Pioneer AVIC D3 Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

28
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
28
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
28
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
28
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
28
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
1
BELANGRIJKE INFORMATIE
BETREFFENDE UW NIEUWE NAVIGATIESYSTEEM EN HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING
De navigatie-elementen van dit product (en de optionele achteruitkijkcamera,
indien deze is aangeschaft) zijn uitsluitend bedoeld als hulpmiddel voor de bedin-
ing van uw voertuig. U mag het autonavigatiesysteem niet beschouwen als ver-
vanging van uw eigen beoordelingsvermogen en alertheid tijdens het rijden.
Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in geval van nood naar ziekenhuizen, poli-
tiestations of dergelijke instellingen te rijden. Bel dan het juiste hulpdienstnum-
mer.
Gebruik dit navigatiesysteem (of de optionele achteruitkijkcamera, indien deze is
aangeschaft) niet indien hierdoor op enigerlei wijze uw aandacht van het veilig
besturen van uw auto kan worden afgeleid. Neem altijd de gangbare beperkingen
en aanwijzingen voor weggebruikers in acht, boven het advies en de begeleiding
die dit product biedt. Volg strikt de geldende verkeersregels, ook als dit product
tegenstrijdige aanwijzingen geeft.
In deze handleiding wordt de inbouw van het navigatiesysteem in uw auto
beschreven. De bediening van het navigatiesysteem wordt beschreven in de
afzonderlijke Bedieningshandleiding die bij het navigatiesysteem wordt geleverd.
Bouw dit product niet in op plaatsen waar het (i) het zicht van de bestuurder kan
hinderen, (ii) de werking van een van de bedieningssystemen of
veiligheidsvoorzieningen van de auto, inclusief airbags en knoppen van
waarschuwingsknipperlichten nadelig kan beïnvloeden of (iii) een belemmering
kan vormen voor het vermogen van de bestuurder om het voertuig veilig te bedi-
enen. In bepaalde gevallen is het wellicht niet mogelijk dit product in te bouwen
vanwege het type voertuig of de vorm van het interieur van het voertuig.
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
BELANGRIJKE INFORMATIE .................... 1
BETREFFENDE UW NIEUWE
NAVIGATIESYSTEEM EN HET
GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING
.................................................................... 1
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN
................................................................ 3
LEES DEZE INFORMATIE BETREFFENDE
UW NAVIGATIESYSTEEM
ZORGVULDIG DOOR EN BEWAAR DE
INFORMATIE VOOR LATERE
NASLAG .................................................... 3
Aansluitingen ............................................ 4
-
Alvorens u dit product inbouwt
-
Voorkomen van beschadigingen
-
Bijgeleverde accessoires
Systeemcomponenten aansluiten ...................... 7
Het stroomsnoer aansluiten (1) ........................ 9
Het stroomsnoer aansluiten (2) ...................... 11
Voor aansluiting op een los verkrijgbare
eindversterker .......................................... 13
Bij aansluiting van een achteruitkijkcamera .. 15
Bij de aansluiting van een extern
videocomponent ...................................... 16
-
Bij gebruik van de AV-1 Input
-
Bij gebruik van de AV-2 Input
Tijdens de aansluiting van de externe eenheid
met videobron .......................................... 17
Tijdens het aansluiten van het achterdisplay .. 17
-
Tijdens het gebruik van een achterdisplay dat
op de achtervideo-uitgang is aangesloten
Inbouwen .................................................. 18
Voorkomen van elektromagnetische storingen
.................................................................. 19
Voor de installatie .......................................... 19
Dit navigatiesysteem inbouwen ...................... 20
-
Opmerkingen betreffende het inbouwen
-
Bijgeleverde accessoires
-
Vóór het installeren van dit navigatie-eenheid
-
Installatie met de houder en zijbeugel
-
Installatie met gebruik van de schroefgaten
aan de zijkant van het navigatie-eenheid
Bevestigen van de GPS-antenne .................... 24
-
Opmerkingen betreffende het bevestigen
-
Bijgeleverde accessoires
-
Bevestigen van de antenne binnen in de auto
(op de hoedenplank)
-
Bevestigen van de antenne aan de buitenzijde
van de auto (op de carrosserie)
Na het inbouwen van dit
navigatiesysteem .............................. 27
2
Inhoudsopgave
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN
3
LEES DEZE INFORMATIE BETREFFENDE UW NAVIGATIESYSTEEM ZORGVULDIG
DOOR EN BEWAAR DE INFORMATIE VOOR LATERE NASLAG
1. Lees de handleiding zorgvuldig door voordat u het navigatiesysteem gaat
inbouwen.
2. Bewaar de handleiding voor latere naslag in de toekomst.
3. Neem alle waarschuwingsinformatie in acht en volg de instructies nauwkeurig op.
4. Onder bepaalde omstandigheden kan dit navigatiesysteem foutieve informatie op
het scherm tonen betreffende de positie van uw auto, de afstand tot bepaalde
plaatsen die u op het scherm ziet en de kompasrichting. Ook heeft het systeem
een aantal beperkingen, zoals het ontbreken van informatie over eenrichtingswe-
gen, tijdelijke verkeersomleidingen en eventueel gevaarlijke routes. Uw eigen
beoordelingsvermogen heeft daarom te allen tijde voorrang op de informatie die
het systeem geeft.
5. Evenals bij het gebruik van andere accessoires in uw auto dient u erop te letten
dat het navigatiesysteem niet uw aandacht van de weg afleidt. Indien u moeiijkhe-
den heeft bij de bediening van het apparaat of als de informatie op het beeld-
scherm niet duidelijk is, parkeer de auto dan op een veilige plaats langs de weg
voordat u het probleem probeert op te lossen.
6. Tijdens het rijden dient u altijd de veiligheidsgordel te dragen. Bij een ongeluk is
de kans op letsel aanzienlijk groter als u de veiligheidsgordel niet draagt.
7. In sommige landen kan de wetgeving beperkingen opleggen aan de plaatsing en
het gebruik van navigatiesystemen in uw voertuig. Zorg ervoor dat bij de inbouw
en de bediening van uw navigatiesysteem alle toepasselijke wetten en regels wor-
den nageleefd.
Probeer het navigatiesysteem niet zelf in te bouwen of onderhoud aan het systeem
te verrichten. Inbouw en onderhoud van elektronische apparatuur en auto-acces-
soires door personen die niet de vereiste vakopleiding en ervaring hebben in dit
soort werkzaamheden, kunnen resulteren in een elektrische schok of een andere
gevaarlijke situatie.
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
4
Aansluitingen
Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf in te bouwen. Wij adviseren u om
alleen bevoegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat speciaal is opgeleid en ervaring
heeft met mobiele elektronica, dit product te laten instellen en inbouwen.
VOER NOOIT ZELF ONDERHOUD UIT AAN DIT PRODUCT. Bij verkeerd
inbouwen of onderhoud van dit product en de aansluitkabels bestaat de kans op
een elektrische schok of een andere gevaarlijke situatie, en kan het navigatiesys-
teem schade oplopen die niet onder de garantie valt.
Indien u besluit de installatie zelf uit te voeren, een speciale opleiding heeft gehad
en ervaring heeft met het inbouwen van mobiele elektronica, volg dan nauwgezet
alle stappen van de installatiehandleiding.
Maak alle draden met kabelklemmen of isolatietape vast. Let er op dat er geen
draden blootliggen.
Sluit de gele draad van dit product niet direct aan op de accu van de auto. Als de
draad direct is verbonden met de accu, kan de isolatie door de motortrillingen los-
raken op de plaats waar de draad van het interieur naar de motorruimte loopt. Als
de isolatie van de gele draad door het contact met metalen delen scheurt, kan er
kortsluiting ontstaan, hetgeen tot een zeer gevaarlijke situatie leidt.
Wanneer de GPS antennedraad of de microfoondraad zich rond de stuurkolom of
de versnellingspook wikkelt, ontstaat een bijzonder gevaarlijke situatie. Zorg
ervoor dat dit product, de kabels en de bedrading op zon manier worden aange-
bracht dat ze geen belemmering vormen tijdens het rijden.
Zorg ervoor dat de kabels en draden zo worden geleid en bevestigd dat ze niet ver-
strikt raken in de bewegende onderdelen van de auto of deze niet hinderen. Dit
geldt met name voor het stuur, de versnellingshendel, de handrem, de geleiingsrails
voor de verstelbare stoelen, de portieren of een van de regelmechanismen van het
voertuig.
Laat de draden niet langs plaatsen lopen waar ze blootgesteld worden aan hoge
temperaturen. Als de isolatie van de draden erg warm wordt, kunnen ze
beschadigd raken, waardoor er kortsluiting of een storing ontstaat en er mogelijk
permanente beschadiging aan dit product optreedt.
Maak de GPS antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigen van de
antennedraad kan resulteren in kortsluiting.
Maak ook geen enkele andere draad korter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk
dat het beveiligingscircuit (zekeringhouder, zekeringweerstand of filter) niet goed
meer functioneert.
Tap nooit stroom af van de stroomtoevoerdraad van het navigatiesysteem voor de
voeding van andere elektronische apparatuur. De stroomcapaciteit van de draad
kan overschreden worden, met oververhitting tot gevolg.
Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit snoer dient afzonderlijk van de aarding
van producten met een hoog stroomverbruik, zoals eindversterkers, te worden
geaard. Aard niet meer dan één product samen met de aarding van een ander
product. U dient bijvoorbeeld elke versterkermodule afzonderlijk, los van de aarding
van het navigatiesysteem te aarden. Door de aarding met elkaar te verbinden, kan er
brand en/of schade aan producten ontstaan als de massaverbinding losraakt.
5
Aansluitingen
Alvorens u dit product inbouwt
Dit product is bestemd voor inbouw in voertuigen met een negatief geaarde 12-volts
accu. Controleer voor de installatie de accuspanning van uw voertuig.
Voorkomen van beschadigingen
Zorg ervoor dat u de zekering alleen vervangt door een zekering met de waarde die
op het product staat aangegeven.
Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de stekker zelf vast. Trek niet aan de draad,
want het is mogelijk dat u deze uit de stekker trekt.
Dit product kan niet in een voertuig worden ingebouwd dat geen ACC (accessoire) stand
op het contactslot heeft.
Om kortsluiting te voorkomen dient u de losgekoppelde draad af te dekken met iso-
latieband. Het is met name van belang alle ongebruikte speakerdraden te isoleren.
Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kortsluiting ontstaan.
Sluit de stekkers met dezelfde kleur aan op de corresponderende gekleurde poort, d.w.z.
de blauwe stekker op de blauwe poort, zwart op zwart, enz.
Zie voor nadere informatie over het aansluiten van de eindversterker en andere
toestellen de gebruikershandleiding en voer de aansluiting vervolgens uit zoals hierin
beschreven.
Aangezien een uniek BPTL-circuit wordt gebruikt, mag de zijde van de speakerdraad
niet direct worden geaard en mogen de zijden van de speakerdraden niet met elkaar
worden verbonden. Zorg ervoor dat zijde van de speakerdraad wordt verbonden met
de zijde van de speakerdraad op het navigatiesysteem.
Indien de RCA-aansluiting op dit product niet wordt gebruikt, dan mogen de dopjes die
aan het einde van de aansluiting zijn bevestigd niet worden verwijderd.
