Volvo 2006 Handleiding

Categorie
Telefoons
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

2005
V70, V70 R & XC70
VOLVO
2005
TP 7553 (German). AT 0446. Printed in Sweden, Elanders Infologistics Väst AB, Mölnlycke 2004
TP 7553
BETRIEBSANLEITUNG
WEB EDITION
1
Inhoud
Achter in dit instructieboekje vind u een alfabetisch register.
Pag.
Veiligheid 9
Instrumenten, schakelaars, bedieningsorganen 29
Klimaatregeling 53
Interieur 65
Sloten en alarm 85
Starten, rijden, schakelen 95
Wielen en banden 123
Zekeringen, gloeilampen vervangen 137
Onderhoud, service 149
Specificaties 165
Audiosysteem 177
Telefoon 199
Register 213
© Volvo Car Corporation
De specificaties, constructiegegevens en afbeeldingen in dit instructie-
boekje zijn niet bindend. We behouden ons het recht voor om zonder
voorafgaande mededeling wijzigingen aan te brengen.
Naast de standaarduitrusting worden in dit instructieboekje ook
optionele en extra uitrusting beschreven. Ook worden uitrustingsvari-
anten beschreven, zoals handgeschakelde en automatische versnel-
lingsbakken. In bepaalde landen zijn de wettelijke voorschriften van
invloed op het uitrustingsniveau. Hierdoor kan het zijn dat op
bepaalde paginas van het instructieboekje uitrusting wordt beschre-
ven die niet op uw auto is aangebracht.
2
H
U
-
4
0
3
DOLBYBNR
SPORT
COMFORT
ADVANCED
8504954m
Dashboard – auto’s met stuur links
Elektronische klimaatregeling, ECC .................. 56
Handmatige klimaatregeling met AC ................. 60
Elektrische stoelverwarming ............................. 45
Elektrische verwarming achterruit,
buitenspiegels ................................................... 45
Alarmlichten .............. 45
Radio ...... 177
Stuurwielafstelling ................... 41
Airbag ...................................... 12
Cruise control .......................... 39
Bedieningspaneel voor radio .. 184
Ruitensproeier/-wisser ............. 43
Richtingaanwijzerhendel .......... 42
Boordcomputer ........................ 38
Toerenteller ............................ 30
Automatische
versnellingsbak ....................... 30
Klok ....................................... 30
Buitentemperatuursensor ......30
Brandstofmeter ...................... 30
Temperatuurmeter ................. 30
Snelheidsmeter ....................... 30
Kilometerteller ....................... 30
Dagteller ................................. 30
Waarschuwingslampjes .......... 31
Display .................................. 35
Actief chassis, FOUR-C.
(V70 R).... 37, 102
Groot licht/Dimlicht ............... 40
Breedtelichten/Parkeerlichten .. 40
Mistlampen ............................ 40
Instrumentenverlichting .......... 40
Koplamphoogteverstelling ...... 40
3
DOLBYBNR
H
U
-
4
0
3
ADVANCED
COMFORT
SPORT
8504955m
Dashboard – auto’s met stuur rechts
Toerenteller ............................ 30
Automatische
versnellingsbak ....................... 30
Klok ....................................... 30
Buitentemperatuursensor ...... 30
Brandstofmeter ...................... 30
Temperatuurmeter ................. 30
Snelheidsmeter ....................... 30
Kilometerteller ....................... 30
Dagteller ................................. 30
Waarschuwingslampjes .......... 31
Display .................................. 35
Actief chassis, FOUR-C.
(V70 R).... 37, 102
Alarmlichten .............. 45
Radio ...... 177
Groot licht/Dimlicht ............... 40
Breedtelichten/Parkeerlichten .. 40
Mistlampen ............................ 40
Instrumentenverlichting .......... 40
Koplamphoogteverstelling ...... 40
Stuurwielafstelling ................... 41
Airbag ...................................... 12
Cruise control .......................... 39
Bedieningspaneel voor radio .. 184
Ruitensproeier/-wisser ............. 43
Richtingaanwijzerhendel .......... 42
Boordcomputer ........................ 38
Elektronische klimaatregeling, ECC .................. 56
Handmatige klimaatregeling met AC ................. 60
Elektrische stoelverwarming ............................. 45
Elektrische verwarming achterruit,
buitenspiegels ................................................... 45
4
Interieur autos met stuur links
8502691M
Handgeschakelde
versnellingsbak ..................... 99
Automatische
versnellingsbak ..................... 100
Handrem .............................. 46
Schakelaars
in middenconsole .................. 36
Achterbank omlaag klappen .... 76
Hoofdsteun omlaag klappen .... 75
Hoofdsteun bijstellen ............... 75
Geïntegreerd kinderzitje ........... 25
Handschoenenkastje ....... 70
Handmatig verstelbare voorstoelen ........ 66
Elektrisch verstelbare voorstoelen ......... 68
Stoelverwarming .................................... 45
Bekleding reinigen ................................ 153
Portieren en sloten .................. 86
Alarmsysteem ......................... 91
Elektrisch bediende ramen ...... 47
Bediening elektrisch bediende
buitenspiegels ......................... 48
5
8502703m
Interieur autos met stuur rechts
Portieren en sloten .................. 86
Alarmsysteem ......................... 91
Elektrisch bediende ramen ...... 47
Bediening elektrisch bediende
buitenspiegels ......................... 48
Handschoenenkastje ....... 70
Handmatig verstelbare voorstoelen ........ 66
Elektrisch verstelbare voorstoelen ......... 68
Stoelverwarming .................................... 45
Bekleding reinigen ................................ 153
Handgeschakelde
versnellingsbak ..................... 99
Automatische
versnellingsbak ..................... 100
Handrem .............................. 46
Schakelaars
in middenconsole .................. 36
Achterbank omlaag klappen .... 76
Hoofdsteun omlaag klappen .... 75
Hoofdsteun bijstellen ............... 75
Geïntegreerd kinderzitje ........... 25
6
8000256M
Exterieur
Gloeilampen vóór vervangen ..... 143
Schuifdak .................... 49
Carrosserie reinigen ................. 152
Roestwering ............................ 150
Lakwerk bijwerken ................. 151
Banden ......................... 124
Wielen .......................... 124
Remmen ......................... 21
Reservewiel .................. 127
Wielen verwisselen ....... 128
Achterklep .................................................... 88
Gloeilampen achter vervangen ................... 147
Vuldop van brandstoftank ...... 96
Tanken .................................... 96
Zuinig rijden ............................ 97
Koplampwisserblad vervangen ... 164
7
Volvo Car Corporation en het milieu
Milieubeleid van Volvo
Zorg voor het milieu, veiligheid en kwaliteit zijn
de drie kernwaarden van de Volvo Car Corpora-
tion die van invloed zijn op alle activiteiten. De
auto's van Volvo voldoen aan strenge internatio-
nale milieueisen en worden in fabrieken geprodu-
ceerd die zeer schoon zijn en efficiënt met midde-
len omgaan. De meeste eenheden binnen de Volvo
Car Corporation zijn gecertificeerd voor de
milieunorm ISO 14001, hetgeen tot voortdurende
verbeteringen op milieugebied leidt. Alle Volvo-
modellen hebben een milieuverklaring waarin de
klant de invloed op het milieu van de verschillen-
de modellen en motoren kan vergelijken.
Op www.epd.volvocars.se kunt u meer lezen.
Schoon aan de binnen- en aan
de buitenkant
Uw Volvo is gebouwd volgens het concept
Schoon aan de binnen- en aan de buitenkant,
een concept dat een schone passagiersruimte
combineert met een zeer efficiënt uitlaatgasrei-
nigingssysteem. Uw auto bespaart brandstof en
stoot een minimale hoeveelheid schadelijke
stoffen uit. Het zorgt er ook voor dat u en uw
mede-inzittenden de uitlaatgassen van andere
auto's niet inademen omdat de lucht die de passa-
giersruimte binnenkomt wordt gereinigd. Een
geavanceerd luchtreinigingssysteem, AQS
1
(ex-
tra), zorgt ervoor dat de lucht in de passagiersru-
imte schoner is dan de lucht buiten in het verke-
er. Het systeem bestaat uit een elektronische
sensor en een koolstoffilter. De sensor houdt de
hoeveelheid koolmonoxide in de binnenkomende
lucht in de gaten en sluit de luchtinlaat af, zodat
het percentage koolmonoxide in het interieur
niet te hoog wordt  bijvoorbeeld in druk stads-
verkeer, files en tunnels. Het koolstoffilter re-
gelt dat de instroom van stikstofoxiden, laag-
hangend ozon en koolwaterstoffen wordt tegen-
gegaan. Het textiel in de auto voldoet aan de
ecologische norm Öko-Tex
2
. Op de radiateur zit
een speciale laag, PremAir®
3
, die schadelijk laag-
hangend ozon omzet in zuurstof.
Een Volvo voldoet aan strenge internationale
milieueisen en heeft een laag brandstofverbruik
om de uitstoot van kooldioxide, dat een van de
oorzaken van het broeikaseffect is, te vermin-
deren. De auto's van Volvo zijn uiterst concurrerend
in hun klasse wat het brandstofverbruik betreft.
1
Air Quality System
2
Internationale norm voor textiel.
3
PremAir® is een gedeponeerd handelsmerk
van de Engelhard Corporation.
8
Volvo Car Corporation en het milieu
000032
4
Erkende Volvo-werkplaatsen
en het milieu
Regelmatig onderhoud in een werkplaats van
Volvo zorgt voor een lager brandstofverbruik
en draagt daarom bij aan een schoner milieu.
Het personeel heeft de kennis en het ge-
reedschap om een optimale zorg voor het
milieu te garanderen.
Spaar het milieu
Wij denken dat onze klanten onze zorgen over
het milieu delen. U kunt helpen het milieu te
beschermen door milieuvriendelijke onder-
houdsproducten te kopen en de auto te laten
onderhouden en zelf te onderhouden aan de
hand van de aanwijzingen in het instructie-
boekje.
Hieronder volgen enkele tips voor hoe u het
milieu kunt ontzien:
· Zorg er altijd voor dat de banden de juiste
spanning hebben. Een te lage bandenspan-
ning leidt tot een verhoogd brandstofver-
bruik.
· Imperiaals en skiboxen re-
sulteren in een grotere
luchtweerstand waardoor
het brandstofverbruik aan-
zienlijk toeneemt. Verwij-
der deze daarom direct na gebruik.
· Laat spullen niet onnodig in de auto liggen.
Hoe groter de belasting van de auto, des te
hoger het brandstofverbruik.
· Gebruik altijd de motorverwarmer voor een
koudestart, als de auto hiermee is uitgerust.
Hierdoor nemen het brandstofverbruik en
de uitstoot af.
· Rijd rustig. Vermijd onnodig
snel optrekken en krachtig
remmen.
· Rijd in de hoogst mogelijke
versnelling. Een laag mot-
ortoerental zorgt voor een lager verbruik.
· Laat het gaspedaal los wanneer u van een
helling afrijdt.
· Rem op de motor. Laat het gaspedaal los en
schakel terug.
· Voorkom stationair draaien.
Zet de motor af wanneer u
lang stilstaat in een file.
· Hanteer afvalstoffen die
schadelijk voor het milieu
zijn, zoals accu's en olie, op een milieuv-
riendelijke manier. Neem contact op met
uw erkende Volvo-werkplaats, als u niet
zeker weet hoe u dergelijk afval moet ver-
werken.
· Onderhoud uw auto regelmatig.
Door deze tips op te volgen kan het brandstof-
verbruik worden verlaagd zonder dat dit van
invloed is op de reistijd of het plezier in het
autorijden. U spaart uw auto, bespaart geld en
gebruikt minder van de hulpbronnen op aarde.
9
Veiligheid
Veiligheidsgordels 10
Airbags 12
SIPS-airbags 15
Opblaasgordijnen 18
WHIPS-systeem 19
Remsysteem 21
Stabiliteitssysteem 23
Kinderen en veiligheid 24
10
8801947d
Veiligheidsgordels
Let op het volgende:
· gebruik geen klemmen of andere accessoires
die ervoor zorgen dat u de gordel niet strak
langs uw lichaam kunt trekken
· zorg dat er geen slagen in de gordel zitten
· de heupgordel moet laag zitten - niet over
de buik
· trek de heupgordel over de heupen door aan
de diagonale schoudergordel te trekken (zie
de bovenstaande afbeelding).
Elke gordel is bestemd ter bescherming van
slechts één persoon!
Doe het volgende om de gordel los te
maken: Druk op de rode knop van de sluiting.
Laat het oprolmechanisme de gordel naar
binnen trekken. Als de gordel niet volledig
wordt opgerold, moet u de gordel handmatig zo
ver terugrollen dat deze niet langer slap hangt.
Doe altijd de
veiligheidsgordel om
Zelfs bij alleen hard remmen kan het niet
dragen van een veiligheidsgordel ernstige
gevolgen hebben! Vraag daarom altijd aan uw
passagiers om de veiligheidsgordel om te doen!
Dit om te voorkomen dat bij een aanrijding de
passagiers op de achterbank tegen de rugleu-
ning van de voorstoelen worden geslingerd.
Alle inzittenden kunnen daarbij gewond raken.
Gebruik de veiligheidsgordel als volgt: trek de
gordel langzaam uit en maak deze vast door de
borglip in de vergrendeling te steken. Een
duidelijke klik geeft aan dat de gordel vastzit.
De gordel is normaal gesproken niet geblokke-
erd, zodat u zich ongehinderd kunt bewegen.
In de volgende gevallen is de gordel geblokkeerd,
zodat deze niet verder worden uitgetrokken:
· wanneer u de gordel te snel uittrekt
· wanneer u remt of optrekt
· als de auto sterk overhelt.
Voor optimale bescherming van de veiligheidsg-
ordel is het van belang dat de gordel goed tegen
het lichaam ligt. Laat de rugleuning niet te ver
achteroverhellen. De veiligheidsgordel biedt de
beste bescherming bij een normale rijhouding.
Heupgordel strak trekken.
Veiligheidsgordel en
zwangerschap
Tijdens de zwangerschap dient u extra
voorzichtig te zijn bij het gebruik van de
veiligheidsgordels. Let erop dat de gordel strak
langs het lichaam loopt. Het diagonale gedeelte
van de gordel moet daarbij schuin tussen de
borsten en langs de zijkant van de buik lopen.
De heupgordel moet zo laag mogelijk en strak
over de heupen liggen. Zorg dat de gordel niet
tegen de buik omhoog kan glijden.
Aanstaande moeders moeten de stoel helemaal
naar achteren zetten om met de buik zo ver
mogelijk van het stuurwiel af te zitten. Zet het
stuurwiel vervolgens zo ver naar voren dat u
nog net comfortabel kunt zitten.
8803443a
11
Veiligheidsgordels en gordelspanners
Veiligheidsgordels en
gordelspanners
Alle veiligheidsgordels zijn uitgerust met
gordelspanners. Een geringe hoeveelheid
springstof, ingebouwd in het oprolmechanis-
me, wordt bij een botsing tot ontploffing
gebracht. Hierdoor wordt de veiligheidsgordel
strak over het lichaam van de inzittende
getrokken om eventuele speling door dikke
kledingstukken weg te nemen. De gordel houdt
de inzittende zo beter tegen.
WAARSCHUWING!
Als de gordel zwaar belast werd, bijvoorbe-
eld tijdens een aanrijding, moet de complete
gordel worden vervangen. Dit houdt in dat
ook het oprolmechanisme, de bevestigingen,
de bouten en de sluitingen vervangen moeten
worden. Sommige beschermende ei-
genschappen van de gordel kunnen verloren
zijn gegaan, zelfs als deze ogenschijnlijk niet
beschadigd is. Vervang de gordel ook als
deze versleten of beschadigd is. De nieuwe
veiligheidsgordel moet zijn goedgekeurd en
bedoeld voor montage op dezelfde positie
als de vervangen gordel.
Breng nooit zelf wijzigingen aan de vei-
ligheidsgordels aan en probeer ze nooit zelf
te repareren. Neem contact op met een er-
kende Volvo-werkplaats.
Keurmerk op
veiligheidsgordels
met gordelspanner
12
Airbags (SRS)
Airbag (SRS) aan
bestuurderszijde
Om de passieve veiligheid van uw auto nog
verder te verhogen is uw auto uitgerust met een
airbag (SRS*) als aanvulling op de driepuntsg-
ordels. De airbag, een opblaasbare luchtzak, is
opgevouwen in het hart van het stuurwiel
gemonteerd. Het stuurwiel is voorzien van het
opschrift SRS AIRBAG.
