Leuze LBK ISC-03 Handleiding

Type
Handleiding
Vertaling van de originele instructies
SBV System BUS
Instructiehandleiding
v1.0 - NL
SRE - Safety Radar Equipment
WAARSCHUWING! Iedereen die dit systeem gebruikt is verplicht deze instructies te lezen om zijn
eigen veiligheid te waarborgen. Voordat u het systeem voor het eerst gebruikt, moet u het
hoofdstuk "Informatie over de veiligheid" in zijn geheel lezen en in acht nemen.
Copyright © 2021, Inxpect SpA
Alle rechten voorbehouden in alle landen.
Elke distributie, wijziging, vertaling of reproductie van delen of van het gehele
document is verboden mits schriftelijke toestemming van Inxpect SpA, met de
volgende uitzonderingen:
lHet afdrukken van het document in de originele vorm, geheel of gedeeltelijk.
lHet document overbrengen naar websites of andere elektronische
systemen.
lDe inhoud kopiëren zonder deze te wijzigen en Inxpect SpA als eigenaar van
de copyright te vermelden.
Inxpect SpA behoudt zich het recht voor om, zonder voorafgaande kennisgeving,
wijzigingen of verbeteringen aan te brengen in de bijbehorende documentatie.
Verzoeken om autorisaties, verdere kopieën van deze handleiding of van
technische informatie daarover, moeten worden gericht aan:
Inxpect SpA
Via Serpente, 91
25131 Brescia (BS)
Italië
safety-support@inxpect.com
+39 030 5785105
Inhoudsopgave
Woordenlijst iv
1. Deze handleiding 6
1.1 Informatie over deze handleiding 6
2. Veiligheid 7
2.1 Informatie over de veiligheid 7
2.2 Overeenstemming 9
3. SBV System BUS kennen 10
3.1 SBV System BUS 10
3.2 Verwerkingseenheid ISC-B01 12
3.3 Sensoren SBV-01 16
3.4 Toepassing Inxpect BUS Safety 18
3.5 Veldbuscommunicatie 19
3.6 Systeemconfiguratie 20
4. Werkingsprincipes 23
4.1 Werkingsprincipe van de sensor 23
4.2 Detectiebereiken 24
4.3 Veiligheidsmodi en veiligheidsfuncties 28
4.4 Veiligheidsmodus: Both (default) 28
4.5 Veiligheidsmodus: Always access detection 29
4.6 Veiligheidsmodus: Always restart prevention 29
4.7 Eigenschappen van de functie van preventie tegen herstart 30
4.8 Mutingfunctie 32
4.9 Functie tegen manipulatie: anti-rotatie rond de assen 33
4.10 Functies tegen manipulatie: anti-masking 34
5. Positie van de sensor 36
5.1 Basisbegrippen 36
5.2 Gezichtsveld van de sensoren 37
5.3 Berekening gevarenzone 39
5.4 Berekening van het detectiebereik 40
5.5 Aanbevelingen voor het plaatsen van sensoren 41
5.6 Installaties op bewegende delen 41
5.7 Installaties buiten 43
6. Installatieprocedure en gebruik 44
6.1 Voordat wordt geïnstalleerd 44
6.2 SBV System BUS installeren en configureren 45
6.3 Het valideren van de veiligheidsfuncties 52
6.4 De configuratie beheren 54
6.5 Andere functies 55
7. Onderhoud en storing oplossing 57
7.1 Probleemoplossing 57
7.2 Beheer van het gebeurtenissenlogboek 59
7.3 INFO-gebeurtenissen 63
7.4 FOUT-gebeurtenissen (verwerkingseenheid) 64
7.5 FOUT-gebeurtenissen (sensor) 67
7.6 FOUT-gebeurtenissen (CAN BUS) 68
7.7 Reiniging en reserveonderdelen 68
8. Technische verwijzingen 69
8.1 Technische gegevens 70
8.2 Pinbezetting klemmenborden en connector 73
8.3 Elektrische aansluitingen 75
8.4 Parameters 80
8.5 Digitale ingangssignalen 82
9. Aanhangsel 85
9.1 Inzameling 85
9.2 Assistentie en garantie 85
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA iii
iv SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
Woordenlijst
D
Detectieafstand x
Diepte van het gezichtsveld geconfigureerd voor detectiebereik x.
Detectiebereik x
Gedeelte van het gezichtsveld van de sensor. Detectiebereik 1 is het veld dat zich het dichtst bij de
sensor bevindt.
Detectiesignaal x
Uitgangssignaal dat de bewakingsstatus van het detectiebereik x beschrijft.
E
ESPE (Electro-Sensitive Protective Equipment)
Toestel of systeem van toestellen om personen of lichaamsdelen te detecteren om
veiligheidsredenen. ESPE's bieden individuele bescherming in machines en installaties waar een risico
op lichamelijk letsel bestaat. Deze apparaten/systemen dwingen de machine of de installatie/het
systeem in een veilige toestand voordat een persoon wordt blootgesteld aan een gevaarlijke situatie.
F
FMCW
Frequency Modulated Continuous Wave
G
Gecontroleerd gebied
Gebied dat wordt gecontroleerd door het systeem. Samengesteld uit alle detectiebereiken van alle
sensoren.
Gevarenzone
Zone die moet worden gecontroleerd omdat deze gevaarlijk is voor personen.
Gezichtsveld
Visuele zone van de sensor, met een specifieke hoekdekking.
H
Hoekdekking
Eigenschappen van het gezichtsveld met dekking op het horizontale vlak.
I
Inclinatie
Rotatie van de sensor om de x-as. Wordt gedefinieerd als de hoek tussen het midden van het
gezichtsveld van de sensor en de parallel met de grond.
M
Machine
Systeem waarvan een gevarenzone wordt gecontroleerd.
O
OSSD
Output Signal Switching Device
R
RCS
Radar doorsnede. Meet het niveau van detecteerbaarheid van een object door de radar. Afhankelijk
van, onder andere, het materiaal, de grootte en de plaats van het voorwerp.
T
Tolerantiezone
Zone van het gezichtsveld waarin de detectie of niet-detectie van een bewegend voorwerp of persoon
afhankelijk is van de kenmerken van het voorwerp.
U
Uitgang geactiveerd (ON-state)
Uitgang die van OFF-state naar ON-state gaat.
Uitgang gedeactiveerd (OFF-state)
Uitgang die van ON-state naar OFF-state gaat.
V
Veldset
Gezichtsveldstructuur die uit maximaal vier detectiebereiken bestaan.
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA v
1. Deze handleiding
1.1 Informatie over deze handleiding
1.1.1 Doelen van de instructiehandleiding
In deze handleiding wordt uitgelegd hoe SBV System BUS moet worden geïntegreerd om de bedieners van de
machine te beschermen en hoe deze moet worden gnstalleerd en gebruikt, en hoe het onderhoud moet
worden verricht.
De werking en de veiligheid van de machine waarop SBV System BUS is aangesloten vallen niet onder het
toepassingsgebied van dit document.
1.1.2 Verplichtingen ten opzichte van deze instructiehandleiding
LET OP: deze handleiding is een integraal onderdeel van het product, en moet gedurende de hele
bedrijfsduur worden bewaard.
Deze moet worden geraadpleegd voor alle situaties met betrekking tot de bedrijfscyclus van het
product vanaf het moment dat het wordt ontvangen tot het wordt afgedankt.
Deze moet zodanig worden bewaard dat deze op een schone en goed onderhouden plek toegankelijk
is voor de bedieners.
In geval van verlies of beschadiging van de handleiding neemt u contact op met de klantendienst.
In geval van doorverkoop van het apparaat moet de handleiding er altijd worden bijgevoegd.
1.1.3 Updates van de instructiehandleiding
Datum publicatie Code Hardwareversie Firmwareversie Updates
JAN 2021 SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print lISC-B01: 2.1
lSBV-01: 2.1
lISC-B01:
1.3.0
lSBV-01: 1.0
Eerste publicatie
1.1.4 Ontvangers van deze instructiehandleiding
De ontvangers van de instructiehandleiding zijn:
lDe fabrikant van de machine waarop het systeem wordt geïnstalleerd
lDe installateur van het systeem
lOnderhoudstechnicus van de machine
6SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 7
2. VEILIGHEID
2.1 Informatie over de veiligheid
2.1.1 BEVEILIGINGSBERICHTEN
Hieronder volgen de veiligheidswaarschuwingen voor de gebruiker en de apparatuur in dit document:
WAARSCHUWING! geeft een gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, ernstig letsel of de
dood kan veroorzaken.
LET OP: geeft verplichtingen aan die, indien ze niet worden nageleefd, schade aan het apparaat kunnen
veroorzaken.
2.1.2 Veiligheidssymbolen op het product
Dit symbool op het product geeft de verplichting aan om de handleiding te raadplegen. Er moet met
name aandacht worden besteed aan de volgende activiteiten:
lhet maken van verbindingen (zie "Pinbezetting klemmenborden en connector" op pagina 73 en
"Elektrische aansluitingen" op pagina 75)
lbedrijfstemperatuur van de kabel (zie "Pinbezetting klemmenborden en connector" op pagina 73)
ldekking van de verwerkingseenheid, die is onderworpen aan een test voor verminderde energie-
invloed (zie "Technische gegevens" op pagina 70)
2.1.3 DESKUNDIGHEID VAN HET PERSONEEL
Hieronder worden de ontvangers van deze handleiding en de vereiste vaardigheden voor elke geplande
activiteit aangegeven:
Ontvanger Activiteit Vaardigheden
Fabrikant van de
machine
lBepaalt welke beschermende
voorzieningen moeten worden
geïnstalleerd en stelt de
installatiespecificaties vast
lKent de significante gevaren van de
machine die op basis van de
risicobeoordeling moeten worden
beperkt.
lKennis van het volledige
veiligheidssysteem van de machine
en van de installatie waarin het is
geïnstalleerd.
Installateur van het
beveiligingssysteem
lHij/zij installeert het systeem
lHij/zij configureert het systeem
lAfdrukken van configuratierapporten
lGrote technische kennis op elektrisch
gebied en over de industriële
veiligheid
lKennis over de afmetingen van de te
controleren gevarenzone van de
machine
lHij/zij ontvangt instructies van de
fabrikant van de machine
Onderhoudstechnicus
van de machine
lHij/zij voert het onderhoud van het
systeem uit
lGrote technische kennis op elektrisch
gebied en over de industriële
veiligheid
2.1.4 BEDOELD GEBRUIK
SBV System BUS is gecertificeerd als SIL 2 volgens IEC/EN 62061, PL d volgens EN ISO 13849-1 en
prestatieklasse D volgens IEC/TS 62998-1.
Het systeem heeft twee veiligheidsfuncties:
lFunctie van toegangsdetectie: voorkomt de toegang tot een gevarenzone. De toegang tot de zone
ontkracht de veiligheidsuitgangen om de bewegende delen van de machine te stoppen.
8SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
lFunctie van preventie tegen herstart: voorkomt de onverwachte start of herstart van de machine. De
detectie van bewegingen binnen de gevarenzone houdt de veiligheidsuitgangen ontkrachtigd om de
start van de machine te beletten.
Het systeem voert de volgende optionele veiligheidsfuncties uit:
lStopsignaal: dwingt alle veiligheidsuitgangen in de OFF-state.
lHerstartsignaal: beheert een specifiek signaal dat de verwerkingseenheid in staat stelt om de
veiligheidsuitgangen van de bewegingsloze detectiebereiken naar de ON-state te schakelen.
lMuting (zie "Mutingfunctie" op pagina 32).
SBV System BUS is geschikt voor bescherming van het gehele lichaam in de volgende toepassingen:
lbescherming in gevaarlijke zones
lbescherming in mobiele gevaarlijke zones
lbinnen- en buitentoepassingen
SBV System BUS voldoet aan de eisen van de veiligheidsfuncties van toepassingen die een
risicobeperkingsniveau vereisen van:
lTot SIL 2, HFT = 0 volgens IEC/EN 62061
lTot PL d, categorie 3 volgens EN ISO 13849-1
lTot prestatieklasse D volgens IEC/TS 62998-1
SBV System BUS, kan, in combinatie met andere risicobeperkende middelen, worden gebruikt voor
veiligheidsfuncties van toepassingen die een hoger niveau van risicobeperking vereisen.
2.1.5 ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
lEen onjuiste installatie en configuratie van het systeem vermindert of annuleert de beschermende functie
van het systeem. Volg de instructies uit deze handleiding voor de correcte installatie, configuratie en
validatie van het systeem.
lWijzigingen aan de configuratie van het systeem kunnen de beschermende functie van het systeem
schaden. Na elke wijziging aan de configuratie moet de correcte werking van het systeem gevalideerd
worden volgens de instructies die in deze handleiding worden aangegeven.
lAls de configuratie van het systeem toestaat dat de gevarenzone zonder detectie kan worden betreden,
moeten bijkomende voorzorgsmaatregelen worden getroffen (bijv. afschermingen).
lDe aanwezigheid van statische voorwerpen, en meer bepaald metalen voorwerpen, binnen het gezichtsveld
kan de doeltreffendheid van de detectie van de sensor beperken. Houd het gezichtsveld van de sensor vrij.
lHet beschermingsniveau van het systeem (SIL 2, PL d) moet compatibel zijn met wat wordt vereist in de
risicobeoordeling.
lControleer of de temperatuur van de omgevingen waar het systeem wordt bewaard en geïnstalleerd,
compatibel is met de opslag- en bedrijfstemperaturen die zijn aangeduid in de technische gegevens in deze
handleiding.
lDe straling van dit toestel heeft geen invloed op pacemakers of andere medische apparaten.
2.1.6 WAARSCHUWINGEN VOOR DE FUNCTIE VAN PREVENTIE TEGEN
HERSTART
lDe functie van preventie tegen herstart wordt niet gegarandeerd in de blinde hoeken. Indien voorzien door
de risicobeoordeling, moeten gepaste veiligheidsmaatregelen getroffen worden in die zones.
lDe herstart van de machine moet alleen mogelijk zijn onder veilige omstandigheden. De knop voor het
herstartsignaal moet worden geïnstalleerd:
obuiten de gevarenzone
oniet toegankelijk vanaf de gevarenzone
oop een plaats waar de gevarenzone goed zichtbaar is
2.1.7 AANSPRAKELIJKHEID
De volgende werkzaamheden zijn ten laste van de fabrikant van de machine en van de installateur van het
systeem:
lZorg voor een adequate integratie van de veiligheidsuitgangssignalen van het systeem.
lHet gebied bewaken dat wordt gecontroleerd door het systeem en het valideren op basis van de
2. Veiligheid
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 9
noodzaak van de toepassing en de risicobeoordeling. De instructies naleven die zijn aangeduid in deze
handleiding.
2.1.8 BEPERKINGEN
lHet systeem detecteert geen perfect stilstaande personen die niet ademen of inerte voorwerpen binnen de
gevarenzone.
lHet systeem beschermt niet tegen stukken die worden weggeslingerd door de machine, tegen stralingen en
tegen vallende voorwerpen.
lDe bediening van de machine moet elektrisch bestuurbaar zijn.
2.2 Overeenstemming
2.2.1 NORMEN EN RICHTLIJNEN
Richtlijnen 2006/42/EG (DM - Machinerichtlijn)
2014/53/EG (RED - Radioapparatuur)
Normen IEC/EN 62061: 2005, A1:2013, A2:2015, AC:2010 SIL 2
EN ISO 13849-1: 2015 PL d
EN ISO 13849-2: 2012
IEC/EN 61496-1: 2013
IEC/EN 61508: 2010 Part 1-7 SIL 2
IEC/EN 61000-6-2:2019
ETSI EN 305 550-1 V1.2.1
ETSI EN 305 550-2 V1.2.1
ETSI EN 301 489-1 v2.2.3 (alleen emissies)
ETSI EN 301 489-3 v2.1.1 (alleen emissies)
IEC/EN 61326-3-1:2017
IEC/EN 61010-1: 2010
IEC/TS 62998-1:2019
IEC/EN 61784-3-3 voor de veldbus PROFIsafe
Opmerking: geen enkel storingstype is uitgesloten tijdens de analyse en het ontwerp van het systeem.
De EU-verklaring van overeenstemming is beschikbaar op www.inxpect.com.
2.2.2 CE
De fabrikant, Inxpect SpA, verklaart dat de Safety Radar Equipment (SRE) apparatuur SBV System BUS in
overeenstemming is met de richtlijnen 2014/53/EU en 2006/42/EG. De volledige tekst van de
overeenstemming is beschikbaar op de volgende website: www.inxpect.com.
Ook alle bijgewerkte certificaties zijn beschikbaar op dezelfde website.
2. Veiligheid
3. SBV System BUS kennen
Inhoudsopgave
Dit deel bevat de volgende onderwerpen:
3.1 SBV System BUS 10
3.2 Verwerkingseenheid ISC-B01 12
3.3 Sensoren SBV-01 16
3.4 Toepassing Inxpect BUS Safety 18
3.5 Veldbuscommunicatie 19
3.6 Systeemconfiguratie 20
Beschrijving van het productlabel
De volgende tabel beschrijft de informatie op het productlabel:
Deel Beschrijving
SID ID op sensor
DC "aa/ss" jaar en week van fabricage van het product
SRE Safety Radar Equipment
Model Productmodel (bijv. SBV-01, ISC-B01)
Type Productvariant, alleen gebruikt voor commercle doeleinden
S/N Serienummer
3.1 SBV System BUS
3.1.1 Definitie
SBV System BUS is een radarsysteem met actieve bescherming die de gevarenzones van een machine
controleert.
3.1.2 Bijzondere kenmerken
Hieronder worden bepaalde speciale kenmerken van dit beschermingssysteem aangeduid:
lhuidige afstand en hoek van doelen gedetecteerd door elke sensor
ltot vier veilige detectiebereiken om verschillende machinegedragingen te definiëren
lprogrammeerbare dekkingshoek voor elk detectiebereik
ldrie-assige rotatie tijdens de installatie voor een betere dekking van de detectiezones
lmogelijkheid om via de veldbus dynamisch te schakelen tussen verschillende vooraf gedefinieerde
configuraties (max. 32) om zich aan te passen aan de omgeving
lmutingfunctie voor het hele systeem of alleen voor sommige sensoren
longevoelig voor stof en rook
lvermindering van ongewenste alarmen veroorzaakt door de aanwezigheid van water of bewerkingsafval
10 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
3.1.3 Hoofdcomponenten
SBV System BUS bestaat uit een verwerkingseenheid en maximum zes sensoren. De softwaretoepassing
Inxpect BUS Safety dient voor de configuratie en de controle van de werking van het systeem.
3.1.4 Communicatie verwerkingseenheid - sensoren
De sensoren communiceren met de verwerkingseenheid via CAN-bus met behulp van diagnosemechanismen
die in overeenstemming zijn met de norm EN 50325-5 om SIL 2 en PL d te garanderen.
Voor een correcte werking moet aan elke sensor een identificatiecode (Node ID) zijn toegewezen.
Sensoren op dezelfde bus moeten verschillende Node ID's hebben. De sensor heeft geen vooraf toegewezen
Node-ID.
3.1.5 Communicatie verwerkingseenheid - machine
De verwerkingseenheid is voorzien van een veiligheidscommunicatie via een veldbusinterface. Via de
veldbusinterface kan de verwerkingseenheid ISC-B01 in real time communiceren met de PLC van de machine
voor:
lsysteeminformatie naar de PLC sturen (bijv. de positie van het gedetecteerde doelwit)
linformatie te ontvangen van de PLC om de configuratie dynamisch te wijzigen
Zie "Veldbuscommunicatie" op pagina 19.
3.1.6 Toepassingen
SBV System BUS bij de uitvoering van de veiligheidsfuncties, of bij de detectie van storingen, ontkracht SBV
System BUS de veiligheidsuitgangen en houdt deze niet bekrachtigd, en het controlesysteem kan de zone in
veiligheid stellen en/of de herstart van de machine belemmeren.
Als geen andere controlesystemen aanwezig zijn, kan SBV System BUS aangesloten worden op inrichtingen die
de voeding of de start van de machine.
SBV System BUS voert geen normale controlefuncties van de machine uit.
Zie voor voorbeelden van de aansluiting "Elektrische aansluitingen" op pagina 75.