Wanneer de ANT CTRL modus op Tuner is ingesteld kan de antenne van de auto
worden ingeklapt of uitgezet door de hieronderstaande instructies op te volgen.
Zet de radiobron (MW/LW of FM) op een andere bron
Zet de bron uit
Zet de contactschakelaar uit (ACC OFF)
Wanneer de ANT CTRL modus op Power is ingesteld kan de antenne alleen
ingeklapt of uitgezet worden wanneer de contactschakelaar is uitgezet (ACC OFF).
Geen ACC standACC stand
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
A
C
C
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
Om kortsluiting te vermijden, dient u
vooraf voor het installeren de negatieve
() accukabel los te maken.
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
6
Sluit nooit speakers aan met een uitgangswaarde van minder dan 50 W of een
impedantiewaarde die buiten de specificatie van 4 tot 8 ohm voor uw navigatiesysteem
valt. Wanneer er luidsprekers worden aangesloten met andere uitgangs- en/of
impedantiewaarden, kan dit tot gevolg hebben dat ze vlam vatten, beginnen te roken
of beschadigd raken.
Wanneer de contactschakelaar wordt aangezet (ACC AAN), wordt er een regelsignaal
uitgevoerd via de blauw/witte draad. Verbind de draad met een op afstand bediende
regelklem van een extern gevoed versterkersysteem (max. 300 mA 12 V DC). Het
regelsignaal wordt uitgevoerd via de blauw/witte draad, ook wanneer de audiobron is
uitgeschakeld.
Wanneer er in combinatie met dit systeem een externe versterker wordt gebruikt, zorg er
dan voor dat de blauwe draad wordt verbonden met de aansluiting van de versterker. De
blauwe draad mag evenmin worden aangesloten op de stroomklem van de auto-antenne.
Een dergelijke verbinding kan een excessieve stroomafname tot gevolg hebben, waar-
door het apparaat slecht functioneert. Daarnaast kan de auto-antenne van het voertuig
beschadigd raken.
Bijgeleverde accessoires
RCA-connector
GPS-antenne
Verlengsnoer
(voor snelheidssignaal)
Verlengsnoer
(voor achteruitsignaal)
StekkerStroomsnoerDe navigatie-eenheid
7
Aansluitingen
Systeemcomponenten aansluiten
Antenneaansluiting
Auto-antenne
Lichtgrijs
Lichtgrijs
5 m
GPS-antenne
DIGITAL OUT*
EXTENSION poort
Niet gebruikt.
Dock
connector
poort
Interfacekabel voor iPod
®
(afzonderlijk verkrijgbaar)
iPod
®
met
Dock Connector
De navigatie-eenheid
Blauw
WIRED REMOTE INPUT
Zie de handleiding voor de
Adapters af-fabriek
Stuurwielafstandbediening
(afzonderlijk verkrijgbaar).
10
Teneinde het risico van ongelukken en de mogelijke schending van toepasselijke wettelijke
regels te voorkomen, mag dit product wanneer de auto rijdt uitsluitend voor navigatie-
doeleinden worden gebruikt. Daarnaast mogen displays achter niet zó geplaatst zijn dat ze
een visuele afleiding vormen voor de bestuurder.
In sommige landen is het bekijken van beelden op een display in een voertuig, zelfs door
andere personen dan de bestuurder, verboden. Indien dergelijke regels van toepassing zijn,
dient men zich hieraan te houden en mag de videobron van dit product niet worden
gebruikt.
*: Deze aansluiting is bestemd voor de ondersteuning
van toekomstige apparatuur en mag niet worden
gebruikt als u alleen gebruikmaakt van dit product.
8
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
Bluetooth-adapter
(CD-BTB200)
(los verkrijgbaar)
Blauw Zwart
Microfoon
(geleverd met de
Bluetooth-adapter)
IP-BUS-kabel
IP-BUS-kabel
(los verkrijgbaar)
Multi-cD-speler
(los verkrijgbaar)
9
Aansluitingen
Het stroomsnoer aansluiten (1)
ISO-connector
*1
*2
*4
*3
*5
Opmerking:
Afhankelijk van het soort voertuig, kan
de functie van *3 en *5 afwijken. Sluit
in dit geval *2 op *5 en *4 op *3 aan.
Dopje (*1)
Wanneer dit aansluitpunt niet
wordt gebruikt, verwijder het
dopje dan niet.
Zorg ervoor dat de draden
die op elkaar worden aangesloten
dezelfde kleur hebben.
Geel (*3)
Ondersteuning
(of accessoire)
Geel (*2)
Naar het aansluitpunt, staat altijd
onder stroom, onafhankelijk van
de stand van het contactslot.
Rood (*5)
Accessoire
(of ondersteuning)
Rood (*4)
Naar het elektrische aansluitpunt,
bestuurd door het contactslot
(12 V DC) AAN/UIT.
Oranje/wit
Naar de aansluiting van
de lichtschakelaar.
Zwart (aarding)
Naar de (metalen) carrosserie
van het voertuig.
Opmerking:
In sommige voertuigen bestaat de ISO-stekker
uit twee aansluitingen, zorg ervoor dat met
beide verbinding wordt gemaakt.
Luidsprekerdraden
Wit: linksvoor +
Wit/zwart: linksvoor
Grijs: rechtsvoor +
Grijs/zwart: rechtsvoor
Groen: linksachter + of subwoofer + (*9)
Groen/zwart: linksachter of subwoofer (*9)
Paars: rechtsachter + of subwoofer + (*9)
Paars/zwart: rechtsachter of subwoofer (*9)
Geel/zwart
Indien het voertuig een
onderdrukkingssignaal naar deze terminal
kan sturen, dan kan de onderdrukkingsfunctie
op dit navigatiesysteem worden geactiveerd
wanneer de terminal op *8 is aangesloten.
Opmerking:
Wanneer een subwoofer (*9) op dit navigatiesysteem is
aangesloten in plaats van op een achterluidspreker, zet
de uitgangsinstelling voor de achterspreker dan op de
oorspronkelijke instelling. (Zie de handleiding). De sub-
woofer-uitgang van dit navigatiesysteem is monaural.
Bij het gebruik van een subwoofer van 70 W (2 )
moet u ervoor zorgen dat deze wordt aangesloten op de
paarse en paars/zwarte draden van dit navigatiesysteem.
Sluit niets aan op de groene en groen/zwarte draden.
10
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
(*8)
Blauw (*6)
Blauw (*7)
Naar de regelklem van het autoantennerelais
(max. 300 mA 12 V DC).
Afhankelijk van het type voertuig verschilt de penstand van
de ISO-stekker. Sluit *6 en *7 aan wanneer pen 5 voor de
besturing van de antenne wordt gebruikt. Bij andere typen
voertuigen mogen *6 en *7 nooit worden aangesloten.
ZEKERING (10A)
10
De navigatie-eenheid
Geel/zwart
Wanneer u een apparaat met een mutefunctie gebruikt, dient u deze aan te
sluiten op het Audio Mute-snoer. Is dit niet het geval, sluit dan niets aan
op het Audio Mute-snoer.
Stroomsnoer
Opmerking:
De audiobron wordt op mute of zacht gezet, terwijl de volgende geluiden
van de navigatie niet worden gedempt of verzwakt. Zie voor nadere
gegevens de Bedieningshandleiding.
- stembegeleiding van de navigatie
- inkomende beltoon en inkomende stem van de mobiele telefoon die via
Bluetooth draadloze technologie op dit navigatiesysteem zijn aangesloten
Opmerking:
Deze antenne wordt automatisch ingeklapt maar de
timing is afhankelijk van de instelling. (Zie bladzijde
5). Voor meer informatie over het wijzigen van de
ANT CTRL modus, zie Instellingen van de
autoantenne wijzigen in de Handleiding.
RCA connector
26 cm
10
Opmerking:
De snoeren voor dit navigatiesysteem kunnen
voorzien zijn van andere kleuren dan die van
andere producten, zelfs wanneer ze dezelfde
functie hebben. Wanneer dit navigatiesys-
teem wordt aangesloten op een ander
product, raadpleeg dan de bij beide producten
meegeleverde handleidingen en sluit snoeren
op elkaar aan die dezelfde functie hebben.
Zorg ervoor dat u de zekering alleen vervangt
door een zekering met de waarde die op dit
product wordt aangegeven.
Voor informatie over andere draden
Zie bladzijde 11.
Roze (CAR SPEED SIGNAL INPUT)
Via deze draad wordt het rijsnelheidssignaal aan het navigatiesysteem
doorgegeven. U dient de draad te verbinden met het
snelheidsdetectiecircuit van de auto of met de ND-PG1
snelheidspulsgenerator (afzonderlijk verkrijgbaar). Indien deze
verbinding niet wordt gemaakt, bestaat er een grotere kans dat de
voertuigpositie foutief op het scherm wordt aangegeven.
EEN ONJUISTE AANSLUITING KAN ERNSTIGE SCHADE OF
ERNSTIG LETSEL, MET INBEGRIP VAN EEN ELEKTRISCHE
SCHOK, TOT GEVOLG HEBBEN. BOVENDIEN KAN EEN
ONJUISTE AANSLUITING LEIDEN TOT EEN VERSTOORDE
WERKING VAN HET ANTIBLOKKEERSYSTEEM, DE
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE OF DE INDICATIE VAN DE
SNELHEIDSMETER.
DE LICHTGROENE DRAAD OP DE
STROOMSTEKKER IS BESTEMD VOOR HET
DETECTEREN VAN DE PARKEERSTATUS EN
MOET WORDEN AANGESLOTEN OP DE
STROOMAANSLUITING VAN DE
HANDREMSCHAKELAAR. EEN ONJUISTE
AANSLUITING OF EEN VERKEERD GEBRUIK
VAN DEZE DRAAD KAN ERTOE LEIDEN DAT DE
TOEPASSELIJKE WETGEVING NIET WORDT
NAGELEEFD EN KAN ERNSTIG LETSEL OF
ERNSTIGE SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN.
Lichtgroen
Via deze draad wordt de stand van de handrem (aangetrokken/ontspannen)
aan het autonavigatiesysteem doorgegeven. De draad moet verbonden
worden met de stroomaansluiting van de handremschakelaar.
Als deze verbinding verkeerd wordt gemaakt of niet wordt gemaakt,
zullen sommige functies van het navigatiesysteem niet werken.
Wij adviseren om de pulsdraad voor snelheid aan te sluiten voor
een nauwkeurigere navigatie en betere verbinding.
Wanneer de pulsdraad voor snelheid om een of andere reden niet
beschikbaar is, dan adviseren wij om de pulsgenerator (ND-PG1)
te gebruiken.
Opmerking:
De positie van het snelheidsdetectiecircuit en de positie van de
parkeerremschakelaar variëren afhankelijk van het voertuigmodel.
Win advies in bij uw erkende Pioneer-dealer of een vakkundige
installateur.
11
Aansluitingen
Het stroomsnoer aansluiten (2)
Aansluitmethode
Klem de stroomdraad van de
handremschakelaar in de stekker
vast.
Maak de stekkerhelften met
een kabeltang dicht.
Stroomdraad
Massadraad
Handremschakelaar
Draad van
snelheidsdetectiecircuit
Motormanagementsysteem
Stekker
Laat het verlengsnoer
en de draad van het
snelheidsdetectiecircuit
op de afgebeelde wijze
door de stekker lopen.