Omdat de airbag aan de bestuurderszijde op
het stuurwiel gemonteerd zit, is de airbag
kleiner dan die aan de passagierszijde. Beide
airbags bieden echter een even goede bescher-
ming.
Airbag (SRS) aan
passagierszijde (extra)
De airbag aan de passagierszijde ligt opge-
vouwen in een ruimte boven het handschoe-
nenkastje. Het dashboardpaneel is voorzien
van het opschrift SRS AIRBAG.
WAARSCHUWING!
Breng geen klemmen of iets dergelijk op het
dashboard of het stuurwiel aan!
Ze kunnen verwondingen veroorzaken en/of
de beschermende werking van de airbags
negatief beïnvloeden bij activering van de
airbags.
WAARSCHUWING!
De airbags (SRS) vormen een aanvulling op
(en dus geen alternatief voor) de veiligheids-
gordels. Voor optimale bescherming moet u
altijd gebruik maken van de veiligheids-
gordel.
8802099m
* Supplemental Restraint System.
8802092M
8801889e
8801907e
Auto met rechtse
besturing
Auto met linkse
besturing
Positie van airbag aan passagierszijde
13
Airbags (SRS)
WAARSCHUWING!
Airbag (SRS), passagierszijde
· Breng nooit een kind aan in een kinderzit-
je of comfortkussen op de passagiersstoel
als de airbag (SRS) is geactiveerd*.
· Laat kinderen nooit voor de passagierstoel
zitten of staan.
· Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit
op de passagiersstoel plaatsnemen als de
airbag (SRS) is geactiveerd*.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situaties
opleveren voor uw kind.
WAARSCHUWING!
Airbag (SRS), passagierszijde
· Laat de passagier zoveel mogelijk rechtop
zitten met de voeten op de vloer en de rug
tegen de rugleuning. De passagier moet de
veiligheidsgordel omdoen.
· Breng voorwerpen of accessoires nooit op
of in de buurt van het SRS-paneel (boven
het handschoenenkastje) of binnen de ac-
tieradius van de airbag aan.
· Vervoer geen losse voorwerpen op de vlo-
er, de stoel, of het dashboard.
· Verricht nooit zelf werkzaamheden aan de
onderdelen van het airbagsysteem. Repa-
ratiewerkzaamheden mogen alleen worden
uitgevoerd door een erkende Volvo-
werkplaats.
Waarschuwingslampje in
instrumentenpaneel
Het airbagsysteem wordt continu gecontrole-
erd door de sensor/regeleenheid. Op het
instrumentenpaneel bevindt zich een waar-
schuwingslampje. Dit lampje gaat branden,
wanneer u de contactsleutel in stand I, II of III
draait. Het lampje dooft, wanneer de sensor/
regeleenheid heeft vastgesteld dat er geen
storingen zijn in het airbagsysteem. Een
dergelijke controle neemt doorgaans ca.
7 seconden in beslag.
WAARSCHUWING!
Als het waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem blijft branden of tijdens het rij-
den kortstondig oplicht, betekent dit dat het
airbagsysteem niet naar behoren werkt. Het
lampje kan ook een storing in de gordelsluit-
ing, het SIPS-systeem, het SRS-systeem of
het IC-systeem aangeven. Neem onmiddel-
lijk contact op met een erkende Volvo-
werkplaats.
* Zie pagina 16 voor informatie over een
geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
3800776m
14
Airbags (SRS)
SRS-systeem, auto met linkse besturing
Airbag (SRS)
Het systeem bestaat uit een gasgenerator met
daaromheen een opblaasbare airbag. Bij een
voldoende krachtige aanrijding wordt de
ontsteking van de gasgenerator geactiveerd
door een sensor. De airbag wordt opgeblazen
en wordt tegelijkertijd warm. Om de klap op te
vangen loopt de airbag leeg wanneer de
inzittende de airbag raakt. Daarbij treedt er
rookvorming in de auto op. Dit is volkomen
normaal. Het totale verloop, van het opblazen
tot het leeglopen van de airbag, neemt enkele
tienden van seconden in beslag.
SRS-systeem, auto met rechtse besturing
N.B. De reactie van de sensor hangt af van de
ernst van de aanrijding en of de veiligheidsgor-
del aan de bestuurderszijde of de passagierszij-
de al dan niet wordt gedragen. Steek de
veiligheidsgordel daarom altijd in de juiste
gordelsluiting.
Op grond van het bovenstaande kan het
gebeuren dat er bij ongelukken slechts een (of
geen enkele) van de airbags wordt opgeblazen.
Airbags (SRS)
De airbags werken dusdanig dat de capaciteit
ervan wordt afgestemd op de botskrachten
waaraan de auto blootstaat.
WAARSCHUWING!
Probeer onderdelen van het airbagsysteem
nooit zelf te repareren. Ingrepen in het syste-
em kunnen aanleiding geven tot storingen in
de werking en ernstige verwondingen
veroorzaken. Laat dergelijke ingrepen daa-
rom over aan een erkende Volvo-werkplaats.
8803417d
8803418d
15
SIPS-bag
Het SIPS-airbagsysteem is een elektrisch
systeem dat is opgebouwd uit twee hoofdon-
derdelen: de SIPS-airbags en de sensoren. De
SIPS-airbags zijn in de frames van de rugleu-
ningen van de voorstoelen gemonteerd, terwijl
de sensoren aan de binnenkant van de middelste
en achterste dakstijlen zitten. Bij een voldoende
krachtige aanrijding reageren de sensoren, die
op hun beurt weer de gasgeneratoren activeren.
De SIPS-airbags worden vervolgens opgeblazen
tussen de inzittende en het portierpaneel.
Daarmee wordt de klap van de aanrijding
opgevangen, waarna de airbags weer leeglopen.
De SIPS-airbags worden normaal gesproken
Opgeblazen SIPS-airbagAirbags en kinderzitjes gaan niet samen!
SRS (airbag) en SIPS-airbag (zij-airbag)
Kinderzitjes en airbags (SRS)
Kinderen kunnen ernstig letsel oplopen,
wanneer u ze in een kinderzitje of comfort-
kussen op de passagiersstoel vervoert met een
geactiveerde* airbag aan passagierszijde.
Bij auto's met een geactiveerde* passagier-
sairbag is de veiligste plaats voor een kind
een kinderzitje of comfortkussen op de
achterbank.
Laat kinderen (tot een lengte van 1,40 m) nooit
op de passagiersstoel plaatsnemen, als uw auto
is uitgerust met een geactiveerde* airbag (SRS)
aan passagierszijde.Vervoer kinderen in een
kinderzitje of comfortkussen op de achterbank.
WAARSCHUWING!
Vervoer een kind nooit in een kinderzitje
of comfortkussen op de passagiersstoel,
als uw auto is uitgerust met een geactive-
erde* airbag (SRS) aan passagierszijde.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke
situaties opleveren voor het kind.
8801909e
8801908e
alleen opgeblazen aan de kant waar de aanrij-
ding plaatsvindt.
Kinderzitjes en SIPS-airbags
(zij-airbags)
Een SIPS-airbag heeft wat kinderzitjes betreft
geen negatieve gevolgen voor de beschermende
functies van de auto.Er kan een kinderzitje of
comfortkussen op de voorstoel worden
geplaatst, als de auto aan de passagierszijde
niet is uitgerust met een geactiveerde* airbag.
* Zie pagina 16 voor informatie over een
geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
16
8803406m
Airbag (SRS) aan passagierszijde activeren/deactiveren (extra)
Hiermee wordt aangeduid dat de airbag (SRS)
aan passagierszijde gedeactiveerd is.
Activeren/deactiveren
De schakelaar zit aan de passagierszijde aan de
zijkant van het dashboard en u kunt erbij door
het portier aan die kant te openen. Controleer
of de schakelaar in de gewenste stand staat.
Volvo adviseert u de contactsleutel te gebruiken
om de stand te wijzigen. (U kunt ook andere
voorwerpen gebruiken die qua vorm op een
sleutel lijken.)
PACOS (extra)
De airbag (SRS) aan passagierszijde kan
gedeactiveerd worden.
Dit is bijvoorbeeld noodzakelijk als daar een
kind in een kinderzitje moet zitten.
Aanduiding
Een tekst op de achteruitkijkspiegel geeft aan
dat de airbag (SRS) aan passagierszijde is
gedeactiveerd.
WAARSCHUWING!
Geactiveerde airbag (passagiersstoel):
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje op
de passagiersstoel. Laat evenmin personen
men.
Gedeactiveerde airbag (passagiersstoel):
plaatsnemen op de passagiersstoel.
Het niet opvolgen van de bovenstaande aan-
bevelingen kan levensgevaarlijke situaties
opleveren.
8803403
m
PACOS (Passenger Airbag Cut Off Switch)
WAARSCHUWING!
Als de auto uitgerust is met een airbag (SRS)
aan de passagierszijde, maar geen PACOS
heeft, is de airbag altijd geactiveerd.
Laat personen groter dan 1,40 m nooit
kleiner dan 1,40 m op deze stoel plaatsne-
17
In welke stand moet de
schakelaar staan?
ON = De airbag (SRS) is geactiveerd.
Met de schakelaar in deze stand kunnen
passagiers langer dan 1,40 m aan passagierszij-
de op de voorstoel zitten, maar kinderen in een
kinderzitje beslist niet.
8803405m
Airbag (SRS) aan passagierszijde activeren/deactiveren (extra) (vervolg)
OFF = De airbag (SRS) is gedeactiveerd.
Met de schakelaar in deze stand kunnen
kinderen in een kinderzitje aan passagierszijde
op de voorstoel zitten, maar passagiers langer
dan 1,40 m beslist niet.
WAARSCHUWING!
Laat geen passagier op de passagiersstoel
plaatsnemen, als het waarschuwingssymbool
voor het airbagsysteem op het instrumenten-
paneel oplicht terwijl de tekst op de achteru-
itkijkspiegel aangeeft dat de airbag (SRS) aan
die kant gedeactiveerd is.
Het duidt op een ernstige storing.
Bezoek onmiddellijk een erkende Volvo-
werkplaats.
8803404
m
18
IC-systeem (opblaasgordijn)
Gebruik altijd de veiligheidsgordels!
Als er passagiers op de achterbank zitten, moet u ervoor zorgen dat de
beide buitenste hoofdsteunen van de achterbank rechtop staan en dat de
middelste steun juist is afgesteld.
8802260n
8802259m
IC-systeem (Inflatable Curtain)
Het opblaasgordijn van het IC-systeem (Inflatable Curtain) beschermt de
inzittenden tegen hoofdletsel, wanneer ze met hun hoofd tegen de zijkant
of het plafond van de auto stoten. Het opblaasgordijn biedt eveneens
bescherming tegen de obstakels waar de auto tegenop botst. Het IC-
systeem beschermt de inzittenden voor en achter in de auto. Het opblaas-
gordijn gaat schuil achter de plafondbekleding. Het IC-systeem (het
opblaasgordijn) bedekt het bovenste gedeelte van het interieur bij de
voorstoelen en de achterbank.
Bij een aanrijding van opzij wordt het IC-systeem geactiveerd door het
opblaasgordijn van het SIPS-airbagsysteem. Na activering van het IC-
systeem wordt het opblaasgordijn gevuld met gas uit de gasgenerator die
zich bij het achtereind van het gordijn bevindt.
WAARSCHUWING!
· Schroef of bevestig geen onderdelen aan de plafondbekleding, de
portierstijlen of de zijpanelen. De beschermende werking kan
erdoor verloren gaan.
· Wanneer u het ruggedeelte van de achterbank hebt neergeklapt, moet
u zorgen dat de lading niet uitsteekt boven de denkbeeldige,
horizontale lijn op 50 mm onder de bovenkant van de ramen in de
achterportieren. Anders kan het zijn dat het opblaasbare gordijn dat
schuilgaat achter de plafondbekleding geen bescherming meer biedt.
19
WHIPS (Whiplash-beschermingssysteem)
8502213e
WHIPS-systeem
Het WHIPS-systeem bestaat uit energie-absorberende rugleuningen en
speciaal ontwikkelde hoofdsteunen voor de voorstoelen.
Stoel met WHIPS-systeem
Het WHIPS-systeem wordt geactiveerd bij een aanrijding van achteren,
afhankelijk van de aanrijdingshoek, snelheid en eigenschappen van het
voertuig dat bij de aanrijding betrokken is. Na activering worden de
rugleuningen van de voorstoelen (als deze bezet zijn) naar achteren
geplaatst, waardoor de zitpositie van de bestuurder en passagier
verandert. Zo verkleint u het risico van whiplash-letsel aan de nek.
Juiste zithouding
Voor optimale bescherming moeten de bestuurder en de voorpassagier
zoveel mogelijk in het midden van de stoelen plaatsnemen en de afstand
tussen het hoofd en de hoofdsteun zo klein mogelijk houden.
WAARSCHUWING!
Als de stoel heeft blootgestaan aan grote krachten, zoals bijvoorbeeld
bij een aanrijding van achteren, moet u het WHIPS-systeem laten
controleren in een erkende Volvo-werkplaats. Zelfs als de stoel op het
oog intact is, kan het zijn dat het WHIPS-systeem geactiveerd werd
zonder zichtbare schade aan de stoel. De beschermende eigenschap-
pen van het WHIPS-systeem kunnen daarbij verloren zijn gegaan.
Laat ook na een lichte aanrijding van achteren het systeem nakijken in
een erkende Volvo-werkplaats. Verricht nooit zelf reparaties aan of
wijzigingen in de stoel of het WHIPS-systeem!
8502379e
WAARSCHUWING!
Let erop dat u de werking van
het WHIPS-systeem niet beïnv-
loedt!
Als u één van de ruggedeelten
van de achterbank hebt neerge-
klapt, moet u de voorstoel aan
dezelfde kant dusdanig bijstellen
dat de rugleuning van de stoel
niet tegen het neergeklapte rug-
gedeelte van de achterbank aan-
komt.
Plaats geen koffers en dergelijke
tussen het zitgedeelte van de
achterbank en de rugleuning van
de voorstoelen.
WHIPS-systeem en kinderzitjes
Het WHIPS-systeem heeft geen negatieve invloed op de beschermende werking
van de kinderzitjes/comfortkussens. Zolang de auto geen geactiveerde* airbag
(SRS) aan de passagierszijde heeft, mag u een kinderzitje/comfortkussen op de
passagiersstoel aanbrengen. Het WHIPS-systeem werkt eveneens naar behoren,
als u een kinderzitje achterstevoren op de achterbank hebt aangebracht, met het
ruggedeelte van het zitje tegen de rugleuning van de voorstoel aan.
*
Zie pagina 16 voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
20
Activering van de airbags en de
opblaasgordijnen
Het SRS-systeem registreert een aanrijding door het meten van de
afremsnelheid en de snelheidsvermindering veroorzaakt door de aanrijding.
De sensor stelt vast of de aard van de aanrijding het activeren van de
airbags vereist.
Vermeld dient te worden dat de sensoren niet alleen door vervorming van
de carrosserie worden geactiveerd, maar ook door de snelheidsverminde-
ring op het moment van de aanrijding. Dit houdt in dat de sensoren
waarnemen in welke situatie de inzittenden beschermd dienen te worden
tegen een harde aanraking met het dashboard of stuurwiel.
Het bovenstaande geldt ook voor het SIPS-systeem en de opblaasgordij-
nen. SIPS-airbags en opblaasgordijnen worden echter alleen geactiveerd bij
botsingen van opzij met voldoende kracht.
N.B. SRS-, SIPS- en IC-systemen worden alleen geactiveerd bij
aanrijdingen in de betreffende richting.
Na activering van de airbags/opblaasgordijn adviseren wij u het volgende:
· Sleep de auto naar een Volvo-werkplaats. Rijd niet in een auto met
geactiveerde airbags, zelfs niet als u na het ongeluk nog verder kunt
rijden.
· Laat het vervangen van de onderdelen van het SRS-, SIPS-airbag- of
IC-systeem over aan een erkende Volvo-werkplaats.
SRS (airbag), SIPS-airbag (zij-airbag) en IC-systeem
WAARSCHUWING!
De sensor van het SRS-systeem zit in de middenconsole van de auto.
