objectief is
opgegeven via de optie [Niet-CPU-objectief] in
het setup-menu (p. 197) en een niet-CPU-
objectief is bevestigd, wordt het huidige f/-getal
weergegeven in de zoeker en in het LCD-venster,
afgerond op de dichtstbijzijnde volledige stop.
Zo niet, dan wordt in de diafragmaweergave
alleen het aantal stops weergegeven (F, waarbij het maximale diafragma
wordt weergegeven als FA) en moet het f/-getal worden afgelezen van
de diafragmaring.
109
Z
h: Handmatig
In de handmatige belichtingsstand stelt u zowel de sluitertijd als
het diafragma in.
Foto’s maken in de handmatige
belichtingsstand:
1 Selecteer de
belichtingsstand
h.
Houd de knop I
ingedrukt en draai
aan de
hoofdinstelschijf
totdat h wordt
weergegeven in de zoeker en in het LCD-venster.
I knop
Hoofdinstelschijf
110
Z
2 Selecteer het diafragma en de sluitertijd.
Draai aan de hoofdinstelschijf om een sluitertijd te kiezen en draai aan de
secundaire instelschijf om het diafragma in te stellen.
De sluitertijd kan
worden ingesteld op
p
of op een waarde tussen 30 sec. en
1
/
8000
sec., maar de sluiter kan ook voor onbepaalde tijd worden openge-
houden voor lange tijdopnamen (
A
, p. 111).
Het diafragma kan wor-
den ingesteld op een waarde tussen de laagste en de hoogste waarde
van het objectief.
Controleer de belichting in de elektronische analoge
belichtingsaanduidingen (zie pagina 111) en pas de sluitertijd en het dia-
fragma aan totdat de gewenste belichting wordt verkregen.
3 Kadreer, stel
scherp en maak
de foto.
A AF Micro Nikkor-objectieven
Mits een externe lichtmeter wordt gebruikt, hoeft alleen rekening te worden
gehouden met de belichtingsverhouding als het diafragma wordt
ingesteld met de diafragmaring op het objectief.
Secundaire instelschijf
Hoofdinstelschijf
Diafragma
instellen
Sluiter-
instellen
Sluitertijd:
1
/250 sec.
Diafragma: f/8
111
Z
A Elektronische analoge belichtingsaanduidingen
De elektronische analoge belichtingsaanduidingen in het LCD-venster en
in de zoeker geven aan of de foto bij de huidige instellingen onder- of
overbelicht wordt.
Afhankelijk van de optie die is gekozen voor
persoonlijke instelling b2 ([Stapgrootte inst. belichting], p. 275), wordt de
hoeveelheid onder- of overbelichting aangegeven in stappen van
1
/3 LW,
1
/2 LW of 1 LW.
Als de uiterste waarden van het lichtmeetsysteem worden
overschreden, knippert de aanduiding.
A Lange tijdopnamen
Bij de sluitertijd A blijft de sluiter
geopend zolang u de ontspanknop ingedrukt
houdt.
Gebruik deze stand om lange
tijdopnamen te maken van lichtsporen, de
sterrenhemel, nachtlandschappen of
vuurwerk.
Nikon raadt aan een volledig
opgeladen EN-EL3e batterij of een optionele
EH-5a of EH-5 lichtnetadapter te gebruiken
om te voorkomen dat de camera wordt
uitgeschakeld terwijl de sluiter is geopend.
Houd er rekening mee dat
lange belichtingen kunnen leiden tot ruis en afwijkende kleuren. Kies
[Aan] voor de optie [Ruisonderdr.
lange sluitertijd] in het opnamemenu
(p. 262) voordat u de opname maakt.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f10 ([Aanduidingen omkeren], p. 310) voor
informatie over het omkeren van de elektronische analoge
belichtingsaanduiding.
Persoonlijke instelling b2 ingesteld op [1/3 stop]
Optimale belichting
Onderbelicht met
1
/3 LW
Overbelicht met meer dan
2LW
LCD-venster
Zoeker
Sluitertijd: 35 sec.
Diafragma: f/25
112
Z
Belichtingsvergrendeling (AE)
Gebruik belichtingsvergrendeling als u de compositie van een foto
wilt wijzigen nadat u de belichting hebt gemeten.
1 Selecteer centrumgerichte
meting of spotmeting
(p. 100).
Matrixmeting levert niet het
gewenste resultaat op met
belichtingsvergrendeling.
Als
u centrumgerichte meting
gebruikt, selecteert u met de
multi-selector het middelste scherpstelpunt (p. 66).
2 Vergrendel de belichting.
Plaats het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt en druk
de ontspanknop half in.
Terwijl u de
ontspanknop half ingedrukt houdt en
het onderwerp zich in het
geselecteerde scherpstelpunt bevindt,
drukt u op de knop AE-L/AF-L om de
belichting (en de scherpstelling,
behalve bij handmatige scherpstelling)
te vergrendelen.
Controleer of de
scherpstelaanduiding (I) in de zoeker
wordt weergegeven.
Zolang belichtingsvergrendeling actief
is, wordt de aanduiding AE-L in de
zoeker weergegeven.
Selectieknop lichtmeting
Ontspanknop
AE-L/AF-L knop
113
Z
3 Pas de compositie aan.
Houd de knop AE-L/AF-L
ingedrukt, pas de compositie
aan en maak de foto.
A Gemeten gebied
Bij spotmeting wordt de belichting vergrendeld op de waarde die wordt
gemeten in een cirkel van 3 mm die gecentreerd is op het geselecteerde
scherpstelpunt. Bij centrumgerichte lichtmeting zal de belichting worden
vergrendeld op de waarde die wordt gemeten in het midden van de
zoeker (het standaard gebied voor centrumgerichte lichtmeting is een
cirkel van 8 mm in het midden van de zoeker).
A Sluitertijd en diafragma wijzigen
Zolang de belichting is vergrendeld, kunt u de volgende instellingen
wijzigen zonder dat dit van invloed is op de gemeten belichtingswaarde:
De nieuwe waarden kunnen worden gecontroleerd in de zoeker en in het
LCD-venster.
Houd er rekening mee dat u de lichtmeetmethode niet kunt
wijzigen als de belichting is vergrendeld (wijzigingen in de lichtmeting
worden pas toegepast wanneer de belichting wordt ontgrendeld).
A Zie ook
Als [Aan] is geselecteerd voor persoonlijke instelling c1 ([AE-vergr.
ontspanknop], p.279), wordt de belichting vergrendeld wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
Zie persoonlijke instelling f6 ([AE-L/
AF-L knop toewijzen], p. 306) als u de functie van de knop AE-L/AF-L wilt
wijzigen.
Belichtingsstand Instellingen
e Sluitertijd en diafragma (flexibel programma; p. 105)
f Sluitertijd
g Diafragma
114
Z
Belichtingscorrectie
Via belichtingscorrectie kunt u de door de camera geselecteerde
belichtingswaarde wijzigen om foto’s lichter of donkerder te
maken.
In de belichtingsstand
h
wordt alleen de belichtingsinformatie in de
elektronische analoge belichtingsaanduiding gewijzigd. De
sluitertijd en het diafragma veranderen niet.
U kiest een waarde voor
belichtingscorrectie door de knop E
ingedrukt te houden en aan de
hoofdinstelschijf te draaien totdat de
gewenste waarde wordt weergegeven in
het LCD-venster of in de zoeker.
E knop
Hoofdinstelschijf
±0 LW
(knop E ingedrukt)
–0,3 LW
+2,0 LW
115
Z
De belichtingscorrectie kan worden ingesteld op een waarde
tussen –5 LW (onderbelichting)
en +5 LW (overbelichting) in
stappen van
1
/3 LW.
Kies een positieve waarde om het onderwerp
lichter te maken of een negatieve waarde om het onderwerp
donkerder te maken.
Bij een andere waarde dan ±0 knippert de 0 in het midden van de
elektronische analoge belichtingsaanduiding en wordt het
pictogram E weergegeven in het LCD-venster en in de zoeker
zodra u de knop E loslaat.
U kunt de huidige waarde voor
belichtingscorrectie controleren in de elektronische analoge
belichtingsaanduiding door op de knop E te drukken.
De normale belichting kan worden hersteld door de
belichtingscorrectie in te stellen op ±0.
De belichtingscorrectie
wordt niet ongedaan gemaakt wanneer de camera wordt
uitgeschakeld.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b3 ([Stapgrootte belichtingscorr.], p. 275) voor
informatie over het kiezen van de stapgrootte voor belichtingscorrectie.
Zie persoonlijke instelling b4 ([Eenv. belichtingscorrectie], p. 276) voor
informatie over het aanpassen van de belichtingscorrectie zonder op de
knop E te drukken.
–1 LW Geen
belichtingscorrectie
+1 LW
116
Z
Bracketing
De D300 biedt drie soorten bracketing: belichtingsbracketing,
flitsbracketing en witbalansbracketing.
Bij belichtingsbracketing
(p. 117) past de camera voor elke opname de belichtingscorrectie
aan, terwijl bij flitsbracketing (p. 117) voor elke opname de
flitssterkte wordt aangepast (i-TTL en, in geval van de SB-900 en
SB-800, alleen automatisch diafragma flitserstand; zie pagina’s
357–360).
Telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen, wordt
slechts één foto gemaakt. Dit betekent dat u meerdere opnamen
moet maken om de bracketingserie te voltooien.
Belichtings- en
flitsbracketing worden aanbevolen in gevallen waarin het moeilijk
is om de belichting in te stellen en u onvoldoende tijd hebt om het
resultaat te bekijken en de instellingen na elke opname aan te
passen.
Bij witbalansbracketing (p. 121) maakt de camera meerdere
opnamen telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen, waarbij
voor elke opname een andere witbalansinstelling wordt gebruikt.
U hoeft slechts één foto te maken om de bracketingserie te
voltooien.
Witbalansbracketing wordt aanbevolen als u
fotografeert bij verschillende soorten licht of als u wilt
experimenteren met verschillende witbalansinstellingen.
A Zie ook
Bij de standaardinstellingen varieert de camera zowel de belichting als de
flitssterkte.
Via persoonlijke instelling e5 ([Inst. voor auto bracketing],
p. 297) kunt u het type bracketing selecteren.
U kunt de instellingen voor bracketing wijzigen met behulp van de knop
Fn (standaardinstelling, zie persoonlijke instelling f4, [FUNC.-knop
toewijzen], p. 302), de scherptedieptecontroleknop (persoonlijke
instelling f5, [Voorbeeldknop toewijzen], p. 305) of de knop AE-L/AF-L
(persoonlijke instelling f6, [AE-L/AF-L knop toewijzen], p. 306).
Bepaalde
opties voor “knop indrukken” kunnen niet worden gecombineerd met
opties voor “+ schijven.
Bij de uitleg die volgt, wordt er vanuit gegaan dat
bracketing is toegewezen aan de knop Fn.
117
Z
❚❚ Belichtings- en flitsbracketing
1 Selecteer belichtings- of
flitsbracketing.
Kies het type bracketing dat wordt
uitgevoerd via persoonlijke instelling e5
([Inst. voor auto bracketing], p. 297).
Kies
[AE & flits] (de standaardinstelling) als u zowel de belichting als
de flitssterkte wilt variëren. Kies [Alleen AE] als u alleen de
belichting wilt variëren of kies [Alleen flits] als u alleen de
flitssterkte wilt variëren.
2 Selecteer het aantal opnamen.
Houd de knop Fn ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf
om het aantal opnamen in de bracketingserie te kiezen.
Het
aantal opnamen wordt weergegeven in het LCD-venster.
Bij andere instellingen dan nul worden
het pictogram M en de aanduiding
voor belichtings- en flitsbracketing
weergegeven in het LCD-venster en
knippert het pictogram E in de zoeker.
Fn knop
Hoofdinstelschijf
LCD-venster
Aantal opnamen
Aanduiding belichtings-
en flitsbracketing
118
Z
3 Selecteer een stapgrootte voor de belichting.
Houd de knop Fn ingedrukt en draai aan de secundaire
instelschijf om de stapgrootte voor de belichting te kiezen.
Bij de standaardinstellingen kan de stapgrootte worden
gekozen uit
1
/3,
2
/3 en 1 LW.
In de onderstaande tabel worden
de bracketingprogrammas met een stapgrootte van
1
/3 LW
weergegeven.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b2 ([Stapgrootte inst. belichting], p. 275) voor
informatie over het kiezen van de stapgrootte voor de belichting.
Zie
persoonlijke instelling e7 ([Bracketingvolgorde], p. 299) als u de volgorde
wilt kiezen waarin bracketing wordt toegepast.
Weergave LCD-venster
Aantal
opnamen
Bracketingvolgorde (LW’s)
00
3 +0.3/0/+0.7
3 –0.3/–0.7/0
20/+0.3
20/0.3
3 0/–0.3/+0.3
5 0/–0.7/–0.3/+0.3/+0.7
7
0/–1.0/–0.7/–0.3/+0.3/
+0.7/+1.0
9
0/–1.3/–1.0/–0.7/–0.3/
+0.3/+0.7/+1.0/+1.3
Fn knop
Secundaire
instelschijf
LCD-venster
S
tapgrootte
b
e
li
c
h
t
i
ng
119
Z
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera varieert de belichting en/of de flitssterkte per
opname, op basis van het geselecteerde
bracketingprogramma.
Wijzigingen in de belichting worden
opgeteld bij wijzigingen die zijn aangebracht via
belichtingscorrectie (zie pagina 114), zodat het mogelijk is een
belichtingscorrectie van meer dan 5 LW toe te passen.
Terwijl bracketing van kracht is, wordt
een voortgangsaanduiding
weergegeven in het LCD-venster.
Na
elke opname verdwijnt een deel van de
aanduiding.
Stapgrootte
belichting:
–1 LW
Stapgrootte
belichting:
0 LW
Stapgrootte
belichting:
+1 LW
120
Z
❚❚ Bracketing annuleren
U annuleert bracketing door de knop Fn ingedrukt te houden en
aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat het aantal opnamen in
de bracketingserie op nul staat ( ) en M niet meer wordt
weergegeven in het LCD-venster boven op de camera.
De
volgende keer dat u bracketing activeert, wordt het laatst
gebruikte programma hersteld.
Bracketing kan ook worden
geannuleerd via een reset met twee knoppen (p. 182), hoewel in
dit geval het bracketingprogramma niet wordt hersteld wanneer u
bracketing later opnieuw activeert.
A Belichtings- en flitsbracketing
In de stand Enkel beeld en in de zelfontspannerstand wordt één foto
gemaakt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
In de standen
Continu laag en Continu hoog wordt de opname onderbroken nadat het
aantal foto’s is gemaakt dat is ingesteld in het bracketingprogramma.
De
opname wordt hervat wanneer de ontspanknop opnieuw wordt
ingedrukt.
Als de geheugenkaart vol is voordat alle foto’s in de serie zijn gemaakt,
kan de opname worden hervat vanaf de volgende foto in de serie nadat u
de geheugenkaart hebt vervangen of foto’s hebt verwijderd om ruimte
vrij te maken op de geheugenkaart.
Als u de camera uitschakelt voordat
alle foto’s in de serie zijn gemaakt, wordt bracketing hervat vanaf de
volgende foto in de serie nadat u de camera weer hebt ingeschakeld.
A Belichtingsbracketing
De camera past de belichting aan door de sluitertijd en het diafragma
(geprogrammeerd automatisch), het diafragma (sluitertijdvoorkeuze) of
de sluitertijd (diafragmavoorkeuze, handmatige belichting) te variëren.
Als [Aan] is geselecteerd voor [ISO-gevoeligheid instellen] > [Inst autom
ISO-gevoeligheid] in het opnamemenu, varieert de camera automatisch
de ISO-gevoeligheid voor een optimale belichting wanneer de uiterste
waarden van het lichtmeetsysteem van de camera worden overschreden.
Persoonlijke instelling e6 ([Auto bracketing (M-stand)], p.
298) kan
worden gebruikt om de methode voor belichtings- en flitsbracketing in
de handmatige belichtingsstand te wijzigen.
Bracketing kan worden
uitgevoerd door zowel de flitssterkte als de sluitertijd en/of het diafragma
te variëren of door alleen de flitssterkte te variëren.
121
Z
❚❚ Witbalansbracketing
1 Selecteer witbalansbracketing.
Kies [Witbalans bracketing] voor
persoonlijke instelling e5 ([Inst. voor
auto bracketing], p. 297).
2 Selecteer het aantal opnamen.
Houd de knop Fn ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf
om het aantal opnamen in de bracketingserie te kiezen.
Het
aantal opnamen wordt weergegeven in het LCD-venster.
Bij andere instellingen dan nul worden het pictogram W en
de aanduiding voor witbalansbracketing weergegeven in het
LCD-venster.
Aantal opnamen
LCD-venster
Aanduiding
witbalansbracketing
Fn knop
Hoofdinstelschijf
122
Z
3 Selecteer een stapgrootte voor de witbalans.
Houd de knop Fn ingedrukt en draai aan de secundaire
instelschijf om de witbalansinstelling te kiezen.
Elke stap is
ongeveer equivalent met 5 mired.
Kies uit stappen van 1 (5 mired), 2 (10 mired) of 3 (15 mired).
Hoe hoger de B-waarde, hoe meer blauw; hoe hoger de A-
waarde, hoe meer amber (p. 130).
In de onderstaande tabel
worden de bracketingprogrammas met een stapgrootte van 1
weergegeven.
A Zie ook
Zie pagina 131 voor een definitie van “mired”.
Weergave LCD-venster
Aantal
opna-
men
Stapgrootte
witbalans
Bracketingvolgorde
(LW’s)
01 0
31B 1B/0/2B
31A 1A/2A/0
21B 0/1B
21A 0/1A
3 1A, 1B 0/1A/1B
5 1A, 1B 0/2A/1A/1B/2B
71A, 1B
0/3A/2A/1A/
1B/2B/3B
91A, 1B
0/4A/3A/2A/1A/
1B/2B/3B/4B
Stapgrootte
witbalans
Fn knop
Secundaire
instelschijf
LCD-venster
123
Z
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Bij elke opname wordt het aantal kopieën gemaakt dat is
ingesteld in het bracketingprogramma, waarbij elke kopie een
andere witbalans heeft.
Wijzigingen in de witbalans worden
opgeteld bij de witbalansinstelling die is aangebracht met de
fijnafstelling voor de witbalans.
Als het aantal opnamen in het
bracketingprogramma groter is dan
het aantal resterende opnamen,
knippert de opnameteller in het LCD-
venster en de zoeker en wordt de
onspanknop geblokkeerd.
De
opname kan beginnen zodra een
nieuwe geheugenkaart is geplaatst.
124
Z
❚❚ Bracketing annuleren
U annuleert bracketing door de knop Fn ingedrukt te houden en
aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat het aantal opnamen in
de bracketingserie op nul (r) staat en W niet meer wordt
weergegeven in het LCD-venster.
De volgende keer dat u
bracketing activeert, wordt het laatst gebruikte programma
hersteld.
Bracketing kan ook worden geannuleerd via een reset
met twee knoppen (p. 182), hoewel in dit geval het
bracketingprogramma niet wordt hersteld wanneer u bracketing
later opnieuw activeert.
A Witbalansbracketing
Witbalansbracketing is niet beschikbaar bij de beeldkwaliteit NEF (RAW).
Als u [NEF (RAW)], [NEF (RAW)+JPEG Fijn], [NEF (RAW)+JPEG Normaal] of
[NEF (RAW)+JPEG Basis] selecteert, wordt witbalansbracketing
geannuleerd.
Witbalansbracketing heeft alleen invloed op de kleurtemperatuur (de as
amber-blauw in de weergave voor de fijnafstelling van de witbalans,
p. 129).
De as groen-magenta wordt niet aangepast.
In de zelfontspannerstand (p. 89) wordt telkens wanneer de sluiter
ontspant het aantal opnamen gemaakt dat is ingesteld in het
witbalansprogramma.
Als u de camera uitschakelt terwijl het toegangslampje voor de
geheugenkaart brandt, wordt de camera pas uitgeschakeld nadat alle
foto’s in de serie zijn opgeslagen.
r
125
r
Witbalans
Zorgen voor natuurlijke kleuren
De kleur van het licht dat door een voorwerp wordt weerkaatst,
hangt af van de kleur van de lichtbron.
De menselijke hersenen
kunnen zich aanpassen aan wijzigingen in de kleur van de
lichtbron, waardoor witte voorwerpen wit lijken, ongeacht of ze
zich in de schaduw bevinden of door direct zonlicht of
gloeilamplicht worden beschenen.
In tegenstelling tot de film die
wordt gebruikt in analoge cameras, bootsen digitale camera’s
deze aanpassing na door beelden te bewerken overeenkomstig de
kleur van de lichtbron.
Dit wordt de “witbalans” genoemd.
In dit
hoofdstuk worden de instellingen voor de witbalans besproken.
Witbalansopties................................................................ p. 126
Fijnafstelling witbalans................................................... p. 129
Een kleurtemperatuur kiezen ........................................ p. 133
Handmatige preset .......................................................... p. 134
126
r
Witbalansopties
Als u een foto met natuurlijke kleuren wilt maken, kiest u van
tevoren een witbalansinstelling die past bij de lichtbron.
De
volgende opties zijn beschikbaar:
Optie
Kleurtemp.
(K)
Beschrijving
v
Automatisch
(standaard)
3.500–
8.000
*
De witbalans wordt automatisch
aangepast op basis van de
kleurtemperatuur die wordt gemeten
door de beeldsensor en de 1005-
segments RGB-sensor.
Gebruik een G- of
D-type objectief voor het beste
resultaat.
Als de ingebouwde flitser of
een optionele flitser wordt gebruikt,
weerspiegelt de witbalans de
omstandigheden die gelden op het
moment dat de flitser afgaat.
J Gloeilamplicht 3.000
*
Voor opnamen bij gloeilamplicht.
I TL-licht
Voor opnamen met de volgende zeven
lichtbronnen:
Natriumdamplampen 2.700
*
Voor opnamen bij natriumdamp-
verlichting (bijv. in sporthallen).
Warm wit
fluorescerend
3.000
*
Voor opnamen bij warm wit tl-licht.
Wit fluorescerend 3.700
*
Voor opnamen bij wit tl-licht.
Koel wit fluorescerend 4.200
*
Voor opnamen bij koel wit tl-licht.
Dag wit fluorescerend 5.000
*
Voor opnamen bij wit daglicht-tl-licht.
Daglicht fluorescerend 6.500
*
Voor opnamen bij daglicht-tl-licht.
Kwikdamp op hoge
temp.
7.200
*
Voor opnamen bij lichtbronnen met een
hoge kleurtemperatuur (bijv.
kwikdamplampen).
H Direct zonlicht 5.200
*
Voor onderwerpen in direct zonlicht.
127
r
Automatische witbalans wordt aanbevolen voor de meeste
lichtbronnen.
Als het gewenste resultaat niet kan worden bereikt
met automatische witbalans, kiest u een optie uit de
bovenstaande lijst of gebruikt u de vooringestelde witbalans.
U kiest de witbalans door de knop WB ingedrukt te houden en aan
de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt
weergegeven in het LCD-venster.
A Het menu Witbalans
U kunt de witbalans ook aanpassen via de optie [Witbalans] in het
opnamemenu (p. 254).
A I (TL-licht)
Als u I (TL-licht) selecteert met de knop WB en de hoofdinstelschijf, wordt
het type verlichting ingesteld dat is geselecteerd voor de optie [TL-licht]
in het witbalansmenu (p. 254).
N Flitslicht 5.400
*
Voor gebruik met de ingebouwde of een
optionele flitser.
G Bewolkt 6.000
*
Voor onderwerpen bij daglicht onder
een bewolkte hemel.
M Schaduw 8.000
*
Voor onderwerpen bij daglicht in de
schaduw.
K Kies kleurtemperatuur
2.500–
10.000
Kies de kleurtemperatuur uit een lijst
met waarden (p. 133).
L Handmatige preset
Gebruik een voorwerp, lichtbron of
bestaande foto als referentie voor de
witbalans (p. 134).
* Alle waarden zijn benaderingen.
Fijnafstelling ingesteld op 0.
Optie
Kleurtemp.
(K) Beschrijving
WB knop
Hoofdinstelschijf
LCD-venster
128
r
A Studioflitsers
De automatische witbalans levert mogelijk niet het gewenste resultaat op bij
gebruik van grote studioflitsers.
Kies een kleurtemperatuur, gebruik de
vooringestelde witbalans of stel de witbalans in op [Flitslicht] en gebruik
fijnafstelling om de witbalans aan te passen.
A Kleurtemperatuur
De waargenomen kleur van een lichtbron hangt af van de kijker en van andere
omstandigheden.
De kleurtemperatuur is een objectieve maateenheid voor de
kleur van een lichtbron, die wordt gedefinieerd als de temperatuur waarop een
voorwerp zou moeten worden verhit om licht met dezelfde golflengte uit te
stralen.
Terwijl lichtbronnen met een kleurtemperatuur in de buurt van 5000–
5500 K er wit uitzien, hebben lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur, zoals
gloeilampen, een gele of rode zweem.
Lichtbronnen met een hogere
kleurtemperatuur hebben een blauwe zweem.
A Zie ook
Als [Witbalans bracketing] is geselecteerd voor persoonlijke instelling e5 ([Inst.
voor auto bracketing], p. 297), maakt de camera meerdere opnamen telkens
wanneer de sluiter wordt ontspannen.
De witbalans wordt voor elke foto
gevarieerd ten opzichte van de huidige waarde die is geselecteerd voor de
witbalans.
Zie pagina 116 voor meer informatie.
129
r
Fijnafstelling witbalans
De witbalans kan verder worden aangepast om variaties in de
kleur van de lichtbron te corrigeren of om een foto opzettelijk een
kleurzweem te geven.
U kunt de witbalans nauwkeuriger afstellen
met de optie [Witbalans] in het opnamemenu of door de knop WB
ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien.
❚❚ Het menu Witbalans
1 Selecteer een optie voor de
witbalans.
Selecteer [Witbalans] in het
opnamemenu (p. 254),
markeer een witbalansoptie en
druk op 2.
Als een andere optie dan [TL-licht], [Kies
kleurtemperatuur] of [Handmatige preset] is geselecteerd,
gaat u verder met stap 2.
Als [TL-licht] is geselecteerd,
markeert u een type verlichting en drukt u op 2.
Als [Kies
kleurtemperatuur] is geselecteerd, markeert u een
kleurtemperatuur en drukt u op 2.
Als [Handmatige preset] is
geselecteerd, kiest u voordat u verdergaat een preset, zoals
wordt beschreven op pagina 142.
130
r
2 Pas de witbalans verder
aan.
Gebruik de multi-selector om
de witbalans nauwkeurig af te
stellen.
U kunt de witbalans
fijn afstellen op de as amber
(A)–blauw (B) en op de as
groen (G)–magenta (M).
Op de horizontale as (amber-blauw)
kunt u de kleurtemperatuur aanpassen, waarbij elke stap
equivalent is met circa 5 mired.
Het effect van aanpassingen
op de verticale as (groen-magenta) is vergelijkbaar met het
effect van de overeenkomstige kleurcorrectiefilters.
3 Druk op J.
Druk op J om de instellingen op te
slaan en terug te keren naar het
opnamemenu. Als de witbalans is
aangepast op de as A-B, wordt het
pictogram E weergegeven in het LCD-
venster.
Coördinaten
Instelling
Meer groen toevoegen
Meer magenta toevoegen
Meer blauw toevoegen
Meer amber
toevoegen
Groen (G)
Magenta (M)
Blauw (B) Amber (A)
J knop
131
r
A Fijnafstelling witbalans
De kleuren op de assen voor fijnafstelling zijn relatief, niet absoluut. Als u de cursor
bijvoorbeeld in de richting van
B
(blauw) verplaatst wanneer een “warme
instelling als
J
(gloeilamplicht) is geselecteerd voor witbalans, worden foto’s iets
“kouder” maar niet blauw.
A “Mired”
Een wijziging in de kleurtemperatuur levert een groter kleurverschil op bij lage
kleurtemperaturen dan bij hoge kleurtemperaturen.
Een wijziging van 1000 K
levert bijvoorbeeld een veel grotere kleurverandering op bij 3000 K dan bij 6000 K.
Mired, dat wordt berekend door de inverse van de kleurtemperatuur met 10
6
te
vermenigvuldigen, is een maateenheid voor kleurtemperatuur die rekening houdt
met deze variaties. Daarom wordt deze eenheid gebruikt voor kleurcorrectiefilters.
Bijvoorbeeld:
4000 K–3000 K (een verschil van 1000 K) = 83 mired
7000 K–6000 K (een verschil van 1000 K) = 24 mired
132
r
❚❚ De knop WB
Bij andere instellingen dan K ([Kies kleurtemperatuur]) of L
([Handmatige preset]) kunt u met de knop WB de witbalans fijn
afstellen op de as amber (A)–blauw (B) (p. 130; als K of L is
geselecteerd, kunt u de witbalans fijn afstellen via het
opnamemenu, zoals wordt beschreven op pagina 129).
Er zijn zes
instellingen beschikbaar in beide richtingen. Elke stap komt
overeen met ongeveer 10 mired (p. 131).
Houd de knop WB
ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf totdat de
gewenste waarde wordt weergegeven in het LCD-venster.
Als u de
secundaire instelschijf naar links draait, neemt de hoeveelheid
amber (A) toe.
Als u de secundaire instelschijf naar rechts draait,
neemt de hoeveelheid blauw (B) toe.
Bij andere instellingen dan 0
wordt het pictogram E weergegeven in het LCD-venster.
WB knop
Secundaire
instelschijf
LCD-venster
133
r
Een kleurtemperatuur kiezen
Als K ([Kies kleurtemperatuur]) is geselecteerd voor de witbalans,
kunt u de kleurtemperatuur selecteren door de knop WB ingedrukt
te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien.
De
kleurtemperatuur wordt weergegeven in het LCD-venster:
D Kies kleurtemperatuur
Houd er rekening mee dat bij flitslicht of tl-licht niet het gewenste resultaat wordt
verkregen.
Kies voor deze lichtbronnen
N
([Flitslicht]) of
I
([TL-licht]).
Maak bij
andere lichtbronnen een testfoto om te bepalen of de geselecteerde waarde
geschikt is.
A Het menu Witbalans
U kunt de kleurtemperatuur ook selecteren in het menu Witbalans.
Let op: de
kleurtemperatuur die u selecteert met de knop
WB
en de secundaire instelschijf
vervangt de waarde die is geselecteerd in het menu Witbalans.
WB knop
Secundaire
instelschijf
LCD-venster
134
r
Handmatige preset
U kunt de handmatige preset gebruiken om aangepaste
witbalansinstellingen op te slaan en te gebruiken voor opnamen
bij verschillende soorten licht of om lichtbronnen met een
duidelijke kleurzweem te corrigeren.
Er zijn twee methoden voor
het instellen van de vooringestelde witbalans:
Methode Beschrijving
Direct meten
Een neutraal grijs of wit voorwerp wordt geplaatst
in het licht dat voor de uiteindelijke foto zal
worden gebruikt en de witbalans wordt door de
camera gemeten (p. 136).
Overnemen van
bestaande foto
De witbalans wordt gekopieerd van een foto op
de geheugenkaart (p. 140).
135
r
De camera kan maximaal vijf waarden voor de vooringestelde
witbalans opslaan in de presets d-0 tot en met d-4.
U kunt een
beschrijvende opmerking toevoegen aan elke witbalanspreset
(p. 144).
A Witbalanspresets
Wijzigingen in de witbalanspresets worden toegepast op alle geheugenbanken
van het opnamemenu (p. 255).
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven
als de gebruiker probeert een witbalanspreset te wijzigen die is gemaakt in een
andere geheugenbank van het opnamemenu (er wordt geen waarschuwing
weergegeven voor preset d-0).
d-0
Hierin wordt de laatst gemeten
waarde voor de witbalans
opgeslagen (p. 136).
Deze preset
wordt overschreven wanneer een
nieuwe waarde wordt gemeten.
d-1–d-4
Waarden opslaan die zijn gekopieerd uit d-0
(p. 139).
Waarden opslaan die zijn
gekopieerd van foto's op
de geheugenkaart
(p. 140).
136
r
❚❚ Een waarde meten voor de witbalans
1 Belicht een referentievoorwerp.
Plaats een neutraal wit of grijs voorwerp in het licht dat voor
de uiteindelijke foto wordt gebruikt.
In een studio kan een
standaard grijskaart als referentievoorwerp worden gebruikt.
Bij het meten van de witbalans wordt de belichting
automatisch met 1 LW verhoogd; in de belichtingsstand h
moet de belichting zo worden aangepast dat de elektronische
analoge belichtingsaanduiding ±0 weergeeft (p. 111).
2 Stel de witbalans in op L ([Handmatige preset]).
Houd de knop WB ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf
totdat L wordt weergegeven in het LCD-venster.
WB knop
Hoofdinstelschijf
LCD-venster
137
r
3 Selecteer de stand voor direct
meten.
Laat de knop WB kort los en houd de
knop vervolgens ingedrukt totdat het
pictogram L in het LCD-venster en in
de zoeker begint te knipperen.
Er
verschijnt ook een knipperende D in
het LCD-venster en in de zoeker.
Bij de
standaardinstellingen knipperen de
aanduidingen gedurende circa zes seconden.
4 Meet de witbalans.
Voordat de aanduidingen stoppen met knipperen,
richt u de camera zo dat het referentievoorwerp de
zoeker vult en drukt u de ontspanknop helemaal in.
De
camera meet een waarde voor de witbalans en slaat deze op
in preset d-0.
Er wordt geen foto opgeslagen; de witbalans
kan zelfs nauwkeurig worden gemeten als de camera niet
heeft scherpgesteld.
5 Controleer het resultaat.
Als de camera een waarde voor de
witbalans heeft gemeten, knippert
C in het LCD-venster, terwijl a
knippert in de zoeker.
Bij de
standaardinstellingen knipperen de
aanduidingen gedurende circa zes
seconden.
Zoeker
LCD-venster
Zoeker
LCD-venster
138
r
Als het te donker of te licht is, kan de
camera de witbalans mogelijk niet
meten.
In dat geval knippert ba in
het LCD-venster en in de zoeker (bij de
standaardinstellingen knipperen de
aanduidingen gedurende circa zes
seconden).
Druk de ontspanknop half in
om terug te keren naar stap 4 en de
witbalans opnieuw te meten.
6 Selecteer preset d-0.
Als u de nieuwe waarde voor de vooringestelde witbalans
direct wilt gebruiken, selecteert u preset d-0 door de knop WB
ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te
draaien totdat d-0 wordt weergegeven in het LCD-venster.
D Stand voor direct meten
Als geen handelingen plaatsvinden terwijl de aanduidingen knipperen, wordt de
stand voor direct meten beëindigd na de tijdsduur die is ingesteld voor
persoonlijke instelling c2 ([Lichtmeter automatisch uit], p. 279).
De
standaardinstelling is zes seconden.
A Preset d-0
De nieuwe waarde voor de witbalans wordt opgeslagen
in preset d-0, waarbij automatisch de vorige waarde
voor deze preset wordt vervangen (er wordt geen
bevestigingsvenster weergegeven).
Er wordt een
miniatuur weergegeven in de lijst met witbalanspresets.
Als u de nieuwe waarde wilt gebruiken voor de witbalans, selecteert u preset d-0.
(Als er geen waarde voor de witbalans is gemeten voordat d-0 wordt geselecteerd,
wordt de witbalans ingesteld op een kleurtemperatuur van 5200 K, wat
overeenkomt met [Direct zonlicht].)
De nieuwe witbalanswaarde blijft
opgeslagen in preset d-0 totdat de witbalans opnieuw wordt gemeten.
Als u
preset d-0 naar een van de andere presets kopieert voordat u een nieuwe waarde
voor de witbalans meet, kunt u maximaal vijf witbalanswaarden opslaan (p. 139).
Zoeker
LCD-venster
139
r
❚❚
Witbalans kopiëren van d-0 naar preset d-1–d-4
Voer de onderstaande stappen uit als u een gemeten waarde voor
de witbalans wilt kopiëren van d-0 naar andere presets (d-1–d-4).
1 Selecteer L
([Handmatige preset]).
Markeer [Handmatige preset]
in het witbalansmenu (p. 126)
en druk op2.
2 Selecteer een
bestemming.
Markeer de gewenste preset
(d-1 t/m d-4) en druk op het
midden van de multi-selector.
3 Kopieer d-0 naar de
geselecteerde preset.
Markeer [Kopieer d-0] en druk
op J.
Als er commentaar aan
d-0 is toegevoegd (p. 144),
wordt dit commentaar
gekopieerd naar het commentaar voor de geselecteerde
preset.
140
r
❚❚ Witbalans van een foto kopiëren (alleen d-1–d-4)
Voer de onderstaande stappen uit als u de witbalanswaarde van
een foto op de geheugenkaart wilt kopiëren naar een
geselecteerde preset (alleen d-1–d-4).
Bestaande
witbalanswaarden kunnen niet worden gekopieerd naar preset
d-0.
1 Selecteer L
([Handmatige preset]).
Markeer [Handmatige preset]
in het witbalansmenu (p. 126)
en druk op2.
2 Selecteer een bestemming.
Markeer de gewenste preset
(d-1 t/m d-4) en druk op het
midden van de multi-selector.
3 Kies [Selecteer foto].
Markeer [Selecteer foto] en
druk op 2.
141
r
4 Markeer een bronfoto.
Markeer de bronfoto.
Druk op
de knop X als u de
gemarkeerde foto
schermvullend wilt weergeven.
5 Kopieer de witbalans.
Druk op het midden van de multi-
selector om de witbalanswaarde van de
gemarkeerde foto naar de geselecteerde preset te kopiëren.
Als er commentaar is toegevoegd aan de gemarkeerde foto
(p. 316), wordt dit commentaar gekopieerd naar het
commentaar voor de geselecteerde preset.
A Een witbalanspreset selecteren
Druk op 1 om de huidige preset (d-0d-4) te
markeren en druk op 2 om een andere preset te
selecteren.
142
r
❚❚ Een vooringestelde witbalans selecteren
U stelt de witbalans als volgt in op een vooringestelde waarde:
1 Selecteer L
([Handmatige preset]).
Markeer [Handmatige preset]
in het witbalansmenu (p. 126)
en druk op2.
2 Selecteer een preset.
Markeer de gewenste preset en
druk op het midden van de
multi-selector.
Als u de
gemarkeerde preset wilt
selecteren en het menu voor
fijnafstelling (p. 130) wilt
weergeven zonder de
volgende stap uit te voeren, drukt u niet op het midden van de
multi-selector maar op J.
3 Selecteer [Instellen].
Markeer [Instellen] en druk op
2.
Het menu voor fijnafstelling
wordt weergegeven voor de
geselecteerde witbalanspreset
(p. 130).
143
r
A Een vooringestelde witbalans selecteren: de knop WB
Bij de instelling L ([Handmatige preset]) kunt u presets ook selecteren
door de knop WB ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te
draaien. De geselecteerde preset wordt weergegeven in het LCD-venster
zolang de knop WB wordt ingedrukt.
WB knop
Secundaire
instelschijf
LCD-venster
144
r
❚❚ Commentaar invoeren
Voer de volgende stappen uit als u een beschrijvend commentaar
van maximaal 36 tekens wilt toevoegen aan een geselecteerde
witbalanspreset.
1 Selecteer L
([Handmatige preset]).
Markeer [Handmatige preset]
in het menu Witbalans (p. 126)
en druk op 2.
2 Selecteer een preset.
Markeer de gewenste preset en
druk op het midden van de
multi-selector.
3 Selecteer [Commentaar
bewerken].
Markeer [Commentaar
bewerken] en druk op 2.
4 Bewerk het commentaar.
Bewerk het commentaar zoals wordt
beschreven op pagina 256.
J
145
J
Beeldoptimalisatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verscherping, contrast,
helderheid, verzadiging en tint optimaliseert met behulp van
beeldinstellingen, hoe u details in hoge lichten en schaduwen
kunt behouden met behulp van actieve D-Lighting en hoe u een
kleurruimte kiest.
Beeldinstellingen ............................................................. p. 146
Eigen beeldinstellingen maken.................................................. p. 154
Actieve D-Lighting ........................................................... p. 165
Kleurruimte ....................................................................... p. 167
146
J
Beeldinstellingen
Dankzij Nikon’s unieke beeldinstellingsysteem kunt u instellingen
voor beeldverwerking delen met diverse compatibele apparaten
en softwareprogramma’s.
Kies een van de vooraf geïnstalleerde
beeldinstellingen om de instellingen voor beeldverwerking direct
aan te passen of breng afzonderlijke wijzigingen aan in
verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint.
U kunt
deze instellingen onder een nieuwe naam opslaan als eigen
beeldinstelling en ze vervolgens naar wens oproepen of
bewerken.
U kunt eigen beeldinstellingen ook opslaan op de
geheugenkaart, zodat u ze kunt gebruiken in een compatibel
softwareprogramma. Omgekeerd kunt u beeldinstellingen die u
met een softwareprogramma hebt gemaakt in de camera laden.
Elke set beeldinstellingen produceert vrijwel hetzelfde resultaat
op alle cameras die het beeldinstellingsysteem van Nikon
ondersteunen.
147
J
❚❚ Beeldinstellingen gebruiken
Hieronder wordt beschreven hoe u beeldinstellingen kunt
gebruiken.
Beeldinstellingen van Nikon selecteren (p. 148): Selecteer een
bestaande beeldinstelling van Nikon.
Bestaande beeldinstellingen aanpassen (p. 150): Pas een bestaande
beeldinstelling aan om de gewenste combinatie van
verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint te creëren
voor een bepaald onderwerp of effect.
Eigen beeldinstellingen maken (p. 154): Sla aangepaste
beeldinstellingen onder een unieke naam op, zodat u ze naar
wens kunt oproepen of bewerken.
Eigen beeldinstellingen delen (p. 158): Eigen beeldinstellingen
gemaakt met de camera kunnen worden opgeslagen op de
geheugenkaart voor gebruik in ViewNX versie 1.2.0 of hoger en
andere compatibele software of eigen beeldinstellingen die met
software zijn aangemaakt, kunnen in de camera worden
geladen.
Eigen beeldinstellingen beheren (p. 161): Verwijder eigen
beeldinstellingen of geef ze een andere naam.
A Het verschil tussen beeldinstellingen van Nikon en eigen
beeldinstellingen
De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn geïnstalleerd, worden
beeldinstellingen van Nikon genoemd. Naast de vooraf geïnstalleerde
beeldinstellingen van Nikon kunt u ook optionele beeldinstellingen
downloaden van de Nikon-websites.
U kunt eigen beeldinstellingen maken
door bestaande beeldinstellingen van Nikon aan te passen.
Zowel de
beeldinstellingen van Nikon als eigen beeldinstellingen kunnen worden
gedeeld met compatibele apparaten en softwareprogrammas.
148
J
Beeldinstellingen van Nikon selecteren
De camera biedt vier vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen van
Nikon.
Kies een beeldinstelling die past bij het onderwerp of het
soort opname.
❚❚ Een beeldinstelling kiezen
1 Selecteer [Beeldinstelling
kiezen].
Markeer [Beeldinstelling
kiezen] in het opnamemenu (p.
254) en druk op 2.
2 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer de gewenste
beeldinstelling en druk op J.
Optie Beschrijving
Q Standaard
Standaardverwerking voor een evenwichtig
resultaat.
Aanbevolen voor de meeste situaties.
R Neutraal
Minimale verwerking voor een natuurlijk resultaat.
Kies deze optie voor foto's die later uitgebreid
zullen worden bewerkt of verbeterd.
S Levendig
Fotos worden verbeterd voor prachtige, levendige
afdrukken.
Kies deze optie voor fotos met
voornamelijk primaire kleuren.
T Monochroom Voor monochrome foto’s.
149
J
A Het beeldinstellingsraster
Als u in stap 2 op de knop W drukt, wordt een
beeldinstellingsraster weergegeven waarin het
contrast en de verzadiging voor de geselecteerde
beeldinstelling worden weergegeven in
vergelijking met de andere beeldinstellingen (als
u [Monochroom] selecteert, wordt alleen het
contrast weergegeven).
Als u een andere
beeldinstelling wilt selecteren, drukt u op 1 of 3. Druk vervolgens op 2
om de opties voor beeldinstellingen weer te geven en druk op J.
A De aanduiding voor de beeldinstelling
De geselecteerde beeldinstelling wordt
weergegeven in de opname-informatieweergave
wanneer u op de knop R drukt.
Aanduidin
g
beeldinstellin
g
150
J
Bestaande beeldinstellingen aanpassen
U kunt bestaande beeldinstellingen van
Nikon of eigen beeldinstellingen aanpassen
aan het onderwerp of uw eigen creatieve
wensen.
Kies een evenwichtige combinatie
van instellingen via de optie [Snel
aanpassen] of pas de afzonderlijke
instellingen handmatig aan.
1 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer de gewenste
beeldinstelling in het menu
[Beeldinstelling kiezen] (p. 148)
en druk op 2.
2 Pas de instellingen aan.
Druk op 1 of 3 om de
gewenste instelling te
markeren en druk op 4 of 2
om een waarde te selecteren
(p. 151).
Herhaal deze stap
totdat alle instellingen zijn aangepast of selecteer [Snel
aanpassen] om een vooringestelde combinatie van
instellingen te selecteren.
U kunt de standaardinstellingen
herstellen door op de knop O te drukken.
3 Druk op J.
A Wijzigingen in de originele beeldinstellingen
Beeldinstellingen waarvan de standaardwaarden
zijn gewijzigd, worden aangeduid met een
sterretje (“U”) in het menu [Beeldinstelling kiezen].
151
J
❚❚ Opties voor beeldinstellingen
Optie Beschrijving
Snel aanpassen
Kies een optie tussen [–2] en [+2] als u het effect van de
geselecteerde beeldinstelling wilt verminderen of versterken
(hierdoor worden alle handmatige aanpassingen ongedaan
gemaakt).
Als u bijvoorbeeld een positieve waarde kiest voor
[Levendig], worden alle fotos levendiger.
Niet beschikbaar
voor [Neutraal], [Monochroom] of eigen beeldinstellingen.
Handmatige aanpassingen
(alle beeldinstellingen)
Verscherping
Bepaalt de scherpte van omtrekken.
Selecteer [A] als u de
verscherping automatisch wilt aanpassen aan het soort
onderwerp of kies een waarde tussen [0] (geen verscherping)
en [9] (hoe hoger de waarde, hoe sterker de verscherping).
Contrast
Selecteer [A] als u het contrast automatisch wilt aanpassen
aan het soort onderwerp of kies een waarde tussen [–3] en
[+3]. (Kies een lage waarde om te voorkomen dat hoge
lichten in portretten verbleken in direct zonlicht. Kies een
hoge waarde als u details in mistige landschappen en andere
onderwerpen met een laag contrast wilt behouden.)
Helderheid
Kies [–1] voor een lagere helderheid of kies [+1] voor een
grotere helderheid.
Heeft geen invloed op de belichting.
Handmatige aanpassingen
(alleen niet-monochroom)
Verzadiging
Regelt de levendigheid van kleuren.
Selecteer [A] als u de
verzadiging automatisch wilt aanpassen aan het soort
onderwerp of kies een waarde tussen [–3] en [+3] (bij een
lage waarde wordt de verzadiging verminderd, bij een hoge
waarde wordt de verzadiging versterkt).
Tint
Kies een negatieve waarde (het minimum is [–3]) om
roodtinten paarser, blauwtinten groener en groentinten geler
te maken. Kies een positieve waarde (maximaal [+3]) om
roodtinten meer oranje, groentinten blauwer en blauwtinten
paarser te maken.
Handmatige aanpassingen
(alleen monochroom)
Filtereffecten
Bootst het effect van kleurfilters op monochrome fotos na.
Kies uit [OFF] (de standaardinstelling), [Y] (geel), [O] (oranje),
[R] (rood) en [G] (groen) (p. 153).
Kleurtoon
Kies de tint die wordt gebruikt in monochrome foto’s: [B&W]
(de standaardinstelling), [Sepia], [Cyanotype] (monochrome
foto’s met een blauwe tint), [Red], [Yellow], [Green], [Blue
Green], [Blue], [Purple Blue], [Red Purple] (p. 153).
152
J
D Actieve D-Lighting
[Contrast] en [Helderheid] kunnen niet worden aangepast wanneer
Actieve D-Lighting (p. 165) aanstaat. Iedere handmatige aanpassing
momenteel in uitvoering zal verloren gaan wanneer actieve D-Lighting
aanstaat.
D A” (Automatisch)
De resultaten van automatisch contrast en
automatische verzadiging hangen af van de
belichting en de positie van het onderwerp in het
beeld.
Gebruik een G- of D-type objectief voor het
beste resultaat.
De pictogrammen voor
beeldinstellingen met automatisch contrast en
automatische verzadiging worden groen
weergegeven in het beeldinstellingsraster en er verschijnen lijnen die
parallel lopen met de assen van het raster.
A Het beeldinstellingsraster
Als u in stap 2 op de knop W drukt, wordt een
beeldinstellingsraster weergegeven waarin het
contrast en de verzadiging voor de geselecteerde
beeldinstelling worden weergegeven in
vergelijking met de andere beeldinstellingen (als
u [Monochroom] selecteert, wordt alleen het
contrast weergegeven).