3. SBV System BUS kennen
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 11
12 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
3.2 Verwerkingseenheid ISC-B01
3.2.1 Functies
De verwerkingseenheid voert de volgende functies uit:
lVerzamelt de informatie van alle sensoren via CAN bus.
lVergelijkt de positie van de beweging die wordt gedetecteerd met de ingestelde limieten.
lSchakelt de veiligheidsuitgang uit wanneer ten minste één sensor beweging in het detectiebereik
detecteert.
lSchakelt de veiligheidsuitgang uit als een storing in een van de sensoren of de verwerkingseenheid wordt
gedetecteerd.
lConfigureert de ingangen en uitgangen.
lCommuniceert met de toepassing Inxpect BUS Safety voor alle functies van de configuratie en de
diagnose.
lHiermee kunt u dynamisch schakelen tussen verschillende configuraties.
lCommuniceert met een veiligheids-PLC via een veldbusaansluiting
3.2.2 Structuur
Deel Beschrijving
AI/O-klemmenbord
BLED-status systeem
CResetknop voor netwerkparameters
DVoorbehouden voor intern gebruik. Resetknop voor de uitgangen
EMicro-USB-poort om de PC aan te sluiten en te communiceren met de toepassing Inxpect
BUS Safety
FMicro-USB-poort (voorbehouden)
GLED veldbusstatus (Ethernet)
Zie "LED veldbusstatus (Ethernet)" op de volgende pagina
HEthernet-poort met LED's om de PC aan te sluiten en te communiceren met de toepassing
Inxpect BUS Safety
IKlemmenbord voeding
JLED voeding (vast groen)
KKlemmenbord CAN-bus voor aansluiting van de eerste sensor
3. SBV System BUS kennen
Deel Beschrijving
LDIP-switch voor de insluiting/uitsluiting van de afsluitweerstand van de bus:
lOn (default) =weerstand ingesloten
lOff = weerstand uitgesloten
MLED CPU:
lrechts: status hardwarefuncties van de primaire microcontroller
luit: normaal gedrag
lvast rood: neem contact op met de klantendienst
llinks: status hardwarefuncties van de secundaire microcontroller
llangzaam knipperend oranje: normaal gedrag
landere status: neem contact op met de klantendienst
NEthernetpoort veldbus nr. 1 met LED
OEthernetpoort veldbus nr. 2 met LED
3.2.3 LED-status systeem
De LED's, elk bestemd voor een sensor, kunnen de volgende statussen aannemen:
Status Betekenis
Vast groen Normale werking van de sensor en geen beweging gedetecteerd
Oranje Normale werking van de sensor en beweging gedetecteerd
Rood knipperend Storing sensor. Zie "LED op de verwerkingseenheid" op pagina 58
Vast rood Systeemfout. Zie "LED op de verwerkingseenheid" op pagina 58
Knipperend groen Sensor in bootfase. Zie "LED op de verwerkingseenheid" op pagina 58
3.2.4 LED veldbusstatus (Ethernet)
De betekenis van LED's is afhankelijk van het gebruikte protocol. Voor meer details verwijzen wij u naar de
betreffende veiligheidshandleiding van de veldbus.
De betekenis van de LED's voor de PROFInet- en PROFIsafe-protocollen wordt hieronder toegelicht:
Opmerking: F1 is de bovenste led, F6 is de onderste led.
LED Status Betekenis
F1
(Stroomvoorziening)
Vast groen Normaal gedrag
Groen
knipperend
of uit
Neem contact op met de klantendienst
F2 (boot) Uit Normaal gedrag
Continu
brandend of
knipperend
geel
Neem contact op met de klantendienst
F3 (verbinding) Uit Bezig met gegevensuitwisseling met host
Rood
knipperend
Geen gegevensuitwisseling
Vast rood Geen fysieke verbinding
F4 (niet gebruikt) - -
F5 (diagnose) Uit Normaal gedrag
Rood
knipperend
DCP-signaaldienst via bus gestart
Vast rood Diagnosefout op PROFIsafe-niveau (F Dest-adres onjuist, watchdog time-
out, CRC onjuist) of diagnosefout op PROFInet-niveau (watchdog time-
out; kanaaldiagnose, generiek of uitgebreid aanwezig; systeemfout)
F6 (niet gebruikt) - -
3. SBV System BUS kennen
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 13
14 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
3.2.5 Ingangen
Het systeem heeft twee digitale ingangen van het type 3 (volgens IEC/EN 61131-2). Elke digitale ingang is
tweekanaals en de grondreferentie is gemeenschappelijk voor alle ingangen (voor details, zie "Technische
verwijzingen" op pagina 69).
Bij gebruik van de digitale ingangen moet de extra SNS-ingang "V+ (SNS)" worden aangesloten op 24 V DC en
moet de GND-ingang "V- (SNS)" worden geaard:
lvoer de juiste diagnose van de ingangen uit
lzorg voor het veiligheidsniveau van het systeem
De functie van elke digitale ingang moet worden geprogrammeerd via de toepassing Inxpect BUS Safety. De
beschikbare functies zijn:
lStop signal: optionele veiligheidsfunctie, beheert een specifiek signaal om alle veiligheidsuitgangen naar de
OFF-state te dwingen (detectiesignalen, indien aanwezig) in OFF-state.
lRestart signal: optionele veiligheidsfunctie, beheert een specifiek signaal dat de verwerkingseenheid in
staat stelt om de veiligheidsuitgangen van de bewegingsloze detectiebereiken naar de ON-state te
schakelen.
lMuting group “N”: optionele veiligheidsfunctie, beheert een specifiek signaal dat de verwerkingseenheid in
staat stelt om informatie van een geselecteerde groep sensoren te negeren.
lActivate dynamic configuration: laat de verwerkingseenheid toe om een specifieke dynamische
configuratie te selecteren.
lFieldbus controlled : bewaakt de status van de ingangen via veldbuscommunicatie. Bijvoorbeeld, een
generieke ESPE kan worden aangesloten op de ingang volgens de elektrische specificaties.
Voor details over digitale ingangssignalen, zie "Digitale ingangssignalen" op pagina 82.
3.2.6 Gedrag van ingangsvariabelen
Het gedrag van de ingangsvariabelen, wanneer noch de digitale ingangen noch de OSSD's zijn geconfigureerd
als Fieldbus controlled, wordt hieronder beschreven:
Toestand Gedrag van ingangsvariabelen
IOPS (PLC provider status) =
bad
lde laatste geldige waarde van de ingangsvariabele blijft behouden
lhet systeem blijft werken in zijn normale bedrijfstoestand
Verbinding verbroken lde laatste geldige waarde van de ingangsvariabele blijft behouden
lhet systeem blijft werken in zijn normale bedrijfstoestand
Na opstarten lde beginwaarden (op 0 gezet) worden gebruikt voor de
ingangsvariabelen
lhet systeem blijft werken in zijn normale bedrijfstoestand
Het gedrag van de ingangsvariabelen, wanneer ten minste één digitale ingang of OSSD-ingang is
geconfigureerd als Fieldbus controlled, wordt hieronder beschreven:
Toestand Gedrag van ingangsvariabelen
IOPS (PLC provider status) =
bad
lde laatste geldige waarde van de ingangsvariabele blijft behouden
lhet systeem blijft werken in zijn normale bedrijfstoestand
Verbinding verbroken lde laatste geldige waarde van de ingangsvariabele blijft behouden
lhet systeem gaat in een veilige toestand, waarbij de OSSD-uitgangen
worden uitgeschakeld, totdat de verbinding is hersteld.
Na opstarten lde beginwaarden (op 0 gezet) worden gebruikt voor de
ingangsvariabelen
lhet systeem blijft in een veilige toestand, waarbij de OSSD-uitgangen
worden uitgeschakeld, totdat de invoergegevens in een gepassiveerde
toestand worden gebracht.
3.2.7 Ingang SNS
De verwerkingseenheid beschikt bovendien over de ingang SNS (hoog logisch niveau (1) = 24 V) voor de
controle van de correcte werking van de chip die de status van de ingangen detecteert.
LET OP: als minstens een ingang wordt aangesloten, is het nodig om ook de ingang SNS "V+ (SNS)" en de
ingang GND "V- (SNS)” aan te sluiten.
3. SBV System BUS kennen
3.2.8 Uitgangen
Het systeem heeft vier kortsluitvaste OSSD digitale uitgangen, die individueel (onveilig) of als tweekanaals
veiligheidsuitgangen (veilig) kunnen worden gebruikt om het veiligheidsniveau van het systeem te waarborgen.
Eén uitgang wordt ingeschakeld bij het overschakelen van de OFF-state naar de ON-state en wordt
uitgeschakeld bij het overschakelen van de ON-state naar de OFF-state.
De functie van elke digitale uitgang moet worden geprogrammeerd via de toepassing Inxpect BUS Safety.
LET OP: elke geprogrammeerde OSSD-uitgang moet ergens op worden aangesloten. Anders genereert het
systeem een OSSD-fout.
De beschikbare functies zijn:
lSystem diagnostic signal: schakelt de geselecteerde uitgang om naar OFF-state wanneer een systeemfout
wordt gedetecteerd en zet alle OSSD-uitgangen van de eventuele detectiesignalen in de OFF-state..
lMuting enable feedback signal: schakelt in de volgende gevallen de geselecteerde uitgang om naar de
ON-state:
owanneer een muting-signaal wordt ontvangen via de geconfigureerde ingang en ten minste één groep is
in muting
owanneer een muting-commando wordt ontvangen via de veldbuscommunicatie en ten minste één
sensor is in muting
lDetection signal 1: (bijv. alarmsignaal) schakelt de geselecteerde uitgang naar de OFF-state wanneer een
sensor beweging in detectiebereik 1 detecteert of wanneer een stopsignaal wordt ontvangen van de
overeenkomstige ingang. De geselecteerde uitgang blijft minstens 100 ms in OFF-state.
Opmerking: wanneer een OSSD is geconfigureerd als detectiesignaal 1, wordt er automatisch een tweede OSSD aan
toegewezen om een veiligheidssignaal te geven.
lDetection signal 2: schakelt de geselecteerde uitgang naar de OFF-state wanneer een sensor beweging in
detectiebereik 2 detecteert of wanneer een stopsignaal wordt ontvangen van de overeenkomstige ingang.
De geselecteerde uitgang blijft minstens 100 ms in OFF-state.
Opmerking: wanneer een OSSD is geconfigureerd als detectiesignaal 2, wordt er automatisch een tweede OSSD aan
toegewezen om een veiligheidssignaal te geven.
lDetection signal 3: schakelt de geselecteerde uitgang naar de OFF-state wanneer een sensor beweging in
detectiebereik 3 detecteert of wanneer een stopsignaal wordt ontvangen van de overeenkomstige ingang.
De geselecteerde uitgang blijft minstens 100 ms in OFF-state.
Opmerking: wanneer een OSSD is geconfigureerd als detectiesignaal 3, wordt er automatisch een tweede OSSD aan
toegewezen om een veiligheidssignaal te geven.
lDetection signal 4: schakelt de geselecteerde uitgang naar de OFF-state wanneer een sensor beweging in
detectiebereik 4 detecteert of wanneer een stopsignaal wordt ontvangen van de overeenkomstige ingang.
De geselecteerde uitgang blijft minstens 100 ms in OFF-state.
Opmerking: wanneer een OSSD is geconfigureerd als detectiesignaal 4, wordt er automatisch een tweede OSSD aan
toegewezen om een veiligheidssignaal te geven.
lFieldbus controlled: hiermee kunt u de specifieke uitgang via de veldbuscommunicatie instellen.
lRestart Feedback signal: schakelt de geselecteerde uitgang naar de ON-state wanneer ten minste één
detectiebereik (Restart signal) opnieuw kan worden gestart. In het geval van:
ovoorkomen van automatische herstarten, de speciale uitgang is altijd OFF-state;
ohandmatige herstartpreventie, blijft de specifieke uitgang in OFF-state zolang er beweging wordt
gedetecteerd in alle detectiebereiken met een OFF-state; dan wordt deze geactiveerd (ON-state) en blijft
in ON-state totdat ten minste één detectiebereik met een OFF-state detectiesignaal vrij is van beweging
en totdat het herstartsignaal op de betreffende ingang wordt geactiveerd;
oveilige handmatige herstartpreventie, blijft de specifieke uitgang in OFF-state zolang er beweging wordt
gedetecteerd in alle detectiebereiken met een OFF-state; dan wordt deze geactiveerd (ON-state) als ten
minste één detectiebereik met een OFF-state detectiesignaal vrij is van beweging. Blijft in ON-state tot
een of meer detectiebereiken met een OFF-state sensorsignaal vrij van beweging blijven en tot het
herstartsignaal op de specifieke ingang wordt geactiveerd.
Elke uitgangsstatus kan worden opgehaald via veldbuscommunicatie.
De installateur van het systeem kan besluiten het systeem als volgt te configureren:
ltwee tweekanaals veiligheidsuitgangen (bijv. detectiesignaal 1 en detectiesignaal 2, normaal gesproken
alarm- en waarschuwingssignalen), of
leen dubbelkanaals veiligheidsuitgang (bijv. detectiesignaal 1) en twee éénkanaals uitgangen (bijv.
systeemdiagnose en feedback voor inschakeling muting), of
lelke uitgang als een enkele uitgang (bijv. systeemdiagnose, feedback voor inschakeling muting en twee
uitgangen met veldbus-sturing).
De dubbelkanaals veiligheidsuitgang wordt automatisch door de applicatie Inxpect BUS Safety verkregen en
komt alleen overeen met de individuele OSSD-uitgangen, en wel als volgt:
3. SBV System BUS kennen
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 15
16 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
lOSSD 1 met OSSD 2
lOSSD 3 met OSSD 4
In de dubbelkanaals veiligheidsuitgang is de uitgangstoestand als volgt:
luitgang geactiveerd (24 V dc): geen beweging gedetecteerd en normale werking
luitgang gedeactiveerd (0 V dc): beweging gedetecteerd in het detectiebereik of fout gedetecteerd in het
systeem
Het stationaire signaal is 24 V dc, met korte periodieke 0 V-pulsen (de pulsen zijn niet synchroon) om de
ontvanger in staat te stellen 0 V of 24-verbindingen te detecteren.
Raadpleeg voor meer informatie "Technische verwijzingen" op pagina 69.
3.3 Sensoren SBV-01
3.3.1 Functies
De sensoren hebben de volgende functies:
lDetecteren de aanwezigheid van bewegingen binnen het eigen gezichtsveld.
lSturen het signaal van gedetecteerde beweging naar de verwerkingseenheid via CAN-bus.
lSignaleren fouten of storingen die door de sensor tijdens de diagnose worden herkend, via de CAN-bus
aan de verwerkingseenheid.
3. SBV System BUS kennen
3.3.2 2-assige structuur
Deel Beschrijving
ASensor
BLED-status
CVeiligheidsschroeven om de sensor in een specifieke hoek rond de x-as te plaatsen (inclinatie
in stappen van 10°)
DVoorgeboorde beugel voor de installatie van de sensor op de grond of aan de wand
ESchroeven om de sensor in een specifieke hoek rond de y-as te plaatsen (inclinatie in stappen
van 10°)
FConnectoren voor de aansluiting van de sensoren in lijn en op de verwerkingseenheid
3.3.3 3-assige structuur
Deel Beschrijving
ASensor
BLED-status
CVeiligheidsschroeven om de sensor in een specifieke hoek rond de x-as te plaatsen (inclinatie
in stappen van 10°)
DVoorgeboorde beugel voor de installatie van de sensor op de grond of aan de wand
EVeiligheidsschroef om de sensor in een specifieke hoek rond de y-as te plaatsen (inclinatie in
stappen van 10°)
FConnectoren voor de aansluiting van de sensoren in lijn en op de verwerkingseenheid
GVeiligheidsschroef om de sensor in een specifieke hoek rond de z-as te plaatsen (roll in
stappen van 10°)
3. SBV System BUS kennen
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 17
18 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
3.3.4 LED-status
Status Betekenis
Vast blauw Sensor actief. Geen beweging gedetecteerd.
Blauw knipperend Sensor detecteert beweging. Niet beschikbaar als de sensor in muting is.
Paars Firmware-update toestand. Zie "LED op sensor" op pagina 57
Rood Fouttoestand. Zie "LED op sensor" op pagina 57
3.4 Toepassing Inxpect BUS Safety
3.4.1 Functies
Met de toepassing kunnen de volgende hoofdfuncties worden uitgevoerd:
lHet systeem configureren.
lHet configuratierapport maken.
lDe werking van het systeem controleren.
lDe systeemlogboeken downloaden.
WAARSCHUWING! De applicatie Inxpect BUS Safety mag alleen worden gebruikt voor de
systeemconfiguratie en voor de eerste validatie. Het kan niet worden gebruikt voor een continue
bewaking van het systeem tijdens de normale werking van de machine.
3.4.2 Gebruik van de toepassing Inxpect BUS Safety
Om de toepassing te kunnen gebruiken, moet u de verwerkingseenheid via een micro-USB-kabel of een
Ethernet-kabel op een computer aansluiten. Met de USB-kabel kunt u het systeem lokaal configureren, terwijl
u met de Ethernet-kabel het systeem op afstand kunt configureren.
De ethernetcommunicatie tussen de verwerkingseenheid ISC-B01 en de toepassing Inxpect BUS Safety is
beveiligd met de meest geavanceerde veiligheidsprotocollen (TLS).
3.4.3 Toegang
De toepassing kan gratis worden gedownload via de website www.inxpect.com/industrial/tools.
Om de toepassing te gebruiken, moet de computer via een micro-USB-kabel op een verwerkingseenheid ISC-
B01 aangesloten worden.
Bepaalde functies worden beschermd door een wachtwoord. Het beheerderswachtwoord kan worden
ingesteld via de toepassing en wordt opgeslagen op de verwerkingseenheid. Hieronder worden de functies
aangeduid die beschikbaar zijn afhankelijk van het toegangstype:
Beschikbare functies Toegangstype
lDe status van het systeem weergeven: (Dashboard)
lDe configuratie van de sensoren weergeven (Configuration)
lFabrieksinstelling herstellen als u de ethernetverbinding niet gebruikt (Settings >
General)
lEen back-up van de configuratie maken (Settings >General)
zonder wachtwoord
lMeerdere verwerkingseenheden synchroniseren ISC-B01 (Settings >Multi-
controller synchronization)
lHet systeem valideren (Validation)
lFabrieksinstelling herstellen als u de ethernetverbinding gebruikt (Settings >
General)
lDe systeemlogboeken downloaden en de rapporten weergeven (Settings >Activity
History)
lHet systeem configureren (Configuration)
lEen configuratie laden (Settings >General)
lHet beheerderswachtwoord wijzigen (Settings >Account)
lDe firmware bijwerken (Settings >General)
lParameters van het netwerk bekijken en wijzigen (Settings >Network Parameters)
lParameters van veldbus bekijken en wijzigen (Settings >Fieldbus Parameters)
met wachtwoord
3. SBV System BUS kennen
3.4.4 Hoofdmenu
Pagina Functie
Dashboard De belangrijkste informatie met betrekking tot het geconfigureerde systeem
weergeven.
Configuration Het bewaakte gebied definiëren.
Sensoren en detectiebereiken configureren.
Dynamische configuraties definren
Validation De validatieprocedure starten.
Settings De sensoren configureren.
De afhankelijkheid van de detectiebereiken kiezen.
De functies tegen manipulatie activeren.
Meerdere verwerkingseenheden synchroniseren ISC-B01.
De functie van de in- en uitgangen configureren.
De netwerkparameters configureren.
De parameters van de veldbus configureren.
Parameters van het netwerk bekijken en wijzigen.
Parameters van de veldbus bekijken en wijzigen.
De firmware bijwerken.
Een back-up van de configuratie maken en een configuratie laden.
De logboeken downloaden.
Andere hoofdfuncties.
REFRESH
CONFIGURATION
De configuratie bijwerken of de niet opgeslagen wijzigingen negeren.
User De toegang tot de functies van de configuratie activeren. Beheerderswachtwoord
noodzakelijk.
Disconnect Sluit de verbinding met het apparaat en laat de verbinding met een ander
apparaat toe.
De taal wijzigen.
3.5 Veldbuscommunicatie
3.5.1 Communicatie met de machine
Met de veldbus kunt u de volgende bewerkingen uitvoeren:
ldynamisch kiezen uit 1 tot 32 vooraf ingestelde configuraties
lde status van de ingangen uitlezen
lde uitgangen controleren
lde sensoren in muting zetten
3. SBV System BUS kennen
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 19
20 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
3.5.2 Uitwisseling van gegevens via de veldbus
De volgende tabel toont de gegevens die met veldbuscommunicatie worden uitgewisseld:
WAARSCHUWING! Het systeem is in alarm als de "status verwerkingseenheid" byte van de
“module "System configuration and status" PS2v6 of PS2v4 anders is dan "0xFF".
Soort
gegevens Beschrijving Communicatierichting
Veilig SYSTEM STATUS DATA
Verwerkingseenheid ISC-B01:
linterne status
lreal-time status van elk van de vier uitgangen
lreal-time status van elk van de vier ingangen
Sensor SBV-01:
lstatus van elk detectiebereik (al dan niet gedetecteerd doelwit) of
foutstatus
lmuting status
van verwerkingseenheid
Veilig SYSTEM SETTING COMMAND
Verwerkingseenheid ISC-B01:
lde identificatiecode van de te activeren dynamische configuratie
instellen
lde status van elk van de vier uitgangen instellen
lde huidige informatie van de versnellingsmeter te bepalen
Sensor SBV-01:
lmuting status instellen
naar
verwerkingseenheid
Veilig DYNAMIC CONFIGURATION STATUS
lidentificatie van de momenteel actieve dynamische configuratie
lhandtekening (CRC32) van de dynamische configuratie-identificatie
die momenteel actief is
van verwerkingseenheid
Veilig TARGET DATA
lHuidige afstand en hoek van doelen gedetecteerd door elke sensor.