Maak de stekker-
helften met een
kabeltang dicht.
Sluit het
dekseltje.
Aansluitmethode
10
Stroomsnoer
Gebruik alleen het meegeleverde verlengsnoer. Het gebruik van een
ander verlengsnoer kan leiden tot brand, rook en/of beschadiging
van dit navigatiesysteem.
12
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
Opmerking:
De snoeren voor dit navigatiesysteem kunnen
voorzien zijn van andere kleuren dan die van andere
producten, zelfs wanneer ze dezelfde functie hebben.
Wanneer dit navigatiesysteem wordt aangesloten op
een ander product, raadpleeg dan de bij beide
producten meegeleverde handleidingen en sluit
snoeren op elkaar aan die dezelfde functie hebben.
Paars/wit (REVERSEGEAR SIGNAL INPUT)
Via deze draad wordt aan het navigatiesysteem
doorgegeven of de auto vooruit of achteruit rijdt. U
dient de paars/witte draad te verbinden met de
draad waarvan de spanning verandert wanneer de
schakelhendel in de achteruit wordt gezet. Als de
sensor niet is aangesloten, kan deze wellicht niet
goed waarnemen of uw voertuig voor- of achteruit
rijdt. De positie van uw voertuig zoals
waargenomen door de sensor kan in dit geval
afwijken van de actuele positie.
Aansluitmethode
Klem de draad van het
achteruitrijlicht in de stekker vast.
Maak de stekkerhelften
met een kabeltang dicht.
Draad van
achteruitrijlicht
Zekeringweerstand
Kijk waar het achteruitrijlicht van uw
auto is (het licht dat gaat branden
wanneer de schakelhendel in de
achteruit [R] wordt gezet) en zoek de
draad van het achteruitrijlicht in de
kofferruimte.
De navigatie-eenheid
Verlengsnoer
(voor achteruit-signaal)
Verlengsnoer
(voor snelheidssignaal)
5 m
Opmerking:
Als de ND-PG1 snelheidsimpulsgenerator
(los verkrijgbaar) wordt gebruikt, moet erop
worden gelet dat deze kabel wordt aanges-
loten.
Wanneer u een achteruitkijkcamera gebruikt,
zorg er dan voor dat deze kabel is
aangesloten. Anders kunt u niet overschake-
len op het beeld van de achteruitkijkcamera.
Zie pagina 15.
5 m
Voor informatie over andere draden
Zie bladzijde 9.
13
Aansluitingen
De navigatie-eenheid
28 cm
30 cm
30 cm
30 cm
RCA-connector
Subwooferuitgang of
nonfading uitgang
(SUBWOOFER OUTPUT or
NON-FADING OUTPUT)
Achteruitgang
(REAR OUTPUT)
Vooruitgang
(FRONT OUTPUT)
Blauw/wit
Naar de systeemregelklem van de eindversterker
(max. 300 mA 12 V DC).
Sluit deze draad niet aan op de
bedieningsaansluiting van de auto-antenne.
10
Voor aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker
14
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
+
+
+
+
+
+
Subwoofer Subwoofer
Links Rechts
Breng deze aansluitingen tot stand bij
gebruik van de optionele versterker.
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Systeem-afstandsbediening
Voorluidspreker Voorluidspreker
Achterluidspreker Achterluidspreker
Opmerking:
Afhankelijk van uw betreffende subwoofersysteem kunt u de RCA-uitgang van de
subwoofer veranderen. (Zie de handleiding.)
15
Aansluitingen
Bij aansluiting van een achteruitkijkcamera
Bij gebruik van dit product met een achteruitkijkcamera is het mogelijk om automatisch
naar de video van de achteruitkijkcamera te schakelen wanneer de versnelling in de
ACHTERUIT (R) stand wordt gezet. Met behulp van de achteruitkijkfunctie kunt u ook
controleren wat zich tijdens het rijden achter u bevindt.
GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE ACHTERUIT- OF DE SPIEGELREFLEX-
ACHTERUITKIJKCAMERA. ANDERSSOORTIG GEBRUIK KAN LETSEL OF SCHADE TOT
GEVOLG HEBBEN.
Het beeld op het scherm kan omgekeerd worden weergegeven.
De achteruitkijkcamera is een hulpmiddel om eventuele aanhangwagens of opleggers in de gaten te
houden of om op een kleine plaats in te parkeren. Gebruik deze functie niet voor amusements-
doeleinden.
Het voorwerp dat met de achteruitkijkcamera wordt bekeken, kan dichterbij of verder weg lijken
dan in werkelijkheid het geval is.
Houd er rekening mee dat de randen van de beelden die door de achteruitkijkcamera worden vast-
gelegd, enigszins afwijkend kunnen zijn, afhankelijk van het feit of er volledige schermbeelden
worden weergegeven tijdens het achteruitrijden, en of de beelden worden gebruikt om de achterkant
te controleren wanneer de auto vooruit rijdt.
15 cm
Verlengsnoer (voor achteruitsignaal)
5 m
Paars/wit RCA-connector
Stroomsnoer
Acheruitkijkcamera
Aansluiten op de achteruitkijkcamera.
Niet aansluiten op andere apparatuur.
Opmerking:
De navigatie-eenheid
Zekeringweerstand
Bruin
(REAR VIEW CAMERA IN)
Gebruik uitsluitend het meegeleverde verlengsnoer.
Gebruik van een andere kabel kan tot brand, rook
en/of schade aan dit navigatiesysteem leiden.
Over de aansluitmethode
Opmerking:
De Camera moet op System
worden ingesteld wanneer de
achteruitkijkcamera wordt
aangesloten. (Zie de handleiding voor
meer informatie).
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Naar video-uitgang
10
Zie bladzijde 11.
Bij de aansluiting van een extern videocomponent
Bij gebruik van de AV-1 Input
De AV-1 Input in System moet op Video worden ingesteld wanneer het externe
videocomponent wordt aangesloten. (Zie de handleiding voor meer informatie.)
Bij gebruik van de AV-2 Input
De AV-2 Input in System moet op Video worden ingesteld wanneer het externe
videocomponent wordt aangesloten. (Zie de handleiding voor meer informatie.)
Zorg dat u verbinding maakt met een CD-RM10 (los verkrijgbaar). Wanneer u andere kabels gebruikt
ontstaat de kans op foutieve aansluitingen en verstoord beeld of geluid.
L: Linkeraudio (wit)
R: Rechteraudio (Rood)
V: Video (Geel)
G: Aarding
OK
G
V
R
L
G
R
V
L
De navigatie-eenheid
Naar audio-uitgangen
Geel
Rood, wit
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Naar video-uitgang
Extern
videocomponent
(los verkrijgbaar)
CD-RM10
(los verkrijgbaar)
Mini jack
Naar audio-uitgangen
Geel
(VIDEO INPUT)
20 cm
RCA connector
Rood, wit
(AUDIO INPUT)
RCA kabels
(los verkrijgbaar)
Naar video-uitgang
10
De navigatie-eenheid
Extern
videocomponent
(los verkrijgbaar)
16
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
17
Aansluitingen
Tijdens de aansluiting van de externe eenheid met videobron
De AV-1 Input in System moet op EXT ingesteld worden wanneer het externe
videocomponent wordt aangesloten. (Zie de handleiding voor meer informatie.)
Tijdens het aansluiten van het achterdisplay
Tijdens het gebruik van een achterdisplay dat op de achtervideo-uitgang is aangesloten
Plaats het achterdisplay NOOIT zo dat de bestuurder de videobron kan bekijken tij-
dens het rijden.
De achtervideo-uitgang van dit navigatiesysteem is voor de aansluiting van een display
zodat de passagiers op de achterbank de videobron kunnen bekijken.
10
De navigatie-eenheid
RCA-connector
15 cm
Geel
(REAR
MONITOR
OUTPUT)
RCA kabels
(los verkrijgbaar)
Achterdisplay
met RCA
ingangsaansluitingen
Naar video-ingang
De navigatie-eenheid
Blauw
10
Naar IP-BUS uitgang
IP-BUS kabel (los verkrijgbaar)
20 cm
Geel
(VIDEO INPUT)
RCA-kabel
(los verkrijgbaar)
Naar video-uitgang
Zwart
RCA-connector
Pioneer externe eenheid
(los verkrijgbaar)
Inbouwen
Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf in te bouwen of eventueel onder-
houd te verrichten. Bij verkeerd inbouwen of onderhoud van dit product
bestaat het gevaar op een elektrische schok of een andere gevaarlijke
situatie. Laat inbouwen en onderhoud van het navigatiesysteem over aan
bevoegd Pioneer servicepersoneel.
Installeer dit product nooit op plaatsen waar, of op een manier waardoor:
* Het letsel kan toebrengen aan de bestuurder of de passagiers wanneer plot-
seling hard geremd wordt.
* Het een belemmering kan vormen voor de bediening van het voertuig door
de bestuurder, zoals op de vloer voor de stoel van de bestuurder, of dicht-
bij het stuur of de versnellingshendel.
Controleer of er niets achter het dashboard of de panelen zit wanneer u hierin
gaten gaat boren. Let erop dat u geen brandstofleidingen, remleidingen, elek-
tronische componenten, communicatiedraden of voedingskabels beschadigt.
Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan op dat deze niet in contact komen
met de elektrische bedrading. Door de trilling kunnen isolatiedraden
beschadigd raken, met als gevolg kortsluiting of anderssoortige beschadigin-
gen aan het voertuig.
Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de voorgeschreven wijze, zodat dit
product juist wordt ingebouwd. Indien u andere onderdelen gebruikt, kunt u
beschadigingen aan het product veroorzaken of het product kan losraken.
Wanneer de GPS antennedraad of de microfoondraad zich rond de
stuurkolom of de versnellingspook wikkelt, ontstaat een bijzonder
gevaarlijke situatie. Let er bij het inbouwen van dit product op dat u op geen
enkele wijze gehinderd wordt bij de normale besturing van de auto.
Zorg ervoor dat de draden niet loshangen en geraakt kunnen worden door
een portier of stoelverschuivingsmechanisme, met eventueel kortsluiting tot
gevolg.
Controleer nadat u het navigatiesysteem heeft ingebouwd of de andere appa-
ratuur in uw auto naar behoren werkt.
De wetgeving van sommige landen kan beperkingen opleggen aan de
plaatsing en het gebruik van navigatiesystemen in uw voertuig of dit zelfs
verbieden. Zorg ervoor dat bij het gebruik, de inbouw en de bediening
van uw navigatiesysteem alle toepasselijke wetten en regels worden
nageleefd.
18
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
19
Inbouwen
Bouw dit navigatiesysteem niet in op plaatsen waar het (i) het zicht van de
bestuurder kan hinderen, (ii) de werking van een van de bedieningssystemen
of veiligheidsvoorzieningen van de auto, inclusief airbags en knoppen van
waarschuwingsknipperlichten nadelig kan beïnvloeden of (iii) een belemmer-
ing kan vormen voor het vermogen van de bestuurder om het voertuig veilig
te bedienen.
Bouw het navigatiesysteem in tussen de stoel van de bestuurder en de stoel
van de voorste inzittende, zodat het niet wordt geraakt door de bestuurder of
inzittende als het voertuig abrupt afremt.