Laat de knop W los om
terug te keren naar het menu voor beeldinstellingen.
A Vorige instellingen
In de waardeaanduiding in het menu met
instellingen wordt de vorige waarde aangeduid
met een streepje.
Gebruik dit als referentie bij het
aanpassen van de instellingen.
153
J
A Filtereffecten (alleen bij [Monochroom])
De opties in dit menu bootsen het effect van kleurfilters op monochrome
foto's na.
De volgende filtereffecten zijn beschikbaar:
Houd er rekening mee dat het effect van [Filtereffecten] groter is dan van
echte glazen filters.
A Kleurtoon (alleen bij [Monochroom])
Als u op 3 drukt terwijl [Kleurtoon] is
geselecteerd, worden de opties voor verzadiging
weergegeven.
Druk op 4 of 2 om de verzadiging
aan te passen.
De verzadiging kan niet worden
aangepast als [B&W] is geselecteerd.
A Eigen beeldinstellingen
Voor eigen beeldinstellingen zijn dezelfde opties beschikbaar als voor de
beeldinstelling waarop de eigen beeldinstelling is gebaseerd.
Optie Beschrijving
Y Geel Vergroot het contrast.
Kan worden gebruikt om de helderheid
van de lucht in landschapsfoto’s te verlagen.
Oranje creëert
een groter contrast dan geel, rood creëert een groter contrast
dan oranje.
O Oranje
R Rood
G Groen Verzacht huidtinten.
Kan worden gebruikt voor portretten.
154
J
Eigen beeldinstellingen maken
De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn geïnstalleerd,
kunnen worden aangepast en als eigen beeldinstellingen worden
opgeslagen.
1 Selecteer [Beeldinstelling
beheren].
Markeer [Beeldinstelling
beheren] in het opnamemenu
(p. 254) en druk op2.
2 Selecteer [Opslaan/
bewerken].
Markeer [Opslaan/bewerken]
en druk op 2.
155
J
3 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer een bestaande
beeldinstelling en druk op 2 of
druk op J om verder te gaan
met stap 5 en een kopie van de
gemarkeerde beeldinstelling op te slaan zonder deze te
wijzigen.
4 Bewerk de geselecteerde
beeldinstelling.
Zie pagina 151 voor meer
informatie. Als u wijzigingen
ongedaan wilt maken en
opnieuw wilt beginnen vanaf de standaardinstellingen, drukt
u op de knop O. Wanneer de instellingen zijn voltooid, drukt u
op J.
5 Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de
eigen beeldinstelling (C-1–C-9)
en druk op 2.
156
J
6 Geef een naam op voor
de beeldinstelling.
Het venster voor tekstinvoer
wordt weergegeven (zie
rechts).
Voor nieuwe
beeldinstellingen wordt standaard een tweecijferig nummer
toegevoegd (automatisch toegewezen) aan de naam van de
bestaande beeldinstelling.
U kunt deze naam bewerken zoals
hieronder wordt beschreven.
U verplaatst de cursor in het naamveld door de knop
W ingedrukt te houden en op 4 of 2 te drukken.
Als u een nieuw teken wilt invoeren op de huidige
cursorpositie, markeert u het gewenste teken in het
toetsenbordveld met behulp van de multi-selector en drukt u
op het midden van de multi-selector.
U verwijdert het teken
op de huidige cursorpositie door op de knop O te drukken.
Namen van eigen beeldinstellingen kunnen maximaal 19
tekens lang zijn.
Alle tekens die u na het negentiende teken
invoert, worden verwijderd.
Nadat u de naam hebt ingevoerd, drukt
u op J. De nieuwe beeldinstelling wordt
weergegeven in de lijst met
beeldinstellingen.
U kunt de naam van een eigen
beeldinstelling op elk gewenst moment
wijzigen met de optie [Hernoemen] in
het menu [Beeldinstelling beheren].
Toetsen-
bordveld
Naamveld
157
J
A Eigen beeldinstellingen
De optie [Opnamemenu terugzetten] heeft geen invloed op de eigen
beeldinstellingen (p. 257).
De optie [Snel aanpassen] is niet beschikbaar voor eigen
beeldinstellingen (p. 151).
Eigen beeldinstellingen die zijn gebaseerd op
de instelling [Monochroom], beschikken over de opties [Filtereffecten] en
[Kleurtoon] in plaats van [Verzadiging] en [Tint].
A Het pictogram voor de oorspronkelijke beeldinstelling
De beeldinstelling van Nikon waarop de eigen
beeldinstelling is gebaseerd, wordt
aangegeven met een pictogram in de
rechterbovenhoek van het bewerkingsvenster.
Pictogram voor
oorspronkelijke
beeldinstelling
158
J
Eigen beeldinstellingen delen
Eigen beeldinstellingen die u hebt gemaakt met de Picture
Control Utility van ViewNX versie 1.2.0 of hoger of optionele
software als Capture NX versie 1.3.5 of hoger of Capture NX 2
versie 2.1.0 of hoger, kunt u naar een geheugenkaart kopiëren en
in de camera laden. Omgekeerd kunt u eigen beeldinstellingen die
u met de camera hebt gemaakt, naar de geheugenkaart kopiëren
en in compatibele cameras en softwareprogramma’s gebruiken.
❚❚ Eigen beeldinstellingen naar de camera kopiëren
1 Selecteer [Laden/opslaan].
Markeer [Laden/opslaan] in het
menu [Beeldinstelling
beheren] en druk op 2.
2 Selecteer [Kopiëren naar
camera].
Markeer [Kopiëren naar
camera] en druk op 2.
3 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer een eigen
beeldinstelling en:
druk op 2 om de huidige
instellingen weer te geven of
druk op J om verder te gaan
met stap 4.
159
J
4 Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de
eigen beeldinstelling (C-1 – C-9)
en druk op
2
.
5 Geef een naam op voor de beeldinstelling.
Geef een naam op voor de
beeldinstelling, zoals wordt beschreven
op pagina 156.
De nieuwe
beeldinstelling wordt weergegeven in
de lijst met beeldinstellingen. U kunt de
naam op elk gewenst moment wijzigen
met de optie [Hernoemen] in het menu
[Beeldinstelling beheren].
160
J
❚❚ Eigen beeldinstellingen op de geheugenkaart opslaan
1 Selecteer [Kopiëren naar
kaart].
Nadat u het menu [Laden/
opslaan] hebt weergegeven,
zoals wordt beschreven in stap
1 op pagina 158, markeert u [Kopiëren naar kaart] en drukt u
op 2.
2 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer een eigen
beeldinstelling en druk op 2.
3 Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming (1 – 99)
en druk op J om de
geselecteerde beeldinstelling
op de geheugenkaart op te
slaan.
Alle beeldinstellingen
die eerder op de geselecteerde bestemming zijn opgeslagen,
worden overschreven.
A Eigen beeldinstellingen opslaan
U kunt op elk gewenst moment maximaal 99 eigen beeldinstellingen op
de geheugenkaart opslaan.
Alleen beeldinstellingen die door de
gebruiker zijn gemaakt, kunnen op de geheugenkaart worden
opgeslagen.
De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn
geïnstalleerd, kunnen niet worden gekopieerd naar de geheugenkaart.
161
J
Eigen beeldinstellingen beheren
Voer de onderstaande stappen uit als u eigen beeldinstellingen
een andere naam wilt geven of wilt wissen.
❚❚ De naam van eigen beeldinstellingen wijzigen
1 Selecteer [Hernoemen].
Markeer [Hernoemen] in het
menu [Beeldinstelling
beheren] en druk op 2.
2 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer een eigen
beeldinstelling (C-1 – C-9) en
druk op 2.
3 Wijzig de naam van de
beeldinstelling.
Wijzig de naam van de beeldinstelling,
zoals wordt beschreven op pagina 156.
162
J
❚❚ Eigen beeldinstellingen van de camera wissen
1 Selecteer [Wissen].
Markeer [Wissen] in het menu
[Beeldinstelling beheren] en
druk op 2.
2 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer een eigen
beeldinstelling (C-1 – C-9) en
druk op 2.
3 Selecteer [Ja].
Markeer [Ja] en druk op J om
de geselecteerde
beeldinstelling te wissen.
A Beeldinstellingen van Nikon
De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn geïnstalleerd ([Standaard],
[Neutraal], [Levendig] en [Monochroom]), kunnen geen andere naam
krijgen of worden gewist.
163
J
❚❚ Eigen beeldinstellingen van de geheugenkaart wissen
1 Selecteer [Laden/opslaan].
Markeer [Laden/opslaan] in het
menu [Beeldinstelling
beheren] en druk op 2.
2 Selecteer [Wissen van
kaart].
Markeer [Wissen van kaart] en
druk op 2.
164
J
3 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer een eigen
beeldinstelling (1–99) en:
druk op 2 om de huidige
instellingen weer te geven of
druk op J om het
bevestigingsvenster rechts
weer te geven.
4 Selecteer [Ja].
Markeer [Ja] en druk op J om
de geselecteerde
beeldinstelling te wissen.
165
J
Actieve D-Lighting
Met actieve D-Lighting blijven details in de hoge lichten en de
schaduwen behouden, wat foto’s met een natuurlijk contrast
oplevert.
Gebruik deze functie voor onderwerpen met een hoog
contrast, bijvoorbeeld wanneer u vanuit een deur of raam een fel
verlicht buitentafereel fotografeert, of wanneer u op een zonnige
dag fotos maakt van onderwerpen in de schaduw.
Actieve D-Lighting Uit Actieve D-Lighting:
Normaal
Actieve D-Lighting:
Laag
Actieve D-Lighting:
Hoog
166
J
Voer de onderstaande stappen uit als u actieve D-Lighting wilt
gebruiken:
1 Selecteer [Actieve
D-Lighting].
Markeer [Actieve D-Lighting] in
het opnamemenu (p. 254) en
druk op 2.
2 Kies een optie.
Markeer [Uit], [Laag], [Normaal]
of [Hoog] en druk op J.
D Actieve D-Lighting
Wanneer Actieve D-Lighting is ingeschakeld, daalt de capaciteit van het
buffergeheugen en is er meer tijd nodig om foto’s op te slaan (p. 406).
Matrixmeting wordt aanbevolen (p. 100). Hoewel de belichting in feite
wordt verminderd om het verlies van details in hoge lichten en
schaduwen te voorkomen, worden hoge lichten, onderbelichte gebieden
en middentonen automatisch aangepast om te voorkomen dat de foto
wordt onderbelicht.
De beeldinstellingsopties [Helderheid] en [Contrast]
(p. 151) kunnen niet worden aangepast als actieve D-Lighting is
ingeschakeld.
D Het verschil tussen Actieve D-Lighting en D-Lighting
Met de optie [Actieve D-Lighting] in het opnamemenu wordt de
belichting vóór de opname aangepast voor een optimaal dynamisch
bereik. Met de optie [D-Lighting] in het retoucheermenu kan het
dynamische bereik in fotos ná de opname worden geoptimaliseerd.
167
J
Kleurruimte
De kleurruimte bepaalt het gamma van kleuren die beschikbaar
zijn voor kleurreproductie.
Kies een kleurruimte op basis van de
manier waarop foto’s buiten de camera worden verwerkt.
1 Selecteer [Kleurruimte].
Markeer [Kleurruimte] in het
opnamemenu (p. 254) en druk
op 2.
2 Selecteer een kleurruimte.
Markeer de gewenste optie en
druk op J.
Optie Beschrijving
W
sRGB
(standaard)
Kies deze optie voor foto’s die zonder verdere
bewerking worden afgedrukt of gebruikt.
X Adobe RGB
In deze kleurruimte kan een groter aantal kleuren
worden weergegeven dan in sRGB, waardoor dit de
beste keuze is voor foto’s die uitgebreid worden
verwerkt of geretoucheerd.
168
J
A Kleurruimte
De kleurruimte bepaalt de overeenkomst tussen kleuren en de numerieke
waarden waarmee ze in een digitaal afbeeldingsbestand worden
aangegeven.
De kleurruimte sRGB wordt algemeen gebruikt, terwijl de
kleurruimte Adobe RGB voornamelijk wordt gebruikt voor commerciële
publicaties en afdrukken.
sRGB wordt aanbevolen wanneer u foto’s maakt
die zonder wijziging worden afgedrukt of worden weergegeven in
toepassingen die geen kleurbeheer ondersteunen, of wanneer u fotos
maakt die worden afgedrukt met ExifPrint, de optie voor direct afdrukken
van sommige consumentenprinters of commerciële afdrukservices.
Adobe RGB-foto’s kunnen ook op deze manier worden afgedrukt, maar de
kleuren zijn dan minder levendig.
JPEG-fotos die zijn gemaakt met de kleurruimte Adobe RGB zijn
compatibel met Exif 2.21 en DCF 2.0. Toepassingen en printers die Exif
2.21 of DCF 2.0 ondersteunen, selecteren automatisch de juiste
kleurruimte.
Als de toepassing of het apparaat geen Exif 2.21 of DCF 2.0
ondersteunt, dient u handmatig de juiste kleurruimte te selecteren.
In
TIFF-foto’s die zijn gemaakt met de kleurruimte Adobe RGB, wordt een
ICC-profiel ingesloten, zodat toepassingen die kleurbeheer ondersteunen
automatisch de juiste kleurruimte selecteren.
Raadpleeg de
documentatie bij de toepassing of het apparaat voor meer informatie.
A Nikon-software
De volgende Nikon software selecteert automatisch de juiste kleurruimte
bij het openen van foto’s gemaakt met de D300: ViewNX versie 1.2.0 of
hoger, Capture NX versie 1.3.5 of hoger (apart verkrijgbaar), en
Capture NX 2 versie 2.1.0 of hoger (apart verkrijgbaar).
l
169
l
Flitsfotografie
Gebruik van de ingebouwde flitser
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de ingebouwde flitser
gebruikt.
De ingebouwde flitser..................................................... p. 170
Gebruik van de ingebouwde flitser .............................. p. 171
Flitsstanden....................................................................... p. 174
Flitscorrectie...................................................................... p. 176
FV-vergrendeling ............................................................. p. 178
170
l
De ingebouwde flitser
De ingebouwde flitser heeft een richtgetal (GN) van 17 (m, ISO 200, 20 °C).
De flitser ondersteunt i-DDL uitgebalanceerde invulflits voor digitale
reflexcamera's, waarbij monitor-voorflitsen worden gebruikt om de
flitssterkte aan te passen voor een uitgebalanceerde verlichting. Dit wordt
niet alleen gebruikt wanneer de natuurlijke verlichting ontoereikend is,
maar ook om schaduwen en onderwerpen met tegenlicht in te vullen of
om een lichtpuntje toe te voegen aan de ogen in een portretfoto.
De
volgende soorten i-DDL-flitssturing worden ondersteund:
D ISO-gevoeligheid
i-DDL-flitssturing kan worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden tussen 200
en 3200.
Bij waarden boven 3200 of onder 200 wordt bij bepaalde
bereiken of diafragma-instellingen mogelijk niet het gewenste resultaat
bereikt.
i-DDL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera’s: De flitser geeft een
reeks vrijwel onzichtbare voorflitsen (monitor-voorflitsen) af direct voor
de hoofdflits.
Voorflitsen die worden weerkaatst door voorwerpen in alle
delen van het beeld, worden opgevangen door een 1005-pixel RGB-
sensor en worden geanalyseerd in combinatie met afstandsinformatie
van het matrixmeetsysteem, waarna de flitssterkte wordt aangepast voor
een natuurlijk evenwicht tussen hoofdonderwerp en
omgevingsverlichting.
Als een G- of D-type objectief wordt gebruikt,
wordt afstandsinformatie gebruikt bij het berekenen van de flitssterkte.
U kunt de nauwkeurigheid van de berekening bij niet-CPU-objectieven
vergroten door de objectiefgegevens op te geven (brandpuntsafstand
en maximaal diafragma; zie p. 196).
Niet beschikbaar wanneer
spotmeting wordt gebruikt.
Standaard i-DDL-flits voor digitale reflexcamera’s: De flitssterkte wordt zodanig
aangepast dat de totale verlichting een standaardniveau bereikt; er
wordt geen rekening gehouden met de helderheid van de achtergrond.
Aanbevolen voor opnamen waarbij het hoofdonderwerp wordt
benadrukt ten koste van de achtergrond of wanneer belichtingscorrectie
wordt gebruikt.
Standaard i-DDL-flits voor digitale reflexcamera's wordt
automatisch geactiveerd als spotmeting is geselecteerd.
171
l
Gebruik van de ingebouwde
flitser
Voer de volgende stappen uit als u de ingebouwde flitser gebruikt.
1
Selecteer een lichtmeetmethode (p. 100).
Selecteer matrixmeting of centrumgerichte
meting om i-DDL uitgebalanceerde invulflits
voor digitale reflexcamera's te activeren.
Standaard i-DDL-flits voor digitale
reflexcamera’s wordt automatisch
geactiveerd als spotmeting is geselecteerd.
2 Druk op de flitserknop om de flitser
op te klappen.
De ingebouwde flitser wordt opgeklapt en
meteen opgeladen.
De
flitsgereedaanduiding (
c
) brandt wanneer
de flitser volledig is opgeladen.
3 Selecteer een flitsstand.
Houd de knop
M
ingedrukt en
draai aan de hoofdinstelschijf
totdat het pictogram voor de
gewenste flitsstand wordt
weergegeven in het LCD-venster
(p. 174).
Selectieknop
lichtmeting
Flitserknop
M knop
LCD-venster
Hoofdinstelschijf
172
l
4
Controleer de belichting (sluitertijd en diafragma).
Druk de ontspanknop half in en controleer de sluitertijd en het
diafragma.
De onderstaande instellingen zijn beschikbaar wanneer
de ingebouwde flitser is opgeklapt.
Bij de standaardinstellingen kunt u het effect van de flits vooraf
bekijken door via de scherptedieptecontroleknop een instellicht te
activeren (p. 297).
5
Maak de foto.
Kadreer de foto, stel scherp en druk af.
Als de flitsgereedaanduiding
(
M
) nog ongeveer drie seconden blijft knipperen nadat de foto is
gemaakt, is de foto mogelijk onderbelicht terwijl de flitser op de
maximale sterkte heeft geflitst.
Controleer het resultaat op de
monitor.
Als de foto onderbelicht is, past u de instellingen aan en
probeert u het opnieuw.
A Zie ook
Zie pagina 289 voor informatie over de optie [1/320 sec. (auto FP)].
Stand Sluitertijd Diafragma
Zie
pagina
e
Automatisch ingesteld door camera
(
1
/
250
sec.–
1
/
60
sec.)
1, 2
Automatisch ingesteld
door camera
104
f
Waarde geselecteerd door
gebruiker
(
1
/
250
sec.–30 sec.)
2
106
g
Automatisch ingesteld door camera
(
1
/
250
sec.–
1
/
60
sec.)
1, 2
Waarde geselecteerd
door gebruiker
3
107
h
Waarde geselecteerd door
gebruiker
(
1
/
250
sec.–30 sec.)
2
109
1 Bij de flitsstanden voor flitsen met lange sluitertijd, synchronisatie met tweede
gordijn en lange sluitertijd, en rode-ogenreductie met lange sluitertijd kan een
sluitertijd van maar liefst 30seconden worden ingesteld.
2 Als [1/320 sec. (auto FP)] of [1/250 sec. (auto FP)] is geselecteerd voor persoonlijke
instelling e1 ([Flitssynchronisatie snelheid], p. 288), is een sluitertijd van slechts
1
/
8000
sec. beschikbaar bij de optionele flitsers SB-900, SB-800 en SB-600.
3 Het flitsbereik is afhankelijk van het diafragma en de ISO-gevoeligheid.
Raadpleeg
de tabel met flitsbereiken (p. 408) als u het diafragma instelt in de stand
g
of
h
.
173
l
Neerklappen van de ingebouwde
flitser
Als u stroom wilt sparen wanneer de flitser
niet wordt gebruikt, duwt u de flitser omlaag
totdat deze vastklikt.
D De ingebouwde flitser
Gebruik de ingebouwde flitser bij objectieven met een
brandpuntsafstand van 18–300 mm (p. 354).
Verwijder de zonnekap om
schaduwen te voorkomen.
De flitser heeft een minimumbereik van 60 cm
en kan niet worden gebruikt in het macrobereik van zoomobjectieven.
Als de flitser wordt gebruikt in de continue ontspanstand (p. 76), wordt bij
het indrukken van de ontspanknop telkens maar één foto gemaakt.
Nadat deze voor meerdere opnamen achtereen is gebruikt, kan de
ontspanknop ter bescherming van de flitser kort worden geblokkeerd.
Na
een korte pauze kan de flitser weer worden gebruikt.
A Zie ook
Zie pagina 178 als u de flitswaarde (FV) die voor een onderwerp is
gemeten, wilt vergrendelen voordat u een foto opnieuw kadreert.
Zie persoonlijke instelling e1 ([Flitssynchronisatie snelheid], p. 288) voor
informatie over het kiezen van een flitssynchronisatiesnelheid.
Zie
persoonlijke instelling e2 ([Langste sluitertijd bij flits], p. 290) voor
informatie over het kiezen van de langste sluitertijd die beschikbaar is bij
gebruik van de flitser.
Zie persoonlijke instelling e3 ([Flitssturing ingeb.
flitser], p. 291) voor informatie over het gebruik van de ingebouwde flitser
in de commanderstand.
Zie pagina 357 voor informatie over het gebruik van optionele flitsers.
Zie
pagina 408 voor informatie over het bereik van de ingebouwde flitser.
174
l
Flitsstanden
De D300 ondersteunt de volgende flitsstanden:
Flitsstand Beschrijving
Synchronisatie
met eerste
gordijn
Deze stand wordt aanbevolen voor de meeste
situaties.
In de standen Geprogrammeerd
automatisch en Diafragmavoorkeuze wordt de
sluitertijd automatisch ingesteld op een waarde
tussen
1
/250 en
1
/60 sec. (
1
/8000 tot
1
/60 sec. bij gebruik
van een optionele flitser met automatische FP high-
speed synchronisatie, p. 357).
Rode-
ogenreductie
Het lampje voor rode-ogenreductie brandt circa één
seconde vóór de hoofdflits.
De pupillen in de ogen
van gefotografeerde personen trekken zich samen,
waardoor het rode-ogeneffect van de flits wordt
verminderd.
Omdat de ontspanvertraging bij rode-
ogenreductie één seconde is, wordt deze stand niet
aanbevolen bij bewegende onderwerpen of in
andere situaties waarin een snelle sluiterrespons is
vereist.
Voorkom dat de camera beweegt terwijl het
lampje voor rode-ogenreductie brandt.
Rode-
ogenreductie
met lange
sluitertijd
Combineert rode-ogenreductie met een lange
sluitertijd.
Gebruik deze stand voor portretten die in
het donker worden genomen.
Deze stand is alleen
beschikbaar in de belichtingsstanden
Geprogrammeerd automatisch en
Diafragmavoorkeuze.
Het gebruik van een statief
wordt aanbevolen om onscherpte als gevolg van
cameratrilling te voorkomen.
Lange sluitertijd
De flits wordt gecombineerd met een lange sluitertijd
tot 30 seconden om in het donker of bij weinig licht
zowel het hoofdonderwerp als de achtergrond vast te
leggen.
Deze stand is alleen beschikbaar in de
belichtingsstanden Geprogrammeerd automatisch
en Diafragmavoorkeuze.
Het gebruik van een statief
wordt aanbevolen om onscherpte als gevolg van
cameratrilling te voorkomen.
175
l
Synchronisatie
met tweede
gordijn
In de belichtingsstand
Sluitertijdvoorkeuze of Handmatig flitst
de flitser vlak voordat de sluiter wordt
gesloten.
Gebruik deze stand om het
effect van een lichtstroom te creëren achter
bewegende voorwerpen.
In de standen
Geprogrammeerd automatisch en
Diafragmavoorkeuze wordt synchronisatie met
tweede gordijn en lange sluitertijd gebruikt om zowel
het onderwerp als de achtergrond vast te leggen.
Het
gebruik van een statief wordt aanbevolen om
onscherpte als gevolg van cameratrilling te
voorkomen.
Flitsstand Beschrijving
176
l
Flitscorrectie
Met behulp van flitscorrectie kunt u de flitssterkte aanpassen van
–3LW tot +1LW in stappen van
1
/3 LW, waardoor de helderheid van
het onderwerp ten opzichte van de achtergrond verandert.
U kunt
de flitssterkte verhogen om het hoofdonderwerp lichter te maken
of verlagen om ongewenste hoge lichten of reflecties te
voorkomen.
Houd de knop Y ingedrukt en
draai aan de secundaire
instelschijf totdat de gewenste
waarde wordt weergegeven in
het LCD-venster.
Kies een
positieve waarde om het
hoofdonderwerp lichter te maken
of een negatieve waarde om het
onderwerp donkerder te maken.
Bij een andere waarde dan ±0 wordt het
pictogram Y weergegeven in het LCD-
venster zodra u de knop Y loslaat.
U kunt
de huidige waarde voor flitscorrectie
controleren door op de knop Y te
drukken.
De normale flitssterkte kan worden hersteld
door de flitscorrectie in te stellen op ±0,0.
De flitscorrectie wordt niet ongedaan
gemaakt wanneer de camera wordt
uitgeschakeld.
M knop
Secundaire
instelschijf
±0 LW (knop Y
ingedrukt)
–0,3 LW
+1,0 LW
177
l
A Optionele flitsers
Flitscorrectie is ook beschikbaar bij de optionele flitsers SB-900, SB-800,
SB-600, SB-400 en SB-R200.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b3 ([Stapgrootte belichtingscorr.], p. 275) als u
de stapgrootte voor flitscorrectie wilt instellen.
178
l
FV-vergrendeling
Deze functie wordt gebruikt om de flitssterkte te vergrendelen,
zodat u de compositie kunt aanpassen zonder dat de flitssterkte
wordt gewijzigd. Zo weet u zeker dat de flitssterkte geschikt is
voor het onderwerp, zelfs als het onderwerp zich niet in het
midden van het beeld bevindt.
De flitssterkte wordt automatisch
aangepast als de ISO-gevoeligheid of het diafragma wordt
gewijzigd.
FV-vergrendeling gebruiken:
1 Wijs de functie FV-vergrendeling
toe aan de knop Fn.
Selecteer [FV-vergrendeling] voor
persoonlijke instelling f4
([FUNC.-knop toewijzen] > [FUNC.-knop
indrukken], p. 302).
2 Druk op de flitserknop om de flitser
op te klappen.
De ingebouwde flitser wordt opgeklapt
en meteen opgeladen.
3 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het
midden van het beeld en druk
de ontspanknop half in om de
scherpstelling te activeren.
Flitserknop
179
l
4 Vergrendel de flitssterkte.
Controleer of de flitsgereedaanduiding
(M) in de zoeker wordt weergegeven en
druk op de knop Fn.
De flitser geeft een
monitor-voorflits af om de juiste
flitssterkte te bepalen.
De flitssterkte
wordt op deze sterkte vergrendeld en
het pictogram voor FV-vergrendeling
(e) verschijnt in het LCD-venster en in
de zoeker.
5 Pas de compositie aan.
6 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken.
Indien gewenst kunt u nog meer foto’s maken zonder de FV-
vergrendeling op te heffen.
7 Hef de FV-vergrendeling op.
Druk op de knop Fn om de FV-vergrendeling op te heffen.
Controleer of het pictogram voor FV-vergrendeling (e) niet
meer wordt weergegeven in het LCD-venster en in de zoeker.
Fn knop
180
l
D FV-vergrendeling gebruiken met de ingebouwde flitser
FV-vergrendeling is alleen beschikbaar bij de ingebouwde flitser als [DDL]
(de standaardoptie) is geselecteerd voor persoonlijke instelling e3
([Flitssturing ingeb. flitser], p. 291).
A FV-vergrendeling gebruiken met optionele flitsers
Flitswaardevergrendeling is ook beschikbaar voor de SB-900, SB-800,
SB-600, SB-400 en SB-R200 flitsers (apart verkrijgbaar). Stel de optionele
flitser in op de stand DDL (de SB-900 en SB-800 kunnen ook worden
gebruikt in de stand AA; raadpleeg de handleiding van de flitser voor
meer informatie). Wanneer flitswaardevergrendeling is ingeschakeld,
wordt de flitssterkte automatisch aangepast als de positie van de
zoomkop van de flitser wordt gewijzigd.
Als de commanderstand is geselecteerd voor persoonlijke instelling e3
([Flitssturing ingeb. flitser], p. 291), Flitswaardevergrendeling kan worden
gebruikt met de externe SB-900, SB-800, SB-600 of SB-R200 flitsers
wanneer (a) de ingebouwde flitser, flitsergroep A, of flitsergroep B in de
stand DDL staat, of (b) een flitsergroep uitsluitend bestaat uit SB-900 en
SB-800 flitsers in de stand DDL of AA.
A Lichtmeting
Bij gebruik van een optionele flitser gelden voor FV-vergrendeling de
volgende meetgebieden:
A Zie ook
Voor informatie over het gebruik van de scherptedieptecontroleknop of
de knop AE-L/AF-L voor FV-vergrendeling, zie persoonlijke instelling f5
([Voorbeeldknop toewijzen], p. 305) of persoonlijke instelling f6 ([AE-L/
AF-L knop toewijzen], p. 306).
Flitser Flitsstand Gemeten gebied
Autonome flitser
i-DDL
Cirkel van 4 mm in midden van
beeld
AA
Gebied gemeten door
flitslichtmeter
Gebruikt met andere
flitsers (geavanceerde
draadloze flitssturing)
i-DDL Gehele beeld
AA
Gebied gemeten door
flitslichtmeter
A (hoofdflitser)
t
181
t
Overige opnameopties
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de standaardinstellingen
herstelt, meervoudige belichtingen en intervalopnamen maakt,
en GPS-apparaten en niet-CPU-objectieven gebruikt.
Reset met twee knoppen: Standaardinstellingen
terugzetten........................................................................ p. 182
Meervoudige belichting ................................................. p. 184
Intervalopname................................................................ p. 189
Objectieven zonder CPU................................................. p. 196
Een GPS-apparaat gebruiken......................................... p. 199
182
t
Reset met twee knoppen:
Standaardinstellingen
terugzetten
U kunt de standaardwaarden
van de hieronder vermelde
camera-instellingen herstellen
door de knoppen QUAL en E
meer dan twee seconden
tegelijk ingedrukt te houden.
(Deze knoppen worden
aangegeven met een groene
stip.)
Het LCD-venster wordt
kort uitgeschakeld terwijl de instellingen worden teruggezet.
1 Persoonlijke instelling f6 ([AE-L/AF-L knop toewijzen], p. 306) verandert niet.
2 Aantal opnamen wordt teruggezet op nul.
De bracketingstapgrootte wordt
teruggezet op 1 LW (belichtings-/flitsbracketing) of 1 (witbalansbracketing).
QUAL knop
E knop
Optie Standaard
Scherpstelpunt Midden
Belichtingsstand
Geprogram-
meerd
automatisch
Flexibel
programma
Uit
Belichtingscorrectie Uit
AE-vergrendeling Uit
1
Bracketing Uit
2
Flitsstand
Synchronisa-
tie met eerste
gordijn
Flitscorrectie Uit
FV-vergrendeling Uit
Meervoudige
belichting
Uit
Optie Standaard
183
t
De volgende opties in het opnamemenu worden ook teruggezet.
Alleen de instellingen in de geheugenbank die is geselecteerd via
de optie [Geheugenbank opnamemenu] worden teruggezet
(p. 255).
De instellingen in de overige geheugenbanken
veranderen niet.
Als de huidige beeldinstelling is aangepast, worden de bestaande
instellingen voor de beeldinstelling ook hersteld.
A Zie ook
Zie pagina 400 voor een lijst met standaardinstellingen.
Optie Standaard
Beeldkwaliteit JPEG Normaal
Beeldgrootte Groot
Witbalans Automatisch
*
ISO-
gevoeligheid
200
* Fijnafstelling uit.
Optie Standaard
184
t
Meervoudige belichting
Voer de onderstaande stappen uit als u een reeks van twee tot tien
opnamen wilt opslaan als één foto.
Meervoudige belichtingen
kunnen worden opgenomen met elke instelling voor
beeldkwaliteit en omdat gebruik wordt gemaakt van RAW-
gegevens van de beeldsensor van de camera, zijn de kleuren van
deze foto's aanzienlijk beter dan de kleuren van foto’s die in een
beeldbewerkingsprogramma zijn samengevoegd.
❚❚ Een meervoudige belichting maken
Bij de standaardinstellingen wordt automatisch de opname
beëindigd en een meervoudige belichting opgenomen als
gedurende 30 seconden geen handelingen worden uitgevoerd.
1 Selecteer [Meervoudige
belichting].
Markeer [Meervoudige
belichting] in het
opnamemenu en druk op 2.
2 Selecteer [Aantal
belichtingen].
Markeer [Aantal belichtingen]
en druk op 2.
A Langere opnameduur
Als het interval tussen de belichtingen langer dan 30 seconden moet
duren, selecteert u [Aan] voor de optie [Beeld terugspelen] (p. 251) in het
weergavemenu en geeft u een langere tijdsduur op voor persoonlijke
instelling c4 ([Monitor uit], p. 280). Het maximale interval tussen
belichtingen is 30 sec. langer dan de optie die is geselecteerd voor
persoonlijke instelling c4.
185
t
3 Selecteer het aantal
belichtingen.
Druk op 1 of 3 om het aantal
opnamen te selecteren dat u
wilt maken voor één foto en
druk op J.
4 Selecteer [Automatische
versterking].
Markeer [Automatische
versterking] en druk op 2.
5 Stel de versterking in.
Markeer een van de volgende
opties en druk op J.
Optie Beschrijving
Aan
(standaard)
De versterking wordt aangepast aan het uiteindelijke
aantal opnamen (de versterking voor elke opname
wordt ingesteld op
1
/2 bij twee opnamen,
1
/3 bij drie
opnamen enzovoort).
Uit
De versterking wordt niet aangepast voor een
meervoudige belichting.
Aanbevolen bij een donkere
achtergrond.
186
t
6 Selecteer [Gereed].
Markeer [Gereed] en druk op
J.
Het pictogram n wordt
weergegeven in het LCD-
venster.
Als u wilt afsluiten
zonder een meervoudige
belichting te maken, selecteert
u [Meervoudige
belichting] > [Terugzetten] in
het opnamemenu.
7 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
In de ontspanstanden Continu hoog en Continu laag
(p. 74) worden alle opnamen achter elkaar gemaakt.
In de enkelvoudige ontspanstand wordt telkens één foto
genomen wanneer u de ontspanknop indrukt; ga door met
fotograferen totdat het juiste aantal opnamen is bereikt. (Zie
pagina 188 voor informatie over het onderbreken van een
meervoudige belichting voordat alle foto’s zijn opgeslagen.)
Het pictogram n knippert tot het einde
van de opname.
Wanneer de opname
eindigt, wordt de stand voor
meervoudige belichting afgesloten en
wordt het pictogram n niet meer weergegeven.
Herhaal stap
1 t/m 7 als u nog een meervoudige belichting wilt maken.
187
t
D Meervoudige belichting
Verwijder of vervang de geheugenkaart niet tijdens een meervoudige
belichting.
In de stand Livebeeld (p. 79) kunt u geen meervoudige belichtingen
maken.
De informatie in het scherm met foto-informatie (waaronder de
opnamedatum en de camerastand) geldt voor de eerste opname van een
meervoudige belichting.
Als er gedurende 30 seconden geen handelingen plaatsvinden nadat de
monitor is uitgeschakeld tijdens weergave of gebruik van het menu,
eindigt de opname en wordt een meervoudige belichting gemaakt met
de opnamen die tot dan toe zijn gemaakt.
A Intervalopname
Als intervalopname wordt geactiveerd voordat de eerste opname van een
meervoudige belichting is gemaakt, maakt de camera opnamen met het
geselecteerde interval totdat het aantal opnamen dat in het menu voor
meervoudige belichting is ingesteld, is bereikt (het aantal opnamen dat is
ingesteld in het menu voor intervalopnamen wordt genegeerd).
Deze
opnamen worden vervolgens opgeslagen als één foto en de meervoudige
belichting en intervalopname worden beëindigd.
Wanneer u een
meervoudige belichting annuleert, wordt de intervalopname ook
geannuleerd.
A Overige instellingen
Als de stand voor meervoudige belichting is ingeschakeld, kunt u geen
geheugenkaarten formatteren en kunt u de volgende instellingen niet
wijzigen: bracketing en andere opnameopties dan [Witbalans] en
[Intervalopnamen]. (Let op dat de optie [Intervalopnamen] alleen kan
worden gewijzigd als de eerste opname nog moet worden gemaakt). De
opties [Spiegel omhoog (CCD reinigen)] en [Stof referentiefoto] in het
setup-menu kunnen niet worden gebruikt.
188
t
❚❚ Een meervoudige belichting onderbreken
Wanneer u in het opnamemenu de optie
[Meervoudige belichting] selecteert tijdens
een meervoudige belichting, worden de
rechts getoonde opties weergegeven.
Als u
een meervoudige belichting wilt
onderbreken voordat het opgegeven aantal
opnamen is gemaakt, markeert u [Annuleren] en drukt u op J.
Als
de opname eindigt voordat het opgegeven aantal opnamen is
bereikt, wordt een meervoudige belichting gemaakt met de
opnamen die tot dan toe zijn gemaakt.
Als [Automatische
versterking] is ingeschakeld, wordt de versterking aangepast aan
het uiteindelijke aantal opnamen.
In de volgende gevallen wordt
de opname automatisch beëindigd:
Er wordt een reset met twee knoppen uitgevoerd (p. 182).
De camera wordt uitgeschakeld.
De batterij is leeg.
Er zijn fotos verwijderd.
189
t
Intervalopname
Met de D300 kunt u automatisch foto’s maken met vooraf
ingestelde intervallen.
1 Selecteer
[Intervalopnamen].
Markeer [Intervalopnamen] in
het opnamemenu (p. 254) en
druk op 2.
2 Selecteer een starttijd.
Markeer een van de volgende
opties voor [Starttijd kiezen] en
druk op 2.
[Nu]: de opname start circa
3 seconden nadat de
instelling is voltooid (ga verder met stap 4).
[Starttijd]: kies een starttijd (zie stap 3).
D Voordat u gaat fotograferen
Selecteer voor intervalopnamen de ontspanstand Enkel beeld (S), Continu
laag (C
L) of Continu hoog (CH).
Voordat u de intervalopname start, kunt u
een testopname maken met de geselecteerde instellingen en het
resultaat op de monitor bekijken.
Onthoud dat de camera voorafgaand
aan elke opname scherpstelt; als de camera niet kan scherpstellen bij
enkelvoudige AF, worden geen opnamen gemaakt.
Voordat u een starttijd opgeeft, selecteert u [Wereldtijd] in het setup-
menu en controleert u of de
cameraklok (tijd en datum) correct is
ingesteld (p. 37).
Gebruik van een statief wordt aanbevolen.
Bevestig de camera op een
statief voordat u de opname start.
Zorg dat de batterij volledig is opgeladen, zodat de opname niet wordt
onderbroken.
190
t
3 Kies een starttijd.
Druk op 4 of 2 om de uren of
minuten te markeren; druk op
1 of 3 om de waarde te
wijzigen.
De starttijd wordt
niet weergegeven als [Nu] is
geselecteerd voor [Starttijd kiezen].
4 Kies een interval.
Druk op 4 of 2 om de uren,
minuten of seconden te
markeren; druk op 1 of 3 om
de waarde te wijzigen.
Houd er
rekening mee dat de camera
geen fotos kan maken met een interval dat korter is dan de
sluitertijd of de tijd die nodig is om beelden op te slaan.
191
t
5
Kies het aantal intervallen en
het aantal opnamen per
interval.
Druk op
4
of
2
om het aantal
intervallen of het aantal opnamen
te markeren; druk op
1
of
3
om
de waarde te wijzigen.
Rechts
wordt het totale aantal opnamen
weergegeven dat wordt gemaakt.
6
Start de opname.
Markeer [Start] > [Aan] en druk op
J
(als u wilt terugkeren naar het
opnamemenu zonder de
intervalopname te starten,
markeert u [Start] > [Uit] en drukt
u op
J
).
De eerste reeks fotos wordt op de opgegeven starttijd
gemaakt.
De opname gaat door met het geselecteerde interval
totdat alle opnamen zijn gemaakt.
Eén minuut voordat elke reeks foto’s wordt gemaakt, wordt een
bericht op de monitor weergegeven.
Als fotograferen met de
geselecteerde instellingen niet mogelijk is (bijvoorbeeld als
A
is
geselecteerd voor de sluitertijd in de handmatige belichtingsstand of
als de starttijd over minder dan een minuut is), wordt op de monitor
een waarschuwing weergegeven.
A Het oculairkapje
In andere belichtingsstanden dan Handmatig dekt u de
zoeker na het scherpstellen af met het meegeleverde
DK-5 oculairkapje.
Zo voorkomt u dat licht dat via de
zoeker binnenvalt van invloed is op de opname.
Aantal
intervallen
Aantal
opnamen
per interval
Totaal
aantal
opnamen
192
t
D Geen geheugen meer
Als de geheugenkaart vol is, blijft de stand voor intervalopname actief
maar worden geen foto’s genomen.
Verwijder enkele foto’s of schakel de
camera uit en plaats een andere geheugenkaart, zodat u de opname kunt
hervatten (p. 193).
A Bracketing
Pas de instellingen voor bracketing aan voordat u een intervalopname
start.
Als u een intervalopname maakt met belichtings- en/of
flitsbracketing, maakt de camera bij elk interval het aantal opnamen dat is
ingesteld in het bracketingprogramma, ongeacht het aantal opnamen dat
is opgegeven in het menu [Intervalopnamen].
Als witbalansbracketing is
ingeschakeld wanneer intervalfotografie actief is, maakt de camera per
interval één opname en wordt voor elke opname het aantal kopieën
gemaakt dat is opgegeven in het bracketingprogramma.
A Tijdens het fotograferen
Tijdens intervalopnamen knippert het pictogram
Q in het LCD-venster.
Vlak voordat het
volgende opname-interval begint, wordt in de
sluitertijdweergave het aantal resterende
intervallen weergegeven en in de
diafragmaweergave het aantal resterende opnamen voor het huidige
interval.
U kunt het aantal resterende intervallen en het aantal opnamen
per interval ook weergeven door de ontspanknop half in te drukken (als u
de ontspanknop loslaat, worden de sluitertijd en het diafragma
weergegeven totdat de lichtmeters worden uitgeschakeld).
Om de huidige instelling voor intervalopnamen te
bekijken, selecteert u [Intervalopnamen] tussen
de opnamen door. Tijdens intervalfotografie toont
het intervaltimermenu de starttijd, het opname-
interval en het aantal resterende intervallen en
opnamen. Geen van die items kan worden
gewijzigd terwijl intervalfotografie bezig is.
193
t
❚❚ Intervalopnamen pauzeren
U kunt intervalopnamen als volgt pauzeren:
Druk tussen twee intervallen op de knop J.
Markeer [Start] > [Pauze] in het menu voor intervalopnamen en
druk op J.
Zet de camera uit en weer aan. (Wanneer de camera uit staat,
kunt u eventueel de geheugenkaart vervangen.)
Selecteer de ontspanstand Livebeeld (a), Zelfontspanner (E) of
Spiegel omhoog (M
UP).
Intervalopnamen kunnen als volgt worden hervat:
1 Selecteer een nieuwe
starttijd.
Selecteer een nieuwe starttijd,
zoals wordt beschreven op
pagina 189.
2 Hervat de opname.
Markeer [Start] > [Herstarten]
en druk op J.
Houd er
rekening mee dat als u een
intervalopname halverwege
pauzeert, de eventuele
resterende opnamen in het huidige interval worden
geannuleerd.
194
t
❚❚ Intervalopnamen onderbreken
Intervalopnamen eindigen automatisch als de batterij leeg is.
U
kunt intervalopnamen ook op de volgende manieren beëindigen:
Selecteer [Start] > [Uit] in het menu voor intervalopnamen.
Voer een reset met twee knoppen uit (p. 182).
Selecteer [Opnamemenu terugzetten] in het opnamemenu
(p. 257).
Wijzig de bracketinginstellingen (p. 116).
Wanneer een intervalopname wordt beëindigd, keert de camera
terug naar de normale opnamestand.
❚❚ Geen foto
Er worden geen foto’s gemaakt als de vorige foto nog moet
worden opgeslagen, als het buffergeheugen of de geheugenkaart
vol is of als de camera niet kan scherpstellen in de stand voor
enkelvoudige AF (de camera stelt vóór elke opname scherp).
A Ontspanstand
De camera maakt bij elk interval het opgegeven aantal opnamen,
ongeacht de geselecteerde ontspanstand.
In de stand CH (continu hoog)
worden foto’s gemaakt met een snelheid van maximaal zes foto's per
seconde.
In de standen S (enkel beeld) en CL (continu laag) worden foto’s
gemaakt met de snelheid die is geselecteerd voor persoonlijke instelling
d4 ([Opnamesnelheid], p. 282).
A De monitor gebruiken
Tijdens intervalopnamen kunt u foto’s weergeven en de opname- en
menu-instellingen aanpassen.
De monitor wordt circa vier seconden vóór
elk interval automatisch uitgeschakeld.
195
t
A Geheugenbanken opnamemenu
Wijzigingen in de instellingen voor intervalopnamen worden toegepast
op alle geheugenbanken van het opnamemenu (p. 255).
Als de
instellingen voor het opnamemenu worden teruggezet met de optie
[Opnamemenu terugzetten] in het opnamemenu (p. 257), worden de
instellingen voor intervalopnamen teruggezet op de volgende waarden:
Starttijd kiezen: Nu
Interval: 00:01':00"
Aantal intervallen: 1
Aantal belichtingen: 1
Start: Uit
196
t
Objectieven zonder CPU
Als u gegevens over het objectief (brandpuntsafstand en maximaal
diafragma) opgeeft, hebt u toegang tot diverse functies voor CPU-
objectieven wanneer u een niet-CPU-objectief gebruikt.
Als de
brandpuntsafstand van het objectief bekend is:
Automatische zoom kan worden gebruikt met de flitsers SB-900,
SB-800, en SB-600 (apart verkrijgbaar).
De brandpuntsafstand wordt weergegeven (met een sterretje) in
het venster met foto-informatie.
Als het maximale diafragma van het objectief bekend is:
De diafragmawaarde wordt weergegeven in het LCD-venster en in
de zoeker.
De flitssterkte wordt aangepast aan wijzigingen in het diafragma.
Het diafragma wordt weergegeven (met een sterretje) in het venster
met foto-informatie.
Als zowel de brandpuntsafstand als het maximale diafragma worden
opgegeven:
Kleurenmatrixmeting wordt ingeschakeld. (Houd er rekening mee
dat bij sommige objectieven, waaronder Reflex-Nikkor-objectieven,
voor een correct resultaat centrumgerichte meting of spotmeting
moet worden gebruikt.)
De nauwkeurigheid van centrumgerichte meting en spotmeting en
i-DDL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera’s wordt
verbeterd.
A Brandpuntsafstand wordt niet weergegeven
Als de correcte brandpuntsafstand niet wordt weergegeven, selecteert u de
dichtstbijzijnde waarde die hoger is dan de daadwerkelijke
brandpuntsafstand van het objectief.
A Zoomobjectieven
Objectiefgegevens worden niet aangepast wanneer een niet-CPU-objectief
wordt in- of uitgezoomd.
Nadat u de zoomstand hebt gewijzigd, kunt u
nieuwe waarden selecteren voor brandpuntsafstand en maximaal diafragma.
197
t
❚❚ Het menu Niet-CPU-objectief
1 Selecteer [Niet-CPU-
objectief].
Markeer [Niet-CPU-objectief]
in het setup-menu (p. 311) en
druk op 2.
2 Selecteer een
objectiefnummer.
Markeer [Objectiefnummer] en
druk op 4 of 2 om een
objectiefnummer te selecteren
(1 – 9).
3 Selecteer een
brandpuntsafstand.
Markeer [Brandpuntsafstand
(mm)] en druk op 4 of 2 om
een brandpuntsafstand te
selecteren (6 – 4000 mm).
4 Selecteer een maximaal
diafragma.
Markeer [Maximaal diafragma]
en druk op 4 of 2 om een
maximaal diafragma te
selecteren (f/1.2–f/22).
Het maximale diafragma voor
teleconverters is het maximale diafragma van de teleconverter
en het objectief samen.
198
t
5
Selecteer [Gereed].
Markeer [Gereed] en druk op
J
.
De brandpuntsafstand en het dia-
fragma die u hebt opgegeven,
worden opgeslagen onder het
geselecteerde objectiefnummer.
U kunt deze combinatie van brandpuntsafstand en diafragma op elk
gewenst moment oproepen door het objectiefnummer te selecteren
met de bedieningsknoppen op de camera, zoals hieronder wordt
beschreven.
❚❚
Een objectiefnummer selecteren met de cameraknoppen
1
Wijs de selectie van het nummer van niet-CPU-objectieven
toe aan een van de cameraknoppen.