Als de vloer van de passagiersruimte doorweekt geraakt is, moet u de
accukabels in de bagageruimte loskoppelen. Probeer de auto niet te
starten omdat de airbags hierbij geactiveerd kunnen worden. Sleep de
auto naar een erkende Volvo-werkplaats.
WAARSCHUWING!
Rijd nooit met geactiveerde airbags! Dit kan het sturen van de auto
hinderen. Andere veiligheidssystemen kunnen ook beschadigd raken.
Intensieve blootstelling aan rook en stof dat vrijkomt bij activering
van de airbags kan oog- en huidirritatie veroorzaken. Spoel bij
irritatie met koud water en/of neem contact op met een arts. De
snelheid van activering kan, in combinatie met het materiaal van de
airbag, schaaf-/brandwonden veroorzaken.
21
Remsysteem/ABS/EBD
Als het remsysteem
defect is
Als er een storing in één van de remkringen
optreedt, kunt u de auto nog steeds remmen.
Trap in één keer hard op het rempedaal - dus
niet pompen. Wanneer één van de remkringen
defect is, moet u het rempedaal verder dan
normaal intrappen. Het pedaal voelt bovendien
iets minder stug aan. Ook moet u dan meer
kracht uitoefenen voor hetzelfde remmende
vermogen.
De rembekrachtiging werkt alleen als de
motor draait.
Als de auto rijdt of wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, dan dient u ongeveer
5 maal meer druk uit te oefenen op het
rempedaal.
Het rempedaal voelt stijf en hard aan.
Vocht op de remschijven en remvoeringen
kan de eigenschappen van de remmen
beïnvloeden!
Door opspattend water (bij hevige regenval, in
waterplassen of tijdens een wasbeurt) worden
de onderdelen van het remsysteem nat. Het
vocht beïnvloedt de wrijvingseigenschappen
van de remvoeringen negatief, zodat u een
bepaalde verlenging van de aanspreekduur van
de remmen kunt merken. Trap het rempedaal
van tijd tot tijd lichtjes in, wanneer u lange
afstanden in de regen of in sneeuwbrij aflegt.
Doe dit ook voordat u de auto voor langere tijd
parkeert in dergelijke weersomstandigheden.
Op die manier verwarmt u de remvoeringen
zodat het vocht verdampt. Doe dit ook,
wanneer u meteen na een wasbeurt of in zeer
vochtige of koude weersomstandigheden
wegrijdt.
Als de remmen zwaar belast worden
De remmen van de auto worden uitermate
zwaar belast, wanneer u in de Alpen of op
wegen met vergelijkbare niveauverschillen rijdt;
zelfs als u niet bijzonder hard op het rempedaal
trapt. Omdat de snelheid in dergelijke omstandig-
heden vaak laag is, worden de remmen niet even
goed gekoeld als bij het rijden op egale wegen.
Om de remmen niet overmatig te belasten, moet
u geen gebruik maken van het rempedaal, maar in
plaats daarvan terugschakelen en tijdens het
klimmen en dalen dezelfde versnelling gebruiken
(handgeschakelde versnellingsbak). Op die manier
kunt u beter op de motor afremmen en hoeft u de
voetrem slechts korte perioden te gebruiken.
Let erop dat u de remmen van de auto zwaar-
der belast, wanneer u met een aanhanger rijdt.
Anti-blokkeer-
remsysteem (ABS)
Het ABS-systeem (Anti-lock Braking System)
is ontworpen om te voorkomen dat de wielen
tijdens het remmen geblokkeerd raken.
Hierdoor kan tijdens het remmen een zo groot
mogelijke respons van het stuurwiel worden
verkregen. Het ABS-systeem zorgt ervoor dat
de auto beter bestuurbaar blijft om bijvoorbe-
eld obstakels te kunnen ontwijken. Het ABS-
systeem verbetert de totale remcapaciteit niet.
Als bestuurder hebt u echter wel meer controle
over de besturing van de auto, wat voor meer
veiligheid zorgt.
Wanneer u na het starten van de motor met de
auto wegrijdt en een snelheid van ca. 20 km/h
hebt bereikt, gaat een kortstondige zelftest van
start die te horen en te voelen is. Als het ABS-
systeem actief is, treden er merkbare pulsaties
in het rempedaal op. Dit is volkomen normaal.
N.B. Om het ABS-systeem volledig te benutten
moet u het rempedaal volledig indrukken. Laat
het rempedaal niet los wanneer u pulseringen
van het ABS-systeem hoort en voelt. Oefen het
remmen op een geschikte plaats.
Het ABS-lampje licht op en blijft continu
branden:
· Gedurende twee seconden tijdens de start
om het systeem te controleren.
· Als het ABS-systeem is uitgeschakeld als
gevolg van een storing.
22
Remsysteem/ABS/EBD
WAARSCHUWING!
Als de waarschuwingslampjes voor het rem-
systeem en het ABS tegelijkertijd oplichten,
kan er een storing zijn opgetreden in het
remsysteem.
Als het remvloeistofpeil in dat geval in orde is,
moet u de auto voorzichtig naar de dichtstbij-
zijnde erkende Volvo-werkplaats rijden om het
remsysteem te laten controleren.
Als de remvloeistof onder het MIN-streepje
van het remvloeistofreservoir ligt, mag u pas
verder rijden wanneer u remvloeistof hebt
bijgevuld.
Spoor de oorzaak van het remvloeistofverlies
op.
Elektronische
remkrachtverdeling (EBD)
Het EBD-systeem (Electronic Brakeforce
Distribution) vormt een geïntegreerd onderdeel
van het ABS-systeem. Het EBD-systeem
regelt de remkracht op de achterwielen altijd
zodanig af dat de optimale remwerking wordt
verkregen. Wanneer het systeem de remkracht
afregelt, treden er merkbare pulsaties in het
rempedaal op.
Remkrachtverhoging, EBA
Het EBA-systeem (Emergency Brake Assis-
tance) vormt een geïntegreerd onderdeel van
het DSTC-systeem. Het EBA-systeem is
dusdanig geconstrueerd dat u, wanneer u
krachtig moet afremmen, altijd meteen het
maximale remvermogen kunt afnemen. Het
systeem registreert het moment waarop u
krachtig wilt afremmen door de snelheid te
meten waarmee u het rempedaal intrapt. Het
EBA-systeem is op alle snelheden actief en
kan om veiligheidsredenen niet buiten werking
worden gesteld.
Wanneer het EBA-systeem geactiveerd wordt,
zakt het rempedaal omlaag en kunt u het
maximale remvermogen van de auto afnemen.
Breng gedurende de totale remmanoeuvre
evenveel druk aan op het rempedaal.
Het EBA-systeem wordt uitgeschakeld,
wanneer u de druk van het rempedaal haalt.
23
Stabiliteitssysteem
Wanneer het stabiliteitssysteem actief is, kan
het lijken alsof de auto niet normaal reageert op
de stand van het gaspedaal. Dit komt doordat
het systeem de grip op het wegdek registreert
en de verschillende deelsystemen van het
stabiliteitssysteem inschakelt. De auto is
uitgerust met STC (Stability and Traction
Control), stabiliteits- en tractieregelsysteem of
DSTC (Dynamic Stability and Traction
Control), dynamisch stabiliteits- en tractiere-
gelsysteem.
Functie/systeem STC DSTC*
TC X X
SC X X
AYC X
Tractieregeling, TC (Traction Control)
De tractieregeling brengt de aandrijfkracht van
een slippend aandrijfwiel over op een aandrijf-
wiel dat niet slipt. Om de aandrijfkracht in een
dergelijke situatie te verhogen, kan het zijn dat
u het gaspedaal verder dan normaal moet
intrappen. Wanneer de tractieregeling actief is,
kunt u een pulserend geluid horen. Dit is
volkomen normaal. De tractieregeling is
voornamelijk actief op lage snelheden. U kunt
de functie niet uitschakelen.
Antispinregeling, SC (Spin Control)
De antispinregeling voorkomt dat de
aangedreven wielen tijdens het optrekken
doorslippen. De regeling verhoogt de veiligheid
op gladde wegen. Bij het rijden met
sneeuwkettingen of bij het rijden in een diepe
laag sneeuw of zand, kan het handig zijn om de
antispinregeling uit te schakelen om zo de
tractie te verhogen. U kunt de regeling
uitschakelen met de knop voor STC/DSTC.
Antislipregeling, AYC (Active Yaw
Control)
De antislipregeling zorgt ervoor dat een of
meer wielen van de auto automatisch worden
geremd om de auto te stabiliseren als deze in de
slip dreigt te raken. Het rempedaal doet stugger
aan dan normaal en u hoort een pulserend
geluid.
De antislipregeling is altijd actief. U kunt de
regeling dan ook niet uitschakelen.
* Extra in bepaalde landen
24
Kinderen in de auto
· Laat het ruggedeelte van het kinderzitje te-
gen het dashboard steunen.
· Zorg dat het kinderzitje niet met de boven-
kant tegen de voorruit aan komt.
· Bevestig nooit een kinderzitje op de passagi-
ersstoel, wanneer uw auto uitgerust is met een
geactiveerde* airbag (SRS) aan de passagiers-
zijde.
N.B. Bij problemen tijdens de montage van
kinderveiligheidsproducten moet u contact
opnemen met de fabrikant voor nadere inlich-
tingen over de montage.
* Zie pagina 16 voor informatie over een
geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
Kinderen moeten
comfortabel en veilig zitten
Onthoud dat alle kinderen, ongeacht hun
leeftijd en lengte, een veiligheidsgordel
moeten dragen. Laat kinderen nooit bij
passagiers op schoot zitten!
Aan de hand van het gewicht van het kind
bepaalt u welke uitrusting u nodig hebt en
waar u deze moet aanbrengen.
De veiligheidsuitrusting voor kinderen die
Volvo biedt is afgestemd op het gebruik in
uw auto. Als u voor de uitrusting van Volvo
kiest, dan weet u ook zeker dat de bevesti-
gingspunten en bevestigingsonderdelen op
de juiste wijze worden aangebracht en sterk
genoeg zijn.
Kleinere kinderen moet u in kinderzitjes
vervoeren die achterstevoren zijn gemonte-
erd. Dergelijke zitjes bieden kinderen tot 3
jaar optimale bescherming.
N.B. In veel landen gelden er wettelijke
voorschriften voor het vervoer van
kinderen in de auto. Informeer ook naar de
bepalingen die gelden in de landen die u
tijdens buitenlandse reizen aandoet.
WAARSCHUWING!
Vervoer een kind nooit in een kinderzitje
of comfortkussen op de passagiersstoel,
als uw auto is uitgerust met een geactive-
erde* airbag (SRS) aan passagierszijde.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke
situaties opleveren voor het kind.
Belangrijke adviezen!
Bij het gebruik van andere in de handel zijnde vei-
ligheidsproducten voor kinderen is het belangrijk
dat u de meegeleverde montagevoorschriften zorg-
vuldig doorleest en nauwkeurig opvolgt. Hier vol-
gen enkele punten waar u op moet letten:
· Gebruik geen comfortkussens/kinderzitjes met
stalen beugels of andere constructies die tegen
de ontgrendelingsknop van de gordelvergrende-
ling aan kunnen komen. Dit om te voorkomen
dat de gordels plotseling kunnen ontgrendelen.
· Volvo heeft veiligheidsuitrusting voor kinderen
die afgestemd is op uw Volvo en uitvoerig door
Volvo getest is.
· Breng kinderzitjes altijd volgens de instructies
van de fabrikant aan.
· Zet de bevestigingsbanden van het kinderzitje
nooit aan de hendel vast waarmee u de voorsto-
el in de lengterichting verstelt of aan veren,
rails of balken met scherpe randen onder de
stoel.
25
Comfortkussen voor de buitenste zitplaatsen (extra)
1
3
2
8502798a
Buitenste zitplaats
opklappen
1. Trek aan de hendel om het comfortkussen
omhoog te brengen.
2. Pak het kussen met beide handen beet en
haal het naar achteren.
3. Duw het kussen vast.
1
2
8502778a
Buitenste zitplaats
neerklappen
1. Trek aan de hendel.
2. Haal het zitkussen omlaag en duw het in
positie vast.
N.B. Let erop dat u het comfortkussen eerst
omlaagklapt, voordat u het ruggedeelte van de
achterbank naar voren klapt.
Controleer of de veiligheidsgordel goed strak
langs het lichaam van het kind loopt en nergens
slap hangt of verdraaid is. Controleer of de
diagonale schoudergordel goed over de schouder
loopt en de heupgordel laag over de heupen, het
bekken, loopt om optimale bescherming te
bieden. De diagonale schoudergordel mag niet
tegen de nek van het kind aankomen of onder de
schouder langs lopen.
8802126a
De geïntegreerde comfortkussens van Volvo voor de buitenste
zitplaatsen op de achterbank zijn speciaal ontworpen om kinderen
optimale bescherming te bieden. In combinatie met de aanwezige
veiligheidsgordels zijn de comfortkussens goedgekeurd voor kinderen met
een gewicht van 15 tot 36 kg.
26
Isofix-bevestigingssysteem voor kinderzitjes (extra), accessoire
WAARSCHUWING!
Als het geïntegreerde comfortkussen aan
grote krachten blootgestaan heeft, zoals
bijvoorbeeld bij een aanrijding, moet u het
comfortkussen met de gordel in zijn geheel,
d.w.z. inclusief de schroeven, vervangen
door een nieuw kussen en nieuwe schroe-
ven. Ook als het geïntegreerde comfortkus-
sen er op het oog intact uitziet, kan het
kussen een deel van zijn beschermende
eigenschappen hebben verloren.
Het comfortkussen moet eveneens worden
vervangen, als het erg versleten of bescha-
digd is. Let er echter op dat het kussen
vakkundig wordt vervangen, omdat het
voor de overige inzittenden van groot
belang is dat het nieuwe kussen op de juiste
wijze wordt gemonteerd. Laat het vervang-
en en repareren van het comfortkussen
daarom over aan een erkende Volvo-
werkplaats. Als het kussen vuil geworden
is, moet u het ter plekke schoonmaken. Als
de bekleding dusdanig vuil is dat u deze
apart moet reinigen, gelden de bovenstaan-
de aanwijzingen voor vervanging en
montage van het kussen.
Verricht geen wijzigingen in of aanvullingen
op de constructie van comfortkussen.
Isofix-bevestigingssysteem
voor kinderzitjes
Het Isofix-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes wordt in de fabriek bij de beide
buitenste zitplaatsen van de achterbank
aangebracht. Neem contact op met uw Volvo-
dealer voor meer informatie over de
verkrijgbare veiligheidsuitrusting voor
kinderen.
8802355m
8802408m
Isofix-bevestigingspunten Rail
Accessoires voor de
veiligheid van kinderen
Volvo is de marktleider wat de veiligheid van
kinderen betreft. Volvo ontwikkelt voortdurend
nieuwe producten en verbetert de bestaande.
Neem gerust contact op met uw Volvo-dealer,
wanneer u inlichtingen wenst over de nieuwste
producten op het gebied van kinderen en
veiligheid. De kinderveiligheidsproducten van
Volvo zijn speciaal bestemd voor gebruik in uw
auto. Ze garanderen uw kinderen een maximum
aan veiligheid.
N.B. De Isofix-bevestigingspunten zitten op de
beide buitenste zitplaatsen van de achterbank. U
kunt de rail zo nodig verplaatsen.
27
Plaats van kinderen in de auto
Gewicht
(leeftijd)
Voorstoelen, alternatieven* Middelste zitplaatsen
achterbank, alternatieven
Buitenste zitplaatsen
achterbank, alternatieven
<10 kg
(tot 9 maanden)
918 kg
(936 maanden)
1536 kg
(312 jaar)
1. Achterstevoren gemonteerd kinderzit-
je, te bevestigen met veiligheidsgordel.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03160
2. Achterstevoren gemonteerd kinderzit-
je, te bevestigen met ISOFIX-systeem.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03162
3. Achterstevoren gemonteerd kinderzit-
je, te bevestigen met veiligheidsgordel
en bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met veiligheidsgordel en steunbeen.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03160
2. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met ISOFIX-systeem en steunbeen.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03162
3. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met veiligheidsgordel, steunbeen en
bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemonteerd kinderzit-
je, te bevestigen met veiligheidsgordel.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03161
2. Achterstevoren gemonteerd kinderzit-
je, te bevestigen met ISOFIX-systeem.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03163
3. Achterstevoren gemonteerd kinderzit-
je, te bevestigen met veiligheidsgordel
en bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met veiligheidsgordel en steunbeen.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03161
2. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met ISOFIX-systeem en steunbeen.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03163
3. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met veiligheidsgordel, steunbeen en
bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemonteerd
kinderzitje, te bevestigen met
veiligheidsgordel, steunbeen
en bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring
nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemonteerd
kinderzitje, te bevestigen met
veiligheidsgordel, steunbeen
en bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring
nr. E5 03135
1. Comfortkussen met of zonder
rugleuning.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03139
1. Comfortkussen met of
zonder rugleuning.