Voor elk detectiebereik van de afzonderlijke sensoren wordt alleen
rekening gehouden met het doelwit dat zich het dichtst bij de sensor
bevindt.
van verwerkingseenheid
Niet veilig SYSTEM EXTENDED STATUS
Verwerkingseenheid ISC-B01:
linterne status met uitgebreide beschrijving van de fouttoestand
Sensor SBV-01:
linterne status met uitgebreide beschrijving van de fouttoestand
van verwerkingseenheid
Niet veilig TARGET DATA
lHuidige afstand en hoek van doelen gedetecteerd door elke sensor.
Voor elk detectiebereik van de afzonderlijke sensoren wordt alleen
rekening gehouden met het doelwit dat zich het dichtst bij de sensor
bevindt.
van verwerkingseenheid
3.6 Systeemconfiguratie
3.6.1 Systeemconfiguratie
De parameters van de verwerkingseenheid hebben standaardwaarden die met de toepassing Inxpect BUS
Safety kunnen worden gewijzigd (zie "Parameters" op pagina 80).
Wanneer een nieuwe configuratie wordt opgeslagen, genereert het systeem het configuratierapport.
3. SBV System BUS kennen
Opmerking: na een fysieke wijziging van het systeem (bijv. installatie van een nieuwe sensor) moet de systeemconfiguratie
worden bijgewerkt en moet een nieuw configuratierapport worden gegenereerd.
3.6.2 Dynamische systeemconfiguratie
SBV System BUS stelt u in staat om de belangrijkste systeemparameters in real time aan te passen, zodat u
dynamisch kunt schakelen tussen verschillende vooraf ingestelde configuraties. Dankzij de toepassing Inxpect
BUS Safety, is het mogelijk om, zodra de eerste systeemconfiguratie is ingesteld (standaardconfiguratie), tot 31
alternatieve sets van instellingen in te stellen om een dynamische herconfiguratie van het gecontroleerd
gebied mogelijk te maken.
De programmeerbare parameters voor elke sensor zijn als volgt:
ldetectiebereik (1 tot 4)
De programmeerbare parameters voor elk detectiebereik zijn als volgt:
lhoekbereik (10° tot 100° op het horizontale vlak)
lveiligheidsmodus (Both (default),Always access detection of Always restart prevention) (zie
"Veiligheidsmodi en veiligheidsfuncties" op pagina 28)
ltime-out herstart
Alle andere systeemparameters kunnen niet dynamisch worden gewijzigd en worden als statisch beschouwd.
3.6.3 Activering van de dynamische systeemconfiguratie
De dynamische systeemconfiguratie kan worden geactiveerd via de digitale ingangen of de veiligheidsveldbus.
Afhankelijk van uw keuze kunt u dynamisch schakelen tussen twee, vier of 32 verschillende vooringestelde
configuraties.
3.6.4 Dynamische configuratie via digitale ingangen
Om de dynamische systeemconfiguratie te activeren, kunnen één of beide digitale ingangen van de
verwerkingseenheid ISC-B01 worden gebruikt. Het resultaat is als volgt:
Als... Dan kunt u dynamisch schakelen tussen...
slechts één digitale ingang gebruikt voor een
dynamische configuratie
twee vooraf ingestelde configuraties (zie "Voorbeeld
1" onder en "Voorbeeld 2" onder)
beide digitale ingangen worden gebruikt voor een
dynamische configuratie
vier vooraf ingestelde configuraties (zie "Voorbeeld 3"
op de volgende pagina)
Opmerking: het omschakelen van de configuratie is veilig omdat het wordt geactiveerd door ingangen met twee kanalen.
Voorbeeld 1
De eerste digitale ingang is aangesloten op de dynamische configuratie.
Dynamische
configuratienummer Ingang 1 Ingang 2
#1 0-
#2 1-
0 = signaal gedeactiveerd; 1 = signaal geactiveerd
Voorbeeld 2
De tweede digitale ingang is aangesloten op de dynamische configuratie.
Dynamische
configuratienummer Ingang 1 Ingang 2
#1 -0
#2 -1
0 = signaal gedeactiveerd; 1 = signaal geactiveerd
3. SBV System BUS kennen
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 21
22 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
Voorbeeld 3
Beide digitale ingangen zijn aangesloten op de dynamische configuratie.
Dynamische
configuratienummer Ingang 1 Ingang 2
#1 0 0
#2 1 0
#3 0 1
#4 1 1
0 = signaal gedeactiveerd; 1 = signaal geactiveerd
3.6.5 Dynamische configuratie via veiligheidsveldbus
Om de dynamische systeemconfiguratie te activeren, sluit u een externe veiligheids-PLC aan die via de
veiligheidsveldbus communiceert met de ISC-B01-verwerkingseenheid. Hierdoor kunt u dynamisch schakelen
tussen alle vooraf ingestelde configuraties, d.w.z. tot 32 verschillende configuraties. Voor alle parameters die
in elke configuratie worden gebruikt, zie "Dynamische systeemconfiguratie" op de vorige pagina.
Voor meer informatie over het ondersteunde protocol, zie de handleiding van de veldbus.
WAARSCHUWING! Voordat u de dynamische systeemconfiguratie via de veiligheidsveldbus
activeert, moet u zich ervan vergewissen dat deze niet al via digitale ingangen is geactiveerd. Als
de activering voor zowel de digitale ingangen als de veiligheidsveldbus is ingesteld, gebruikt SBV
System BUS de digitale ingangsdata en negeert het de dynamische veranderingen die via de
veiligheidsveldbus zijn aangebracht.
3.6.6 Veilige configuratiewijziging
Configuratiewijzigingen zijn veilig uitgevoerd op zowel stationaire als mobiele machines. De sensor bewaakt
altijd het gehele bewaakte gebied en wanneer hij een verzoek ontvangt om over te schakelen op een
configuratie met een groter detectiebereik, keert hij onmiddellijk terug naar de veilige toestand als er zich
mensen binnen dat bereik bevinden.
3. SBV System BUS kennen
4. Werkingsprincipes
Inhoudsopgave
Dit deel bevat de volgende onderwerpen:
4.1 Werkingsprincipe van de sensor 23
4.2 Detectiebereiken 24
4.3 Veiligheidsmodi en veiligheidsfuncties 28
4.4 Veiligheidsmodus: Both (default) 28
4.5 Veiligheidsmodus: Always access detection 29
4.6 Veiligheidsmodus: Always restart prevention 29
4.7 Eigenschappen van de functie van preventie tegen herstart 30
4.8 Mutingfunctie 32
4.9 Functie tegen manipulatie: anti-rotatie rond de assen 33
4.10 Functies tegen manipulatie: anti-masking 34
4.1 Werkingsprincipe van de sensor
4.1.1 Inleiding
De sensor SBV-01 is een radarapparaat FMCW (Frequency Modulated Continuous Wave), gebaseerd op een
eigen algoritme voor de detectie. SBV-01 Is ook een meervoudige doelwitsensor, die pulsen stuurt en
informatie krijgt door de reflectie van het dichtstbijzijnde bewegende doelwit dat hij in elk detectiebereik
tegenkomt te analyseren.
De sensor kan de huidige afstand en hoek van het doel detecteren.
Elke sensor heeft zijn eigen veldset. Elke veldset komt overeen met de structuur van het gezichtsveld, dat is
opgebouwd uit detectiebereiken, zie "Detectiebereiken" op de volgende pagina.
4.1.2 Factoren die het gereflecteerde signaal beïnvloeden
Het signaal dat wordt gereflecteerd door het voorwerp, hangt af van bepaalde kenmerken van het voorwerp
zelf:
lmateriaal: metalen voorwerpen hebben een zeer grote reflectiecoëfficiënt, terwijl plastic en papier
slechts een klein deel van het signaal weerspiegelen.
loppervlak blootgesteld aan de sensor: hoe groter het oppervlak is dat wordt blootgesteld aan de radar,
hoe groter het gereflecteerde signaal is.
lpositie ten opzichte van de sensor: voorwerpen die perfect vóór de radar zijn gepositioneerd, genereren
een groter signaal dan zijwaarts geplaatste voorwerpen.
lbewegingssnelheid
Al deze factoren zijn geanalyseerd tijdens de veiligheidsvalidatie van SBV System BUS en kunnen niet leiden
tot een gevaarlijke situatie. In sommige gevallen kunnen deze factoren het gedrag van het systeem
beïnvloeden en een verkeerde activering van de veiligheidsfunctie veroorzaken.
4.1.3 Gedetecteerde voorwerpen en verwaarloosde voorwerpen
Het algoritme van de analyse van het signaal houdt alleen rekening met de voorwerpen die zich binnen het
gezichtsveld bewegen, en verwaarloost diegenen die compleet statisch zijn.
Bovendien kunnen met een filteralgoritme vallende voorwerpen ongewenste alarmen worden verwaarloosd
die optreden door bewerkingsafval dat in het gezichtsveld van de sensor valt.
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 23
24 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
4.2 Detectiebereiken
4.2.1 Inleiding
Het gezichtsveld van elke sensor kan uit maximaal vier detectiebereiken bestaan. Elk van de vier
detectiebereiken heeft een eigen detectiesignaal.
WAARSCHUWING! Configureer de detectiebereiken en koppel ze aan de dubbelkanaals
veiligheidsuitgangen volgens de vereisten voor risicobeoordeling.
4.2.2 Parameters van de detectiebereiken
De programmeerbare parameters voor elk detectiebereik zijn als volgt:
lhoekdekking
ldetectieafstand
lveiligheidsmodus (Both (default),Always access detection of Always restart prevention) (zie
"Veiligheidsmodi en veiligheidsfuncties" op pagina 28)
ltime-out herstart
4.2.3 Hoekdekking
De hoekdekkingswaarde is vast en ligt in het bereik van 10° tot 100°.
De hoekdekking van het detectiebereik moet groter zijn dan of gelijk zijn aan de hoekdekking van de volgende
detectiebereiken.
4. Werkingsprincipes
4.2.4 Detectieafstand
De detectieafstand van het eerste detectiebereik moet beginnen bij de sensor. De detectieafstand van een veld
begint waar de detectieafstand van het vorige veld eindigt.
De detectieafstand van één of meer velden kan 0 zijn (bijv. detectiebereik 3).
4. Werkingsprincipes
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 25
26 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
4.2.5 Afhankelijkheid van de detectiebereiken en het genereren van het
detectiesignaal
Als een sensor beweging detecteert binnen een detectiebereik, verandert zijn detectiesignaal van toestand en,
indien geconfigureerd, wordt de overeenkomstige veiligheidsuitgang uitgeschakeld. Het gedrag van de
uitgangen voor de volgende detectiebereiken varieert afhankelijk van de ingestelde afhankelijkheid voor het
detectiebereik:
Als... Dient u...
de optie Dependent mode is ingesteld en de
detectiebereiken zijn dus van elkaar afhankelijk
wanneer een sensor beweging detecteert binnen een
detectiebereik, worden alle uitgangen voor de
daaropvolgende detectiebereiken ook gedeactiveerd.
Voorbeeld
Geconfigureerd detectiebereik: 1, 2, 3
Detectiebereik met gedetecteerd doelwit: 2
Detectiebereik in alarmstatus: 2, 3
de optie Independent mode is ingesteld en de
detectiebereiken zijn dus onafhankelijk van elkaar
wanneer een sensor beweging binnen een
detectiebereik detecteert, wordt alleen de uitgang
voor dit detectiebereik uitgeschakeld.
Voorbeeld
Geconfigureerd detectiebereik: 1, 2, 3
Detectiebereik met gedetecteerd doelwit: 2
Detectiebereik in alarmstatus: 2
WAARSCHUWING! Indien de detectiebereiken onafhankelijk zijn, moet tijdens de
risicobeoordeling een veiligheidsbeoordeling van het bewaakte gebied worden uitgevoerd. De
blinde zone die door een doelwit wordt veroorzaakt, kan verhinderen dat de sensor doelwitten in
volgende detectiebereiken detecteert.
In dit voorbeeld genereren beide detectiebereiken 1 en 2 een detectiesignaal voor respectievelijk doelwit [A] en
[B].
4. Werkingsprincipes
In dit voorbeeld genereert detectiebereik 1 een detectiesignaal voor doelwit [A], maar doelwit [B] kan niet
worden gedetecteerd.
Klik in de toepassing Inxpect BUS Safety op Settings >Sensors >Detection field dependency om de
afhankelijkheidsmodus van het detectiebereik in te stellen.
4.2.6 Onafhankelijke detectiebereiken: een praktisch voorbeeld
Het kan nuttig zijn de detectiebereiken als onafhankelijk in te stellen, bijvoorbeeld wanneer een tijdelijke
beweging van een voorwerp in een detectiebereik wordt verwacht. Een voorbeeld is een robotarm die binnen
het detectiebereik 1 alleen tijdens een bepaalde fase van de bedrijfscyclus van rechts naar links beweegt.
In dit geval kan het detectiesignaal in het detectiebereik 1 worden genegeerd, waardoor onnodige uitvaltijd
wordt voorkomen.
WAARSCHUWING! Alvorens te besluiten het detectiesignaal in detectiebereik 1 te negeren, moet
tijdens de risicobeoordeling de veiligheid van de bewaakte zone worden gecontroleerd.
WAARSCHUWING! De blinde zone die door de bewegende robotarm wordt gegenereerd, kan
gedurende een bepaald tijdsinterval verhinderen dat de sensor doelwitten in opeenvolgende
detectiebereiken detecteert. Met deze tijd moet rekening worden gehouden bij de bepaling van de
detectieafstand voor detectiebereik 2.
4. Werkingsprincipes
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 27
28 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
4.3 Veiligheidsmodi en veiligheidsfuncties
4.3.1 Inleiding
Elk detectiebereik van elke sensor kan in een van de volgende veiligheidsmodi werken:
lBoth (default)
lAlways access detection
lAlways restart prevention
Elke veiligheidsmodus bestaat uit een of beide van de volgende veiligheidsfuncties:
Functie Beschrijving
Toegangsdetectie De machine wordt weer in een veilige staat gebracht wanneer een persoon de
gevarenzone betreedt.
Herstartpreventie De machine kan niet opnieuw starten als mensen zich in de gevarenzone bevinden.
4.3.2 Veiligheidsmodus
Via de toepassing Inxpect BUS Safety, kunt u de veiligheidsfunctie kiezen waarmee elke sensor in elk van zijn
eigen detectiebereiken werkt:
lBoth (default):
ode sensor voert de functie van toegangsdetectie uit wanneer deze zich in normale werking bevindt
(status No alarm)
ode sensor voert de functie van preventie tegen herstart uit wanneer deze zich in alarmstatus bevindt
(status Alarm)
lAlways access detection:
ode sensor voert altijd de toegangsdetectie uit (status No alarm + status Alarm)
lAlways restart prevention:
ode sensor voert altijd de functie van preventie tegen herstart uit (status No alarm + status Alarm)
4.4 Veiligheidsmodus: Both (default)
4.4.1 Inleiding
Deze veiligheidsmodus bestaat uit de volgende veiligheidsfuncties:
ltoegangsdetectie
lherstartpreventie
4.4.2 Veiligheidsfunctie: toegangsdetectie
Toegangsdetectie maakt het volgende mogelijk:
Wanneer... Dient u...
er wordt geen beweging gedetecteerd in het
detectiebereik
de nooduitgangen actief blijven
een beweging wordt gedetecteerd in het
detectiebereik
lde nooduitgangen zijn gedeactiveerd
lde herstartpreventiefunctie wordt geactiveerd
4.4.3 Veiligheidsfunctie: herstartpreventie
De herstartpreventiefunctie blijft actief en de veiligheidsuitgangen blijven gedeactiveerd zolang er beweging
wordt gedetecteerd in het detectiebereik.
De sensor kan microbewegingen detecteren die slechts enkele millimeters groot zijn, zoals
ademhalingsbewegingen (bij normale ademhaling of korte apneu) of bewegingen die nodig zijn om een persoon
in een rechtopstaande of hurkende positie in evenwicht te houden.
De gevoeligheid van het systeem is groter dan de gevoeligheid van de toegangsdetectie. Daarom reageert het
systeem anders op trillingen en bewegende delen.
WAARSCHUWING! Wanneer de herstartpreventiefunctie actief is, kan het bewaakte gebied
worden beïnvloed door de positie en de inclinatie van de sensoren, alsook door hun
installatiehoogte en hoekbereik (zie "Positie van de sensor" op pagina 36).
4. Werkingsprincipes
4.4.4 Parameter Time-out herstart
Wanneer het systeem geen beweging meer detecteert, blijven de OSSD-uitgangen gedurende de in parameter
Restart timeout ingestelde tijd in de OFF-state staan.
De maximumwaarde is 60 s, terwijl de minimumwaarde wordt gegeven door de Certified Restart timeout (CRT).
De parameter is alleen geldig voor de functie van preventie tegen herstart.
4.5 Veiligheidsmodus: Always access detection
4.5.1 Veiligheidsfunctie: toegangsdetectie
Dit is de enige veiligheidsfunctie die beschikbaar is voor de modus Always access detection.
Toegangsdetectie maakt het volgende mogelijk:
Wanneer... Dient u...
er wordt geen beweging gedetecteerd in het
detectiebereik
de nooduitgangen actief blijven
een beweging wordt gedetecteerd in het
detectiebereik
lde toegangsdetectie blijft actief
lde nooduitgangen zijn gedeactiveerd
lde gevoeligheid blijft dezelfde als voor de
bewegingsdetectie
WAARSCHUWING! Als de modus Always access detection wordt geselecteerd, moeten er extra
veiligheidsmaatregelen worden ingevoerd om de herstartpreventie te waarborgen.
4.5.2 Parameter TOFF
Wanneer het systeem in de veiligheidsmodus Always access detection geen beweging meer detecteert,
blijven de OSSD-uitgangen gedurende de in parameter TOFF ingestelde tijd in de OFF-state staan.
TOFFkan worden ingesteld op een waarde tussen 0,1 s en 60 s.
4.6 Veiligheidsmodus: Always restart prevention
4.6.1 Veiligheidsfunctie: herstartpreventie
Dit is de enige veiligheidsfunctie die beschikbaar is voor de modus Always restart prevention.
Herstartpreventie maakt het volgende mogelijk:
Wanneer... Dient u...
er wordt geen beweging gedetecteerd in het
detectiebereik
lde nooduitgangen actief blijven
een beweging wordt gedetecteerd in het
detectiebereik
lde nooduitgangen zijn gedeactiveerd
lde herstartpreventiefunctie blijft actief
lde gevoeligheid blijft dezelfde als voor de
bewegingsdetectie
De sensor kan microbewegingen detecteren die slechts enkele millimeters groot zijn, zoals
ademhalingsbewegingen (bij normale ademhaling of korte apneu) of bewegingen die nodig zijn om een persoon
in een rechtopstaande of hurkende positie in evenwicht te houden.
De gevoeligheid van het systeem is groter dan de gevoeligheid van de toegangsdetectie. Daarom reageert het
systeem anders op trillingen en bewegende delen.
WAARSCHUWING! Wanneer de herstartpreventiefunctie actief is, kan het bewaakte gebied
worden beïnvloed door de positie en de inclinatie van de sensoren, alsook door hun
installatiehoogte en hoekbereik (zie "Positie van de sensor" op pagina 36).
4. Werkingsprincipes
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 29
30 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
4.6.2 Parameter Time-out herstart
Wanneer het systeem geen beweging meer detecteert, blijven de OSSD-uitgangen gedurende de in parameter
Restart timeout ingestelde tijd in de OFF-state staan.
De maximumwaarde is 60 s, terwijl de minimumwaarde wordt gegeven door de Certified Restart timeout (CRT).
4.7 Eigenschappen van de functie van preventie tegen herstart
4.7.1 Gevallen waarin de functie niet gegarandeerd wordt
De functie wordt niet gegarandeerd in de volgende gevallen:
ler zijn objecten die de bewegingsdetectie door de sensoren beperken of verhinderen.
lde persoon ligt op de grond en de sensor is gnstalleerd op een hoogte van minder dan 2,5 m (8,2 ft) of
met een inclinatie van minder dan 60°.
lde sensor detecteert niet voldoende lichaamsdelen, bijvoorbeeld als deze de ledematen detecteert,
maar niet de romp van een zittend persoon [A], een liggend persoon [B] of een leunend persoon [C].
WAARSCHUWING! De positie van de persoon wordt bepaald door de positie van zijn
zwaartepunt. De functie wordt niet gegarandeerd als een persoon lichaamsdelen binnen het
gezichtsveld van de sensor heeft, maar de as van het zwaartepunt zich erbuiten bevindt.