Selecteer [Nummer niet-CPU-lens kiezen] voor de optie “+
instel-schijven” van een van de cameraknoppen in het menu
Persoonlijke instellingen.
U kunt de selectie van het nummer
van niet-CPU-objectieven toewijzen aan de knop Fn
(persoonlijke instelling f4, [FUNC.-knop
toewijzen], p. 302), de
scherptedieptecontroleknop (persoonlijke instelling f5,
[Voorbeeldknop toewijzen], p. 305) of de knop AE-L/AF-L
(persoonlijke instelling f6, [AE-L/AF-L knop toewijzen], p. 306).
2
Gebruik de geselecteerde knop om een objectiefnummer te
kiezen.
Houd de geselecteerde knop ingedrukt en draai aan de hoofd-
instelschijf tot het gewenste objectiefnummer wordt
weergegeven in het LCD-venster.
Objectiefnummer
Brandpuntsafstand Maximaal diafragma
Hoofdinstelschijf
199
t
Een GPS-apparaat gebruiken
Er kan een GPS-apparaat worden verbonden met de 10-pins
afstandsbedieningaansluiting zodat de huidige breedtegraad,
lengtegraad, hoogte, Coordinated Universal Time (UTC) en
kompasrichting kan worden opgeslagen bij elke foto. De camera
kan worden gebruikt met een optioneel GP-1 GPS-apparaat (zie
hieronder; merk op dat de GP-1 geen kompasrichting aangeeft) of
met apparaten van andere producenten die worden verbonden
via een optionele MC-35 GPS-adapterkabel (p. 200).
❚❚ Het GP-1 GPS-apparaat
De GP-1 is een optioneel GPS-apparaat dat werd ontworpen voor
gebruik met digitale cameras van Nikon. Voor meer informatie
over het aansluiten van het apparaat, raadpleegt u de handleiding
bij de GP-1.
200
t
❚❚ Andere GPS-apparaten
Optionele Garmin GPS-apparaten die voldoen aan versie 2.01 of
3.01 van het National Marine Electronics Association NMEA0183
gegevensformaat kunnen worden aangesloten op de 10-pins
afstandsbedieningaansluiting door middel van een MC-35 GPS-
adapterkabel (apart verkrijgbaar; p. 370). De werking werd
gecontroleerd met de reeksen Garmin eTrex en Garmin geko die
zijn uitgerust met een kabelaansluiting voor PC-interface. Die
apparaten worden verbonden met de MC-35 door middel van een
kabel met een D-sub 9-pins connector die wordt geleverd door de
producent van het GPS-apparaat. Raadpleeg de handleiding van
de MC-35 voor meer informatie. Stel het GPS-apparaat in op de
stand NMEA (4800 baud) alvorens de camera in te schakelen.
MC-35
201
t
❚❚ Het pictogram k
Wanneer de camera een verbinding tot stand
heeft gebracht met een GPS-apparaat,
verschijnt het pictogram k in het bovenste
lcd-venster. De foto-informatie voor foto's
die worden genomen wanneer het pictogram k wordt
weergegeven, bevat een pagina met GPS-gegevens (p. 215) met
de huidige breedtegraad, lengtegraad, hoogte, Coordinated
Universal Time (UTC) en kompasrichting (als die functie wordt
ondersteund). Wanneer geen gegevens worden ontvangen van
het GPS-apparaat gedurende twee seconden, verdwijnt het
pictogram k van het scherm en stopt de camera met het opslaan
van GPS-informatie.
A GPS-informatie
GPS-informatie wordt alleen opgeslagen wanneer
het pictogram k wordt weergegeven.
Controleer
voordat u een foto maakt of het pictogram k
wordt weergegeven in het LCD-venster.
Als het
pictogram k knippert, zoekt het GPS-apparaat
naar een signaal. Voor foto’s die worden genomen terwijl het pictogram k
knippert, wordt geen GPS-informatie opgeslagen.
202
t
❚❚ Opties in het setup-menu
Het onderdeel [GPS] in het setup-menu bevat de onderstaande
opties.
[Meter uit]: Kies of de lichtmeters automatisch worden
uitgeschakeld wanneer een GPS-apparaat wordt aangesloten.
[Positie]: Dit onderdeel is enkel beschikbaar als een GPS-apparaat
aangesloten is, wanneer de huidige breedtegraad, lengtegraad,
hoogte, Coordinated Universal Time (UTC) en kompasrichting
(als die functie wordt ondersteund) worden weergegeven op
basis van de gegevens van het GPS-apparaat.
A Kompasrichting
De kompasrichting wordt enkel opgeslagen als
het GPS-apparaat is uitgerust met een digitaal
kompas (merk op dat de GP-1 niet is uitgerust
met een kompas). Richt het GPS-apparaat in
dezelfde richting als het objectief en ten minste
20 cm verwijderd van de camera.
A UTC (Coordinated Universal Time)
UTC-gegevens zijn afkomstig van het GPS-apparaat en staan los van de
cameraklok.
Optie Beschrijving
Inschakelen
(standaard)
De lichtmeters worden automatisch uitgeschakeld als
gedurende de tijdsduur die is opgegeven voor
persoonlijke instelling c2 ([Meter uit]) geen
handelingen worden uitgevoerd.
Hierdoor wordt de
gebruiksduur van de batterij verlengd maar wordt
mogelijk geen GPS-informatie opgenomen als de
ontspanknop in één keer helemaal wordt ingedrukt.
Uitschakelen
De lichtmeters worden niet uitgeschakeld zolang een
GPS-apparaat is aangesloten. De camera blijft GPS-
informatie opnemen.
I
203
I
Meer informatie over
weergave
Weergaveopties
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto’s kunt weergeven en
welke handelingen u kunt uitvoeren in de weergavestand.
Schermvullende weergave............................................. p. 204
Foto-informatie ................................................................ p. 206
Meerdere foto’s weergeven: Miniatuurweergave...... p. 218
Foto’s van dichtbij bekijken: Zoomweergave ............. p. 220
Foto’s tegen verwijderen beveiligen ............................ p. 221
Afzonderlijke foto’s wissen............................................. p. 222
204
I
Schermvullende weergave
Als u fotos wilt weergeven, drukt u
op de knop K.
De laatst gemaakte
foto wordt op de monitor
weergegeven.
A Draai portret
Als u alle staande foto’s (portretstand) staand wilt
weergeven, selecteert u [Aan] voor de optie [Draai
portret] in het weergavemenu (p. 251). Aangezien
de camera zelf reeds de geschikte oriëntatie heeft
tijdens de opname, worden beelden niet
automatisch gedraaid tijdens het terugspelen van
beelden (p. 205).
G
knop
K knop
W knop
L knop
J knop
Multi-selector
O knop
Secundaire instelschijf
Hoofdinstelschijf
X knop
205
I
A Beeld terugspelen
Wanneer [Aan] is geselecteerd voor [Beeld terugspelen] in het weergavemenu
(p. 251), worden foto’s automatisch ongeveer 20 seconden (standaardinstelling) na
opname op de monitor getoond (omdat de camera al juist georiënteerd is, worden
de beelden tijdens beeld terugspelen niet automatisch gedraaid). Met enkel beeld,
zelfontspanner en de ontspanstand voor hoge spiegelstand worden de foto’s tijdens
opname één voor één getoond. In continu ontspanstand begint de weergave
wanneer opname eindigt, waarbij de eerste foto in de huidige reeks wordt getoond.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c4 ([Monitor uit], p. 280) als u wilt opgeven hoe lang de
monitor blijft ingeschakeld wanneer geen handelingen worden uitgevoerd.
De functies van de knoppen van de multi-selector kunnen worden omgedraaid,
zodat u met de knoppen
1
en
3
andere foto’s kunt weergeven en met de
knoppen
4
en
2
foto-informatie kunt bekijken.
Zie persoonlijke instelling f3
([Functie van multi-selector], p. 301) voor meer informatie.
Functie Knop Beschrijving
Andere foto’s
weergeven
Druk op
2
om foto’s in volgorde van
opname te bekijken; druk op
4
om fotos
in omgekeerde volgorde weer te geven.
Foto-informatie
weergeven
Druk op
1
of
3
om informatie over de
geselecteerde foto weer te geven (p. 206).
Miniaturen
weergeven
W
Zie pagina 218 voor meer informatie over
de miniatuurweergave.
Inzoomen op
foto
X
Zie pagina 220 voor meer informatie over
de zoomweergave.
Beelden
verwijderen
O
Er wordt een bevestigingsvenster
weergegeven.
Druk nogmaals op
O
om
de foto te verwijderen.
Beveiligings-
status
wijzigen
L
Als u een foto wilt beveiligen of de
beveiliging van een foto wilt opheffen,
drukt u op de knop
L
(p.
221
).
Terugkeren naar
de
opnamestand
/
K
De monitor wordt uitgeschakeld.
Er
kunnen direct foto’s worden gemaakt.
Menu’s
weergeven
G
Zie pagina 245 voor meer informatie.
206
I
Foto-informatie
Foto-informatie wordt over het beeld weergegeven wanneer u foto’s in de
schermvullende weergave bekijkt. Er zijn tot 9 pagina's informatie voor elke
foto. Druk op
1
of
3
om door de foto-informatie te bladeren, zoals hieronder
wordt aangegeven. Opnamegegevens, RGB-histogrammen en hoge lichten
worden alleen weergegeven als de betreffende optie is geselecteerd voor
[Weergavestand] (p. 250; pagina 4 met opnamegegevens wordt enkel
weergegeven wanneer copyrightinformatie werd geregistreerd bij de foto
zoals beschreven op pagina 324). GPS-gegevens worden alleen weergegeven
als de foto is genomen wanneer een GPS-apparaat is aangesloten.
Bestandsinformatie
1/ 10
100
ND
300
15
/
12
/
2007 10
:
15
:
29
4288x2848
N
N
OR
OR
M
AL
AL
D
S
C
_
0001. JPG
Hoge lichten
100
-
1
Kies
R, G, B
Hoge licht.
RGB-histogram
100
--
1
Hoge licht.
Kies R, G, B
100
--
1
N
I
KO
N
D
300
M
TR
,
SP
D
,
AP
.
E
XP.
M
O
D
E
, I S
O
, EXP. T
U
N
I
N
G
F
OCAL
LE
N
G
T
H
LE
N
S
A
F
/
V
R
FL
A
S
H
M
O
D
E,
:
,
1
/
125
,
F5
.
6
:
,
200
:
0, 0
:
35
mm
:
18
200
/
3. 5
5.6
:
S
/
V
R
O
n
:
Opnamegegevens
pagina 4
100
--
1
N
I
KO
N
D
300
ART
IST
C
O
PYRI
GHT
:
NI KON
TARO
:
NIKON
Overzichtsgegevens
100
ND
300
D
S
C
_
0001. JPG
1
/
125
F5
.
6
200
35
mm
AUTO 0, 0
N
I
KO
N
D
300
15
/
12
/
2007 10
:
15
:
29
4288x2848
N
OR
OR
M
AL
AL
1/ 10
GPS-informatie
LATITUDE
.
LONGITUDE
ALTITUDE
TIME(UTC)
HEADING
:
N
:
35
º
36. 371'
:
E
:
139
º
43. 696'
:
35m
:
15
/
12
/
2007
:
01
:
15
:
29
:105. 07
º
100
--
1
N
I
KO
N
D
300
Opnamegegevens pagina
1–3
207
I
❚❚ Bestandsinformatie
* Wordt alleen weergegeven als [Scherpstelpunt] is geselecteerd voor
[Weergavestand] (p. 250).
1/ 10
100
ND
300
15
/
12
/
2007 10
:
15
:
29
4288x2848
N
OR
AL
D
S
C
_
0001. JPG
1 2
43 5
12
11
10 9
8
6
7
1 Beveiligingsstatus .................... 221
2 Retoucheeraanduiding .......... 329
3 Scherpstelpunt *....................... 250
4 Haakjes AF-veld ....................43, 81
5 Beeldnummer/
totaal aantal beelden
6 Bestandsnaam........................... 260
7 Beeldkwaliteit .............................. 56
8 Beeldgrootte ................................ 60
9 Beeld-authenticiteit.................323
10 Opnametijd................................... 37
11 Opnamedatum............................ 37
12 Mapnaam.....................................258
208
I
❚❚ Hoge lichten
1
1 Wordt alleen weergegeven als [Hoge lichten] is geselecteerd voor
[Weergavestand] (p. 250).
2 Knipperende gebieden duiden op hoge lichten
(gebieden die overbelicht kunnen zijn) voor het
huidige kanaal. Druk op 4 of 2 terwijl u de toets
W indrukt om als volgt door de kanalen te
bladeren:
100
-
1
Kies
R, G, B
Hoge licht.
1 2
3
4
6
5
1 Beveiligingsstatus .................... 221
2 Retoucheeraanduiding ..........329
3 Hoge lichten
2
............................ 250
4 Mapnummer–
beeldnummer ............................258
5 Huidig kanaal
2
6 Aanduiding hoge lichten ......250
RGB
(alle kanalen)
R
(rood)
G
(groen)
B
(blauw)
209
I
❚❚ RGB-histogram
1
1 Wordt alleen weergegeven als [RGB-histogram] is geselecteerd voor
[Weergavestand] (p. 250).
2 Knipperende gebieden duiden op hoge lichten
(gebieden die overbelicht kunnen zijn) voor het
huidige kanaal. Druk op 4 of 2 terwijl u de toets
W indrukt om als volgt door de kanalen te
bladeren:
100
--
1
Hoge licht.
Kies R, G, B
5
3
4
6
7
8
9
1 2
1 Beveiligingsstatus.................... 221
2 Retoucheeraanduiding .......... 329
3 Hoge lichten
2
............................ 250
4 Mapnummer–
beeldnummer ........................... 258
5 Histogram (RGB-kanaal)
3
.
In alle
histogrammen staat de
horizontale as voor de
helderheid van de pixels en de
verticale as voor het aantal
pixels.
6 Huidig kanaal
2
7 Histogram (rood kanaal)
3
8 Histogram (groen kanaal)
3
9 Histogram (blauw kanaal)
3
RGB
(alle kanalen)
R
(rood)
G
(groen)
B
(blauw)
Weergave hoge lichten
210
I
3 Hieronder ziet u enkele voorbeelden van histogrammen:
Als de foto voorwerpen met een
uiteenlopende helderheid bevat, zal
de toonverdeling relatief
gelijkmatig zijn.
Als de foto donker is, verschuift de
toonverdeling naar links.
Als de foto licht is, verschuift de
toonverdeling naar rechts.
Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verhoogd, verschuift de
toonverdeling naar rechts; als de waarde voor belichtingscorrectie wordt
verlaagd, verschuift de toonverdeling naar links.
Wanneer foto’s bij fel licht
moeilijk op de monitor te zien zijn, geven histogrammen een globaal beeld
van de totale belichting.
A Histogrammen
De camerahistogrammen dienen alleen als richtlijn en kunnen afwijken
van de histogrammen in beeldbewerkingsprogramma's.
211
I
❚❚ Opnamegegevens 1
1
1 Wordt alleen weergegeven als [Informatie] is geselecteerd voor
[Weergavestand] (p. 250).
2 Wordt rood weergegeven als de foto is genomen terwijl automatische ISO-
gevoeligheid is ingeschakeld.
3 Wordt weergegeven als persoonlijke instelling b6 ([Fijnafst. voor opt.
belichting], p. 277) is ingesteld op een andere waarde dan 0, ongeacht de
lichtmeetmethode.
4 Wordt alleen weergegeven als een VR-objectief is bevestigd.
100
--
1
N
I
KO
N
D
300
M
TR
,
SP
D
,
AP
.
E
XP.
M
O
D
E
, I S
O
, EXP. T
U
N
I
N
G
F
OCAL
LE
N
G
T
H
LE
N
S
A
F
/
V
R
FL
A
S
H
M
O
D
E,
CMD
:
M
:
TTL,
+
3. 0
B
:
O
FF
:
,
1
/
8000
,
F4
.
8
:
,
200
:
+
1
.
3,
+
5
/
6
:
35
mm
:
18
200
/
3. 5
5.6
:
S
/
V
R
O
n
:
Built
i n
,
TTL
,
+
1
.
3
SL
O
W
A
:
TTL
,
+
3
.
0
C
:
O
FF
3
4
5
6
7
8
9
10
11 12
1 2
1 Beveiligingsstatus.................... 221
2 Retoucheeraanduiding .......... 329
3 Lichtmeetmethode ................. 100
Sluitertijd............................106, 109
Diafragma ..........................107, 109
4 Belichtingsstand....................... 102
ISO-gevoeligheid
2
......................94
5 Belichtingscorrectie ................ 114
Fijnafst. voor opt.
belichting
3
.................................. 277
6 Brandpuntsafstand.................. 356
7 Objectiefgegevens .................. 196
8 Scherpstelstand........................... 62
Vibratiereductie (VR)
4
............... 35
9 Flitsstand......................................171
Flitscorrectie ...............................176
10 Commanderstand/naam groep/
flitssturingsstand/
flitscorrectie................................293
11 Cameranaam
12 Mapnummer–
beeldnummer............................258
212
I
❚❚ Opnamegegevens 2
1
1 Wordt alleen weergegeven als [Informatie] is geselecteerd voor
[Weergavestand] (p. 250).
2 Alleen beeldinstellingen [Standaard] en [Levendig].
3 Beeldinstellingen [Neutraal] en [Monochroom] en eigen beeldinstellingen.
4 Wordt niet weergegeven voor monochrome beeldinstellingen.
5 Alleen monochrome beeldinstellingen.
100
--
1
N
I
KO
N
D
300
W
HI T E BALANCE
CO
L
O
R SP
AC
E
PI
C
TURE
C
N
TRL
QUICK ADJUST
S
H
A
RPE
N
ING
CO
N
TR
A
ST
BRI
G
H
T
N
ESS
S
A
TUR
A
TI
O
N
H
U
E
:
A
UT
O, 0, 0
:
s
RGB
: ST
A
N
D
A
R
D
: 0
:
3
:
0
: 0
: 0
: 0
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12 13
1 2
1 Beveiligingsstatus.................... 221
2 Retoucheeraanduiding .......... 329
3 Witbalans .................................... 125
Kleurtemperatuur .................... 133
Fijnafstelling witbalans .......... 129
Handmatige preset.................. 134
4 Kleurruimte ................................ 167
5 Beeldinstelling .......................... 148
6 Snel aanpassen
2
....................... 151
Oorspronkelijke
beeldinstelling
3
........................ 148
7 Verscherping ..............................151
8 Contrast........................................151
9 Helderheid ..................................151
10 Verzadiging
4
..............................151
Filtereffecten
5
............................151
11 Tint
4
...............................................151
Kleurtoon
5
..................................151
12 Cameranaam
13 Mapnummer–
beeldnummer............................258
213
I
❚❚ Opnamegegevens 3
*
* Wordt alleen weergegeven als [Informatie] is geselecteerd voor
[Weergavestand] (p. 250).
N
O
I SE RE
D
U
C
.
AC
T
.
D
LI
GH
T
.
RET
O
U
C
H
CO
MM
E
N
T
:
H
I IS
O
NORM
:
N
O
R
M
A
L
:
D
LI
G
H
TI
N
G
W
A
R
M
FILTER
C
Y
A
N
O
TYPE
TRI
M
:
SPRI
N
G
H
A
S
CO
M
E
.
SP
RI
N
G
H
A
S
CO
M
E
.
3636
100
--
1
N
I
KO
N
D
300
3
4
5
6
7 8
1 2
1 Beveiligingsstatus.................... 221
2 Retoucheeraanduiding .......... 329
3
Hoge ISO ruisonderdrukking
.... 263
Ruisonderdrukking lange
sluitertijd ..................................... 262
4 Actieve D-Lighting................... 165
5 Retoucheergeschiedenis .......329
6 Beeldcommentaar....................316
7 Cameranaam
8 Mapnummer–
beeldnummer............................258
214
I
❚❚ Opnamegegevens 4
*
* Wordt alleen weergegeven als [Informatie] is geselecteerd voor
[Weergavestand] (p. 250) en copyrightinformatie aan de foto is toegevoegd
(p.
324).
100
--
1
N
I
KO
N
D
300
ART
IST
C
O
PYRI
GHT
:
NI KON
TARO
:
NIKON
3
4
65
1 2
1 Beveiligingsstatus.................... 221
2 Retoucheeraanduiding .......... 329
3 Naam van fotograaf................. 324
4 Copyrighthouder...................... 324
5 Cameranaam
6 Mapnummer–
beeldnummer............................258
215
I
❚❚ GPS-informatie
1
1 Wordt alleen weergegeven als de foto is genomen in combinatie met een
GPS-apparaat (p. 199).
2 Wordt alleen weergegeven als het GPS-apparaat is voorzien van een
elektronisch kompas.
LATITUDE
.
LONGITUDE
ALTITUDE
TIME(UTC)
HEADING
:
N
:
35
º
36. 371'
:
E
:
139
º
43. 696'
:
35m
:
15
/
12
/
2007
:
01
:
15
:
29
:105. 07
º
100
--
1
N
I
KO
N
D
300
3
5
6
4
7
9 8
1 2
1 Beveiligingsstatus.................... 221
2 Retoucheeraanduiding .......... 329
3 Breedtegraad
4 Lengtegraad
5 Hoogte
6 UTC (Coordinated Universal
Time)
7 Kompasrichting
2
8 Cameranaam
9 Mapnummer–
beeldnummer............................258
216
I
❚❚ Overzichtsgegevens
* Wordt rood weergegeven als de foto is genomen terwijl automatische ISO-
gevoeligheid is ingeschakeld.
100
ND
300
D
S
C
_
0001. JPG
1
/
8000
,
F4
.
8
200
35
mm
1. 3
+
1
.
3 REAR
10000 A6,
M
1
L
N
I
KO
N
D
300
15
/
12
/
2007 10
:
15
:
29
4288x2848
N
OR
OR
M
AL
AL
1 / 10
1 2 3
4
6
9
10
5
7
8
13
12
14
15
11
16
1 Beeldnummer/
totaal aantal beelden
2 Beveiligingsstatus.................... 221
3 Cameranaam
4 Retoucheeraanduiding .......... 329
5 Histogram dat de verdeling van
tonen in het beeld weergeeft
(p. 210).
De horizontale as staat
voor de helderheid van de
pixels; de verticale as geeft het
aantal pixels van elke helderheid
in het beeld weer.
6 ISO-gevoeligheid
*
...................... 94
7 Brandpuntsafstand ..................356
8
Aanduiding GPS-informatie
...199
9 Beeldcommentaar
aanduiding..................................316
10 Flitsstand......................................171
11 Flitscorrectie ...............................176
12 Belichtingscorrectie .................114
13 Lichtmeetmethode ..................100
14 Belichtingsstand .......................102
15 Sluitertijd ........................... 106, 109
16 Diafragma.......................... 107, 109
217
I
100
ND
300
D
S
C
_
0001. JPG
1
/
8000
,
F4
.
8
H
I 0
.
3 35
mm
1. 3
+
1
.
3 REAR
10000 A6,
M
1
N
I
KO
N
D
300
15
/
12
/
2007 10
:
15
:
29
4288x2848
N
N
OR
OR
M
AL
AL
1 / 10
17
18
19
25
26
27
23 22 21 24 20
17 Beeldinstelling ......................... 148
18 Actieve D-Lighting .................. 166
19 Bestandsnaam........................... 260
20 Beeldkwaliteit...............................56
21 Beeldgrootte.................................60
22 Beeld-authenticiteit
aanduiding ................................. 323
23 Opnametijd ...................................37
24 Opnamedatum............................ 37
25 Mapnummer...............................258
26 Witbalans.....................................125
Kleurtemperatuur.....................133
Fijnafstelling witbalans...........129
Handmatige preset ..................134
27 Kleurruimte.................................167
218
I
Meerdere fotos weergeven:
Miniatuurweergave
Als u “contactafdrukken” van vier of negen foto's wilt weergeven,
drukt u op de knop W.
W
X
Schermvullende
weergave
Miniatuurweergave
W
X
219
I
In de miniatuurweergave kunt u het volgende doen:
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f1 ([Centrale knop multi-selector], p. 300) als u
een functie wilt selecteren voor de middelste knop van de multi-selector.
Functie Knop Beschrijving
Meer foto’s
weergeven
W
Druk op de knop W om “uit te
zoomen” van één naar vier foto's
per pagina.
Druk nogmaals om
negen foto's per pagina weer te
geven.
Minder foto’s
weergeven
X
Druk op de knop X om “in te
zoomenvan negen naar vier
foto's per pagina.
Druk nogmaals
om de gemarkeerde foto
schermvullend weer te geven.
Schermvullende
weergave in- of
uitschakelen
Druk op het midden van de multi-
selector om te schakelen tussen
schermvullende weergave en
miniatuurweergave.
Foto’s markeren
Gebruik de multi-selector om
foto's te markeren voor
schermvullende weergave,
zoomweergave (p. 220) of
verwijderen (p. 222).
Gemarkeerde foto
wissen
O
Zie pagina 222 voor meer
informatie.
Beveiligingsstatus
van gemarkeerde
foto wijzigen
L
Zie pagina 221 voor meer
informatie.
Terugkeren naar de
opnamestand
/
K
De monitor wordt uitgeschakeld.
Er kunnen direct fotos worden
gemaakt.
Menu’s weergeven
G
Zie pagina 245 voor meer
informatie.
220
I
Fotos van dichtbij bekijken:
Zoomweergave
Druk op de knop X om in te zoomen op de foto die schermvullend
wordt weergegeven of die is gemarkeerd in de
miniatuurweergave.
Wanneer de camera is ingezoomd, kunt u het volgende doen:
Functie Knop Beschrijving
In- of
uitzoomen
X
/
W
Druk op
X
om in te
zoomen tot een
maximum van circa
27 × (grote foto’s),
20 × (middelgrote
foto’s) of 13 × (kleine
foto’s).
Druk op
W
om uit te zoomen.
Wanneer op de foto is
ingezoomd, kunt u de multi-selector gebruiken
om delen van het beeld te bekijken die niet op
de monitor te zien zijn.
Houd de multi-selector
ingedrukt om snel naar andere delen van het
beeld te gaan.
Wanneer de zoomverhouding
wordt gewijzigd, verschijnt een
navigatievenster; het gedeelte dat zichtbaar is
op de monitor wordt aangegeven door een
gele rand.
Andere delen
van het beeld
weergeven
Andere foto’s
weergeven
Draai aan de hoofdinstelschijf om hetzelfde
gedeelte van andere foto’s te bekijken bij de
huidige zoomfactor.
Beveiligings-
status wijzigen
L
Zie pagina 221 voor meer informatie.
Terugkeren
naar de
opnamestand
/
K
De monitor wordt uitgeschakeld.
Er kunnen
direct foto’s worden gemaakt.
Menu’s
weergeven
G
Zie pagina 245 voor meer informatie.
221
I
Fotos tegen verwijderen
beveiligen
In de schermvullende, zoom- of miniatuurweergave kunt u de
knop L gebruiken om foto’s te beveiligen en zo te voorkomen
dat u ze per ongeluk verwijdert.
Beveiligde bestanden kunnen
niet worden verwijderd met de knop O of de optie [Wissen] in het
weergavemenu.
Beveiligde fotos worden wel verwijderd als de
geheugenkaart wordt geformatteerd (p. 41, 312).
Voer de onderstaande stappen uit om een foto te beveiligen:
1 Selecteer een foto.
Geef de foto weer in de schermvullende of zoomweergave of
markeer de foto in de miniatuurweergave.
2 Druk op de knop L.
De foto wordt gemarkeerd met
het pictogram a.
Als u de
beveiliging van een foto wilt
opheffen, zodat deze kan
worden verwijderd, geeft u de
foto weer of markeert u deze in de lijst met miniaturen en
drukt u vervolgens op de knop L.
A Beveiliging van alle foto's opheffen
Als u de beveiliging wilt opheffen voor alle fotos in de map of mappen die
zijn geselecteerd in het menu [Weergavemap], drukt u de knoppen L en
O circa twee seconden tegelijkertijd in.
222
I
Afzonderlijke fotos wissen
Als u een foto wilt wissen die schermvullend wordt weergegeven
of die is gemarkeerd in de lijst met miniaturen, drukt u op de knop
O.
Eenmaal gewiste foto’s kunnen niet meer worden hersteld.
1 Selecteer een foto.
Geef de foto weer of markeer deze in de lijst met miniaturen.
2 Druk op de knop O.
Er wordt een
bevestigingsvenster
weergegeven.
Druk nogmaals op de knop O om de foto
te wissen.
Druk op de knop K om te
stoppen zonder de foto te verwijderen.
A Zie ook
Als u meerdere beelden wilt wissen, gebruikt u de optie [Wissen] in het
weergavemenu (p. 248).
Met de optie [Na verwijderen] in het
weergavemenu kunt u bepalen of de volgende of de vorige foto wordt
weergegeven nadat een foto is verwijderd (p. 251).
Schermvullende weergave
Miniatuurweergave
Q
223
Q
Aansluitingen
De camera aansluiten op een extern apparaat
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto's kopieert naar een
computer, hoe u foto’s afdrukt en hoe u ze weergeeft op een
televisie.
Aansluiten op een computer ..........................................p. 224
Directe USB-aansluiting ................................................................. p. 226
Draadloze en Ethernet-netwerken............................................. p. 229
Foto’s afdrukken ................................................................p. 230
Directe USB-aansluiting ................................................................. p. 231
Foto’s op televisie bekijken .............................................p. 242
Standard-definition apparaten.................................................... p. 242
High-definition apparaten ............................................................ p. 244
224
Q
Aansluiten op een computer
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de camera aansluit op
een computer met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel.
Zodra de
camera is aangesloten, kunt u met het programma Nikon Transfer
of met optionele softwareprogrammas van Nikon, zoals Camera
Control Pro 2, foto’s naar de computer kopiëren of de camera op
afstand bedienen.
D Kabels aansluiten
Schakel de camera uit voordat u kabels aansluit of loskoppelt.
Forceer
niets en steek de stekker recht in de aansluiting.
A Camera Control Pro 2
Met Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar; p. 368) kunt u de camera via
de computer bedienen.
Voordat u de camera aansluit, stelt u de optie
[USB] op de camera (p. 225) in op [MTP/PTP].
Als Camera Control Pro 2
actief is, wordt het pictogram “c” weergegeven in het LCD-venster.
225
Q
❚❚ Voordat u de camera aansluit
Installeer de benodigde software vanaf de meegeleverde
installatie-cd (raadpleeg de Installatiehandleiding voor meer
informatie).
Zorg dat de batterij volledig is opgeladen, zodat de
gegevensoverdracht niet wordt onderbroken.
Bij twijfel laadt u
voor gebruik de batterij op of gebruikt u de EH-5a of EH-5
lichtnetadapter (apart verkrijgbaar).
Voordat u de camera aansluit, kiest u de
optie [USB] in het setup-menu van de
camera (p. 318) en selecteert u vervolgens
[MTP/PTP] (standaard) of [Mass Storage],
zoals hieronder wordt beschreven.
Besturingssysteem
*
Nikon Transfer Camera Control Pro 2
Windows Vista Service Pack 1
(32-bits Home Basic/
Home Premium/Business/
Enterprise/Ultimate Edition)
Windows XP Service Pack 3
(Home Edition/Professional)
Kies
[MTP/PTP] of
[Mass Storage]
Kies
[MTP/PTP]
Mac OS X
(versie 10.3.9, 10.4.11 of 10.5.4)
* Op pagina xxiv staan websites waar u terecht kunt voor de meest recente
informatie over ondersteunde besturingssystemen.
226
Q
Directe USB-aansluiting
Sluit de camera aan met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel.
1 Selecteer een USB-optie.
Voordat u de camera aansluit op de computer, controleert u of
de juiste optie is geselecteerd voor [USB] in het setup-menu
van de camera (p. 225).
2 Zet de camera uit.
3 Zet de computer aan.
Zet de computer aan en wacht totdat deze is opgestart.
4 Sluit de USB-kabel aan.
Sluit de USB-kabel aan zoals hieronder wordt weergegeven.
Forceer niets en steek de stekker recht in de aansluiting.
D USB-hubs
Sluit de camera rechtstreeks op de computer aan en niet op een USB-
hub of -toetsenbord.
Hoofdschakelaar
227
Q
5 Zet de camera aan.
Als [Mass Storage] is geselecteerd voor
[USB] (p. 225), wordt c weergegeven
in het LCD-venster en in de zoeker en
knippert de aanduiding voor de pc-
aansluiting in het LCD-venster (de
camera-aanduidingen veranderen niet
als [MTP/PTP] is geselecteerd).
6 Foto’s overspelen.
Speel foto’s over naar de computer, zoals wordt beschreven in
de online Help van Nikon Transfer.
U kunt de online Help
weergeven door Nikon Transfer te starten en [Nikon Transfer
Help] te selecteren in het menu [Help] van Nikon Transfer.
D Tijdens de overdracht
Zet de camera niet uit en koppel de USB-kabel niet los terwijl beelden
worden overgespeeld.
Hoofdschakelaar
228
Q
7 Zet de camera uit.
Als [MTP/PTP] is geselecteerd voor [USB], kunt u de camera
uitschakelen en de USB-kabel loskoppelen nadat de
overdracht is voltooid.
Als [Mass Storage] is geselecteerd,
moet de camera eerst uit het systeem worden verwijderd,
zoals hieronder wordt beschreven.
Windows Vista
Klik op het pictogram Hardware veilig
verwijderen ( ) op de taakbalk en
selecteer [USB-apparaat voor
massaopslag veilig verwijderen] in het
menu dat verschijnt.
Windows XP Home Edition/Windows XP Professional
Klik op het pictogram Hardware veilig
verwijderen ( ) op de taakbalk en
selecteer [USB-apparaat voor
massaopslag veilig verwijderen] in het
menu dat verschijnt.
Mac OS X
Sleep het cameravolume (“NIKON D300”)
naar de Prullenmand.
229
Q
Draadloze en Ethernet-netwerken
Als de optionele WT-4 draadloze transmitter is bevestigd, kunt u
foto’s overspelen of afdrukken via een draadloos of Ethernet-
netwerk. U kunt bovendien de camera bedienen via een
netwerkcomputer met Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar).
De WT-4 kan in de volgende standen worden gebruikt:
Raadpleeg de gebruikshandleiding van de WT-4 voor meer
informatie. Zorg ervoor dat u over de meest recente versie
beschikt van de WT-4 firmware en meegeleverde software.
D USB
Voordat u een optionele WT-4 draadloze transmitter aansluit, selecteert u
[MTP/PTP] voor de optie [USB] op de camera.
D Overdrachtstand
Als [Draadloze transmitter] > [Stand] > [Overdrachtstand] is geselecteerd
in het setup-menu van de camera, kunt u tijdens weergave met de knop
J de foto’s selecteren die u wilt uploaden. De knop kan dan niet worden
gebruikt om foto’s te selecteren voor andere doeleinden, zoals het
vergelijken van foto’s voor en na bewerking (p. 342).
Als u de normale
werking van de knop wilt herstellen, selecteert u een andere optie voor
[Draadloze transmitter] > [Stand].
A WT-4A/B/C/D/E
Het belangrijkste verschil tussen de WT-4 en de WT-4A/B/C/D/E is het
aantal ondersteunde kanalen. Tenzij anders wordt vermeld, zijn alle
verwijzingen naar de WT-4 ook van toepassing op de WT-4A/B/C/D/E.
Stand Functie
Overdracht-
stand
Nieuwe of bestaande foto’s uploaden naar een computer
of ftp-server.
Miniatuur-
selectiestand
Voorbeelden van foto’s weergeven op de computer
alvorens ze te uploaden.
PC-stand
De camera via de computer bedienen met Camera
Control Pro 2 (apart verkrijgbaar).
Printstand
JPEG-foto’s afdrukken op een printer die op de
netwerkcomputer is aangesloten.
230
Q
Foto’s afdrukken
Foto’s kunnen op een van de volgende manieren worden
afgedrukt:
Sluit de camera aan op een printer en druk JPEG-foto’s
rechtstreeks af vanuit de camera (p. 231).
Plaats de geheugenkaart in een printer die is voorzien van een
kaartsleuf (raadpleeg de handleiding van de printer voor meer
informatie).
Als de printer DPOF (p. 416) ondersteunt, kunt u de
foto's die u wilt afdrukken selecteren via de optie [Printopdracht
(DPOF)] (p. 240).
Breng de geheugenkaart uit de camera naar een digitale
fotoservice.
Als de fotoservice DPOF (p. 416) ondersteunt, kunt u
de fotos die u wilt afdrukken selecteren via de optie
[Printopdracht (DPOF)] (p. 240).
Gebruik de WT-4 draadloze transmitter (apart verkrijgbaar;
raadpleeg voor meer informatie de gebruikshandleiding van de
WT-4) om JPEG-foto’s af te drukken op een printer die op een
netwerkcomputer is aangesloten.
Breng de foto’s over (p. 224) en print ze m.b.v. een computer
welke gebruik maakt van ViewNX versie 1.2.0 of hoger of andere
compatibele software zoals Capture NX versie 1.3.5 of hoger of
Capture NX 2 versie 2.1.0 of hoger (apart verkrijgbaar; p. 368).
Let op dat dit de enige manier is om RAW (NEF)-foto’s af te
drukken.
A TIFF-fotos
U kunt TIFF-foto’s afdrukken vanaf de computer.
Er zijn ook digitale
fotoservices die TIFF ondersteunen maar vraag het altijd eerst na voordat
u een bestelling plaatst.
231
Q
Directe USB-aansluiting
Als de camera via de meegeleverde USB-kabel is aangesloten op
een PictBridge-compatibele printer, kunnen geselecteerde JPEG-
foto’s rechtstreeks vanuit de camera worden afgedrukt.
D USB-hubs
Sluit de camera rechtstreeks op de computer aan en niet op een USB-hub
of -toetsenbord.
A Afdrukken via directe USB-aansluiting
Gebruik een volledig opgeladen batterij of een optionele EH-5a of EH-
5
lichtnetadapter.
Wanneer u foto’s maakt die u via een directe USB-
aansluiting wilt afdrukken, stelt u [Kleurruimte] in op [sRGB] (p. 167).
Foto’s maken
Foto’s selecteren om af te drukken
met [Printopdracht (DPOF)] (p. 240)
Selecteer [MTP/PTP] in het menu [USB] van de camera en sluit de
camera op de printer aan (p. 232)
Foto’s een voor een
afdrukken
(p. 233
Meerdere foto’s
afdrukken
(p. 236
Indexprints maken
(p. 239)
USB-kabel loskoppelen
232
Q
❚❚ Aansluiten op een printer
Sluit de camera aan met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel.
1 Kies [MTP/PTP].
Als voor de optie [USB] in het setup-menu
van de camera een andere instelling is
geselecteerd dan de standaardinstelling
[MTP/PTP], geeft u het menu [USB] weer en
selecteert u [MTP/PTP] (p. 225).
2 Zet de camera uit.
3 Sluit de USB-kabel aan.
Zet de printer aan en sluit de USB-kabel aan zoals hieronder
wordt aangegeven.
Forceer niets en steek de stekker recht in
de aansluiting.
4 Zet de camera aan.
Op de monitor verschijnt een welkomstscherm, gevolgd door
het PictBridge-weergavescherm.
qw
233
Q
❚❚ Foto's een voor een afdrukken
1 Selecteer een foto.
Druk op 4 of 2 om andere
foto’s weer te geven of druk op
de knop X om in te zoomen op
het huidige beeld (p. 220).
Als
u zes foto’s tegelijk wilt
weergeven, drukt u op de knop W.
Gebruik de multi-selector
om foto’s te markeren of druk op de knop X om de
gemarkeerde foto schermvullend weer te geven.
2 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor
PictBridge weer te geven.
J knop
234
Q
3 Pas de afdrukopties aan.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om
de optie te selecteren.
Optie Beschrijving
Pagina-
grootte
Het menu rechts wordt
weergegeven.
Druk op
1
of
3
om
de paginagrootte te kiezen (als u wilt
afdrukken met de standaard
paginagrootte voor de huidige
printer, selecteert u [Printerstan-
daard]). Druk vervolgens op
J
om
de optie te selecteren en terug te keren naar het vorige menu.
Aantal
afdrukken
Het menu rechts wordt
weergegeven.
Druk op
1
of
3
om
het gewenste aantal afdrukken
(maximaal 99) te kiezen. Druk
vervolgens op
J
om de optie te
selecteren en terug te keren naar het
vorige menu.
Rand
Het menu rechts wordt
weergegeven.
Druk op
1
of
3
om
een afdrukstijl te kiezen uit de opties
[Printerstandaard] (standaard voor
huidige printer), [Printen met
randen] (foto’s afdrukken met witte
rand) en [Geen randen]. Druk
vervolgens op
J
om de optie te selecteren en terug te keren
naar het vorige menu.
Tijd-
stempel
Het menu rechts wordt
weergegeven.
Druk op
1
of
3
om
[Printerstandaard] (standaard voor
huidige printer), [Print tijdstempel]
(tijdstip en datum van opname op
foto afdrukken) of [Geen
tijdstempel] te markeren. Druk
vervolgens op
J
om de optie te selecteren en terug te keren
naar het vorige menu.
235
Q
4 Start het afdrukken.
Selecteer [Start met printen] en
druk op J om het afdrukken te
starten.
Als u wilt annuleren
voordat alle afdrukken zijn
voltooid, drukt u op J.
D Fotos selecteren voor afdrukken
Foto’s die zijn gemaakt met de beeldkwaliteit NEF (RAW) of TIFF (RGB)
(p. 56), kunnen niet worden geselecteerd om af te drukken.
A Zie ook
Op pagina 397 vindt u mogelijke oplossingen voor problemen die kunnen
optreden tijdens het afdrukken.
Uitsnijden
Het menu rechts wordt
weergegeven.
Als u wilt afsluiten
zonder de foto uit te snijden,
markeert u [Niet uitsnijden] en drukt
u op
J
.
Als u de foto wilt uitsnijden,
markeert u [Uitsnijden] en drukt u
op
2
.
Als u [Uitsnijden] selecteert,
verschijnt het rechts afgebeelde
venster.
Druk op
X
om de uitsnede
te vergroten of op
W
om de
uitsnede te verkleinen.
Gebruik de
multi-selector om de positie van de
uitsnede te bepalen en druk op
J
.
Optie Beschrijving
236
Q
Meerdere fotos afdrukken
1 Geef het PictBridge-menu weer.
Druk in het PictBridge-weergavescherm
op de knop G (zie Stap 4 op pagina
232).
2 Kies [Print selectie] of [Print
(DPOF)].
Markeer een van de volgende
opties en druk op 2.
[Print selectie]: Foto’s
selecteren om af te drukken.
[Print (DPOF)]: Een bestaande printopdracht afdrukken die u
hebt gemaakt via de optie [Printopdracht (DPOF)] in het
weergavemenu (p. 240).
De huidige printopdracht wordt
weergegeven in stap 3.
Als u een indexprint wilt maken van alle JPEG-foto’s op de
geheugenkaart, selecteert u [Indexprint].
Zie pagina 239 voor
meer informatie.
G knop
237
Q
3 Selecteer foto’s.
Gebruik de multi-selector om
door de foto's op de
geheugenkaart te bladeren.
Druk op de knop X als u de
huidige foto schermvullend
wilt weergeven.
Als u de
huidige foto wilt selecteren om
af te drukken, drukt u op de
knop L en vervolgens op 1.
De foto wordt aangeduid met
het pictogram Z en het aantal
afdrukken wordt ingesteld op 1.
Houd de knop L ingedrukt
en druk op 1 of 3 om het gewenste aantal afdrukken
(maximaal 99) op te geven. Als het aantal afdrukken 1 is, kunt
u de selectie van de foto ongedaan maken door op 3 te
drukken.
Ga door tot alle gewenste foto's zijn geselecteerd.
4 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor
PictBridge weer te geven.
L knop
J knop
238
Q
5 Pas de afdrukopties aan.
Druk op 1 of 3 om een optie
te markeren en druk op 2 om
de optie te selecteren.
6 Start het afdrukken.
Selecteer [Start met printen] en druk op J om het
afdrukken te starten.
Als u wilt annuleren voordat
alle afdrukken zijn voltooid, drukt u op J.
A Paginagrootte, Rand, Tijdstempel en Uitsnijden
Kies de printerstandaard als u met de instellingen van de huidige printer wilt
afdrukken.
Alleen opties die de printer ondersteunt, kunnen worden
geselecteerd.
Houd er rekening mee dat de afdrukkwaliteit kan afnemen als
een kleine uitsnede op groot formaat wordt afgedrukt.
A Zie ook
Op pagina 397 vindt u mogelijke oplossingen voor problemen die kunnen
optreden tijdens het afdrukken.
Optie Beschrijving
Pagina-
grootte
Het menu [Paginagrootte] (p. 234) wordt weergegeven.
Druk
op
1
of
3
om de paginagrootte te kiezen (als u wilt afdrukken
met de standaard paginagrootte voor de huidige printer,
selecteert u [Printerstandaard]). Druk vervolgens op
J
om de
optie te selecteren en terug te keren naar het vorige menu.
Rand
Het menu [Rand] (p. 234) wordt weergegeven.
Druk op
1
of
3
om een afdrukstijl te kiezen uit de opties [Printerstandaard]
(standaard voor huidige printer), [Printen met randen] (foto’s
afdrukken met witte rand) en [Geen randen]. Druk vervolgens
op
J
om de optie te selecteren en terug te keren naar het
vorige menu.
Tijd-
stempel
Het menu [Tijdstempel] (p. 234) wordt weergegeven.
Druk op
1
of
3
om [Printerstandaard] (standaard voor huidige printer),
[Print tijdstempel] (tijdstip en datum van opname op foto
afdrukken) of [Geen tijdstempel] te markeren. Druk vervolgens
op
J
om de optie te selecteren en terug te keren naar het
vorige menu.
239
Q
❚❚ Indexprints maken
Als u een indexprint wilt maken van alle JPEG-foto’s op de
geheugenkaart, selecteert u [Indexprint] in Stap 2 van “Meerdere
foto’s afdrukken” (p. 236).
Als de geheugenkaart meer dan 256
foto’s bevat, worden alleen de eerste 256 foto’s afgedrukt.
1 Seleceert [Indexprint].
Markeer [Indexprint] in het
PictBridge-menu (p. 236) en
druk op2.
Het bevestigingsvenster rechts wordt
weergegeven.
2 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge weer te geven.
3 Pas de afdrukopties aan.
Kies opties voor paginagrootte, rand en
tijdstempel, zoals wordt beschreven op
pagina 238. (Er verschijnt een
waarschuwing als de geselecteerde
paginagrootte te klein is.)
4 Start het afdrukken.
Markeer [Start met printen] en druk op J
om het afdrukken te starten.
Als u wilt
annuleren voordat het afdrukken is voltooid, drukt u op J.
240
Q
❚❚ Een DPOF-printopdracht maken: Printopdracht
Met de optie [Printopdracht (DPOF)] in het weergavemenu kunt u
digitale printopdrachten samenstellen voor PictBridge-
compatibele printers en apparaten die DPOF ondersteunen.
Als u
[Printopdracht (DPOF)] selecteert in het weergavemenu, verschijnt
het menu uit stap 1.
1 Kies [Selecteren/instellen].
Markeer [Selecteren/instellen]
en druk op 2.
2 Selecteer fotos.
Gebruik de multi-selector om
door de fotos op de
geheugenkaart te bladeren.
Druk op de knop X als u de
huidige foto schermvullend
wilt weergeven.
Als u de
huidige foto wilt selecteren
om af te drukken, drukt u op
de knop L en vervolgens
op 1.
De foto wordt
aangeduid met het
pictogram Z en het aantal
afdrukken wordt ingesteld op 1.
Houd de knop L ingedrukt
en druk op 1 of 3 om het gewenste aantal afdrukken
(maximaal 99) op te geven. (Als het aantal afdrukken 1 is, kunt
u de selectie van de foto ongedaan maken door op 3 te
drukken.)
Als alle gewenste foto’s zijn geselecteerd, drukt u op
J.
L knop
241
Q
3 Selecteer opties voor het
afdrukken van de datum en
opname-info.
Markeer de volgende opties en druk op
2 om de gemarkeerde optie in of uit te
schakelen (als u de printopdracht wilt
voltooien zonder deze informatie op te nemen, gaat u verder
met stap 4).
[Opname-info printen]: sluitertijd en diafragma worden
afgedrukt op alle foto’s in de printopdracht.
[Datum printen]: de opnamedatum wordt afgedrukt op alle
foto's in de printopdracht.
4 Voltooi de printopdracht.
Markeer [Gereed] en druk op
de knop J om de
printopdracht te voltooien.
D Printopdracht
Als u de huidige printopdracht wilt afdrukken terwijl de camera is
aangesloten op een PictBridge-printer, selecteert u [Print (DPOF)] in het
PictBridge-menu en volgt u de stappen in “Meerdere foto’s afdrukken” om
de huidige opdracht aan te passen en af te drukken (p. 236). De DPOF-opties
voor het afdrukken van datum en opname-info worden niet ondersteund
wanneer u afdrukt via een directe USB-aansluiting. Als u de opnamedatum
wilt afdrukken op foto’s in de huidige printopdracht, gebruikt u de
PictBridge-optie [Tijdstempel].
De optie [Printopdracht (DPOF)] kan niet worden gebruikt als de
geheugenkaart onvoldoende ruimte bevat om de printopdracht op te slaan.
Foto’s die zijn gemaakt met de beeldkwaliteit NEF (RAW) (p. 56), kunnen via
deze optie niet worden geselecteerd om af te drukken.
Printopdrachten worden mogelijk niet correct uitgevoerd als foto's via een
computer of een ander apparaat worden verwijderd nadat de printopdracht
is aangemaakt.
242
Q
Fotos op televisie bekijken
Met de meegeleverde EG-D100 videokabel kunt u de D300 voor
weergave of opname aansluiten op een televisie of videorecorder.
Met een A-type HDMI-kabel (High-Definition Multimedia
Interface; apart verkrijgbaar in de handel) kunt u de camera
aansluiten op een high-definition video-apparaat.
Standard-definition apparaten
De camera aansluiten op een gewone televisie:
1 Zet de camera uit.
Zet de camera altijd uit voordat u de videokabel aansluit of
loskoppelt.
2 Sluit de meegeleverde videokabel aan zoals hieronder
wordt weergegeven.
3 Stem de televisie af op het videokanaal.
4 Zet de camera aan en druk op de knop K.
Tijdens de weergave worden de beelden zowel op de televisie
als op het scherm van de camera getoond.
Aansluiten op
videoapparaat
Aansluiten
op camera
243
Q
A Videostand (p. 313)
Controleer of de videostandaard overeenkomt met de standaard van het
videoapparaat.
Houd er rekening mee dat de resolutie lager is wanneer
beelden worden weergegeven op een PAL-apparaat.
A Weergave op televisie
Voor langdurige weergave wordt het gebruik van een EH-5a of EH-5
lichtnetadapter (apart verkrijgbaar) aanbevolen.
Wanneer de EH-5a of
EH-5 is aangesloten, wordt de optie [Monitor uit] ingesteld op tien
minuten en worden de lichtmeters niet automatisch uitgeschakeld.
De
randen van fotos zijn mogelijk niet zichtbaar wanneer ze op een
televisiescherm worden weergegeven.
A Diashows
U kunt de optie [Diashow] in het weergavemenu gebruiken voor
automatische weergave (p. 252).
244
Q
High-definition apparaten
Met een A-type HDMI-kabel (apart verkrijgbaar in de handel) kunt
u de camera aansluiten op een HDMI-apparaat.
1 Zet de camera uit.
Zet de camera altijd uit voordat u een HDMI-kabel aansluit of
loskoppelt.
2 Sluit de HDMI-kabel aan zoals hieronder wordt
weergegeven.
3 Stem het apparaat af op het HDMI-kanaal.
4 Zet de camera aan en druk op de knop K.
Tijdens het afspelen worden foto’s weergegeven op de high-
definition televisie of monitor. De cameramonitor blijft uit.
A HDMI (p. 314)
Bij de standaardinstelling [Automatisch] selecteert de camera
automatisch de juiste HDMI-indeling voor het high-definition apparaat.
U
kunt de HDMI-indeling ook zelf selecteren via de optie [HDMI] in het
setup-menu (p. 314).
Aansluiten op high-
definition apparaat
Aansluiten
op camera
U
245
U
Menugids
In dit hoofdstuk worden de beschikbare opties in de
cameramenu's beschreven.
D Het weergavemenu: Beelden beheren ................... p. 246
C
Het opnamemenu: Opnameopties .......................... p. 254
A Persoonlijke instellingen: Camera-instellingen
bijstellen........................................................................p. 264
B Het setup-menu: Basisinstellingen van de
camera .............................................................................p. 311
N Het retoucheermenu: Geretoucheerde
kopieën maken.............................................................p. 329
O Mijn menu: Een aangepast menu maken.................p. 344
246
U
D Het weergavemenu: Beelden
beheren
Het weergavemenu bevat de hieronder genoemde opties.
Voor
informatie over het gebruik van het weergavemenu, zie
“Instructies: Cameramenus”.
Optie Zie pagina
Wissen 248
Weergavemap 249
Beeld verbergen 249
Weergavestand 250
Beeld terugspelen 251
Na verwijderen 251
Draai portret 251
Diashow 252
Printopdracht (DPOF) 240
247
U
Meerdere fotos selecteren
Ga als volgt te werk als u meerdere foto’s wilt selecteren voor
[Wissen] (p. 248), [Beeld verbergen] (p. 249), [Printopdracht
(DPOF)] (p. 240) of direct afdrukken (p. 236):
1 Markeer een foto.
Houd de knop X ingedrukt als u de
gemarkeerde foto schermvullend wilt
weergeven.
2 Druk op het midden van
de multi-selector om de
gemarkeerde foto te
selecteren.
Geselecteerde foto’s worden
aangeduid met een
pictogram.
Wanneer u foto’s selecteert om af te drukken,
drukt u op de knop L en vervolgens op 1 of 3 om het
aantal afdrukken te selecteren.
X knop
248
U
3 Herhaal stap 1 en 2 als u nog meer fotos wilt
selecteren.
U verwijdert een foto uit de selectie door deze te markeren en
op het midden van de multi-selector te drukken.
4 Druk op J om de bewerking te
voltooien.
Er wordt een
bevestigingsdialoogvenster
weergegeven; markeer [Ja] en druk op
J.
Wissen
Selecteer deze optie als u foto’s wilt wissen.
Beveiligde en
verborgen beelden worden niet gewist.
Optie Beschrijving
Q Selectie Geselecteerde foto’s wissen.
R Alle
Alle foto’s wissen in de map die momenteel voor
weergave is geselecteerd (p. 249).
J knop
249
U
Weergavemap
Een map voor weergave kiezen.
Beeld verbergen
Geselecteerde foto’s verbergen of zichtbaar maken.
Verborgen
fotos zijn alleen zichtbaar in het menu [Beeld verbergen] en
kunnen alleen worden verwijderd door de geheugenkaart te
formatteren.
D Beveiligde en verborgen beelden
Als u een beveiligde foto zichtbaar maakt, wordt de beveiliging van de
foto verwijderd.
Optie Beschrijving
ND300
(standaard)
Alle foto’s in mappen die met de D300 zijn gemaakt,
zijn zichtbaar tijdens de weergave.
Alle
Foto’s in alle mappen zijn zichtbaar tijdens de
weergave.
Huidige
Alleen foto’s in de huidige map zijn zichtbaar tijdens
de weergave.
Optie Beschrijving
Selecteren/
instellen
Geselecteerde fotos verbergen of zichtbaar maken.
Alles
deselecteren?
Alle foto’s zichtbaar maken.
250
U
Weergavestand
Kies de informatie die wordt weergegeven in
het scherm met foto-informatie (p. 206).
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en
druk vervolgens op 2 om de optie voor het
scherm met foto-informatie te selecteren.
Geselecteerde items worden aangeduid met
een vinkje (L). U kunt de selectie ongedaan
maken door het item te markeren en op 2 te drukken.
Markeer
[Gereed] en druk op 2 om terug te keren naar het weergavemenu.
Optie Beschrijving
Basisgegevens
Scherpstel-
punt
Het actieve scherpstelpunt (of het punt waarop de
scherpstelling is vergrendeld in de enkelvoudige AF-
stand) wordt rood weergegeven in de foto-informatie.
Er wordt geen scherpstelpunt weergegeven als de
camera niet kan scherpstellen met continue autofocus
of als continue autofocus met automatisch veld-AF
wordt gebruikt.
Gedetailleerde gegevens
Hoge
lichten
Hoge lichten voor het RGB-hoofdkanaal en voor
afzonderlijke kanalen rood, groen en blauw worden
weergegeven in de foto-informatie. Zeer heldere delen
knipperen aan en uit.
RGB-
histogram
Histogrammen voor rood, groen en blauw worden
weergegeven in de foto-informatie.
Informatie
Paginas met opnamegegevens (zoals cameranaam,
lichtmeting, belichting, brandpuntsafstand, witbalans
en beeldopties) worden weergegeven in de foto-
informatie.
251
U
Beeld terugspelen
Kies of beelden direct na de opname automatisch op de monitor
worden getoond.
Na verwijderen
Kies de foto die wordt weergegeven nadat u een foto hebt verwijderd.
Draai portret
Kies of u "staande" foto's (portretstand) voor weergave wilt draaien
tijdens het afspelen. Aangezien de camera zelf reeds de geschikte
oriëntatie heeft tijdens de opname, worden beelden niet automatisch
gedraaid tijdens het terugspelen van beelden (p. 205).
Optie Beschrijving
Aan
Na de opname worden de foto’s automatisch op de
monitor weergegeven.
Uit
(standaard)
Foto’s worden alleen weergegeven als u op de knop K
drukt.
Optie Beschrijving
S
Toon
volgende
(standaard)
De volgende foto wordt weergegeven.
Als de
verwijderde foto het laatste beeld was, wordt de
vorige foto weergegeven.
T
Toon
vorige
De vorige foto wordt weergegeven. Als de verwijderde foto
het eerste beeld was, wordt de volgende foto weergegeven.
U
Doorgaan
als tevoren
Als de gebruiker door de fotos bladerde in de vol-
gorde waarin ze zijn opgenomen, wordt de volgende
foto weergegeven, zoals wordt beschreven bij [Toon
volgende].
Als de gebruiker in omgekeerde volgorde
door de foto's bladerde, wordt de vorige foto weerge-
geven, zoals wordt beschreven bij [Toon vorige].
Optie Beschrijving
Aan
“Staande” foto’s (portretstand) worden automatisch
gedraaid voor weergave op de cameramonitor. Foto’s die
zijn gemaakt met de instelling [Uit] voor [Automatische
beeldrotatie] (p. 317), worden “liggend” weergegeven.
Uit
(standaard)
“Staande” fotos (portretstand) worden “liggend”
weergegeven.
252
U
Diashow
Geef de foto’s in de huidige weergavemap in een diashow weer
(p. 249).
Verborgen beelden (p. 249) worden niet weergegeven.
U start de diashow door [Start] te markeren en op J te drukken.
Tijdens de diashow kunt u de volgende handelingen uitvoeren:
Het venster rechts verschijnt wanneer de
diashow eindigt of wanneer de knop J
wordt ingedrukt om de weergave te
pauzeren.
Selecteer [Herstarten] om
opnieuw te starten (als de diashow is
gepauzeerd, gaat de show verder met de
volgende dia) of [Afsluiten] om terug te keren naar het
weergavemenu.
Optie Beschrijving
Start Start de diashow.
Tussenpauze
Kies hoe lang elke foto tijdens de diashow wordt
weergegeven.
Functie Knop Beschrijving
Vorige/volgende
beeld weergeven
Druk op 4 om terug te keren naar het vorige
beeld; druk op 2 om door te gaan naar het
volgende beeld.
Andere foto-
informatie
weergeven
De weergegeven foto-informatie wijzigen
(p. 206).
Diashow
pauzeren
J
Hiermee onderbreekt u de diashow (zie
hieronder).
Terug naar
weergavemenu
G
Diashow beëindigen en terugkeren naar
weergavemenu.
Terug naar
weergavestand
K
Diashow beëindigen en terugkeren naar
schermvullende weergave (p. 204) of
miniatuurweergave (p. 218).
Terug naar
opnamestand
Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar de opnamestand.
253
U
Printopdracht (DPOF)
Kies [Selecteren/instellen] om foto’s te selecteren die u wilt
afdrukken met een DPOF-compatibel apparaat (p. 240).
Kies [Alles
deselecteren?] als u alle foto’s uit de huidige printopdracht wilt
verwijderen.
254
U
C Het opnamemenu:
Opnameopties
Het opnamemenu bevat de onderstaande opties.
Voor informatie
over het gebruik van het opnamemenu, zie “Instructies:
Cameramenu’s” (p. 24).
Optie Zie pagina
Geheugenbank opnamemenu 255
Opnamemenu terugzetten 257
Actieve map 258
Naamgeving bestanden 260
Beeldkwaliteit 56
Beeldgrootte 60
JPEG-compressie 58
NEF (RAW)-opname 58
Witbalans 126
Beeldinstelling kiezen 146
Beeldinstelling beheren 154
Kleurruimte 167
Actieve D-Lighting 165
Ruisonderdr.
lange sluitertijd 262
Hoge ISO ruisonderdrukking 263
ISO-gevoeligheid instellen 94
Livebeeld 79
Meervoudige belichting 184
Intervalopnamen 189
255
U
Geheugenbank opnamemenu
Opties voor opnamemenu worden bewaard in één van de vier banken. Met de
uitzonderingen van [Intervalopnamen], [Meervoudige belichting] en wijzigingen
aan beeldinstellingen (snel aanpassen en andere handmatige aanpassingen),
hebben veranderingen van instellingen in één bank geen effect op de anderen.
Als u een bepaalde combinatie van veelgebruikte instellingen wilt opslaan,
selecteert u een van de vier banken en brengt u de gewenste instellingen
aan. De nieuwe instellingen worden opgeslagen in de bank en blijven
behouden, ook als u de camera uitzet. De instellingen worden toegepast
wanneer u de bank selecteert. U kunt verschillende combinaties van
instellingen opslaan in de andere banken, zodat u direct tussen combinaties
kunt schakelen door de juiste bank te selecteren in het bankmenu.
De standaardnamen voor de vier banken in het opnamemenu zijn A, B, C en
D. U kunt een beschrijving toevoegen met de optie [Hernoemen], zoals
hieronder wordt beschreven.
A Geheugenbank opnamemenu
In het LCD-venster en in de opname-informatie
kunt u zien welke geheugenbank voor het
opnamemenu is geselecteerd.
❚❚ Geheugenbanken voor het opnamemenu hernoemen
Als u [Hernoemen] selecteert in het menu [Geheugenbank opnamemenu],
wordt de lijst met banken voor het opnamemenu uit stap 1 weergegeven.
1 Selecteer een bank.
Markeer de gewenste
geheugenbank en druk op 2.
256
U
2 Voer een naam in.
U verplaatst de cursor in het
naamveld door de knop W
ingedrukt te houden en op 4
of 2 te drukken.
Als u een
nieuw teken wilt invoeren op
de huidige cursorpositie,
markeert u het gewenste teken
in het toetsenbordveld met behulp van de multi-selector en
drukt u op het midden van de multi-selector.
U verwijdert het
teken op de huidige cursorpositie door op de knop O te
drukken.
Druk op de knop G om terug te keren naar het
opnamemenu zonder de banknaam te wijzigen.
Banknamen kunnen maximaal twintig tekens lang zijn.
Alle
tekens die u na het twintigste teken invoert, worden
verwijderd.
3 Sla de wijzigingen op en sluit af.
Nadat u de naam hebt bewerkt, drukt u
op J om de wijzigingen op te slaan en
terug te keren naar het menu.
Het menu [Geheugenbank
opnamemenu] wordt weergegeven.
Naamveld
Toetsenbordveld
J knop
257
U
Opnamemenu terugzetten
Kies deze optie als u de standaardinstellingen voor de huidige
geheugenbank voor het opnamemenu wilt herstellen.
Zie pagina
401 voor een lijst met standaardinstellingen.
Met uitzondering
van beeldkwaliteit, beeldgrootte, witbalans en ISO-gevoeligheid
worden de instellingen in het opnamemenu niet hersteld wanneer
u een reset met twee knoppen (p. 182) uitvoert.
Optie Beschrijving
Ja
De standaardinstellingen voor de huidige geheugenbank
voor het opnamemenu herstellen.
Nee
(standaard)
Afsluiten zonder instellingen voor het opnamemenu te
wijzigen.
258
U
Actieve map
Selecteer de map waarin de volgende opnamen worden
opgeslagen.
❚❚ Nieuw mapnummer
1 Selecteer [Nieuw
mapnummer].
Markeer [Nieuw mapnummer]
en druk op 2.
2 Kies een mapnummer.
Druk op 4 of 2 om een cijfer te markeren en druk op 1 of 3
om het cijfer te wijzigen.
Als er al een map met het
geselecteerde nummer bestaat, wordt het pictogram W, X of
Y links van het mapnummer weergegeven:
W : Map is leeg.
X : Map is gedeeltelijk vol.
Y : Map bevat 999 foto’s of een foto met het nummer 9999.
In deze map kunnen geen foto's meer worden opgeslagen.
3 Sla de wijzigingen op en sluit af.
Druk op J om de bewerking te voltooien en terug te keren
naar het opnamemenu. (Als u wilt afsluiten zonder de actieve
map te wijzigen, drukt u op de knop G).
Als er nog geen
map met het opgegeven nummer bestaat, wordt er een
nieuwe map gemaakt.
De volgende foto’s worden opgeslagen
in de geselecteerde map, tenzij deze al vol is.
259
U
❚❚ Map selecteren
1 Kies [Map selecteren].
Markeer [Map selecteren] en
druk op 2.
2 Markeer een map.
Druk op 1 of 3 om een map te markeren.
3 Selecteer de gemarkeerde map.
Druk op J om de gemarkeerde map te selecteren en terug te
keren naar het opnamemenu. (Als u wilt afsluiten zonder de
actieve map te wijzigen, drukt u op de knop G).
De
volgende opnamen worden in de geselecteerde map
opgeslagen.
D Map- en bestandsnummers
Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 foto’s of een foto met het
nummer 9999 bevat, wordt de ontspanknop uitgeschakeld en kunnen
geen foto's meer worden gemaakt.
Als u verder wilt fotograferen, maakt u
een map met een lager nummer dan 999 of selecteert u een bestaande
map met een lager nummer dan 999 die minder dan 999 foto's bevat.
A Aantal mappen
Als de geheugenkaart een zeer groot aantal mappen bevat, kan het
langer duren voordat de camera is opgestart.
260
U
Naamgeving bestanden
Foto’s worden opgeslagen met een bestandsnaam die bestaat uit
“DSC_” of “_DSC” (foto’s met de kleurruimte Adobe RGB), gevolgd
door een viercijferig getal en een extensie van drie letters (bijv.
“DSC_0001.JPG”).
Met de optie [Naamgeving bestanden] kunt u
het gedeelte “DSC” van de bestandsnaam vervangen door drie
andere letters.
Voor informatie over het bewerken van
bestandsnamen raadpleegt u stap 2 en 3 van “Geheugenbanken
voor het opnamemenu hernoemen” (p. 256).
Houd er rekening
mee dat het gedeelte van de naam dat u kunt bewerken maximaal
drie tekens lang is.
A Extensies
De volgende extensies worden gebruikt: “.NEF” voor NEF (RAW)-foto’s,
.TIF” voor TIFF (RGB)-fotos, “.JPG” voor JPEG-foto's en “.NDF” voor
stofreferentiegegevens.
Beeldkwaliteit
Kies de beeldkwaliteit (p. 56).
Beeldgrootte
Kies de beeldgrootte waarmee foto’s worden opgeslagen (p. 60).
JPEG-compressie
Geef aan of u JPEG-foto’s wilt comprimeren tot een vaste grootte
of de bestandsgrootte wilt variëren voor een betere beeldkwaliteit
(p. 58).
261
U
NEF (RAW)-opname
Kies opties voor de compressie en bitdiepte van NEF (RAW)-foto’s
(p. 58).
Witbalans
Pas de witbalansinstellingen aan (p. 126).
Beeldinstelling kiezen
Selecteer een van de vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen om
de instellingen voor beeldverwerking direct aan te passen (p. 146).
Beeldinstelling beheren
Maak eigen combinaties van beeldinstellingen en sla ze op of
kopieer eigen beeldinstellingen van en naar de geheugenkaart
(p. 154).
Kleurruimte
Kies de kleurruimte sRGB of Adobe RGB (p. 167).
Actieve D-Lighting
Deze optie kan worden gebruikt om te voorkomen dat details in
hoge lichten en schaduwen verloren gaan (p. 165).
De standaardinstelling is [Uit].
262
U
Ruisonderdr.
lange sluitertijd
Geef aan of ruis moet worden onderdrukt in foto's die met een
lange sluitertijd zijn gemaakt.
Optie Beschrijving
Aan
Foto’s die zijn gemaakt met een
sluitertijd van langer dan 8 sec.,
worden bewerkt om ruis te
onderdrukken.
Tijdens deze
bewerking neemt de capaciteit
van het buffergeheugen af. De
aanduiding “lm” knippert
in de sluitertijd- en
diafragmaweergave gedurende een tijdsduur die ongeveer
gelijk is aan de ingestelde sluitertijd.
In de continue
ontspanstand daalt de beeldsnelheid en tijdens de
bewerking van foto’s neemt de capaciteit van het
buffergeheugen af.
Er kunnen pas weer fotos worden
gemaakt als de bewerking is voltooid en “lm” niet
meer wordt weergegeven.
Ruisonderdrukking wordt niet
uitgevoerd als de camera wordt uitgeschakeld voordat de
bewerking is voltooid.
Uit
(standaard)
Ruisonderdrukking voor lange sluitertijden is
uitgeschakeld.
263
U
Hoge ISO ruisonderdrukking
Foto’s die worden gemaakt met een hoge ISO-gevoeligheid,
kunnen worden bewerkt om ruis te verminderen.
ISO-gevoeligheid instellen
Pas de ISO-gevoeligheid en de instelling voor automatische ISO-
gevoeligheid aan (p. 94, 96).
Livebeeld
Kies een stand voor livebeeld en de ontspanstand die wordt
gebruikt als livebeeld is ingeschakeld (p.
79).
Meervoudige belichting
Maak één foto van twee tot tien opnamen (p. 184).
Intervalopnamen
Maak automatisch foto’s met vooraf ingestelde intervallen.
Gebruik deze optie voor intervalfilms van bijvoorbeeld een
ontluikende bloem of een vlinder die uit zijn cocon kruipt (p. 189).
Optie Beschrijving
S Hoog Er wordt ruisonderdrukking toegepast bij een ISO-
gevoeligheid van ISO 800 of hoger.
Tijdens de
bewerking van foto’s neemt de capaciteit van het
buffergeheugen af.
Kies de hoeveelheid
ruisonderdrukking die wordt toegepast: [Hoog],
[Normaal] of [Laag].
T
Normaal
(standaard)
U Laag
Uit
Er wordt alleen ruisonderdrukking toegepast bij een
ISO-gevoeligheid van HI 0,3 of hoger.
De hoeveelheid
ruisonderdrukking die wordt toegepast is minder dan
de ruisonderdrukking die wordt toegepast als [Laag]
is geselecteerd voor [Hoge ISO ruisonderdrukking].
264
U
A Persoonlijke instellingen:
Camera-instellingen bijstellen
U gebruikt de persoonlijke instellingen
om de camera-instellingen aan uw
voorkeuren aan te passen. Naast de
persoonlijke instellingen
B
([Geheugenbank pers. inst.]) en
A
([Herstel pers. instellingen]) zijn de
instellingen in het menu Persoonlijke
instellingen onderverdeeld in de zes
groepen die rechts worden weergegeven.
Groepen
persoonlijke
instellingen
Hoofdmenu
B:
Geheugenbank
pers. inst. (p. 266)
A: Herstel pers.
instellingen
(p. 266)
265
U
De volgende persoonlijke instellingen zijn beschikbaar:
Persoonlijke instelling
Pagina
B
Geheugenbank pers.
inst.
266
A
Herstel pers.
instellingen
266
a Autofocus
a1 Selectie AF-C-prioriteit 267
a2 Selectie AF-S-prioriteit 268
a3 Dynamisch AF-veld 269
a4
Focus Tracking met
Lock-On
270
a5 AF activering 271
a6 Verlichting scherpstelpunt 271
a7 Doorloop scherpstelpunt 272
a8 Selectie scherpstelpunt 272
a9 AF-hulpverlichting 273
a10
Functie AF-ON-knop
MB-D10
274
b Lichtmeting/Belichting
b1 ISO-stapgrootte 275
b2 Stapgrootte inst. belichting 275
b3
Stapgrootte
belichtingscorr.
275
b4 Eenv. belichtingscorrectie 276
b5 Grootte meetgebied 277
b6 Fijnafst. voor opt. belichting 277
c Timers/AE-vergrendel.
c1 AE-vergr. ontspanknop 279
c2 Lichtmeter automatisch uit 279
c3 Vertraging zelfontspanner 280
c4 Monitor uit 280
d Opnemen/Weergeven
d1 Signaal 281
d2 Rasterweergave in zoeker 281
d3 Zoekerwaarschuwing 282
d Opnemen/Weergeven
d4 Opnamesnelheid 282
d5
Max.
aant.
continuopnamen
282
d6
Opeenvolgende
nummering
283
d7 Weergave opname-info 284
d8 LCD-verlichting 285
d9 Spiegelvoorontspanning 285
d10 MB-D10 batterijen 285
d11 Batterijvolgorde 287
e Bracketing/Flits
e1 Flitssynchronisatie snelheid 288
e2 Langste sluitertijd bij flits 290
e3 Flitssturing ingeb. flitser 291
e4 Instellicht 297
e5 Inst. voor auto bracketing 297
e6 Auto bracketing (M-stand) 298
e7 Bracketingvolgorde 299
f Bediening
f1
Centrale knop multi-
selector
300
f2 Multi-selector 301
f3 Functie van multi-selector 301
f4 FUNC.-knop
toewijzen 302
f5 Voorbeeldknop toewijzen 305
f6 AE-L/AF-L knop toewijzen 306
f7 Functie instelschijven inst. 307
f8
Knop loslaten voor
instelsch.
308
f9 Geen geheugenkaart? 309
f10 Aanduidingen omkeren 310
Persoonlijke instelling
Pagina
266
U
C: Geheugenbank pers. inst.
Persoonlijke instellingen worden opgeslagen in een van vier banken.
Wijzigingen in de instellingen in de ene bank zijn niet van invloed op de
andere banken.
Als u een bepaalde combinatie van veelgebruikte
instellingen wilt opslaan, selecteert u een van de vier banken en brengt u
de gewenste instellingen aan.
De nieuwe instellingen worden
opgeslagen in de bank en blijven behouden, ook als u de camera uitzet.
De instellingen worden toegepast wanneer u de bank selecteert.
U kunt
verschillende combinaties van instellingen opslaan in de andere banken,
zodat u direct tussen combinaties kunt schakelen door de juiste bank te
selecteren in het bankmenu.
De standaardnamen voor de vier banken met persoonlijke instellingen
zijn A, B, C en D.
U kunt een beschrijving toevoegen met de optie
[Hernoemen], zoals wordt beschreven op pagina 256.
A Geheugenbank pers. inst.
De bankletter verschijnt in het LCD-venster en de
display voor opname-informatie. Wanneer de
instellingen in de huidige bank werden
gewijzigd, zal een asterisk verschijnen naast de
gewijzigde instellingen op het tweede niveau
van het menu Persoonlijke instellingen.
Herstel pers. instellingen
Kies deze optie als u de standaardinstellingen voor de huidige geheugen-
bank met persoonlijke instellingen wilt herstellen.
Zie pagina 402 voor
een lijst met standaardinstellingen.
De persoonlijke instellingen worden
niet teruggezet als een reset met twee knoppen wordt uitgevoerd.
Optie Beschrijving
Ja
De standaardinstellingen voor de huidige geheugenbank
met persoonlijke instellingen herstellen.
Nee
(standaard)
Afsluiten zonder persoonlijke instellingen te wijzigen.
267
U
a1: Selectie AF-C-prioriteit
Deze optie bepaalt of u in de
continue AF-stand altijd foto’s kunt
maken wanneer u de ontspanknop
indrukt (ontspanprioriteit) of alleen
als de camera heeft scherpgesteld
(scherpstelprioriteit).
U selecteert
continue AF door de selectieknop
voor de scherpstelstand naar C te
draaien.
Ongeacht de gekozen instelling wordt de scherpstelling niet
vergrendeld als de scherpstelaanduiding (
I) wordt weergegeven.
a: Autofocus
Optie Beschrijving
G
Ontspannen
(standaard)
Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt
altijd een foto gemaakt.
E
Ontspannen +
scherpstelling
Er kunnen fotos worden gemaakt, zelfs als de
camera niet heeft scherpgesteld.
In de
continustand neemt de beeldsnelheid af als het
onderwerp donker is of een laag contrast heeft,
zodat de camera beter kan scherpstellen.
F Scherpstelling
Er kan alleen een foto worden gemaakt als de
scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.
Selectieknop scherpstelstand
268
U
a2: Selectie AF-S-prioriteit
Deze optie bepaalt of u in de
enkelvoudige AF-stand alleen
fotos kunt maken wanneer de
camera heeft scherpgesteld
(scherpstelprioriteit) of dat u altijd
foto's kunt maken wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt
(ontspanprioriteit).
U selecteert
enkelvoudige AF door de selectieknop voor de scherpstelstand
naar S te draaien.
Ongeacht de gekozen instelling blijft de scherpstelling
vergrendeld zolang de scherpstelaanduiding (
I) wordt
weergegeven.
Optie Beschrijving
G Ontspannen
Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt
altijd een foto gemaakt.
F
Scherpstelling
(standaard)
Er kan alleen een foto worden gemaakt als de
scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.
Selectieknop scherpstelstand
269
U
a3: Dynamisch AF-veld
Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt verlaat
wanneer dynamisch veld-AF (I; p. 64) is geselecteerd in de
continue AF-stand (scherpstelstand C; p. 62), stelt de camera
scherp op basis van informatie uit de omringende
scherpstelpunten.
Kies 9, 21 of 51 scherpstelpunten op basis van
de beweging van het onderwerp.
Alleen het actieve scherpstelpunt wordt weergegeven in de
zoeker. De overige scherpstelpunten leveren informatie ter
ondersteuning van de scherpstelling.
Optie Beschrijving
c
9 punten
(standaard)
Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt
verlaat, stelt de camera scherp op basis van informatie
uit de acht omringende scherpstelpunten.
Kies deze
optie als u tijd hebt om de foto opnieuw te kadreren
of als u een onderwerp fotografeert dat voorspelbaar
beweegt (zoals hardlopers of raceauto’s op een
parcours).
d
21 punten
Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt
verlaat, stelt de camera scherp op basis van informatie
uit de 20 omringende scherpstelpunten.
Kies deze
optie als u onderwerpen fotografeert die
onvoorspelbaar bewegen (zoals spelers tijdens een
voetbalwedstrijd).
e
51 punten
Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt
verlaat, stelt de camera scherp op basis van informatie
uit de 50 omringende scherpstelpunten.
Kies deze
optie wanneer u foto’s maakt van snel bewegende
onderwerpen die niet eenvoudig in de zoeker kunnen
worden gekadreerd (zoals vogels).
270
U
A 3D-tracking
Wanneer u de ontspanknop half indrukt, worden de kleuren in het gebied rond
het scherpstelpunt in de camera opgeslagen.
Hierdoor levert 3D-tracking
mogelijk niet het gewenste resultaat op bij onderwerpen die dezelfde kleur
hebben als de achtergrond of die een zeer klein deel van het beeld beslaan.
a4: Focus Tracking met Lock-On
Deze optie bepaalt hoe de automatische scherpstelling reageert op
plotselinge grote veranderingen in de afstand tot het onderwerp.
f
51 punten
(3D-
tracking)
Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt
verlaat, gebruikt de camera 3D-tracking om het
onderwerp te volgen en wordt zo nodig een nieuw
scherpstelpunt geselecteerd.
Kies deze optie als u fotos
met onderwerpen die grillig van de ene naar de andere
kant bewegen (zoals tennisspelers), snel wilt kadreren.
Als het onderwerp de zoeker verlaat, laat u de
ontspanknop los en kadreert u de foto opnieuw met het
onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt.
Optie Beschrijving
C
Lang
Als de afstand tot het onderwerp plotseling verandert,
wacht de camera gedurende de ingestelde periode (lang,
normaal of kort) alvorens de afstand tot het onderwerp
aan te passen.
Zo wordt voorkomen dat de camera
opnieuw scherpstelt wanneer het onderwerp tijdelijk niet
zichtbaar is doordat andere onderwerpen door het beeld
bewegen.
D
Normaal
(standaard)
E
Kort
Uit
De camera past de scherpstelling onmiddellijk aan
wanneer de afstand tot het onderwerp verandert.
Gebruik deze optie als u een reeks onderwerpen op
verschillende afstanden snel achter elkaar fotografeert.
Optie Beschrijving
271
U
a5: AF activering
Met deze optie bepaalt u of autofocus wordt geactiveerd met
zowel de ontspanknop als de knop B of alleen met de knop
B.
a6: Verlichting scherpstelpunt
Kies of het actieve scherpstelpunt rood oplicht in de zoeker.
Optie Beschrijving
Ontspanknop/
AF-ON
(standaard)
Autofocus kan worden geactiveerd met de knop B of
door de ontspanknop half in te drukken.
Alleen B
Autofocus kan alleen worden geactiveerd met de knop
B.
Optie Beschrijving
Automatisch
(standaard)
Het geselecteerde scherpstelpunt licht zo nodig
automatisch op, zodat het contrasteert met de
achtergrond.
Aan
Het geselecteerde scherpstelpunt licht altijd op, ongeacht
de helderheid van de achtergrond.
Het geselecteerde
scherpstelpunt is mogelijk niet goed zichtbaar,
afhankelijk van de helderheid van de achtergrond.
Uit Het geselecteerde scherpstelpunt licht niet op.
272
U
a7: Doorloop scherpstelpunt
Kies of de selectie van het scherpstelpunt “doorloopt” van de ene
rand van de zoeker naar de andere.
a8: Selectie scherpstelpunt
Kies het aantal scherpstelpunten dat beschikbaar is bij
handmatige selectie van het scherpstelpunt.
Optie Beschrijving
Doorloop
De selectie van het
scherpstelpunt loopt door van
boven naar beneden en weer naar
boven en van links naar rechts en
weer naar links. Als u bijvoorbeeld op 2 drukt terwijl een
scherpstelpunt aan de rechterrand van de zoeker is
gemarkeerd (q), wordt het tegenoverliggende
scherpstelpunt aan de linkerrand van de zoeker
geselecteerd (w).
Geen
doorloop
(standaard)
Het scherpstelgebied wordt begrensd door de buitenste
scherpstelpunten. Wanneer u bijvoorbeeld op 2 drukt
terwijl een scherpstelpunt aan de rechterrand is
geselecteerd, gebeurt er niets.
Optie Beschrijving
B
51 punten
(standaard)
Kies uit de 51
scherpstelpunten die rechts
worden weergegeven.
A 11 punten
Kies uit de 11
scherpstelpunten die rechts
worden weergegeven.
Kies
deze optie voor een snelle
selectie van het
scherpstelpunt.
q
w
273
U
a9: AF-hulpverlichting
Kies of de ingebouwde AF-hulpverlichting
bij weinig licht gaat branden ter
ondersteuning van de scherpstelling.
A De AF-hulpverlichting
De AF-hulpverlichting heeft een bereik van circa 0,5–3,0 m. Gebruik de
hulpverlichting in combinatie met een objectief met een
brandpuntsafstand van 24–200 mm en verwijder de zonnekap.
A Zie ook
Op pagina 355 ziet u bij welke objectieven AF-hulpverlichting niet
beschikbaar is.
Optie Beschrijving
Aan
(standaard)
De AF-hulpverlichting gaat branden bij weinig licht.
De AF-
hulpverlichting is alleen beschikbaar als aan de twee
volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. Enkelvoudige autofocus is geselecteerd als
scherpstelstand (p. 62).
2. Automatisch veld-AF is gekozen als AF-veldstand (p. 64),
of enkelpunts AF of dynamisch veld-AF is gekozen en het
middelste scherpstelpunt is geselecteerd.
Uit
De AF-hulpverlichting gaat niet branden ter ondersteuning
van de scherpstelling.
Bij weinig licht kan de camera
mogelijk niet scherpstellen met autofocus.
274
U
a10: Functie AF-ON-knop MB-D10
Kies de functie die u wilt toewijzen
aan de knop B op het optionele
MB-D10 battery pack.
Optie Beschrijving
A
AF-ON
(standaard)
Wanneer u op de knop B op de MB-D10 drukt,
wordt autofocus geactiveerd.
B
AE/AF-
vergrendeling
De scherpstelling en belichting blijven
vergrendeld zolang de knop B op de MB-D10
wordt ingedrukt.
C
AE-
vergrendeling
De belichting blijft vergrendeld zolang de knop
B op de MB-D10 wordt ingedrukt.
D
AE-vergr.
(herstel na
ontspan.)
De belichting wordt vergrendeld wanneer de knop
B op de MB-D10 wordt ingedrukt en blijft
vergrendeld totdat nogmaals op deze knop wordt
gedrukt, de sluiter wordt ontspannen of de
lichtmeters worden uitgeschakeld.
E
AE-
vergrendeling
(vast)
De belichting wordt vergrendeld wanneer op de
knop B op de MB-D10 wordt gedrukt en blijft
vergrendeld totdat nogmaals op deze knop wordt
gedrukt of de lichtmeters worden uitgeschakeld.
F
AF-
vergrendeling
De scherpstelling blijft vergrendeld zolang de
knop B op de MB-D10 wordt ingedrukt.
G
Zelfde als
FUNC.-knop
De knop B op de MB-D10 voert de functie uit
die is geselecteerd voor persoonlijke instelling f4
(p. 302).
275
U
b1: ISO-stapgrootte
b2: Stapgrootte inst. belichting
Deze optie bepaalt of aanpassingen in sluitertijd, diafragma en
bracketing worden aangebracht in stappen die equivalent zijn met
1
/3 LW,
1
/2 LW of 1 LW.
b3: Stapgrootte belichtingscorr.
b: Lichtmeting/Belichting
Deze optie bepaalt of aanpassingen in de
gevoeligheid worden aangebracht in
stappen die equivalent zijn met
1
/3 LW,
1
/2 LW of 1 LW.
Optie
H
1/3 stop
(standaard)
I 1/2 stop
J 1 stop
Optie Beschrijving
H
1/3 stop
(standaard)
Wijzigingen in sluitertijd en diafragma worden
aangebracht in stappen die equivalent zijn met
1
/3 LW.
Voor de bracketingstapgrootte kunt u kiezen uit
1
/3,
2
/3
en 1 LW.
I 1/2 stop
Wijzigingen in sluitertijd en diafragma worden
aangebracht in stappen die equivalent zijn met
1
/2 LW.
Voor de bracketingstapgrootte kunt u kiezen uit
1
/2 en
1LW.
J 1 stop
Wijzigingen in sluitertijd en diafragma worden
aangebracht in stappen die equivalent zijn met 1 LW.
De stapgrootte voor bracketing is ingesteld op 1 LW.
Deze optie bepaalt of aanpassingen in de
belichtings- of flitscorrectie worden
aangebracht in stappen die equivalent zijn
met
1
/3 LW,
1
/2 LW of 1 LW.
Optie
H
1/3 stop
(standaard)
I 1/2 stop
J 1 stop
276
U
b4: Eenv. belichtingscorrectie
Deze optie bepaalt of de knop E moet worden gebruikt om de
belichtingscorrectie in te stellen (p. 114).
Als [Aan (auto-herstel)]
of [Aan] is geselecteerd, knippert de 0 in het midden van de
belichtingsaanduiding, zelfs als de belichtingscorrectie is
ingesteld op ±0.
A Verwissel hoofd/secundair
Welke instelschijf wordt gebruikt om de belichtingscorrectie in te stellen
als [Aan (auto-herstel)] of [Aan] is geselecteerd voor persoonlijke instelling
b4 ([Eenv. belichtingscorrectie]), hangt af van de optie die is gekozen voor
persoonlijke instelling f7 ([Functie instelschijven inst.] > [Verwissel hoofd/
secundair]; p. 307).
Optie Beschrijving
K
Aan (auto-
herstel)
U kunt de belichtingscorrectie instellen door aan een
van de instelschijven te draaien (zie de onderstaande
opmerking). De instelling die met de instelschijf is
geselecteerd, wordt teruggezet wanneer de camera
of de lichtmeters worden uitgeschakeld. (Instellingen
voor belichtingscorrectie die zijn geselecteerd met de
knop E worden niet teruggezet.)
Aan
Als hierboven, behalve dat de waarde voor
belichtingscorrectie die is geselecteerd met de
instelschijf niet wordt teruggezet wanneer de camera
of de lichtmeters worden uitgeschakeld.
Uit
(standaard)
U stelt de belichtingscorrectie in door de knop E in te
drukken en aan de hoofdinstelschijf te draaien.
Functie instelschijven inst. > Verwissel hoofd/secundair
Uit (standaard) Aan
Belichting
stand
e Secundaire instelschijf Secundaire instelschijf
f Secundaire instelschijf Hoofdinstelschijf
g Hoofdinstelschijf Secundaire instelschijf
h N.v.t.
277
U
b5: Grootte meetgebied
Houd er rekening mee dat de diameter vaststaat op 8 mm als een
niet-CPU-objectief wordt gebruikt, ongeacht de instelling die is
geselecteerd voor [Niet-CPU-objectief] in het setup-menu (p. 196).
b6: Fijnafst. voor opt. belichting
Gebruik deze optie als u de belichtingswaarde die de camera
selecteert, wilt aanpassen.
U kunt de belichting voor elke
meetmethode afzonderlijk aanpassen met een waarde tussen +1
en –1 LW, in stappen van
1
/6 LW.
1 Selecteer persoonlijke
instelling b6.
Markeer persoonlijke instelling
b6 ([Fijnafst. voor opt.
belichting]) en druk op 2.
Bij het berekenen van de belichting wordt
bij centrumgerichte meting het grootste
gewicht toegekend aan een cirkel in het
midden van het beeld.
De diameter ( ) van
deze cirkel kan worden ingesteld op 6, 8, 10
of 13 mm of op het gemiddelde van het
hele beeld.
Optie
M 6mm
L
8mm
(standaard)
N 10 mm
O 13 mm
P Gemiddeld
278
U
2 Selecteer [Ja].
Het bericht rechts wordt
weergegeven. Markeer [Ja] en
druk op 2 om verder te gaan
of selecteer [Nee] om af te
sluiten zonder de belichting te
wijzigen.
3 Selecteer een
lichtmeetmethode.
Markeer [Matrixmeting],
[Centrumgericht] of
[Spotmeting] en druk op 2.
4 Kies een
belichtingswaarde.
Druk op 1 of 3 om een
belichtingswaarde te kiezen
tussen +1 en –1 LW.
Druk op J
om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
D Fijnafstelling belichting
U kunt de belichting voor elke geheugenbank met persoonlijke
instellingen afzonderlijk aanpassen en deze instelling wordt niet
teruggezet door een reset met twee knoppen.
Aangezien het symbool
voor belichtingscorrectie (E) niet wordt weergegeven, vormt het menu
voor fijnafstelling de enige manier om te bepalen in hoeverre de
belichting is gewijzigd.
Belichtingscorrectie (p. 114) heeft in de meeste
situaties de voorkeur.
279
U
c1: AE-vergr. ontspanknop
Bij de standaardinstelling [Uit] wordt de belichting alleen
vergrendeld als op de knop AE-L/AF-L wordt gedrukt.
Als [Aan] is
geselecteerd, wordt de belichting ook vergrendeld als de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
c2: Lichtmeter automatisch uit
Kies een kortere uitschakelingsperiode als u de batterij wilt sparen.
Als de camera wordt gevoed door een optionele EH-5a of EH-5
lichtnetadapter, wordt [Lichtmeter automatisch uit] ingesteld op
[Altijd aan].
c: Timers/AE-vergrendel.
Deze optie bepaalt hoe lang de camera de
belichting blijft meten wanneer er geen
handelingen worden uitgevoerd. U hebt de
keuze uit 4sec., 6sec., 8sec., 16sec., 30sec.,
1 min., 5 min., 10 min., 30 min. of totdat de
camera wordt uitgeschakeld ([Altijd aan]). De
sluitertijd- en diafragmaweergaven in het LCD-
venster en in de zoeker worden automatisch
uitgeschakeld wanneer de lichtmeters worden
uitgeschakeld.
Optie
Q 4sec.
R
6sec.
(standaard)
S 8sec.
T 16 sec.
U 30 sec.
V 1min
W 5min
X 10 min
Y 30 min
Z Altijd aan
280
U
c3: Vertraging zelfontspanner
c4: Monitor uit
Deze optie bepaalt de duur van de
ontspanvertraging in de zelfontspannerstand.
U hebt de keuze uit 2 sec., 5 sec., 10 sec. en
20 sec.
Optie
a 2sec.
b 5sec.
c
10 sec.
(standaard)
d 20 sec.
Deze optie bepaalt hoe lang de monitor blijft
ingeschakeld wanneer er geen handelingen
worden uitgevoerd. U hebt de keuze uit
10 sec., 20 sec., 1 min., 5 min. of 10 min. Kies
een kortere uitschakelingsperiode als u de
batterij wilt sparen. Als de camera wordt
gevoed door een optionele EH-5a of EH-5
lichtnetadapter, blijft de monitor ingeschakeld
als er gedurende circa tien minuten geen
handelingen worden uitgevoerd, ongeacht de
gekozen instelling.
Optie
e 10 sec.
f
20 sec.
(standaard)
g 1min
h 5min
i 10 min
281
U
d1: Signaal
Kies [Hoog] of [Laag] voor het geluid dat wordt weergegeven
wanneer de zelfontspanner wordt gebruikt of de camera
scherpstelt in de enkelvoudige AF-stand. (Er klinkt geen geluid als
[Ontspannen] is geselecteerd voor persoonlijke instelling
a2 ([Selectie AF-S-prioriteit], p. 268)).
d2: Rasterweergave in zoeker
Kies of op verzoek rasterlijnen ter referentie in de zoeker worden
weergegeven (of op de monitor in de stand Livebeeld) wanneer u
foto's kadreert.
d: Opnemen/Weergeven
Optie Beschrijving
y
Hoog
(standaard)
Kies de toonhoogte voor het
signaal uit [Hoog] en [Laag].
Het pictogram c wordt
weergegeven in het LCD-
venster en in de opname-
informatieweergaven.
z Laag
Uit Zet de signaalluidspreker uit.
Optie Beschrijving
Aan Er worden rasterlijnen weergegeven.
Uit
(standaard)
Er worden geen rasterlijnen weergegeven.
282
U
d3: Zoekerwaarschuwing
Kies of er een waarschuwing in de zoeker wordt weergegeven
wanneer de batterij bijna leeg is.
d4: Opnamesnelheid
Deze optie bepaalt de maximale beeldsnelheid in de stand CL
(Continu laag). (Bij intervalopnamen bepaalt deze instelling ook
de beeldsnelheid in de stand Enkel beeld.)
Kies een waarde tussen
één en zeven beelden per seconde (bps); de standaardinstelling is
3 bps.
Bij lange sluitertijden kan de beeldsnelheid afnemen tot
onder de geselecteerde waarde en zonder het optionele MB-D10
battery pack is de maximale beeldsnelheid 6 bps.
d5: Max.
aant. continuopnamen
Het maximum aantal opnamen dat achter elkaar kan worden
gemaakt in de continustand, kan worden ingesteld op een waarde
tussen 1 en 100.
A Het buffergeheugen
Ongeacht de gekozen optie voor persoonlijke instelling d5, neemt de
opnamesnelheid af als het buffergeheugen vol raakt.
Zie pagina 405 voor
meer informatie over de capaciteit van het buffergeheugen.
Optie Beschrijving
Aan
(standaard)
Er wordt een pictogram van een bijna lege batterij (I)
weergegeven wanneer de batterij bijna leeg is.
Uit
Er wordt geen waarschuwing in de zoeker weergegeven als
de batterij bijna leeg is.
283
U
d6: Opeenvolgende nummering
Wanneer u een foto maakt, verhoogt de camera het laatst
gebruikte bestandsnummer met één en wordt deze naam voor
het nieuwe bestand gebruikt.
Deze optie bepaalt of de
bestandsnummering doorgaat vanaf het laatst gebruikte nummer
wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart
wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera
wordt geplaatst.
D Opeenvolgende nummering
Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 foto’s of een foto met het
nummer 9999 bevat, wordt de ontspanknop uitgeschakeld en kunnen
geen foto's meer worden gemaakt.
Kies [Terugzetten] voor persoonlijke
instelling d6 ([Opeenvolgende nummering]) en formatteer vervolgens de
huidige geheugenkaart of plaats een nieuwe geheugenkaart.
Optie Beschrijving
Aan
(standaard)
Wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de
geheugenkaart wordt geformatteerd of een nieuwe
geheugenkaart in de camera wordt geplaatst, gaat de
bestandsnummering verder vanaf het laatst gebruikte
nummer of vanaf het hoogste nummer in de huidige
map, afhankelijk van welk getal het hoogste is.
Als u
een foto maakt terwijl de huidige map een foto met het
nummer 9999 bevat, wordt automatisch een nieuwe
map gemaakt en begint de bestandsnummering weer
bij 0001.
Uit
De bestandsnummering begint weer bij 0001 wanneer
een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart
wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in
de camera wordt geplaatst.
Als u een foto maakt terwijl
de huidige map 999 foto’s bevat, wordt automatisch
een nieuwe map gemaakt.
J
Terugzetten
Hetzelfde als bij [Aan], behalve dat de volgende foto die
u maakt een bestandsnummer krijgt dat één hoger is
dan het hoogste bestandsnummer in de huidige map.
Als de map leeg is, wordt de bestandsnummering
teruggezet op 0001.