L: Typegoedkeuring
nr. E5 03139
1. Comfortkussen met of zonder rugleuning.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03139
2. Geïntegreerd comfortkussen.
B: Typegoedkeuring nr. E5 03159
L: Geschikt voor speciale kinderzitjes, zie overzicht. Kinderzitjes kunnen
bestemd zijn voor één bepaald merk auto, voor een beperkte groep merken,
semi-universeel of universeel zijn.
B: Ingebouwd en goedgekeurd voor deze leeftijdscategorie.
** Zie pagina 16 voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
WAARSCHUWING!
*Vervoer een kind nooit in een kinderzitje of comfortkussen op
de passagiersstoel, als uw auto is uitgerust met een geactiveerde**
airbag (SRS) aan passagierszijde. Het niet opvolgen van de bo-
venstaande aanbevelingen kan levensgevaarlijke situaties opleve-
ren voor het kind.
28
29
Instrumenten, schakelaars, bedieningsorganen
Instrumentenpaneel 30
Controle- en waarschuwingslampjes 31
Displaybericht 35
Schakelaars op middenconsole 36
Boordcomputer 38
Cruise control 39
Koplamp, Mistlamp 40
Koplamphoogteverstelling, Instrumentenverlichting 40
Contactslot en stuurslot, Stuurwielafstelling 41
Richtingaanwijzers 42
Ruitenwissers/-sproeiers 43
Alarmlichten, Achterruitverwarming, Stoelverwarming 45
Handrem, Elektrische aansluitingen 46
Elektrisch bediende ramen 47
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels 48
Schuifdak 49
Gelaagde zijruiten (extra) 50
30
Instrumentenpaneel
1. Temperatuurmeter
De temperatuurmeter geeft de temperatuur in
het koelsysteem van de motor aan. Op het dis-
play verschijnt een bericht, als de temperatuur
abnormaal hoog is en de naald tot in het rode
gebied uitslaat. Let erop dat verstralers voor de
radiateurgrille het koelvermogen verminderen
bij een hoge buitentemperatuur en een zware
belasting van de motor.
2. Display
Op het display worden informatieve berichten
en waarschuwingsberichten weergegeven.
3. Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid van de auto
aan.
4. Dagtellers, T1 en T2
De dagtellers gebruikt u om kortere afstanden op
te meten. Het rechter cijfer geeft de afstand in
honderden meters aan. U kunt de dagteller op nul
zetten door de knop langer dan 2 seconden in te
drukken. U wisselt van dagteller door de knop
korte tijd in te drukken.
5. Indicatie voor Cruise control
Zie pagina 39.
6. Kilometerteller
De kilometerteller geeft het totale aantal kilome-
ters aan dat er met de auto is gereden.
7. Groot licht aan/uit
8. Waarschuwingslampje
Als er een storing optreedt, licht het waarschu-
wingslampje op en verschijnt er een bericht op
het display.
9. Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental aan in
duizenden toeren per minuut. Laat de naald van
de toerenteller niet tot in het rode gebied uitslaan.
10. Indicatie voor automatische
versnellingsbak
U ziet hier welk schakelprogramma er wordt
aangehouden. Als uw auto is uitgerust met een
Geartronic automatische versnellingsbak en u het
handmatige schakelprogramma gebruikt, ziet u
hier welke versnelling u hebt ingeschakeld.
11. Buitentemperatuursensor
De buitentemperatuurmeter geeft de buitentem-
peratuur aan. Wanneer de temperatuur in het in-
terval van –5 °C tot +2 °C ligt, verschijnt er een
sneeuwvlokje op het display. Het lampje wijst
op het gevaar voor gladheid.
Wanneer de auto stilstaat of geparkeerd gestaan
heeft, kan het zijn dat de buitentemperatuurme-
ter een te hoge waarde aangeeft.
12. Klok
Draai aan de knop om het klokje op de juiste
tijd in te stellen.
13. Brandstofmeter
Er zit nog ongeveer 8 liter brandstof in de tank,
wanneer het lampje op het instrumentenpaneel
oplicht.
14. Controle- en waarschuwingslampjes
15. Indicatorlampjes richtingaanwijzers,
links - rechts
5
1
4
3 67 8
9
3800838m
10
15
2
12
11
13
14
31
Controle- en waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje
midden op het
instrumentenpaneel
Het waarschuwingslampje licht rood of geel op
afhankelijk van de ernst van de storing. Zie de
volgende pagina voor meer informatie!
De controle- en waarschuwingslampjes lichten
korte tijd op, wanneer u vóór het starten de
contactsleutel in de rijstand (stand II) draait. Dit
geeft aan dat de lampjes naar behoren werken.
Wanneer de motor is aangeslagen, doven alle
lampjes weer.
Als de motor niet binnen 5 seconden aanslaat,
doven alle lampjes behalve de lampjes
en
.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van uw
auto kan het zijn dat bepaalde lampjes geen
functie vervullen. Het lampje voor de handrem
dooft, wanneer u de auto van de handrem haalt.
3800839m
Rood lampje
Breng de auto tot stilstand. Lees de display-
tekst.
Het lampje blijft branden en de displaytekst
staan totdat de storing is verholpen.
Oranje lampje
Lees de displaytekst en verhelp de bijbehorende
storing.
U kunt de displaytekst verwijderen met een
druk op de knop READ (zie pagina 35).
Wanneer u 2 minuten niets doet, verdwijnt de
displaytekst automatisch.
N.B.
Wanneer de displaytekst "TIJD VOOR
REG. SERVICE" verschijnt, kunt u het
waarschuwingslampje en de displaytekst
doen doven met een druk op de knop
READ. Wanneer u 2 minuten niets doet,
doven ze vanzelf.
32
WAARSCHUWING!
Als de waarschuwingslampjes voor het
remsysteem en het ABS-systeem tegelij-
kertijd oplichten, bestaat het gevaar dat de
achtertrein bij krachtig afremmen de neiging
heeft om uit te breken.
Als de waarschuwingslamp-
jes voor het remsysteem en
het ABS-systeem tegelijker-
tijd branden, kan er een storing in de remkracht-
verdeling zijn opgetreden.
· Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en zet de motor af.
· Start de motor opnieuw.
· Als de beide lampjes weer doven, kunt u
verder rijden. Er was dan geen sprake van
een permanente storing.
· Als de waarschuwingslampjes echter
blijven branden, moet u het peil in het
remvloeistofreservoir controleren.
· Als het peil lager is dan het MIN-streepje
van het remvloeistofreservoir, kunt u beter
niet verder rijden met de auto. Laat de auto
in plaats daarvan naar een erkende Volvo-
werkplaats slepen om het remsysteem te
laten controleren.
· Als de lampjes blijven branden ondanks dat
het niveau in het remvloeistofreservoir
normaal is, kunt u voorzichtig naar een
erkende Volvo-werkplaats rijden om het
remsysteem te controleren.
Waarschuwing -
storing in remsysteem
Als het waarschuwingslampje voor
het remsysteem oplicht, kan het zijn dat het
remvloeistofpeil te laag is.
· Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand om het remvloeistofpeil in het
reservoir te controleren.
· Als het peil lager is dan het MIN-merkje
van het reservoir, kunt u beter niet verder
rijden met de auto. Laat de auto naar een
erkende Volvo-werkplaats slepen om het
remsysteem te controleren.
Waarschuwing – storing in ABS-
systeem
Als het waarschuwingslampje voor het
ABS-systeem oplicht, werkt het ABS-systeem
niet meer. Het normale remsysteem van de
auto werkt dan nog, zij het zonder ABS-
regeling.
· Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en zet de motor af.
· Start de motor opnieuw.
· Als het waarschuwingslampje dooft, kunt
u verder rijden. Er was dan geen sprake
van een permanente storing.
· Als het waarschuwingslampje echter blijft
branden, moet u de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats rijden om het ABS-
systeem te laten controleren.
Controle- en waarschuwingslampjes
33
Controle- en waarschuwingslampjes
De controle- en waarschuwingslampjes lichten korte tijd op, wanneer
u vóór het starten de contactsleutel in de rijstand (stand II) draait. Dit
geeft aan dat de lampjes naar behoren werken. Wanneer de motor is
aangeslagen, doven alle lampjes weer. Als de motor niet binnen
5 seconden aanslaat, doven alle lampjes behalve de lampjes
en
. Afhankelijk van het uitrustingsniveau van uw auto kan het zijn
dat bepaalde lampjes geen functie vervullen. Het lampje voor de
handrem dooft, wanneer u de auto van de handrem haalt.
Storing in STC/DSTC-systeem
Als het waarschuwingssymbool oplicht en
continu brandt, terwijl u geen van de systemen
hebt uitgeschakeld is er sprake van een storing
in één van de systemen. De tekst "ANTI-SKID
SERVICE VEREIST" verschijnt op het display.
· Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en zet de motor af. Start de motor
opnieuw.
· Als het waarschuwingssymbool dooft, was
er geen sprake van een werkelijke storing.
U hoeft dan geen bezoek aan een werkplaats
te brengen.
· Als het waarschuwingssymbool echter blijft
branden, moet u de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats rijden om het systeem te
laten controleren.
3800839m
WAARSCHUWING!
Onder normale omstandigheden zorgt het
STC/DSTC-systeem voor een betere weglig-
ging. Dit mag echter voor u geen reden zijn
om sneller te gaan rijden. Wees altijd voor-
zichtig bij het nemen van bochten en het rijden
op gladde wegen.
* Het STC- of DSTC-systeem is extra op
bepaalde markten. Het systeem behoort tot de
standaarduitrusting van de R-versie.
Stabiliteitssysteem STC* en
DSTC*
Het STC/DSTC-systeem dat meerdere
deelsystemen omvat, staat uitvoeriger
beschreven op pagina 23.
Het symbool licht op om na ca.
twee seconden weer te doven
Het symbool licht tijdens het starten van de
motor op om aan te geven dat er een systeem-
test plaatsvindt.
Het symbool knippert
De SC-regeling voorkomt dat de aangedreven
wielen van de auto doorslippen. De TC-
regeling verbetert de grip van de auto op de
weg. De AYC-regeling voorkomt dat de auto in
de slip raakt.
Het oranje waarschuwingssymbool
brandt continu
Het symbool brandt en de melding TRACTIE-
CONTROLE TIJDELIJK UIT verschijnt op
het informatiedisplay.
De TC-regeling is wegens een te hoge remtem-
peratuur tijdelijk beperkt.
De regeling wordt automatisch opnieuw
ingeschakeld, wanneer de remtemperatuur weer
normaal is.
Het oranje waarschuwingssymbool
brandt continu
Het symbool licht op en de melding ANTI -
SKID SERVICE VEREIST verschijnt op het
informatiedisplay.
Het STC- of DSTC-systeem werd door een
storing uitgeschakeld.
· Breng de auto op een veilige plaats tot stil-
stand en zet de motor af.
· Start de motor opnieuw.
Als het waarschuwingssymbool echter blijft
branden, moet u de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats rijden om het systeem te laten
controleren.
34
Controle- en waarschuwingslampjes
De controle- en waarschuwingslampjes lichten korte tijd op,
wanneer u vóór het starten de contactsleutel in de rijstand (stand II)
draait. Dit geeft aan dat de lampjes naar behoren werken. Wanneer de
motor is aangeslagen, doven alle lampjes weer. Als de motor niet
binnen 5 seconden aanslaat, doven alle lampjes behalve de lampjes
en . Afhankelijk van het uitrustingsniveau van uw auto
kan het zijn dat bepaalde lampjes geen functie vervullen. Het lampje
voor de handrem dooft, wanneer u de auto van de handrem haalt.
Storing in SRS-systeem
Als het waarschuwingslampje voor het
SRS-systeem blijft branden of
kortstondig oplicht tijdens het rijden, is er een
storing in het SRS geregistreerd. Rijd de auto
naar een erkende Volvo-werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Storing in uitlaatgasreinigings-
systeem
Rijd de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats om het systeem te laten
controleren.
Mistachterlicht
Het lampje brandt, wanneer u het
mistachterlicht hebt ingeschakeld.
Controlelampje aanhanger
Het controlelampje knippert, wanneer
u de richtingaanwijzers op de auto en
op de aanhanger gebruikt. Als het lampje niet
knippert, is één van de richtingaanwijzers op de
auto of de aanhanger defect.
Te lage oliedruk
Als het lampje tijdens het rijden
oplicht, is de druk van motorolie te
laag. Zet de motor onmiddellijk af en controleer
het motoroliepeil.
Handrem aangetrokken
Let erop dat het lampje alleen
aangeeft dát u de handrem hebt
aangetrokken en niet hoe hard. Controleer dit
laatste door aan de hendel te trekken! U moet
altijd zo hard aan de hendel te trekken, dat
deze in een nokje blijft steken.
Dynamo laadt niet bij
Als het lampje tijdens het rijden
oplicht, is er waarschijnlijk sprake
van een storing in het elektrische systeem.
Breng een bezoek aan een erkende Volvo-
werkplaats.
Gordelwaarschuwing
Het waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels brandt, zolang de
bestuurder de gordel niet heeft omgedaan.
Voorgloeifuntie motor (diesel)
Het lampje licht op, wanneer de voorg-
loeifunctie van de motor actief is. Wanneer het
lampje dooft, kunt u de motor starten. Geldt
alleen voor dieselmodellen.
35
Displaybericht
A
3
Displaybericht
Wanneer er een controle- of waarschuwingslampje oplicht, verschijnt er tevens een bericht op het
display. Wanneer u het bericht gelezen en begrepen hebt, kunt u op de knop READ (A) drukken.
Het bericht wordt dan van het display gewist en in het geheugen opgeslagen. Het bericht blijft in
het geheugen opslagen, totdat u de onderliggende storing hebt laten verhelpen.
Berichten die duiden op zeer ernstige storingen kunt u niet van het display wissen. De
berichten blijven op het display staan, totdat u de onderliggende storing hebt laten
verhelpen.
N.B. Als er een waarschuwingsbericht verschijnt terwijl u zich bijv. in een menu van de boord-
computer bevindt of wilt telefoneren, moet u eerst bevestigen dat u het bericht hebt gezien. U doet
dat door op de knop READ (A) te drukken.
Berichten die in het geheugen liggen opgeslagen kunt u op een later tijdstip nogmaals doorlezen.
Druk op de knop READ (A), als u de opgeslagen berichten wilt bekijken. U kunt door de
berichten bladeren door op de knop READ (A) te drukken. Druk nogmaals op de knop READ
(A) om de berichten weer in het geheugen op te slaan.
Bericht: Betekenis/Actie:
STOP AUTO Z.S.M. Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
ZET DE MOTOR AF Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
SERVICE SPOED Breng uw auto voor controle naar de werkplaats.
ZIE HANDLEIDING Raadpleeg het instructieboekje
SERVICE VEREIST Laat uw auto zo snel mogelijk controleren.
BIJ ONDERHOUD Laat uw auto tijdens de volgende servicebeurt controleren.
TIJD VOOR REG. SERVICE Als de displaytekst verschijnt, moet de auto voor een servicebeurt naar de werkplaats. Wanneer de tekst
verschijnt, hangt af van de afgelegde afstand, het aantal maanden dat verstreken is sinds de laatste servicebeurt
en het aantal draaiuren van de motor.
1) OLIEPEIL LAAG - BIJVULLEN* Het oliepeil van de motor is te laag. Controleer het peil en vul zo spoedig mogelijk olie bij, zie pagina 159 voor
meer informatie.
2) OLIEPEIL LAAG - STOP AUTO Het oliepeil van de motor is te laag. Breng de auto op een veilige manier tot stilstand om het oliepeil te
Z.S.M.* controleren. Zie pagina 159.
2) OLIEPEIL LAAG - ZET MOTOR Het oliepeil van de motor is te laag. Breng de auto op een veilige manier tot stilstand en zet de motor af om het
UIT* oliepeil te controleren. Zie pagina 159.