Bouw het navigatiesysteem nooit in voor of naast de plaats in het dashboard,
het portier of de stijl van waaruit een van de airbags van het voertuig in
werking wordt gesteld. Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor nadere
informatie over het toepassingsgebied van de airbags vooraan.
Bouw dit product niet in op de plaats waar het de prestaties van een van de
besturingssystemen van het voertuig, inclusief airbags en hoofdsteunen,
nadelig kunnen beïnvloeden.
Voorkomen van elektromagnetische storingen
Om storingen te voorkomen moeten de volgende voorwerpen zo ver mogelijk van dit
navigatiesysteem alsmede andere kabels en draden worden geplaatst:
- TV-antenne en antennekabel
- FM, MG/LG-antenne met de kabel
- GPS-antenne met de kabel
Daarnaast dient u elke antennedraad zover mogelijk van de andere antennedraden te
leggen.
Bind de draden niet samen, leg ze niet naast elkaar en laat ze elkaar niet kruisen.
Door de elektromagnetische ruis die daardoor ontstaat, wordt de kans op fouten op de
plaats waar het display bevestigd is vergroot.
Voor de installatie
Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als het voor het installeren van dit product nodig
blijkt gaten te boren of andere wijzigingen aan te brengen aan de auto.
Voordat u het apparaat definitief installeert, is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen te
maken om te kijken of deze correct zijn en alles naar behoren functioneert.
Dit navigatiesysteem inbouwen
Opmerkingen betreffende het inbouwen
Installeer dit navigatiesysteem niet op plaatsen waar ze kunnen worden blootgesteld aan
hoge temperaturen of vocht, zoals:
* Dichtbij een radiator, luchtopening of airconditioningapparaat.
* Op plaatsen blootgesteld aan direct zonlicht, zoals op het dashboard.
* Op plaatsen waar water op het apparaat terecht kan komen, zoals dicht in de buurt van
een portier.
Installeer dit navigatiesysteem op een plek die stevig genoeg is om het gewicht van het
product te dragen. Kies een plaats waar dit navigatiesysteem stevig kan worden geïn-
stalleerd en zorg voor een veilige bevestiging.
De actuele locatie van het voertuig kan alleen correct worden weergegeven wanneer het
navigatiesysteem goed bevestigd is.
Installeer het navigatiesysteem horizontaal op een oppervlak met een tolerantie tussen 0
en 30 graden. Wanneer de installatiehoeken links en rechts meer dan 5 graden zijn, dan
kan het toelaatbare bereik met 10 graden worden verhoogd door corrigerende afstellin-
gen te maken. (Zie De installatiehoek corrigeren in de handleiding). Wanneer de roze
kabel (CAR SPEED SIGNAL INPUT) niet wordt aangesloten, dan kunnen de hoeken
aan de linker- en rechterkant tot binnen vijf graden afwijken. Een verkeerde installatie
van dit apparaat waarbij het oppervlak meer dan het aantal toegestane graden gekanteld
is, verhoogt het risico op fouten in het locatiedisplay en leidt tot minder goede prestaties
van het display.
De snoeren mogen het in onderstaande Fig. weergegeven gebied niet bedekken, anders
kunnen de versterkers en het navigatiemechanisme mogelijk oververhit raken.
Ingeval van oververhitting wordt de halfgeleider laser beschadigd. Bouw de navi-
gatieeenheid daarom niet in op een plaats waar deze te warm kan worden, bijvoorbeeld
naast een radiator.
Bedek dit gebied niet.
10
Wanneer de hoek meer dan 5 graden is,
maak dan corrigerende afstellingen
20
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
Bijgeleverde accessoires
De met een asterisk (*) gemarkeerde onderdelen zijn reeds geïnstalleerd.
RubbermofTweezijdige schroef
Sierring
Schroef voor het bevestigen
van de zijbeugel*
(5 × 6 mm) (4 st.)
Schroef*
(3 × 6 mm)
(8 st.)
FrameSchroef met platte kop
(5 × 6 mm) (4 st.)
Drukkingsschroef
(5 × 6 mm) (8 st.)
Zijbeugels* (2 st.)Houder*De navigatie-eenheid
21
Inbouwen
Vóór het installeren van dit navigatie-eenheid
Verwijder de houder.
Draai de schroeven (3 × 6 mm) los om
de houder te verwijderen.
Installatie met de houder en zijbeugel
1. Installeer de houder in het dash-
board.
Nadat u de houder in het dashboard
hebt geplaatst, kiest u de juiste lipjes
voor de dikte van het dashboardmateri-
aal en buigt u deze om. (Zo stevig
mogelijk bevestigen met gebruik van
de boven- en onderlipjes. Buig de lip-
jes 90 graden om het navigatie-eenheid
te vergrendelen.)
2. Installeer dit navigatie-eenheid
en draai de schroeven vast.
Zorg datude rubbermof op de lange
kant van de tweezijdige schroef
plaatst.
3. Bevestig de sierring.
Sierring
Dashboard
Schroef (3 × 6 mm)
Rubbermof
*1
Tweezijdige
schroef
Dashboard
Houder
Houder
Schroef (3 × 6 mm)
22
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
23
Inbouwen
Installatie met gebruik van de schroefgaten
aan de zijkant van het navigatie-eenheid
1. Verwijder de zijbeugels.
2. De navigatie-eenheid op de
montageplaatjes van de orignele
autoradio vastzetten
Positioneer het navigatie-eenheid
zodanig dat zijn schroefgaten op een
lijn liggen (passen) met de
schroefgaten van de beugel, en draai
de schroeven op 3 of 4 plaatsen aan
elke kant vast.
Opmerking:
Bij sommige automodellen kan mogelijk een
ruimte ontstaan tussen het navigatie-eenheid
en het dashboard. Gebruik, wanneer dit het
geval is, het meegeleverde frame om deze
ruimte te dichten.
Zijbeugel
Schroef voor het bevestigen
van de zijbeugel
(5 × 6 mm)
montageplaatjes van de orignele autoradio
Drukkingsschroeven
of schroeven met een
platte kop
Zorg ervoor dat u de
schroeven geleverd
met dit navigatiesys-
teem gebruikt.
Dashboard of console
Buig het palletje naar beneden
indien het in de weg zit.
Bevestigen van de GPS-antenne
Maak de GPS antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigingen aan
de antennekabel kunnen leiden tot kortsluiting of storingen en permanente
schade aan het navigatiesysteem.
Opmerkingen betreffende het bevestigen
Indien u de GPS-antenne binnen in de auto aanbrengt, gebruik dan het metalen plaatje
dat bij het systeem wordt geleverd. Als dit plaatje niet gebruikt wordt, zal de ontvangst-
gevoeligheid onbevredigend zijn.
Maak het bijgeleverde metalen plaatje niet kleiner, aangezien dit resulteert in een lagere
gevoeligheid van de GPS-antenne.
Trek niet aan de antennedraad wanneer u de GPS-antenne wilt verwijderen. De magneet
van de antenne is erg krachtig en u zou de draad kunnen lostrekken van de antenne.
De GPS-antenne wordt bevestigd met behulp van de magneet. Let er bij het bevestigen
van de GPS-antenne op dat u geen krassen op de carrosserie veroorzaakt.
Wanneer u de GPS-antenne op de buitenzijde van de auto heeft aangebracht, dient u
deze los te maken en in de auto te leggen voordat u door een autowasserette rijdt. Indien
dit wordt verzuimd, kan de antenne losraken en kunnen krassen op de carrosserie
ontstaan.
Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de prestatie van de antenne beïnvloedt.
Dak
Kofferdeksel
Hoedenplank
De antenne dient op een zo horizontaal
mogelijk oppervlak te worden beves-
tigd, op een plaats waar de ontvangst
van de radiogolven zo min mogelijk
wordt gehinderd. De antenne kan de
radiogolven van de satelliet alleen ont-
vangen als er geen obstakel tussen de
antenne en de satelliet is.
Het verdient aanbeveling de antenne
op het dak of op het kofferdeksel van
de auto te bevestigen.
24
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
25
Inbouwen
Bijgeleverde accessoires
Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op de hoedenplank)
Bevestig het metalen plaatje op een zo horizontaal mogelijke ondergrond op een plaats
waar de GPS-antenne de golven door de ruit kan ontvangen. Plaats de GPS-antenne op het
metalen plaatje. (De GPS-antenne heeft een magneet aan de onderzijde.)
Opmerkingen:
Let er bij het aanbrengen van het metalen plaatje op dat het niet in kleine onderdelen wordt
gesneden.
De ruiten van sommige autos laten de signalen van de GPS-satellieten niet door. In dat geval
dient u de GPS-antenne aan de buitenzijde van de auto te bevestigen.
GPS-antenne
Metalen plaatje
Verwijder het beschermvel aan
de onderkant van het plaatje.
Zorg dat het oppervlak
waarop u het metalen plaatje
gaat aanbrengen droog is en
vrij van stof, olie, vet enz.
Opmerking:
Het metalen plaatje bevat
een sterk kleefmiddel, dat
na verwijdering sporen op
het oppervlak kan
achterlaten.
Klemmen
Gebruik de klemmen om de draad
op de vereiste plaatsen tegen het
interieur van de auto te bevestigen.
Waterbestendig
isolatieblokje
Klem (5 st.)Metalen plaatjeGPS-antenne
Bevestigen van de antenne aan de buitenzijde van de auto (op de carrosserie)
Bevestig de GPS-antenne op een zo horizontaal mogelijke ondergrond zoals op het dak of
kofferdeksel. (De GPS-antenne heeft een magneet aan de onderzijde.)
GPS-antenne
De antennedraad via de bovenzijde van het
portier naar binnen leiden
Maak een U-vormige lus in de
draad voordat u deze naar binnen
leidt, om te voorkomen dat
regenwater langs de draad in de
auto druppelt.
Klemmen
Gebruik de klemmen
om de draad op de
vereiste plaatsen tegen
het interieur van de
auto te bevestigen.
De antennedraad via het kofferdeksel naar binnen leiden
Klemmen
Gebruik de klemmen om
de draad op de vereiste
plaatsen tegen het
interieur van de auto te
bevestigen.
Rubberen afdichtstrip
Waterbestendig isolatieblokje
Zorg dat het waterbestendige
isolatieblokje bij het sluiten
van het kofferdeksel op de
rubberen afdichtstrip valt.
Maak een U-vormige lus in
de draad voordat u deze over
de rubberen afdichtstrip leidt,
om te voorkomen dat
regenwater langs de draad in
de auto druppelt.
26
English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
27
Na het inbouwen van dit navigatiesysteem
1. Sluit de accu aan.
Controleer nogmaals of alle aansluitingen op de juiste wijze zijn gemaakt en dit product
correct is ingebouwd. Monteer de auto-onderdelen die u bij het inbouwen van het apparaat
heeft verwijderd. Sluit tot slot de massakabel () weer op de massapool () van de accu
aan.
2. Start de motor.
3. Druk op de RESET-toets.
Druk met een spits voorwerp, zoals de punt van een pen, op de RESET-toets van het
navigatiesysteem.