Alleen als er geen beperkingen zijn, garandeert de functie de detectie van de aanwezigheid van een persoon in
een rechtopstaande positie [D].
4. Werkingsprincipes
4.7.2 Typen van geregelde herstart
LET OP: het is de verantwoordelijkheid van de fabrikant van de machine om te beoordelen of de preventie
tegen automatische herstart hetzelfde veiligheidsniveau kan garanderen dat kan worden verkregen met de
handmatige herstart (zoals is gedefinieerd in de norm EN ISO 13849-1:2015, paragraaf 5.2.2).
Het systeem beheert drie preventietypen tegen herstart:
Type Voorwaarden voor de activering van de herstart van de machine
Automatisch Vanaf de laatst gedetecteerde beweging* is het tijdsinterval verstreken dat is ingesteld
in de toepassing Inxpect BUS Safety (Restart timeout).
Handmatig De Restart signal is correct ontvangen** (zie "Herstartsignaal" op pagina 84).
Veilig handmatig 1. Vanaf de laatst gedetecteerde beweging* is het tijdsinterval verstreken dat is
ingesteld in de toepassing Inxpect BUS Safety (Restart timeout) en
2. de status van het herstartsignaal geeft aan dat een herstart mogelijk is (zie
"Herstartsignaal" op pagina 84).
Opmerking *: de herstart van de machine is geactiveerd als geen beweging wordt gedetecteerd tot 35 cm voorbij de
detectiezone.
Opmerking **: (voor alle soorten herstarten) andere gevaarlijke toestanden van het systeem kunnen verhinderen dat de
machine opnieuw opstart (bv. diagnosefout, sensormasking, enz.)
4.7.3 Voorzorgsmaatregelen om een onverwachte herstart te voorkomen
Om een onverwachte herstart te voorkomen, dient u de volgende voorzorgsmaatregelen in acht te nemen:
lde herstarttijd moet groter zijn dan of gelijk aan 4 s.
lals de sensor op een hoogte van minder dan 30 cm van de grond wordt geïnstalleerd, moet een
minimumafstand van 50 cm tot de sensor worden gegarandeerd.
Opmerking: als de sensor op een hoogte van minder dan 30 cm van de grond wordt geïnstalleerd, is het mogelijk om
de masking-functie in te schakelen om een systeemfout te genereren wanneer een persoon zich voor de sensor
bevindt.
4.7.4 De functie van preventie tegen herstart activeren
Type Procedure
Automatisch Ga in de toepassing Inxpect BUS Safety naar Settings >Sensors en stel de parameter
Restart timeout in.
Handmatig 1. Sluit de machineknop voor het herstartsignaal op de juiste manier aan, zie
"Elektrische aansluitingen" op pagina 75.
2. Ga in de toepassing Inxpect BUS Safety naar Configuration voor elk veld van elke
sensor en stel in Safety working mode =Always access detection en TOFF =0,1
ms.
Veilig handmatig 1. Sluit de machineknop voor het herstartsignaal op de juiste manier aan, zie
"Elektrische aansluitingen" op pagina 75.
2. Ga in de toepassing Inxpect BUS Safety naar Settings >Sensors en stel de
parameter Restart timeout in.
4. Werkingsprincipes
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 31
32 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
4.8 Mutingfunctie
4.8.1 Beschrijving
Muting is een optionele veiligheidsfunctie die veiligheidsfuncties tijdelijk buiten werking stelt. De detectie van
de beweging wordt gedeactiveerd, en dus houdt de verwerkingseenheid de veiligheidsuitgangen actief, ook
wanneer de sensoren een beweging detecteren in het detectiebereik.
4.8.2 Activering van de mutingfunctie
De mutingfunctie kan worden ingeschakeld via de digitale ingang (zie "Kenmerken signaal activering van de
mutingfunctie" onder) of de veiligheidsveldbus (indien ondersteund).
De mutingfunctie kan geactiveerd worden via de digitale ingang voor alle sensoren gelijktijdig of slechts voor
een groep sensoren. Er kunnen maximaal twee groepen worden geconfigureerd, elk gekoppeld aan een digitale
ingang.
Het volgende moet gedefinieerd worden via de toepassing Inxpect BUS Safety:
lvoor elke ingang, de groep bestuurde sensoren
lvoor elke groep, de sensoren die erbij horen
lvoor elke sensor, of deze nu tot een groep behoort of niet
Opmerking: als de muting-functie voor een sensor is ingeschakeld, is deze ingeschakeld voor alle detectiebereiken van de
sensor, ongeacht of de detectiebereiken afhankelijk of onafhankelijk zijn en of de functies tegen manipulatie voor die sensor
zijn uitgeschakeld.
Zie "Configureer de hulpingangen en -uitgangen" op pagina 45.
Via de veiligheidsveldbus kan de mutingfunctie voor elke sensor afzonderlijk worden ingeschakeld.
WAARSCHUWING! Als de mutingfunctie is ingeschakeld via zowel de veiligheidsbus als de
digitale ingangen, hebben de digitale ingangen voorrang op de veldbus.
Opmerking: de mutingfunctie blijft gedeactiveerd tot het systeem beweging in het gebied detecteert.
4.8.3 Activeren van de mutingfunctie
De muting-functie wordt alleen geactiveerd als alle sensorvelden geen bewegingen detecteren en de time-out
herstart, indien van toepassing, voor alle sensorvelden is verstreken.
4.8.4 Kenmerken signaal activering van de mutingfunctie
De mutingfunctie is alleen geactiveerd als beide logische signalen van de specifieke ingang bepaalde
kenmerken respecteren.
Hieronder wordt een grafische weergave van de kenmerken van het signaal weergegeven.
In de toepassing Inxpect BUS Safety, in Settings >Digital Input-Output is het noodzakelijk om de
parameters in te stellen die de kenmerken van het signaal definiëren.
Opmerking: met duur van de impuls = 0 is het voldoende dat de ingangssignalen zich op een hoog logisch niveau (1)
bevinden om de mutingfunctie te activeren.
4. Werkingsprincipes
4.8.5 Muting status
De eventuele uitgang specifiek voor de status van de mutingfunctie (Muting enable feedback signal) wordt
geactiveerd als minstens een van de groepen sensoren in muting is gesteld.
LET OP: de fabrikant van de machine moet beoordelen of de aanduiding van de status van de mutingfunctie
noodzakelijk is (zoals is gedefinieerd in de norm EN ISO 13849-1:2015, paragraaf 5.2.5).
4.9 Functie tegen manipulatie: anti-rotatie rond de assen
4.9.1 Anti-rotatie rond de assen
De sensor detecteert rotatie om zijn eigen assen.
Wanneer de systeemconfiguratie wordt opgeslagen, slaat de sensor de positie op. Als de sensor vervolgens
variaties van de rotatie rond deze assen detecteert, stuurt deze een signalering van manipulatie naar de
verwerkingseenheid. Bij een signalering van manipulatie deactiveert de verwerkingseenheid alle
veiligheidsuitgangen.
De sensor kan veranderingen in de rotatie om zijn x- en z-as detecteren, zelfs wanneer hij is uitgeschakeld. Een
signalering van manipulatie wordt naar de verwerkingseenheid gestuurd wanneer de stroom de volgende keer
wordt ingeschakeld.
4.9.2 Schakel de anti-rotatie functie rond de assen uit
WAARSCHUWING! Als de functie is gedeactiveerd, kan het systeem geen verandering in de rotatie
van de sensor rond de assen melden en kan het dus ook geen verandering in het bewaakte gebied
melden. Zie "Controles uit te voeren wanneer anti-rotatie rond de assen is uitgeschakeld" onder.
WAARSCHUWING! Indien de functie is gedeactiveerd voor een as en de rotatie rond die as niet is
beveiligd met veiligheidsschroeven, moeten voorzorgsmaatregelen worden genomen om geknoei
te voorkomen.
U kunt de functie onafhankelijk voor elke afzonderlijke as uitschakelen. Ga in de toepassing Inxpect BUS Safety
naar Settings en klik op Sensors om de anti-rotatie functie rond de assen uit te schakelen.
4.9.3 Controles uit te voeren wanneer anti-rotatie rond de assen is
uitgeschakeld
Wanneer de anti-rotatie rond de assen is uitgeschakeld, voert u de volgende controles uit.
Veiligheidsfunctie Periodiciteit Handeling
Functie van
toegangsdetectie
ór elke herstart van de
machine
Controleer of de positie van de sensor de positie is die
door de configuratie wordt gedefinieerd.
Controleer of het gecontroleerde gebied het gebied is
dat door de configuratie wordt gedefinieerd.
Zie "Het valideren van de veiligheidsfuncties" op
pagina 52.
Functie van
preventie tegen
herstart
Wanneer de
veiligheidsuitgangen worden
uitgeschakeld
4. Werkingsprincipes
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 33
34 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
4.9.4 Wanneer deactiveren
Als de sensor op een bewegend object is geïnstalleerd (bijv. wagen, voertuig) dat, als het beweegt, de inclinatie
van de sensor (bijv. beweging op een hellend vlak of in een bocht), kan het nodig zijn om de anti-rotatie rond de
assen uit te schakelen.
4.10 Functies tegen manipulatie: anti-masking
4.10.1 Signalering van masking
De sensor detecteert de aanwezigheid van voorwerpen die het gezichtsveld kunnen belemmeren. Wanneer de
systeemconfiguratie wordt opgeslagen, slaat de sensor de omgeving op. Als de sensor vervolgens variaties van
de omgeving detecteert die zodanig zijn dat het gezichtsveld wordt bnvloed, stuurt hij een signalering van
masking naar de verwerkingseenheid. De sensor bewaakt het gebied tussen -50° en 50° horizontaal, ongeacht
de ingestelde hoekdekking. Bij een signalering van masking deactiveert de verwerkingseenheid de
veiligheidsuitgangen.
4.10.2 Proces voor opslaan van omgeving
De sensor start het proces van het opslaan van de omgeving wanneer de configuratie in de toepassing Inxpect
BUS Safety wordt opgeslagen. Daarna wacht het tot 20 seconden tot het systeem de alarmtoestand heeft
verlaten en de scène statisch is geworden, waarna het de omgeving scant en opslaat.
LET OP: als de scène niet binnen het interval van 20 seconden statisch wordt, blijft het systeem in een fout
(Signal error) status en moet de systeemconfiguratie opnieuw worden opgeslagen.
Er wordt aanbevolen om het proces van het opslaan minstens 3 minuten na de inschakeling van het
systeem uit te voeren om te garanderen dat de sensor de bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
Alleen na afloop van het proces van het opslaan kan de sensor de signaleringen van de masking verzenden.
4.10.3 Oorzaken van masking
Hieronder volgen enkele mogelijke oorzaken voor een signalering van masking:
lin het detectiebereik is een voorwerp gepositioneerd dat het gezichtsveld van de sensor belemmert.
lde omgeving van het detectiebereik varieert aanzienlijk, bijvoorbeeld als een sensor op beweegbare
delen is geïnstalleerd of als beweegbare delen aanwezig zijn in het detectiebereik.
lde configuratie is opgeslagen met de sensoren geïnstalleerd in een andere omgeving dan de
werkomgeving.
4.10.4 Signalering van masking bij de inschakeling
Als het systeem diverse uren is uitgeschakeld en er een thermische schok is geweest, is het mogelijk dat de
sensor bij de inschakeling een valse signalering van masking zendt. De veiligheidsuitgangen worden binnen 3
minuten automatisch geactiveerd wanneer de sensor zijn werktemperatuur heeft bereikt.
4.10.5 Instellingen
De anti-masking instellingen zijn als volgt:
lafstand van de sensor (max. 1 m) waarop de functie actief is.
lgevoeligheid
De vier gevoeligheidsniveaus zijn als volgt:
Niveau Beschrijving Voorbeeld toepassing
Hoog Het systeem is maximaal gevoelig voor
veranderingen in de omgeving.
Installaties met statische omgeving en met
een hoogte van minder dan een meter, waar
objecten de sensor kunnen blokkeren.
Gemiddeld Het systeem is weinig gevoelig voor
veranderingen in de omgeving. De occlusie
moet duidelijk zijn (vrijwillige manipulatie).
Installaties met een hoogte van meer dan een
meter, waarbij masking waarschijnlijk alleen
zal optreden als dit vrijwillig is.
4. Werkingsprincipes
Niveau Beschrijving Voorbeeld toepassing
Laag Het systeem detecteert alleen masking als
de occlusie van de sensor compleet is en
met sterk reflecterende objecten (bijv.
metaal, water) in de buurt van de sensor.
Installaties op bewegende delen, waarbij de
omgeving continu varieert, maar waar er zich
statische objecten in de buurt van de sensor
kunnen bevinden (obstakels op het pad).
Gedeactiveerd Het systeem detecteert geen veranderingen
in de omgeving.
WAARSCHUWING! Als de functie
is gedeactiveerd, kan het systeem
de aanwezigheid van eventuele
voorwerpen signaleren die de
normale detectie belemmeren. Zie
"Controles die moeten worden
uitgevoerd wanneer de anti-
maskingfunctie is uitgeschakeld"
onder.
Zie "Wanneer deactiveren" onder.
Om de afstand in te stellen, gaat u in de toepassing Inxpect BUS Safety, en klikt u op Settings en op Sensors.
Om het gevoeligheidsniveau te wijzigen of de functie te deactiveren, gaat u in de toepassing Inxpect BUS
Safety en klikt u op Settings en op Sensors.
4.10.6 Controles die moeten worden uitgevoerd wanneer de anti-
maskingfunctie is uitgeschakeld
Wanneer de functie tegen masking is gedeactiveerd, moeten de volgende controles uitgevoerd worden.
Veiligheidsfunctie Periodiciteit Handeling
Functie van
toegangsdetectie
ór elke herstart van de machine Verwijder alle voorwerpen die het gezichtsveld
van de sensor belemmeren.
Herpositioneer de sensor volgens de
begininstallatie.
Functie van preventie
tegen herstart
Wanneer de veiligheidsuitgangen
worden uitgeschakeld
4.10.7 Wanneer deactiveren
U moet de anti-masking uitschakelen wanneer de volgende omstandigheden zich voordoen:
l(met functie van preventie tegen herstart) het gecontroleerde gebied bevat bewegende delen waarvan
de stop in verschillende en onvoorspelbare posities gebeurt,
lhet gecontroleerde gebied bevat bewegende delen die van positie veranderen terwijl de sensoren in
muting zijn gesteld,
lde sensor is op een deel gepositioneerd dat bewogen kan worden,
lin het gecontroleerd gebied wordt de aanwezigheid van statische objecten getolereerd (bijv.
laadzone/uitlaadzone).
4. Werkingsprincipes
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 35
5. Positie van de sensor
Inhoudsopgave
Dit deel bevat de volgende onderwerpen:
5.1 Basisbegrippen 36
5.2 Gezichtsveld van de sensoren 37
5.3 Berekening gevarenzone 39
5.4 Berekening van het detectiebereik 40
5.5 Aanbevelingen voor het plaatsen van sensoren 41
5.6 Installaties op bewegende delen 41
5.7 Installaties buiten 43
5.1 Basisbegrippen
5.1.1 Bepalende factoren
De montagehoogte van de sensor en de inclinatie zijn afhankelijk van de optimale positie van de sensor. De
optimale positie van de sensor hangt af van het volgende:
lgezichtsveld van de sensor
ldiepte van de gevarenzone (en consequente detectiebereik)
laanwezigheid van andere sensoren
5.1.2 Installatiehoogte van de sensor
De installatiehoogte (h) wordt gedefinieerd als de afstand tussen het midden van de sensor en de grond of het
referentievlak van de sensor.
5.1.3 Inclinatie van de sensor
De inclinatie van de sensor is de rotatie van de sensor rond de x-as. De inclinatie wordt gedefinieerd als de hoek
tussen het midden van het gezichtsveld van de sensor en de parallel met de grond. Hieronder volgen drie
voorbeelden:
lsensor naar boven: α positief
lsensor recht: α = 0
lsensor naar onder: α negatief
36 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
5.2 Gezichtsveld van de sensoren
5.2.1 Types gezichtsveld
Tijdens de configuratie kan voor elke sensor de hoekdekking van elk veld worden geselecteerd in een bereik
van 10° tot 100°. Zie "Hoekdekking" op pagina 24.
Het werkelijke detectiebereik van de sensor hangt ook af van de installatiehoogte en de inclinatie van de
sensor. Zie "Berekening van het detectiebereik" op pagina 40.
5.2.2 Zones en afmetingen van het gezichtsveld
Het gezichtsveld van de sensor bestaat uit twee zones:
ldetectiebereik [A]:waar de detectie wordt gegarandeerd van voorwerpen die assimileerbaar zijn met
mensen in elke positie.
ltolerantiezone [B]:waarbij de effectieve detectie van een bewegend voorwerp of persoon afhangt van de
kenmerken van het voorwerp zelf (zie "Factoren die het gereflecteerde signaal beïnvloeden" op pagina
23).
Afmetingen voor de toegangsdetectiefunctie
Opmerking: de afmetingen van de beschreven tolerantiezone hebben betrekking op de detectie van personen.
De tolerantiezone is 20° breder dan de ingestelde hoekdekking.
Bovenaanzicht
Zijaanzicht
5. Positie van de sensor
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 37
38 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
Afmetingen voor de functie van de preventie tegen herstart
Opmerking: de afmetingen van de beschreven tolerantiezone hebben betrekking op de detectie van personen.
De tolerantiezone is 40° breder dan de ingestelde hoekdekking.
Bovenaanzicht
Zijaanzicht
5.2.3 Positie van het gezichtsveld
De gezichtsveldpositie heeft een scheefstand van 2,5°. Om de werkelijke positie van het gezichtsveld van de
sensor te begrijpen, moet worden gekeken naar de positie van de LED:
lnaar beneden met de LED van de sensor aan de bovenkant
lnaar rechts met de LED van de sensor aan de linkerkant (ten opzichte van het midden van de sensor,
door voor de sensor te gaan staan)
lnaar links met de sensor van de LED aan de rechterkant (ten opzichte van het midden van de sensor,
door voor de sensor te gaan staan)
Zijaanzicht met inclinatie van de sensor op .
Bovenaanzicht met inclinatie van de sensor op .
5. Positie van de sensor
Bovenaanzicht met inclinatie van de sensor op .
5.3 Berekening gevarenzone
5.3.1 Inleiding
De gevarenzone van de machine waarop SBV System BUS wordt toegepast, moet berekend worden zoals
wordt aangeduid door de normen ISO 13855:2010. Voor SBV System BUS zijn de fundamentele factoren voor
de berekening de hoogte (h) en de inclinatie (α) van de sensor, zie "Positie van de sensor" op pagina 36.
5.3.2 Formule
Gebruik de volgende formule om de diepte van de gevarenzone (S) te berekenen:
Waar:
Variabele Beschrijving Waarde Meeteenheid
KMaximum toegangssnelheid tot de
gevarenzone
1600 mm/s
TTotale stoptijd van het systeem (SBV System
BUS + machine)
0,1 + Stoptijd machine
(berekend volgens de norm ISO
13855:2010)
s
ChConstante die de installatiehoogte van de
sensor (h) beschouwt volgens de norm ISO
13855:2010
850 mm
Voorbeeld 1
lStoptijd van de machine =0,5 s
T= 0,1 s + 0,5 s = 0,6 s
S=1600 * 0,6 +850 =1810 mm
5. Positie van de sensor
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 39
40 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
5.4 Berekening van het detectiebereik
5.4.1 Inleiding
Het detectiebereik van een sensor hangt af van de helling (α) en de montagehoogte (h) van de sensor. De
detectieafstand van elk detectiebereik (Dalarm) is afhankelijk van een afstand ddie binnen het bereik van de
toelaatbare afstanden moet liggen.
De formules voor het berekenen van de afstanden zijn hieronder gegeven.
WAARSCHUWING! Bepaal de optimale positie van de sensor op basis van de vereisten van de
risicobeoordeling.
5.4.2 Legenda
Element Beschrijving Meeteenheid
αInclinatie van de sensor graden
hInstallatiehoogte van de sensor m
dDetectieafstand (lineair)
Deze moet binnen het toegestane bereik van
afstanden liggen (zie "Configuraties van de
installatie" onder).
m
Dalarm Detectieafstand (reëel) m
D1Afstand begin detectie (voor configuraties 2 en
3); afstand begin detectie (voor configuratie 1)
m
D2Afstand einde detectie (voor configuratie 3) m
5.4.3 Configuraties van de installatie
Afhankelijk van de helling van de sensor (α) zijn drie configuraties mogelijk:
l≥ +20°:configuratie 1: het gezichtsveld van de sensor raakt de grond nooit
l0° of 10°: configuratie 2: de bovenzijde van het gezichtsveld van de sensor raakt de grond nooit
l≤ -10°:configuratie 3: de bovenzijde en de onderzijde van het gezichtsveld raken de grond altijd
5.4.4 Berekening van het detectiebereik
Het detectiebereik van een sensor is afhankelijk van de configuratie:
Configuratie Detectiebereik
1 0 m tot D1
2 D1tot 5 m
3 D1tot D2
5. Positie van de sensor
Hieronder staat een voorbeeld voor configuratie 3, met D1=0,9 m en D2= 1,6 m.
5.4.5 Berekening van de werkelijke alarmafstand
De feitelijke detectieafstand Dalarm is de waarde die op de pagina Configuration van de toepassing Inxpect
BUS Safety moet worden ingevoerd.
Dalarm geeft de maximumafstand aan tussen de sensor en het voorwerp dat u wilt detecteren.
5.5 Aanbevelingen voor het plaatsen van sensoren
5.5.1 Voor de functie toegangsdetectie
Hier volgen aanbevelingen voor het plaatsen van sensoren voor de toegangsdetectie:
lals de afstand tussen de grond en het onderste gedeelte van het gezichtsveld meer dan 30 cm bedraagt,
moeten voorzorgsmaatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat een persoon die de
gevarenzone binnenkomt door over de grond te kruipen, niet wordt gedetecteerd.
lals de hoogte boven de grond minder dan 30 cm bedraagt, installeer de sensor dan met een
minimumhelling van 10° naar boven.
5.5.2 Voor toegangscontrole bij een ingang
Hier volgen aanbevelingen voor het plaatsen van sensoren bij installatie voor ingangscontrole:
lhoogte boven de grond: maximaal 30 cm
lhoekdekking: 90°
linclinatie: 40° naar boven
5.6 Installaties op bewegende delen
5.6.1 Inleiding
De sensor SBV-01 kan worden geïnstalleerd op bewegende voertuigen of bewegende delen van de machine.
De kenmerken van het detectiebereik en de responstijd zijn dezelfde als voor statische installaties.
5. Positie van de sensor
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 41
42 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
5.6.2 Snelheidslimieten
Detectie is alleen gegarandeerd als de snelheid van het voertuig of machineonderdeel tussen 0,1 m/s en 1,6
m/s ligt.
Opmerking: er wordt alleen rekening gehouden met de snelheid van het voertuig of het deel van de machine, ervan
uitgaande dat de persoon het gevaar herkent en stilstaat.
5.6.3 Voorwaarden voor het genereren van het detectiesignaal
Een op bewegende delen gemonteerde sensor detecteert statische objecten als bewegende objecten.
De sensor activeert een detectiesignaal wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
lDe equivalente radar dwarsdoorsnede, of RCS (Radar Cross-Section), van statische voorwerpen is groter dan
of gelijk aan de RCS van een menselijk lichaam
lDe relatieve snelheid tussen voorwerp en sensor is groter dan de voor detectie vereiste minimumsnelheid.
5.6.4 Voorkomen van onverwacht opnieuw opstarten
Net als bij statische installaties, schakelt het systeem, wanneer het bewegende deel waarop de sensor is
geïnstalleerd door een detectie stopt, over op de veiligheidsfunctie ter voorkoming van opnieuw starten en
detecteert de sensor de aanwezigheid van stilstaande personen (zie "Gevallen waarin de functie niet
gegarandeerd wordt" op pagina 30 voor meer informatie). Statische objecten worden dan automatisch
uitgefilterd en worden niet meer gedetecteerd.
Het opnieuw in beweging brengen van het mobiele voertuig of het bewegende deel van de machine in de
aanwezigheid van statische voorwerpen kan op de volgende manieren worden voorkomen:
lAnti-masking-functie: als deze functie is ingeschakeld, treedt een fout op wanneer het statische object
dichtbij genoeg is om de sensordetectie te beperken.
Opmerking: als de anti-masking functie actief is, zelfs wanneer de sensor beweegt, kunnen valse alarmen worden
gegenereerd omdat de verandering van omgeving tijdens de beweging zou kunnen worden gedetecteerd als geknoei.
lHandmatige herstart: de herstart wordt van buitenaf geactiveerd en pas nadat het statische object uit het
pad van het voertuig of het bewegende onderdeel is verwijderd.
lToepassingslogica op PLC/verwerkingseenheid die het bewegende onderdeel permanent stopt als meerdere
stops optreden onmiddellijk nadat het onderdeel opnieuw is gestart. Als het voertuig of het onderdeel na
het opnieuw starten zeer snel stopt, betekent dit waarschijnlijk dat er een statisch obstakel aanwezig is.
Wanneer het bewegende onderdeel wordt gestopt, detecteert de sensor het voorwerp niet meer; het
onderdeel begint weer te bewegen, maar stopt weer zodra het voorwerp weer wordt gedetecteerd.
5.6.5 Aanbevelingen voor de positie van de sensor
Wanneer de sensor beweegt, moet de vloer worden behandeld als een statisch object. De sensor moet zo
worden geplaatst dat de vloer buiten het detectiegebied van de sensor valt.
Hieronder volgen enkele aanbevelingen voor het plaatsen van de sensor:
lzo laag mogelijk, maar ten minste 30 cm boven de grond
lmet een aanbevolen inclinatie van 10°
Als de sensor naar beneden is gericht, moeten de detectieafstand en de inclinatie van de sensor zo worden
ingesteld dat de vloer buiten het detectiebereik valt. Bovendien wordt aanbevolen 30 cm tussen het einde van
het detectiebereik en de vloer te laten om valse alarmen door de tolerantiezone te voorkomen.
5. Positie van de sensor
5.7 Installaties buiten
5.7.1 Positie onderhevig aan neerslag
Als de installatiepositie van de sensor onderhevig is aan neerslag die ongewenst alarm kan genereren, raden
we aan de volgende voorzorgsmaatregelen te nemen:
lmaak een afdekking om de sensor te beschermen tegen regen, hagel en sneeuw
lplaats de sensor zodanig dat deze geen grond leest waar zich plassen kunnen vormen
5.7.2 Aanbevelingen voor afdekking van de sensor
Hieronder worden enkele aanbevelingen gegeven voor het maken en installeren van de afdekking van de
sensor:
lhoogte van de sensor: 15 cm
lbreedte: minimaal 30 cm, maximaal 40 cm
luitstekend boven de sensor: minimaal 15 cm, maximaal 20 cm
lwaterafvoer: aan de zijkanten of achter de sensor en niet voor de sensor (gebogen en/of achterover
gekantelde afdekking)
5.7.3 Aanbevelingen voor de positie van de sensor
Hieronder worden enkele aanbevelingen gegeven voor het definren van de positie van de sensor:
lhoogte boven de grond: minimaal 10 cm
lvoorgestelde inclinatie: minimum 15°
Voordat u een naar beneden gerichte sensor installeert, moet u ervoor zorgen dat er geen vloeistoffen of
reflecterende materialen op de vloer liggen.
5.7.4 Positie niet onderhevig aan neerslag
Als de installatiepositie van de sensor niet onderhevig is aan neerslag, zijn er geen speciale
voorzorgsmaatregelen nodig.
5. Positie van de sensor
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 43
6. Installatieprocedure en gebruik
Inhoudsopgave
Dit deel bevat de volgende onderwerpen:
6.1 Voordat wordt geïnstalleerd 44
6.2 SBV System BUS installeren en configureren 45
6.3 Het valideren van de veiligheidsfuncties 52
6.4 De configuratie beheren 54
6.5 Andere functies 55
6.1 Voordat wordt geïnstalleerd
6.1.1 Benodigd materiaal
lTwee veiligheidsschroeven voor de bevestiging van elke sensor op de vloer of op de machine, zie
"Specificaties zijschroeven" op pagina 71.
lKabels voor de aansluiting van de verwerkingseenheid op de eerste sensor en de sensoren onderling, zie
"Aanbevolen specificaties voor kabels CAN-bus" op pagina 71.
lEen micro-USB-kabel of een Ethernet-kabel voor de aansluiting van de verwerkingseenheid op de pc.
lEen busafsluiting (productcode: 07000003) met 120 Ω weerstand voor de laatste sensor van de CAN-bus.
lEen Torx-schroevendraaier of een accessoire voor veiligheidsschroeven met bolkop ("Specificaties
zijschroeven" op pagina 71).
6.1.2 Vereist besturingssysteem
lMicrosoft Windows 7 of nieuwer
lApple OS X 10.10 of nieuwer
6.1.3 De toepassing Inxpect BUS Safetyinstalleren
Opmerking: Als de installatie mislukt, zijn er mogelijk niet de afhankelijkheden die nodig zijn voor de toepassing. Update uw
besturingssysteem of neem contact op met onze technische ondersteuning.
1. Download de toepassing via de website www.inxpect.com/industrial/tools en installeer deze op de pc.
2. Open de toepassing.
3. Kies de verbindingsmodus (micro-USB-gegevens of Ethernet).
Opmerking: het standaard IP adres voor de Ethernet verbinding is 192.168.0.20. De computer en de
verwerkingseenheid moeten op hetzelfde netwerk zijn aangesloten.
4. Stel een nieuw beheerderswachtwoord in, bewaar het en deel het alleen mee aan personen die bevoegd
zijn verklaard om de configuratie te wijzigen.
5. Selecteer het apparaat (SBV System BUS).
6. Stel het aantal aangesloten sensoren in.
6.1.4 SBV System BUS in bedrijf stellen
1. Bereken de positie van de sensor (zie "Positie van de sensor" op pagina 36) en de diepte van de
gevarenzone (zie "Berekening gevarenzone" op pagina 39).
2. "De verwerkingseenheid installeren" op de volgende pagina.
3. Open de toepassing Inxpect BUS Safety.
4. Optioneel. "De verwerkingseenheden synchroniseren" op de volgende pagina.
5. "Het te controleren gebied definiëren" op de volgende pagina.
6. "Configureer de hulpingangen en -uitgangen" op de volgende pagina.
7. Optioneel. "Monteer de beugel voor rotatie om de z-as (roll)" op pagina 48.
8. "De sensoren installeren" op pagina 46
9. "Sluit de verwerkingseenheid aan op de sensoren" op pagina 50.
Opmerking: sluit de sensoren aan op de verwerkingseenheid op de werkbank indien de connectoren moeilijk
bereikbaar zijn zodra ze zijn geïnstalleerd.
10. "Node ID’s toewijzen" op pagina 50
44 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
11. "De configuratie opslaan en afdrukken" op pagina 51.
12. "Het valideren van de veiligheidsfuncties" op pagina 52.
6.2 SBV System BUS installeren en configureren
6.2.1 De verwerkingseenheid installeren
WAARSCHUWING! Om manipulatie te voorkomen, moet de verwerkingseenheid alleen
toegankelijk zijn voor bevoegd personeel (bijv. in een afgesloten schakelpaneel).
1. Monteer de verwerkingseenheid op de DIN-geleider.
2. Voer de elektrische aansluitingen uit, zie "Pinbezetting klemmenborden en connector" op pagina 73 en
"Elektrische aansluitingen" op pagina 75.
LET OP: als minstens een ingang wordt aangesloten, is het nodig om ook de ingang SNS "V+ (SNS)" en
de ingang GND "V- (SNS)” aan te sluiten.
LET OP: na het inschakelen duurt het ongeveer 20 s om het systeem op te starten. Gedurende deze tijd
zijn de uitgangen en diagnosefuncties gedeactiveerd en knipperen de groene status-LED's van de
aangesloten sensoren.
Opmerking: voor de correcte aansluiting van de digitale ingangen raadpleegt u "Spannings- en stroomlimieten digitale
ingangen" op pagina 73.
6.2.2 De verwerkingseenheden synchroniseren
Als er meerdere verwerkingseenheden ISC-B01 in het gebied zijn, gaat u als volgt te werk:
1. Klik in de toepassing Inxpect BUS Safety op Settings >Multi-controller synchronization.
2. Wijs aan elke verwerkingseenheid Controller channel een andere toe.
Opmerking: als er meer dan vier verwerkingseenheden zijn, moeten de bewaakte gebieden van de
verwerkingseenheden met hetzelfde kanaal zo ver mogelijk van elkaar verwijderd zijn.
6.2.3 Het te controleren gebied definiëren
WAARSCHUWING! Tijdens de configuratie is SBV System BUS gedeactiveerd. Tref de geschikte
veiligheidsmaatregelen in de gevarenzone, beschermd door het systeem, voordat het systeem zelf
wordt geconfigureerd.
1. Klik in de toepassing Inxpect BUS Safety op Configuration.
2. Voeg het gewenste aantal sensoren toe aan het vlak.
3. Bepaal de positie en de inclinatie van elke sensor.
4. Bepaal de veiligheidsmodus, de detectieafstand, de hoekdekking en de herstarttijd voor elk detectiebereik
van elke sensor.
6.2.4 Configureer de hulpingangen en -uitgangen
1. Klik in de toepassing Inxpect BUS Safety op Settings.
2. Klik op Digital Input-Output en definieer de functie van de ingangen en -uitgangen.
3. Als de mutingfunctie wordt beheerd, klikt u op Muting en wijst u de sensoren toe aan de groepen op een
manier die strookt met de logica van de digitale ingangen.
4. Klik op APPLY CHANGES om de configuratie op te slaan.
6. Installatieprocedure en gebruik
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 45
46 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
6.2.5 De sensoren installeren
Opmerking: voor een voorbeeld van sensorinstallatie, zie "Voorbeelden van sensorinstallatie" op pagina 49.
1. Positioneer de sensor zoals is aangeduid in het
configuratierapport, en bevestig de beugel
rechtstreeks op de vloer of op een houder met
behulp van twee veiligheidsschroeven.
LET OP: controleer dat de houder de
bedieningen van de machine niet hindert.
2. Draai de onderste schroef los met een
inbussleutel om de sensor te oriënteren.
3. Oriënteer de sensor in de gewenste positie.
Opmerking: één merkteken stemt overeen met een
rotatie van 10°.
4. Draai de schroef vast.
6. Installatieprocedure en gebruik
5. Draai de zijschroeven los om de sensor te
kantelen.
6. Richt de sensor zodanig dat de gewenste
inclinatie wordt verkregen, zie "Positie van de
sensor" op pagina 36.
Opmerking: 1 merkteken stemt overeen met een
inclinatie van 10°.
7. Draai de schroeven vast.
6. Installatieprocedure en gebruik
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 47
48 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
6.2.6 Monteer de beugel voor rotatie om de z-as (roll)
Opmerking: voor een voorbeeld van sensorinstallatie, zie "Voorbeelden van sensorinstallatie" op de volgende pagina.
De beugel voor rotatie om de z-as (roll), is een bijgeleverd accessoire. Voor de montage ervan:
1. Draai de schroef aan de onderkant los en
verwijder de beugel met de sensor en de moer
van de instelring.
2. Bevestig de beugel voor de roll aan de basis.
Gebruik de schroef die bij de beugel is geleverd.
3. Monteer de beugel met de sensor en de moer
van de instelring.
6. Installatieprocedure en gebruik
6.2.7 Voorbeelden van sensorinstallatie
LET OP: om het gezichtsveld van de sensor te bepalen, zie de positie van de sensor-LED. Zie "Positie van het
gezichtsveld" op pagina 38.
Vloerinstallatie
Wandinstallatie (bijv. om de toegang tot een ingang te controleren).
Opmerking: installeer de sensor zodat het gezichtsveld van de gevarenzone naar buiten is gericht om vals alarm te
voorkomen, zie "Positie van het gezichtsveld" op pagina 38.
6. Installatieprocedure en gebruik
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 49
50 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
Installatie op de machine.
6.2.8 Sluit de verwerkingseenheid aan op de sensoren
1. Beslis of de verwerkingseenheid aan het einde van de keten of in de keten moet worden geplaatst (zie
"Voorbeelden van lijnen" op de volgende pagina).
2. Stel de DIP-switch van de verwerkingseenheid in op basis van zijn positie in de lijn.
3. Sluit de gewenste sensor rechtstreeks aan op de verwerkingseenheid.
4. Steek de busafsluiting (productcode 07000003) in de vrije connector van de sensor.
5. Om een andere sensor aan te sluiten, de gewenste sensor rechtstreeks aansluiten op de
verwerkingseenheid of op de laatste sensor in de keten.
6. Om de busafsluiting te plaatsen, gaat u als volgt te werk:
Als de sensor is aangesloten... Dan...
Op de verwerkingseenheid steek een nieuwe busafsluiting in de vrije aansluiting van de
zojuist aangesloten sensor.
op de laatste sensor in de keten verplaats de busafsluiting van de vorige sensor en plaats deze
op de vrije connector van de zopas aangesloten sensor.
6.2.9 Node ID’s toewijzen
Toewijzingstypes
De volgende drie toewijzingstypes zijn mogelijk.
lHandmatig: om de Node ID aan één sensor per keer toe te wijzen. Kan worden uitgevoerd voor alle reeds
aangesloten sensoren of na elke aansluiting. Dit is nuttig om een sensor toe te voegen of om de Node ID
van een sensor te wijzigen.
lAutomatisch: om de Node ID aan alle sensoren in één keer toe te wijzen. Uitvoeren wanneer alle
sensoren zijn aangesloten.
lHalfautomatisch: wizard om sensoren te verbinden en Node ID toe te wijzen aan één sensor per keer.
Procedure
1. Open de toepassing.
2. Klik op User >Configuration en controleer of het aantal sensoren in de configuratie gelijk is aan het aantal
geïnstalleerde sensoren.
6. Installatieprocedure en gebruik
3. Klik op Settings >Node IDAssignment.
4. Ga verder volgens het toewijzingstype:
Als toewijzing... is, dan...
handmatig 1. Klik op DISCOVERCONNECTEDSENSORS om de aangesloten
sensoren te tonen.
2. Om een Node ID toe te wijzen, klik op Assign voor de niet-
toegewezen Node ID in de lijst Configured sensors.
3. Om een Node ID te wijzigen, klik op Change voor een reeds
toegewezen Node ID in de lijst Configured sensors.
4. Selecteer de SID van de sensor en bevestig.
automatisch 1. Klik op DISCOVERCONNECTEDSENSORS om de aangesloten
sensoren te tonen.
2. Klik op ASSIGN NODE IDS >Automatic.
halfautomatisch Klik op ASSIGN NODE IDS >Semi-automatic en volg de getoonde
instructies.
6.2.10 Voorbeelden van lijnen
Lijn met verwerkingseenheid op einde lijn, en een sensor met busafsluiting
Lijn met verwerkingseenheid binnen de lijn, en twee sensoren met busafsluiting
6.2.11 De configuratie opslaan en afdrukken
1. Klik in de toepassing op APPLY CHANGES: de sensoren slaan de ingestelde inclinatie en de omringende
omgeving op. De toepassing stuurt de configuratie naar de verwerkingseenheid. Als het versturen is
voltooid, wordt het configuratierapport gegenereerd.
2. Klik op om het rapport op te slaan en af te drukken.
3. Vraag de handtekening van de geautoriseerde persoon.
6.2.12 Reset de ethernetparameters van de verwerkingseenheid
1. Zorg ervoor dat de verwerkingseenheid is ingeschakeld.
2. Druk op de resetknop voor netwerkparameters en houd deze ingedrukt tijdens stap 3 en 4.
3. Wacht vijf seconden.
6. Installatieprocedure en gebruik
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 51
52 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
4. Wacht tot alle zes LED's op de verwerkingseenheid continu groen branden: de ethernetparameters zijn nu
op hun standaardwaarden ingesteld (zie "Ethernetverbinding" op pagina 70).
5. Configureer de verwerkingseenheid opnieuw.
6.3 Het valideren van de veiligheidsfuncties
6.3.1 Validatie
Zodra het systeem is geïnstalleerd en geconfigureerd, moet gecontroleerd worden dat de veiligheidsfuncties
naar verwachting worden geactiveerd/gedeactiveerd en dat de gevarenzone dus wordt gecontroleerd door het
systeem.
WAARSCHUWING! De toepassing Inxpect BUS Safety helpt bij de installatie en de configuratie
van het systeem, maar is niet vrijgesteld van het uitvoeren van de hieronder beschreven validatie.
6.3.2 De functie van toegangsdetectie valideren
Voorbeeld 1
Beginvoorwaarden lDetection field dependency:Dependent mode
lAlle veiligheidsuitgangen geactiveerd
Validatieprocedure 1. Voer het eerste detectiebereik in.
2. Controleer of het systeem de veiligheidsuitgang voor dit en volgende
detectiebereiken uitschakelt. Zie "Valideer het systeem met Inxpect BUS Safety"
op pagina 54.
3. Beweeg binnen het gebied en controleer of de doellocatie beweegt in de app
Inxpect BUS Safety.
4. Herhaal stap 1 tot 3 voor elk detectiebereik.
5. Als de veiligheidsuitgangen niet gedeactiveerd zijn, zie "Probleemoplossing
validatie" op pagina 54.
Specificaties lBetreed het gebied vanaf meerdere punten met speciale aandacht voor de
zijdelingse zones van het gezichtsveld en de limietzones (bijv. kruispunt met
eventuele zijafschermingen), zie "Voorbeeld van toegangspunten" op de volgende
pagina.
lBetreed het gebied zowel rechtop als kruipend op handen en voeten.
lBetreed het gebied met zowel snelle als langzame bewegingen.
Voorbeeld 2
Beginvoorwaarden lDetection field dependency:Independent mode
lAlle veiligheidsuitgangen geactiveerd
Validatieprocedure 1. Voer het eerste detectiebereik in.
2. Controleer of het systeem alleen de veiligheidsuitgang voor dit detectiebereik
deactiveert. Zie "Valideer het systeem met Inxpect BUS Safety" op pagina 54.
3. Beweeg binnen het gebied en controleer of de doellocatie beweegt in de app
Inxpect BUS Safety.
4. Herhaal stap 1 tot 3 voor elk detectiebereik.
5. Als de veiligheidsuitgangen niet gedeactiveerd zijn, zie "Probleemoplossing
validatie" op pagina 54.
Specificaties lBetreed het gebied vanaf meerdere punten met speciale aandacht voor de
zijdelingse zones van het gezichtsveld en de limietzones (bijv. kruispunt met
eventuele zijafschermingen), zie "Voorbeeld van toegangspunten" op de volgende
pagina.
lBetreed het gebied zowel rechtop als kruipend op handen en voeten.
lBetreed het gebied met zowel snelle als langzame bewegingen.
6. Installatieprocedure en gebruik
6.3.3 Voorbeeld van toegangspunten
Toegangspunten voor gezichtsveld van 100°
6.3.4 De functie van preventie tegen herstart valideren
Voorbeeld 1
Beginvoorwaarden lDetection field dependency:Dependent mode
lMachine in veiligheidsstatus
lTwee geconfigureerde detectiebereiken (detectiebereik 1 en detectiebereik 2)
lBeide veiligheidsuitgangen (detectiesignaal 1 en detectiesignaal 2) zijn
uitgeschakeld
Validatieprocedure 1. Sta stil in het detectiebereik 1
2. Controleer of het systeem beide overeenkomstige veiligheidsuitgangen
gedeactiveerd houdt. Zie "Valideer het systeem met Inxpect BUS Safety" op de
volgende pagina.
3. Sta stil in het detectiebereik 2
4. Controleer of het systeem alleen de tweede veiligheidsuitgang gedeactiveerd
houdt. Zie "Valideer het systeem met Inxpect BUS Safety" op de volgende pagina.
5. Als de veiligheidsuitgangen niet gedeactiveerd blijven, zie "Probleemoplossing
validatie" op de volgende pagina.
Specificaties lStop langer dan de herstarttijd (Inxpect BUS Safety > Configuration).
lStop in meerdere punten met speciale aandacht voor de zones nabij de sensor en
eventuele blinde hoeken, zie "Voorbeeld van stoppunten" op de volgende pagina.
lStop zowel rechtop als liggend.
Voorbeeld 2
Beginvoorwaarden lDetection field dependency:Independent mode
lMachine in veiligheidsstatus
lTwee geconfigureerde detectiebereiken (detectiebereik 1 en detectiebereik 2)
lBeide veiligheidsuitgangen (detectiesignaal 1 en detectiesignaal 2) zijn
uitgeschakeld
Validatieprocedure 1. Sta stil in het detectiebereik 1
2. Controleer of het systeem alleen de gespecificeerde veiligheidsuitgang
gedeactiveerd houdt. Zie "Valideer het systeem met Inxpect BUS Safety" op de
volgende pagina.
3. Herhaal stap 1 en 2 voor detectiebereik 2.
4. Als de veiligheidsuitgangen niet gedeactiveerd blijven, zie "Probleemoplossing
validatie" op de volgende pagina.
6. Installatieprocedure en gebruik
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 53
54 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
6.3.5 Voorbeeld van stoppunten
Stoppunten voor gezichtsveld van 100°
6.3.6 Valideer het systeem met Inxpect BUS Safety
WAARSCHUWING! Wanneer de validatiefunctie actief is, is de reactietijd van het systeem niet
gegarandeerd.
De toepassing Inxpect BUS Safety is nuttig tijdens de fase van de validatie van de veiligheidsfuncties en maakt
het mogelijk om het werkelijke gezichtsveld van de sensoren te verifiëren aan de hand van hun
installatiepositie.
1. Klik op Validation: de validatie start automatisch.
2. Beweeg binnen het gecontroleerde gebied zoals is aangeduid in "De functie van toegangsdetectie
valideren" op pagina 52 en "De functie van preventie tegen herstart valideren" op de vorige pagina.
3. Controleer dat de sensor zich gedraagt zoals verwacht .
4. Controleer of de afstand en de hoek van de bewegingsdetectiepositie overeenkomen met de
verwachte waarden.
6.3.7 Probleemoplossing validatie
Als de sensor niet naar verwachting functioneert, raadpleegt u de volgende tabel:
Oorzaak Oplossing
Aanwezigheid van
voorwerpen die het
gezichtsveld belemmeren
Verwijder het voorwerp indien mogelijk. Tref anders bijkomende
veiligheidsmaatregelen voor de zone waarin het voorwerp zich bevindt.
Positie van de sensoren Positioneer de sensoren zodanig dat het gecontroleerde gebied geschikt is voor
de te controleren gevarenzone ("Positie van de sensor" op pagina 36).
Inclinatie en
installatiehoogte van een of
meer sensoren
1. Wijzig de inclinatie en de hoogte van de sensoren zodanig dat het
gecontroleerde gebied geschikt is voor de te controleren gevarenzone, , zie
"Positie van de sensor" op pagina 36.
2. Noteer de inclinatie- en de installatiehoogte van de sensoren in het
afgedrukte configuratierapport, of voer de update ervan uit.
Onvoldoende herstarttijd Wijzig de herstarttijd via de toepassing Inxpect BUS Safety (Configuration >
selecteer de betreffende sensor en het detectiebereik)
6.4 De configuratie beheren
6.4.1 Configuratierapport
Nadat de configuratie is gewijzigd, genereert het systeem een configuratierapport met de volgende informatie:
lconfiguratiegegevens
lunieke checksum
ldatum en uur van wijziging van de configuratie
lnaam van de pc vanwaar de wijziging is aangebracht
De rapporten zijn documenten die niet kunnen worden gewijzigd, maar alleen kunnen worden afgedrukt en
ondertekend door de persoon die verantwoordelijk is voor de veiligheid van de machine.
6. Installatieprocedure en gebruik
6.4.2 De configuratie wijzigen
WAARSCHUWING! Tijdens de configuratie is SBV System BUS gedeactiveerd. Tref de geschikte
veiligheidsmaatregelen in de gevarenzone, beschermd door het systeem, voordat het systeem zelf
wordt geconfigureerd.
1. Open de toepassing Inxpect BUS Safety.
2. Klik op User en voer het beheerderswachtwoord in.
3. Afhankelijk van de wijzigingen die u wilt aanbrengen, volgt u deze instructies:
Om te wijzigen... Dan...
Bewaakt gebied en
sensorconfiguratie
Klik op Configuration
Systeemgevoeligheid Klik op Settings >Sensors
Node ID Klik op Settings >Node IDAssignment
Functie van de
ingangen en
uitgangen
Klik op Settings >Digital Input-Output
Muting Klik op Settings >Muting
Inclinatie van de
sensor
Draai de zijschroeven van de sensor los en richt de sensoren tot de gewenste
inclinatie wordt bereikt.
Aantal en positie van
de sensoren
Klik op Configuration
4. Klik op APPLY CHANGES.
5. Nadat de configuratie naar de verwerkingseenheid is overgebracht, klikt u op om het rapport af te
drukken.
6.4.3 Een back-up van de configuratie maken
Het is mogelijk om een back-up van de huidige configuratie te maken, inclusief de input/output-instellingen.
De configuratie wordt opgeslagen in een .cfg-bestand dat kan worden gebruikt om de configuratie te herstellen
of om de configuratie van meerdere SBV System BUSte vergemakkelijken.
1. Klik in Settings >General op BACKUP.
2. Selecteer de bestemming van het bestand en sla het op.
6.4.4 Een configuratie laden
1. Klik in Settings >General op RESTORE.
2. Selecteer het eerder opgeslagen .cfg-bestand (zie "Een back-up van de configuratie maken" boven) en
open het.
Opmerking: een opnieuw geïmporteerde configuratie moet opnieuw gedownload worden op de verwerkingseenheid,
en moet goedgekeurd worden zoals is voorzien in het veiligheidsplan.
6.4.5 De vorige configuraties weergeven
Klik in Settings op Activity History en daarna op Configuration reports page: het archief van de rapporten
wordt geopend.
Klik in Configuration op .
6.5 Andere functies
6.5.1 De taal wijzigen
1. Klik op .
2. Kies de gewenste taal. De taal wordt automatisch gewijzigd.
6.5.2 Selecteer het type toepassing
In Settings >General >Application type selection.
6. Installatieprocedure en gebruik
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 55
56 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
6.5.3 Het gebied met gedetecteerde beweging lokaliseren
Klik op Validation: het gebied met gedetecteerde beweging wordt rood. De detectiepositie verschijnt links.
6.5.4 De fabrieksconfiguratie herstellen
Klik in Settings >General op FACTORY RESET: de configuratieparameters worden gereset naar de
standaardwaarden en het beheerderswachtwoord wordt gereset.
WAARSCHUWING! De fabrieksconfiguratie is geen geldige configuratie. Als gevolg daarvan gaat
het systeem in de alarmstatus. De configuratie moet worden gevalideerd en indien nodig worden
gewijzigd in de toepassing Inxpect BUS Safety, door te klikken op APPLY CHANGES.
Zie "Parameters" op pagina 80 voor de standaardwaarden van de parameters.
6.5.5 Een sensor identificeren
Klik in Settings >Node IDAssignment of Configuration > , klik op Identify van de Node ID van de gewenste
sensor: de LED op de sensor knippert 5 seconden.
6.5.6 De netwerkparameters wijzigen
Wijzig in Settings >Network Parameters het IP-adres, het netmasker en de gateway van de
verwerkingseenheid naar wens.
6.5.7 De parameters van de veldbus wijzigen
Wijzig in Settings >Fieldbus Parameters de F-adressen van de verwerkingseenheid.
6. Installatieprocedure en gebruik
7. Onderhoud en storing oplossing
Onderhoudstechnicus van de machine
De onderhoudstechnicus van de machine is een gekwalificeerd persoon die de nodige beheerdersrechten heeft
om de configuratie van SBV System BUS te wijzigen via software en om onderhoud uit te voeren.
Inhoudsopgave
Dit deel bevat de volgende onderwerpen:
7.1 Probleemoplossing 57
7.2 Beheer van het gebeurtenissenlogboek 59
7.3 INFO-gebeurtenissen 63
7.4 FOUT-gebeurtenissen (verwerkingseenheid) 64
7.5 FOUT-gebeurtenissen (sensor) 67
7.6 FOUT-gebeurtenissen (CAN BUS) 68
7.7 Reiniging en reserveonderdelen 68
7.1 Probleemoplossing
7.1.1 LED op sensor
Status Probleem Oplossing
Vast paars Sensor in bootfase (start) Voer een firmware-update van de sensor uit of neem
contact op met de klantendienst.
Paars knipperend De sensor ontvangt een
firmware-update
Wacht tot de update voltooid is zonder de sensor los
te koppelen.
Rood knipperend.
Twee keer knipperen
gevolgd door een
pauze **
Sensor zonder een toegewezen
geldige identificatiecode
Wijs een Node ID toe aan de sensor, zie "Sluit de
verwerkingseenheid aan op de sensoren" op pagina
50.
Rood knipperend.
Drie keer knipperen
gevolgd door een
pauze **
De sensor ontvangt geen
geldige berichten van de
verwerkingseenheid
Controleer de aansluitingen van alle sensoren van de
keten, vanaf de laatste sensor die een storing geeft
Rood knipperend.
Vier keer knipperen
gevolgd door een
pauze **
Sensor in temperatuurfout of
met verkeerde spanning gevoed
Controleer of de sensor is aangesloten en of de
kabellengte de maximumlimiet niet overschrijdt.
Controleer of de omgevingstemperatuur waar het
systeem functioneert, in overeenstemming is met de
bedrijfstemperaturen die zijn aangeduid in de
technische gegevens in deze handleiding.
Rood knipperend.
Zes keer knipperen
gevolgd door een
pauze **
De sensor heeft een
verandering in de rotatie rond
de assen gedetecteerd
(manipulatie)
Niet beschikbaar als de sensor in muting is.
Controleer of er met de sensor geknoeid is of dat de
zij- of montageschroeven los zitten.
Rood knipperend.
Vijf keer knipperen
gevolgd door een
pauze **
De sensor heeft masking
(manipulatie) gedetecteerd of
er zijn andere fouten
opgetreden
Niet beschikbaar als de sensor in muting is.
Controleer dat de sensor correct is geïnstalleerd en
dat het gebied geen voorwerpen bevat die het
gezichtsveld van de sensoren belemmeren.
Opmerking *: knippert met intervallen van 100 ms zonder pauze
Opmerking **: knippert met intervallen van 200 ms en daarna 2 s pauze.
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 57
58 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
7.1.2 LED op de verwerkingseenheid
LED Status Probleem Oplossing
S1* Vast rood Minstens een waarde van een
spanning van de
verwerkingseenheid is fout
Als er minstens één digitale ingang is
aangesloten, controleer dan of de SNS- en GND-
ingangen zijn aangesloten.
Controleer dat de ingaande voeding de
gespecificeerde is (zie "Algemene kenmerken" op
pagina 70).
S2 Vast rood Temperatuurwaarde van de
verwerkingseenheid fout
Controleer of het systeem werkt bij de toegestane
bedrijfstemperatuur (zie "Algemene kenmerken"
op pagina 70).
S3 Vast rood Minstens één defecte ingang
of uitgang
Als er minstens één ingang wordt gebruikt,
controleer dan of beide kanalen zijn aangesloten
en of er geen kortsluiting op de uitgangen is.
Als het probleem aanhoudt, neemt u contact op
met de klantendienst voor vervanging van de
uitgang.
S4 Vast rood Minstens een van de
randapparatuur van de
verwerkingseenheid geeft een
storing
Controleer de status van de kaart en de
aansluitingen.
S5 Vast rood Communicatiefout met
minstens een sensor
Controleer de aansluitingen van alle sensoren
van de lijn, vanaf de laatste sensor die een storing
geeft.
Controleer dat alle sensoren een identificatiecode
toegewezen hebben (in Inxpect BUS Safety
Settings >Node IDAssignment).
Controleer of de firmware van de
verwerkingseenheid en de sensoren zijn
bijgewerkt naar compatibile versies.
S6 Vast rood Opslagfout van de
configuratie of configuratie
niet uitgevoerd of
geheugenfout
Voer de configuratie van het systeem uit of voer
deze opnieuw uit, zie "De configuratie beheren"
op pagina 54. Als de fout aanhoudt, neem dan
contact op met de technische ondersteuning.
Eén enkele
LED
Rood
knipperend
Sensor van de knipperende
LED geeft storing
Controleer het probleem via de LED op de sensor.
Eén enkele
LED
Knipperend
groen
Sensor die overeenkomt met
de knipperende LED in de
boot-toestand
Neem contact op met de klantendienst..
S1-S6
tegelijkertijd
Vast rood Fout in de
veldbuscommunicatie
Ten minste één ingang of uitgang geconfigureerd
met "Besturing via veldbus". Controleer of de
kabel correct is aangesloten.
S1-S5
tegelijkertijd
Vast rood Fout bij de selectie van de
dynamische configuratie:
ongeldige identificatiecode
Controleer de standaardconfiguraties in de
toepassing Inxpect BUS Safety.
Alle zes de
sensoren
Vast oranje Het systeem start op. Wacht even.
Alle zes de
sensoren
Knipperend
groen achter
elkaar
De verwerkingseenheid is in
de opstarttoestand.
Neem contact op met de klantendienst..
Opmerking: de signalering van de storing op de verwerkingseenheid (vaste LED) heeft voorrang op de signalering van de
storing van de sensoren. Om de status van de afzonderlijke sensoren te kennen, moet de LED op de sensor gecontroleerd
worden.
Opmerking*: S1 is de eerste van bovenaf.
7. Onderhoud en storing oplossing
7.1.3 Andere problemen
Probleem Oorzaak Oplossing
Ongewenste
alarmen
Doorgang van personen of
voorwerpen nabij het
detectiebereik
Wijzig de gevoeligheid van de sensoren, "De
configuratie wijzigen" op pagina 55.
Instelling van de
machine in de
veiligheidsstatus
zonder bewegingen
in het detectiebereik
Geen voeding Controleer de elektrische aansluiting.
Neem indien noodzakelijk contact op met de
klantendienst.
Defect van de
verwerkingseenheid of van een
of meerdere sensoren
Controleer de status van de LED's op de
verwerkingseenheid, zie "LED op de
verwerkingseenheid" op de vorige pagina.
Open de toepassing Inxpect BUS Safety en klik op de
pagina Dashboard op van de verwerkingseenheid
of van de sensor.
De spanningswaarde
die is gedetecteerd
op de ingang SNS is
nul
De chip die de ingangen
detecteert, is defect
Neem contact op met de klantendienst..
Het systeem
functioneert niet
correct
Fout in de verwerkingseenheid Controleer de status van de LED's op de
verwerkingseenheid, zie "LED op de
verwerkingseenheid" op de vorige pagina.
Open de toepassing Inxpect BUS Safety en klik op de
pagina Dashboard op van de verwerkingseenheid
of van de sensor.
Fout in de sensor Controleer de status van de LED's op de sensor, zie
"LED op sensor" op pagina 57.
Open de toepassing Inxpect BUS Safety en klik op de
pagina Dashboard op van de verwerkingseenheid
of van de sensor.
7.2 Beheer van het gebeurtenissenlogboek
7.2.1 Inleiding
Het door het systeem geregistreerde gebeurtenislogboek kan als PDF-bestand van de toepassing Inxpect BUS
Safety worden gedownload. Het systeem slaat tot 4500 gebeurtenissen op, verdeeld in twee delen. In elk deel
worden de gebeurtenissen weergegeven van de meest recente tot de minst recente. Zodra deze limiet wordt
overschreden, worden de oudste gebeurtenissen overschreven.
7.2.2 Het systeemlogboek downloaden
1. Open de toepassing Inxpect BUS Safety.
2. Klik op Settings en daarna op Activity History.
3. Klik op DOWNLOAD LOG.
7.2.3 Delen van het logbestand
Op de eerste regel van het bestand staat de netwerkidentifier (NID) van het apparaat en de datum van d
download.
Het resterende deel van het logbestand is verdeeld in twee delen:
Doorsnede Beschrijving Inhoud Afmeting Reset
1 Gebeurtenislogboek Informatie-
evenementen
Fout
gebeurtenissen
3500 Na elke firmware-update of op verzoek
via de toepassing Inxpect BUS Safety
2 Logboek voor
diagnostische
gebeurtenissen
Fout
gebeurtenissen
1000 Niet toegestaan
7. Onderhoud en storing oplossing
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 59
60 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
7.2.4 Logboek lijn structuur
Elke regel van het logbestand bevat de volgende informatie, gescheiden door een tab-teken:
lTimestamp (teller van seconden sinds laatste opstart)
lTimestamp (absolute/relatieve waarde)
lType gebeurtenis:
o[ERROR]= diagnostische gebeurtenis
o[INFO]= informatie gebeurtenis
lBron
oCONTROLLER = als de gebeurtenis wordt gegenereerd door deISC-B01verwerkingseenheid
oSENSORID= als de gebeurtenis door een sensor wordt gegenereerd. In dit geval wordt ook de Node ID
van de sensor verstrekt.
lBeschrijving van de gebeurtenis
Timestamp (teller van seconden sinds laatste opstart)
Het tijdstip waarop de gebeurtenis zich heeft voorgedaan, wordt aangegeven als de verstreken (relatieve) tijd
sinds de laatste opstart, in seconden.
Voorbeeld: 92
Betekenis: de gebeurtenis is 92 seconden na de laatste opstart opgetreden
Timestamp (absolute/relatieve waarde)
Er wordt een indicatie gegeven van het tijdstip waarop de gebeurtenis zich heeft voorgedaan.
lNa een nieuwe systeemconfiguratie wordt de indicatie als absolute tijd gegeven.
Formaat: YYYY/MM/DD hh:mm:ss
Voorbeeld: 2020/06/05 23:53:44
lNa een herstart van het apparaat wordt de indicatie gegeven als een relatieve tijd vanaf de laatste herstart.
Formaat: Rel. x d hh:mm:ss
Voorbeeld: Rel. 0 d 00:01:32
Opmerking: bij een nieuwe systeemconfiguratie worden ook de oudste timestamp bijgewerkt in het absolute tijdformaat.
Opmerking: bij de configuratie van het systeem verwerft de verwerkingseenheid ISC-B01 de lokale tijd van de machine
waarop de software draait.
Beschrijving van de gebeurtenis
Er wordt een volledige beschrijving van de gebeurtenis gegeven. Waar mogelijk worden, afhankelijk van de
gebeurtenis, aanvullende parameters gegeven.
In het geval van een diagnostische gebeurtenis wordt ook een interne foutcode gegeven, wat nuttig is voor
debugging. Als de diagnostische gebeurtenis wordt verwijderd, wordt het label "(Disappearing)" gegeven als
een extra parameter.
Voorbeelden
Detection access (field #3, 1300 mm/40°)
System configuration #15
CANerror (Code: 0x0010) COMMUNICATION LOST
CANerror (disappearing)
7. Onderhoud en storing oplossing
7.2.5 Voorbeeld van een logbestand
Gebeurtenislogboek ISC NID UP304 bijgewerkt op 2020/11/18 16:59:56
[Section 1 - Event logs]
380 2020/11/18 16:53:49 [ERROR] SENSOR#1 CANerror (Disappearing)
375 2020/11/18 16:53:44 [ERROR] SENSOR#1 CANerror (Code: 0x0010) COMMUNICATION LOST
356 2020/11/18 16:53:25 [INFO] CONTROLLER System configuration #16
30 2020/11/18 16:53:52 [ERROR] SENSOR#1 Accelerometer error (Disappearing)
27 2020/11/18 16:47:56 [ERROR] SENSOR#1 Accelerometer error (Code: 0x0010) TILTANGLEERROR
5 2020/11/18 16:47:30 [ERROR] SENSOR#1 Signal error (Code: 0x0012) MASKING
0 2020/11/18 16:47:25 [INFO] CONTROLLER Dynamic configuration #1
0 2020/11/18 16:47:25 [INFO] CONTROLLER System Boot #60
92 Rel. 0 d 00:01:32 [INFO] CONTROLLER Detection exit (field #2)
90 Rel. 0 d 00:01:30 [INFO] CONTROLLER Detection exit (field #1)
70 Rel. 0 d 00:01:10 [INFO] SENSOR#1 Detection access (field #2, 3100 mm/20°)
61 Rel. 0 d 00:01:01 [INFO] SENSOR#1 Detection access (field #1, 1200 mm/30°)
0 Rel. 0 d 00:00:00 [INFO] CONTROLLER Dynamic configuration #1
0 0 d 00:00:00 [INFO] CONTROLLER System Boot #61
[Section 2 - Diagnostic events log]
380 Rel. 0 d 00:06:20 [ERROR] SENSOR #1 CANerror (Disappearing)
375 Rel. 0 d 00:06:15 [ERROR] SENSOR #1 CANerror (Code: 0x0010) COMMUNICATION LOST
356 Rel. 0 d 00:05:56 [INFO] CONTROLLER System configuration #16
30 Rel. 0 d 00:00:30 [ERROR] SENSOR #1 Accelerometer error (Disappearing)
27 Rel. 0 d 00:00:27 [ERROR] SENSOR #1 Accelerometer error (Code: 0x0012) TILTANGLEERROR
5 Rel. 0 d 00:00:05 [ERROR] SENSOR #1 Signal error (Code: 0x0014) MASKING
7.2.6 Gebeurtenissenlijst
De gebeurtenislogboeken staan hieronder:
Gebeurtenis Type
Diagnostic errors ERROR
System Boot INFO
System configuration INFO
Factory reset INFO
Stop signal INFO
Restart signal INFO
Detection access INFO
Detection exit INFO
Dynamic configuration in use INFO
Muting status INFO
Voor meer informatie over gebeurtenissen, zie "INFO-gebeurtenissen" op pagina 63 en "FOUT-gebeurtenissen
(verwerkingseenheid)" op pagina 64.
7. Onderhoud en storing oplossing
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 61
62 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
7.2.7 Detailniveau
Er zijn vijf log detailniveaus. De mate van gedetailleerdheid kan worden ingesteld tijdens de configuratie van
het systeem via de toepassing Inxpect BUS Safety (Settings >Activity History >Log verbosity level).
Afhankelijk van het geselecteerde detailniveau worden gebeurtenissen gelogd zoals aangegeven in de
volgende tabel:
Gebeurtenis Niveau 0
(standaard) Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4
Diagnostic errors x x x x x
System Boot x x x x x
System configuration x x x x x
Factory reset x x x x x
Stop signal x x x x x
Restart signal x x x x x
Detection access Zie "Mate van detailniveau voor begin en einde van detectiegebeurtenissen"
onder
Detection exit
Dynamic configuration in
use
- - - x x
Muting status - - - - x
7.2.8 Mate van detailniveau voor begin en einde van
detectiegebeurtenissen
Afhankelijk van het geselecteerde detailniveau worden de begin- en einddetectiegebeurtenissen als volgt
geregistreerd:
lNIVEAU 0: gebeurtenissen worden in de verwerkingseenheid geregistreerd en aanvullende informatie is
de detectieafstand (in mm) en de detectiehoek (°) bij het begin van de detectie.
Formaat:
CONTROLLER Detection access (distance mm/azimuth°)
CONTROLLER Detection exit
lNIVEAU 1: gebeurtenissen worden geregistreerd voor een enkel veld in de verwerkingseenheid en de
aanvullende informatie is: detectiebereik, detectieafstand (in mm) en detectiehoek ) bij het begin van
de detectie, detectiebereik bij het einde van de detectie.
Formaat:
CONTROLLER Detection access (field #n, distance mm/azimuth°)
CONTROLLER Detection exit (field #n)
lNIVEAU 2 NIVEAU 3 NIVEAU 4 Gebeurtenissen worden geregistreerd:
ogebeurtenissen worden per veld in de verwerkingseenheid geregistreerd en de aanvullende
informatie is: detectiebereik, detectieafstand (in mm) en detectiehoek ) bij het begin van de
detectie, detectiebereik bij het einde van de detectie;
oop sensorniveau en de door de sensor afgelezen aanvullende informatie is: detectieafstand (in mm) en
hoek (°) aan het begin van de detectie en detectiebereik aan het einde van de detectie.
Formaat:
CONTROLLER #k Detection access (field #n, distance mm/azimuth°)
SENSOR #k Detection access (distance mm/azimuth°)
CONTROLLER Detection exit (field #n)
SENSOR #k Detection exit
7. Onderhoud en storing oplossing
7.3 INFO-gebeurtenissen
7.3.1 Start van het systeem
Telkens wanneer het systeem wordt ingeschakeld, wordt de gebeurtenis geregistreerd met de oplopende
starttelling vanaf het begin van de levensduur van het apparaat.
Formaat: System Boot #n
Voorbeeld:
0 2020/11/18 16:47:25 [INFO] CONTROLLER SYSTEMBOOT #60
7.3.2 Systeemconfiguratie
Telkens wanneer het systeem wordt geconfigureerd, wordt de gebeurtenis geregistreerd met de oplopende
configuratietelling vanaf het begin van de levensduur van het apparaat.
Formaat: System configuration #3
Voorbeeld:
20 2020/11/18 16:47:25 [INFO] CONTROLLER System configuration #3
7.3.3 Reset fabrieksinstellingen
Telkens wanneer een fabrieksreset wordt uitgevoerd, wordt de gebeurtenis geregistreerd.
Formaat: Factory reset
Voorbeeld:
20 2020/11/18 16:47:25 [INFO] CONTROLLER Factory reset
7.3.4 Stopsignaal
Elke verandering in het stopsignaal wordt, indien geconfigureerd, geregistreerd als ACTIVATION of
DEACTIVATION.
Formaat: Stop signal ACTIVATION/DEACTIVATION
Voorbeeld:
20 2020/11/18 16:47:25 [INFO] CONTROLLER Stop signal ACTIVATION
7.3.5 Herstartsignaal
Indien geconfigureerd, telkens wanneer het systeem wacht op het herstartsignaal of het herstartsignaal wordt
ontvangen, wordt de gebeurtenis geregistreerd als WAITING of RECEIVED.
Formaat: Restart signal WAITING/RECEIVED
Voorbeeld:
20 2020/11/18 16:47:25 [INFO] CONTROLLER Restart signal RECEIVED
7.3.6 Start detectie
Telkens wanneer beweging wordt gedetecteerd, wordt een detectiestart geregistreerd met aanvullende
parameters, afhankelijk van het geselecteerde detailniveau: het nummer van het detectiebereik, de sensor die
de beweging heeft gedetecteerd, de detectieafstand (in mm) en de detectiehoek (°). Zie "Mate van detailniveau
voor begin en einde van detectiegebeurtenissen" op de vorige pagina
Formaat: Detection access (field #n, distance mm/azimuth°)
7. Onderhoud en storing oplossing
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 63
64 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
Voorbeeld:
20 2020/11/18 16:47:25 [INFO] SENSOR #1 Detection access (field #1, 1200 mm/30°)
7.3.7 Stop detectie
Na ten minste één detectiestart wordt een detectiestop met betrekking tot hetzelfde veld geregistreerd
wanneer het detectiesignaal terugkeert naar de standaardtoestand van geen beweging.
Afhankelijk van het gekozen detailniveau worden extra parameters geregistreerd: het nummer van het
detectiebereik, de sensor die de beweging heeft gedetecteerd.
Formaat: Detection exit (field #n)
Voorbeeld:
20 2020/11/18 16:47:25 [INFO] CONTROLLER Detection exit (field #1)
7.3.8 Dynamische configuratie in gebruik
Wanneer de dynamische configuratie wordt gewijzigd, wordt de nieuwe ID van de geselecteerde dynamische
configuratie vastgelegd.
Formaat: Dynamic configuration #1
Voorbeeld:
20 2020/11/18 16:47:25 [INFO] CONTROLLER Dynamic configuration #1
7.3.9 Muting status
Elke verandering in de muting-status van elke sensor wordt geregistreerd als: uitgeschakeld of ingeschakeld.
Opmerking: de gebeurtenis wijst op een verandering in de muting-status van het systeem. Dit komt niet overeen met het
muting-verzoek.
Formaat: Muting disabled/enabled
Voorbeeld:
20 2020/11/18 16:47:25 [INFO] SENSOR#1 Muting enabled
7.4 FOUT-gebeurtenissen (verwerkingseenheid)
7.4.1 Inleiding
Telkens wanneer de periodieke diagnosefuncties een ingangs- of uitgangsfout in de verwerkingseenheid ISC-
B01 detecteren, wordt een diagnosefout geregistreerd.
7.4.2 Fouten temperatuur (TEMPERATUREERROR)
Fout Betekenis
BOARD TEMPERATURE TOOLOW Kaarttemperatuur onder het minimum
BOARD TEMPERATURETOOHIGH Kaarttemperatuur boven het maximum
7.4.3 Spanningsfouten verwerkingseenheid (POWERERROR)
Fout Betekenis
Controller voltage
UNDERVOLTAGE
Fout van onderspanning voor de aangeduide spanning
Controller voltage
OVERVOLTAGE
Fout van overspanning voor de aangeduide spanning
7. Onderhoud en storing oplossing
Fout Betekenis
ADC CONVERSION
ERROR
(Alleen voor ADC) microcontroller interne ADC-omzettingsfout
De volgende tabel toont de spanningen van de verwerkingseenheid:
Zeefdruk Beschrijving
VIN Voedingsspanning (+24 V cc)
V12 Interne voedingsspanning
V12-sensoren Voedingsspanning van de sensoren
VUSB Spanning USB-poort
VREF Referentiespanning voor de ingangen (VSNS Error)
ADC Analoog-digitaal converter
7.4.4 Fout randapparatuur (PERIPHERAL ERROR)
Fout gedetecteerd door de diagnose van de microcontroller, van de interne randapparatuur of geheugens
ervan.
7.4.5 Configuratiefouten (FEE ERROR)
Geeft aan dat het systeem nog moet worden geconfigureerd. Kan verschijnen wanneer het systeem voor de
eerste keer wordt ingeschakeld of na de fabrieksreset. Kan ook wijzen op andere FEE (interne geheugen) fouten
7.4.6 Uitgangsfouten (OSSD ERROR)
Fout Betekenis
BAD MOSFET1
STATUS
Fout in het diagnosesignaal van MOS-uitgang 1
BAD MOSFET2
STATUS
Fout in het diagnosesignaal van MOS-uitgang 2
BAD MOSFET3
STATUS
Fout in het diagnosesignaal van MOS-uitgang 3
BAD MOSFET4
STATUS
Fout in het diagnosesignaal van MOS-uitgang 4
7.4.7 Flashfouten (FLASH ERROR)
Een flashfout is een fout op de externe flash.
7.4.8 Dynamische configuratiefout (DYNAMIC CONFIGURATION ERROR)
Fout Betekenis
INVALID FIELDSET
ID
ID-veldset niet geldig
7.4.9 Interne communicatiefout (INTERNAL COMMUNICATION ERROR)
Geeft aan dat er een interne communicatiefout is.
7.4.10 Redundantiefout ingang (INPUT REDUNDANCY ERROR)
Fout Betekenis
INPUT 1 Redundantiefout ingang 1
INPUT 2 Redundantiefout ingang 2
7.4.11 Veldbus fout (FIELDBUS ERROR)
Ten minste één van de ingangen of uitgangen is als “Fieldbus controlled” geconfigureerd, maar de
veldbuscommunicatie is niet tot stand gebracht of ongeldig.
7. Onderhoud en storing oplossing
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 65
66 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
Fout Betekenis
NOTVALIDCOMMUNICATION Fout in de veldbus
7.4.12 RAM-fout (RAM ERROR)
Fout Betekenis
INTEGRITY ERROR Onjuiste integriteitscontrole op de RAM
7.4.13 Fouten radarsignaal (SIGNAL ERROR)
Fout Betekenis
HEAD FAULT Radar functioneert niet
HEAD POWER OFF Radar uitgeschakeld
MASKING Voorwerp aanwezig dat het gezichtsveld van de radar belemmert
SIGNAL DYNAMIC Dynamiek van het signaal fout
SIGNAL MIN Signaal met dynamiek lager dan het minimum
SIGNAL MIN MAX Signaal met dynamiek buiten range
SIGNAL MAX Signaal met dynamiek hoger dan het maximum
SIGNAL AVG Vlak signaal
7.4.14 Fouten CAN (CANERROR)
Fout Betekenis
TIMEOUT Time-out op een bericht naar sensor/verwerkingseenheid
CROSS CHECK Twee overbodige berichten stemmen niet overeen
SEQUENCE
NUMBER
Bericht met volgnummer anders dan het verwachte
CRC CHECK Controlecode van pakket stemt niet overeen
COMMUNICATION
LOST
Communicatie met sensor onmogelijk
PROTOCOL ERROR De versies van de verwerkingseenheid en de sensorfirmware zijn verschillend en
onverenigbaar met elkaar
POLLING TIMEOUT Time-out data polling
7.4.15 Fouten inclinatie sensor (ACCELEROMETER ERROR)
Fout Betekenis
PITCHANGLEERROR Inclinatie van de sensor ten opzichte van de beugel (ingesteld via zijschroeven)
gewijzigd
ROLLANGLE ERROR Inclinatie van de sensor ten opzichte van het installatievlak (ingesteld via de
bevestigingsschroeven op de beugel) gewijzigd
ACCELEROMETERREAD
ERROR
Leesfout van de acceleratiemeter
7.4.16 Start van het systeem (SYSTEMBOOT)
Bij elke start van SBV System BUS wordt een gebeurtenis "SYSTEMBOOT" geregistreerd met een toenemend
volgnummer van de herstart. De timestamp is gereset.
7.4.17 Alarm systeemveiligheid (SYSTEM SAFETY ALARM)
Onderdeel Details mogelijke gebeurtenis
Verwerkingseenheid 1:na de vorige detectie is het gebied nu leeg. Gevolg: de nooduitgangen worden
geactiveerd.
Sensor xxxxxxx:afstand in millimeters tussen de gedetecteerde beweging en de sensor.
Gevolg: de veiligheidsuitgangen worden gedeactiveerd.
7. Onderhoud en storing oplossing
7.5 FOUT-gebeurtenissen (sensor)
7.5.1 Inleiding
Telkens wanneer de periodieke diagnosefuncties een ingangs- of uitgangsfout op de sensor SBV-01 detecteren,
wordt een diagnosefout geregistreerd.
7.5.2 Configuratiefout (MISCONFIGURATION ERROR)
De configuratiefout treedt op wanneer de sensor geen geldige configuratie heeft of een ongeldige configuratie
heeft ontvangen van de verwerkingseenheid.
7.5.3 Statusfout en storing (STATUS ERROR/FAULT ERROR)
De statusfout treedt op wanneer de sensor zich in een ongeldige interne toestand bevindt of een interne storing
heeft.
7.5.4 Protocolfout (PROTOCOL ERROR)
De protocolfout treedt op wanneer de sensor commando's ontvangt in een onbekend formaat.
7.5.5 Fouten in de sensorspanning (POWERERROR)
Fout Betekenis
Sensor voltage
UNDERVOLTAGE
Fout van onderspanning voor de aangeduide spanning
Sensor voltage
OVERVOLTAGE
Fout van overspanning voor de aangeduide spanning
ADC CONVERSION
ERROR
(Alleen voor ADC) microcontroller interne ADC-omzettingsfout
De volgende tabel toont de spanningen van de sensoren:
Zeefdruk Beschrijving
VIN Voedingsspanning (+12 V cc)
V3.3 Voedingsspanning interne chips
V1.2 Voedingsspanning microcontroller
V1.8 Voedingsspanning interne chips (1,8 V)
V1 Voedingsspanning interne chips (1 V)
7.5.6 Sensor tegen manipulatie (TAMPERERROR)
Fout Betekenis
TILTANGLEERROR Inclinatie van de sensor rond de x-as
ROLLANGLE ERROR Inclinatie van de sensor rond de z-as
PANANGLE ERROR Inclinatie van de sensor rond de y-as
Opmerking: informatie over de hoek wordt in graden weergegeven.
7.5.7 Signaalfout (SIGNAL ERROR)
Signaalfout treedt op wanneer de sensor een fout heeft gedetecteerd in het RF-signaalgedeelte, met name:
Fout Betekenis
MASKING De sensor is geblokkeerd;
MASKINGREFERENCEMISSING Bij de configuratieprocedure kon geen masking referentie worden
verkregen.
7. Onderhoud en storing oplossing
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 67
68 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
7.5.8 Fouten temperatuur (TEMPERATUREERROR)
Fout Betekenis
BOARD TEMPERATURE TOOLOW Kaarttemperatuur onder het minimum
BOARD TEMPERATURETOOHIGH Kaarttemperatuur boven het maximum
CHIP TEMPERATURE TOO LOW Interne chip onder minimumwaarde
CHIP TEMPERATURE TOO HIGH Interne chip boven maximumwaarde
IMU TEMPERATURE TOO LOW IMU onder minimumwaarde
IMU TEMPERATURE TOO HIGH IMU boven maximumwaarde
7.5.9 MSS-fout en DSS-fout (MSS ERROR/DSS ERROR)
Fout gedetecteerd door de diagnose van interne microcontrollers (MSS en DSS), hun interne randapparatuur of
geheugens
7.6 FOUT-gebeurtenissen (CAN BUS)
7.6.1 Inleiding
Telkens wanneer de periodieke diagnosefuncties een ingangs- of uitgangsfout in de CAN-BUS-communicatie
detecteren, wordt een diagnosefout geregistreerd.
Afhankelijk van de communicatie aan buszijde kan de geregistreerde bron de verwerkingseenheid of een
afzonderlijke sensor zijn.
7.6.2 Fouten CAN (CANERROR)
Fout Betekenis
TIMEOUT Time-out op een bericht naar sensor/verwerkingseenheid
CROSS CHECK Twee overbodige berichten stemmen niet overeen
SEQUENCE
NUMBER
Bericht met volgnummer anders dan het verwachte
CRC CHECK Controlecode van pakket stemt niet overeen
COMMUNICATION
LOST
Communicatie met sensor onmogelijk
PROTOCOL ERROR De versies van de verwerkingseenheid en de sensorfirmware zijn verschillend en
onverenigbaar met elkaar
POLLING TIMEOUT Time-out data polling
7.7 Reiniging en reserveonderdelen
7.7.1 Reiniging
Verwijder eventuele bewerkingsresten van de sensor om masking en/of de slechte werking van het systeem te
voorkomen.
7.7.2 Reserveonderdelen
Deel Productcode
Sensor SBV-01
Verwerkingseenheid ISC-B01
7. Onderhoud en storing oplossing
8. Technische verwijzingen
Inhoudsopgave
Dit deel bevat de volgende onderwerpen:
8.1 Technische gegevens 70
8.2 Pinbezetting klemmenborden en connector 73
8.3 Elektrische aansluitingen 75
8.4 Parameters 80
8.5 Digitale ingangssignalen 82
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 69
70 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
8.1 Technische gegevens
8.1.1 Algemene kenmerken
Methode van detectie Algoritme voor de detectie van
de beweging Inxpect gebaseerd
op radar FMCW
Frequentie Werkband: 60,6–62,8 GHz
Zendvermogen: ≤ 13 dBm
Uitgestraald vermogen: ≤ 16 dBm
Gemiddelde EIRP
Modulatie: FMCW
Interval detectie Van 0 tot 5 m , afhankelijk van de
installatievoorwaarden.