2) OLIEPEIL LAAG - ZIE Het oliepeil van de motor is te laag. Breng de auto op een veilige manier tot stilstand om het oliepeil te
HANDLEIDING* controleren. Zie pagina 159.
1)
Verschijnt samen met een oranje waarschuwingssymbool.
2)
Verschijnt samen met een rood waarschuwingssymbool
* Geldt alleen voor motorvarianten met oliepeilsensor.
36
STC/DSTC-systeem*
Met deze knop kunt u de functie
van het STC/DSTC-systeem
beperken of een geldende
beperking opheffen.
Wanneer de LED in de knop
brandt, is het STC/DSTC-
systeem actief (voor zover er
geen sprake is van een storing).
Om veiligheidsredenen moet u
de knop minstens een halve
seconde lang ingedrukt houden
om de functie van het STC/DSTC-systeem te
beperken. (Bij de R-versie moet u de procedure
3603553m
3603549m
3603546m
Kinderslot op
achterportieren
(extra)
Met deze knop kunt u het
elektrische kinderslot op de
achterportieren in- of uitscha-
kelen. De contactsleutel moet daarbij in stand I
of II staan. Wanneer het kinderslot geactiveerd
is, brandt de LED in de knop. Er verschijnt een
bericht op het display, wanneer u het kinderslot
in- of uitschakelt.
Schakelaars op middenconsole
3603558m
Actief chassis,
FOUR-C (extra)
U hebt de keuze uit drie
verschillende standen:
Comfort, Sport of Advanced
(zie ook pagina 102).
3603554m
* Extra op bepaalde markten.
Het systeem behoort tot de standaarduitrusting
op de V70 R.
voor het beperken/reactiveren van het systeem
driemaal herhalen om de regeling volledig uit te
schakelen.)
De tekst STC SPIN CONTROL UIT /
DSTC SPIN CONTROL UIT verschijnt op
het display. Op de R-versie verschijnt de tekst:
DSTC FUNCTIE BEPERKT
Beperk de functie van het systeem als u een
wiel met een afwijkende maat gebruikt. De
volgende keer dat u de motor start, is het STC/
DSTC-systeem weer actief.
N.B. De onderlinge positie van de knoppen kan variëren.
WAARSCHUWING!
Let erop dat de rijeigenschappen van de auto
veranderen, als u het DSTC-systeem uitschakelt.
3603680m
BLIS - Blind Spot
Information System
(extra)
Druk op de knop om het
systeem te deactiveren of te
heractiveren (zie pagina 120
voor meer informatie).
37
3603551m
3603550m
Schakelaars op middenconsole en instrumentenpaneel
Safelock-functie en
alarmsensoren
uitschakelen
Met deze knop kunt u de
safelock-functie desgewenst
uitschakelen (safelock houdt
in dat portieren na vergrendeling niet meer van
de binnenkant te openen zijn). Met deze knop
kunt u ook de bewegingsmelder en de niveau-
sensoren van het alarmsysteem buiten werking
stellen*. De LED in de knop brandt, wanneer
de functies zijn uitgeschakeld c.q. buiten
werking zijn gesteld.
Verstralers (extra)
Druk op deze knop als u de
verstralers van de auto's
tegelijk met het groot licht wilt
voeren of als u de verstralers
uit wilt schakelen. De LED in
de knop brandt om aan te
geven dat de functie actief is.
Elektrische aansluiting/
Aansteker (extra)
U kunt de elektrische aansluit-
ing voor verschillende acces-
soires gebruiken die op een
spanning van 12 V werken,
zoals een autotelefoon of koelbox. U activeert
de aansteker door de knop in te drukken. Wan-
neer de aansteker heet genoeg is, veert de knop
automatisch uit. Haal de aansteker uit de ope-
ning en gebruik het roodgloeiende stuk metaal
3603552m
3603563m
ADVANCED
ACTIVE CHASSIS SETTINGS
COMFORT
SPORT
4303270
m
Actief chassis, FOUR-C (V70 R)
Met de knoppen op het instrumentenpaneel
kunt u op ieder gewenst een van de drie mogelij-
ke standen kiezen: Comfort, Sport of Advanced
(zie pagina 102 voor meer informatie).
Inklapbare buitenspiegels
(extra)
Met deze knop kunt u de
elektrisch bediende buitenspie-
gels in- en uitklappen.
Ga als volgt te werk, als één
van de buitenspiegels per
ongeluk in- of uitgeklapt is:
· Haal de buitenspiegel zover mogelijk naar
voren toe.
· Draai de contactsleutel in stand II.
· Klap de buitenspiegel met behulp van de
knop eerst naar binnen en vervolgens weer
naar buiten toe. De buitenspiegels staan
daarna weer in hun oorspronkelijke stand.
“Parking Support” (extra)
Het systeem is bij het starten
van de motor altijd geactiveerd.
Druk op de knop om de
Parking Support uit te
schakelen of opnieuw in te
schakelen (zie ook pagina 103).
3603555m
* Extra
om een sigaar of sigaret aan te steken. Om vei-
ligheidsredenen moet u het deksel op de aanslu-
iting laten zitten, wanneer deze niet in gebruik
is. U kunt maximaal 10 A via de aansluiting
afnemen.
38
Boordcomputer
Bediening boordcomputer
Om toegang te krijgen tot de informatie in de
boordcomputer moet u de ring (B) op de hendel
stapsgewijs linksom of rechtsom draaien.
Wanneer u na het laatste menu nogmaals aan de
ring draait, keert u terug in de uitgangspositie.
Gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid sinds de laatste maal
dat u de waarde op nul hebt gezet (RESET).
Wanneer u het contact uitschakelt, wordt de
gemiddelde snelheid opgeslagen om als
uitgangswaarde te dienen bij het vervolg van de
rit. U kunt de waarde op nul zetten met een druk
op de knop RESET (C) op de hendel.
A
B C
3601859d
Huidig brandstofverbruik
In het menu voor het huidige brandstofverbruik
wordt het brandstofverbruik voortdurend
bijgehouden. Het brandstofverbruik wordt
eenmaal per seconde berekend. De waarde op
het display wordt om de paar seconden
bijgewerkt. Wanneer de auto stilstaat, geeft het
display ---- aan.
N.B. Na gebruik van een standverwarming op
brandstof kan de displaywaarde iets afwijken.
Gemiddeld brandstofverbruik
Het gemiddelde brandstofverbruik sinds de
laatste maal dat u de waarde op nul hebt gezet
(RESET). Wanneer u het contact uitschakelt,
wordt het gemiddelde brandstofverbruik
opgeslagen. De waarde blijft in het geheugen
liggen, totdat u deze met een druk op de knop
RESET (C) op nul zet.
N.B. Na gebruik van een standverwarming op
brandstof kan de displaywaarde iets afwijken.
Bereik tot lege brandstoftank
Het bereik tot lege brandstoftank is de afstand
die kan worden afgelegd met de resterende
hoeveelheid brandstof in de tank (d.w.z. de
actieradius). De waarde is berekend aan de
hand van het gemiddelde brandstofverbruik
over de laatste
30 km en de resterende hoeveelheid brandstof.
Wanneer de actieradius kleiner is dan 20 km,
geeft het display ---- aan.
N.B. Na gebruik van een standverwarming op
brandstof kan de displaywaarde iets afwijken.
Boordcomputer
De boordcomputer toont de volgende
informatie:
GEMIDDELDE SNELHEID
SNELHEID IN MILES PER HOUR
1
HUIDIG BRANDSTOFVERBRUIK
GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK
BEREIK TOT LEGE BRANDSTOFTANK
N.B. Als er een waarschuwingsbericht verschijnt
terwijl u zich in een menu van de boordcomputer
bevindt, moet u eerst bevestigen dat u het bericht
hebt gezien. U doet dat door op de knop READ
(A) te drukken. U keert dan terug naar het menu
van de boordcomputer waarin u zich bevond.
1. Bepaalde landen
Snelheid in miles per hour
1
De huidige snelheid wordt weergegeven in
mph.
39
Cruise control (extra)
Tijdelijk uitschakelen
Druk op 0 om de Cruise control tijdelijk uit te
schakelen. Op het instrumentenpaneel ver-
schijnt CRUISE. De eerder ingestelde snelheid
blijft na een tijdelijke uitschakeling in het
geheugen opgeslagen.De Cruise control wordt
bovendien uitgeschakeld, als:
· u het rempedaal of koppelingspedaal
bedient
· de snelheid heuvelop lager wordt dan
30 km/h
· u de keuzehendel in stand N zet
· de wielen de neiging hebben te gaan slippen
of blokkeren
· een tijdelijke snelheidsverhoging langer
dan een minuut heeft geduurd.
Snelheid hervatten
Wanneer u op drukt, neemt de auto de
eerder ingestelde snelheid weer aan. CRUISE-
ON verschijnt dan op het instrumentenpaneel.
Uitschakelen
Druk op CRUISE om de Cruise control uit te
schakelen. CRUISE-ON verdwijnt van het
instrumentenpaneel.
Toetsenblok op stuurwiel (V70 en V70 R)
3603564
m
Inschakelen
De bedieningsorganen voor de Cruise control
vindt u links op het stuurwiel.
Gewenste snelheid instellen:
· Druk op de knop CRUISE. Op het
instrumentenpaneel verschijnt de tekst
CRUISE.
· Druk lichtjes op + of om de snelheid van
de auto vast te zetten. Op het instrumenten-
paneel verschijnt CRUISE-ON.
De Cruise control kan niet worden ingeschak-
eld bij snelheden lager dan 30 km/h of hoger
dan 200 km/h.
Snelheid verhogen of
verlagen
· U kunt de snelheid verhogen of verlagen
door de knop + of in te drukken. De
snelheid die de auto heeft op het moment dat
u de knop loslaat, zal vervolgens worden
geprogrammeerd.
· Een korte druk (minder dan een halve
seconde) op + of komt overeen met een
snelheidswijziging van 1 km/h.
· Een tijdelijke verhoging van de snelheid
(korter dan een minuut) met het gaspedaal,
zoals bij het inhalen, is niet van invloed op
de instelling van de Cruise control. Als u het
gaspedaal loslaat, neemt de auto automatisch
de ingestelde snelheid weer aan.
3905085m
40
Koplampen, Mistlampen, Koplamphoogteverstelling, Instrumentenverlichting
D E
A B C
3500824d
A Koplampen en
breedtelichten/
parkeerlichten
Alle lichten uit.
Autos met automatisch dimlicht:
Contactsleutel in stand II:
Dimlicht aan (plus breedtelichten/parkeerlichten
voor en achter, kentekenplaatverlichting en
instrumentenverlichting).
Het dimlicht gaat automatisch aan,
wanneer u de contactsleutel naar stand II
draait en kan niet worden uitgeschakeld.
Breedtelichten/parkeerlichten voor en
achter.
Contactsleutel in stand 0: Alle
lichten uit.
Contactsleutel in stand II: Koplampen (plus
breedtelichten/parkeerlichten voor en achter,
kentekenplaatverlichting en instrumentenver-
lichting) aan.
N.B. U moet de verlichtingsdraaiknop altijd in
stand
zetten, voordat u het groot licht kunt
inschakelen.
B Koplamphoogteverstelling
Bepaalde modellen zijn uitgerust met stelmo-
toren bij de beide koplampen, waarmee u de
koplamphoogte kunt afstellen op de belading
van de auto. U stelt de koplamphoogte bij met
de bijbehorende draaiknop op het dashboard.
Auto's met Bi-Xenonverlichting (extra) zijn
voorzien van automatische koplamphoogtever-
stelling, zodat draaiknop B ontbreekt.
C Instrumentenverlichting
Draaiknop omhoog - fellere verlichting
Draaiknop omlaag - zwakkere verlichting
D Mistlampen, vóór (extra)
Contactsleutel in stand II. Druk op de knop.
De mistlampen vóór branden in combinatie met
de breedtelichten/parkeerlichtenen het groot
licht/dimlicht. De LED in de knop brandt,
wanneer u de mistlampen hebt ingeschakeld.
N.B. In sommige landen mag u geen dimlicht
voeren in combinatie met mistlampen.
E Mistachterlicht
Contactsleutel in stand II. Druk op de knop.
Het mistachterlicht brandt in combinatie met het
groot licht/dimlicht. De LED in de knop en het
lampje op het instrumentenpaneel branden,
wanneer u het mistachterlicht hebt ingeschakeld.
Opgelet: De regels voor het gebruik van de
mistlampen vóór en achter verschillen van land
tot land.
Autos met automatisch
dimlicht
Als dat voor buitenlandse reizen noodzakelijk
is, kunt u het automatische dimlicht in uw
Volvo-werkplaats buiten werking laten stellen.
41
WAARSCHUWING!
Stel het stuurwiel af, voordat u gaat rijden
en nooit tijdens het rijden. Controleer of het
stuurwiel in de gekozen stand geblokkeerd
staat.
Stuurwielafstelling
U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als in
de lengte verstellen.
Duw de hendel aan de linkerzijde van de
stuurkolom omlaag. Zet vervolgens het
stuurwiel in de gewenste stand. Zorg dat het
stuurwiel in deze positie vastklikt (nok). Duw
de hendel weer terug om het stuurwiel in de
nieuwe stand te blokkeren.
6400296A
Contactslot en stuurslot
0 Blokkeerstand
Het stuurslot blokkeert het stuurwiel, wanneer u de contactsleutel uitneemt.
3300013A
Contactslot en stuurslot, Stuurwielafstelling
WAARSCHUWING!
Schakel tijdens het rijden nooit het contact uit (sleutel in stand
0) en neem de contactsleutel evenmin uit het contactslot. U loopt
dan het gevaar dat het stuurslot wordt geactiveerd, waarbij de
auto onbestuurbaar wordt.
I Tussenstand radiostand
Sommige onderdelen van het elektrische systeem kunnen worden ingeschakeld. Het
elektrische systeem van de motor is echter uitgeschakeld.
II Rijstand
De stand waarin de contactsleutel tijdens het rijden staat. Het complete elektrische
systeem van de auto is ingeschakeld. Diesel: Wacht tot het voorgloeien is beëindigd.
Zie pagina 96.
III Startstand
De startmotor wordt ingeschakeld. Laat de sleutel los, wanneer de motor is
aangeslagen. De sleutel veert dan automatisch terug in de rijstand.
Als het u moeite kost om de sleutel om te draaien, kan het zijn dat de stand van de
voorwielen voor spanningen in het stuurslot zorgt. Draai de contactsleutel in dat
geval om, terwijl u het stuurwiel heen en weer draait.
Zorg dat het stuurwiel geblokkeerd is, wanneer u de auto verlaat. Zo beperkt
u de kans op diefstal.
Contactsleutels en elektronische startblokkering
Laat de contactsleutel nooit samen met andere sleutels of metalen voorwerpen aan
dezelfde sleutelbos hangen. Als u dat wel doet, kan de elektronische startblokkering
per ongeluk worden geactiveerd zodat de motor niet aanslaat. Wanneer dat gebeurt,
moet u de andere sleutels van de sleutelbos halen en de motor opnieuw starten.
42
3601913d
3
1
2
1
2
Richtingaanwijzers, Follow-Me-Home-verlichting
Richtingaanwijzers, wisselen groot licht/
dimlicht en grootlichtsignalen
1 Terugverende stand
Bij kleine stuurbewegingen (wisselen van rijstrook, inhalen) duwt u de
hendel lichtjes omhoog of omlaag en houdt u deze met een vinger vast.
De hendel keert onmiddellijk terug naar de ruststand, wanneer u deze
loslaat.
2 Normale bochten
3 Grootlichtsignalen
U kunt lichtsignalen geven, wanneer u de hendel voorzichtig naar het
stuurwiel toe trekt (totdat u een lichte weerstand voelt). Het groot licht
blijft branden, totdat u de hendel weer loslaat.
3 Wisselen groot licht/dimlicht
(ingeschakelde koplampen)
Haal de hendel via de lichtsignaalstand naar het stuurwiel toe en laat de
hendel vervolgens weer los. De koplampen wisselen tussen groot licht
en dimlicht.
Follow-Me-Home-verlichting
Doe het volgende, als u bij donker uw auto verlaat:
· Neem de contactsleutel uit het contactslot.
· Haal de linker stuurhendel recht naar achteren toe (zoals bij groot-
lichtsignalen).
· Vergrendel de portieren.