4. Voer de volgende instellingen uit:
1. Installeer het programma in het navigatiesysteem.
2. Maak de nodige afstellingen aan de installatiehoek. (Zie De installatiehoek afstellen in
de handleiding)
3. Rij totdat de geïnitialiseerde sensors normaal gaan werken.
4. Stel de tijd en de taal in.
Zie de Bedieningshandleiding voor nadere bijzonderheden omtrent de instellingen van het
navigatiesysteem.
Na installatie van dit navigatiesysteem dient u op een veilige plaats te controleren of
het voertuig normaal functioneert.

Documenttranscriptie

English Español Deutsch Français Italiano Nederlands 28 English Español Deutsch Français Italiano Nederlands 28 English Español Deutsch Français Italiano Nederlands 28 English Español Deutsch Français Italiano Nederlands 28 English Español Deutsch Français Italiano Nederlands 28 BELANGRIJKE INFORMATIE BETREFFENDE UW NIEUWE NAVIGATIESYSTEEM EN HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING • De navigatie-elementen van dit product (en de optionele achteruitkijkcamera, indien deze is aangeschaft) zijn uitsluitend bedoeld als hulpmiddel voor de bedining van uw voertuig. U mag het autonavigatiesysteem niet beschouwen als vervanging van uw eigen beoordelingsvermogen en alertheid tijdens het rijden. • Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in geval van nood naar ziekenhuizen, politiestations of dergelijke instellingen te rijden. Bel dan het juiste hulpdienstnummer. • Gebruik dit navigatiesysteem (of de optionele achteruitkijkcamera, indien deze is aangeschaft) niet indien hierdoor op enigerlei wijze uw aandacht van het veilig besturen van uw auto kan worden afgeleid. Neem altijd de gangbare beperkingen en aanwijzingen voor weggebruikers in acht, boven het advies en de begeleiding die dit product biedt. Volg strikt de geldende verkeersregels, ook als dit product tegenstrijdige aanwijzingen geeft. • In deze handleiding wordt de inbouw van het navigatiesysteem in uw auto beschreven. De bediening van het navigatiesysteem wordt beschreven in de afzonderlijke Bedieningshandleiding die bij het navigatiesysteem wordt geleverd. • Bouw dit product niet in op plaatsen waar het (i) het zicht van de bestuurder kan hinderen, (ii) de werking van een van de bedieningssystemen of veiligheidsvoorzieningen van de auto, inclusief airbags en knoppen van waarschuwingsknipperlichten nadelig kan beïnvloeden of (iii) een belemmering kan vormen voor het vermogen van de bestuurder om het voertuig veilig te bedienen. In bepaalde gevallen is het wellicht niet mogelijk dit product in te bouwen vanwege het type voertuig of de vorm van het interieur van het voertuig. 1 Inhoudsopgave Voorkomen van elektromagnetische storingen .................................................................. 19 Voor de installatie .......................................... 19 Dit navigatiesysteem inbouwen ...................... 20 - Opmerkingen betreffende het inbouwen - Bijgeleverde accessoires - Vóór het installeren van dit navigatie-eenheid - Installatie met de houder en zijbeugel - Installatie met gebruik van de schroefgaten aan de zijkant van het navigatie-eenheid Bevestigen van de GPS-antenne .................... 24 - Opmerkingen betreffende het bevestigen - Bijgeleverde accessoires - Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op de hoedenplank) - Bevestigen van de antenne aan de buitenzijde van de auto (op de carrosserie) BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN ................................................................ 3 LEES DEZE INFORMATIE BETREFFENDE UW NAVIGATIESYSTEEM ZORGVULDIG DOOR EN BEWAAR DE INFORMATIE VOOR LATERE NASLAG .................................................... 3 Aansluitingen ............................................ 4 - Na het inbouwen van dit navigatiesysteem .............................. 27 Deutsch Français Alvorens u dit product inbouwt Voorkomen van beschadigingen - Bijgeleverde accessoires Systeemcomponenten aansluiten ...................... 7 Het stroomsnoer aansluiten (1) ........................ 9 Het stroomsnoer aansluiten (2) ...................... 11 Voor aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker .......................................... 13 Bij aansluiting van een achteruitkijkcamera .. 15 Bij de aansluiting van een extern videocomponent ...................................... 16 - Bij gebruik van de AV-1 Input - Bij gebruik van de AV-2 Input Tijdens de aansluiting van de externe eenheid met videobron .......................................... 17 Tijdens het aansluiten van het achterdisplay .. 17 - Tijdens het gebruik van een achterdisplay dat op de achtervideo-uitgang is aangesloten - Español Inbouwen .................................................. 18 BETREFFENDE UW NIEUWE NAVIGATIESYSTEEM EN HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING .................................................................... 1 English BELANGRIJKE INFORMATIE .................... 1 Italiano Nederlands 2 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN LEES DEZE INFORMATIE BETREFFENDE UW NAVIGATIESYSTEEM ZORGVULDIG DOOR EN BEWAAR DE INFORMATIE VOOR LATERE NASLAG 1. Lees de handleiding zorgvuldig door voordat u het navigatiesysteem gaat inbouwen. 2. Bewaar de handleiding voor latere naslag in de toekomst. 3. Neem alle waarschuwingsinformatie in acht en volg de instructies nauwkeurig op. 4. Onder bepaalde omstandigheden kan dit navigatiesysteem foutieve informatie op het scherm tonen betreffende de positie van uw auto, de afstand tot bepaalde plaatsen die u op het scherm ziet en de kompasrichting. Ook heeft het systeem een aantal beperkingen, zoals het ontbreken van informatie over eenrichtingswegen, tijdelijke verkeersomleidingen en eventueel gevaarlijke routes. Uw eigen beoordelingsvermogen heeft daarom te allen tijde voorrang op de informatie die het systeem geeft. 5. Evenals bij het gebruik van andere accessoires in uw auto dient u erop te letten dat het navigatiesysteem niet uw aandacht van de weg afleidt. Indien u moeiijkheden heeft bij de bediening van het apparaat of als de informatie op het beeldscherm niet duidelijk is, parkeer de auto dan op een veilige plaats langs de weg voordat u het probleem probeert op te lossen. 6. Tijdens het rijden dient u altijd de veiligheidsgordel te dragen. Bij een ongeluk is de kans op letsel aanzienlijk groter als u de veiligheidsgordel niet draagt. 7. In sommige landen kan de wetgeving beperkingen opleggen aan de plaatsing en het gebruik van navigatiesystemen in uw voertuig. Zorg ervoor dat bij de inbouw en de bediening van uw navigatiesysteem alle toepasselijke wetten en regels worden nageleefd. Probeer het navigatiesysteem niet zelf in te bouwen of onderhoud aan het systeem te verrichten. Inbouw en onderhoud van elektronische apparatuur en auto-accessoires door personen die niet de vereiste vakopleiding en ervaring hebben in dit soort werkzaamheden, kunnen resulteren in een elektrische schok of een andere gevaarlijke situatie. 3 Aansluitingen English • Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf in te bouwen. Wij adviseren u om alleen bevoegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat speciaal is opgeleid en ervaring heeft met mobiele elektronica, dit product te laten instellen en inbouwen. VOER NOOIT ZELF ONDERHOUD UIT AAN DIT PRODUCT. Bij verkeerd inbouwen of onderhoud van dit product en de aansluitkabels bestaat de kans op een elektrische schok of een andere gevaarlijke situatie, en kan het navigatiesysteem schade oplopen die niet onder de garantie valt. Español • Indien u besluit de installatie zelf uit te voeren, een speciale opleiding heeft gehad en ervaring heeft met het inbouwen van mobiele elektronica, volg dan nauwgezet alle stappen van de installatiehandleiding. • Maak alle draden met kabelklemmen of isolatietape vast. Let er op dat er geen draden blootliggen. • Sluit de gele draad van dit product niet direct aan op de accu van de auto. Als de draad direct is verbonden met de accu, kan de isolatie door de motortrillingen losraken op de plaats waar de draad van het interieur naar de motorruimte loopt. Als de isolatie van de gele draad door het contact met metalen delen scheurt, kan er kortsluiting ontstaan, hetgeen tot een zeer gevaarlijke situatie leidt. • Wanneer de GPS antennedraad of de microfoondraad zich rond de stuurkolom of de versnellingspook wikkelt, ontstaat een bijzonder gevaarlijke situatie. Zorg ervoor dat dit product, de kabels en de bedrading op zo’n manier worden aangebracht dat ze geen belemmering vormen tijdens het rijden. • Zorg ervoor dat de kabels en draden zo worden geleid en bevestigd dat ze niet verstrikt raken in de bewegende onderdelen van de auto of deze niet hinderen. Dit geldt met name voor het stuur, de versnellingshendel, de handrem, de geleiingsrails voor de verstelbare stoelen, de portieren of een van de regelmechanismen van het voertuig. • Laat de draden niet langs plaatsen lopen waar ze blootgesteld worden aan hoge temperaturen. Als de isolatie van de draden erg warm wordt, kunnen ze beschadigd raken, waardoor er kortsluiting of een storing ontstaat en er mogelijk permanente beschadiging aan dit product optreedt. • Maak de GPS antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigen van de antennedraad kan resulteren in kortsluiting. • Maak ook geen enkele andere draad korter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk dat het beveiligingscircuit (zekeringhouder, zekeringweerstand of filter) niet goed meer functioneert. • Tap nooit stroom af van de stroomtoevoerdraad van het navigatiesysteem voor de voeding van andere elektronische apparatuur. De stroomcapaciteit van de draad kan overschreden worden, met oververhitting tot gevolg. • Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit snoer dient afzonderlijk van de aarding van producten met een hoog stroomverbruik, zoals eindversterkers, te worden geaard. Aard niet meer dan één product samen met de aarding van een ander product. U dient bijvoorbeeld elke versterkermodule afzonderlijk, los van de aarding van het navigatiesysteem te aarden. Door de aarding met elkaar te verbinden, kan er brand en/of schade aan producten ontstaan als de massaverbinding losraakt. Deutsch Français Italiano Nederlands 4 Aansluitingen Alvorens u dit product inbouwt • Dit product is bestemd voor inbouw in voertuigen met een negatief geaarde 12-volts accu. Controleer voor de installatie de accuspanning van uw voertuig. • Om kortsluiting te vermijden, dient u vooraf voor het installeren de negatieve (–) accukabel los te maken. Voorkomen van beschadigingen Zorg ervoor dat u de zekering alleen vervangt door een zekering met de waarde die op het product staat aangegeven. F O STAR STAR T ACC stand OF O T ACC N F N OF • Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de stekker zelf vast. Trek niet aan de draad, want het is mogelijk dat u deze uit de stekker trekt. • Dit product kan niet in een voertuig worden ingebouwd dat geen ACC (accessoire) stand op het contactslot heeft. Geen ACC stand • Wanneer de “ANT CTRL” modus op “Tuner” is ingesteld kan de antenne van de auto worden ingeklapt of uitgezet door de hieronderstaande instructies op te volgen. – Zet de radiobron (MW/LW of FM) op een andere bron – Zet de bron uit – Zet de contactschakelaar uit (ACC OFF) • Wanneer de “ANT CTRL” modus op “Power” is ingesteld kan de antenne alleen ingeklapt of uitgezet worden wanneer de contactschakelaar is uitgezet (ACC OFF). • Om kortsluiting te voorkomen dient u de losgekoppelde draad af te dekken met isolatieband. Het is met name van belang alle ongebruikte speakerdraden te isoleren. Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kortsluiting ontstaan. • Sluit de stekkers met dezelfde kleur aan op de corresponderende gekleurde poort, d.w.z. de blauwe stekker op de blauwe poort, zwart op zwart, enz. • Zie voor nadere informatie over het aansluiten van de eindversterker en andere toestellen de gebruikershandleiding en voer de aansluiting vervolgens uit zoals hierin beschreven. • Aangezien een uniek BPTL-circuit wordt gebruikt, mag de ≠ zijde van de speakerdraad niet direct worden geaard en mogen de ≠ zijden van de speakerdraden niet met elkaar worden verbonden. Zorg ervoor dat ≠ zijde van de speakerdraad wordt verbonden met de ≠ zijde van de speakerdraad op het navigatiesysteem. • Indien de RCA-aansluiting op dit product niet wordt gebruikt, dan mogen de dopjes die aan het einde van de aansluiting zijn bevestigd niet worden verwijderd. 5 English • Sluit nooit speakers aan met een uitgangswaarde van minder dan 50 W of een impedantiewaarde die buiten de specificatie van 4 tot 8 ohm voor uw navigatiesysteem valt. Wanneer er luidsprekers worden aangesloten met andere uitgangs- en/of impedantiewaarden, kan dit tot gevolg hebben dat ze vlam vatten, beginnen te roken of beschadigd raken. • Wanneer de contactschakelaar wordt aangezet (ACC AAN), wordt er een regelsignaal uitgevoerd via de blauw/witte draad. Verbind de draad met een op afstand bediende regelklem van een extern gevoed versterkersysteem (max. 300 mA 12 V DC). Het regelsignaal wordt uitgevoerd via de blauw/witte draad, ook wanneer de audiobron is uitgeschakeld. • Wanneer er in combinatie met dit systeem een externe versterker wordt gebruikt, zorg er dan voor dat de blauwe draad wordt verbonden met de aansluiting van de versterker. De blauwe draad mag evenmin worden aangesloten op de stroomklem van de auto-antenne. Een dergelijke verbinding kan een excessieve stroomafname tot gevolg hebben, waardoor het apparaat slecht functioneert. Daarnaast kan de auto-antenne van het voertuig beschadigd raken. Español Bijgeleverde accessoires Deutsch Stekker Verlengsnoer (voor achteruitsignaal) Verlengsnoer (voor snelheidssignaal) GPS-antenne Italiano Stroomsnoer Français De navigatie-eenheid Nederlands RCA-connector 6 Aansluitingen Systeemcomponenten aansluiten *: Deze aansluiting is bestemd voor de ondersteuning van toekomstige apparatuur en mag niet worden gebruikt als u alleen gebruikmaakt van dit product. EXTENSION poort Niet gebruikt. De navigatie-eenheid DIGITAL OUT* Blauw 10 Lichtgrijs Lichtgrijs Antenneaansluiting 5m Auto-antenne GPS-antenne iPod® met Dock Connector Dock connector poort WIRED REMOTE INPUT Zie de handleiding voor de Adapters af-fabriek Stuurwielafstandbediening (afzonderlijk verkrijgbaar). Interfacekabel voor iPod® (afzonderlijk verkrijgbaar) • Teneinde het risico van ongelukken en de mogelijke schending van toepasselijke wettelijke regels te voorkomen, mag dit product wanneer de auto rijdt uitsluitend voor navigatiedoeleinden worden gebruikt. Daarnaast mogen displays achter niet zó geplaatst zijn dat ze een visuele afleiding vormen voor de bestuurder. • In sommige landen is het bekijken van beelden op een display in een voertuig, zelfs door andere personen dan de bestuurder, verboden. Indien dergelijke regels van toepassing zijn, dient men zich hieraan te houden en mag de videobron van dit product niet worden gebruikt. 7 Blauw IP-BUS-kabel (los verkrijgbaar) Español Bluetooth-adapter (CD-BTB200) (los verkrijgbaar) English Microfoon (geleverd met de Bluetooth-adapter) Zwart IP-BUS-kabel Deutsch Français Multi-cD-speler (los verkrijgbaar) Italiano Nederlands 8 Aansluitingen Het stroomsnoer aansluiten (1) Opmerking: Afhankelijk van het soort voertuig, kan de functie van *3 en *5 afwijken. Sluit in dit geval *2 op *5 en *4 op *3 aan. *1 *3 *2 *5 *4 Opmerking: • Wanneer een subwoofer (*9) op dit navigatiesysteem is aangesloten in plaats van op een achterluidspreker, zet de uitgangsinstelling voor de achterspreker dan op de oorspronkelijke instelling. (Zie de handleiding). De subwoofer-uitgang van dit navigatiesysteem is monaural. • Bij het gebruik van een subwoofer van 70 W (2 Ω) moet u ervoor zorgen dat deze wordt aangesloten op de paarse en paars/zwarte draden van dit navigatiesysteem. Sluit niets aan op de groene en groen/zwarte draden. Zorg ervoor dat de draden die op elkaar worden aangesloten dezelfde kleur hebben. Dopje (*1) Wanneer dit aansluitpunt niet wordt gebruikt, verwijder het dopje dan niet. Geel (*3) Ondersteuning (of accessoire) Geel (*2) Naar het aansluitpunt, staat altijd onder stroom, onafhankelijk van de stand van het contactslot. Rood (*5) Accessoire (of ondersteuning) Rood (*4) Naar het elektrische aansluitpunt, bestuurd door het contactslot (12 V DC) AAN/UIT. Oranje/wit Naar de aansluiting van de lichtschakelaar. Zwart (aarding) Naar de (metalen) carrosserie van het voertuig. ISO-connector Geel/zwart Indien het voertuig een onderdrukkingssignaal naar deze terminal kan sturen, dan kan de onderdrukkingsfunctie op dit navigatiesysteem worden geactiveerd wanneer de terminal op *8 is aangesloten. Opmerking: In sommige voertuigen bestaat de ISO-stekker uit twee aansluitingen, zorg ervoor dat met beide verbinding wordt gemaakt. 9 Luidsprekerdraden Wit: linksvoor + Wit/zwart: linksvoor ≠ Grijs: rechtsvoor + Grijs/zwart: rechtsvoor ≠ Groen: linksachter + of subwoofer + (*9) Groen/zwart: linksachter ≠ of subwoofer ≠ (*9) Paars: rechtsachter + of subwoofer + (*9) Paars/zwart: rechtsachter ≠ of subwoofer ≠ (*9) 10 English Opmerking: De snoeren voor dit navigatiesysteem kunnen voorzien zijn van andere kleuren dan die van andere producten, zelfs wanneer ze dezelfde functie hebben. Wanneer dit navigatiesysteem wordt aangesloten op een ander product, raadpleeg dan de bij beide producten meegeleverde handleidingen en sluit snoeren op elkaar aan die dezelfde functie hebben. De navigatie-eenheid 10 ZEKERING (10A) Zorg ervoor dat u de zekering alleen vervangt door een zekering met de waarde die op dit product wordt aangegeven. Stroomsnoer 26 cm (*8) Voor informatie over andere draden ☞ Zie bladzijde 11. Afhankelijk van het type voertuig verschilt de penstand van de ISO-stekker. Sluit *6 en *7 aan wanneer pen 5 voor de besturing van de antenne wordt gebruikt. Bij andere typen voertuigen mogen *6 en *7 nooit worden aangesloten. Nederlands Blauw (*7) Naar de regelklem van het autoantennerelais (max. 300 mA 12 V DC). Italiano Opmerking: Deze antenne wordt automatisch ingeklapt maar de timing is afhankelijk van de instelling. (Zie bladzijde 5). Voor meer informatie over het wijzigen van de “ANT CTRL” modus, zie “Instellingen van de autoantenne wijzigen” in de Handleiding. Français Opmerking: De audiobron wordt op mute of zacht gezet, terwijl de volgende geluiden van de navigatie niet worden gedempt of verzwakt. Zie voor nadere gegevens de Bedieningshandleiding. - stembegeleiding van de navigatie - inkomende beltoon en inkomende stem van de mobiele telefoon die via Bluetooth draadloze technologie op dit navigatiesysteem zijn aangesloten Deutsch Geel/zwart Wanneer u een apparaat met een mutefunctie gebruikt, dient u deze aan te sluiten op het Audio Mute-snoer. Is dit niet het geval, sluit dan niets aan op het Audio Mute-snoer. Blauw (*6) Español RCA connector 10 Aansluitingen Het stroomsnoer aansluiten (2) Draad van snelheidsdetectiecircuit Motormanagementsysteem Stekker Roze (CAR SPEED SIGNAL INPUT) Via deze draad wordt het rijsnelheidssignaal aan het navigatiesysteem doorgegeven. U dient de draad te verbinden met het snelheidsdetectiecircuit van de auto of met de ND-PG1 snelheidspulsgenerator (afzonderlijk verkrijgbaar). Indien deze verbinding niet wordt gemaakt, bestaat er een grotere kans dat de voertuigpositie foutief op het scherm wordt aangegeven. EEN ONJUISTE AANSLUITING KAN ERNSTIGE SCHADE OF ERNSTIG LETSEL, MET INBEGRIP VAN EEN ELEKTRISCHE SCHOK, TOT GEVOLG HEBBEN. BOVENDIEN KAN EEN Aansluitmethode ONJUISTE AANSLUITING LEIDEN TOT EEN VERSTOORDE WERKING VAN HET ANTIBLOKKEERSYSTEEM, DE Laat het verlengsnoer en de draad van het AUTOMATISCHE TRANSMISSIE OF DE INDICATIE VAN DE snelheidsdetectiecircuit SNELHEIDSMETER. op de afgebeelde wijze door de stekker lopen. • Wij adviseren om de pulsdraad voor snelheid aan te sluiten voor Maak de stekker- een nauwkeurigere navigatie en betere verbinding. helften met een • Wanneer de pulsdraad voor snelheid om een of andere reden niet kabeltang dicht. beschikbaar is, dan adviseren wij om de pulsgenerator (ND-PG1) te gebruiken. Sluit het dekseltje. Lichtgroen Opmerking: De positie van het snelheidsdetectiecircuit en de positie van de parkeerremschakelaar variëren afhankelijk van het voertuigmodel. Win advies in bij uw erkende Pioneer-dealer of een vakkundige installateur. Via deze draad wordt de stand van de handrem (aangetrokken/ontspannen) aan het autonavigatiesysteem doorgegeven. De draad moet verbonden worden met de stroomaansluiting van de handremschakelaar. Als deze verbinding verkeerd wordt gemaakt of niet wordt gemaakt, zullen sommige functies van het navigatiesysteem niet werken. DE LICHTGROENE DRAAD OP DE STROOMSTEKKER IS BESTEMD VOOR HET DETECTEREN VAN DE PARKEERSTATUS EN MOET WORDEN AANGESLOTEN OP DE STROOMAANSLUITING VAN DE HANDREMSCHAKELAAR. EEN ONJUISTE AANSLUITING OF EEN VERKEERD GEBRUIK VAN DEZE DRAAD KAN ERTOE LEIDEN DAT DE TOEPASSELIJKE WETGEVING NIET WORDT NAGELEEFD EN KAN ERNSTIG LETSEL OF ERNSTIGE SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN. Aansluitmethode Klem de stroomdraad van de handremschakelaar in de stekker vast. Maak de stekkerhelften met een kabeltang dicht. 