284
U
d7: Weergave opname-info
Bij de standaardinstelling [Automatisch] (AUTO) verandert de kleur
van de tekens in de informatieweergave (p. 12) automatisch van
zwart in wit of van wit in zwart om te zorgen voor voldoende
contrast met de achtergrond.
Als u altijd dezelfde kleur wilt
gebruiken, selecteert u [Handmatig] en kiest u [Donker op licht]
(B; zwarte tekens) of [Licht op donker] (W; witte tekens).
De
helderheid van de monitor wordt automatisch aangepast voor een
maximaal contrast met de geselecteerde tekstkleur.
Donker op licht Licht op donker
285
U
d8: LCD-verlichting
Bij de standaardinstelling [Uit] brandt de achtergrondverlichting
van het LCD-venster (LCD-verlichting) alleen als de
hoofdschakelaar op D staat.
Als [Aan] is geselecteerd, wordt het
LCD-venster verlicht wanneer de lichtmeters zijn ingeschakeld
(p. 46).
Selecteer [Uit] als u de batterij wilt sparen.
d9: Spiegelvoorontspanning
Bij de standaardinstelling [Uit] wordt de sluiter ontspannen
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Als u fotografeert
terwijl [Statief] is geselecteerd als stand voor livebeeld (p. 83) of in
gevallen waarin de geringste camerabeweging kan leiden tot
onscherpe foto’s, kunt u [Aan] selecteren. De sluiter wordt dan
circa 1 seconde nadat de ontspanknop is ingedrukt en de spiegel
is opgeklapt, ontspannen.
d10: MB-D10 batterijen
Als u het optionele MB-D10 battery pack gebruikt met acht AA-
batterijen, kunt u de werking van de camera optimaliseren door in
dit menu het juiste batterijtype te selecteren.
U hoeft deze optie
niet aan te passen als u EN-EL3e of optionele EN-EL4a of EN-EL4
batterijen gebruikt.
Optie Beschrijving
1 LR6 (AA alkaline)
Selecteer deze optie als u LR6 alkaline AA-
batterijen gebruikt.
2 HR6 (AA Ni-MH)
Selecteer deze optie als u HR6 Ni-MH AA-
batterijen gebruikt.
3 FR6 (AA lithium)
Selecteer deze optie als u FR6 lithium AA-
batterijen gebruikt.
4 ZR6 (AA Ni-Mn)
Selecteer deze optie als u ZR6 Ni-Mn AA-
batterijen gebruikt.
286
U
A AA-batterijen gebruiken
EN-EL4a of EN-EL4 oplaadbare Li-ion batterijen (apart verkrijgbaar) of
EN-EL3e oplaadbare Li-ion batterijen worden aanbevolen voor de beste
prestaties.
Met AA-batterijen (p. 417) kunnen minder fotos worden
gemaakt .
De capaciteit van AA-batterijen neemt aanzienlijk af bij
temperaturen lager dan 20 °C en hangt af van het merk en de
opslagomstandigheden. In sommige gevallen werken batterijen mogelijk
niet meer voordat hun vervaldatum is verstreken.
Sommige AA-batterijen
kunnen niet worden gebruikt. Vanwege hun eigenschappen en beperkte
capaciteit mogen alkaline en nikkel-mangaan batterijen alleen worden
gebruikt als er geen alternatief voorhanden is en uitsluitend bij hogere
temperaturen.
De camera geeft het niveau van AA-batterijen als volgt
weer:
Het batterijniveau voor EN-EL3e, EN-EL4a of EN-EL4 oplaadbare Li-ion
batterijen wordt op de normale manier weergegeven.
LCD-venster Zoeker Beschrijving
L Batterijen volledig opgeladen.
I d
Batterij bijna leeg.
Houd nieuwe batterijen bij
de hand.
H
(knippert)
d
(knippert)
Ontspanknop uitgeschakeld.
Verwissel de
batterijen.
287
U
d11: Batterijvolgorde
Kies of de batterij in de camera of de batterijen in het battery pack
het eerst worden gebruikt als een optioneel MB-D10 battery back
is bevestigd.
Als de batterijen in de MB-D10 worden
gebruikt, wordt het pictogram X
weergegeven in het LCD-venster van de
camera.
A Het MB-D10 battery pack
De MB-D10 werkt op één EN-EL3e, EN-EL4a of EN-EL4 oplaadbare Li-ion
batterij of acht AA-batterijen (alkaline, Ni-MH, lithium of nikkel-mangaan).
(Er wordt een EN-EL3e meegeleverd; EN-EL4a, EN-EL4 en AA-batterijen
zijn apart verkrijgbaar.)
De beeldsnelheid ligt hoger bij gebruik van de
EN-EL4a, EN-EL4 of AA-batterijen (p. 77). Bij gebruik van AA-batterijen
neemt de beeldsnelheid echter af naarmate het batterijniveau daalt.
De display voor opname-informatie toont het
batterijtype dat in de MB-D10 is geplaatst als
volgt:
Optie Beschrijving
5
MB-D10 batterijen
eerst (standaard)
De camerabatterij wordt alleen gebruikt
als de batterijen in de MB-D10 leeg zijn.
6 Camerabatterij eerst
De batterijen in de MB-D10 worden
alleen gebruikt als de camerabatterij leeg
is.
Aanduiding batterijtype MB-D10 Batterijtype
u
EN-EL3e herlaadbare Li-ion-batterij
v
EN-EL4a of EN-EL4 herlaadbare Li-ion-batterij
w
AA-batterijen
288
U
e1: Flitssynchronisatie snelheid
Deze optie bepaalt de flitssynchronisatiesnelheid.
A Sluitertijd vast instellen op maximale flitssynchronisatiesnelheid
Als u de sluitertijd wilt vastzetten op de kortste sluitertijd voor
flitssynchronisatie in de belichtingsstand Sluitertijdvoorkeuze of
Handmatig, selecteert u de eerstvolgende sluitertijd na de langst
mogelijke sluitertijd (30 sec. of bulb).
Er wordt een X (aanduiding voor
flitssynchronisatie) weergegeven in het LCD-venster en in de zoeker.
A Automatische FP high-speed flitssynchronisatie
Maakt het mogelijk de flitser te gebruiken bij de kortste sluitertijd die de
camera ondersteunt, zodat het maximale diafragma kan worden gekozen
voor een kleine scherptediepte.
e: Bracketing/Flits
Optie Beschrijving
1/320 sec.
(auto FP)
Gebruik automatische FP high-speed flitssynchronisatie bij de
SB-900, SB-800, SB-600 en SB-R200 flitsers.
Als u een andere
flitser gebruikt, wordt de sluitertijd ingesteld op
1
/
320
sec.
Als de
camera een sluitertijd van
1
/
320
sec. aangeeft in de belichtings-
stand
e
of
g
, wordt automatische FP high-speed flitssynchronisa-
tie geactiveerd als de werkelijke sluitertijd korter is dan
1
/
320
sec.
1/250 sec.
(auto FP)
Gebruik automatische FP high-speed flitssynchronisatie bij de
SB-900, SB-800, SB-600 en SB-R200 flitsers.
Als u een andere
flitser gebruikt, wordt de sluitertijd ingesteld op
1
/
250
sec.
Als de
camera een sluitertijd van
1
/
250
sec. aangeeft in de belichtings-
stand
e
of
g
, wordt automatische FP high-speed flitssynchronisa-
tie geactiveerd als de werkelijke sluitertijd korter is dan
1
/
250
sec.
1/250 sec.
(standaard)
Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op
1
/
250
sec.
1/200 sec.
Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op
1
/
200
sec.
1/160 sec.
Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op
1
/
160
sec.
1/125 sec.
Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op
1
/
125
sec.
1/100 sec.
Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op
1
/
100
sec.
1/80 sec.
Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op
1
/
80
sec.
1/60 sec.
Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op
1
/
60
sec.
289
U
Flitssturing bij [1/320 sec. (auto FP)]
Als [1/320 sec. (auto FP)] is geselecteerd voor persoonlijke
instelling e1 ([Flitssynchronisatie snelheid], p. 288), kunt u de
ingebouwde flitser gebruiken bij sluitertijden tot
1
/320 seconde. De
optionele SB-900, SB-800, SB-600 en SB-R200 flitsers kunnen bij
elke sluitertijd worden gebruikt (automatische FP high-speed
flitssynchronisatie).
D [1/320s (Auto FP)] en Flitsbereik
Als [1/320 s (Auto FP)] is geselecteerd voor persoonlijke instelling e1 bij
snelle sluitertijden tussen
1
/250 s en
1
/320 s , zal het flitsbereik afnemen
terwijl snelle sluitertijd toeneemt. Desondanks zal het flitsbereik groter
zijn dan behaald bij dezelfde snelheden met Auto FP.
D De flitsgereedaanduiding
Als de flitser op de maximale sterkte flitst, begint de
flitsgereedaanduiding in de zoeker te knipperen als waarschuwing dat de
foto mogelijk is onderbelicht.
De flitsgereedaanduiding van optionele
flitsers knippert niet als [1/320 sec. (auto FP)] is geselecteerd.
Flitssynchronisa-
tiesnelheid
[1/320 sec. (auto FP)] [1/250 sec. (auto FP)] [1/250 sec.]
Sluitertijd
Ingebouwde
flitser
Optionele
flitser
Ingebouwde
flitser
Optionele
flitser
Ingebouwde
flitser
Optionele
flitser
1
/8000
1
/320 sec.
Auto FP Auto FP
1
/320
1
/250 sec. Flitssynchronisatie — Auto FP —
1
/250–30 sec. Flitssynchronisatie
290
U
e2: Langste sluitertijd bij flits
Deze optie bepaalt de langst mogelijke sluitertijd bij
synchronisatie met het eerste of tweede gordijn of rode-
ogenreductie in de belichtingsstanden Geprogrammeerd
automatisch en Diafragmavoorkeuze. (Ongeacht de gekozen
instelling kunt u de sluitertijd instellen op een waarde van
maximaal 30 sec. in de belichtingsstanden Sluitertijdvoorkeuze en
Handmatig, of wanneer de flitser is ingesteld op lange sluitertijd,
synchronisatie met tweede gordijn en lange sluitertijd of rode-
ogenreductie met lange sluitertijd.)
De beschikbare opties
variëren van
1
/60 sec. ([1/60 sec.], de standaardinstelling) tot 30 sec.
([30 sec.]).
291
U
e3: Flitssturing ingeb. flitser
Kies de flitsstand voor de ingebouwde flitser.
A “Handmatig” en “Stroboscopisch flitsen
Als deze opties zijn geselecteerd, knippert het pictogram Y in het LCD-
venster en de zoeker.
A De SB-400
Als een optionele SB-400 flitser is bevestigd en is
ingeschakeld, wordt persoonlijke instelling e3
ingesteld op [Optionele flitser] en kunt u [DDL] of
[Handmatig] selecteren als flitssturingsstand voor
de SB-400. (De opties [Stroboscopisch flitsen] en
[Commanderstand] zijn niet beschikbaar).
Optie Beschrijving
1
DDL
(standaard)
De flitssterkte wordt automatisch aangepast aan de
opnameomstandigheden.
2
Handmatig
Kies de flitssterkte (p. 292).
3
Stroboscopi-
sch flitsen
De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de sluiter is geopend,
waardoor het effect van een stroboscooplamp ontstaat
(p. 292).
4
Commander-
stand
Gebruik de ingebouwde flitser als een hoofdflitser die een
of meer optionele flitsers op afstand aanstuurt (p. 293).
292
U
❚❚ Handmatig
Kies een flitssterkte tussen [Volle flits] en [1/128] (
1
/128 van de
volledige sterkte).
Op vol vermogen heeft de ingebouwde flitser
een richtgetal van 18 (m, ISO 200, 20°C).
❚❚ Stroboscopisch flitsen
De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de
sluiter is geopend, waardoor het effect van
een stroboscooplamp ontstaat.
Druk op 4
of 2 om de onderstaande opties te
markeren. Druk op 1 of 3 om de instelling
te wijzigen.
A “Aantal ”
De flitssterkte bepaalt welke opties beschikbaar zijn voor [Aantal].
Optie Beschrijving
Sterkte
Kies de flitssterkte (uitgedrukt als een gedeelte van het
volle vermogen).
Aantal
Kies het aantal malen dat de flitser flitst op de
geselecteerde sterkte.
Het daadwerkelijke aantal flitsen
kan lager zijn dat het geselecteerde aantal, afhankelijk van
de sluitertijd en de optie die is geselecteerd voor
[Frequentie].
Frequentie Kies hoe vaak de flitser per seconde flitst.
Sterkte Beschikbare opties voor [Aantal]
1/4 2
1/8 2–5
1/16 2–10
1/32 2–10, 15
1/64 2–10, 15, 20, 25
1/128 2–10, 15, 20, 25, 30, 35
293
U
❚❚ Commanderstand
Gebruik de ingebouwde flitser als hoofdflitser die een of meer
optionele SB-900, SB-800, SB-600 of SB-R200 flitsers in maximaal
twee groepen (A en B) op afstand aanstuurt met behulp van
geavanceerde draadloze flitssturing.
Als u deze optie selecteert, wordt het menu
rechts weergegeven.
Druk op 4 of 2 om de
onderstaande opties te markeren. Druk op 1
of 3 om de instelling te wijzigen.
Optie Beschrijving
Ingeb. flitser
Kies een flitsstand voor de ingebouwde flitser
(commanderflitser).
DDL
i-DDL-stand.
Kies de flitscorrectie uit waarden tussen +3,0
en –3,0 LW in stappen van
1
/3 LW.
M
Kies de flitssterkte uit waarden tussen [Volle flits] en
[1/128] (
1
/128 van de volledige sterkte).
––
De ingebouwde flitser wordt niet geactiveerd, maar de
AF-hulpverlichting brandt.
De ingebouwde flitser moet
worden opgeklapt, zodat deze monitor-voorflitsen kan
afgeven.
Groep A Kies een flitsstand voor alle flitsers in groep A.
DDL
i-DDL-stand.
Kies de flitscorrectie uit waarden tussen +3,0
en –3,0 LW in stappen van
1
/3 LW.
AA
Automatisch diafragma (alleen beschikbaar bij de SB-900
en SB-800 flitser).
Kies de flitscorrectie uit waarden tussen
+3,0 en –3,0 LW in stappen van
1
/3 LW.
M
Kies de flitssterkte uit waarden tussen [Volle flits] en
[1/128] (
1
/128 van de volledige sterkte).
–– De flitsers in deze groep worden niet geactiveerd.
Groep B
Kies een flitsstand voor alle flitsers in groep B.
De
beschikbare opties zijn gelijk aan die voor [Groep A]
hierboven.
Kanaal
Kies uit de kanalen 1–4.
Alle flitsers in beide groepen
moeten zijn ingesteld op hetzelfde kanaal.
294
U
Voer de onderstaande stappen uit om fotos te maken in de
commanderstand.
1 Wijzig de instellingen voor de
ingebouwde flitser.
Kies de flitssturingsstand en de
flitssterkte voor de ingebouwde flitser.
De flitssterkte kan niet worden
aangepast in de stand [– –].
2 Pas de instellingen aan voor groep
A.
Kies de flitssturingsstand en de
flitssterkte voor de flitsers in groep A.
3 Pas de instellingen aan voor groep
B.
Kies de flitssturingsstand en de
flitssterkte voor de flitsers in groep B.
4 Selecteer het kanaal.
5 Druk op J.
295
U
6 Kadreer de opname.
Kadreer de opname en plaats de flitsers, zoals hieronder wordt
aangegeven.
Houd er rekening mee dat de maximale afstand
waarop de externe flitsers kunnen worden geplaatst, afhangt
van de opnameomstandigheden.
7 Stel de externe flitsers in op het geselecteerde kanaal.
Zet alle externe flitsers aan en stel ze in op het kanaal dat u
hebt geselecteerd in stap 4.
Raadpleeg de handleiding van de
flitsers voor meer informatie.
8 Klap de ingebouwde flitser op.
Druk op de flitserknop om de ingebouwde flitser op te
klappen.
Houd er rekening mee dat zelfs als [– –] is
geselecteerd voor [Ingeb. flitser]>[Stand], de ingebouwde
flitser moet zijn opgeklapt, zodat deze monitor-voorflitsen kan
afgeven.
9 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Nadat u hebt gecontroleerd of het flitsgereedlampje op de
camera en de flitsgereedlampjes op alle andere flitsers
branden, kadreert u de foto, stelt u scherp en maakt u de
opname.
Indien gewenst kan FV-vergrendeling (p. 178)
worden gebruikt.
10 m
of
minder
30 ° of
minder
30 ° of minder
60 ° of minder
60 ° of minder
5m
of minder
Camera
(ingebouwde
flitser)
5m
of minder
De sensors voor
draadloze
bediening op de
flitsers moeten
naar de camera
zijn gericht.
296
U
A De weergave van de flitssynchronisatiestand
M wordt niet als flitssynchronisatiestand weergegeven in het LCD-venster
als [– –] is geselecteerd voor [Ingeb. flitser] > [Stand].
A Flitscorrectie
De flitscorrectiewaarde die is geselecteerd met de knop Y (M) en de
secundaire instelschijf wordt opgeteld bij de flitscorrectiewaarden die zijn
geselecteerd voor de ingebouwde flitser, groep A en groep B in het menu
[Commanderstand].
Het pictogram Y wordt weergegeven in het LCD-
venster en in de zoeker als een andere flitscorrectiewaarde dan ±0 is
geselecteerd voor [Ingeb. flitser] > [DDL].
Het pictogram Y knippert als
de ingebouwde flitser in de stand [M] staat.
D Commanderstand
Richt de sensorvensters van de externe flitsers zodanig dat ze de monitor-
voorflitsen van de ingebouwde flitser detecteren. (Let hier met name op
als u geen statief gebruikt.)
Zorg dat er geen direct licht of sterkte
reflecties van de externe flitsers binnendringen in het cameraobjectief (in
de DDL-stand) of in de lichtgevoelige cellen van de externe flitsers (AA-
stand). De belichting zou hierdoor kunnen worden verstoord.
Als u wilt
voorkomen dat timerflitsen van de ingebouwde flitser zichtbaar zijn in
foto's die op korte afstand worden gemaakt, kiest u een lage ISO-
gevoeligheid of een klein diafragma (groot f/-getal) of gebruikt u een
optioneel SG-3IR infrarood filter voor de ingebouwde flitser.
Een SG-3IR is
vereist voor het beste resultaat met synchronisatie met het tweede
gordijn, waarbij de timerflitsen helderder zijn.
Nadat u de externe flitsers
hebt geplaatst, maakt u een testopname en bekijkt u het resultaat op de
cameramonitor.
Hoewel er geen beperkingen gelden voor het aantal externe flitsers dat
kan worden gebruikt, is drie uit praktisch oogpunt het maximum.
Bij
meer dan drie flitsers zal resultaat nadelig worden beïnvloed door het
licht van de externe flitsers.
297
U
e4: Instellicht
Als [Aan] (de standaardinstelling) is geselecteerd wanneer de
ingebouwde flitser of een optionele SB-900, SB-800, SB-600 of
SB-R200 flitser wordt gebruikt, wordt een instellicht afgegeven
wanneer de knop voor scherptedieptecontrole op de camera
wordt ingedrukt (p. 103).
Er wordt geen instellicht gebruikt als
[Uit] is geselecteerd.
e5: Inst. voor auto bracketing
Kies de instelling of instellingen die worden gewijzigd wanneer
auto bracketing (p. 116) wordt toegepast.
Kies [AE & flits] (j; de
standaardinstelling) als u zowel belichtings- als flitsbracketing wilt
toepassen, kies [Alleen AE] (k) als u alleen belichtingsbracketing
wilt toepassen, kies [Alleen flits] (l) als u alleen flitsbracketing wilt
toepassen of kies [Witbalans bracketing] (m) als u
witbalansbracketing (p. 121) wilt toepassen.
Witbalansbracketing
is niet beschikbaar bij de kwaliteitsinstellingen NEF (RAW) en
NEF (RAW) + JPEG.
298
U
e6: Auto bracketing (M-stand)
Deze optie bepaalt welke instellingen worden gevarieerd wanneer
[AE & flits] of [Alleen AE] is geselecteerd voor persoonlijke
instelling e5 in de handmatige belichtingsstand.
Flitsbracketing wordt alleen toegepast bij i-DDL- of AA-flitssturing.
Als een andere instelling dan [Alleen flits] is geselecteerd en de
flitser niet wordt gebruikt, blijft de ISO-gevoeligheid ingesteld op
de waarde van de eerste opname, ongeacht de instelling die is
geselecteerd voor [Inst autom ISO-gevoeligheid] (p. 96).
Optie Beschrijving
F
Flits/
sluitertijd
(standaard)
De camera varieert de sluitertijd (persoonlijke
instelling e5 is ingesteld op [Alleen AE]) of de
sluitertijd en de flitssterkte (persoonlijke instelling
e5 is ingesteld op [AE & flits]).
G
Flits/
sluitertijd/
diafragma
De camera varieert de sluitertijd en het diafragma
(persoonlijke instelling e5 is ingesteld op [Alleen
AE]) of de sluitertijd, het diafragma en de
flitssterkte (persoonlijke instelling e5 is ingesteld
op [AE & flits]).
H
Flits/
diafragma
De camera varieert het diafragma (persoonlijke
instelling e5 is ingesteld op [Alleen AE]) of het
diafragma en de flitssterkte (persoonlijke instelling
e5 is ingesteld op [AE & flits]).
I
Alleen flits
De camera varieert alleen de flitssterkte
(persoonlijke instelling e5 is ingesteld op [AE &
flits]).
299
U
e7: Bracketingvolgorde
Bij de standaardinstelling [MTR]>[onder]>[boven] (H) wordt
bracketing uitgevoerd in de volgorde die wordt beschreven op
pagina 118 en 122.
Als [Onder]>[MTR]>[boven] (I) is
geselecteerd, worden opnamen gemaakt van de laagste naar de
hoogste waarde.
300
U
f1: Centrale knop multi-selector
Deze optie bepaalt welke bewerking wordt uitgevoerd wanneer u op het
midden van de multi-selector drukt in de opname- of weergavestand.
❚❚ Opnamestand
Als u [Opnamestand] selecteert, worden de volgende opties
weergegeven:
❚❚ Weergavestand
Als u [Weergavestand] selecteert, worden de volgende opties
weergegeven:
f: Bediening
Optie Beschrijving
J
Middelste AF-punt
selecteren
(standaard)
Als u in de opnamestand op het midden van de
multi-selector drukt, wordt het middelste
scherpstelpunt geselecteerd.
K
Actieve AF-punt
markeren
Als u in de opnamestand op het midden van de
multi-selector drukt, wordt het actieve
scherpstelpunt gemarkeerd.
Geen functie
Wanneer u op het midden van de multi-selector
drukt terwijl de camera in de opnamestand staat,
gebeurt er niets.
Optie Beschrijving
n
Miniatuur
aan/uit
(standaard)
Druk op het midden van de multi-selector om te schakelen
tussen schermvullende weergave en miniatuurweergave.
o
Histogram-
men
weergeven
Als u in de schermvullende weergave of de
miniatuurweergave op het midden van de multi-selector
drukt, wordt een histogram weergegeven.
301
U
f2: Multi-selector
Als [Activeer lichtmeter] is geselecteerd, worden de lichtmeters
geactiveerd wanneer u de multi-selector gebruikt terwijl de
lichtmeters zijn uitgeschakeld (p. 46).
Als [Doe niets] (de
standaardoptie) is geselecteerd, worden de lichtmeters niet
geactiveerd wanneer u op de multi-selector drukt.
f3: Functie van multi-selector
Als u bij de standaardinstelling [Info13/foto’s42] op 1 of 3
drukt in de schermvullende weergave, wordt de weergegeven
opname-informatie gewijzigd. Als u op 4 of 2 drukt, wordt een
andere foto weergegeven.
Als u de functie van de knoppen van
de multi-selector wilt omdraaien, zodat een andere foto wordt
weergegeven wanneer u op 1 of 3 drukt en de opname-
informatie wordt gewijzigd wanneer u op 4 of 2 drukt, selecteert
u [Info42/Foto’s13].
Deze instelling is ook van toepassing op de
multi-selector op het optionele MB-D10 battery pack.
p
Zoom aan/
uit
Druk op het midden van de multi-selector om te schakelen
tussen schermvullende weergave of miniatuurweergave en
zoomweergave.
Voor de aanvankelijke zoominstelling kunt
u kiezen uit [Lage zoom], [Gemiddelde zoom] en [Hoge
zoom].
De zoomweergave wordt gecentreerd rond het
actieve scherpstelpunt.
u
Map
selecteren
Als u op het midden van de multi-selector drukt, wordt
een lijst met mappen weergegeven.
Markeer een map
en druk op J om de map te selecteren voor weergave.
De map kan niet worden gewijzigd als er slechts één
map bestaat of als [Huidige] is geselecteerd voor
[Weergavemap] (p. 249).
Optie Beschrijving
302
U
f4: FUNC.-knop
toewijzen
Kies de functie die de knop Fn vervult
wanneer u deze alleen gebruikt ([FUNC.-
knop
indrukken]) of in combinatie met de
instelschijven ([FUNC.-knop
+ schijven]).
❚❚ FUNC.-knop
indrukken
Als u [FUNC.-knop
indrukken] selecteert voor persoonlijke
instelling f4, worden de volgende opties weergegeven:
Optie Beschrijving
q
Voorbeeld
*
Druk op de knop
Fn
om een voorbeeld van de
scherptediepte weer te geven (p. 103).
r
FV-
vergrendeling
*
Druk op de knop
Fn
om de flitswaarde te
vergrendelen (alleen bij de ingebouwde flitser en de
SB-900, SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200 flitsers,
p. 178).
Druk nogmaals om de
flitswaardevergrendeling te annuleren.
B
AE/AF-
vergrendeling
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld
zolang de knop
Fn
wordt ingedrukt.
C
AE-vergrendeling
De belichting wordt vergrendeld zolang de knop
Fn
wordt ingedrukt.
D
AE-vergr. (herstel
na ontspan.)
*
De belichting wordt vergrendeld wanneer de knop
Fn
wordt ingedrukt en blijft vergrendeld totdat
nogmaals op deze knop wordt gedrukt, de sluiter
wordt ontspannen of de lichtmeters worden
uitgeschakeld.
E
AE-vergrendeling
(vast)
*
De belichting wordt vergrendeld wanneer de knop
Fn
wordt ingedrukt en blijft vergrendeld totdat
nogmaals op deze knop wordt gedrukt of de
lichtmeters worden uitgeschakeld.
F
AF-vergrendeling
De scherpstelling wordt vergrendeld zolang de knop
Fn
wordt ingedrukt.
s
Flitser uit
De flitser wordt niet geactiveerd als u tijdens de
opname de knop
Fn
ingedrukt houdt.
303
U
t
Bracketing-
serie
Als u de knop Fn ingedrukt houdt terwijl
belichtings- of flitsbracketing actief is in de
enkelvoudige ontspanstand, worden alle
opnamen in het huidige bracketingprogramma
gemaakt telkens wanneer u de ontspanknop
indrukt.
Als witbalansbracketing actief is of de
continue ontspanstand (stand C
H of CL) is
geselecteerd, wordt de bracketingreeks
herhaald zolang u de ontspanknop ingedrukt
houdt (in de enkelvoudige ontspanstand wordt
witbalansbracketing herhaald met de
beeldsnelheid die geldt voor de ontspanstand
C
H).
L
Matrixmeting
Matrixmeting is actief zolang de knop Fn wordt
ingedrukt.
M
Centrumgericht
Centrumgerichte meting is actief zolang de
knop Fn wordt ingedrukt.
N
Spotmeting
Spotmeting is actief zolang de knop Fn wordt
ingedrukt.
Geen
(standaard)
Er wordt geen bewerking uitgevoerd wanneer
de knop Fn wordt ingedrukt.
* Deze optie is niet beschikbaar in combinatie met [FUNC.-knop + schijven]
(p. 304).
Als u deze optie selecteert, wordt een bericht weergegeven en
wordt [FUNC.-knop + schijven] ingesteld op [Geen].
Als u een andere optie
selecteert voor [FUNC.-knop + schijven] terwijl deze instelling actief is, wordt
[FUNC.-knop indrukken] ingesteld op [Geen].
Optie Beschrijving
304
U
❚❚ FUNC.-knop
+ schijven
Als u [FUNC.-knop
+ schijven] selecteert voor persoonlijke
instelling f4, worden de volgende opties weergegeven:
Optie Beschrijving
v
1 stop
sluitertijd/
diafragma
Als de Fn-knop wordt ingedrukt wanneer aan de
instelschijven wordt gedraaid, worden wijzigingen
aangebracht aan de sluitertijd (belichtingsstanden
f en h) en het diafragma (belichtingsstanden g en
h) in stappen van 1 EV, ongeacht de optie die werd
geselecteerd voor Persoonlijke instelling b2
([Stapgrootte inst. belichting], p. 275)
w
Nummer
niet-CPU-
lens kiezen
Houd de knop Fn ingedrukt en draai aan een
instelschijf om een objectiefnummer te kiezen dat
is opgegeven via de optie [Niet-CPU-objectief].
t
Auto
bracketing
(standaard)
Houd de knop Fn ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in het
bracketingprogramma te kiezen.
Houd de knop Fn
ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf
om de stapgrootte voor bracketing te kiezen.
I
Dynamisch
AF-veld
Als u de continue AF-stand (scherpstelstand C;
p. 62) kiest terwijl dynamisch veld-AF (I) is
geselecteerd als AF-veldstand (p. 64), kunt u het
aantal scherpstelpunten instellen door de knop Fn
ingedrukt te houden en aan een van de
instelschijven te draaien (p. 269).
Geen
Er wordt geen bewerking uitgevoerd als aan de
instelschijven wordt gedraaid terwijl de knop Fn
wordt ingedrukt.
305
U
f5: Voorbeeldknop toewijzen
Kies de functie die de knop voor
scherptedieptecontrole vervult wanneer u
deze alleen gebruikt ([Voorbeeldknop
indrukken]) of in combinatie met de
instelschijven ([Voorbeeld + instelschijven]).
De beschikbare opties zijn gelijk aan die voor
[FUNC.-knop
indrukken] (p. 302) en [FUNC.-
knop
+ schijven] (p. 304), behalve dat [Voorbeeld] de
standaardinstelling is voor [Voorbeeldknop indrukken] en [Geen]
de standaardinstelling is voor [Voorbeeld + instelschijven].
306
U
f6: AE-L/AF-L knop toewijzen
Kies de functie die de knop AE-L/AF-L vervult
wanneer u deze alleen gebruikt ([AE-L/AF-L
knop indrukken]) of in combinatie met de
instelschijven ([AE-L/AF-L + instelschijven]).
De beschikbare opties voor [AE-L/AF-L knop
indrukken] zijn gelijk aan die voor [FUNC.-
knop
indrukken] (p. 302), behalve dat [AE-L/AF-L knop indrukken]
standaard is ingesteld op [AE-L/AF-vergrendeling] en de extra
optie B heeft. (Als deze optie is geselecteerd, kunt u met de
knop AE-L/AF-L op dezelfde manier de autofocus activeren als met
de knop B.)
De beschikbare opties voor [AE-L/AF-L +
instelschijven] zijn gelijk aan die voor [FUNC.-knop
+ schijven]
(p. 304), behalve dat [Geen] de standaardinstelling is voor [AE-L/
AF-L + instelschijven] en de optie [1 stop sluitertijd/diafragma]
ontbreekt.
307
U
f7: Functie instelschijven inst.
Deze optie regelt de werking van de hoofdinstelschijf en de
secundaire instelschijf.
Optie Beschrijving
Rotatie
omkeren
Deze optie bepaalt de richting van de instelschijven.
Kies
[Nee] (de standaardoptie) voor een normale werking van
de instelschijven of kies [Ja] als u de draairichting van de
instelschijven wilt omkeren.
Deze instelling is ook van
toepassing op de instelschijven van de MB-D10.
Verwissel
hoofd/
secundair
Bij de standaardinstelling [Uit] wijzigt u de sluitertijd met
de hoofdinstelschijf en het diafragma met de secundaire
instelschijf.
Als [Aan] is geselecteerd, wijzigt u het
diafragma met de hoofdinstelschijf en de sluitertijd met de
secundaire instelschijf.
Deze instelling is ook van
toepassing op de instelschijven van de MB-D10.
Instellen
diafragma
Bij de standaardinstelling [Secundaire instelschijf] kan het
diafragma alleen worden aangepast met de secundaire
instelschijf (of met de hoofdinstelschijf als [Aan] is
geselecteerd voor [Verwissel hoofd/secundair]).
Als
[Diafragmaring] is geselecteerd, kan het diafragma alleen
worden aangepast met de diafragmaring van het objectief
en wordt het diafragma op de camera weergegeven in
stappen van 1 LW. (Het diafragma voor G-type objectieven
wordt nog steeds ingesteld met de secundaire instelschijf.)
Livebeeld is niet beschikbaar als [Diafragmaring] is
geselecteerd en een CPU-objectief met een diafragmaring
is bevestigd.
Als een niet-CPU-objectief is bevestigd, moet
het diafragma worden aangepast met de diafragmaring,
ongeacht de geselecteerde instelling.
308
U
f8: Knop loslaten voor instelsch.
Deze optie maakt het mogelijk om instellingen die gewoonlijk
worden toegepast door een knop ingedrukt te houden en aan een
instelschijf te draaien, uit te voeren door aan de instelschijf te
draaien nadat u de knop hebt losgelaten.
Bij de
standaardinstelling [Nee] moet u de knop ingedrukt houden
terwijl u aan de instelschijf draait.
Als [Ja] is geselecteerd, kunt u
instellingen wijzigen door aan de instelschijf te draaien nadat u de
knop hebt losgelaten.
De instelling wordt beëindigd wanneer u
de knop nogmaals indrukt, de ontspanknop half indrukt of op de
knop I, E, M, ISO, QUAL of WB drukt.
De instelling wordt ook
opgeheven als de lichtmeters uitgaan, behalve als [Altijd aan] is
geselecteerd voor persoonlijke instelling c2 ([Lichtmeter
automatisch uit]) of als een optionele EH-5a of EH-5
lichtnetadapter wordt gebruikt.
Menus en
weergave
Bij de standaardinstelling [Uit] wordt de multi-selector
gebruikt om de foto te kiezen die wordt weergegeven
tijdens schermvullende weergave, om miniaturen te
markeren en om in menu's te navigeren.
Als [Aan] is
geselecteerd, kan de hoofdinstelschijf worden gebruikt om
de foto te kiezen die tijdens schermvullende weergave
wordt getoond, om de cursor in de miniatuurweergave
naar links of naar rechts te verplaatsen en om de
menuselectiebalk omhoog of omlaag te verplaatsen.
De
secundaire instelschijf wordt gebruikt om aanvullende
foto-informatie weer te geven in de schermvullende
weergave en om de cursor omhoog of omlaag te
verplaatsen in de miniatuurweergave.
Wanneer menu's
worden weergegeven, wordt het submenu voor een
geselecteerde optie weergegeven als u de secundaire
instelschijf naar rechts draait, terwijl het vorige menu wordt
weergegeven als u naar links draait.
U maakt een selectie
door op 2, het midden van de multi-selector of J te
drukken.
Optie Beschrijving
309
U
f9: Geen geheugenkaart?
Bij de standaardinstelling [Ontgrendel ontspanknop] kan de
sluiter worden ontspannen als er geen geheugenkaart is
geplaatst, hoewel er geen beelden worden opgenomen (ze
worden echter wel op de monitor weergegeven in de demostand).
Als [Vergrendel ontspanknop] is geselecteerd, werkt de
ontspanknop alleen als er een geheugenkaart in de camera is
geplaatst.
Wanneer foto's direct op de computer worden
opgeslagen met het programma Camera Control Pro 2 (apart
verkrijgbaar), worden ze niet op de geheugenkaart in de camera
opgeslagen en kan de ontspanknop altijd worden ingedrukt,
ongeacht de instelling voor deze optie.
310
U
f10: Aanduidingen omkeren
Bij de standaardinstelling (V) worden de
belichtingsaanduidingen in het LCD-venster, in de zoeker en in de
opname-informatieweergave weergegeven met positieve
waarden links en negatieve waarden rechts.
Selecteer
(W) als u negatieve waarden links wilt
weergeven en positieve waarden rechts.
311
U
B Het setup-menu:
Basisinstellingen van de camera
Het setup-menu bevat de hieronder genoemde opties.
Voor
informatie over het gebruik van het setup-menu, zie “Instructies:
Cameramenus” (p. 24).
Optie Zie pagina
Formatteer geheugenkaart 312
LCD-helderheid 312
Beeldsensor reinigen 373
Spiegel omhoog (CCD reinigen)
1
376
Videostand 313
HDMI 314
Wereldtijd 315
Taal (Language) 315
Beeldcommentaar 316
Automatische beeldrotatie 317
USB 318
Stof referentiefoto 318
Batterij-informatie 321
Draadloze transmitter
2
229
Beeld-authenticiteit 323
Copyrightinformatie 324
Instellingen opslaan/laden 325
GPS 202
Niet-CPU-objectief 197
Fijnafstelling AF 327
Firmware-versie 328
1 Niet beschikbaar als de batterij bijna leeg is.
2 Alleen beschikbaar als een optionele WT-4 draadloze transmitter is
aangesloten en [MTP/PTP] is geselecteerd voor [USB] (p. 318).
312
U
Formatteer geheugenkaart
Formatteer de kaart.
Houd er rekening mee dat bij formatteren alle
foto's en andere gegevens op de geheugenkaart permanent worden
verwijderd.
Maak daarom zo nodig kopieën voordat u de kaart
formatteert.
D Tijdens het formatteren
Tijdens het formatteren mag u de camera niet uitzetten en de
geheugenkaarten niet verwijderen.
A Formatteren met twee knoppen
U kunt geheugenkaarten ook formatteren door de Q-knoppen (O en
I) langer dan twee seconden ingedrukt te houden (p. 41).
LCD-helderheid
Druk op 1 of 3, waarna u kunt kiezen uit
zeven instellingen voor de helderheid van de
monitor.
Kies een hoge waarde om de
helderheid te verhogen of een lage waarde
om de helderheid te verlagen.
313
U
Beeldsensor reinigen
Selecteer deze optie als u stof van de beeldsensor wilt verwijderen
of opties wilt kiezen voor automatische reiniging van de
beeldsensor (p. 373).
Spiegel omhoog (CCD reinigen)
Vergrendel de spiegel in de opgeklapte positie, zodat u het
laagdoorlaatfilter, dat de beeldsensor van de camera beschermt,
op vuil en stof kunt controleren of handmatig kunt reinigen
(p. 376).
Videostand
Als u de camera via de video-uitgang op een televisie of
videorecorder aansluit, dient u ervoor te zorgen dat de videostand
van de camera overeenkomt met de videostandaard van het
apparaat (NTSC of PAL).
314
U
HDMI
De camera is voorzien van een HDMI-aansluiting (High-Definition
Multimedia Interface), waarmee foto’s via een A-type aansluiting
(apart verkrijgbaar in de handel) kunnen worden weergegeven op
een high-definition televisie of monitor.
Kies, voordat u de camera
op een high-definition apparaat aansluit, de HDMI-indeling uit de
onderstaande opties.
De cameramonitor wordt automatisch uitgeschakeld wanneer een
HDMI-apparaat wordt aangesloten.
Optie Beschrijving
v
Automatisch
(standaard)
De camera selecteert automatisch de juiste
indeling.
J 480p (progressief) 640 × 480 (progressief)
K 576p (progressief) 720 × 576 (progressief)
L 720p (progressief) 1280 × 720 (progressief)
M 1080i (interlaced) 1920 × 1080 (interlaced)
315
U
Wereldtijd
Wijzig de tijdzone, stel de cameraklok in, kies de datumnotatie en
schakel de zomertijd in of uit.
Taal (Language)
Kies een taal voor cameramenu’s en berichten.
De volgende
opties zijn beschikbaar.
Optie Beschrijving
Tijdzone
Kies een tijdzone.
De cameraklok wordt automatisch
ingesteld op de tijd in de nieuwe tijdzone.
Datum en tijd Stel de cameraklok in (p. 37).
Datumnotatie
Kies de volgorde waarin dag, maand en jaar worden
weergegeven.
Zomertijd
Schakel de zomertijd in of uit.
De cameraklok wordt
automatisch een uur vooruit- of teruggezet.
De
standaardinstelling is [Uit].
Duits
Engels
Spaans
Fins
Frans
Italiaans
Nederlands
Pools
Portugees
Russisch
Zweeds
Traditioneel Chinees
Vereenvoudigd Chinees
Japans
Koreaans
316
U
Beeldcommentaar
Voeg tijdens het fotograferen commentaar toe aan nieuwe foto’s.
Commentaar kan worden bekeken in ViewNX versie 1.2.0 of hoger
of in Capture NX versie 1.3.5 of hoger of Capture NX 2 versie 2.1.0
of hoger (apart verkrijgbaar; p. 368). Het commentaar wordt ook
weergegeven op de derde pagina met opnamegegevens in het
foto-informatiescherm.
[Gereed]: wijzigingen opslaan en terugkeren naar het setup-
menu.
[Commentaar invoeren]: voer commentaar in, zoals wordt
beschreven op pagina 256.
Commentaar kan maximaal 36
tekens lang zijn.
[Commentaar toevoegen]: Selecteer deze
optie als u het commentaar wilt toevoegen
aan alle volgende fotos.
U kunt
[Commentaar toevoegen] in- of
uitschakelen door deze optie te markeren
en op 2 te drukken.
317
U
Automatische beeldrotatie
Foto’s die zijn gemaakt terwijl [Aan] (standaardoptie) is
geselecteerd, bevatten informatie over de oriëntatie van de
camera, waardoor deze automatisch kunnen worden gedraaid
tijdens de weergave (p. 251) of bekeken in ViewNX versie 1.2.0 of
hoger of in Capture NX versie 1.3.5 of hoger of Capture NX 2 versie
2.1.0 of hoger (apart verkrijgbaar; p. 368). De volgende oriëntaties
worden vastgelegd:
De stand van de camera wordt niet vastgelegd als [Uit] is
geselecteerd.
Kies deze optie als u foto’s maakt terwijl het
objectief omhoog of omlaag is gericht.
D Automatische beeldrotatie
Bij continuopnamen (p. 74) wordt de stand voor de eerste opname
toegepast op alle opnamen in de reeks, ook al verandert de stand van de
camera tijdens het fotograferen.
A Draai portret
Als u “staande” foto’s (portretstand) tijdens de weergave automatisch wilt
draaien, selecteert u [Aan] voor de optie [Draai portret] in het
weergavemenu (p. 251). Aangezien de camera zelf reeds de geschikte
oriëntatie heeft tijdens de opname, worden beelden niet automatisch
gedraaid tijdens het terugspelen van beelden (p. 205).
Liggend (landschap) Camera 90° rechtsom
gedraaid
Camera 90° linksom
gedraaid
318
U
USB
Kies een USB-optie voor aansluiting op een computer of
PictBridge-printer.
Kies [MTP/PTP] (de standaardinstelling) als u de
camera aansluit op een PictBridge-printer of een optionele WT-4
draadloze transmitter of als u Camera Control Pro 2 gebruikt (apart
verkrijgbaar; zie pagina 368).
Zie pagina 225 voor informatie over
het selecteren van een USB-optie voor gebruik met Nikon Transfer.
Stof referentiefoto
Verkrijg referentiegegevens voor de optie stofverwijdering in
Capture NX versie 1.3.5 of hoger of Capture NX 2 versie 2.1.0 of
hoger (apart verkrijgbaar; raadpleeg de softwarehandleiding voor
meer informatie).
[Stof referentiefoto] is alleen beschikbaar als een CPU-objectief op
de camera is bevestigd.
Een objectief met een brandpuntsafstand
van minimaal 50 mm wordt aanbevolen.
Als u een zoomobjectief
gebruikt, moet u helemaal inzoomen.
319
U
1 Kies een optie.
Markeer een van de volgende
opties en druk op J.
Druk op
G als u wilt afsluiten zonder
gegevens voor
stofverwijdering te verzamelen.
[Start]: Het bericht rechts verschijnt en
“rEF” wordt weergegeven in de zoeker
en in het LCD-venster.
[Sensor reinigen en dan starten]: Selecteer
deze optie als u wilt dat de beeldsensor
wordt gereinigd voordat de functie
wordt gestart.
Het bericht rechts
verschijnt en “rEF” wordt weergegeven
in de zoeker en in het LCD-venster
wanneer het reinigen is voltooid.
D Reiniging van de beeldsensor
Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden opgenomen
voordat beeldsensor reinigen wordt uitgevoerd, kunnen niet worden
gebruikt op beelden die werden genomen nadat beeldsensor
reinigen werd uitgevoerd. Selecteer [Sensor reinigen en dan starten]
enkel wanneer de referentiegegevens voor stofverwijdering niet
zullen worden gebruikt op bestaande beelden.
2 Richt de camera op een egaal wit voorwerp.
Houd het objectief op circa tien cm afstand van een goed
verlicht, egaal wit voorwerp. Neem het voorwerp zo in beeld
dat het de zoeker vult en druk vervolgens de ontspanknop
half in.
Bij autofocus wordt automatisch scherpgesteld op oneindig;
bij handmatige scherpstelling moet de scherpstelling
handmatig op oneindig worden ingesteld.
320
U
3 Verzamel referentiegegevens voor stofverwijdering.
Druk de ontspanknop helemaal in om referentiegegevens
voor stofverwijdering te verzamelen.
De monitor wordt
uitgeschakeld wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Als het referentievoorwerp te licht of te
donker is, kan de camera mogelijk geen
referentiegegevens voor
stofverwijdering binnenhalen en wordt
het bericht rechts weergegeven.
Kies
een ander referentievoorwerp en
herhaal de procedure vanaf stap 1.
D Referentiegegevens voor stofverwijdering
Dezelfde referentiegegevens kunnen worden
gebruikt voor fotos die zijn gemaakt met
verschillende objectieven of verschillende
diafragmas.
Referentiefotos kunnen niet op de
computer worden weergegeven met
beeldbewerkingssoftware.
Als u een
referentiefoto op de camera bekijkt, wordt een
rasterpatroon weergegeven. Histogrammen en hoge lichten worden niet
weergegeven.
321
U
Batterij-informatie
Geef informatie weer over de batterij die
momenteel in de camera is geplaatst.
Item Beschrijving
Batt.lading
Het huidige batterijniveau wordt weergegeven als een
percentage.
Opnamen
Het aantal malen dat de sluiter werd ontspannen met de
huidige batterij sinds deze voor het laatst werd opgeladen.
Denk eraan dat de camera de sluiter soms ontspant zonder
een opname te maken, bijvoorbeeld bij het meten van de
vooringestelde witbalans.
Kalibratie
Dit menuonderdeel wordt alleen weergegeven als de
camera wordt gevoed door een optioneel MB-D10 battery
pack waarin een EN-EL4a of een EN-EL4 batterij (apart
verkrijgbaar) is geplaatst.
[j]: Nadat de batterij regelmatig is gebruikt en
opnieuw is opgeladen, moet deze worden gekalibreerd
om ervoor te zorgen dat het batterijniveau correct kan
worden gemeten. Kalibreer de batterij voordat u deze
oplaadt.
[—]: Kalibratie is niet vereist.
Levensdr.
De gebruiksduur van de batterij, weergegeven in vijf
niveaus.
0 (k) betekent dat de prestaties van de batterij
niet zijn afgenomen; 4 ([l]) betekent dat de batterij het
einde van de gebruiksduur heeft bereikt en moet worden
vervangen.
Let erop dat batterijen die worden opgeladen
bij een temperatuur van minder dan circa 5 °C een tijdelijke
afname in de gebruiksduur kunnen vertonen. De normale
weergave van de gebruiksduur wordt echter hersteld als de
batterij opnieuw wordt opgeladen bij een temperatuur van
circa 20 °C of hoger.
322
U
A Het MB-D10 battery pack
De informatie die wordt weergegeven wanneer
de camera wordt gevoed door een optioneel
MB-D10 battery pack, hangt af van het soort
batterijen dat wordt gebruikt:
Draadloze transmitter
Deze optie wordt gebruikt om de instellingen aan te passen voor
aansluiting op een draadloos netwerk met een optionele WT-4
draadloze transmitter.
Zie “Aansluitingen: Draadloze en Ethernet-
netwerken” (p. 229).
Batt.lading Opnamen Kalibratie Levensdr.
EN-EL3e ✔✔
EN-EL4a/EN-EL4 (optie) ✔✔✔✔
8× AA (optie) — — —
323
U
Beeld-authenticiteit
Geef aan of u wilt dat gegevens over beeldauthenticiteit worden
ingesloten in nieuwe foto’s op het moment dat ze worden
genomen, zodat wijzigingen in de foto kunnen worden
gedetecteerd met Nikons optionele Image Authentication-
software.
Gegevens over beeldauthenticiteit kunnen niet in
bestaande fotos worden ingesloten.
Foto’s die worden gemaakt
terwijl [Beeld-authenticiteit] is ingeschakeld, worden gemarkeerd
met het pictogram p in de bestandsgegevens en op de
overzichtspagina's met foto-informatie (p. 207, 217).
D Camera Control Pro 2
Gegevens over beeldauthenticiteit worden niet ingesloten in TIFF (RGB)-
fotos die rechtstreeks op een computer worden opgeslagen met behulp
van Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar).
A Kopieën
Gegevens over beeldauthenticiteit worden niet ingesloten in kopieën die
worden gemaakt met de opties in het retoucheermenu (p. 329).
Optie Beschrijving
s Aan
Gegevens over beeldauthenticiteit worden ingesloten
in nieuwe fotos op het moment dat ze worden
genomen.
Uit
(standaard)
Gegevens over beeldauthenticiteit worden niet in
nieuwe fotos ingesloten.
324
U
Copyrightinformatie
Voeg copyrightinformatie toe aan nieuwe foto's op het moment
dat ze worden genomen. Copyrightinformatie is zichtbaar op de
vierde pagina voor opnamegegevens in het foto-
informatiescherm (p. 214) en kan worden bekeken in ViewNX
versie 1.2.0 of hoger of in Capture NX versie 1.3.5 of hoger of
Capture NX 2 versie 2.1.0 of hoger (apart verkrijgbaar; p. 368).
[Gereed]: wijzigingen opslaan en terugkeren naar het setup-
menu.
[Fotograaf ]: voer de naam van de fotograaf in zoals beschreven
op pagina 256. De naam van de fotograaf kan maximaal 36
tekens bevatten.
[Copyright]: voer de naam van de copyrighthouder in zoals
beschreven op pagina 256. De naam van de copyrighthouder
kan maximaal 54 tekens bevatten.
[Copyrightinformatie bijvoegen]: selecteer
deze optie om copyrightinformatie aan alle
volgende foto's toe te voegen. U kunt
[Copyrightinformatie bijvoegen] in- en
uitschakelen door de optie te markeren en
te drukken op 2.
D Copyrightinformatie
Om oneigen gebruik te voorkomen van de naam van de fotograaf of de
eigenaar van het copyright, zorgt u ervoor dat [Copyrightinformatie
bijvoegen] niet is geselecteerd en dat de velden [Fotograaf ] en
[Copyright] leeg zijn alvorens u de camera aan iemand anders geeft.
Nikon is niet aansprakelijk voor schadeloosstellingen of geschillen die
voortkomen uit het gebruik van de optie [Copyrightinformatie].
325
U
Instellingen opslaan/laden
Selecteer [Instellingen opslaan] om de volgende instellingen op
de geheugenkaart in de camera op te slaan. (Als de
geheugenkaart vol is, wordt een foutmelding weergegeven; zie
p. 394.)
Menu Optie
Weergave
Weergavestand
Beeld terugspelen
Na verwijderen
Draai portret
Opname (alle
geheugenbanken)
Geheugenbank opnamemenu
Naamgeving bestanden
Beeldkwaliteit
Beeldgrootte
JPEG-compressie
NEF (RAW)-opname
Witbalans (met fijnafstelling en presets d-0–d-4)
Beeldinstelling kiezen
Kleurruimte
Actieve D-Lighting
Ruisonderdr.
lange sluitertijd
Hoge ISO ruisonderdrukking
ISO-gevoeligheid instellen
Livebeeld
Persoonlijke
instellingen
(alle
geheugenbanken)
Alle persoonlijke instellingen behalve [Herstel pers.
instellingen]
326
U
Instellingen die zijn opgeslagen met de D300, kunnen worden
teruggezet met de optie [Instellingen laden].
De optie
[Instellingen opslaan/laden] is alleen beschikbaar als een
geheugenkaart in de camera is geplaatst en de optie [Instellingen
laden] is alleen beschikbaar als de kaart opgeslagen instellingen
bevat.
A Instellingen opslaan
Instellingen worden opgeslagen in een bestand met de naam NCSETUP1.
De camera kan instellingen niet laden als de bestandsnaam wordt
gewijzigd.
GPS
Pas de instellingen aan voor aansluiting op een GPS-apparaat
(p. 202).
Setup
Beeldsensor reinigen
Videostand
HDMI
Wereldtijd (behalve datum en tijd)
Taal (Language)
Beeldcommentaar
Automatische beeldrotatie
USB
Beeld-authenticiteit
Copyrightinformatie
GPS
Niet-CPU-objectief
Mijn menu/
Recente
instellingen
Alle items in Mijn menu
Alle recente instellingen
Tab kiezen
Menu Optie
327
U
Niet-CPU-objectief
U kunt objectiefgegevens (brandpuntsafstand en maximaal
diafragma) opgeven voor maximaal negen niet-CPU-objectieven,
zodat u gebruik kunt maken van diverse functies voor CPU-
objectieven
(p. 196).
Fijnafstelling AF
Fijnafstelling scherpstelling voor maximaal 12 objectieftypes.
AF-afstelling wordt in de meeste gevallen niet aanbevolen;
gebruik enkel indien nodig.
Optie Beschrijving
Fijnafstelling
AF (Aan/Uit)
[Aan]: AF-fijnafstelling inschakelen.
[Uit] (standaard): AF-fijnafstelling uitschakelen.
Opgeslagen
waarde
Stel AF af voor het huidige
objectief (enkel CPU-
objectieven). Druk op
1
of
3
om een waarde te
kiezen tussen +20 en –20.
Er kunnen waarden
worden opgeslagen voor
maximaal 12
objectieftypes. Er kan
voor elk type objectief
slechts een waarde
worden opgeslagen.
Standaard
De waarde voor AF-
fijnafstelling kiezen die
wordt gebruikt als er
geen waarde is
opgeslagen voor het
huidige objectief (alleen
CPU-objectieven).
Scherpstelpunt
verder van de
camera verwijderen.
Huidige
waarde
Scherpstelpunt
dichter bij de
camera plaatsen.
Vorige
waarde
328
U
D Fijnafstelling AF
De camera kan mogelijk niet scherpstellen op de minimale afstand of op
oneindig als AF-fijnafstelling wordt toegepast.
D Statiefstand voor livebeeld
Fijnafstelling wordt niet toegepast op autofocus met contrastdetectie als
[Statief] is geselecteerd als stand voor livebeeld (p. 83).
A Opgeslagen waarde
Er kan voor elk type objectief slechts een waarde worden opgeslagen.
Wanneer een teleconverter wordt gebruikt, kunnen aparte waarden
worden opgeslagen voor elke combinatie van objectief en teleconverter.
Firmware-versie
Geef de huidige firmwareversie van de camera weer.
Opgeslagen
waarden
tonen
Geef de reeds opgeslagen waarden weer voor AF-
afstelling. Wanneer een waarde bestaat voor het huidige
objectief, wordt die getoond met een pictogram V. Om
een objectief uit de lijst te wissen, markeert u het
gewenste objectief en drukt u op O. Om de identificatie
van een objectief te wijzigen (om bijvoorbeeld een
identificatie te kiezen die dezelfde is als de twee laatste
cijfers van het serienummer van het objectief om het
onderscheid te maken met andere objectieven van
hetzelfde type aangezien [Opgeslagen waarde] slechts
met een objectief van elk type kan worden gebruikt),
markeert u het gewenste objectief en drukt u op 2.
Het rechts afgebeelde menu zal
worden weergegeven; druk op 1
of 3 om een identificatie te kiezen
en druk op J om de wijzigingen
op te slaan en af te sluiten.
Optie Beschrijving
329
U
N Het retoucheermenu:
Geretoucheerde kopieën maken
De opties in het retoucheermenu worden gebruikt om
uitgesneden of geretoucheerde kopieën van de foto’s op de
geheugenkaart te maken.
Het retoucheermenu wordt alleen
weergegeven als een geheugenkaart met foto’s in de camera is
geplaatst.
Voor informatie over het gebruik van het
retourcheermenu, zie “Instructies: Cameramenu’s” (p. 24).
Optie Zie pagina
i D-Lighting
*
334
j Rode-ogencorrectie
*
335
k Uitsnijden 336
l Monochroom
*
337
m Filtereffecten
*
338
n Kleurbalans
*
338
o Beeld-op-beeld 339
p Vergelijken 342
* Niet beschikbaar voor foto’s die zijn gemaakt met de instelling
[Monochroom] voor [Beeldinstelling kiezen] (p. 148).
330
U
Geretoucheerde kopieën maken
Behalve bij [Beeld-op-beeld] (p. 339) en [Vergelijken] (p. 342) kunt
u de fotos die u wilt retoucheren selecteren in de schermvullende
weergave of via het retoucheermenu.
❚❚ Geretoucheerde kopieën maken in de schermvullende weergave
1 Selecteer een foto.
Geef de gewenste foto
schermvullend weer (p. 204).
2 Geef het retoucheermenu
weer.
Druk op J om het
retoucheermenu weer te
geven.
3 Selecteer opties voor
retoucheren.
Markeer het gewenste item in
het retoucheermenu en druk
op 2 om de retoucheeropties
weer te geven. (Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte
over het geselecteerde item op de volgende paginas.)
Als u
wilt terugkeren naar de schermvullende weergave zonder een
geretoucheerde kopie te maken, drukt u op K.
A Zie ook
Zie pagina 229 voor informatie over het gebruik van de knop J als de
WT-4 draadloze transmitter is aangesloten.
331
U
4 Maak een geretoucheerde kopie.
Druk op J om een geretoucheerde
kopie te maken. Geretoucheerde
kopieën worden aangeduid met het
pictogram N.
❚❚ Geretoucheerde kopieën maken via het retoucheermenu
1 Selecteer een item in het
retoucheermenu.
Druk op 1 of 3 om een optie
te markeren en druk op 2 om
de optie te selecteren.
Afhankelijk van de
geselecteerde optie wordt een
menu weergegeven. Markeer
een optie en druk op 2.
2 Selecteer een foto.
De foto’s op de geheugenkaart
worden weergegeven.
Gebruik
de multi-selector om een foto
te markeren (als u de
gemarkeerde foto
schermvullend wilt weergeven, houdt u de knop X ingedrukt).
332
U
3 Geef de retoucheeropties weer.
Druk op J om retoucheeropties weer te
geven (raadpleeg het gedeelte over de
geselecteerde optie voor meer
informatie).
Als u het menu wilt verlaten
zonder een geretoucheerde kopie te
maken, drukt u op G.
4 Maak een geretoucheerde kopie.
Druk op J om een geretoucheerde
kopie te maken. Geretoucheerde
kopieën worden aangeduid met het
pictogram N .
333
U
D Kopieën retoucheren
Kopieën die zijn gemaakt met [Uitsnijden] kunnen niet verder worden
bewerkt.
D-Lighting, rode-ogencorrectie, filtereffecten en kleurbalans
kunnen niet worden toegepast op monochrome kopieën.
Afgezien
daarvan kunnen de opties in het retoucheermenu elk eenmaal worden
toegepast op bestaande kopieën, hoewel dit kan leiden tot detailverlies.
A Beeldkwaliteit
Kopieën van JPEG-fotos hebben dezelfde grootte en kwaliteit als het
origineel, behalve als de kopieën zijn gemaakt met [Uitsnijden] (p. 336) of
[Beeld-op-beeld]. Kopieën van NEF (RAW)-foto’s worden opgeslagen als
grote JPEG-foto’s met de kwaliteit Fijn en kopieën van TIFF (RGB)-foto’s
worden opgeslagen als JPEG-foto’s met de kwaliteit Fijn en dezelfde
grootte als het origineel.
Als een kopie wordt opgeslagen als JPEG-
bestand, wordt compressie met vaste grootte toegepast.
334
U
D-Lighting
D-Lighting maakt schaduwen lichter, waardoor deze functie ideaal
is voor donkere foto’s of foto’s die in tegenlicht zijn gemaakt.
Druk op 1 of 3 om de sterkte van de
correctie te kiezen.
U kunt het effect vooraf
bekijken in het bewerkingsvenster.
Druk op
J om de foto te kopiëren.
Voor Na
335
U
Rode-ogencorrectie
Deze optie wordt gebruikt om
rode ogen
te
corrigeren die worden veroorzaakt door de
flitser en is alleen beschikbaar voor foto's die
met de flitser zijn gemaakt.
Er wordt een
voorbeeld weergegeven van de foto die u voor
rode-ogencorrectie hebt geselecteerd (zie
rechts).
Controleer de effecten van rode-ogencorrectie en maak een
kopie, zoals wordt beschreven in de volgende tabel.
Houd er rekening
mee dat rode-ogencorrectie mogelijk niet altijd het verwachte
resultaat oplevert en in zeer uitzonderlijke gevallen wordt toegepast
op delen van de foto die geen rode-ogencorrectie nodig hebben.
Controleer de voorbeeldfoto goed voordat u verdergaat.
Functie Knop Beschrijving
Inzoomen
X
Druk op de knop X
om in te zoomen of
op de knop W om
uit te zoomen.
Wanneer op de foto
is ingezoomd, kunt
u de multi-selector
gebruiken om delen van het beeld te
bekijken die niet op de monitor zichtbaar
zijn.
Houd de multi-selector ingedrukt om
snel naar andere delen van het beeld te
gaan.
Wanneer u de zoomknoppen of de
multi-selector indrukt, wordt het
navigatievenster weergegeven. Het
gedeelte dat zichtbaar is op de monitor
wordt aangegeven door een gele rand.
Druk op J om zoom te annuleren.
Uitzoomen
W
Andere delen
van het beeld
weergeven
Zoom
annuleren
J
Kopie maken
J
Als de camera rode ogen detecteert in de
geselecteerde foto, wordt een kopie
gemaakt waarin het rode-ogeneffect wordt
verminderd.
Er wordt geen kopie gemaakt
als de camera geen rode ogen detecteert.
336
U
Uitsnijden
U kunt een uitgesneden kopie van een
geselecteerde foto maken.
De geselecteerde
foto wordt weergegeven, waarbij de
geselecteerde uitsnede in geel wordt
aangegeven. Maak een uitgesneden kopie,
zoals wordt beschreven in de onderstaande
tabel.
Functie Knop Beschrijving
Formaat van
uitsnede verkleinen
W
Druk op de knop W om het formaat
van de uitsnede te verkleinen.
Formaat van
uitsnede vergroten
X
Druk op de knop X om het formaat
van de uitsnede te vergroten.
Hoogte-
breedteverhouding
van uitsnede
wijzigen
Draai aan de hoofdinstelschijf om de
hoogte-breedteverhouding 3 : 2, 4 : 3
of 5 : 4 te selecteren.
Uitsnede
verplaatsen
Gebruik de multi-selector om de
uitsnede naar een ander deel van de
foto te verplaatsen.
Voorbeeld uitsnede
weergeven
Druk op het midden van de multi-
selector om een voorbeeld van de
uitsnede weer te geven.
Kopie maken J
Sla de huidige uitsnede op als een
afzonderlijk bestand.
337
U
D Uitsnijden: beeldkwaliteit en -grootte
Kopieën van NEF (RAW)-, NEF (RAW) + JPEG- of TIFF (RGB)-foto’s hebben
de beeldkwaliteit (p. 56) JPEG Fijn. Uitgesneden kopieën die zijn gemaakt
van JPEG-fotos, hebben dezelfde beeldkwaliteit als het origineel.
De
afmetingen van de kopie hangen af van de grootte van de uitsnede en de
hoogte-breedteverhouding.
Monochroom
Maak een kopie van fotos in [Zwart-wit],
[Sepia] of [Koelblauw] (blauw-wit
monochroom).
Als u [Sepia] of [Koelblauw]
selecteert, wordt een voorbeeld
van de geselecteerde foto
weergegeven. Druk op 1 om de
kleurverzadiging te verhogen,
druk op 3 om de verzadiging te
verlagen.
Druk op J om een
monochrome kopie te maken.
Hoogte-
breedteverhouding
Mogelijke afmetingen
3:2
3.424 × 2.280, 2.560 × 1.704, 1.920 × 1.280, 1.280 × 856,
960 × 640, 640 × 424
4:3
3.424 × 2.568, 2.560 × 1.920, 1.920 × 1.440, 1.280 × 960,
960 × 720, 640 × 480
5:4
3.216 × 2.568, 2.400 × 1.920, 1.808 × 1.440, 1.200 × 960,
896 × 720, 608 × 480
Verzadiging
verhogen
Verzadiging
verlagen
338
U
Filtereffecten
Kies uit de volgende kleurfiltereffecten.
Nadat u de filtereffecten
hebt ingesteld zoals hieronder wordt beschreven, drukt u op J
om de foto te kopiëren.
Kleurbalans
Gebruik de multi-selector om een kopie met
een gewijzigde kleurbalans te maken (zie
rechts).
Het effect wordt weergegeven op de
monitor, samen met histogrammen voor
rood, groen en blauw (p. 209) die de
verdeling van tonen in de kopie aangeven.
Druk op J om de foto te kopiëren.
A JPEG-kopieën van NEF (RAW)-foto's maken
Als u een JPEG-kopie van een NEF (RAW)-foto wilt maken, selecteert u
[Kleurbalans], kiest u de NEF (RAW)-foto en drukt u op
J zonder de
kleurbalans te wijzigen.
De JPEG-kopie krijgt de beeldkwaliteit [JPEG Fijn]
en de grootte [L].
Optie Beschrijving
Skylight
Creëert het effect van een
skylightfilter, waarbij de foto
minder blauw wordt.
Het effect
kan vooraf op de monitor
worden bekeken (zie rechts).
Warm
Maakt een kopie met het effect van een warm filter,
waardoor de kopie een warme, rode kleurzweem krijgt.
U kunt het effect vooraf op de monitor bekijken.
Meer magenta toevoegen
Meer groen toevoegen
Meer blauw
toevoegen
Meer amber
toevoegen
339
U
Beeld-op-beeld
Met de functie beeld-op-beeld kunt u van twee bestaande NEF
(RAW)-foto’s één foto maken, die als een apart bestand wordt
opgeslagen. Omdat gebruik wordt gemaakt van RAW-gegevens
van de beeldsensor van de camera, is het resultaat aanzienlijk
beter dan wanneer foto’s in een beeldbewerkingsprogramma
worden samengevoegd.
De nieuwe foto wordt opgeslagen met
de geselecteerde instellingen voor beeldkwaliteit en -grootte. Stel
de beeldkwaliteit en -grootte in (p. 56, 60; alle opties zijn
beschikbaar) voordat u een kopie maakt met beeld-op-beeld.
Als
u een NEF (RAW)-kopie wilt maken, kiest u de beeldkwaliteit [NEF
(RAW)].
1 Selecteer [Beeld-op-beeld].
Markeer [Beeld-op-beeld] in
het retoucheermenu en druk
op 2.
Het venster rechts
verschijnt, waarin [Beeld 1] is
gemarkeerd.
2 Geef NEF (RAW)-fotos
weer.
Druk op J.
Er verschijnt een
fotoselectievenster.
3 Markeer een foto.
Druk op 134 of 2 om de
eerste foto voor beeld-op-
beeld te markeren.
Houd de
knop X ingedrukt als u de
gemarkeerde foto
schermvullend wilt weergeven.
340
U
4 Selecteer de gemarkeerde
foto.
Druk op J om de gemarkeerde
foto te selecteren en terug te
keren naar de
voorbeeldweergave.
De geselecteerde foto wordt
weergegeven als [Beeld 1].
5 Stel de versterking in.
Optimaliseer de belichting
voor beeld-op-beeld door op
1 of 3 te drukken en de
versterkingsfactor voor beeld 1
in te stellen op een waarde
tussen 0,1 en 2,0.
De standaardwaarde is 1,0. Bij de waarde 0,5
wordt de versterking gehalveerd, bij de waarde 2,0 wordt de
versterking verdubbeld.
Het effect van de versterking is
zichtbaar in de kolom [Voorbld.].
6 Selecteer de tweede foto.
Druk op 4 of 2 om [Beeld 2] te
markeren.
Herhaal stap 2–5
om de tweede foto te
selecteren en de versterking
aan te passen.
7 Markeer de kolom
[Voorbld.].
Druk op 4 of 2 om de kolom
[Voorbld.] te markeren.
341
U
8 Bekijk het voorbeeld van
beeld-op-beeld.
Druk op
1
of
3
om [Bld>bld] te
markeren en druk op
J
. (Als u het
beeld-op-beeld wilt opslaan
zonder het voorbeeld te bekijken,
markeert u [Opslaan] en drukt u op
J
).
Als u wilt terugkeren naar
stap 7 om nieuwe foto’s te selecteren of de versterking aan te passen,
drukt u op
W
.
9 Sla het beeld-op-beeld op.
Wanneer het voorbeeld wordt
weergegeven, drukt u op
J
om
het beeld-op-beeld op te slaan.
Nadat een beeld-op-beeld is
gemaakt, wordt het resulterende
beeld schermvullend op de monitor weergegeven.
D Beeld-op-beeld
Alleen NEF (RAW)-fotos die zijn gemaakt met de D300, kunnen worden
geselecteerd voor beeld-op-beeld.
Andere foto’s worden niet weergegeven in het
selectiescherm.
Alleen NEF (RAW)-fotos met dezelfde bitdiepte kunnen worden
samengevoegd.
De resultaatfoto van beeld-op-beeld bevat dezelfde fotogegevens (inclusief
opnamedatum, lichtmeting, sluitertijd, diafragma, belichtingsstand, belichtings-
correctie, brandpuntsafstand en beeldstand) en waarden voor witbalans en
beeldinstelling als de foto die is geselecteerd voor [Beeld 1].
Beeld-op-beeld-
kopieën die als NEF (RAW)-bestand worden opgeslagen, worden gecomprimeerd
volgens de optie die is geselecteerd voor [Type] in het menu [NEF (RAW)-opname]
en hebben dezelfde bitdiepte als de originele beelden; beeld-op-beeld-kopieën
van JPEG-foto’s worden opgeslagen met de compressie-instelling [Vaste grootte].
+
342
U
Vergelijken
Vergelijk geretoucheerde kopieën met de originele foto’s.
❚❚ Foto's vergelijken
1 Selecteer een foto.
Gebruik de multi-selector om
een foto te selecteren en druk
op J.
U kunt alleen
geretoucheerde kopieën
selecteren (aangeduid met het
pictogram N ) of foto’s die zijn geretoucheerd.
2 Selecteer [Vergelijken].
Markeer [Vergelijken] en druk
op J.
343
U
3 Vergelijk de kopie met het
origineel.
De bronfoto wordt links
weergegeven en de
geretoucheerde kopie rechts,
waarbij de opties die zijn
gebruikt om de kopie te maken
bovenaan worden
weergegeven.
Druk de multi-
selector in de richting die wordt aangegeven door de pijl
naast de gemarkeerde foto (1, 3, 4 of 2) om te schakelen
tussen de bronfoto en de geretoucheerde kopie.
Houd de
knop X ingedrukt als u de gemarkeerde foto schermvullend
wilt weergeven.
Als de kopie is gemaakt van twee beelden
met behulp van [Beeld-op-beeld], drukt u op 1 of 3 om de
andere bronfoto weer te geven.
Druk op de knop K om terug
te keren naar het weergavemenu. Als u wilt terugkeren naar
de weergavestand terwijl de gemarkeerde foto wordt
weergegeven, drukt u op J of op het midden van de multi-
selector.
D Vergelijken
Het bronbeeld zal niet worden weergegeven wanneer de kopie werd
aangemaakt van een foto die ondertussen werd gewist, op dat moment
wordt beveiligd (p. 221) of verborgen (p. 249), of ingesloten informatie
over beeld-authenticiteit bevat (p. 323).
Opties gebruikt om
kopie te maken
Bronfoto Getoucheerde
kopie
344
348
U
Recente instellingen weergeven
Als u de twintig meest recente instellingen wilt weergeven,
selecteert u [Recente instellingen] voor [Mijn menu] > [Tab
kiezen].
1 Selecteer [Tab kiezen].
Markeer in Mijn menu (O) [Tab
kiezen] en druk op 2.
2 Selecteer [Recente
instellingen].
Markeer [Recente instellingen]
en druk op J. De naam van het
menu zal veranderen van
“MIJN MENU” in “RECENTE INSTELLINGEN.
Menuopties die worden gebruikt, worden bovenaan in de recente
instellingen toegevoegd.
Als u Mijn menu opnieuw wilt
weergeven, selecteert u [Mijn menu] voor [Recente instellingen] >
[Tab kiezen].
n
349
n
Technische
opmerkingen
– Behandeling van de camera, optionele accessoires
en nuttige informatie
In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld:
Compatibele objectieven ................................................p. 350
Optionele Speedlight-flitsers .........................................p. 357
Overige accessoires ..........................................................p. 365
Behandeling van uw camera...........................................p. 372
Opslag................................................................................................... p. 372
Reinigen ............................................................................................... p. 372
Het laagdoorlaatfilter...................................................................... p. 373
“Nu reinigen” ............................................................................... p. 373
“Reinigen bij starten/sluiten” ................................................ p. 374
Handmatig reinigen.................................................................. p. 376
Onderhoud van camera en batterij:
Waarschuwingen...............................................................p. 379
Problemen oplossen.........................................................p. 383
Foutmeldingen ..................................................................p. 391
Bijlage.................................................................................. p.399
Specificaties ....................................................................... p.409
350
n
Compatibele objectieven
1 IX Nikkor-objectieven kunnen niet worden gebruikt.
2 Vibratiereductie (VR) wordt ondersteund door VR-objectieven.
3 Bij spotmeting wordt het geselecteerde scherpstelpunt gebruikt.
4 Bij het kantelen of verschuiven van het objectief, of wanneer niet het maximale
diafragma is ingesteld, functioneren de systemen voor lichtmeting en
flitssturing van de camera mogelijk niet correct.
5 Bij kantelen of verschuiven kan de elektronische afstandsmeter niet worden
gebruikt.
6 Alleen in de stand voor handmatige belichting.
7 Kan alleen worden gebruikt bij AF-S- en AF-I-objectieven (p. 353).
8 Bij maximaal effectief diafragma van f/5.6 of hoger (lager getal).
Camera-instelling
Scherpstelstand
Belichtings-
stand
Lichtmeetsysteem
Objectief/accessoire
S
C
M (met
elektronische
afstandsmeter)
M
P
S
A
M
a
Z
b
3D Kleur
CPU-objectieven
1
G- of D-type AF Nikkor
2
AF-S, AF-I Nikkor
✔✔
3
PC-E Nikkor-reeks
5
✔✔
5
5
5
3,5
PC Micro 85mm f/2.8D
4
5
6
3
AF-S/AF-I teleconverter
7
8
8
✔✔
3
Overige AF Nikkor
(behalve objectieven
voor de F3AF)
9
9
✔✔ ✔✔
3
AI-P Nikkor
10
✔✔ ✔✔
3
Niet-CPU-objectieven
11
AI-, AI-gewijzigd, Nikkor
of Nikon-lenzen reeks E
12
10
13
14
15
Medical Nikkor 120 mm
f/4
✔✔
16
— — —
Reflex-Nikkor
— —
13
— —
15
PC-Nikkor
5
17
— —
AI-type teleconverter
18
8
13
14
15
PB-6 balgapparaat
19
8
20
— —
Automatische tussen-
ringen (PK-11A, PK-12,
PK-13 en PN-11)
8
13
— —
351
n
9 Bij het scherpstellen op de minimale scherpstelafstand met de AF 80–200mm
f/2.8, AF 35–70mm f/2.8, AF 28–85mm f/3.5–4.5 <Nieuw> of AF 28–85mm
f/3.5 – 4.5-lens op maximaal inzoomen, wordt de scherpstelindicator mogelijk
weergegeven wanneer het beeld op een mat scherm in de zoeker niet is
scherpgesteld.
Stel handmatig scherp tot het beeld in de zoeker is
scherpgesteld.
10 Bij maximaal diafragma van f/5.6 of hoger (lager getal).
11 Sommige objectieven kunnen niet worden gebruikt (zie pagina 352).
12 Rotatiebereik van de AI 80–200mm f/2.8 ED wordt bij bevestiging op een statief
beperkt door de camerabody.
Wanneer de AI 200–400mm f/4 ED op de camera
is bevestigd, kunnen geen filters worden verwisseld.
13 Als het maximale diafragma wordt opgegeven via [Niet-CPU-objectief ] (p. 196),
wordt de diafragmawaarde weergegeven in de zoeker en in het LCD-venster.
14 Kan alleen worden gebruikt als de brandpuntsafstand en het maximale
diafragma zijn opgegeven via [Niet-CPU-objectief] (p. 196).
Gebruik
spotmeting of centrumgerichte meting als niet het gewenste resultaat wordt
bereikt.
15 Voor een grotere nauwkeurigheid stelt u de brandpuntsafstand en het
maximale diafragma in via [Niet-CPU-objectief] (p. 196).
16 Kan worden gebruikt in de handmatige belichtingsstand bij sluitertijden van
meer dan
1
/125 sec.
17 Belichting bepaald door voorinstelling objectiefdiafragma. In de automatische
belichtingsstand diafragmavoorkeuze stelt u het diafragma in door middel van
de diafragmaring voordat u AE-vergrendeling en lens-shift uitvoert. In de
handmatige belichtingsstand stelt u het diafragma in door middel van de
diafragmaring en bepaalt u de belichting voordat u lens-shift uitvoert.
18 Belichtingscorrectie is vereist in combinatie met de AI 28–85mm f/3.5–4.5, AI
35–105mm f/3.5–4.5, AI 35–135mm f/3.5–4.5 of AF-S 80–200mm f/2.8D.
Raadpleeg de handleiding van de teleconverter voor meer informatie.
19 Automatische tussenring PK-12 of PK-13 is vereist.
Afhankelijk van de
camerastand is mogelijk de PB-6D vereist.
20 Gebruik een vooraf ingesteld diafragma.
In de belichtingsstand
Diafragmavoorkeuze moet u het diafragma instellen via het objectief alvorens
de belichting te bepalen en de foto te maken.
Voor de PF-4 repro-unit is een PA-4 camerahouder vereist.
352
n
D Niet-compatibele accessoires en objectieven zonder CPU
De volgende accessoires en niet-CPU-objectieven kunnen NIET
worden gebruikt met de D300:
TC-16AS AF teleconverter
Niet-AI-objectieven
Objectieven die alleen werken met
de AU-1 scherpsteleenheid (400mm
f/4.5, 600mm f/5.6, 800mm f/8,
1200mm f/11)
Fisheye (6mm f/5.6, 7,5mm f/5.6,
8mm f/8, OP 10mm f/5.6)
2,1cm f/4
Tussenring K2
180–600mm f/8 ED (serienummers
174041–174180)
360–1200mm f/11 ED
(serienummers 174031–174127)
200–600mm f/9.5 (serienummer
280001–300490)
AF-lenzen voor de F3AF (AF 80mm
f/2.8, AF 200mm f/3.5 ED,
AF Teleconverter TC-16)
PC 28mm f/4 (serienummer 180900
of eerder)
PC 35mm f/2.8 (serienummers
851001–906200)
PC 35mm f/3.5 (oud model)
1000mm f/6.3 Reflex (oud model)
1000mm f/11 Reflex (serienummers
142361–143000)
2000mm f/11 Reflex (serienummers
200111–200310)
A Het f/-getal van het objectief
Het f/-getal in objectiefnamen staat voor het maximale diafragma
van het objectief.
A CPU- en G- of D-type objectieven herkennen
CPU-objectieven kunt u herkennen aan de CPU-contacten; G- en
D-type objectieven herkent u aan een letter op de
objectiefvatting.
G-type objectieven zijn niet uitgerust met een
diafragmaring.
Diafragmaring
CPU-objectief G-type objectief D-type objectief
CPU-contacten
353
n
A De AF-S/AF-I teleconverter
De AF-S/AF-I teleconverter kan worden gebruikt met de volgende
AF-S- en AF-I-objectieven:
AF-S VR Micro 105mm f/2.8G ED
1
AF-S VR 200mm f/2G ED
AF-S VR 300mm f/2.8G ED
AF-S 300mm f/2.8D ED II
AF-S 300mm f/2.8D ED
AF-I 300mm f/2.8D ED
AF-S 300mm f/4D ED
2
AF-S 400mm f/2.8D ED II
AF-S 400mm f/2.8D ED
AF-I 400mm f/2.8D ED
AF-S 500mm f/4D ED II
2
AF-S 500mm f/4D ED
2
AF-I 500mm f/4D ED
2
AF-S 600mm f/4D ED II
2
AF-S 600mm f/4D ED
2
AF-I 600mm f/4D ED
2
AF-S VR 70–200mm f/2.8G ED
AF-S 80–200mm f/2.8D ED
AF-S VR 200–400mm f/4G ED
2
AF-S NIKKOR 400mm f/2.8G ED VR
AF-S NIKKOR 500mm f/4G ED VR
2
AF-S NIKKOR 600mm f/4G ED VR
2
1 Autofocus wordt niet ondersteund.
2 Automatisch scherpstellen wordt niet ondersteund met de AF-S Teleconverter
TC-17E II/TC-20E II.
A Compatibele niet-CPU-objectieven
Als u objectiefgegevens instelt via [Niet-CPU-objectief ] (p. 196),
zijn veel functies voor CPU-objectieven ook beschikbaar voor niet-
CPU-objectieven.
Als u geen objectiefgegevens hebt ingesteld,
kan kleurenmatrixmeting niet worden gebruikt en wordt
centrumgerichte meting toegepast als matrixmeting is
geselecteerd.
Objectieven zonder CPU kunnen alleen worden gebruikt in de
belichtingsstanden g en h, waarbij het diafragma handmatig moet
worden ingesteld met de diafragmaring van het objectief.
Als het
maximale diafragma niet is ingesteld via de optie [Niet-CPU-
objectief ], wordt in de diafragmaweergave van de camera het
aantal stops tot het maximale diafragma weergegeven; het
werkelijke diafragma moet worden afgelezen van de
diafragmaring.
Diafragmavoorkeuze wordt automatisch
geselecteerd in de belichtingsstanden e en f.
De aanduiding voor
de belichtingsstand (e of f) knippert in het LCD-venster en g
wordt weergegeven in de zoeker.
354
n
A De ingebouwde flitser
De ingebouwde flitser kan worden gebruikt bij CPU-objectieven
met een brandpuntsafstand van 18–300 mm.
Verwijder de
zonnekap om schaduwen te voorkomen.
De flitser heeft een
minimumbereik van 60 cm en kan niet worden gebruikt in het
macrobereik van zoomobjectieven.
Bij de volgende objectieven
kan de flitser mogelijk niet het hele onderwerp belichten op
afstanden die korter zijn dan de afstanden in de onderstaande
tabel:
Bij gebruik van de AF-S
NIKKOR 14–24mm f/2.8G ED kan de flitser
niet op alle afstanden het hele voorwerp verlichten.
De ingebouwde flitser kan ook worden gebruikt met de AI-, AI-
gewijzigd Nikkor, Nikon E-reeks en niet-CPU lenzen met een
brandpuntafstand van 18–300mm.
AI 50–300mm f/4.5,
gewijzigde AI 50–300mm f/4.5 en AI 50–300mm f/4.5 ED-lenzen
moeten worden gebruikt bij een zoompositie van 135 mm of meer
en AI 50–300mm f/4.5 ED-lenzen bij een zoompositie van 105 mm
of meer.
Objectief Zoomstand Min.afstand
AF-S DX 12–24mm f/4G ED
18 mm 1,5 m
20 mm 1,0 m
AF-S 17–35mm f/2.8D ED 24 mm 1,0 m
AF-S DX 17–55mm f/2.8G ED 24 mm 1,0 m
AF 18–35mm f/3.5–4.5D ED 18 mm 1,5 m
AF-S DX 18–135mm f/3.5–5.6G ED 18 mm 1,0 m
AF-S DX VR 18–200mm f/3.5–5.6G ED 18 mm 1,0 m
AF 20–35mm f/2.8D 20 mm 1,0 m
AF-S NIKKOR 24–70mm f/2.8G ED
28 mm 1,5 m
35 mm 1,0 m
AF-S 28–70mm f/2.8D ED
28 mm 1,5 m
35 mm 1,0 m
355
n
D Rode-ogenreductie
Objectieven die de AF-hulpverlichting blokkeren, kunnen de rode-
ogenreductie belemmeren.
D AF-hulpverlichting
AF-hulpverlichting is niet beschikbaar bij de volgende
objectieven:
AF-S VR 200mm f/2G ED AF-S VR 200–400mm f/4G ED
Bij een afstand van minder dan 0,7m kunnen de volgende
objectieven de AF-hulpverlichting blokkeren en de automatische
scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is:
AF Micro 200mm f/4D ED
AF-S VR 24–120mm f/3.5–5.6G ED
AF Micro 70–180mm f/4.5–5.6D ED
AF-S 17–35mm f/2.8D ED
AF-S DX 17–55mm f/2.8G ED
AF-S NIKKOR 24–70mm f/2.8G ED
AF-S 28–70mm f/2.8D ED
Bij een afstand van minder dan 1,1m kunnen de volgende
objectieven de AF-hulpverlichting blokkeren en de automatische
scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is:
AF-S DX VR 55–200mm f/4–5.6G ED
Bij een afstand van minder dan 1,5m kunnen de volgende
objectieven de AF-hulpverlichting blokkeren en de automatische
scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is:
AF-S VR 70–200mm f/2.8G ED
AF-S 80–200mm f/2.8D
AF 80–200mm f/2.8D ED
AF-S VR 70–300mm f/4.5–5.6G ED
AF-S NIKKOR 14–24mm f/2.8G ED
Bij een afstand van minder dan 2,3m kunnen de volgende
objectieven de AF-hulpverlichting blokkeren en de automatische
scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is:
AF VR 80–400mm f/4.5–5.6D ED
356
n
A De beeldhoek berekenen
Het gebied dat door een kleinbeeldcamera wordt belicht, is
36 × 24 mm groot.
Het gebied dat door de D300 wordt belicht, is
circa 23,6 × 15,8 mm groot. Dit houdt in dat de diagonale
beeldhoek van een kleinbeeldcamera circa 1,5 maal zo groot is als
die van de D300.
Als u de brandpuntsafstand van objectieven
voor de D300 wilt omrekenen naar kleinbeeldformaat,
vermenigvuldigt u de brandpuntsafstand van het objectief met
1,5. (De effectieve brandpuntsafstand van een 24-mm-objectief in
kleinbeeldformaat is bijvoorbeeld 36 mm als het objectief op de
D300 wordt bevestigd.)
Beeldgrootte (kleinbeeldformaat)
(36 × 24 mm)
Beelddiagonaal
(23,6 × 15,8 mm)
Beeldgrootte (D300)
Beeldhoek (kleinbeeldformaat)
Beeldhoek (D300)
Objectief
357
n
Optionele Speedlight-flitsers
De D300 kan worden gebruikt met CVS-compatibele flitsers.
Het Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) van Nikon
Nikons geavanceerde Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) biedt
een verbeterde communicatie tussen de camera en compatibele
flitsers voor betere flitsfoto’s. Het Creatieve Verlichtingssysteem
ondersteunt de volgende functies:
i-DDL-flitssturing: Verbeterde DDL-flitssturing (door de lens) voor
gebruik met CVS (zie pagina 170). De flitssterkte wordt ingesteld
met behulp van monitor-voorflitsen waarmee het licht wordt
gemeten dat door het onderwerp wordt weerkaatst. Zo wordt de
sterkte altijd aangepast aan het omgevingslicht.
Geavanceerde draadloze flitssturing: Maakt i-DDL-flitssturing met
draadloze flitsers op afstand mogelijk.
FV-vergrendeling (p. 178): De flitssterkte wordt vergendeld op de
gemeten waarde, zodat u een reeks foto’s kunt maken met
dezelfde flitssterkte.
Automatische FP high-speed flitssynchronisatie (p. 289): Maakt het
mogelijk de flitser te gebruiken bij de kortste sluitertijd die de
camera ondersteunt, zodat het maximale diafragma kan worden
gekozen voor een kleine scherptediepte.
358
n
❚❚ CVS-compatibele flitsers
De D300 kan worden gebruikt met de volgende CVS-compatibele
flitsers: de SB-900, SB-800, SB-600, SB-400, SB-R200 en SU-800.
De belangrijkste kenmerken van deze flitsers worden vermeld in
de onderstaande tabel.
Als de SU-800 op een CVS-compatibele camera wordt bevestigd,
kan deze worden gebruikt als commander voor de externe flitsers
SB-900, SB-800, SB-600 en SB-R200.
De SU-800 zelf is niet voorzien
van een flitser.
Flitser
SB-900
1
SB-800 SB-600 SB-400 SB-R200
2
Kenmerk
Richtgetal
3
ISO 100 34
38 30 21 10
ISO 200 48
53 42 30 14
Automatische zoom
(mm)
17–200 24–105 24–85
4
5
Groothoekdiffusor (mm) 12, 14, 17 14, 17 14
Draaibare kop
omlaag,
90 °
omhoog,
180 ° naar
links en
naar rechts
omlaag,
90 °
omhoog,
180 ° naar
links, 90 °
naar rechts
90 °
omhoog,
180 ° naar
links, 90 °
naar
rechts
90 °
omhoog
60 ° omlaag
(naar de
lichtas van
het objectief
toe), 45 °
omhoog (van
de lichtas
vandaan)
1 Als een kleurfilter op de SB-900 is bevestigd en v of N (flitser) is geselecteerd
voor witbalans, zal de camera automatisch het filter detecteren en de witbalans
overeenkomstig aanpassen.
2 Kan op afstand worden bediend met de ingebouwde flitser in de
commanderstand of met de optionele SB-900 of SB-800 flitser of de SU-800
draadloze Speedlight Commander.
3 m, 20 °C; SB-900, SB-800 en SB-600 met zoomkop op 35 mm; SB-900 met
standaardverlichting.
4 Zoomdekking van 27 mm.
5 Zoomdekking van 24 mm.
359
n
A Richtgetal
Als u het bereik van de flitser op vol vermogen wilt berekenen,
deelt u het richtgetal door het diafragma.
Bij ISO 100 heeft de
SB-800 bijvoorbeeld een richtgetal van 38 m. Het bereik bij een
diafragma van f/5.6 is dan 38÷5,6 ofwel circa 6,8 meter.
Voor elke
verdubbeling van de ISO-gevoeligheid vermenigvuldigt u het
richtgetal met de vierkantswortel van twee (circa 1,4).
360
n
De SB-900, SB-800, SB-600, SB-400, SB-R200 en SU-800
ondersteunen de volgende functies:
1 Alleen beschikbaar als de SU-800 wordt gebruikt om andere flitsers aan te sturen.
2 Standaard i-DDL-flits voor digitale reflexcameras wordt gebruikt bij spotmeting
of als deze flitsstand op de flitser is geselecteerd.
3 Standaard i-DDL-flits voor digitale reflexcamera's wordt gebruikt bij spotmeting.
4 Geselecteerd op de flitser.
Niet-DDL automatisch (A) wordt automatisch
geselecteerd als een niet-CPU-objectief wordt bevestigd waarvoor geen
objectiefgegevens zijn opgegeven via [Niet-CPU-objectief ].
5 Automatisch diafragma (AA) wordt gebruikt, ongeacht de stand die is
geselecteerd op de flitser.
Niet-DDL automatisch (A) wordt automatisch
geselecteerd als een niet-CPU-objectief wordt bevestigd waarvoor geen
objectiefgegevens zijn opgegeven via [Niet-CPU-objectief ].
6 Geselecteerd op de flitser.
7 Selecteer [1/320 sec. (auto FP)] of [1/250 sec. (auto FP)] voor persoonlijke
instelling e1 ([Flitssynchronisatie snelheid], p. 288).
8CPU-objectief vereist.
Flitser Geavanceerde draadloze flitssturing
Commander Afstandsbediening
Flitsstand/-functie
i-DDL
2
2
3
✔✔✔
AA
4
— —
5
5
5
— —
A
6
— —
5
5
— —
GN — — — — — —
M ✔✔✔✔ ✔✔✔
RPT — — ✔✔✔
7
✔✔ ✔✔✔
✔✔✔✔ ✔✔✔
8
✔✔ ✔✔— — —
✔✔✔✔ — — —
REAR ✔✔✔✔ ✔✔✔
Y ✔✔✔✔ — — —
✔✔ — — —
361
n
Andere flitsers
De volgende flitsers kunnen worden gebruikt in de standen Niet-
DDL automatisch en Handmatig. Als ze zijn ingesteld op DDL,
wordt de ontspanknop van de camera vergrendeld en kunnen
geen fotos worden gemaakt.
Flitser SB-80DX,
SB-28DX,
SB-28, SB-26,
SB-25, SB-24
SB-50DX
SB-30, SB-27
1
,
SB-22s, SB-22,
SB-20,
SB-16B, SB-15
SB-23, SB-29
2
,
SB-21B
2
,
SB-29s
2
Flitsstand
A
Niet-DDL
automatisch
M Handmatig ✔✔✔✔
G
Stroboscopisch
flitsen
— — —
REAR
Synchronisatie
met tweede
gordijn
✔✔✔✔
1 De flitsstand wordt automatisch ingesteld op DDL en de ontspanknop wordt
geblokkeerd. Stel de flitser in op A (niet-DDL automatisch flitsen).
2 Autofocus is alleen beschikbaar bij AF-Micro-objectieven (60 mm, 105 mm of
200 mm).
362
n
D Opmerkingen over optionele flitsers
Raadpleeg de handleiding van de flitser voor meer informatie. Als
de flitser Nikon’s Creatieve Verlichtingssysteem ondersteunt,
raadpleegt u het hoofdstuk over CVS-compatibele digitale
reflexcameras. In de handleiding van de SB-80DX, SB-28DX en
SB-50DX wordt de D300 niet vermeld in het overzicht van digitale
reflexcamera's.
i-DDL-flitssturing kan worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden
tussen 200 en 3200.
Bij waarden van meer dan 3200 kan bij
bepaalde bereiken of diafragma-instellingen mogelijk niet het
gewenste resultaat worden bereikt. Als de flitsgereedaanduiding
na het maken van de foto nog ongeveer drie seconden blijft
knipperen, is de foto mogelijk onderbelicht terwijl de flitser op de
maximale sterkte geflitst.
De SB-900, SB-800, SB-600 en SB-400 hebben rode-ogenreductie
in rode-ogenreductie en rode-ogenreductie met de stand lange
sluitertijd, terwijl de SB-900, SB-800, SB-600 en SU-800 de AF-hulp
hebben wanneer de omstandigheden voor AF-hulpverlichting
voldoen. Bij andere flitsers wordt de AF-hulpverlichting van de
camera gebruikt ter ondersteuning van de AF-hulpverlichting.
Wanneer gebruikt met AF-objectieven met een brandpuntafstand
van 17–135 mm, levert de SB-900 AF-hulpverlichting (actieve AF-
hulpverlichting) voor alle scherpstelpunten; merk echter op dat
autofocus enkel beschikbaar is voor de volgende
scherpstelpunten:
Wanneer gebruikt met AF-objectieven met een brandpuntafstand
van 24–105 mm, leveren de SB-800, SB-600 en SU-800
AF-hulpverlichting om de autofocus bij te staan voor de volgende
scherpstelpunten:
17–19 mm 20–105 mm 106–135mm
24–34 mm 35–49 mm 50–105mm
363
n
In de stand Geprogrammeerd automatisch wordt het maximale
diafragma (kleinste f/-getal) bepaald door de gevoeligheid (ISO-
equivalent), zoals hieronder wordt toegelicht:
Voor elke verhoging van de gevoeligheid met één stop
(bijvoorbeeld van 200 naar 400) wordt het diafragma een halve f-
stop verkleind. Als het maximale diafragma van het objectief
kleiner is dan hierboven wordt vermeld, is de hoogste
diafragmawaarde gelijk aan het maximale diafragma van het
objectief.
Als u de SC-17, SC-28 of SC-29 synchronisatiekabel gebruikt om te
fotograferen met een externe flitser, wordt in de i-DDL-stand
mogelijk niet de juiste belichting bereikt. Gebruik bij voorkeur
spotmeting bij standaard i-DDL-flitssturing. Maak een
testopname en controleer het resultaat op de monitor.
Gebruik in de i-DDL-stand de diffusor of reflectiekaart van de
flitser. Gebruik geen andere schermen, zoals reflectieschermen,
aangezien dit tot een onjuiste belichting kan leiden.
D Gebruik alleen originele Nikon-flitsaccessoires
Gebruik uitsluitend Nikon-flitsers. Wanneer het
accessoireschoentje wordt blootgesteld aan een negatieve
spanning of een spanning van meer dan 250 V, kan dit niet alleen
de normale werking verstoren, maar kunnen ook de
synchronisatieschakelingen van de camera of de flitser
beschadigd raken. Als u een Nikon-flitser wilt gebruiken die niet in
dit hoofdstuk wordt vermeld, dient u eerst de technische dienst
van Nikon te raadplegen voor meer informatie.
Maximaal diafragma bij ISO-equivalent van:
200 400 800 1600 3200
5 5.6 7.1 8 10
364
n
Flitscontacten
De D300 is uitgerust met een accessoireschoentje, zodat u
optionele flitsers rechtstreeks op de camera kunt aansluiten, en
met een flitsaansluiting, zodat u flitsers ook via een
synchronisatiekabel op de camera kunt aansluiten.
❚❚ Het accessoireschoentje
Gebruik het accessoireschoentje om
optionele flitsers direct op de camera te
bevestigen zonder synchronisatiekabel
(p. 358).
Het accessoireschoentje is voorzien
van een veiligheidsvergrendeling voor flitsers
met een vergrendelingspin, zoals de SB-900,
SB-800, SB-600 en SB-400.
❚❚ De flitsaansluiting
Indien vereist kan een synchronisatiekabel
op de flitsaansluiting worden aangesloten.
Sluit geen andere flitser aan via een
synchronisatiekabel wanneer u
synchronisatie met het tweede gordijn
toepast met een flitser die op het
accessoireschoentje van de camera is bevestigd.
D ISO-gevoeligheid
Wanneer automatische ISO-instelling is ingeschakeld (p. 96), wordt
de ISO-gevoeligheid automatisch aangepast voor een optimale
flitssterkte als een optionele SB-900, SB-800, SB-600 of SB-400
flitser is bevestigd.
Dit kan ertoe leiden dat de voorgrond wordt
onderbelicht in flitsfoto’s die zijn genomen met lange sluitertijden,
bij daglicht of tegen een lichte achtergrond.
Kies in deze gevallen
een andere flitsstand dan flitsen met lange sluitertijd of kies een
groter diafragma.
365
n
Overige accessoires
Op het moment dat deze handleiding werd samengesteld, waren
voor de D300 de volgende accessoires beschikbaar.
Voedings-
bronnen
Oplaadbare Li-ion batterij EN-EL3e (p. 30, 32): Extra EN-EL3e
batterijen zijn verkrijgbaar bij uw handelaar en bij
Nikon.
De EN-EL3e kan worden opgeladen met een
MH-18a of MH-18 snellader.
Multi-Power Battery Pack MB-D10: De MB-D10 werkt op één
oplaadbare Nikon EN-EL3e, EN-EL4a of EN-EL4 Li-ion
batterij of acht AA-batterijen (alkaline, NiMH, lithium of
nikkel-mangaan). Bij gebruik van EN-EL4a of EN-EL4
batterijen is een BL-3 afdekkapje voor het batterijvak
vereist. Het battery pack is voorzien van een
ontspanknop, een B knop, een multi-selector en
een hoofd- en secundaire instelschijf die u kunt
gebruiken wanneer u staande foto’s (portretstand)
maakt.
Als u de MB-D10 wilt bevestigen, verwijdert u
het deksel over de betreffende aansluiting op de
camera.
Snellader MH-18a (p. 30): De MH-
18a
kan worden gebruikt
om de EN-EL3a batterij op te laden.
Lichtnetadapter EH-
5a/EH-5
: U kunt deze lichtnetadapters
gebruiken om de camera gedurende langere tijd van
stroom te voorzien.
Draadloze LAN-
adapters
Draadloze transmitter WT-4: Hiermee kan de camera
verbinding maken met een draadloos of Ethernet-
netwerk.
U kunt de fotos op de geheugenkaart op een
computer binnen hetzelfde netwerk weergeven of
naar een computer kopiëren, waar u ze voor langere
tijd kunt opslaan.
De camera kan ook vanaf elke
computer binnen het netwerk worden bediend met
Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar).
Voor de
WT-4 is een onafhankelijke stroombron vereist. De
EH-6 lichtnetadapter of een tweede EN-EL3e batterij
wordt aanbevolen.
Raadpleeg de handleiding van de
WT-4 voor meer informatie.
366
n
Accessoires voor
zoekeroculair
Oogsterktecorrectielens DK-20C: Met
oogsterktecorrectielenzen kan de camera aan het
gezichtsvermogen van de gebruiker worden
aangepast. Er zijn lenzen beschikbaar met een dioptrie
van –5, –4, –3, –2, 0, +0,5, +1, +2 en +3 m
–1
.
Gebruik
alleen oogsterktecorrectielenzen als scherpstellen niet
lukt met behulp van de ingebouwde dioptrie-
instelling (–2 tot +1 m
–1
).
Test de
oogsterktecorrectielenzen alvorens ze aan te schaffen,
zodat u zeker weet dat ze het gewenste effect hebben.
Loepzoeker DK-21M: De DK-21M vergroot het beeld in de
zoeker circa 1,1×(50mm f/1.4-objectief op oneindig;
–1,0 m
–1
) voor meer precisie bij het kadreren.
Loepzoeker DG-2: De DG-2 vergroot het beeld dat in de
zoeker wordt weergegeven.
Gebruik de loepzoeker
voor close-ups, kopiëren, fotograferen met een
teleobjectief en bij andere handelingen waarvoor
extra nauwkeurigheid is vereist.
Een DK-22
oculairadapter (apart verkrijgbaar) is vereist.
Oculairadapter DK-22: De DK-22 wordt gebruikt om de
DG-2 loepzoeker op de D300 te bevestigen.
Hoekzoeker DR-6: De DR-6 wordt haaks op het
zoekeroculair geplaatst, zodat het beeld in de zoeker
van bovenaf kan worden bekeken wanneer de camera
horizontaal wordt gehouden.
367
n
Filters
Nikon-filters kunnen in drie typen worden
onderverdeeld: schroeffilters, insteekfilters en filters
die aan de achterzijde van bepaalde objectieven
worden geplaatst.
Gebruik uitsluitend Nikon-filters;
filters van andere fabrikanten kunnen de werking van
het autofocussysteem of de elektronische
afstandsmeter verstoren.
De D300 kan niet worden gebruikt met lineaire
polarisatiefilters.
Gebruik in plaats daarvan het C-PL
circulaire polarisatiefilter.
Gebruik NC- en L37C-filters om het objectief te
beschermen.
Als u een onderwerp in sterk tegenlicht fotografeert of
als zich een sterke lichtbron in het beeld bevindt,
wordt het gebruik van een filter afgeraden om moiré te
voorkomen.
Centrumgerichte meting wordt aanbevolen bij
gebruik van filters met een filterfactor van meer dan
(Y44, Y48, Y52, O56, R60, X0, X1, C-PL, ND2S, ND4,
ND4S, ND8, ND8S, ND400, A2, A12, B2, B8, B12).
Optionele
flitsers
Nikon Speedlight-flitsers SB-900, SB-800, SB-600 en SB-400
Nikon draadloze flitser op afstand SB-R200
Draadloze Speedlight Commander SU-800
Zie pagina 358 voor meer informatie.
Waterbescher-
ming
Waterbescherming WG-AS2: De optionele WG-AS2 is een
waterbescherming die de basis van de flitsereenheid
SB-900 bedekt die gemonteerd is op de D300. Op die
manier wordt de spatbestendigheid van de SB-900
verhoogd door de contacten van het
accessoireschoentje te beschermen tegen regen en
waternevel.
Pc-
kaartadapters
EC-AD1 pc-kaartadapter: Met de EC-AD1 pc-kaartadapter
kunnen CompactFlash-geheugenkaarten (type I) in
PCMCIA-kaartsleuven worden geplaatst.
368
n
Software
Capture NX: Een compleet fotobewerkingspakket.
Capture NX 2: Een compleet fotobewerkingspakket met
zodanig geavanceerde bewerkingskenmerken zoals
selectiebedieningspunt en auto-retoucheerkwast.
Camera Control Pro 2: Hiermee kunt u de camera op
afstand bedienen vanaf een computer en foto’s direct
op de vaste schijf opslaan.
Beeld-authenticiteit: Hiermee kunt u bepalen of foto’s die
met de functie voor beeldauthenticiteit (p. 323) zijn
genomen, na opname zijn gewijzigd.
Let op: Gebruik de meest recente versie van de Nikon-
software.
De meeste softwareprogramma’s van Nikon zijn
voorzien van een automatische updatefunctie, die zoekt
naar de laatste updates wanneer de computer is verbonden
met het internet.
Bodydop
Bodydop: De bodydop houdt de spiegel, het matglas en
het laagdoorlaatfilter stofvrij wanneer er geen
objectief is geplaatst.
369
n
Accessoires voor
afstandsbedie-
ningsaansluiting
De D300 is voorzien van een 10-
pins aansluiting voor bediening
op afstand en automatisch
fotograferen. De aansluiting is
voorzien van een afdekkapje,
dat de contacten beschermt als
de aansluiting niet in gebruik is.
De volgende accessoires kunnen worden gebruikt (de
vermelde lengte is een benadering):
Afstandsbedienings-kabel MC-22: Een kabel met een blauw,
geel en zwart contact waarmee de camera kan worden
aangesloten op een ontspaninrichting en via
geluidssignalen of elektronische signalen kan worden
bediend. (lengte 1 m).
Afstandsbedienings-kabel MC-30: Deze kabel voor
ontspannen op afstand kan worden gebruikt om
cameratrilling te voorkomen of als de sluiter lang open
moet blijven tijdens een tijdopname. (lengte 80 cm).
Afstandsbedienings-kabel MC-36: Deze kabel voor
ontspannen op afstand kan worden gebruikt voor
intervalopnamen, om cameratrilling te voorkomen of
als de sluiter lang open moet blijven tijdens een
tijdopname.
De kabel is voorzien van een verlicht LCD-
venster, een ontspanvergrendeling voor gebruik met
de sluitertijdinstelling “bulb” en een timer die elke
seconde een geluidssignaal afgeeft (lengte 85 cm).
Verlengkabel MC-21: Kan worden aangesloten op de ML-3
en de MC-20, 22, 23, 25, 30 en 36.
Er kan slechts één
MC-21 tegelijk worden gebruikt (lengte 3 m).
Verbindingskabel MC-23: Hiermee kunt u twee cameras
met elkaar verbinden voor gelijktijdige bediening.
(lengte 40 cm).
370
n
Accessoires voor
afstandsbedie-
ningsaansluiting
Adapterkabel MC-25: Een 10-pins naar 2-pins
adapterkabel voor aansluiting op apparaten met een
2-pins aansluiting, waaronder de MW-2 draadloze
afstandsbedieningsset, de MT-2 intervaltimer en de
ML-2 Modulite afstandsbedieningsset. (lengte 20 cm).
GPS-adapterkabel MC-35 (p. 199): Sluit GPS-apparaten aan
op de D300 via de PC-kabel die door de fabrikant werd
geleverd zodat breedtegraad, lengtegraad, hoogte,
Coordinated Universal Time (UTC, p. 202) en
kompasrichting kunnen worden opgeslagen bij de
foto (lengte 35 cm).
GPS-eenheid GP-1 (p. 199): Slaat breedtegraad,
lengtegraad, hoogte en UTC-tijd op bij de foto.
Modulite afstands-bedieningsset ML-3:
Infraroodafstandsbediening met een bereik van
maximaal 8 m.
371
n
❚❚ Goedgekeurde geheugenkaarten
De volgende geheugenkaarten zijn getest en goedgekeurd voor
gebruik in de D300:
Andere geheugenkaarten zijn niet getest.
Voor meer informatie
over bovengenoemde kaarten kunt u contact opnemen met de
fabrikant.
SanDisk
Extreme IV SDCFX4
8GB
4GB
2GB
Extreme III SDCFX3
8GB
4GB
2GB
1GB
Ultra II SDCFH
8GB
4GB
2GB
1GB
Standaard SDCFB
4GB
2GB
1GB
Lexar Media
Professional
UDMA
300 ×
8GB
4GB
2GB
Platinum II
80 ×
2GB
1GB
512 MB
60 × 4 GB
Professional
133 × WA
8GB
4GB
2GB
1GB
80 × Lt
2GB
512 MB
Microdrive
DSCM-11000 1 GB
3K4-2 2 GB
3K4-4 4 GB
3K6 6 GB
372
n
Behandeling van uw camera
Opslag
Als u de camera gedurende langere tijd niet gebruikt, dekt u de monitor af
met de beschermkap, verwijdert u de batterij, plaatst u het
beschermkapje op de contactpunten en bewaart u de batterij op een
koele, droge plek.
U voorkomt de vorming van schimmel of meeldauw
door de camera in een droge, goed geventileerde ruimte te bewaren.
Berg de camera niet op met nafta- of kamfermottenballen of in ruimten:
die slecht geventileerd zijn of waar de luchtvochtigheid hoger is dan
60 %;
in de nabijheid van apparaten die sterke elektromagnetische velden
genereren, zoals televisie- of radiotoestellen;
waar de temperatuur hoger is dan 50 °C of lager dan –10 °C
Reinigen
Gebruik geen alcohol, thinner of andere vluchtige vloeistoffen.
Camera-
body
Gebruik een blaasbalgje om stof of vuil te verwijderen en veeg de
camerabody vervolgens schoon met een zachte, droge doek.
Na
gebruik van de camera op het strand of aan zee dient u eventueel
zand of zout te verwijderen met een doek die is licht bevochtigd
met gedistilleerd water. Droog de camera daarna grondig af.
Belangrijk
:
vuil of stof in de camera kan schade veroorzaken die niet
door de garantie wordt gedekt.
Objectief,
spiegel en
zoeker
Deze glazen onderdelen raken gemakkelijk beschadigd.
Verwijder stof en vuil met een blaasbalgje.
Als u een
luchtspuitbus gebruikt, houd de bus dan verticaal om te
voorkomen dat er vloeistof uit de bus lekt.
Verwijder
vingerafdrukken en andere vlekken door een beetje lensreiniger
op een zachte doek aan te brengen en het glas voorzichtig
schoon te vegen.
Monitor
Verwijder stof en vuil met een blaasbalgje.
Voor het weghalen
van vingerafdrukken en andere vlekken kunt u het oppervlak
voorzichtig met een zachte doek of zeem schoonvegen.
Duw
hierbij niet te hard, aangezien dit kan leiden tot schade of storing.
373
n
Het laagdoorlaatfilter
De beeldsensor die dienst doet als beeldelement van de camera, is
voorzien van een laagdoorlaatfilter dat moirévorming moet
voorkomen.
Als u vermoedt dat vuil- of stofdeeltjes die op het
filter zitten op de foto’s te zien zijn, kunt u het filter reinigen via de
optie [Beeldsensor reinigen] in het setup-menu.
U kunt het filter
op elk gewenst moment reinigen door de optie [Nu reinigen] te
selecteren. U kunt ook instellen dat het filter automatisch wordt
gereinigd wanneer de camera wordt in- of uitgeschakeld.
❚❚ “Nu reinigen
1 Zet de camera neer met de
onderzijde omlaag.
De beeldsensor kan het beste worden
gereinigd als de camera wordt neergezet
met de onderzijde omlaag, zoals rechts
wordt weergegeven.
2 Geef het menu
[Beeldsensor reinigen]
weer.
Markeer [Beeldsensor reinigen]
in het setup-menu en druk op
2.
A Reiniging van de beeldsensor
Als u stof of vuil niet van de beeldsensor kunt verwijderen via de
hieronder beschreven reinigingsmethoden, reinigt u de sensor
handmatig, zoals wordt beschreven op pagina 376.
374
n
3 Selecteer [Nu reinigen].
Markeer [Nu reinigen] en druk
op 2.
Het bericht rechts wordt
weergegeven terwijl de sensor
wordt gereinigd.
Het bericht rechts wordt
weergegeven wanneer de reiniging is
voltooid.
❚❚ “Reinigen bij starten/sluiten
1 Selecteer [Reinigen bij
starten/sluiten].
Geef het menu [Beeldsensor
reinigen] weer, zoals wordt
beschreven in stap 2 op de
vorige pagina.
Markeer
[Reinigen bij starten/sluiten] en druk op 2.
375
n
2 Selecteer een optie.
Markeer een van de volgende
opties en druk op J.
D Reiniging van de beeldsensor
In de volgende gevallen wordt de reiniging van de beeldsensor
afgebroken: de ingebouwde flitser wordt opgeklapt, de
ontspanknop, scherptedieptecontroleknop of
B
knop wordt
ingedrukt of FV-vergrendeling wordt gebruikt.
Reiniging gebeurt door trilling van de beeldsensor. Als stof niet
volledig kan worden verwijderd via de opties in het menu
[Beeldsensor reinigen], reinigt u de beeldsensor handmatig (p. 376)
of neemt u contact op met de technische dienst van Nikon.
Als de beeldsensor enkele keren achter elkaar wordt gereinigd,
kan de reinigingsfunctie tijdelijk worden geblokkeerd om de
interne schakelingen van de camera te beschermen.
Na een korte
pauze kan de beeldsensor weer worden gereinigd.
Optie Beschrijving
5
Reinigen bij
starten
De beeldsensor wordt automatisch
gereinigd telkens wanneer de camera
wordt aangezet.
6
Reinigen bij
sluiten
De beeldsensor wordt automatisch
gereinigd telkens wanneer de camera
wordt uitgezet.
7
Reinigen bij
starten &
sluiten
De beeldsensor wordt automatisch
gereinigd wanneer de camera wordt
aan- of uitgezet.
8
Reiniging uit
(standaard)
De beeldsensor wordt niet automatisch
gereinigd.
376
n
❚❚ Handmatig reinigen
Als u stof of vuil niet van het laagdoorlaatfilter kunt verwijderen
via de optie [Beeldsensor reinigen] (p. 373) in het setup-menu,
kunt u het filter handmatig reinigen, zoals hieronder wordt
beschreven.
Denk er echter aan dat het laagdoorlaatfilter
uitermate kwetsbaar is en gemakkelijk beschadigd kan raken.
Nikon beveelt aan het reinigen van het filter over te laten aan de
technische dienst van Nikon.
1 Laad de batterij op of gebruik een lichtnetadapter.
Gebruik een betrouwbare stroombron wanneer u het
laagdoorlaatfilter controleert of reinigt.
Als het batterijniveau
lager is dan J (60 %), zet u de camera uit en plaatst u een
volledig opgeladen EN-EL3e batterij of sluit u een optionele
EH-5a of EH-5 lichtnetadapter aan.
2 Selecteer [Spiegel omhoog (CCD
reinigen)].
Verwijder het objectief en zet de camera
aan.
Markeer [Spiegel omhoog (CCD
reinigen)] in het setup-menu en druk op
2 (deze optie is niet beschikbaar bij een
batterijniveau van J of lager).
3 Druk op J.
Het bericht rechts verschijnt op de
monitor en in het LCD-venster en de
zoeker wordt een rij streepjes
weergegeven.
Als u de normale
werking wilt herstellen zonder het
laagdoorlaatfilter te inspecteren, zet u
de camera uit.
377
n
4 Klap de spiegel omhoog.
Druk de ontspanknop
volledig in.
De spiegel wordt omhoog
geklapt en het sluitergordijn
wordt geopend, zodat het laagdoorlaatfilter zichtbaar wordt.
De zoekerweergave wordt uitgeschakeld en de rij streepjes in
het LCD-venster begint te knipperen.
5 Controleer het laagdoorlaatfilter.
Houd de camera zo dat er licht op het
laagdoorlaatfilter valt en onderzoek het
filter op stof en vuil.
Als er geen stof of
vuil aanwezig is, gaat u verder met stap
7.
6 Reinig het filter.
Verwijder stof en vuil op het filter met
een blaasbalgje.
Gebruik geen
blaaskwastje, aangezien de haartjes van
het kwastje het filter kunnen
beschadigen.
Vuil dat niet kan worden
weggeblazen met een blaasbalgje, kan alleen worden
verwijderd door de technische dienst van Nikon.
U mag het
filter onder geen beding aanraken of schoonpoetsen.
7 Zet de camera uit.
De spiegel wordt weer neergeklapt en het sluitergordijn gaat
dicht.
Plaats het objectief of de bodydop weer terug.
378
n
D Gebruik een betrouwbare voedingsbron
Het sluitergordijn is kwetsbaar en kan gemakkelijk beschadigd raken.
Als de
camera wordt uitgeschakeld terwijl de spiegel is opgeklapt, wordt het
sluitergordijn automatisch gesloten.
Neem de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht om schade aan het sluitergordijn te voorkomen:
Zet de camera niet uit en verwijder of ontkoppel de voedingsbron niet wanneer
de spiegel is opgeklapt.
Als de batterij leeg raakt terwijl de spiegel is opgeklapt, klinkt er een
geluidssignaal en gaat het zelfontspannerlampje knipperen om u te
waarschuwen dat na circa twee minuten het sluitergordijn dichtgaat en de
spiegel wordt neergeklapt.
Beëindig de reiniging of de inspectie onmiddellijk.
D Ongerechtigheden op het laagdoorlaatfilter
Nikon stelt al het mogelijke in het werk om te voorkomen dat tijdens
productie en vervoer ongerechtigheden in contact komen met het
laagdoorlaatfilter.
De D300 is echter ontworpen voor gebruik met
verwisselbare objectieven en het is mogelijk dat bij het verwisselen van
objectieven stof of vuil binnendringt.
Eenmaal in de camera kunnen deze
ongerechtigheden zich aan het laagdoorlaatfilter hechten en onder bepaalde
omstandigheden in foto's zichtbaar zijn.
Als u de camera wilt beschermen
wanneer er geen objectief is geplaatst, dient u beslist de bodydop op de
camera te plaatsen, waarbij u erop moet letten dat u eerst alle stof en vuil van
de bodydop verwijdert.
Als er toch stof of vuil terechtkomt op het laagdoorlaatfilter, maakt u het filter
schoon zoals hierboven wordt beschreven of laat u het filter reinigen door Nikon
geautoriseerd servicepersoneel. Foto’s waarin vuil of stof op het laagdoorlaatfilter
zichtbaar is, kunt u retoucheren met Nikon Capture NX versie 1.3.5 of hoger of
Capture NX 2 versie 2.1.0 of hoger (apart verkrijgbaar; p.
368
) of met
beeldreinigingsopties die beschikbaar zijn in beeldbewerkingssoftware van
andere fabrikanten.
D Onderhoud van camera en accessoires
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist.
Nikon
beveelt aan de camera elke één tot twee jaar te laten nakijken door de
leverancier of de technische dienst van Nikon en elke drie tot vijf jaar een
onderhoudsbeurt te geven (houd er rekening mee dat hieraan kosten
verbonden zijn).
Regelmatige inspectie en onderhoud worden vooral
aanbevolen wanneer u de camera voor professionele doeleinden gebruikt.
Het wordt aanbevolen om tegelijkertijd met uw camera eventuele accessoires
die u veel gebruikt, zoals objectieven of optionele flitsers, te laten nakijken en
onderhouden.
379
n
Onderhoud van camera en
batterij: Waarschuwingen
Laat de camera niet vallen
Blootstelling aan sterke
schokken of trillingen kan tot
storingen leiden.
Houd de camera droog Dit product
is niet waterbestendig;
onderdompeling in water of
blootstelling aan een hoge
luchtvochtigheid kan tot
storing leiden.
Roest van het
interne mechanisme kan tot
onherstelbare schade leiden.
Vermijd abrupte
temperatuurverschillen
Plotselinge
temperatuurverschillen, zoals
die zich voordoen bij het
binnenkomen of verlaten van
een verwarmd gebouw op een
koude dag, kunnen
condensatie in de camera
veroorzaken.
U voorkomt
condensatie door de camera in
de cameratas of in een plastic
tas te plaatsen voordat u deze
aan plotselinge
temperatuurverschillen
blootstelt.
Houd de camera uit de buurt van
sterke magnetische velden U dient
dit apparaat niet te gebruiken
of op te bergen in de buurt van
apparatuur die een sterke
elektromagnetische straling of
sterke magnetische velden
produceert.
Sterke statische
ladingen of de magnetische
velden die worden
geproduceerd door
bijvoorbeeld zendapparatuur,
kunnen storingen veroorzaken
op de monitor, informatie op de
geheugenkaart beschadigen of
de interne schakelingen van
het product aantasten.
Richt het objectief niet op de zon
Richt het objectief niet
gedurende langere tijd op de
zon of een andere sterke
lichtbron.
Blootstelling aan
intens licht kan beschadiging
van de CCD of een witte zweem
op de foto’s tot gevolg hebben.
380
n
Reinigen
Gebruik een blaasbalgje om
stof of vuil te verwijderen en veeg de
camerabody voorzichtig schoon met
een zachte, droge doek. Na gebruik
van de camera op het strand of aan
zee dient u eventueel aanwezig
zand of zout te verwijderen met een
doek die licht bevochtigd is met
schoon water. Droog de camera
daarna grondig af. In zeer uitzonder-
lijke gevallen wordt het LCD-venster
lichter of donkerder als gevolg van
statische elektriciteit. Dit duidt niet
op een storing; de normale weer-
gave wordt snel hersteld.
Het objectief en de spiegel kunnen
gemakkelijk beschadigd raken. Ver-
wijder stof en vuil voorzichtig met
een blaasbalgje. Als u een lucht-
spuitbus gebruikt, houd de bus dan
verticaal om te voorkomen dat er
vloeistof uit de bus lekt. Verwijder
vingerafdrukken en andere vlekken
van het objectief door een beetje
lensreiniger op een zachte doek aan
te brengen en het glas voorzichtig
schoon te vegen.
Zie “Het laagdoorlaatfilter” (p. 373,
376) voor informatie over de reini-
ging van het laagdoorlaatfilter.
Objectiefcontacten
Houd de
objectiefcontacten schoon.
Raak de sluiter niet aan
De sluiter is ver-
vaardigd uit zeer dun materiaal en
raakt gemakkelijk beschadigd.
Oefen nooit druk uit op het sluiter-
gordijn, duw er niet op met
reinigingshulpmiddelen en stel het
nooit bloot aan de sterke lucht-
stroom van een luchtspuit-bus. Dit
kan krassen, vervorming of scheuren
veroorzaken.
Opslag
U voorkomt de vorming van
schimmel of meeldauw door de
camera in een droge, goed geventi-
leerde ruimte te bewaren. Wanneer
u niet van plan bent de camera bin-
nen afzienbare tijd te gebruiken,
verwijder dan de batterij om lekkage
te voorkomen en berg de camera op
in een plastic zak met een droog-
middel. Plaats de cameratas echter
niet in een plastic zak, aangezien het
materiaal hierdoor kan worden aan-
getast. Denk er ook aan dat het
droog-middel na verloop van tijd
zijn vermogen om vocht te absorbe-
ren verliest en daarom regelmatig
dient te worden vervangen.
U voorkomt schimmel en meeldauw
door de camera ten minste één keer
per maand uit de opslag te halen.
Zet de camera aan en ontspan de
sluiter een aantal malen voordat u
de camera weer opbergt.
Bewaar de batterij op een koele,
droge plaats. Plaats het bescherm-
kapje van de batterij terug wanneer
u de batterij opbergt.
381
n
Schakel de camera uit voordat u de
batterij verwijdert of de
lichtnetadapter loskoppelt Haal de
stekker van de lichtnetadapter
niet uit het stopcontact en
verwijder de batterij niet
wanneer de camera aan staat of
terwijl beelden worden
opgeslagen of gewist.
In deze
gevallen kan een
stroomonderbreking leiden tot
gegevensverlies of
beschadiging van de interne
schakelingen of het geheugen.
Verplaats het product nooit
wanneer de lichtnetadapter is
aangesloten. Zo voorkomt u
een plotselinge
stroomonderbreking.
Opmerkingen over de monitor De
monitor kan een aantal pixels
bevatten die altijd oplichten of
in het geheel niet oplichten.
Dit is gebruikelijk voor TFT-LCD-
monitoren en duidt niet op een
storing.
Beelden die met de
camera worden opgenomen,
ondervinden hiervan geen
nadeel.
Bij helder licht kunnen de
beelden op de monitor moeilijk
te zien zijn.
Oefen geen druk uit op de
monitor, aangezien dit schade
of storing tot gevolg kan
hebben.
Stof en vuil op de
monitor kunnen worden
verwijderd met een
blaasbalgje.
U kunt vlekken
verwijderen door het oppervlak
zachtjes schoon te wrijven met
een zachte doek of zeem.
Mocht de monitor breken, pas
dan op dat u zich niet verwondt
aan de glassplinters en dat de
vloeibare kristallen uit de
monitor niet in aanraking
komen met uw huid, ogen of
mond.
Plaats de beschermkap over de
monitor wanneer u de camera
vervoert of even niet gebruikt.
382
n
Batterijen Vuil op de
batterijcontacten kan ertoe
leiden dat de camera slecht
functioneert en dient vóór
gebruik te worden verwijderd
met een zachte, droge doek.
Batterijen kunnen bij onjuist
gebruik gaan lekken of
ontploffen.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht
bij het gebruik van batterijen:
Zet de camera uit voordat u de
batterij verwisselt.
De batterij kan zeer warm
worden wanneer hij langere tijd
achtereen wordt gebruikt.
Hanteer de batterij voorzichtig.
Gebruik alleen batterijen die
zijn goedgekeurd voor gebruik
in dit apparaat.
Stel batterijen niet bloot aan
vuur of hoge temperaturen.
Plaats het beschermkapje terug
op de batterij nadat u de
batterij uit de camera hebt
verwijderd.
Laad de batterij op voordat u
hem gebruikt.
Als u foto’s van
belangrijke gebeurtenissen
maakt, zorg dan dat u een
extra, volledig opgeladen
EN-EL3e batterij bij de hand
hebt.
Afhankelijk van de locatie
waar u zich bevindt, kan het
soms moeilijk zijn om snel een
vervangende batterij te kopen.
Bij koud weer nemen de
prestaties van batterijen vaak
af.
Zorg dat de batterij volledig
is opgeladen voordat u bij koud
weer buiten foto’s maakt.
Bewaar een reservebatterij op
een warme plaats en vervang
zo nodig de batterij in de
camera.
Een koude batterij die
weer op temperatuur is
gekomen, kan soms een deel
van zijn lading terugkrijgen.
Als u een volledig opgeladen
batterij blijft opladen, kunnen
de prestaties van de batterij
afnemen.
Gebruikte batterijen bevatten
waardevolle materialen.
Recycle gebruikte batterijen
volgens de plaatselijke regels
voor klein chemisch afval.
383
n
Problemen oplossen
Functioneert de camera niet naar verwachting, kijk dan in de
onderstaande lijst met veelvoorkomende problemen voordat u uw
leverancier of Nikon raadpleegt.
De paginacijfers in de rechterko-
lom geven aan waar u meer informatie kunt vinden.
❚❚ Weergave
A Opmerking over elektronisch gestuurde camera’s
In zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat ongebruikelijke
tekens worden weergegeven in het LCD-venster en dat de camera niet
meer werkt.
Dit verschijnsel wordt meestal veroorzaakt door een
sterke statische lading van buitenaf.
Zet de camera uit, verwijder de
batterij, plaats deze terug en zet de camera weer aan. Als u een licht-
netadapter gebruikt (apart verkrijgbaar), koppelt u de adapter los,
sluit u deze weer aan en zet u de camera aan.
Mocht de camera nog
steeds niet goed functioneren, neem dan contact op met uw leveran-
cier of met de technische dienst van Nikon.
Houd er rekening mee dat
als u de stroombron verwijdert of loskoppelt zoals hierboven wordt
beschreven, gegevens die niet op de geheugenkaart waren opgesla-
gen toen het probleem zich voordeed, verloren kunnen gaan.
Dit is
niet van invloed op gegevens die al op de kaart waren opgeslagen.
Probleem Oplossing Pagina
Zoeker is onscherp.
Pas de scherpstelling van het
zoekeroculair aan of gebruik optionele
oogsterktecorrectielenzen.
43
Zoeker is donker. Plaats een volledig opgeladen batterij.
44
Monitor, LCD-vensters en
zoekerweergave gaan zonder
waarschuwing uit.
Selecteer een langere tijdsduur voor
persoonlijke instelling c2 ([Lichtmeter
automatisch uit]) of c4 ([Monitor uit]).
279,
280
Er worden ongebruikelijke tekens
weergegeven in het LCD-venster.
Zie
Opmerking over elektronisch
gestuurde cameras
hieronder.
383
Weergave in LCD-venster
of zoeker is
traag en onduidelijk.
De responstijd en de helderheid van
deze weergaven variëren afhankelijk
van de temperatuur.
Als het scherpstelpunt is gemarkeerd,
zijn dunne lijnen zichtbaar rond het
scherpstelpunt of wordt de weergave
rood.
Deze verschijnselen komen vaker voor
bij dit type zoeker en duiden niet op
een storing.
384
n
❚❚ Opname
Probleem Oplossing Pagina
Opstarten camera duurt
lang.
Wis bestanden of mappen.
Ontspanknop
uitgeschakeld.
Geheugenkaart is vol of niet
geplaatst.
39, 45
CPU-objectief met diafragmaring
bevestigd maar het diafragma is
niet vergrendeld op het hoogste f/-
getal. Als B wordt weergegeven
in het LCD-venster, selecteert u
[Diafragmaring] voor persoonlijke
instelling f7 ([Functie instelschijven
inst.]) > [Instellen diafragma], zodat
u het diafragma met de
diafragmaring kunt aanpassen.
307
Belichtingsstand S is geselecteerd
met A als sluitertijd.
106
Foto’s zijn niet scherp.
Draai de scherpstelselectieknop
naar S of C.
62
Camera kan niet scherpstellen met
autofocus: gebruik handmatige
scherpstelling of
scherpstelvergrendeling.
68, 71
Niet alle sluitertijden zijn
beschikbaar.
Flitser in gebruik. De
flitssynchronisatiesnelheid kan worden
geselecteerd via persoonlijke instelling
e1 ([Flitssynchronisatie snelheid]).
Wanneer u een optionele flitser gebruikt
(SB-900, SB-800, SB-600 of SB-R200), kiest
u [1/320 sec. (auto FP)] of [1/250 sec.
(auto FP)] voor een volledig
sluitertijdenbereik.
288
De scherpstelling wordt
niet vergrendeld als de
ontspanknop half wordt
ingedrukt.
Camera staat in scherpstelstand C:
gebruik de knop AE-L/AF-L om de
scherpstelling te vergrendelen.
69
385
n
Beeldgrootte kan niet
worden gewijzigd.
[Beeldkwaliteit] ingesteld op [NEF (RAW)].
56
Kan geen scherpstelpunt
selecteren.
Ontgrendel de
scherpstelselectieknop.
66
Automatisch veld-AF geselecteerd als
scherpstelstand: kies een andere stand.
64
De camera staat in de
weergavestand.
203
De menu’s worden weergegeven
op de camera.
245
Druk de ontspanknop half in om de
monitor uit te schakelen of de
lichtmeters te activeren.
46
Camera fotografeert traag.
Schakel ruisonderdrukking lange
sluitertijd uit.
262
Foto’s worden niet
opgenomen in de stand
Livebeeld.
U hebt het geluid van de
neerklappende spiegel bij het half
indrukken van de ontspanknop in
de stand Uit de hand verward met
het geluid van de sluiter.
82
Tenzij [Ontspannen] is geselecteerd
voor persoonlijke instelling a2
([Selectie AF-S-prioriteit]), kan de
sluiter niet worden ontspannen als
de camera niet kan scherpstellen
terwijl de scherpstelstand
S
is
geselecteerd in de stand Uit de hand.
82, 268
Willekeurig verspreide
heldere pixels (“ruis”) op
foto’s.
Kies een lagere ISO-gevoeligheid of
schakel hoge ISO
ruisonderdrukking in.
94, 263
Sluitertijd is langer dan 8 sec.:
gebruik ruisonderdrukking lange
sluitertijd.
262
Probleem Oplossing Pagina
386
n
AF-hulpverlichting werkt
niet.
Camera staat in scherpstelstand C.62
Middelste scherpstelpunt is niet
geselecteerd voor enkelpunts AF of
dynamisch veld-AF.
64
[Uit] is geselecteerd voor
persoonlijke instelling a9 ([AF-
hulpverlichting]).
273
Hulpverlichting is automatisch
uitgeschakeld. Hulpverlichting kan
heet worden bij continu gebruik;
wacht tot de lamp is afgekoeld.
Fotos zijn vlekkerig.
Reinig het objectief.
Reinig het laagdoorlaatfilter. 373
Kleuren zijn onnatuurlijk.
Kies een witbalans die bij de
lichtbron past.
126
Wijzig de instellingen voor
[Beeldinstelling kiezen].
146
Kan witbalans niet meten. Onderwerp te donker of te licht. 137
Beeld kan niet worden
geselecteerd als bron voor
de vooringestelde
witbalans.
Foto niet gemaakt met de D300. 140
Witbalansbracketing niet
beschikbaar.
De optie NEF (RAW) of NEF
(RAW)+JPEG is geselecteerd voor
beeldkwaliteit.
56
De stand voor meervoudige
belichting is actief.
187
Probleem Oplossing Pagina
387
n
Effecten van beeldinstelling
verschillen per foto.
A (Automatisch) is geselecteerd voor
verscherping, contrast of verzadiging.
Voor consistente resultaten bij een
reeks fotos selecteert u een andere
instelling dan A (Automatisch).
152
Lichtmeting kan niet
worden gewijzigd.
Belichtingsvergrendeling is
ingeschakeld.
112
Belichtingscorrectie is niet
beschikbaar.
Selecteer belichtingsstand e, f of g.114
Roodachtige gedeelten in
foto’s.
In lange tijdopnamen kunnen
roodachtige gedeelten voorkomen.
Schakel ruisonderdrukking lange
sluitertijd in voor opnamen met de
sluitertijdinstelling “A”.
262
Elke keer dat de
ontspanknop wordt
ingedrukt, wordt in de
continue ontspanstand
slechts één foto gemaakt.
Klap de ingebouwde flitser neer. 173
Probleem Oplossing Pagina
388
n
❚❚ Weergave
Probleem Oplossing Pagina
Delen van het beeld
knipperen.
Druk op 1 of 3 om te selecteren
welke foto-informatie u wilt
weergeven of wijzig de instellingen
voor [Weergavestand].
206, 250
Er verschijnen opname-
gegevens op fotos.
Tijdens weergave verschijnt
een grafiek.
NEF (RAW)-foto wordt niet
weergegeven.
De foto is opgenomen met
beeldkwaliteit NEF+JPEG.
57
Sommige foto’s worden
tijdens weergave niet
getoond.
Selecteer [Alle] voor [Weergavemap]. 249
“Staande” foto’s
(portretstand) worden
“liggend” weergegeven.
Selecteer [Aan] voor [Draai portret]. 251
Foto werd gemaakt met [Uit]
geselecteerd voor [Automatische
beeldrotatie].
317
Camerastand werd gewijzigd terwijl
ontspanknop ingedrukt werd
gehouden in continue ontspanstand.
77
Camera was omhoog of omlaag
gericht toen foto werd gemaakt.
317
Foto kan niet worden
gewist.
Foto is beveiligd: hef de beveiliging op. 221
De camera meldt dat er
geen beelden beschik-baar
zijn voor weergave.
Selecteer [Alle] voor [Weergavemap]. 249
Printopdracht kan niet
worden gewijzigd.
Geheugenkaart is vol: wis foto’s. 45, 248
Het is niet mogelijk een
foto voor afdrukken te
selecteren.
Foto is in NEF (RAW)-formaat. Breng
het over naar de computer en print
m.b.v. ViewNX versie 1.2.0 of hoger of
Capture NX versie 1.3.5 of hoger of
Capture NX 2 versie 2.1.0 of hoger.
230
389
n
Kan geen foto’s afdrukken.
Stel [USB] in op [MTP/PTP]. 318
NEF (RAW)- en TIFF-foto’s kunnen niet
worden geprint via een directe
USB-aansluiting. Gebruik de DPOF-
afdrukfunctie (alleen TIFF-beelden) of
zet ze over op een computer en druk af
met ViewNX versie 1.2.0 of hoger of
Capture NX versie 1.3.5 of hoger of
Capture NX 2 versie 2.1.0 of hoger.
230
Foto wordt niet op televisie
weergegeven.
Kies de juiste videostand.
313
Foto wordt niet
weergegeven op high-
definition video-apparaat.
Controleer of de HDMI-kabel (apart
verkrijgbaar) is aangesloten.
244
Foto’s kunnen niet naar de
computer worden
gekopieerd.
Kies de juiste optie voor [USB].
225
Foto’s worden niet
weergegeven in Capture NX.
Update software naar de meest recente
versie.
368
De functie stofverwijdering
in Capture NX versie 1.3
heeft niet het gewenste
effect.
Reiniging van de beeldsensor wijzigt de
positie van stof op de laagdoorlaatfilter.
Referentiegegevens voor
stofverwijdering die werden opgenomen
voordat beeldsensor reinigen wordt
uitgevoerd, kunnen niet worden
gebruikt op beelden die werden
genomen nadat beeldsensor reinigen
werd uitgevoerd. Referentiegegevens
voor stofverwijdering die werden
opgenomen nadat beeldsensor reinigen
wordt uitgevoerd, kunnen niet worden
gebruikt op beelden die werden
genomen voordat beeldsensor reinigen
werd uitgevoerd.
319
Camera Control Pro 2 kan
niet worden gebruikt.
Stel [USB] in op [MTP/PTP].
225
De computer toont NEF
(RAW) afbeeldingen
afwijkend van de camera.
Software van andere fabrikanten geeft
geen effecten van beeldinstellingen of
actieve D-Lighting weer. Gebruik ViewNX
versie 1.2.0 of hoger of optionele Nikon
software zoals Capture NX versie 1.3.5 of
hoger of Capture NX 2 versie 2.1.0.
Probleem Oplossing Pagina
390
n
❚❚ Divers
Probleem Oplossing Pagina
Opnamedatum klopt niet. Stel cameraklok in.
37
Menuonderdeel kan
niet worden
geselecteerd.
Sommige opties zijn niet beschikbaar bij bepaalde
combinaties van instellingen of wanneer geen
geheugenkaart is geplaatst. De optie [Batterij-
informatie] is niet beschikbaar als de camera wordt
gevoed door een optionele lichtnetadapter.
321
391
n
Foutmeldingen
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de
waarschuwingsaanduidingen en foutmeldingen in de zoeker, in
het LCD-venster en op de monitor.
Aanduiding
Probleem Oplossing Pagina
LCD-
venster
Zoeker
B
(knippert)
Diafragmaring van
objectief is niet
ingesteld op kleinste
diafragma.
Stel ring in op
kleinste diafragma
(hoogste
f/-getal).
35
H d
Batterij bijna leeg.
Houd een volledig
opgeladen
reservebatterij bij
de hand.
44
H
(knippert)
d
(knippert)
Batterij is leeg. Laad de batterij op
of vervang de
batterij.
xxiii,
30, 32
Batterij kan niet
worden gebruikt.
Neem contact op
met de technische
dienst van Nikon.
De camera of het
optionele MB-D10
battery pack bevat
een volledig lege
oplaadbare Li-ion
batterij of een batterij
van een andere
fabrikant.
Vervang de batterij
als deze niet van
Nikon is of laad de
oplaadbare Li-ion
batterij op als deze
bijna leeg is.
B
(knippert)
Cameraklok is niet
ingesteld.
Stel cameraklok in. 37
392
n
F
Geen objectief
bevestigd of niet-
CPU-objectief
bevestigd zonder
dat maximaal
diafragma is
opgegeven.
Diafragma wordt
weergegeven in
aantal stops tot
maximaal diafragma.
Diafragmawaarde
wordt
weergegeven als
maximaal
diafragma is
opgegeven.
196
D
(knippert)
Camera kan niet
scherpstellen met
autofocus.
Stel handmatig
scherp.
71
q
Onderwerp te licht;
foto wordt
overbelicht.
Gebruik een lagere
ISO-gevoeligheid
94
In belichtingsstand:
e Gebruik optioneel
grijsfilter (ND)
367
f Kies kortere
sluitertijd.
106
g Kies een kleiner
diafragma (hoger
f/-getal)
107
Aanduiding
Probleem Oplossing Pagina
LCD-
venster
Zoeker
393
n
r
Onderwerp te
donker; foto wordt
onderbelicht.
Gebruik een hogere
ISO-gevoeligheid
94
In belichtingsstand:
e Gebruik flitser
f Kies een langere
sluitertijd
171
106
g Kies een groter
diafragma (lager
f/-getal)
107
A
(knippert)
A geselecteerd
in belichtingsstand
f.
Wijzig sluitertijd of
selecteer stand
voor handmatige
belichting.
106,
109
(knippert)
c
(knippert)
Bevestigde
optionele flitser is
ingesteld op DDL
maar is niet geschikt
voor i-DDL-
flitssturing.
Wijzig de flitsstand
op de optionele
flitser.
361
Aanduiding
Probleem Oplossing Pagina
LCD-
venster
Zoeker
394
n
c
(knippert)
Als de aanduiding na
de flits 3 sec.
knippert, is de foto
mogelijk
onderbelicht.
Controleer de foto
op de monitor;
wijzig bij
onderbelichting de
instellingen en
maak de foto
opnieuw.
172
n
(knippert)
j
(knippert)
Onvoldoende
geheugen om foto's
op te nemen bij de
huidige instellingen
of geen bestands- of
mapnummer
beschikbaar.
Verlaag
beeldkwaliteit of -
grootte.
56, 60
Wis foto’s. 248
Plaats nieuwe
geheugenkaart.
39
O
(knippert)
Camerastoring.
Ontspan de sluiter.
Als de storing zich
blijft voordoen,
neemt u contact op
met de technische
dienst van Nikon.
Aanduiding
Probleem Oplossing Pagina
LCD-
venster
Zoeker
395
n
Aanduiding
Probleem Oplossing PaginaMonitor
LCD-
venster
Geen
geheugen-
kaart.
S
Camera kan geen
geheugenkaart
vinden.
Zet de camera uit
en controleer of de
geheugenkaart
correct is
geplaatst.
39
Kan deze
geheugen-
kaart niet
gebruiken.
De kaart is
mogelijk
beschadigd.
Plaats een
andere kaart.
(knippert)
Geen toegang tot
geheugenkaart.
Gebruik een door
Nikon
goedgekeurde
kaart.
371
Controleer of de
contacten schoon
zijn.
Als de kaart
beschadigd is,
neemt u contact
op met uw
leverancier of met
Nikon.
Kan geen nieuwe
map maken.
Wis bestanden of
plaats een nieuwe
geheugenkaart.
39,
248
396
n
Deze kaart is
niet geformat-
teerd.
Formatteer de
kaart.
C
(knippert)
Geheugenkaart is
niet
geformatteerd
voor gebruik in
de camera.
Formatteer of
vervang de
geheugenkaart.
39, 41
Map bevat
geen beelden.
Geen beelden op
geheugenkaart
of in
geselecteerde
weergave-
map(pen).
Selecteer een map
met beelden in het
menu
[Weergavemap] of
vervang de
geheugenkaart.
39,
249
Alle beelden
zijn
verborgen.
Alle foto’s in de
huidige map zijn
verborgen.
Selecteer een
andere map of
gebruik [Beeld
verbergen] om ten
minste één beeld
weer te geven.
249
Bestand bevat
geen
beeldgege-
vens.
Bestand is
gemaakt of
gewijzigd met
een computer of
een ander merk
camera, of het
bestand is
beschadigd.
Bestand kan niet
worden
weergegeven op
de camera.
Aanduiding
Probleem Oplossing PaginaMonitor
LCD-
venster
397
n
Kan bestand
niet
selecteren.
Geheugenkaart
bevat geen
beelden om te
retoucheren.
Beelden die met
andere apparaten
zijn gemaakt,
kunnen niet
worden
geretoucheerd.
330
Controleer de
printer.
Printerfout.
Controleer de
printer.
Selecteer
[Doorgaan] (indien
beschikbaar) om
te hervatten.
231
*
Controleer het
papier.
Papier in printer
heeft niet het
geselecteerde
formaat.
Plaats papier met
het juiste formaat
en selecteer
[Doorgaan].
231
*
Het papier zit
vast.
Papier zit vast in
de printer.
Verwijder
vastgelopen
papier en
selecteer
[Doorgaan].
231
*
Het papier is
op.
Geen papier
meer in de
printer.
Plaats papier met
het geselecteerde
formaat en
selecteer
[Doorgaan].
231
*
Aanduiding
Probleem Oplossing PaginaMonitor
LCD-
venster
398
n
Controleer de
inkt.
Inktfout.
Controleer de inkt.
Selecteer
[Doorgaan] om te
hervatten.
231
*
De inkt is op.
Geen inkt meer in
de printer.
Vervang
inktcartridge en
selecteer
[Doorgaan].
231
*
* Raadpleeg de printerhandleiding voor meer informatie.
Aanduiding
Probleem Oplossing PaginaMonitor
LCD-
venster
399
n
Bijlage
In deze bijlage worden de volgende onderwerpen behandeld:
Standaardinstellingen ....................................................................... p. 400
Capaciteit geheugenkaart .............................................................. p. 405
Belichtingsprogramma .................................................................... p. 407
Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik ...................................... p. 408
400
n
Standaardinstellingen
U kunt de volgende standaardinstellingen herstellen via een reset
met twee knoppen of via de optie [Opnamemenu terugzetten] of
[Herstel pers. instellingen].
❚❚ Standaardinstellingen die worden hersteld via een reset met twee
knoppen (p. 182)
1
Optie Standaard
Opnamemenu
2
[ISO-gevoeligheid] (p. 94) 200
[Beeldkwaliteit] (p. 56) JPEG Normaal
[Beeldgrootte] (p. 60) L
[Witbalans] (p. 126) Automatisch
Fijnafstelling (p. 129) Uit
Kies kleurtemperatuur
(p. 133) 5000 K
Overige
instellingen
Scherpstelpunt (p. 66) Middelste
Belichtingsstand (p. 102)
Geprogrammeerd
automatisch
Flexibel programma (p. 105) Uit
AE-vergrendeling (vast) (p. 112) Uit
Belichtingscorrectie (p. 114) Uit
Flitscorrectie (p. 176) Uit
Bracketing (p. 116) Uit
Flitsstand (p. 174)
Synchronisatie
met eerste gordijn
FV-vergrendeling (p. 178) Uit
Meervoudige belichting (p. 184) Uit
1 Als de huidige beeldinstelling is aangepast, worden de bestaande
instellingen voor de beeldinstelling ook hersteld.