Het dimlicht, de breedtelichten/parkeerlichten, de kentekenplaatverlich-
ting, de zijmarkeringslichten en de verlichting van de buitenspiegels
lichten vervolgens op. De lampen blijven 30, 60 of 90 seconden lang
branden. In een erkende Volvo-werkplaats kunt u een passende inscha-
kelduur laten instellen.
43
Ruitenwissers/-sproeiers
Regensensor (extra)
De regensensor registreert de hoeveelheid regen
op de voorruit en zorgt ervoor dat de ruitenwis-
sers automatisch sneller of langzamer gaan
bewegen. De gevoeligheid van de regensensor
is af te stellen met de ring (1).
· Draai de ring omhoog voor een grotere ge-
voeligheid en omlaag voor een geringere
gevoeligheid (de wissers maken een extra
slag, als u de ring omhoogdraait).
Aan/Uit
Als u de regensensor activeert, moet de
contactsleutel ten minste in stand I staan en de
hendel van de ruitenwissers in stand 0. U
activeert u de regensensor door:
· op de knop (2) te drukken. De LED in de
knop gaat branden om aan te geven dat de
regensensor actief is.
U schakelt de regensensor op een van de
volgende manieren weer uit:
· druk op de knop (2) of
· haal de hendel omlaag naar een ander wis-
programma. Als u de hendel omhoogduwt,
blijft de regensensor actief. De wissers ma-
ken een extra slag en keren terug naar de
regensensorstand, wanneer u de hendel laat
terugveren naar stand 0.
De regensensor wordt automatisch uitgeschak-
eld, wanneer u de sleutel uit het contactslot
neemt of vijf minuten nadat u de auto van het
contact hebt gezet.
Voorruitwisser
0 - Voorruitwissers uitgeschakeld. Wanneer u
de hendel vanuit stand 0 omhoogduwt, maken
de wissers extra slagen zolang u de hendel
vasthoudt.
- Intervalstand
U kunt de snelheid van wissers voor de
intervalstand bijstellen. Wanneer u de ring - 1
op de afbeelding - omhoogdraait neemt de
frequentie van de wisserslagen toe. Wanneer u
de ring omlaagdraait, neemt de frequentie van de
wisserslagen af.
- De wissers werken op normale
snelheid.
- De wissers werken op hoge snelheid.
Ruitenwisser/-sproeier, voorruit
3603483j
0
BELANGRIJK!
In automatische wasstraten: Schakel de regen-
sensor uit door op knop (2) te drukken, ter-
wijl de contactsleutel ten minste in stand I
staat. De ruitenwissers kunnen anders in be-
weging komen en daarbij beschadigd raken.
Ruitensproeiers
Schakel de ruitensproeiers in door de hendel
naar achteren te trekken.
Koplampsproeiers
(extra in bepaalde landen)De koplampsproeiers
worden automatisch geactiveerd bij het gebruik
van de ruitensproeiers.De koplampsproeiers
verbruiken grote hoeveelheden sproeivloeistof.
Om vloeistof te besparen worden de koplam-
pen alleen iedere vijfde keer dat u de voorruits-
proeiers activeert gesproeid (gerekend over een
periode van tien minuten). Wanneer er meer
dan tien minuten zijn verstreken sinds de
laatste sproeibeurt van de voorruit, worden
ook de koplampen weer gesproeid bij het
activeren van de ruitensproeiers.
Gereduceerde sproeifunctie
Wanneer er nog ca. 1 liter sproeiervloeistof in
het reservoir zit, worden de koplampen en de
achterruit niet langer schoongesproeid. Dit
omdat de sproeifunctie van de voorruit de
voorrang heeft.
Ruitensproeiers en
koplampsproeiers (V70 R)
U activeert de ruitensproeiers en de koplamps-
proeiers door de hendel naar het stuurwiel toe te
trekken.
44
Ruitenwisser/-sproeier - achterklep
Ruitensproeier en wisser,
achterklep
Wanneer u de hendel naar voren duwt,
schakelt u de ruitensproeier op de achterklep in.
1. Ruitenwisser achterklep, intervalstand
2. Ruitenwisser achterklep, normale
wissnelheid
3603482m
Ruitensproeier en wisser, achterklep
Ruitenwissers achterklep, achteruitrijden
Als u de auto in de achteruitversnelling zet
terwijl de voorruitwissers actief zijn, zal de
achterruitwisser automatisch in de interval-
stand* gaan staan. Als de achterruitwisser
echter al op normale snelheid werkt, vindt er
geen wijziging in de wisfunctie plaats.
* Deze functie (intervalfunctie tijdens het
achteruitrijden) kunt u desgewenst uitschakelen.
Neem daarvoor contact op met uw Volvo-dealer.
45
Alarmlichten, Achterruitverwarming, Stoelverwarming
Alarmlichten
Gebruik de alarmlichten (alle richtingaanwijzers
knipperen), wanneer u de auto noodgedwongen
tot stilstand moet brengen of moet parkeren op
een plaats waar deze gevaar of hinder voor het
overige verkeer oplevert.
Opgelet: De wetgeving voor het gebruik van de
alarmlichten verschillen van land tot land.
Schakelaars stoelverwarming
Elektrische stoelverwarming
Doe het volgende als u gebruik wilt maken van
de stoelverwarming:
· Eenmaal indrukken: Maximale verwarming
- beide LEDs in de schakelaar(s) gaan
branden.
· Nogmaals indrukken: Minimale verwarming
- één van de LEDs in de schakelaar(s) gaat
branden.
· Nogmaals indrukken: de verwarming is
uitgeschakeld (geen van de LEDs in de
schakelaar(s) brandt).
U kunt de temperatuur van de verwarming in
uw Volvo-werkplaats laten bijstellen.
8702784d
8702783d
Buitenspiegelverwarming
Achterruitverwarming
Schakel de elektrische verwarming in om ijs en
wasem van de achterruit en buitenspiegels te
verwijderen. Wanneer u eenmaal op de schake-
laar drukt, worden de verwarming van de
achterruit en die van de buitenspiegels geactive-
erd. De LED in de schakelaar gaat branden. Een
ingebouwde tijdschakelaar zorgt ervoor dat de
buitenspiegelverwarming na ongeveer 4
minuten en de achterruitverwarming na
ongeveer 12 minuten wordt uitgeschakeld.
8702787d
3602314M
46
Handrem, Elektrische aansluitingen/Aansluitingen voor aanstekers
64
68
72
76
80
64
68
72
76
80
3601943e
Handrem (parkeerrem)
De handremhendel zit tussen de beide voorstoe-
len. De handrem werkt op de achterwielen.
Wanneer u de handrem hebt aangetrokken,
brandt het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel. Om de auto van de
handrem te halen moet u de hendel iets omhoog-
trekken en de knop indrukken.
Let erop dat het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel ook brandt, als u de
handrem slechts een stukje hebt aangetrokken.
Controleer of u de hendel goed hebt aangetrok-
ken. U moet altijd zo hard aan de hendel
trekken, dat deze in een nokje blijft
steken.
Aansteker achterinAansteker voorin
5500067m
Elektrische aansluiting/
aansluiting voor aansteker
Zorg dat het kapje op de aansluiting zit, wanneer
u geen stroom via de aansluiting afneemt of
gebruik maakt van de aansteker.
Elektrische aansluiting/
Aansteker, achterin
U kunt de elektrische aansluiting voor verschil-
lende accessoires gebruiken die op een spanning
van 12 V werken, zoals een mobiele telefoon of
koelbox.
U activeert de aansteker door de knop in te
drukken. Wanneer de aansteker heet genoeg is,
veert de knop automatisch uit. Haal de aansteker
uit de opening en gebruik het roodgloeiende stuk
metaal om een sigaar of sigaret aan te steken.
Om veiligheidsredenen moet u het klepje sluiten,
wanneer u de aansluiting niet gebruikt.
3603522
m
Handremhendel
47
Elektrisch bediende ramen
* Ook wanneer de auto stilstaat en u de
contactsleutel hebt uitgenomen, kunt u de ramen
nog steeds openen en sluiten zolang u geen
van de voorportieren hebt geopend.
Schakelaar voor blokkering van de
achterraambediening
1. Druk de schakelaars voorzichtig omlaag of
trek ze voorzichtig omhoog. De elektrisch
bediende ramen gaan dan steeds verder omhoog
of omlaag zolang u de schakelaars bedient.
2. Druk de schakelaars volledig omlaag of trek
ze volledig omhoog en laat ze vervolgens weer
los. De zijramen gaan dan automatisch volledig
open of dicht (AUTO-DOWN - AUTO-UP).
Er wordt een geïntegreerde klemfunctie tegen
geactiveerd, als één van de voorramen
geblokkeerd raakt bij het gebruik van de AUTO-
functie.
N.B. Alleen op bepaalde markten werkt de
automatische sluitingsfunctie ook aan de
passagierszijde.
WAARSCHUWING!
Als er kinderen in de auto zitten:
· Let er bij het verlaten van de auto op dat
u de stroomtoevoer naar de elektrisch
bediende zijramen verbreekt door de
contactsleutel uit te nemen.
· Zorg er bij het sluiten van de zijramen
voor dat kinderen of andere inzittenden
niet met hun handen bekneld kunnen
raken.
Bij het sluiten van de achterste zijramen
vanaf het bestuurdersportier of de
afstandsbediening:
· Zorg er bij het sluiten van de zijramen
voor dat achterpassagiers niet met hun
handen bekneld kunnen raken.
Elektrisch bediende ramen
Met de schakelaars op de armleuning van de
portieren kunt u de ramen elektrisch bedienen.
U kunt de ramen alleen bedienen, wanneer de
contactsleutel in de radiostand of de rijstand*
staat. De ramen gaan open, wanneer u de
voorzijde van de schakelaar omlaagdrukt, of
dicht, wanneer u de voorzijde van de schakelaar
omhoogtrekt.
U kunt de ramen op twee manieren vanaf de
voorstoelen openen.
3602316M
8301395M
U kunt de elektrische bediening van de ramen
in de achterportieren blokkeren met de schake-
laar op het bedieningspaneel op het bestuurder-
sportier. Let erop dat u altijd de stroomtoevoer
voor de elektrisch bediende ramen verbreekt
(d.w.z. de contactsleutel verwijdert en één van
de voorportieren opent*), wanneer u kinderen
alleen in de auto achterlaat.
De LED in de schakelaar brandt niet:
U kunt de ramen in de achterportieren zowel
met de schakelaars op de beide achterportieren
als met de schakelaars op het bestuurdersportier
bedienen.
De LED in de schakelaar brandt:
U kunt de ramen in de achterportieren uitslui-
tend vanaf het bestuurdersportier bedienen.
48
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
8301394M
Achteruitkijkspiegel
A. normale stand.
B. anti-verblindingsstand. Gebruik deze stand,
als u de koplampenvan het achteropkomende
verkeer als hinderlijk ervaart.
Bepaalde modellen zijn voorzien van een zoge-
heten autodim-functie, hetgeen inhoudt dat de
achteruitkijkspiegel automatisch in de anti-verb-
lindingsstand gaat staan afhankelijk van de
lichtinval.
Gordelwaarschuwing
Het waarschuwingslampje voor de veiligheidsg-
ordels op de bovenkant van de achteruitkijkspie-
gel knippert, zolang de bestuurder zijn of haar
gordel niet heeft omgedaan.
Schakelaars, elektrisch bediende buitenspiegels
Buitenspiegels
De schakelaars waarmee u de twee buitenspie-
gels bedient vindt u voor op de armleuning van
het bestuurdersportier.
Druk de schakelaar L of R in. (L = linker
buitenspiegel, R = rechter buitenspiegel) De
LED in de schakelaar brandt. U stelt de stand
van de buitenspiegels bij met het centrale
hendeltje. Druk vervolgens eenmaal op de
schakelaar. De LED mag niet langer branden.
Buitenspiegels met
geheugen (extra)
Als de auto is uitgerust met buitenspiegels met
geheugen, werkt het geheugen synchroon met
dat van de bestuurdersstoel (zie pagina 68).
N.B. Het bovenstaande geldt alleen wanneer
uw auto is uitgerust met een elektrisch bediende
bestuurdersstoel.
Geheugenfunctie in afstandsbediening
Wanneer u de auto met één van de afstandsbe-
dieningen ontgrendelt en de instelling van de
buitenspiegels wijzigt, wordt de nieuwe positie
van de spiegels in het geheugen van de
afstandsbediening opgeslagen. De volgende
keer dat u de auto ontgrendelt met dezelfde
afstandsbediening en het bestuurdersportier
binnen twee minuten na ontgrendeling opent,
gaan de buitenspiegels in de opgeslagen positie
staan.
WAARSCHUWING!
Stel de buitenspiegels af, voordat u gaat
rijden!Voor optimaal zicht is de buitenste
helft van de buitenspiegels groothoekig.
Voorwerpen kunnen daardoor verder weg
lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
8802799r
A
B
BELANGRIJK!
Gebruik de spiegelverwarming (zie pagina 45)
om de buitenspiegels van ijs te ontdoen en
geen ijskrabber. Een krabber kan krassen op
het spiegelglas veroorzaken.
49
Schuifdak
Elektrisch bediend schuifdak
(extra)
De bedieningsknoppen voor het schuifdak zitten
op het plafond. U kunt het schuifdak op twee
manieren bedienen:
· achterkant omhoog/omlaag (ventilatiestand)
· achteruit/vooruit (openingsstand/
comfortstand*)
De contactsleutel moet daarbij in stand I of II
staan.
Ventilatiestand
Openen: Duw de achterkant van de schakelaar
(5) omhoog.
Sluiten: Trek de achterkant van de schakelaar
(6) omlaag.
Handmatige bediening
Openen: Trek de schakelaar achteruit naar het
drukpunt (3). Het schuifdak schuif steeds
verder open zolang u de schakelaar in deze
stand vasthoudt.
Sluiten: Duw de schakelaar naar vooruit in het
drukpunt (2). Het schuifdak schuift steeds
verder dicht zolang u de schakelaar in deze
stand vasthoudt.
Zorg dat u het schuifdak volledig hebt
gesloten, voordat u de auto verlaat.
8301747m
8302234r
1. Automatisch sluiten
2. Handmatig sluiten
3. Handmatig openen
4. Automatisch openen
5. Openen tot in ventilatiestand
6. Sluiten vanuit ventilatiestand
1
2
3
4
5
6
· Zorg er bij het sluiten van het schuifdak
voor dat kinderen of andere inzittenden niet
met hun handen bekneld kunnen raken.
Als er kinderen in de auto zitten:
· Let er bij het verlaten van de auto op dat u
de stroomtoevoer naar het schuifdak
verbreekt door de contactsleutel uit te
nemen.
WAARSCHUWING!
Openingsstand/comfortstand*
Automatische bediening
Duw de schakelaar door het drukpunt (3) in de
achterste eindstand (4) of via het drukpunt (2)
in de voorste eindstand (1) en laat de schakelaar
vervolgens los. Het schuifdak schuift dan tot in
de comfortstand* open of helemaal dicht.
Doe het volgende om het schuifdak vanuit de
comfortstand* volledig te openen: trek de
schakelaar nogmaals achteruit in de eindstand
(4) en laat de schakelaar vervolgens los.
U kunt het schuifdak vanuit de ventilatiestand
rechtstreeks in de comfortstand* zetten: Trek
de schakelaar achteruit in de eindstand (4) en
laat de schakelaar los.
* In de comfortstand staat het schuifdak op een
kier om de rijwindgeluiden te beperken.
50
Zonnescherm, Gelaagd glas in zijramen voor en achter (extra)
Zonnescherm
Aan de binnenkant van het schuifdak zit een
handbediend zonnescherm. Het zonnescherm
glijdt automatisch naar achteren bij het openen
van het schuifdak.
8301256d
Beveiliging tegen
overbelasting
N.B. Het schuifdak is voorzien van een
beveiliging tegen overbelasting die wordt
geactiveerd, als het schuifdak door een bepaald
voorwerp wordt gehinderd. Het schuifdak komt
dan tot stilstand en neemt daarna automatisch de
laatst gebruikte stand weer in. Deze functie
werkt alleen wanneer het schuifdak op de
normale manier openstaat.
WAARSCHUWING!
De beveiliging tegen overbelasting werkt
alleen in de openingsstand, niet in de
ventilatiestand.
Gelaagde zijruiten (extra)
De zijramen van gelaagd glas in de voor- en
achterportieren zorgen voor een verbeterde
geluidsisolatie van de passagiersruimte en
leveren een verhoogde bescherming tegen
inbraak op.
51
Buitenspiegels
In bepaalde weersomstandigheden werkt de
vuilafstotende laag beter, als u de elektrische
verwarming van de buitenspiegels inschakelt
(zie pagina 45).
Verwarm de buitenspiegels:
· als er sneeuw of ijs op de spiegels zit
· bij hevige regenval of vieze wegen
· bij beslagen spiegels.
BELANGRIJK!
· Gebruik geen metalen ijskrabber om de
ramen van ijs te ontdoen. De water- en
vuilafstotende laag kan beschadigd raken.
· Gebruik de elektrische verwarming om de
buitenspiegels van ijs te ontdoen!
Zijramen en buitenspiegels
met de speciale water- en
vuilafstotende laag zijn
voorzien van een klein
symbool.
Water- en vuilafstotende laag
op voorste zijramen en/of
buitenspiegels (extra)
De voorste zijramen en/of de buitenspiegels zijn
voorzien van een speciale laag die bij regen
voor een beter zicht zorgen. Zie pagina 154
voor informatie over het onderhoud van
dergelijk glaswerk.
Zijramen met water- en vuilafstotende laag (extra)
52
53
Klimaatregeling
Luchtverdeling 54
Tips en adviezen 55
Elektronische klimaatregeling, ECC 56
Handmatige klimaatregeling met airconditioning 60
Standverwarming op brandstof 62
54
Luchtverdeling
Blaasmonden in dashboard
A. Open
B. Dicht
C. Luchtstroom naar links of rechts
D. Luchtstroom omhoog of omlaag
· Richt de blaasmonden op de voorste zijra-
men om ze te ontwasemen.
· Bij koud weer: Doe de middelste blaasmon-
den dicht om de temperatuur in de auto zo
comfortabel mogelijk te houden en de ruiten
optimaal te ontwasemen.
Blaasmond in dashboard
8702835d
B
A
C
D
Blaasmonden in portierstijlen
A. Open
B. Dicht
C. Luchtstroom naar links of rechts
D. Luchtstroom omhoog of omlaag
· Richt de blaasmonden op de achterste zijra-
men om ze te ontwasemen.
· Richt de blaasmonden naar binnen toe voor
een behaaglijke temperatuur achter in de auto.
· Let erop dat kinderen gevoelig kunnen zijn
voor luchtstromen en tocht.
Blaasmond in portierstijl
8703156M
Luchtverdeling
De binnenkomende lucht wordt verdeeld over
14 blaasmonden die op verschillende punten in
de auto zijn aangebracht.
C
D
D
C
B
A
8703155M
55
Klimaatregeling – tips en adviezen
Beslagen ramen
Een probaat middel om het beslaan van de
voorruit en andere ramen tegen te gaan is
poetsen. Gebruik een normaal poetsmiddel voor
glaswerk. Let erop dat u vaker moet poetsen, als
er in de auto gerookt wordt.
Sneeuw en ijs
Veeg sneeuw en ijs van de luchtinlaat voor de
klimaatregeling (het rooster tussen de motorkap
en de voorruit).
Interieurfilter
Zorg dat u het interieurfilter van tijd tot tijd
vervangt. Informeer bij uw Volvo-dealer.
Werkelijke temperatuur – ECC
De door u gekozen temperatuur komt overeen
met de gevoelstemperatuur op grond van de
heersende omstandigheden in en rond de auto
wat de luchtsnelheid, de luchtvochtigheidsgraad,
de ingestraalde warmte enz. betreft.
Sensoren – ECC
De zonnesensor zit boven op het dashboard. Let
erop dat u de zonnesensor niet mag afdekken.
Dek de interieurtemperatuursensor op het
bedieningspaneel van de klimaatregeling
evenmin af.
Koudemiddel
Het AC-systeem bevat het koudemiddel R134a.
Het bevat geen chloor, hetgeen inhoudt dat het
koudemiddel volledig onschadelijk is voor de
ozonlaag.
Voor het bijvullen/verversen van koudemiddel
mag u alleen gebruik maken van R134a. Laat
dergelijke werkzaamheden over aan een
erkende werkplaats.
Brandstofbesparing,
automatische klimaatregeling
(ECC)
Bij gebruik van ECC wordt ook het AC-
systeem automatisch geregeld en alleen dan
ingeschakeld wanneer de lucht in de passagi-
ersruimte moet worden afgekoeld en de
binnenkomende lucht van vocht moet worden
ontdaan. Zo wordt meer brandstof bespaard
dan bij gebruik van conventionele systemen,
waarbij het AC-systeem tot net boven het
vriespunt de lucht voortdurend afkoelt.
Energiebesparingsfunctie
ventilator
Wanneer de motor is afgezet (ook al staat de
contactsleutel in stand I of II), zal de ventilator
automatisch worden uitgeschakeld. Om de
ventilator in dat geval te activeren, moet u de
ventilatorknop in de gewenste stand draaien.
De ventilator gaat twee minuten later op een
lagere snelheid draaien om te voorkomen dat de
accu uitgeput raakt.
Zijramen en schuifdak
Voor een goede werking van het AC-systeem
moet u de zijramen en een eventueel schuifdak
gesloten houden. Let er tevens op dat u de
afvoerkanalen in de zijpanelen van de bagage-
ruimte niet mag afdekken.
Snelheid meerderen
Wanneer u volgas optrekt, wordt het AC-
systeem tijdelijk uitgeschakeld. De temperatuur
kan dan tijdelijk iets oplopen.
Condensatie
In warme weersomstandigheden kan er ter
hoogte van de airconditioning een plasje water
onder de auto ontstaan. Dit is volkomen
normaal.
Storingen opsporen
Uw Volvo-werkplaats beschikt over de juiste
uitrusting en instrumenten voor het opsporen
van storingen en het uitvoeren van reparaties
aan de klimaatregeling. Laat controle- en
reparatiewerkzaamheden alleen over aan
gekwalificeerd personeel.
56
22
18
20
26
24
8704253d
20
18
22
24
26
MAN
AUT
Elektronische klimaatregeling, ECC
Stoelverwarming
rechterzijde
Ontdooier achterruit en
buitenspiegels
Ontdooier voorruit en
zijramen
Temperatuur linkerzijde
Temperatuursensor
passagiersruimte
Recirculatie
AUTO
AC Aan/Uit
Ventilator
Temperatuur
rechterzijde
Stoelverwarming
linkerzijde
Luchtverdeling
Recirculatie/Kwaliteitssysteem interieurlucht
(“Interior Air Quality System”)
57
Let op het volgende:
· U de “Air Quality Sensor” altijd hebt inge-
schakeld.
· Er bij koud weer beperkingen voor de recir-
culatiefunctie gelden om te voorkomen dat
de ramen beslaan.
· U de “Air Quality Sensor” uitschakelt,
wanneer de ramen beslaan.
· Wanneer de ramen beslaan, u beter ook de
ontdooiers van de voorruit, de zijramen en
de achterruit kunt inschakelen. Zie de vol-
gende pagina!
· Raadpleeg het serviceprogramma van Volvo
voor het aanbevolen vervangingsinterval
voor het combifilter.In zeer sterk verontrei-
nigde gebieden kan het zijn dat u het combi-
filter vaker moet vervangen.
Elektronische klimaatregeling, ECC met Interior Air Quality System (extra)
Bediening:
Druk op
8702780d
om de “Air Quality Sensor”
te activeren (normale instelling).
Of kies uit drie verschillende functies door
verschillende malen op de knop
8703250d
MAN
AUT
te
drukken.
1. Druk op
8703250d
MAN
AUT
: De LED AUT brandt om
aan te geven dat de “Air Quality Sensor” actief is.
2. Druk op
8703250d
MAN
AUT
: Geen van de LED’s
brandt om aan te geven dat de recirculatiefunctie
niet is ingeschakeld (voor zover dat niet nodig is
om voor verkoeling te zorgen bij warm weer).
Combifilter met
Air Quality Sensor (extra)
Bepaalde auto’s zijn uitgerust met een zogehe-
ten combifilter met “Air Quality Sensor”. Het
combifilter ontdoet de binnenkomende lucht
van gassen en stofdeeltjes en beperkt zo eventu-
ele hinderlijke geuren en verontreinigingen. De
“Air Quality Sensor” meet de concentratie van
de verontreinigingen in de buitenlucht. Wanneer
de sensor een verhoogde concentratie registre-
ert, wordt de luchtinlaat afgesloten en recircule-
ert de lucht in de passagiersruimte. De lucht in
het passagiersruimte wordt ook tijdens de recir-
culatie door het combifilter gereinigd.
Wanneer de “Air Quality Sensor” actief is,
brandt de groene LED AUT in de knop
8703250d
MAN
AUT
.
8703250d
MAN
AUT
3. Druk op
8703250d
MAN
AUT
: De LED MAN brandt
om aan te geven dat de recirculatiefunctie op-
nieuw ingeschakeld is.
U loopt deze drie functies in de aangegeven
volgorde door, wanneer u op
8703250d
MAN
AUT
blijft
drukken.
58
Elektronische klimaatregeling, ECC (extra)
AUTO
Bij activering van de AUTO-functie wordt de kli-
maatregeling automatisch zodanig ingesteld dat de
gekozen temperatuur wordt bereikt. De automa-
tische functie regelt de verwarming, het AC-syste-
em, de ventilatorsnelheid, de recirculatie en de
luchtverdeling.
Ook als u één of meer van de genoemde functies handmatig instelt, wor-
den de resterende functies nog automatisch geregeld.
Alle handmatige instellingen worden uitgeschakeld, wanneer u op de
knop AUTO drukt.
8702780d
Temperatuur
Met de twee draaiknoppen kunt u de temperatuur aan
de bestuurderszijde en de passagierszijde instellen. Let
erop dat de passagiersruimte niet sneller warm of
koud wordt, wanneer u een hogere of lagere tempera-
tuur kiest dan de gewenste temperatuur.
22
20
18
8702779d
26
24
8702782d
Ontdooier voorruit en
zijramen
Met deze knop kunt u de voorruit en de zijramen
snel ontwasemen en ontdooien. De ventilator
draait dan op hoge snelheid en stuurt lucht naar
de zijramen. De LED in de ontdooierknop
brandt, wanneer de functie is ingeschakeld. Het AC-systeem wordt au-
tomatisch zodanig ingesteld, dat de binnenkomende lucht zoveel moge-
lijk van vocht ontdaan wordt. De lucht wordt niet gerecirculeerd.
8702783d
Ontdooier
achterruit en buitenspiegels
Met deze knop kunt u de achterruit en de bui-
tenspiegels snel ontdoen van condens of ijs. Zie pa-
gina 45 voor meer informatie over deze functie.
59
8702776d
AC Aan/Uit (ON/OFF)
Wanneer de LED bij ON brandt, wordt het AC-sys-
teem automatisch geregeld. De binnenkomende
lucht wordt dan automatisch afgekoeld en van vocht
ontdaan. Wanneer u gekozen hebt voor AC OFF en
de LED bij OFF brandt, blijft het AC-systeem uit-
geschakeld totdat u het weer handmatig inschakelt. De overige functies
van de klimaatregeling worden nog steeds automatisch geregeld. Het AC-
systeem werkt tot temperaturen tot ongeveer 0 °C.
Wanneer u
de ontdooierfunctie selecteert, zorgt het AC-systeem dat
de lucht maximaal ontvochtigd wordt.
8702777d
8702784d
Stoelverwarming
Zie pagina 45 voor meer informatie.
Recirculatie
(zie ook pagina 60)
Bij warm weer kunt u voor
maximale verkoeling zorgen
door de AUTO-functie te kie-
zen. De recirculatie wordt vervolgens automatisch geregeld. U kunt de re-
circulatiefunctie handmatig activeren, als u vieze lucht, uitlaatgassen en der-
gelijk buiten wilt houden. De lucht in de passagiersruimte wordt gerecircu-
leerd, d.w.z. er wordt geen lucht van buiten de auto aangezogen wanneer de
functie
geactiveerd is. De LED in de schakelaar brandt.
Als u de recirculatie lang laat aanstaan, kan er met name in de winter wa-
sem en ijs op de binnenkant van de ruiten ontstaan.
Met de timerfunctie (bij auto’s met een combifilter en “Air Quality
Sensor” ontbreekt de timerfunctie) beperkt u de kans op ijs, wasem en
bedompte lucht. Ga als volgt te werk om de timerfunctie te activeren: Druk
de knop
langer dan 3 seconden in. De LED knippert gedurende 5 se-
conden. De lucht in de auto wordt gedurende 3 tot 12 minuten gerecircule-
erd, afhankelijk van de buitentemperatuur. Telkens wanneer u vervolgens
drukt, wordt de timerfunctie geactiveerd. Als u de timerfunctie wilt uit-
schakelen, moet u nogmaals op
drukken maar dan langer dan 3 secon-
den. De LED gaat 5 seconden branden ter bevestiging van uw keuze.
Wanneer u de
ontdooierfunctie kiest, wordt de recirculatiefunctie
altijd uitgeschakeld.
Druk op AUTO, wanneer u de automatische luchtverdeling weer wilt acti-
veren.
Ventilator
U kunt de snelheid waarmee de ventilator draait
verhogen of verlagen door aan de knop te draaien.
In de stand AUTO wordt de ventilatorsnelheid
automatisch geregeld. De eerder ingestelde
ventilatorsnelheid wordt dan genegeerd.
N.B. Als u de knop voor de ventilatorsnelheid zover linksom draait
dat alleen de oranje LED links boven de knop oplicht, zijn de ventila-
tor en het AC-systeem uitgeschakeld.
8703250d
MAN
AUT
8702781d
Lucht naar de ramen.
Lucht naar hoofd en borstkas.
Lucht naar benen en voeten.
Luchtverdeling
Elektronische klimaatregeling (ECC) handmatige instellingen
8702778d
60
Handmatige klimaatregeling met airconditioning A/C
8702777d
8702831d
Ventilator
U kunt de snelheid
waarmee de ventilator
draait verhogen of
verlagen door aan de
knop te draaien. Als de draaiknop in stand 0
staat, is de airconditioning niet ingeschakeld.
Recirculatie
Bij warm weer kunt u de lucht in de passagiersru-
imte sneller laten afkoelen, wanneer u de recircula-
tiefunctie combineert met de airconditioning.
U kunt de recirculatiefunctie ook activeren, als u
vieze lucht, uitlaatgassen en dergelijk buiten wilt houden. De lucht in de
passagiersruimte wordt gerecirculeerd, d.w.z. er wordt geen lucht van
buiten de auto aangezogen wanneer de functie
geactiveerd is. De
LED in de schakelaar brandt. Als u de recirculatie lang laat aanstaan, kan
er met name in de winter wasem en ijs op de binnenkant van de ruiten
ontstaan.
8702834d
Temperatuur -
linkerzijde
Draai aan de knop om de
temperatuur van de
binnenkomende lucht te
regelen. Koeling is alleen
mogelijk, wanneer de
airconditioning actief is.
8702834d
Temperatuur -
rechterzijde
Draai aan de knop om de
temperatuur van de bin-
nenkomende lucht te rege-
len. Koeling is alleen moge-
lijk, wanneer de airconditio-
ning actief is.
8702611d
8702776d
Met de timerfunctie beperkt u de kans op ijs, wasem en bedompte lucht.
Ga als volgt te werk om de timerfunctie te activeren: Druk de knop
langer dan 3 seconden in. De LED knippert gedurende 5 seconden. De
lucht in de auto wordt vervolgens gedurende 3 tot 12 minuten gerecircule-
erd, afhankelijk van de buitentemperatuur. Telkens wanneer u op
drukt, wordt de timerfunctie geactiveerd. Als u de timerfunctie wilt
uitschakelen, moet u de knop nogmaals indrukken maar dan langer
dan 3 seconden. De LED gaat 5 seconden branden ter bevestiging van uw
keuze.
Wanneer u de ontdooierfunctie
kiest, is de recirculatie altijd
uitgeschakeld.
AC Aan/Uit
(ON/OFF)
De koel- en ontwase-
mingsfunctie van de
airconditioning is actief,
wanneer de LED ON
brandt. De airconditioning is uitgeschakeld,
wanneer de LED OFF brandt.
Wanneer u op de ontdooierknop
drukt, is de
airconditioning ook altijd actief (voor zover de
draaiknop voor de ventilatorsnelheid niet in stand
0 staat).