11 Stroomdraad Massadraad Handremschakelaar Verlengsnoer (voor snelheidssignaal) 5m De navigatie-eenheid English Opmerking: De snoeren voor dit navigatiesysteem kunnen voorzien zijn van andere kleuren dan die van andere producten, zelfs wanneer ze dezelfde functie hebben. Wanneer dit navigatiesysteem wordt aangesloten op een ander product, raadpleeg dan de bij beide producten meegeleverde handleidingen en sluit snoeren op elkaar aan die dezelfde functie hebben. 10 Stroomsnoer Español Paars/wit (REVERSEGEAR SIGNAL INPUT) Aansluitmethode Klem de draad van het achteruitrijlicht in de stekker vast. Verlengsnoer (voor achteruit-signaal) Maak de stekkerhelften met een kabeltang dicht. Draad van achteruitrijlicht Italiano Gebruik alleen het meegeleverde verlengsnoer. Het gebruik van een ander verlengsnoer kan leiden tot brand, rook en/of beschadiging van dit navigatiesysteem. Zekeringweerstand Français Opmerking: Als de ND-PG1 snelheidsimpulsgenerator (los verkrijgbaar) wordt gebruikt, moet erop worden gelet dat deze kabel wordt aangesloten. Wanneer u een achteruitkijkcamera gebruikt, zorg er dan voor dat deze kabel is aangesloten. Anders kunt u niet overschakelen op het beeld van de achteruitkijkcamera. ☞ Zie pagina 15. Voor informatie over andere draden ☞ Zie bladzijde 9. Deutsch Via deze draad wordt aan het navigatiesysteem doorgegeven of de auto vooruit of achteruit rijdt. U dient de paars/witte draad te verbinden met de draad waarvan de spanning verandert wanneer de schakelhendel in de achteruit wordt gezet. Als de sensor niet is aangesloten, kan deze wellicht niet goed waarnemen of uw voertuig voor- of achteruit rijdt. De positie van uw voertuig zoals waargenomen door de sensor kan in dit geval afwijken van de actuele positie. 5m Nederlands Kijk waar het achteruitrijlicht van uw auto is (het licht dat gaat branden wanneer de schakelhendel in de achteruit [R] wordt gezet) en zoek de draad van het achteruitrijlicht in de kofferruimte. 12 Aansluitingen Voor aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker Subwooferuitgang of nonfading uitgang (SUBWOOFER OUTPUT or NON-FADING OUTPUT) 28 cm RCA-connector Achteruitgang (REAR OUTPUT) 30 cm 10 Vooruitgang (FRONT OUTPUT) De navigatie-eenheid 30 cm 30 cm Blauw/wit Naar de systeemregelklem van de eindversterker (max. 300 mA 12 V DC). Sluit deze draad niet aan op de bedieningsaansluiting van de auto-antenne. 13 Breng deze aansluitingen tot stand bij gebruik van de optionele versterker. English Eindversterker (los verkrijgbaar) RCA-kabels (los verkrijgbaar) Español Eindversterker (los verkrijgbaar) Eindversterker (los verkrijgbaar) Deutsch Systeem-afstandsbediening Rechts + + ≠ ≠ + + ≠ ≠ + + ≠ ≠ Voorluidspreker Achterluidspreker Subwoofer Opmerking: Afhankelijk van uw betreffende subwoofersysteem kunt u de RCA-uitgang van de subwoofer veranderen. (Zie de handleiding.) Nederlands Subwoofer Voorluidspreker Italiano Achterluidspreker Français Links 14 Aansluitingen Bij aansluiting van een achteruitkijkcamera Bij gebruik van dit product met een achteruitkijkcamera is het mogelijk om automatisch naar de video van de achteruitkijkcamera te schakelen wanneer de versnelling in de ACHTERUIT (R) stand wordt gezet. Met behulp van de achteruitkijkfunctie kunt u ook controleren wat zich tijdens het rijden achter u bevindt. GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE ACHTERUIT- OF DE SPIEGELREFLEXACHTERUITKIJKCAMERA. ANDERSSOORTIG GEBRUIK KAN LETSEL OF SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN. • Het beeld op het scherm kan omgekeerd worden weergegeven. • De achteruitkijkcamera is een hulpmiddel om eventuele aanhangwagens of opleggers in de gaten te houden of om op een kleine plaats in te parkeren. Gebruik deze functie niet voor amusementsdoeleinden. • Het voorwerp dat met de achteruitkijkcamera wordt bekeken, kan dichterbij of verder weg lijken dan in werkelijkheid het geval is. • Houd er rekening mee dat de randen van de beelden die door de achteruitkijkcamera worden vastgelegd, enigszins afwijkend kunnen zijn, afhankelijk van het feit of er volledige schermbeelden worden weergegeven tijdens het achteruitrijden, en of de beelden worden gebruikt om de achterkant te controleren wanneer de auto vooruit rijdt. Paars/wit RCA-connector 15 cm Bruin (REAR VIEW CAMERA IN) Stroomsnoer Opmerking: De “Camera” moet op “System” worden ingesteld wanneer de achteruitkijkcamera wordt aangesloten. (Zie de handleiding voor meer informatie). RCA-kabels (los verkrijgbaar) 10 5m De navigatie-eenheid Verlengsnoer (voor achteruitsignaal) Zekeringweerstand Over de aansluitmethode ☞ Zie bladzijde 11. Acheruitkijkcamera Naar video-uitgang Opmerking: Aansluiten op de achteruitkijkcamera. Niet aansluiten op andere apparatuur. Gebruik uitsluitend het meegeleverde verlengsnoer. Gebruik van een andere kabel kan tot brand, rook en/of schade aan dit navigatiesysteem leiden. 15 Bij de aansluiting van een extern videocomponent Bij gebruik van de AV-1 Input English De navigatie-eenheid 10 Extern videocomponent (los verkrijgbaar) 20 cm Naar video-uitgang • De “AV-1 Input” in “System” moet op “Video” worden ingesteld wanneer het externe videocomponent wordt aangesloten. (Zie de handleiding voor meer informatie.) Bij gebruik van de AV-2 Input Deutsch RCA connector Geel (VIDEO INPUT) Español Rood, wit (AUDIO INPUT) RCA kabels (los verkrijgbaar) Naar audio-uitgangen De navigatie-eenheid Français Rood, wit RCA-kabels (los verkrijgbaar) Naar audio-uitgangen Mini jack CD-RM10 (los verkrijgbaar) Geel Italiano Extern videocomponent (los verkrijgbaar) Naar video-uitgang • De “AV-2 Input” in “System” moet op “Video” worden ingesteld wanneer het externe videocomponent wordt aangesloten. (Zie de handleiding voor meer informatie.) OK L L V G R R G V L: Linkeraudio (wit) R: Rechteraudio (Rood) V: Video (Geel) G: Aarding Nederlands Zorg dat u verbinding maakt met een CD-RM10 (los verkrijgbaar). Wanneer u andere kabels gebruikt ontstaat de kans op foutieve aansluitingen en verstoord beeld of geluid. 16 Aansluitingen Tijdens de aansluiting van de externe eenheid met videobron De navigatie-eenheid Blauw IP-BUS kabel (los verkrijgbaar) 10 Naar IP-BUS uitgang 20 cm Geel (VIDEO INPUT) RCA-connector Pioneer externe eenheid (los verkrijgbaar) Zwart Naar video-uitgang RCA-kabel (los verkrijgbaar) • De “AV-1 Input” in “System” moet op “EXT” ingesteld worden wanneer het externe videocomponent wordt aangesloten. (Zie de handleiding voor meer informatie.) Tijdens het aansluiten van het achterdisplay De navigatie-eenheid 10 RCA-connector 15 cm Geel (REAR MONITOR OUTPUT) RCA kabels (los verkrijgbaar) Naar video-ingang Achterdisplay met RCA ingangsaansluitingen Tijdens het gebruik van een achterdisplay dat op de achtervideo-uitgang is aangesloten Plaats het achterdisplay NOOIT zo dat de bestuurder de videobron kan bekijken tijdens het rijden. De achtervideo-uitgang van dit navigatiesysteem is voor de aansluiting van een display zodat de passagiers op de achterbank de videobron kunnen bekijken. 17 Inbouwen • Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan op dat deze niet in contact komen met de elektrische bedrading. Door de trilling kunnen isolatiedraden beschadigd raken, met als gevolg kortsluiting of anderssoortige beschadigingen aan het voertuig. • Zorg ervoor dat de draden niet loshangen en geraakt kunnen worden door een portier of stoelverschuivingsmechanisme, met eventueel kortsluiting tot gevolg. • De wetgeving van sommige landen kan beperkingen opleggen aan de plaatsing en het gebruik van navigatiesystemen in uw voertuig of dit zelfs verbieden. Zorg ervoor dat bij het gebruik, de inbouw en de bediening van uw navigatiesysteem alle toepasselijke wetten en regels worden nageleefd. Nederlands • Controleer nadat u het navigatiesysteem heeft ingebouwd of de andere apparatuur in uw auto naar behoren werkt. Italiano • Wanneer de GPS antennedraad of de microfoondraad zich rond de stuurkolom of de versnellingspook wikkelt, ontstaat een bijzonder gevaarlijke situatie. Let er bij het inbouwen van dit product op dat u op geen enkele wijze gehinderd wordt bij de normale besturing van de auto. Français • Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de voorgeschreven wijze, zodat dit product juist wordt ingebouwd. Indien u andere onderdelen gebruikt, kunt u beschadigingen aan het product veroorzaken of het product kan losraken. Deutsch • Controleer of er niets achter het dashboard of de panelen zit wanneer u hierin gaten gaat boren. Let erop dat u geen brandstofleidingen, remleidingen, elektronische componenten, communicatiedraden of voedingskabels beschadigt. Español • Installeer dit product nooit op plaatsen waar, of op een manier waardoor: * Het letsel kan toebrengen aan de bestuurder of de passagiers wanneer plotseling hard geremd wordt. * Het een belemmering kan vormen voor de bediening van het voertuig door de bestuurder, zoals op de vloer voor de stoel van de bestuurder, of dichtbij het stuur of de versnellingshendel. English • Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf in te bouwen of eventueel onderhoud te verrichten. Bij verkeerd inbouwen of onderhoud van dit product bestaat het gevaar op een elektrische schok of een andere gevaarlijke situatie. Laat inbouwen en onderhoud van het navigatiesysteem over aan bevoegd Pioneer servicepersoneel. 18 Inbouwen • Bouw dit navigatiesysteem niet in op plaatsen waar het (i) het zicht van de bestuurder kan hinderen, (ii) de werking van een van de bedieningssystemen of veiligheidsvoorzieningen van de auto, inclusief airbags en knoppen van waarschuwingsknipperlichten nadelig kan beïnvloeden of (iii) een belemmering kan vormen voor het vermogen van de bestuurder om het voertuig veilig te bedienen. • Bouw het navigatiesysteem in tussen de stoel van de bestuurder en de stoel van de voorste inzittende, zodat het niet wordt geraakt door de bestuurder of inzittende als het voertuig abrupt afremt. • Bouw het navigatiesysteem nooit in voor of naast de plaats in het dashboard, het portier of de stijl van waaruit een van de airbags van het voertuig in werking wordt gesteld. Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor nadere informatie over het toepassingsgebied van de airbags vooraan. • Bouw dit product niet in op de plaats waar het de prestaties van een van de besturingssystemen van het voertuig, inclusief airbags en hoofdsteunen, nadelig kunnen beïnvloeden. Voorkomen van elektromagnetische storingen • Om storingen te voorkomen moeten de volgende voorwerpen zo ver mogelijk van dit navigatiesysteem alsmede andere kabels en draden worden geplaatst: - TV-antenne en antennekabel - FM, MG/LG-antenne met de kabel - GPS-antenne met de kabel Daarnaast dient u elke antennedraad zover mogelijk van de andere antennedraden te leggen. Bind de draden niet samen, leg ze niet naast elkaar en laat ze elkaar niet kruisen. Door de elektromagnetische ruis die daardoor ontstaat, wordt de kans op fouten op de plaats waar het display bevestigd is vergroot. Voor de installatie • Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als het voor het installeren van dit product nodig blijkt gaten te boren of andere wijzigingen aan te brengen aan de auto. • Voordat u het apparaat definitief installeert, is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen te maken om te kijken of deze correct zijn en alles naar behoren functioneert. 19 Dit navigatiesysteem inbouwen Opmerkingen betreffende het inbouwen English Español Deutsch • Installeer dit navigatiesysteem niet op plaatsen waar ze kunnen worden blootgesteld aan hoge temperaturen of vocht, zoals: * Dichtbij een radiator, luchtopening of airconditioningapparaat. * Op plaatsen blootgesteld aan direct zonlicht, zoals op het dashboard. * Op plaatsen waar water op het apparaat terecht kan komen, zoals dicht in de buurt van een portier. • Installeer dit navigatiesysteem op een plek die stevig genoeg is om het gewicht van het product te dragen. Kies een plaats waar dit navigatiesysteem stevig kan worden geïnstalleerd en zorg voor een veilige bevestiging. De actuele locatie van het voertuig kan alleen correct worden weergegeven wanneer het navigatiesysteem goed bevestigd is. • Installeer het navigatiesysteem horizontaal op een oppervlak met een tolerantie tussen 0 en 30 graden. Wanneer de installatiehoeken links en rechts meer dan 5 graden zijn, dan kan het toelaatbare bereik met 10 graden worden verhoogd door corrigerende afstellingen te maken. (Zie “De installatiehoek corrigeren” in de handleiding). Wanneer de roze kabel (CAR SPEED SIGNAL INPUT) niet wordt aangesloten, dan kunnen de hoeken aan de linker- en rechterkant tot binnen vijf graden afwijken. Een verkeerde installatie van dit apparaat waarbij het oppervlak meer dan het aantal toegestane graden gekanteld is, verhoogt het risico op fouten in het locatiedisplay en leidt tot minder goede prestaties van het display. Français • De snoeren mogen het in onderstaande Fig. weergegeven gebied niet bedekken, anders kunnen de versterkers en het navigatiemechanisme mogelijk oververhit raken. Bedek dit gebied niet. • Ingeval van oververhitting wordt de halfgeleider laser beschadigd. Bouw de navigatieeenheid daarom niet in op een plaats waar deze te warm kan worden, bijvoorbeeld naast een radiator. Nederlands 10 Italiano Wanneer de hoek meer dan 5 graden is, maak dan corrigerende afstellingen 20 Inbouwen Bijgeleverde accessoires De met een asterisk (*) gemarkeerde onderdelen zijn reeds geïnstalleerd. De navigatie-eenheid 21 Houder* Zijbeugels* (2 st.) Drukkingsschroef (5 × 6 mm) (8 st.) Schroef met platte kop (5 × 6 mm) (4 st.) Frame Schroef* (3 × 6 mm) (8 st.) Schroef voor het bevestigen van de zijbeugel* (5 × 6 mm) (4 st.) Sierring Tweezijdige schroef Rubbermof Vóór het installeren van dit navigatie-eenheid • Verwijder de houder. 2. Installeer dit navigatie-eenheid en draai de schroeven vast. Rubbermof*1 Tweezijdige schroef Houder English Draai de schroeven (3 × 6 mm) los om de houder te verwijderen. Dashboard Español Schroef (3 × 6 mm) Schroef (3 × 6 mm) 1. Installeer de houder in het dashboard. 3. Bevestig de sierring. Français Nadat u de houder in het dashboard hebt geplaatst, kiest u de juiste lipjes voor de dikte van het dashboardmateriaal en buigt u deze om. (Zo stevig mogelijk bevestigen met gebruik van de boven- en onderlipjes. Buig de lipjes 90 graden om het navigatie-eenheid te vergrendelen.) Zorg datude rubbermof op de lange kant van de tweezijdige schroef plaatst. Deutsch Installatie met de houder en zijbeugel Dashboard Nederlands Houder Italiano Sierring 22 Inbouwen Installatie met gebruik van de schroefgaten aan de zijkant van het navigatie-eenheid Buig het palletje naar beneden indien het in de weg zit. montageplaatjes van de orignele autoradio 1. Verwijder de zijbeugels. Zijbeugel Drukkingsschroeven of schroeven met een platte kop Schroef voor het bevestigen van de zijbeugel (5 × 6 mm) 2. De navigatie-eenheid op de montageplaatjes van de orignele autoradio vastzetten Positioneer het navigatie-eenheid zodanig dat zijn schroefgaten op een lijn liggen (passen) met de schroefgaten van de beugel, en draai de schroeven op 3 of 4 plaatsen aan elke kant vast. 23 Zorg ervoor dat u de schroeven geleverd met dit navigatiesysteem gebruikt. Dashboard of console Opmerking: Bij sommige automodellen kan mogelijk een ruimte ontstaan tussen het navigatie-eenheid en het dashboard. Gebruik, wanneer dit het geval is, het meegeleverde frame om deze ruimte te dichten. Bevestigen van de GPS-antenne English • Maak de GPS antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigingen aan de antennekabel kunnen leiden tot kortsluiting of storingen en permanente schade aan het navigatiesysteem. Opmerkingen betreffende het bevestigen Español • De antenne dient op een zo horizontaal mogelijk oppervlak te worden bevestigd, op een plaats waar de ontvangst van de radiogolven zo min mogelijk wordt gehinderd. De antenne kan de radiogolven van de satelliet alleen ontvangen als er geen obstakel tussen de antenne en de satelliet is. Het verdient aanbeveling de antenne op het dak of op het kofferdeksel van de auto te bevestigen. Dak Hoedenplank Français Italiano • Indien u de GPS-antenne binnen in de auto aanbrengt, gebruik dan het metalen plaatje dat bij het systeem wordt geleverd. Als dit plaatje niet gebruikt wordt, zal de ontvangstgevoeligheid onbevredigend zijn. • Maak het bijgeleverde metalen plaatje niet kleiner, aangezien dit resulteert in een lagere gevoeligheid van de GPS-antenne. • Trek niet aan de antennedraad wanneer u de GPS-antenne wilt verwijderen. De magneet van de antenne is erg krachtig en u zou de draad kunnen lostrekken van de antenne. • De GPS-antenne wordt bevestigd met behulp van de magneet. Let er bij het bevestigen van de GPS-antenne op dat u geen krassen op de carrosserie veroorzaakt. • Wanneer u de GPS-antenne op de buitenzijde van de auto heeft aangebracht, dient u deze los te maken en in de auto te leggen voordat u door een autowasserette rijdt. Indien dit wordt verzuimd, kan de antenne losraken en kunnen krassen op de carrosserie ontstaan. • Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de prestatie van de antenne beïnvloedt. Deutsch Kofferdeksel Nederlands 24 Inbouwen Bijgeleverde accessoires GPS-antenne Metalen plaatje Klem (5 st.) Waterbestendig isolatieblokje Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op de hoedenplank) Bevestig het metalen plaatje op een zo horizontaal mogelijke ondergrond op een plaats waar de GPS-antenne de golven door de ruit kan ontvangen. Plaats de GPS-antenne op het metalen plaatje. (De GPS-antenne heeft een magneet aan de onderzijde.) GPS-antenne Metalen plaatje Verwijder het beschermvel aan de onderkant van het plaatje. Zorg dat het oppervlak waarop u het metalen plaatje gaat aanbrengen droog is en vrij van stof, olie, vet enz. Opmerking: Het metalen plaatje bevat een sterk kleefmiddel, dat na verwijdering sporen op het oppervlak kan achterlaten. Klemmen Gebruik de klemmen om de draad op de vereiste plaatsen tegen het interieur van de auto te bevestigen. Opmerkingen: • Let er bij het aanbrengen van het metalen plaatje op dat het niet in kleine onderdelen wordt gesneden. • De ruiten van sommige auto’s laten de signalen van de GPS-satellieten niet door. In dat geval dient u de GPS-antenne aan de buitenzijde van de auto te bevestigen. 25 Bevestigen van de antenne aan de buitenzijde van de auto (op de carrosserie) Bevestig de GPS-antenne op een zo horizontaal mogelijke ondergrond zoals op het dak of kofferdeksel. (De GPS-antenne heeft een magneet aan de onderzijde.) English GPS-antenne Rubberen afdichtstrip Maak een U-vormige lus in de draad voordat u deze over de rubberen afdichtstrip leidt, om te voorkomen dat regenwater langs de draad in de auto druppelt. Nederlands Klemmen Gebruik de klemmen om de draad op de vereiste plaatsen tegen het interieur van de auto te bevestigen. Italiano Waterbestendig isolatieblokje Zorg dat het waterbestendige isolatieblokje bij het sluiten van het kofferdeksel op de rubberen afdichtstrip valt. Français De antennedraad via het kofferdeksel naar binnen leiden Deutsch Maak een U-vormige lus in de draad voordat u deze naar binnen leidt, om te voorkomen dat regenwater langs de draad in de auto druppelt. Klemmen Gebruik de klemmen om de draad op de vereiste plaatsen tegen het interieur van de auto te bevestigen. Español De antennedraad via de bovenzijde van het portier naar binnen leiden 26 Na het inbouwen van dit navigatiesysteem 1. Sluit de accu aan. Controleer nogmaals of alle aansluitingen op de juiste wijze zijn gemaakt en dit product correct is ingebouwd. Monteer de auto-onderdelen die u bij het inbouwen van het apparaat heeft verwijderd. Sluit tot slot de massakabel (–) weer op de massapool (–) van de accu aan. 2. Start de motor. 3. Druk op de RESET-toets. • Druk met een spits voorwerp, zoals de punt van een pen, op de RESET-toets van het navigatiesysteem. 4. Voer de volgende instellingen uit: 1. Installeer het programma in het navigatiesysteem. 2. Maak de nodige afstellingen aan de installatiehoek. (Zie “De installatiehoek afstellen” in de handleiding) 3. Rij totdat de geïnitialiseerde sensors normaal gaan werken. 4. Stel de tijd en de taal in. Zie de Bedieningshandleiding voor nadere bijzonderheden omtrent de instellingen van het navigatiesysteem. Na installatie van dit navigatiesysteem dient u op een veilige plaats te controleren of het voertuig normaal functioneert. 27
1 / 1

Pioneer AVIC D3 Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor