Nederlands
30
ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN
1. De plaats waar gewerkt wordt schoonhouden. Niet
opgeruimde werkplaatsen en werkbanken
verhogen het gevaar van ongelukken.
2. Voorkom gevaarlijke situaties. Stel het apparaat
niet bloot aan regen of overmatige vochtigheid.
Gebruik het apparaat niet op plaatsen die
overmatig dampig zijn. Zorg voor goede verlichting
tijdens de werkzaamheden. Gebruik de boor en
de acculader niet in de buurt van brandbare of
explosieve materialen. Voorkom gebruik van de
boor en acculader in de buurt van brandbare
vloeistoffen of gassen.
3. Het gereedschap is niet geschikt voor gebruik
door kinderen of onbevoegden zonder toezicht.
Kinderen dienen onder toezicht gehouden te
worden en mogen in geen geval in de gelegenheid
komen met het gereedschap te spelen. Bezoekers
dienen een veilige afstand te bewaren tot de
werkplek.
4. Onbenodigd gereedschap en de acculader
opruimen. Wanneer het gereedschap en de
acculader niet gebruikt worden, dienen deze op
een hooggelegen of af te sluiten plaats buiten
bereik van kinderen en onbevoegden te worden
opgeborgen. Het toestel en de acculader dienen
op een plaats te worden opgeborgen waar de
temperatuur onder de 40°C is.
5. Forceer het gereedschap niet. Bij normale
draaisnelheden levert het apparaat de beste
prestaties.
6. Gebruik het juiste gereedschap. Een klein hulpstuk
niet gebruiken voor werkzaamheden waarvoor een
groot vermogen vereist is.
7. Draag de juiste kleding. Geen loshangende kleding
of sierraden dragen, die vast kunnen raken in
bewegende delen. Rubberhandschoenen en
schoeisel zijn aanbevolen wanneer buiten gewerkt
wordt.
8. Gebruik van een veiligheidsbril is aanbevolen. Ook
een stofmasker of gezichtsbescherming is aan te
raden, vooral wanneer de werkzaamheden stof
veroorzaken.
9. Wees voorzichtig met het snoer van de acculader.
Het toestel nooit aan het snoer dragen, en aan
het snoertrekkend uit het stopkontakt verwijderen.
Bescherm het snoer tegen hitte, olie en scherpe
voorwerpen.
10. Veilig werken. Gebruik klemmen of een
bankschroef om het werkstuk vast te zetten. Op
deze wijze heeft u beide handen vrij om het
gereedschap te bedienen.
11. Buig niet te ver naar voren. Zorg er steeds voor
een goede houding om het evenwicht te bewaren.
12. Het gereedschap zorgvuldig onderhouden.
Houd de boren scherp en schoon zodat een goed
prestatievermogen mogelijk is. Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing voor smering en verwisselen
van de hulpstukken.
13. Wanneer de acculader niet gebruikt wordt of
gerepareerd wordt, dient de stekker uit het
stopkontakt verwijderd te worden.
14. Verwijder moersleutels en andere sleutels. Maak
er een gewoonte van om alle sleutels te
verwijderen voordat het apparaat aangezet wordt.
15. Onverwacht inschakelen vermijden. Draag het
toestel niet met de vinger aan de schakelaar.
16. Gebruik uitsluitend de bijbehorende acculader.
Gebruik geen andere acculaders om gevaar te
voorkomen.
17. Alleen gebruik maken van originele HITACHI
onderdelen.
18. Gebruik de boor en de acculader uitsluitend voor
doeleinden die in deze gebruiksaanwijzing
beschreven zijn.
19. Het gebruik van accessoires en toebehoren anders
dan in deze gebruiksaanwijzing of in de HITACHI
katalogus beschreven zijn, vehoogd het risico op
lichamelijk letsel.
20. Reparaties mogen alleen uitgevoerd worden door
een geautoriseerde service dienst. De fabrikant is
niet aansprakelijk voor schade en/of letsel
veroorzaakt door reparatie uitgevoerd door
ongeautoriseerde service diensten en/of verkeerd
gebruik van het gereedschap.
21. Verwijder geen schroeven of andere onderdelen
van de boor en de acculader om de integriteit van
het ontwerp te verzekeren.
22. Gebruik de acculader met het voltage dat op het
naamplaatje is aangegeven.
23. Voorkom aanraking van bewegende delen, tenzij
de spanning uitgeschakeld is.
24. Laad de batterij altijd op voordat het toestel
gebruikt wordt.
25. Gebruik uitsluitend de voorgeschreven batterij.
Gebruik geen normale droge-cel batterij, een
oplaadbare of auto-batterij voor de boor.
26. Maak geen gebruik van een transformator met
een spanningsverhoger.
27. Laad de batterij niet op met de wisselstroom-
dynamo van de auto of met gelijkstroom.
28. De batterij alleen binnenshuis opladen. De accu-
lader en batterij worden warm tijdens het opladen,
dus vermijd direkt zonlicht; zorg voor goede
ventilatie.
29. Wanneer op een hoge plaats gewerkt wordt, dient
voorzichtigheid in acht genomen te worden. Zorg
dat er geen mensen onder u staan.
30. De onderdelentekening in deze handleiding is
uitsluitend bestemd voor de geautoriseerde service
dienst.
31. Als het stroomsnoer is beschadigd, dient u dit
door de fabrikant of een van zijn officiële
servicemonteurs, of door een andere vakbekwame
persoon te laten vervangen om een gevaarlijke
situatie te voorkomen.
VOORZORGEN VOOR DE SNOERLOZE OLIE-
PULSE SLAGSCHROEVENDRAAIER
1. Dit is een draagbaar stuk gereedschap voor het
vast- en losdraaien van schroeven. Gebruik het
apparaat alleen voor deze handelingen.
2. Gebruik oorwatjes als het gereedschap voor
langere tijd wordt gebruikt.
3. Het bedienen van het apparaat met een hand is
zeer gevaarlijk. Houd het apparaat bij bediening
met beide handen stevig vast.
4. Na het monteren van het schroefstuk dient u
lichtjes aan het schroefstuk te trekken om te
kontroleren of het niet loskomt. Als het schroefstuk
niet juist geïnstalleerd is, kan het tijdens gebruik
loskomen en gevaar veroorzaken.
5. Gebruik het de schroefstuk dat past bij de schroef.
6. Vastdraaien van een schroef met de olie-pulse
slagschroevendraaier scheef op de schroef kan de
kop van die schroef beschadigen en leidt ertoe
dat de kracht niet goed kan worden overgebracht
op de schroef. Draai de schroef vast met de olie-
pulse slagschroevendraaier recht op de kop van
de schroef.
7. Laad de accu bij een temperatuur van 0 – 40°C.
Een temperatuur van onder 0°C kan overlading
veroorzaken, hetgeen gevaarlijk kan zijn. De accu
kan niet bi een temperatuiur van boven de 40°C
geladen worden.
De meest geschikte temperatuur is tussen de 20 –
25°C.
8. Gebruik de acculader niet kontinu.
Wacht ongeveer 15 minuten voordat met het laden
van een andere accu begonnen wordt.
9. Voorkom dat stof of vuil in de opening van de
aansluiting van de batterij terecht komt.
10. Demonteer de oplaadbare batterij of oplader niet.
11. Voorkom kortsluiting van de oplaadbare batterij.
Kortsluiting kan resulteren in oververhitting. Dit
kan schade of brandgevaar opleveren.