2 Alleen de instellingen in de geheugenbank die is geselecteerd via de
optie [Geheugenbank opnamemenu], worden teruggezet (p. 255).
De
instellingen in alle andere geheugenbanken veranderen niet.
401
n
❚❚ Standaardinstellingen die worden hersteld via [Opnamemenu
terugzetten] (p. 257)
1
Optie Standaard
[Naamgeving bestanden] (p. 260) DSC
[Beeldkwaliteit] (p. 56) JPEG Normaal
[Beeldgrootte] (p. 60) Groot
[JPEG-compressie] (p. 58) Vaste grootte
[NEF (RAW)-opname] (p. 58)
[Type]
Compressie
zonder verlies
[NEF (RAW)-bitdiepte] 12-bits
[Witbalans] (p. 126) Automatisch
Fijnafstelling (p. 129) Uit
[Kies kleurtemperatuur] (p. 133) 5000 K
[Beeldinstelling kiezen] (p. 146) Standaard
[Kleurruimte] (p. 167) sRGB
[Actieve D-Lighting] (p. 166) Uit
[Ruisonderdr.
lange sluitertijd] (p. 262) Uit
[Hoge ISO ruisonderdrukking] (p. 263) Normaal
[ISO-gevoeligheid instellen] (p. 94)
[ISO-gevoeligheid] (p. 94) 200
[Inst autom ISO-gevoeligheid] (p. 96) Uit
[Livebeeld]
[Stand voor livebeeld] (p. 80) Uit de hand
[Ontspanstand] (p. 80) Enkel beeld
[Meervoudige belichting] (p. 184) Terugzetten
2
[Intervalopnamen] (p. 189) Terugzetten
3
1 Met uitzondering van [Meervoudige belichting] en [Intervalopnamen]
worden alleen de instellingen in de huidige geheugenbank voor het
opnamemenu teruggezet.
2 Geldt voor alle geheugenbanken.
[Opnamemenu terugzetten] kan
niet worden geselecteerd tijdens het fotograferen.
3 Geldt voor alle geheugenbanken.
Als u een reset uitvoert, wordt de
opname beëindigd.
402
n
❚❚ Standaardinstellingen die worden hersteld via [Herstel pers.
instellingen] (p. 266)
*
Optie Standaard
a1 [Selectie AF-C-prioriteit] (p. 267) Ontspannen
a2 [Selectie AF-S-prioriteit] (p. 268) Scherpstelling
a3 [Dynamisch AF-veld] (p. 269) 9 punten
a4 [Focus Tracking met Lock-On] (p. 270) Normaal
a5 [AF activering] (p. 271) Ontspanknop/AF-ON
a6 [Verlichting scherpstelpunt] (p. 271) Automatisch
a7 [Doorloop scherpstelpunt] (p. 272) Geen doorloop
a8 [Selectie scherpstelpunt] (p. 272) 51 punten
a9 [AF-hulpverlichting] (p. 273) Aan
a10 [Functie AF-ON-knop MB-D10] (p. 274) AF-ON
b1 [ISO-stapgrootte] (p. 275) 1/3 stop
b2 [Stapgrootte inst. belichting] (p. 275) 1/3 stop
b3 [Stapgrootte belichtingscorr.] (p. 275) 1/3 stop
b4 [Eenv. belichtingscorrectie] (p. 276) Uit
b5 [Grootte meetgebied] (p. 277)
ø 8 mm
b6
[Fijnafst. voor opt. belichting] (p. 277)
[Matrixmeting] 0
[Centrumgericht] 0
[Spotmeting] 0
c1 [AE-vergr. ontspanknop] (p. 279) Uit
c2 [Lichtmeter automatisch uit] (p. 279) 6 sec
c3 [Vertraging zelfontspanner] (p. 280) 10 sec
c4 [Monitor uit] (p. 280) 20 sec
* Alleen de instellingen in de geheugenbank die is geselecteerd via de
optie [Geheugenbank pers. inst.], worden teruggezet (p. 266).
De
instellingen in alle andere geheugenbanken veranderen niet.
403
n
d1 [Signaal] (p. 281) Hoog
d2 [Rasterweergave in zoeker] (p. 281) Uit
d3 [Zoekerwaarschuwing] (p. 282) Aan
d4 [Opnamesnelheid] (p. 282) 3 bps
d5 [Max.
aant. continuopnamen] (p. 282) 100
d6 [Opeenvolgende nummering] (p. 283) Aan
d7 [Weergave opname-info] (p. 284) Automatisch
d8 [LCD-verlichting] (p. 285) Uit
d9 [Spiegelvoorontspanning] (p. 285) Uit
d10 [MB-D10 batterijen] (p. 285) LR6 (AA alkaline)
d11 [Batterijvolgorde] (p. 287) MB-D10 batterijen eerst
e1 [Flitssynchronisatie snelheid] (p. 288) 1/250 sec
e2 [Langste sluitertijd bij flits] (p. 290) 1/60 sec
e3 [Flitssturing ingeb. flitser] (p. 291) DDL
e4 [Instellicht] (p. 297) Aan
e5 [Inst. voor auto bracketing] (p. 297) AE & flits
e6 [Auto bracketing (M-stand)] (p. 298) Flits/sluitertijd
e7 [Bracketingvolgorde] (p. 299) MTR > onder > boven
Optie Standaard
404
n
f1
[Centrale knop multi-selector] (p. 300)
[Opnamestand]
Middelste AF-punt
selecteren
[Weergavestand] Miniatuur aan/uit
f2 [Multi-selector] (p. 301) Doe niets
f3 [Functie van multi-selector] (p. 301)
Info /foto’s
f4
[FUNC.-knop
toewijzen] (p. 302)
[FUNC.-knop
indrukken] Geen
[FUNC.-knop
+ schijven] Auto bracketing
f5
[Voorbeeldknop toewijzen] (p .305)
[Voorbeeldknop indrukken] Voorbeeld
[Voorbeeld + instelschijven] Geen
f6
[AE-L/AF-L knop toewijzen] (p. 306)
[AE-L/AF-L knop indrukken] AE/AF-vergrendeling
[AE-L/AF-L + instelschijven] Geen
f7
[Functie instelschijven inst.] (p. 307)
[Rotatie omkeren] (p. 307) Nee
[Verwissel hoofd/secundair] (p. 307) Uit
[Instellen diafragma] (p. 307) Secundaire instelschijf
[Menu’s en weergave] (p. 308) Uit
f8 [Knop loslaten voor instelsch.] (p. 308) Nee
f9 [Geen geheugenkaart?] (p. 309) Ontgrendel ontspanknop
f10 [Aanduidingen omkeren] (p. 310)
Optie Standaard
405
n
Capaciteit geheugenkaart
De volgende tabel geeft bij benadering het aantal opnamen aan
dat kan worden opgeslagen op een geheugenkaart van 2 GB
(SanDisk Extreme III (SDCFX)) bij verschillende instellingen voor
beeldkwaliteit en beeldgrootte.
Beeldkwaliteit Beeldgrootte
Bestands-
grootte
1
Aantal
beelden
1
Buffercapaciteit
2
NEF (RAW),
Compressie zonder
verlies, 12-bits
— 13,6 MB 98 18
NEF (RAW),
Compressie zonder
verlies, 14-bits
3
— 16,7 MB 75 21
NEF (RAW),
Gecomprimeerd,
12-bits
— 11,3 MB 135 21
NEF (RAW),
Gecomprimeerd,
14-bits
3
— 14,2 MB 112 27
NEF (RAW),
Ongecomprimeerd,
12-bits
— 19,4 MB 98 17
NEF (RAW),
Ongecomprimeerd,
14-bits
3
— 25,3 MB 75 16
TIFF (RGB)
L36,5MB52 16
M21,2MB93 20
S 10,2 MB 208 29
JPEG Fijn
4
L5,8MB276 43
M3,3MB488 89
S 1,5 MB 1000 100
JPEG Normaal
4
L2,9MB548 90
M 1,6 MB 946 100
S 0,7 MB 2000 100
JPEG Basis
4
L 1,5 MB 1000 100
M 0,8 MB 1800 100
S 0,4 MB 3900 100
406
n
1 Alle getallen zijn benaderingen.
De bestandsgrootte hangt af van het
onderwerp van de foto.
2 Maximaal aantal opnamen dat kan worden opgeslagen in het buffergeheugen
bij ISO 200.
Neemt af als [Optimale kwaliteit] is geselecteerd voor [JPEG-
compressie], ISO-gevoeligheid is ingesteld op P of hoger, [Hoge ISO
ruisonderdrukking] wordt geselecteerd terwijl automatische ISO-gevoeligheid is
ingeschakeld, ISO-gevoeligheid is ingesteld op 800 of hoger of ruisondrukking
lange sluitertijd, actieve D-Lighting of beeldauthenticiteit is ingeschakeld.
3 Maximale beeldsnelheid bij de opname van 14-bits NEF (RAW)-beelden is
2,5 bps.
4 Bij deze getallen wordt uitgegaan van de instelling [Vaste grootte] voor [JPEG-
compressie].
Als u [Optimale kwaliteit] selecteert, neemt de bestandsgrootte
van JPEG-beelden toe; het aantal beelden en de buffercapaciteit nemen
omgekeerd evenredig af.
A d5—Max. aant. continuopnamen (p. 282)
Het maximum aantal fotos dat achter elkaar kan worden gemaakt,
kan worden ingesteld op een aantal tussen 1 en 100.
407
n
Belichtingsprogramma
Het belichtingsprogramma voor geprogrammeerd automatisch
wordt weergegeven in de volgende grafiek:
De maximale en minimale LW-waarden zijn afhankelijk van de ISO-
gevoeligheid. In de bovenstaande grafiek wordt uitgegaan van
een gevoeligheid van ISO 200-equivalent.
Als matrixmeting wordt
toegepast, worden waarden van meer dan 17
1
/3 LW
teruggebracht tot 17
1
/3 LW.
-4
-3
12
13
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
f/1.4
f/1
f/2
f/2.8
f/4
f/5.6
f/8
f/11
f/16
f/22
f/32
30" 15"
8"
4" 2" 1" 2 4 8 15 30 60
125 250 500
1000
2000 4000
8000
22
21
20
19
18
17
16
15
14
[
EV
]
23
17
1
/
3
f/1.4 − f/16
ISO 200; objectief met maximaal diafragma van f/1.4 en
minimaal diafragma van f/16 (bijv. AF 50mm f/1.4 D)
Sluitertijd
Diafragma
408
n
Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik
Het bereik van de ingebouwde flitser is afhankelijk van de
gevoeligheid (ISO-equivalent) en het diafragma.
De ingebouwde flitser heeft een minimumbereik van 0,6 m.
In de belichtingsstand Geprogrammeerd automatisch (stand e)
wordt het maximale diafragma (laagste f/-getal) bepaald door de
ISO-gevoeligheid, zoals hieronder wordt weergegeven:
Voor elke verhoging van de gevoeligheid met één stop
(bijvoorbeeld van 200 naar 400) wordt het diafragma een halve
f-stop verkleind. Als het maximale diafragma van het objectief
kleiner is dan hierboven wordt vermeld, is de hoogste
diafragmawaarde gelijk aan het maximale diafragma van het
objectief.
Diafragma bij ISO-equivalent Bereik
200 400 800 1600 3200 m
1,4 2 2,8 4 5,6 1,0 – 12,0
2 2,8 4 5,6 8 0,7 – 8,5
2,8 4 5,6 8 11 0,6 – 6,1
4 5,6 8 11 16 0,6 – 4,2
5,6 8 11 16 22 0,6 – 3,0
811162232 0,6 2,1
11 16 22 32 — 0,6 1,5
16 22 32 — — 0,6 1,1
22 32 0,6 – 0,8
Maximaal diafragma bij ISO-equivalent van:
200 400 800 1600 3200
3,5 4 5 5,6 7,1
409
n
Specificaties
❚❚ Nikon D300 digitale camera
Type
Type
Digitale spiegelreflexcamera
Objectiefvatting Nikon F-vatting (met AF-koppeling en AF-contacten)
Effectieve beeldhoek Circa 1,5× de brandpuntsafstand (Nikon DX-formaat)
Effectieve pixels
Effectieve pixels 12,3 miljoen
Beeldsensor
Beeldsensor CMOS-sensor van 23,6 × 15,8 mm
Totaal aantal pixels 13,1 miljoen
Stofreductiesysteem Reiniging beeldsensor, referentiegegevens voor
stofverwijdering (vereist de volgende optionele
software: Capture NX versie 1.3.5 of hoger of
Capture NX 2 versie 2.1.0 of hoger)
Opslag
Beeldgrootte (pixels)
4.288 × 2.848 (Groot) 3.216 × 2.136 (Middel)
2.144 × 1.424 (Klein)
Bestandsindeling NEF (RAW): 12- of 14-bits, compressie zonder verlies,
gecomprimeerd of ongecomprimeerd
TIFF (RGB)
JPEG: JPEG baseline-compatibel, compressie met de
beeldkwaliteit Fijn (circa 1 : 4), Normaal (circa 1 : 8) of
Basis (circa 1 : 16) ([Vaste grootte]); compressie met
[Optimale kwaliteit] beschikbaar
NEF (RAW) + JPEG: de foto wordt één keer opgeslagen
als NEF (RAW)-bestand en één keer als JPEG-bestand
Beeldinstellingsysteem Keuze uit Standaard, Neutraal, Levendig en
Monochroom; opslagmogelijkheid voor maximaal
negen eigen beeldinstellingen
Media CompactFlash-geheugenkaarten type I en II (UDMA-
compatibel); microdrives
410
n
Bestandssysteem
DCF (
D
esign Rule for
C
amera
F
ile System) 2.0, DPOF (
D
igital
P
rint
O
rder
F
ormat), Exif 2.21 (
Ex
changeable
I
mage
F
ile
Format for Digital Still Cameras), PictBridge
Zoeker
Zoeker
Spiegelreflexzoeker met pentaprisma op ooghoogte
Beelddekking
Circa 100 % horizontaal en 100 % verticaal
Vergroting
Circa 0,94× (50-mm f/1.4-objectief op oneindig; –1,0 m
–1
)
Oogafstand
19,5 mm (–1,0 m
–1
)
Dioptrie-instelling
–2+1 m
–1
Matglas
B-type BriteView Clear Matte Mark II matglas met haakjes AF-
veld wordt meegeleverd (raster kan worden weergegeven)
Reflexspiegel
Direct terugkerend
Scherptedieptecontrole
Als de knop voor scherptedieptecontrole wordt ingedrukt,
wordt het diafragma ingesteld op een door de gebruiker
geselecteerde waarde (stand
e
en
h
) of de door de camera
geselecteerde waarde (stand
e
en
f
)
Diafragma
Direct terugkerend, elektronisch gestuurd
Objectief
Compatibele objectieven
DX AF Nikkor
: Alle functies worden ondersteund
G- of D-type AF Nikkor
: Alle functies worden ondersteund
(sommige functies worden niet ondersteund door PC
Micro-Nikkor).
IX Nikkor-objectieven worden niet
ondersteund.
Overige AF Nikkor
: Alle functies worden ondersteund, behalve
3D-kleurenmatrixmeting II.
Objectieven voor de F3AF
worden niet ondersteund.
AI-P Nikkor
: Alle functies worden ondersteund, behalve 3D-
kleurenmatrixmeting II
Niet-CPU
: Kan worden gebruikt in de belichtingsstanden
g
en
h
; elektronische afstandsmeter kan worden gebruikt als
het maximale diafragma f/5.6 of groter is;
kleurenmatrixmeting en diafragmaweergave worden
ondersteund als de gebruiker informatie over het objectief
opgeeft (alleen AI-objectieven).
Opslag
411
n
Sluiter
Type
Elektronisch gestuurde verticaal aflopende spleetsluiter
Sluitertijd
1
/8000 – 30 sec. in stappen van
1
/3,
1
/2 of 1 LW, bulb, X250
Flitssynchronisa-
tiesnelheid
X=
1
/250 sec.; synchroniseert bij sluitertijden van
1
/320 sec.
of langer (flitsbereik neemt af bij sluitertijden tussen
1
/250
en
1
/320 sec.)
Ontspannen
Ontspanstand S (enkel beeld), CL (continu laag), CH (continu hoog),
a (livebeeld), E (zelfontspanner), M
UP (spiegel omhoog)
Beeldsnelheid Met EN-EL3e: maximaal 6 bps
Met optioneel MB-D10 Multi-Power Battery Pack en EN-EL4a/EN-EL4
batterij of AA-batterijen of met optionele EH-5a/EH-5
lichtnetadapter: maximaal 7 (C
L) of 8 bps (CH)
Zelfontspanner
Keuze uit 2, 5, 10 en 20 sec. vertraging
Belichting
Lichtmeting
DDL-lichtmeting met RGB-sensor met 1005 segmenten
Lichtmeetmethode Matrixmeting: ondersteuning van 3D-
kleurenmatrixmeting II (G- en D-type objectieven),
kleurenmatrixmeting II (andere CPU-objectieven);
kleurenmatrixmeting beschikbaar met niet-CPU-
objectieven als de gebruiker informatie over het
objectief opgeeft
Centrumgericht: Gewicht van 75% gegeven aan 8-mm
cirkel in het midden van het beeld. De diameter van de
cirkel kan worden gewijzigd naar 6, 10 of 13 mm of het
gewicht kan worden gebaseerd op het gemiddelde van
het volledige frame (bij gebruik van een niet-CPU-
objectief staat de diameter vast op 8 mm)
Spotmeting: een cirkel van 3-mm (circa 2 % van het beeld)
wordt gemeten in het geselecteerde scherpstelpunt (of
in het middelste scherpstelpunt wanneer een niet-CPU-
objectief wordt gebruikt)
Bereik (ISO 100, f/1.4-
objectief, 20 °C)
Matrixmeting of centrumgerichte meting: 020 LW
Spotmeting: 220 LW
Lichtmeterkoppeling
Gecombineerd CPU en AI
Belichtingsstand Geprogrammeerd automatisch met flexibel programma
(e); sluitertijdvoorkeuze (f ); diafragmavoorkeuze (g);
handmatig (h)
Belichtingscorrectie
–5 – +5 LW in stappen van
1
/3,
1
/2 of 1 LW
412
n
Belichtingsbracketing
29 opnamen in stappen van
1
/3,
1
/2,
2
/3 of 1 LW
Flitsbracketing
29 opnamen in stappen van
1
/
3
,
1
/
2
,
2
/
3
of 1 LW
Witbalansbracketing 29 opnamen in stappen van 1, 2 of 3
Belichtingsvergrendeling
Gemeten lichtwaarde kan worden vergrendeld met de
knop AE-L/AF-L
ISO-gevoeligheid
(aanbevolen
belichtingsindex)
ISO 200–3200 in stappen van
1
/3,
1
/2 of 1 LW.
Kan ook
worden ingesteld op circa 0,3, 0,5, 0,7 of 1 LW (ISO 100-
equivalent) onder ISO 200 of op circa 0,3, 0,5, 0,7 of
1 LW (ISO 6400-equivalent) boven ISO 3200.
Actieve D-Lighting Keuze uit [Hoog], [Normaal] en [Laag]
Scherpstelling
Autofocus Nikon Multi-CAM 3500DX autofocus sensormodule
met DDL-fasedetectie, fijnafstelling, 51
scherpstelpunten (waaronder 15 kruissensors) en AF-
hulpverlichting (bereik ca. 0,5 – 3 m)
Detectiebereik –1–+19 LW (ISO 100, 20 °C)
Objectiefscherpstelling Autofocus: Enkelvoudige AF (S), continue AF (C),
anticiperende meevolgende scherpstelling wordt
automatisch geactiveerd overeenkomstig de positie
van het onderwerp
Handmatig (M): Elektronische afstandsmeter wordt
ondersteund
Scherpstelpunt Keuze uit 51 of 11 scherpstelpunten
AF-veldstand Enkelpunts AF, dynamisch veld-AF, automatisch veld-
AF
Scherpstelvergrendeling Scherpstelling kan worden vergrendeld door de
ontspanknop half in te drukken (enkelvoudige AF) of
door op de knop AE-L/AF-L te drukken
Flitser
Ingebouwde flitser Handmatig opklappen via drukknop en een richtgetal
van 17 (m, ISO 200, 20 °C; richtgetal bij ISO 100 is 12) of
18 in de handmatige stand (m, ISO 200, 20 °C;
richtgetal bij ISO 100 is 13)
Belichting
413
n
Flitssturing DDL: i-DDL uitgebalanceerde invulflits en standaard i-
DDL-flits voor digitale reflexcameras, waarvoor gebruik
wordt gemaakt van een 1005-segments RGB-sensor, zijn
beschikbaar bij de ingebouwde flitser en de SB-900,
SB-800, SB-600 en SB-400
Automatisch diafragma: Beschikbaar bij SB-900 of SB-800 en
CPU-objectief
Niet-DDL automatisch: Wordt ondersteund door SB-900,
SB-800, SB-28, SB-27 en SB-22s flitsers
Handmatig met afstandsprioriteit: Beschikbaar voor SB-900
en SB-800
Flitsstand Synchronisatie eerste gordijn, lange sluitertijd,
synchronisatie tweede gordijn, rode-ogenreductie, rode-
ogenreductie met lange sluitertijd
Flitscorrectie
–3 – +1 LW in stappen van
1
/3,
1
/2 of 1 LW
Flitsgereedaanduiding Brandt als de ingebouwde flitser of een Speedlight-flitser
zoals de SB-900, SB-800, SB-600, SB-400, SB-80DX,
SB-28DX of SB-50DX volledig is opgeladen; knippert nadat
de flitser op volle sterkte heeft geflitst
Accessoireschoentje ISO 518 schoentje met synchronisatie- en
gegevenscontacten en veiligheidsvergrendeling
Nikon Creatief
Verlichtingssysteem (CVS)
Geavanceerde draadloze flitssturing wordt ondersteund
bij de ingebouwde flitser, SB-900, SB-800 of SU-800 als
commander en de SB-900, SB-800, SB-600 of SB-R200 als
afstandsbediening; automatische FP high-speed
flitssynchronisatie en instellicht worden ondersteund door
alle CVS-compatibele flitsers, behalve de SB-400;
flitskleurcommunicatie en FV-vergrendeling worden
ondersteund door alle CVS-compatibele flitsers
Flitsaansluiting
ISO 519 synchronisatieaansluiting met borgschroefdraad
Witbalans
Witbalans Automatisch (DDL-witbalans met beeldsensor en 1,005-
segments RGB-sensor); 7 handmatige standen met
fijnafstelling; kleurtemperatuurinstelling
Livebeeld
Standen
Uit de hand, statief
Autofocus Uit de hand: AF met fasedetectie en 51 scherpstelpunten
(waaronder 15 kruissensors)
Statief: AF met contrastdetectie overal in het beeld
Flitser
414
n
Monitor
Monitor 3-inch low-temperature polysilicon TFT-LCD met 920.000
pixels (VGA), kijkhoek van 170 °, 100 % beelddekking en
helderheidsaanpassing
Weergave
Weergave Schermvullende en miniatuurweergave (vier of negen
beelden) met zoomweergave, diashow,
histogramweergave, automatische beeldrotatie en
beeldcommentaar (maximaal 36 tekens)
Interface
USB
Hi-Speed USB
Video-uitgang
Keuze uit NTSC en PAL
HDMI-uitgang
Versie 1.3a met A-type HDMI-aansluiting; de cameramonitor
wordt uitgeschakeld wanneer een HDMI-kabel wordt
aangesloten
10-pins
afstandsbedieningsaan-
sluiting
Kan worden gebruikt om optionele afstandbediening, GP-1
GPS-apparaat of GPS-apparaat dat voldoet aan NMEA0183 versie
2.01 of 3.01 aan te sluiten (optionele MC-35 GPS-adapterkabel en
kabel met D-sub 9-pins connector vereist)
Beschikbare talen
Beschikbare talen
Chinees (Vereenvoudigd en Traditioneel), Nederlands, Engels,
Fins, Frans, Duits, Italiaans, Japans, Koreaans, Pools, Portugees,
Russisch, Spaans, Zweeds
Voeding
Batterij
Eén oplaadbare Li-ion EN-EL3e batterij
Battery pack
Het optionele MB-D10 Multi-Power Battery Pack werkt op één
oplaadbare Nikon EN-EL3e, EN-EL4a of EN-EL4 Li-ion batterij of
acht AA-batterijen (alkaline, NiMH, lithium of nikkel-mangaan).
EN-EL4a, EN-EL4 en AA-batterijen zijn apart verkrijgbaar. Bij
gebruik van een EN-EL4a of EN-EL4 batterij is een BL-3
batterijvakdeksel vereist.
Lichtnetadapter
EH-5a of EH-5 lichtnetadapter (apart verkrijgbaar)
Statiefaansluiting
Statiefaansluiting
1
/
4
inch (ISO 1222)
415
n
Tenzij anders vermeld, hebben alle getallen betrekking op een camera met
een volledig opgeladen batterij bij een omgevingstemperatuur van 20 °C.
Nikon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hardware en
software die in deze handleiding worden beschreven op enig moment
zonder voorafgaande aankondiging te wijzigen.
Nikon kan niet
aansprakelijk worden gesteld voor schade die kan voortvloeien uit
eventuele fouten in deze handleiding.
Afmetingen/gewicht
Afmetingen (B × H × D) Circa 147×114×74mm
Gewicht Circa 825 gram, zonder batterij, geheugenkaart,
bodydop en beschermkapje voor monitor
Gebruiksomgeving
Temperatuur 0 – 40 °C
Luchtvochtigheid Minder dan 85 % (geen condensatie)
MH-18a snellader
Invoer AC 100 – 240 V (50/60 Hz)
Uitvoer DC 8,4 V/900 mA
Ondersteunde batterijen Nikon EN-EL3e oplaadbare Li-ion batterij
Laadtijd Circa 2 uur en 15 minuten wanneer de batterij volledig
leeg is
Gebruikstemperatuur 0 – 40 °C
Afmetingen (B × H × D) Circa 90 × 35 × 58 mm
Snoerlengte Circa 1800 mm
Gewicht Circa 80 gram, exclusief netsnoer
EN-EL3e oplaadbare Li-ion batterij
Type Oplaadbare lithium-ion batterij
Capaciteit 7,4 V/1500 mAh
Afmetingen (B × H × D) Circa 39,5 × 56 × 21 mm
Gewicht Circa 80 gram, exclusief beschermkapje
416
n
A Ondersteunde standaards
DCF versie 2.0: Design Rule for Camera File System (DCF) is een algemeen
erkende standaard voor digitale cameras waarmee de compatibiliteit
tussen de verschillende cameramerken wordt gewaarborgd.
DPOF: Digital Print Order Format (DPOF) is een industriestandaard die het
mogelijk maakt foto’s af te drukken op basis van een printopdracht die is
opgeslagen op de geheugenkaart.
Exif versie 2.21: De camera ondersteunt Exif (Exchangeable Image File
Format for Digital Still Cameras) versie 2.21, een standaard voor
informatie die bij foto’s wordt opgeslagen. Deze informatie wordt
gebruikt voor optimale kleurweergave wanneer de foto's worden
afgedrukt met Exif-compatibele printers.
PictBridge: Een standaard die werd ontwikkeld door fabrikanten van
digitale camera’s en printers en die het mogelijk maakt foto’s
rechtstreeks op een printer af te drukken, zonder de camera op een
computer aan te sluiten.
HDMI: High-Definition Multimedia Interface is een standaard voor
multimedia-interfaces in consumentenelektronica en AV-apparaten,
waarmee audiovisuele gegevens en besturingssignalen kunnen worden
verzonden naar HDMI-compatibele apparaten via één kabelaansluiting
(de camera ondersteunt de A-type aansluiting).
417
n
A Gebruiksduur batterij
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt met een volledig
opgeladen batterij, varieert afhankelijk van de staat van de batterij, de
temperatuur en het gebruik van de camera. In het geval van AA-
batterijen, varieert de capaciteit ook afhankelijk van het merk en de
opslagomstandigheden; sommige batterijen kunnen niet worden
gebruikt. De onderstaande aantallen voor de camera en het optionele
MB-D10 Multi-Power Battery Pack zijn benaderingen.
CIPA-standaard
1
Een EN-EL3e-batterij (camera): Ongeveer 1000 opnames
Een EN-EL3e-batterij (MB-D10): Ongeveer 1000 opnames
Een EN-EL4a-batterij (MB-D10): Ongeveer 2000 opnames
Twee EN-EL3e-batterijen (MB-D10): Ongeveer 2000 opnames
Een EN-EL3e- en een EN-EL4a-batterij (MB-D10): Ongeveer 3000 opnames
Acht AA-batterijen (MB-D10): Ongeveer 1000 opnames
Nikon-standaard
2
Een EN-EL3e-batterij (camera): Ongeveer 3000 opnames
Een EN-EL3e-batterij (MB-D10): Ongeveer 3000 opnames
Een EN-EL4a-batterij (MB-D10): Ongeveer 5900 opnames
Twee EN-EL3e-batterijen (MB-D10): Ongeveer 6000 opnames
Een EN-EL3e- en een EN-EL4a-batterij (MB-D10): Ongeveer 8900 opnames
Acht AA-batterijen (MB-D10): Ongeveer 2500 opnames
1 Gemeten bij 23 °C (±2 °C) met een AF-S VR 24–120mm f/3.5–5.6G ED
objectief onder de volgende testomstandigheden: objectief wordt
scherpgesteld van oneindig tot minimaal en elke 30 sec. wordt één foto
gemaakt; de flitser wordt om de opname gebruikt. Livebeeld is niet
gebruikt.
2 Gemeten bij 20 °C met een AF-S VR 70–200mm f/2.8G ED objectief onder
de volgende testomstandigheden: beeldkwaliteit ingesteld op JPEG Basis,
beeldgrootte ingesteld op M (middel), sluitertijd van
1
/250 sec.; de
ontspanknop wordt gedurende drie seconden half ingedrukt en voor elke
opname wordt driemaal scherpgesteld van oneindig tot minimaal;
vervolgens worden zes opeenvolgende opnamen gemaakt en de monitor
wordt gedurende vijf seconden ingeschakeld en vervolgens weer
uitgeschakeld; dit wordt herhaald nadat de lichtmeters zijn uitgeschakeld.
418
n
De gebruiksduur van de batterij kan door de volgende oorzaken worden
verminderd:
De monitor gebruiken
De ontspanknop half ingedrukt houden
Herhaaldelijk automatisch scherpstellen
NEF (RAW)- of TIFF (RGB)-foto's maken
Lange sluitertijden
De optionele WT-4 draadloze transmitter gebruiken
Gebruik van het optionele GP-1 GPS-apparaat
Vibratiereductie (VR) toepassen met VR-objectieven
Let op het volgende als u de gebruiksduur van oplaadbare Nikon EN-EL3e
batterijen optimaal wilt benutten:
Houd de batterijcontacten schoon.
Bij vuile contacten kunnen de
prestaties van de batterij afnemen.
Gebruik batterijen onmiddellijk nadat ze zijn opgeladen.
Batterijen
lopen leeg als ze niet worden gebruikt.
419
Index
Menu-items en opties in het beeldscherm van de camera worden weergegeven tussen haken ([ ]).
Symbolen
K (enkelpunts AF), 64, 65
I (dynamisch veld-AF), 64, 65, 269
H (automatisch veld-AF), 64, 65
S, 62, 68, 74, 268
C
L, 74, 76, 282
C
H, 74, 76
a, 79
E (zelfontspanner), 89
M
UP, 91
a (matrixmeting), 100, 101, 278
Z (centrumgericht), 100, 277, 278
b (spotmeting), 100, 278
e (Geprogrammeerd automatisch), 104
f (sluitertijdvoorkeuze), 106
g (diafragmavoorkeuze), 107
h (handmatig), 109
t (buffergeheugen), 51
L (Handmatige preset), 127, 134
Q (help), 24, 29
Cijfers
1005-segments RGB-sensor, 126
10-pins afstandsbedieningsaansluiting,
199, 369, 370
3D-kleurenmatrixmeting II, 100, 101
3D-tracking, 64, 270
A
[Aanduidingen omkeren], 310
Accessoires, 365
Achtergrondverlichting, 46, 285
[Actieve D-Lighting], 165
[Actieve map], 258
AE-L, 69, 112, 306
[AE-L/AF-L knop toewijzen], 306
[AE-vergr. ontspanknop], 279
AF, 62, 64, 66, 70
[AF activering], 271
Afdrukken, 230
Afdrukopties (PictBridge-menu
[Setup]), 234
[Aantal afdrukken], 234
[Paginagrootte], 234
[Rand], 234
[Start met printen], 235
[Tijdstempel], 234
[Uitsnijden], 235
AF-hulpverlichting, 51, 273, 355
B knop, 63, 83
Afstandsbedieningskabel, 86, 91, 369,
370
AF-veldstand, 64
automatisch veld-AF, 64, 65
dynamisch veld-AF, 64, 65, 269
enkelpunts AF, 64, 65
Amber, 130, 338
A-M-schakelaar, 34
Anticiperende, 63
Auto bracketing, 116, 297, 298
[Auto bracketing (M-stand)], 298
Autofocus, 62, 64, 66, 70
Automatisch veld-AF, 64, 65
[Automatische beeldrotatie], 317
Automatische FP high-speed
flitssynchronisatie, 288, 289, 357
B
Batterij, 30, 32, 44, 285, 287, 321
battery pack, 285, 287, 322, 365
opladen, 30
[Batterij-informatie], 321
[Batterijvolgorde], 287
[Beeld terugspelen], 250
[Beeld verbergen], 249
[Beeld-authenticiteit], 323
Beeldbestand, 416
[Beeldcommentaar], 316
[Beeldgrootte], 60
Beeldgrootte, 60
Menu-items en opties in het beeldscherm van de camera worden weergegeven tussen haken ([ ]).
420
Beeldhoek, 356
[Beeldinstelling beheren], 154
[Beeldinstelling kiezen], 148
[Levendig], 148
[Monochroom], 148
[Filtereffecten], 151, 153
[Kleurtoon], 151, 153
[Neutraal], 148
[Standaard], 148
Beeldinstellingen, 146
[Beeldkwaliteit], 56
Beeldkwaliteit, 56
[Beeld-op-beeld], 339
[Beeldsensor reinigen], 373
Belichting, 99, 100, 112, 114
meters, 46, 279
programma, 407
stand, 102
diafragmavoorkeuze, 107
geprogrammeerd automatisch, 104
handmatig, 109
sluitertijdvoorkeuze, 106
vergrendeling, 112
Belichtingsbracketing, 116, 297, 298
Belichtingscorrectie, 114
Bestandsinformatie, 207
Bevestigingsindex, 35
Bodydop, 5, 34, 368
Bracketing, 116, 297, 298
belichting, 116, 297, 298
flits, 116, 297, 298
witbalans, 116, 121
[Bracketingvolgorde], 299
Brandpuntsafstand, 196, 354
Buffergeheugen, 51, 74, 77, 78
Bulb, 110
C
C, 62, 69, 267, 269
Camera Control Pro 2, 224, 225, 368
Camera-instellingen opslaan, 325
Capture NX, 56, 318, 368
[Centrale knop multi-selector], 300
Centrumgericht, 100, 277, 278
CompactFlash, 39, 312, 371
Computer, 224
Copyright, 214, 324
[Copyrightinformatie], 324
CPU-contacten, 352
CPU-objectief, 35, 352
Creatief Verlichtingssysteem, 357
CVS, 357
D
Datum en tijd, 37, 315
DCF versie 2.0, 168, 416
Diafragma, 107–110
grootste, 72, 196
kleinste, 35, 102
Diafragmavoorkeuze, 107
[Diashow], 252
[Tussenpauze], 252
Diashow, 252
Digital Print Order Format, 230, 236,
240, 416
Dioptrie, 43, 366
instelling, 43
[D-Lighting], 334
[Doorloop scherpstelpunt], 272
DPOF, 230, 236, 240, 416
Draadloos, 229, 365
netwerk, 229, 365
transmitter, 229, 365
[Draadloze transmitter], 229
[Draai portret], 251
[Dynamisch AF-veld], 269
[51 punten (3D-tracking)], 270
Dynamisch veld-AF, 64, 65, 269
E
[Eenv. belichtingscorrectie], 276
Elektronische analoge
belichtingsaanduiding, 111
Enkelpunts AF, 64, 65
Ethernet, 229, 365
Exif versie 2.21, 168, 416
421
F
f/-getal, 107, 108, 352
[Fijnafst. voor opt. belichting], 277
[Fijnafstelling AF], 327
Filmvlakaanduiding, 72
[Filtereffecten], 338
[Skylight], 338
[Warm], 338
[Firmware-versie], 328
Flexibel programma, 105
Flitser, 171, 174, 176, 178, 357
bereik, 408
bracketing, 116, 297, 298
correctie, 176
flitsaansluiting, 364
flitsgereedaanduiding, 90, 171, 179
instellicht, 103, 297
monitor-voorflits, 170, 179
stand, 174
sturing, 170, 357
i-DDL uitgebalanceerde invulflits
voor digitale reflexcamera's, 170,
357
standaard i-DDL-flits voor digitale
reflexcamera's, 170
synchronisatiesnelheid, 106, 288, 289
[Flitssturing ingeb. flitser], 291
[Commanderstand], 293
[Handmatig], 292
[Stroboscopisch flitsen], 292
[Flitssynchronisatie snelheid], 288
Fn knop, 117, 121, 179, 302
[Focus Tracking met Lock-On], 270
[Formatteer geheugenkaart], 312
Formatteren, 41, 312
Foto's beveiligen, 221
Foto-informatie, 206, 250
[FUNC.-knop toewijzen], 302
[Functie AF-ON-knop MB-D10], 274
[Functie instelschijven inst.], 307
[Functie van multi-selector], 301
FV-vergrendeling, 178
G
[Geen geheugenkaart?], 309
[Geheugenbank opnamemenu], 255
[Geheugenbank pers. inst.], 266
Geheugenkaart, 39, 312, 371
capaciteit, 405
formatteren, 41, 312
Geprogrammeerd automatisch, 104
Gevoeligheid, 93, 94, 96
[GPS], 199
GPS, 199, 215
apparaat, 199
informatie, 201, 215
verbinden, 200
GPS-informatie, 215
Grootte, 60
[Grootte meetgebied], 277
H
Haakjes AF-veld, 11
Handmatig, 62, 71, 81, 109
[HDMI], 314
HDMI, 244, 416
Help, 24, 29
[Herstel pers. instellingen], 266
HI, 95
High-definition, 244, 314, 416
Histogram, 209, 210, 250
[Hoge ISO ruisonderdrukking], 263
Hoge lichten, 208, 250
I
i-DDL, 170, 171, 293, 357
[Indexprint], 239
Informatie, 206, 250
[Inst. voor auto bracketing], 297
[AE & flits], 117, 297
[Alleen AE], 117, 297
[Alleen flits], 117, 297
[Witbalans bracketing], 121, 297
[Instellicht], 297
[Instellingen opslaan/laden], 325
[Intervalopnamen], 189
Intervalopnamen, 189
[ISO-gevoeligheid]
[Inst autom ISO-gevoeligheid], 96
[Langste sluitertijd], 96
[Maximale gevoeligheid], 96
ISO-gevoeligheid, 93, 94, 96
Menu-items en opties in het beeldscherm van de camera worden weergegeven tussen haken ([ ]).
422
[ISO-gevoeligheid instellen], 95
[Inst autom ISO-gevoeligheid], 96
[ISO-gevoeligheid], 95
[ISO-stapgrootte], 275
J
JPEG, 56, 58
JPEG Basis, 56
JPEG Fijn, 56
JPEG Normaal, 56
[JPEG-compressie], 58
[Optimale kwaliteit], 58
[Vaste grootte], 58
K
[Kleurbalans], 338
[Kleurruimte], 167
[Adobe RGB], 167
[sRGB], 167
Kleurruimte, 167
Kleurtemperatuur, 127, 128, 133
Klok, 37, 315
batterij, 38
[Knop loslaten voor instelsch.], 308
L
L, 60
LAN, 365
Lange sluitertijd, 174
[Langste sluitertijd bij flits], 290
LCD, 46, 285, 312
[LCD-helderheid], 312
LCD-venster, 8
[LCD-verlichting], 285
[Lichtmeter automatisch uit], 279
Lichtmeting, 100
centrumgericht, 100, 277, 278
matrixmeting, 100, 101, 278
selectieknop, 49, 101
spotmeting, 100, 278
Lichtnetadapter, 365
[Livebeeld], 79
[Ontspanstand], 80
[Stand voor livebeeld], 80, 83
[Statief ], 83
[Uit de hand], 80
Livebeeld, 79–88
LO, 95
lokaal netwerk (LAN), 365
M
M, 62, 71, 81, 109
Magenta, 130, 338
Mass Storage, 225
Matglas, 410
Matrixmeting, 100, 101, 278
[Max. aant. continuopnamen], 282
MB-D10, 274, 285, 287, 322, 365
[MB-D10 batterijen], 285
[Meervoudige belichting], 184
Meervoudige belichting, 184
Meter uit, 46, 279
Microdrive, 39, 371
[Mijn menu], 344
[Items sorteren], 347
[Items toevoegen], 344
[Items verwijderen], 346
Miniaturen, 218
Mired, 131
Monitor, 12, 53, 79, 204, 312
beschermkap, 19
[Monitor uit], 280
[Monochroom], 337
[Koelblauw], 337
[Sepia], 337
[Zwart-wit], 337
MTP/PTP, 225, 318
[Multi-selector], 301
N
[Na verwijderen], 251
[Naamgeving bestanden], 260
NEF, 56, 58
NEF (RAW), 56, 59
[NEF (RAW)-opname], 58
[NEF (RAW)-bitdiepte], 59
[12-bits], 59
[14-bits], 59
[Type], 58
423
[Compressie zonder verlies], 58
[Gecomprimeerd], 58
[Ongecomprimeerd], 58
[Niet-CPU-objectief ], 196
Nikon Transfer, 224, 225
O
Objectief, 34, 196, 327, 350
achterste lensdop, 34, 35
afstandsinformatie, 170
bevestigen, 34
bevestigingsindex, 35
compatibel, 350
CPU, 35, 352
D-type, 352
G-type, 352
lensdop, 35
niet-CPU, 196
gegevens, 197
schakelaar scherpstelstand, 34, 35
scherpstelring, 35, 71
verwijderen, 35
Objectiefvatting, 5, 72
Ontspanknop, 51, 52, 68, 112, 279
half indrukken, 51, 52, 68, 112
Ontspanstand, 73
continu, 74, 76
hoge snelheid, 74, 76
lage snelheid, 74, 76, 282
enkel beeld, 74
keuzeknop, 75
ontgrendeling, 75
livebeeld, 79
spiegel omhoog, 91
zelfontspanner, 89
[Opeenvolgende nummering], 283
Opnamegegevens, 211, 212, 213, 214
Opnamemenu, 254
[Opnamemenu terugzetten], 257
[Opnamesnelheid], 282
[Optionele flitser], 291
Overzichtsgegevens, 216
P
PC, 200
Pc, 227
Persoonlijke instellingen, 264
PictBridge, 231, 416
[Print (DPOF)], 236
[Paginagrootte], 238
[Rand], 238
[Start met printen], 238
[Tijdstempel], 238
[Print selectie], 236
[Paginagrootte], 238
[Rand], 238
[Start met printen], 238
[Tijdstempel], 238
[Printopdracht (DPOF)], 230
R
[Rasterweergave in zoeker], 281
Reset met twee knoppen, 182
RGB, 56, 167, 209
RGB-histogram, 209
[Rode-ogencorrectie], 335
Rode-ogenreductie, 174
[Ruisonderdr. lange sluitertijd], 262
S
S, 60
Schaal brandpuntsafstand, 35
Scherpstelaanduiding, 51, 62
Scherpstelling, 61, 62, 64, 66, 68, 71
aanduiding, 51, 72
autofocus, 62, 64, 66, 70
contrastdetectie, 79, 84, 86
fasedetectie, 79
elektronische afstandsmeter, 72, 350
meevolgend, 63, 270
3D, 64, 270
anticiperend, 62, 63
punt
contrastdetectie
, 79
scherpstelpunt, 64, 66, 84, 250, 269,
272
contrastdetectie, 84
stand, 62
continue AF, 62, 69, 267, 269
enkelvoudige AF, 62, 68, 268
handmatig, 62, 71, 81
vergrendeling, 68
Scherptediepte, 103
Menu-items en opties in het beeldscherm van de camera worden weergegeven tussen haken ([ ]).
424
Scherptedieptecontroleknop, 103, 297,
305
[Selectie AF-C-prioriteit], 267
[Selectie AF-S-prioriteit], 268
[Selectie scherpstelpunt], 272
Serie, 186, 282, 303
Setup-menu, 311
[Signaal], 281
Sluitertijdvoorkeuze, 106
Spiegel, 79, 91, 376
opklappen voor reiniging, 376
[Spiegel omhoog (CCD reinigen)], 376
[Spiegelvoorontspanning], 285
Spotmeting, 100, 278
Standaardinstellingen, 182, 257, 266,
400
herstellen, 182, 257, 266
[Stapgrootte belichtingscorr.], 275
[Stapgrootte inst. belichting], 275
[Stof referentiefoto], 318
Stofverwijdering, 318
Synchronisatie met eerste gordijn, 174
Synchronisatie met tweede gordijn,
175
T
[Taal (Language)], 36, 315
Televisie, 242, 313, 314
Terugzetten, 182, 257, 266, 400
TIFF (RGB), 56
Tijd, 37, 315
Tijdopname, 111
Timer, 189
U
[Uitsnijden], 336
[USB], 225, 318
[Mass Storage], 225
[MTP/PTP], 225, 318
USB, 224, 225, 232, 318
kabel, i, 226, 228, 232
UTC, 37, 202, 215
V
[Vergelijken], 342
[Verlichting scherpstelpunt], 271
[Vertraging zelfontspanner], 280
Video, 88, 242, 313
kabel, i, 242
stand, 313
[Videostand], 313
ViewNX, 56, 147, 168, 230
[Voorbeeldknop toewijzen], 305
W
WB, 121, 126
Weergave, 53, 203
diashow, 252
informatie, 206, 250
map, 249
menu, 246
miniaturen, 218
schermvullend, 204
zoom, 220
[Weergave opname-info], 284
Weergave opname-info, 12, 284
[Weergavemap], 249
[Weergavestand], 250
[Wereldtijd], 37, 315
[Datum en tijd], 37, 315
[Datumnotatie], 38, 315
[Tijdzone], 37, 315
[Zomertijd], 37, 315
[Wissen], 248
[Alle], 248
[Selectie], 248
Wissen, 54, 222, 248
alle foto's, 248
geselecteerde foto's, 248
huidig beeld, 54, 222
[Witbalans], 126
[Automatisch], 126
[Bewolkt], 127
[Direct zonlicht], 126
[Flitslicht], 127
[Gloeilamplicht], 126
425
[Handmatige preset], 127, 134
[Kies kleurtemperatuur], 127, 133
[Schaduw], 127
[TL-licht], 126
Witbalans, 121, 126
bracketing, 121
handmatige preset, 127, 134
WT-4, 229, 365
Z
Zelfontspanner, 89
Zoeker, 10, 20, 43, 89, 410
oculair, 20, 87, 89, 191
oculairkapje, 89, 191
scherpstellen, 43, 71
[Zoekerwaarschuwing], 282
Zomertijd, 37, 315
Nl_04
DIGITALE CAMERA
Nl
Gebruikshandleiding
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk
(behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen)
worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van
NIKON CORPORATION.
Gedrukt in Europa
SB8K04(1F)
6MB0021F-04
Nl
Q0310_UM_Nl_EUR_03_Cover.fm Page 1 Wednesday, November 19, 2008 3:16 PM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388
  • Page 389 389
  • Page 390 390
  • Page 391 391
  • Page 392 392
  • Page 393 393
  • Page 394 394
  • Page 395 395
  • Page 396 396
  • Page 397 397
  • Page 398 398
  • Page 399 399
  • Page 400 400
  • Page 401 401
  • Page 402 402
  • Page 403 403
  • Page 404 404
  • Page 405 405
  • Page 406 406
  • Page 407 407
  • Page 408 408
  • Page 409 409
  • Page 410 410
  • Page 411 411
  • Page 412 412
  • Page 413 413
  • Page 414 414
  • Page 415 415
  • Page 416 416
  • Page 417 417
  • Page 418 418
  • Page 419 419
  • Page 420 420
  • Page 421 421
  • Page 422 422
  • Page 423 423
  • Page 424 424
  • Page 425 425
  • Page 426 426
  • Page 427 427
  • Page 428 428
  • Page 429 429
  • Page 430 430
  • Page 431 431
  • Page 432 432
  • Page 433 433
  • Page 434 434
  • Page 435 435
  • Page 436 436
  • Page 437 437
  • Page 438 438
  • Page 439 439
  • Page 440 440
  • Page 441 441

Nikon D300 Handleiding

Type
Handleiding