RCS detecteerbaar
doelwit
0,17 m²
Gezichtsveld lprogrammeerbaar: van 10°
tot 100° horizontaal vlak en
20° verticaal vlak.
Decision probability > 1-(2,5E-07)
CRT (Certified Restart
Timeout)
4 s
Gegarandeerde
reactietijd
< 100 ms
SIL (Safety Integrity
Level)
2
PL (Performance Level) d
Categorie (EN ISO
13849)
3 equivalent voor SBV-01 en ISC-
B01
Klasse (IEC TS 62998-1) D
Totaal verbruik 21,8 W (verwerkingseenheid en
zes sensoren)
Communicatieprotocol
(sensoren-
verwerkingseenheid)
CAN in overeenstemming met de
norm EN 50325-5
Mission time 20 jaar
MTTFd 38 jaar
PFHd Toegangsdetectie: 1,66E-08 [1/h]
Herstartpreventie: 1,66E-08 [1/h]
Muting: 6,13E-09 [1/h]
Stopsignaal: 6,14E-09 [1/h]
Herstartsignaal: 6,14E-09 [1/h]
SFF ≥ 99,89%
DCavg ≥ 99,48%
Elektrische beveiligingen Polariteitsomkering
Overstroom via gntegreerde
terugstelbare zekering (max. 5 s
@ 8 A)
Overspanningscategorie II
Hoogte Max 1500 m.a.s.l.
Luchtvochtigheid Max 95%
Geluidsemissie Niet relevant
8.1.2 Ethernetverbinding
Standaard IP-
adres
192.168.0.20
Standaard TCP-
poort
80
Standaard
Netmasker
255.255.255.0
Standaard
Gateway
192.168.0.1
8.1.3 Kenmerken
verwerkingseenheid
Uitgangen Configureerbaar als volgt:
l4 OSSD's (Output Signal
Switching Devices), gebruikt als
afzonderlijke kanalen
l2 dubbelkanaalse
veiligheidsuitgangen
l1 dubbelkanaals
veiligheidsuitgang en 2 OSSD's
(Output Signal Switching
Devices)
Eigenschappen OSSD lMaximale belastingsweerstand:
100 K Ω
lMinimale belastingsweerstand:
70 Ω
Veiligheidsuitgangen High-side uitgangen (met
uitgebreide beveiligingsfunctie)
lMax. stroom: 0,4 A
lMax. vermogen:12 W
OSSD's bieden het volgende:
lON-state: Uv-1V tot Uv (Uv = 24 V
+/- 4 V)
lOFF-state: 0 V tot 2,5 V r.m.s.
Ingangen 2 digitale ingangen type 3 met
dubbel kanaal en
gemeenschappelijke GND
Zie "Spannings- en stroomlimieten
digitale ingangen" op pagina 73.
Veldbusinterface Ethernet-gebaseerde interface met
verschillende standaard veldbussen
(bijv. PROFIsafe)
Voeding 24 V cc (20–28 V cc) *
Max. stroom: 1 A
Verbruik Max. 5 W
Montage Op DIN-geleider
Gewicht met deksel: 170 g
Beschermingsgraad IP20
Klemmen Doorsnede: 1 mm2max
Max. stroom: 4 A met kabels van 1
mm2
Impact test 0,5 J, kogel van 0,25 kg tot 20 cm
hoogte
Mate van vervuiling 2
Buitengebruik Nee
Bedrijfstemperatuur Van -30 tot +60 °C
Opslagtemperatuur Van -40 tot +80°C
Opmerking*: het toestel moet worden gevoed door een
geïsoleerde voedingsbron die aan de volgende eisen
voldoet:
lEnergiebegrenzend circuit overeenkomstig
IEC/UL/CSA 61010-1/ IEC/UL/CSA 61010-2-201 of
lBeperkte stroombron, of LPS (Limited Power Source),
volgens IEC/UL/CSA 60950-1, of
l(Alleen Noord-Amerika en/of Canada) Een
stroombron van klasse 2 die voldoet aan de National
Electrical Code (NEC), NFPA 70, artikel 725.121 en de
Canadian Electrical Code (CEC), deel I, C22.1.
(typische voorbeelden zijn een klasse 2
transformator of een klasse 2 stroombron die
voldoet aan UL 5085-3/ CSA-C22.2 No. 66.3 of UL
1310/CSA-C22.2 No. 223).
8. Technische verwijzingen
8.1.4 Kenmerken sensor
Connectoren 2 connectoren M12 van 5 pin (1
mannelijke en 1 vrouwelijke)
Afsluitweerstand
CAN-bus
120 Ω (niet bijgeleverd, te installeren
met een busafsluiting)
Voeding 12 V cc ± 20%, via
verwerkingseenheid
Verbruik Max 2,8 W
Beschermingsgraad Behuizing type 3, volgens UL 50E,
beschermingsgraad IP 67
Materiaal Sensor: PA66
Beugel: PA66 en glasvezel (GF)
Frame rate 62 fps
Gewicht Met 2-assige beugel: 300 g
Met 3-assige beugel: 355 g
Mate van vervuiling 4
Buitengebruik Ja
Bedrijfstemperatuur Van -30 tot +60 °C
Opslagtemperatuur Van -40 tot +80°C
8.1.5 Aanbevolen specificaties
voor kabels CAN-bus
Doorsnede 2 x 0,50 mm2 stroomvoorziening
2 x 0,25 mm2gegevenslijn
Type Twee gedraaide paren (voeding en data)
en een geaarde (of afgeschermde) kabel
Connectoren M12 met 5 polen, zie "Connectoren M12
CAN bus" op pagina 74
De aansluitingen moeten van het type 3
zijn (waterdicht)
Impedantie 120 Ω ±12 Ω (f = 1 MHz)
Afscherming Afscherming met vlecht vertinde
koperdraden. Aan te sluiten op de aarde
op het klemmenbord voor de voeding van
de verwerkingseenheid.
Normen De kabels moeten per aanvraag worden
vermeld zoals beschreven in de National
Electrical Code NFPA 70 en de Canadese
Electrical Code C22.1.
8.1.6 Specificaties zijschroeven
De zijschroeven kunnen als volgt zijn:
lmet cilinderkop en aandrijving met twee
gaten
lmet bolkop
8. Technische verwijzingen
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 71
72 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
Cilinderkopschroeven en tweegats
veiligheidsschroef
d1M4
l10 mm
d27,6 mm
k2,2 mm
Bolkopschroeven
d1M4
l10 mm
d27,6 mm
k2,2 mm
tmin 1,3 mm
s2,5 mm
d3max 1,1 mm
8.1.7 Specificaties onderste
schroeven
De onderste schroeven kunnen als volgt zijn:
lmet cilinderkop
lmet bolkop
Opmerking: gebruik geen verzonken kopschroeven.
8. Technische verwijzingen
8.2 Pinbezetting
klemmenborden en
connector
8.2.1 Klemmenbord digitale
ingangen en uitgangen
Opmerking: als u de verwerkingseenheid zo bekijkt dat
het klemmenblok zich linksboven bevindt, is het nummer
12 het dichtst bij de hoek van de verwerkingseenheid.
Klem-
menbord
Sym-
bool Beschrijving Pin
Digital In 4 Ingang 2, kanaal
2, 24 V dc type 3 -
INPUT #2-2
1
3Ingang 2, kanaal
1, 24 V cc type 3 -
INPUT #2-1
2
2Ingang 1, kanaal
2, 24 V cc type 3 -
INPUT #1-2
3
1Ingang 1, kanaal
1, 24 V dc type 3 -
INPUT #1-1
4
V+ V+ (SNS), 24 V dc
voor digitale
ingangsdiagnose
(verplicht als ten
minste één ingang
in gebruik is)
5
V- V- (SNS),
gemeenschappelij
ke verwijzing naar
alle digitale
ingangen
(verplicht als ten
minste één ingang
in gebruik is)
6
Klem-
menbord
Sym-
bool Beschrijving Pin
Digital Out - GND,
gemeenschappelij
ke verwijzing naar
alle digitale
uitgangen
7
4Uitgang 4 (OSSD4) 8
3Uitgang 3 (OSSD3) 9
2Uitgang 2 (OSSD2) 10
1Uitgang 1 (OSSD1) 11
-GND,
gemeenschappelij
ke verwijzing naar
alle digitale
uitgangen
12
Opmerking: de gebruikte kabels moeten een maximale
lengte van 30 m en een bedrijfstemperatuur van
maximaal 80 °C hebben.
Opmerking: gebruik alleen koperdraden met een
minimale doorsnede van 18 AWG en een
aanhaalmoment van 0,62 Nm.
8.2.2 Spannings- en
stroomlimieten digitale ingangen
De digitale ingangen (ingaande spanning 24 V cc)
respecteren de volgende spannings- en
stroomlimieten, in overeenstemming met de norm
IEC/EN 61131-2:2003.
Type 3
Spanningslimieten
0van - 3 tot 11 V
1van 11 tot 30 V
Stroomlimieten
015 mA
1van 2 tot 15 mA
8. Technische verwijzingen
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 73
74 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
8.2.3 Klemmenbord voeding
Opmerking: vooraanzicht connectoren.
Symbool Beschrijving
V- GND
Aarde
V+ + 24 V cc
Opmerking: de kabels mogen een maximale
bedrijfstemperatuur van ten minste 70 °C hebben.
Opmerking: gebruik alleen koperdraden met een
minimale doorsnede van 18 AWG en een
aanhaalmoment van 0,62 Nm.
8.2.4 Klemmenbord CAN bus
Symbool Beschrijving
++ 12 V cc
HCAN H
LCANL
-GND
Opmerking: de kabels mogen een maximale
bedrijfstemperatuur van ten minste 70 °C hebben.
8.2.5 Connectoren M12 CAN bus
Mannelijke connector Vrouwelijke connector
Pin Functie
1Afscherming, aan te sluiten op de aarde
op het klemmenbord voor de voeding
van de verwerkingseenheid.
2+ 12 V cc
3GND
4CAN H
5CANL
8. Technische verwijzingen
8.3 Elektrische aansluitingen
8.3.1 Aansluiting veiligheidsuitgang naar het controlesysteem van de
machine
8.3.2 Aansluiting veiligheidsuitgangen naar een extern veiligheidsrelais
8. Technische verwijzingen
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 75
76 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
8.3.3 Aansluiting van het stopsignaal (noodstopknop)
Opmerking: de aangeduide noodstopknop opent het contact wanneer deze wordt ingedrukt.
Opmerking: de kabels die worden gebruikt voor de bedrading van de digitale ingangen mogen maximaal 30 m lang zijn.
8.3.4 Aansluiten van het herstartsignaal
Opmerking: de aangeduide knop voor het herstarten sluit het contact wanneer hij wordt ingedrukt.
Opmerking: de kabels die worden gebruikt voor de bedrading van de digitale ingangen mogen maximaal 30 m lang zijn.
8. Technische verwijzingen
8.3.5 Aansluiting ingang en uitgang muting (één groep sensoren)
Opmerking: de kabels die worden gebruikt voor de bedrading van de digitale ingangen mogen maximaal 30 m lang zijn.
8. Technische verwijzingen
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 77
78 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
8.3.6 Aansluiting ingang en uitgang muting (twee groepen sensoren)
Opmerking: de kabels die worden gebruikt voor de bedrading van de digitale ingangen mogen maximaal 30 m lang zijn.
8. Technische verwijzingen
8.3.7 Aansluiting detectiesignaal 2
8.3.8 Aansluiting diagnose-uitgang
Opmerking: het aangegeven licht brandt in geval van een storing.
8. Technische verwijzingen
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 79
80 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
8.4 Parameters
8.4.1 Lijst met parameters
Parameter Min Max Standaardwaarde
Settings > Account
Wachtwoord - - Niet beschikbaar
Settings > General
Operational frequency Full BW, Restricted BW Full BW
Application type selection Fixed, Vehicle mount Fixed
Configuratie
Number of installed sensors 1 6 1
Vlak Afm. X: 1000 mm
Afm. Y: 1000 mm
Afm. X: 65000 mm
Afm. Y: 65000 mm
Afm. X: 8000 mm
Afm. Y: 6000 mm
Positie (voor elke sensor) X: 0 mm
Y: 0 mm
X: 65000 mm
Y: 65000 mm
Standaard positie
van sensor #1:
X: 1000 mm
Y: 1000 mm
Rotation (voor elke sensor) 359°
Inclination (voor elke sensor) -90° 90°
Sensor installation height (voor elke
sensor)
0 mm 10000 mm 0 mm
Detection Distance 1(voor elke sensor) 0 mm 5000 mm 1000 mm
Detection Distance 2 , 3 en 4 (voor elke
sensor)
0 mm 5000 mm
Opmerking: de som
van alle
detectieafstanden
(voor elke sensor) mag
niet meer dan 5000
mm bedragen.
0 mm
Angular coverage 10° 100° 100°
Safety working mode (voor elk
detectiebereik van elke sensor)
Both (default), Always access detection,
Always restart prevention
Both (default)
Restart timeout voor elke detectiebereik 4000 ms 60000 ms 4000 ms
TOFF 100 ms 60000 ms 100 ms
Settings > Sensors
Detection field dependency Enabled, Disabled Enabled
Anti-masking Disabled, Low, Medium, High High
Anti-masking distance 0 mm 1000 mm 1000 mm
Anti-rotation around axes Disabled, Enabled Enabled
Anti-rotation around axes - Enable specific
axes - Tilt
Disabled, Enabled Enabled
Anti-rotation around axes - Enable specific
axes -Roll
Disabled, Enabled Enabled
Anti-rotation around axes - Enable specific
axes - Pan
Disabled, Enabled Enabled
Settings > Digital Input-Output
Digital input (voor elke ingang) Stop signal, Restart signal, Muting group
“N, Activate dynamic configuration,
Fieldbus controlled
Not configured
8. Technische verwijzingen
Parameter Min Max Standaardwaarde
Digital output (voor elke uitgang) System diagnostic signal, Muting enable
feedback signal, Fieldbus controlled,
Restart Feedback signal, Detection signal
"N"
Not configured
Settings > Muting
Groep voor mutingfunctie (voor elke
sensor)
Geen groep, Group 1, Group 2, beide Group 1
Pulse width (voor elke Input TYPE) 0 μs (= Period en
Phase shift
gedeactiveerd)
200 μs
2000 μs 0 μs
Period (voor elke Input TYPE) 200 ms 2000 ms 200 ms
Phase shift (voor elke Input TYPE) 0,4 ms 1000 ms 0,4 ms
Settings > Multi-controller synchronization
Controller channel 0 3 0
Settings > Activity History
Log verbosity level 0 4 0
Settings > Network Parameters
IP Address - 192.168.0.20
Netmask - 255.255.255.0
Gateway - 192.168.0.1
TCP port for configuration 1 65534 80
Settings > Fieldbus Parameters
System configuration and status PS2v6 1 65535 145
Sensors information PS2v6 1 65535 147
Sensor 1 detection status PS2v6 1 65535 149
Sensor 2 detection status PS2v6 1 65535 151
Sensor 3 detection status PS2v6 1 65535 153
Sensor 4 detection status PS2v6 1 65535 155
Sensor 5 detection status PS2v6 1 65535 157
Sensor 6 detection status PS2v6 1 65535 159
System configuration and status PS2v4 1 65535 146
Sensors information PS2v4 1 65535 148
Sensor 1 detection status PS2v4 1 65535 150
Sensor 2 detection status PS2v4 1 65535 152
Sensor 3 detection status PS2v4 1 65535 154
Sensor 4 detection status PS2v4 1 65535 156
Sensor 5 detection status PS2v4 1 65535 158
Sensor 6 detection status PS2v4 1 65535 160
8. Technische verwijzingen
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 81
82 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
8.5 Digitale ingangssignalen
8.5.1 Stopsignaal
Deel Beschrijving
Detectiesignaal 1
Detectiesignaal 2
Beide zijn spanningsloos op de neergaande curve van het ingangssignaal. Ze
blijven OFF-state zolang een van de twee invoerkanalen in de lage logische
toestand blijft (0).
Stopsignaal CH1
Stopsignaal CH2
Uitwisselbaar kanaal. Beide kanalen moeten naar een laag logisch niveau (0)
schakelen om detectiesignaal 1 en detectiesignaal 2 in de OFF-state te zetten.
Diff Minder dan 50 ms. Als de waarde groter is dan 50 ms, start het diagnosealarm en
schakelt het systeem de veiligheidsuitgangen uit.
Dt Activeringsvertraging. Minder dan 2 ms.
8.5.2 Muting (met/zonder impuls)
Zonder impuls
8. Technische verwijzingen
Met impuls
Deel Beschrijving
Diff Minder dan 50 ms. Als de waarde groter is dan 50 ms, start het diagnosealarm en schakelt
het systeem de veiligheidsuitgangen uit.
Muting signaal
(groep n) CH1
Muting signaal
(groep n) CH2
Uitwisselbaar kanaal.
Muting status lGeen impuls: ingeschakeld zolang beide kanalen op hoog logisch niveau zijn (1) en
uitgeschakeld wanneer beide kanalen naar laag logisch niveau gaan (0).
lMet impuls: ingeschakeld zolang beide ingangssignalen de geconfigureerde muting-
parameters (pulsbreedte, periode en faseverschuiving) volgen.
Dt Activerings-/deactiveringsvertraging. Minder dan 200 ms.
8. Technische verwijzingen
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 83
84 SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA
8.5.3 Herstartsignaal
Deel Beschrijving
Detectiesignaal 1
Detectiesignaal 2
De uitgangen van detectiesignaal 1 en detectiesignaal 2 schakelen over naar de
ON-state zodra het laatste kanaal de overgang 0 -> 1 -> 0 met succes heeft
voltooid.
Herstartsignaal CH1
Herstartsignaal CH2
Uitwisselbaar kanaal. Beide kanalen van het Herstartsignaal moeten een overgang
maken naar logisch niveau 0 -> 1 ->0. Ze moeten op een hoog logisch niveau
blijven gedurende een periode (t) van ten minste 400 ms.
Dt Activeringsvertraging. Minder dan 200 ms.
Diff Minder dan 50 ms. Als de waarde groter is dan 50 ms, start het diagnosealarm en
schakelt het systeem de veiligheidsuitgangen uit.
8. Technische verwijzingen
9. Aanhangsel
Inhoudsopgave
Dit deel bevat de volgende onderwerpen:
9.1 Inzameling 85
9.2 Assistentie en garantie 85
9.1 Inzameling
SBV System BUS bevat elektrische delen. Zoals is voorgeschreven door de Europese Richtlijn
2012/19/EU mag het product niet ingezameld worden bij ongesorteerd stadsafval.
Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar om deze producten en andere elektrische en
elektronische apparatuur in te zamelen via de specifieke inzamelingsfaciliteiten die worden
aangegeven door de overheid of door de lokale openbare instanties.
Een correcte inzameling en recycling zullen mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en de
menselijke gezondheid helpen voorkomen.
Neem contact op met de bevoegde openbare instanties, de afvalinzamelingsdienst of de
vertegenwoordiger waarvan het product werd gekocht voor meer gedetailleerde informatie over de
inzameling.
9.2 Assistentie en garantie
9.2.1 Klantendienst
Inxpect SpA
Via Serpente, 91
25131 Brescia (BS) - Italië
Tel: +39 030 5785105
Fax: +39 012 3456789
e-mail: safety-support@inxpect.com
website: www.inxpect.com
9.2.2 Hoe het product terugsturen
Vul zo nodig de aanvraag in met de retourinformatie op de website www.inxpect.com/industrial/rma. Stuur het
product vervolgens terug naar uw lokale of exclusieve distributeur. Gebruik de originele verpakking. De
verzendingskosten zijn ten laste van de klant.
Plaatselijke distributeur Fabrikant
Noteer hier de gegevens van de distributeur: Inxpect SpA
Via Serpente, 91
25131 Brescia (BS)
Italië
www.inxpect.com
9.2.3 Assistentie en garantie
Zie de site www.inxpect.com voor de volgende informatie:
lvoorwaarden, uitsluitingen en vrijwaringsclausule
lalgemene voorwaarden voor de retourautorisatie (RMA)
SBV System BUS| Instructiehandleiding v1.0 JAN 2021 |SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print|© 2021 Inxpect SpA 85
SBV System BUS
Instructiehandleiding v1.0
JAN 2021
SAF-UM-SBVBus-nl-v1.0-print
Copyright © 2021 Inxpect SpA
Inxpect SpA
Via Serpente, 91
25131 Brescia (BS)
Italië
www.inxpect.com
safety-support@inxpect.com
+39 030 5785105
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86

Leuze LBK ISC-03 Handleiding

Type
Handleiding