61
Ontdooier -
achterruit en
buitenspiegels
Met deze knop kunt u de
achterruit en de buitenspie-
gels snel ontdoen van condens of ijs. Zie pagi-
na 45 voor meer informatie over deze functie.
Luchtverdeling Gebruik
8702787d
Lucht naar de vloer. Er komt
een bepaalde hoeveelheid lucht
uit de blaasmonden en uit de
ontdooieropeningen voor de
voorruit en de zijramen.
Lucht naar de ramen. In deze stand
vindt er geen luchtrecirculatie plaats.
Het AC-systeem is altijd ingeschak-
eld. Er komt een bepaalde hoeveel-
heid lucht uit de blaasmonden.
Lucht uit de blaasmonden voor- en
achterin.
Lucht naar de vloer en de ramen.
Voor verwarming van de voeten
Bij zonnig weer en matige buitentem-
peraturen.
Voor een comfortabel klimaat en een goe-
de ontwaseming bij koude weer. Laat de
ventilator niet te langzaam draaien!
Voor het verwijderen van ijs en wasem.
Laat de ventilator op hoge snelheid
draaien!
Voor een goede koeling bij warm weer.
Lucht naar de vloer en de ramen.
Er komt een bepaalde hoeveelheid
lucht uit de blaasmonden.
8702784d
Stoelverwarming
Zie pagina 45 voor
meer informatie over
deze functie.
Handmatige klimaatregeling met airconditioning A/C
Voor optimaal comfort kunt u de met stippen gemarkeerde luchtverdelingsstan-
den tussen de verschillende symbolen gebruiken om de luchtverdeling precies
af te stellen.
8702833d
Enkele aanvullende tips en
adviezen:
·
Als u het AC-systeem wilt inschakelen,
moet u aan de ventilatorknap draaien (uit
stand 0).
· Gebruik het AC-systeem ook bij lage tempe-
raturen (0 tot 15 °C) om de inkomende lucht
van vocht te ontdoen.
62
Standverwarming op brandstof (extra)
A B C
3602296d
Algemene informatie
Voordat u de standverwarming kunt program-
meren, moet het elektrisch systeem worden
gewekt. Dat doet u het eenvoudigst door:
· op de knop READ te drukken, of
· grootlichtsignalen te geven, of
· het contact in te schakelen.
U kunt de standverwarming meteen inschakelen
of twee verschillende uitschakeltijden voor de
standverwarming instellen: TIMER 1 en
TIMER 2.
Onder de uitschakeltijd wordt het tijdstip verstaan
waarop de auto op de gewenste temperatuur is.
De elektronica van de auto rekent aan de hand
van de buitentemperatuur zelf uit wanneer de
standverwarming moet worden ingeschakeld
om de ingestelde uitschakeltijd te kunnen halen.
Bij een buitentemperatuur hoger dan 25°C vindt
geen activering van de standverwarming plaats.
Bij temperaturen van 10°C en lager is de maxi-
male bedrijfstijd van de standverwarming
60 minuten.
Als de standverwarming ondanks herhaalde
startpogingen niet aanslaat, verschijnt er een
bericht op het display. Neem in dat geval con-
tact op met een erkende Volvo-werkplaats.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van de standverwarming op
benzine of dieselolie moet de auto in de
buitenlucht staan.
WAARSCHUWING!
· Schakel voor het tanken de standverwar-
ming op brandstof uit. Gemorste brandstof
kan namelijk door de uitlaatgassen worden
ontstoken.
· Controleer op het informatiedisplay of de
verwarming uit is. (Als de standverwar-
ming werkt, verschijnt er PARK.VERW
AAN op het display.)
Displaybericht
Wanneer u de geprogrammeerde functies
TIMER 1, TIMER 2 en DIRECTE START
activeert, brandt het oranje waarschuwings-
symbool op het instrumentenpaneel. Op het
display verschijnt bovendien een verklarende
tekst.
Wanneer u de auto verlaat, ontvangt u een be-
richt met de status van de standverwarming.
Op een helling parkeren
Wanneer u de auto op een steile helling parke-
ert, moet u ervoor zorgen dat de voorkant naar
de top van de helling wijst. De standverwar-
ming krijgt dan voldoende brandstof.
Klokje en gebruik van de
timer(s)
Als u na het instellen van de timer(s) het klokje
bijstelt, worden alle timerinstellingen om vei-
ligheidsredenen geannuleerd.
WARNING!
AVERTISSEMENT!
ACHTUNG!
8903920d
Waarschuwingssticker op de tankvulklep
63
Standverwarming op brandstof (extra)
TIMER 1 en 2 instellen
Om veiligheidsredenen kunt u alleen uitschakel-
tijden voor het volgende etmaal programmeren
en dus niet voor meerdere dagen tegelijk.
1. Ga met de draairing (B) naar TIMER 1.
2. Druk kort op de knop RESET (C), zodat
de uuraanduiding gaat knipperen.
3. Ga met de draairing (B) naar het gewenste
tijdstip in uren.
4. Druk lichtjes op de knop RESET om toe-
gang te krijgen tot de knipperende minu-
tenaanduiding.
5. Ga met de draairing (B) naar het gewenste
tijdstip in minuten.
6. Druk lichtjes op de knop RESET om uw
instelling te bevestigen.
7. Druk op de knop RESET om de timer te
activeren.
Wanneer u TIMER 1 hebt ingesteld, kunt u
naar TIMER 2 gaan. U stelt deze timer op de-
zelfde manier in als TIMER 1.
Timergestuurde standverwarming
voortijdig uitschakelen
Doe het volgende om de timergestuurde verwar-
ming uit te schakelen voordat de timer dat doet:
1. Druk op de knop READ (A).
2. Ga met behulp van de draairing (B) naar
TIMER PARK.VERW 1 (of 2). De tekst
ON (AAN) knippert.
3. Druk op de knop RESET (C). De tekst
OFF (UIT) brandt continu en de verwar-
ming wordt uitgeschakeld.
Standverwarming meteen
inschakelen
1. Ga met de draairing (B) naar DIRECTE
START.
2. Druk op de knop RESET (C) om de opties
AAN of UIT te selecteren. Selecteer AAN.
De standverwarming zal vervolgens 60 minu-
ten lang blijven werken. De verwarming van
het interieur gaat van start, zodra de koelv-
loeistof in de motor de juiste temperatuur heeft
bereikt.
Standverwarming meteen uitschakelen
1. Ga met de draairing (B) naar DIRECTE
START.
2. Druk op de knop RESET (C) om een van
de opties AAN of UIT te selecteren.
Selecteer UIT.
De accu en brandstof
Als de accu niet voldoende opgeladen is of als
de brandstoftank bijna leeg is, wordt de stand-
verwarming uitgeschakeld.
Er verschijnt dan tevens een bericht op het
display. Bevestig het bericht met de knop
READ (A).
BELANGRIJK!
Herhaaldelijk gebruik van de standverwarming
bij korte ritten kan ertoe leiden dat de accu
uitgeput raakt en startproblemen opleveren.
Bij regelmatig gebruik van de standverwarming
moet u evenlang met de auto rijden als de
verwarming aanstond. Dit om te zorgen dat de
dynamo evenveel energie kan produceren als de
verwarming verbruikt.
A B C
3602296d
Extra verwarming (diesel)
(bepaalde landen)
Bij koud weer kan extra verwarming nodig zijn
om de passagiersruimte voldoende te verwar-
men.
De extra verwarming wordt automatisch inge-
schakeld wanneer er extra warmte nodig is ter-
wijl de motor loopt. De verwarming wordt au-
tomatisch uitgeschakeld, wanneer het warm
genoeg is of wanneer de motor wordt afgezet.
64
65
Interieur
Voorstoelen 66
Interieurverlichting 69
Opbergruimten 70
Achterbank en bagageruimte 75
Lading vervoeren 80
Bagagenet 81
Bagagerolhoes, Extra bankje in bagageruimte 83
Reservewiel 84
66
Voorstoelen
Zithouding
De bestuurders- en passagiersstoel kunnen
worden ingesteld voor een optimale zit- en
rijhouding.
1. Vooruit/achteruit, til de hendel omhoog
om de juiste afstand tot het stuurwiel en
de pedalen in te stellen. Controleer of de
stoel na het afstellen in de nieuwe stand
geblokkeerd staat.
2. Voorkant zitting hoger/lager zetten,
omhoog-/omlaagpompen*.
3. Stoel hoger/lager zetten, omhoog-/omlaag-
pompen.
4. Lendensteun wijzigen, aan de knop draaien.
5. Hellingshoek rugleuning wijzigen, aan de
knop draaien.
6. Bedieningspaneel voor elektrisch bediende
stoel.
* Niet alle stoelmodellen zijn voorzien van
hendel (2).
WAARSCHUWING!
· Stel de stand van de bestuurdersstoel in
voordat u gaat rijden en nooit tijdens het
rijden.
· Controleer of de stoel in zijn stand
vergrendeld staat.
8504932
67
Voorstoelen naar voren klappen
8501727A
Voorstoel passagierzijde naar voren klappen
U kunt de rugleuning van de passagiersstoel horizontaal vooroverklap-
pen om lange voorwerpen te kunnen vervoeren. Klap de rugleuning als
volgt naar voren:
· Schuif de stoel zo ver mogelijk naar achteren.
· Zet de rugleuning rechtop.
· Trek de pallen aan de achterzijde van de rugleuning omhoog.
· Klap tegelijkertijd de rugleuning naar voren.
· Duw de stoel zo ver naar voren dat de hoofdsteun onder het handsc-
hoenenkastje vast komt te zitten.
68
Voorstoelen
Elektrisch bediende voorstoel
(extra)
Voorbereidingen
U kunt de stoel normaal gesproken alleen
verstellen, wanneer de contactsleutel in stand I of
II staat. De stoel kan ook binnen 4,5 minuten na
ontgrendeling van het portier met de sleutel of
afstandbediening worden versteld. Als het
portier gesloten is en de contactsleutel nog niet
in het contactslot steekt of in stand 0 staat,
hebt u na sluiting van het portier nog 40
seconden de tijd om instellingen te verrichten.
Geheugen in afstandsbediening (extra)
De afstandsbediening die wordt gebruikt om de
auto te ontgrendelen slaat informatie op over
de stoelinstellingen die worden gewijzigd. Een
volgende keer dat de auto wordt ontgrendeld
met dezelfde afstandsbediening en het bestuur-
dersportier binnen vijf minuten wordt geo-
pend, gaan de bestuurdersstoel en de bui-
tenspiegels in de opgeslagen stand staan.
De elektrisch bediende stoelen zijn voorzien
van een beveiliging tegen overbelasting, die
geactiveerd wordt als een van de stoelen door
een obstakel wordt geblokkeerd. Als dit het
geval is, moet u de auto van contact zetten
(contactsleutel in stand 0) en ca. 20 seconden
wachten voordat u de stoel opnieuw probeert
te verstellen.
Stoel met geheugen (extra)
5. Instelling van stoel en buitenspiegels,
programma 1
6. Instelling van stoel en buitenspiegels,
programma 2
7. Instelling van stoel en buitenspiegels,
programma 3
8. Stoelinstelling opslaan
U kunt drie verschillende standen in het
geheugen opslaan. Na verstelling van de stoel
moet u de knop MEM (8) ingedrukt houden,
terwijl u op knop (5) drukt. Met de knoppen
(6) en (7) kunt u nog twee andere standen van
de stoel en de buitenspiegels in het geheugen
opslaan.
Stoel in opgeslagen stand zetten
Houd geheugenknop (5), (6) of (7) ingedrukt,
totdat de stoel tot stilstand komt. Om
veiligheidsredenen zal de instelling van de stoel
onmiddellijk worden beëindigd bij het loslaten
van de knop.
Noodstop
Als de stoel per ongeluk in beweging komt,
kunt u op één van de knoppen drukken om de
stoel tot stilstand te brengen.
WAARSCHUWING!
· Zorg dat er geen voorwerpen voor,
achter of onder de stoel liggen tijdens
het instellen.
· Zorg er tevens voor dat geen van de
passagiers op de achterbank bekneld
kan raken.
· Laat kinderen niet met de schakelaars
spelen vanwege het gevaar voor
beknelling.
1
2
3
M
M
E
8505020m
Stoel afstellen
Met de schakelaars kunt u het volgende
instellen:
1. Voorkant zitting omhoog/omlaag
2. Stoel vooruit/achteruit
3. Stoel omhoog/omlaag
4. Hellingshoek rugleuning
U kunt slechts één verstelfunctie van de stoel
tegelijk activeren.
69
Interieurverlichting
Leeslampjes achterAlgemene verlichting en leeslampjes voor
Algemene verlichting
De algemene verlichting gaat aan en uit wanneer
u op de knop drukt. De algemene verlichting
wordt automatisch* ingeschakeld om
30 seconden lang te blijven branden, wanneer u:
· De auto van de buitenzijde ontgrendelt met
de sleutel of de afstandsbediening.
· De motor hebt afgezet en de contactsleutel
in stand 0 draait.
De algemene verlichting wordt ingeschakeld*
om 10 minuten lang te blijven branden:
· Wanneer één van de portieren openstaat.
De algemene verlichting gaat uit, wanneer:
* De functie is afhankelijk van de lichtinval en
wordt alleen geactiveerd wanneer het donker is.
· U de motor start.
· U de auto van de buitenzijde vergrendelt met
de sleutel of de afstandsbediening.
U kunt de algemene verlichting altijd in- en
uitschakelen door kort op de bijbehorende knop
te drukken. Wanneer u de verlichting inschakelt,
blijft deze 10 minuten lang branden.
U kunt de automatische inschakelfunctie buiten
werking stellen door de bijbehorende knop langer
dan 3 seconden ingedrukt te houden. Wanneer u
dezelfde knop nogmaals kort indrukt, stelt u de
automatische inschakelfunctie weer in werking.
De voorgeprogrammeerde inschakeltijden van
30 seconden en 10 minuten kunt u desgewenst
laten wijzigen.Neem contact op met uw Volvo-
werkplaats.
3500887e
8502006d
Make-upspiegel
Wanneer u het deksel van de make-upspiegel
opklapt gaat het ingebouwde lampje branden.
Leeslampjes voor en achter
U schakelt de leeslampjes voor- en achterin in
met een druk op de bijbehorende knop. De
leeslampjes gaan na 10 minuten automatisch
uit, voor zover u ze niet eerder handmatig hebt
uitgeschakeld.
3501410r
70
WAARSCHUWING!
Zorg dat harde, scherpe of zware voorwer-
pen altijd zodanig worden vervoerd dat ze
geen verwondingen kunnen veroorzaken bij
een krachtige remmanoeuvre. Maak zware
voorwerpen altijd vast met een van de
veiligheidsgordels.
Asbak (extra)
Leeg de asbakken als volgt:
Voorstoelen: Open de asbak en trek het
insteekelement naar buiten.
Achterbank: Zie boven.
Bekerhouder (extra)
Bepaalde modellen zijn uitgerust met beker-
houders voor de voor- en achterpassagiers.
U kunt ook cds en dergelijke kwijt in de
opbergruimte van de middenconsole.
Handset plus houder (extra)
Sommige modellen zijn uitgerust met een
handset (zie het hoofdstuk Telefoon voor meer
informatie).
Opbergruimten bij voorstoelen en achterbank
8504940m
8504945m
71
1. Achterste opbergvak
(onder de armleuning)
U kunt het achterste opbergvak in de midden-
console gebruiken om cd's e.d. in op te bergen.
Dit opbergvak is bovendien uit te rusten met
een:
- Handset plus houder (extra)
2. Voorste opbergvak
(V70: Voorzien van klepje)
Het voorste opbergvak in de middenconsole is
uit te rusten met het volgende:
- Bekerhouder (extra)
- Asbak (extra)
3. 12V-aansluiting
4. Asbak (extra)
Bekerhouder in achterste
opbergvak voor achterbank
· Druk op de linker knop van de armleuning
en klap het deksel van de middentunnel naar
achteren toe open om bij het opbergvak of
de handset te komen. Druk op de rechter
knop van de armleuning en klap het
bovenste gedeelte van het deksel op de
middentunnel naar achteren toe open om de
bekerhouder te gebruiken.
· De bekerhouder en het deksel zijn elk apart
te sluiten.
Bekerhouder in opbergvak
(extra)
De bekerhouder is eenvoudig te verwijderen:
1. Klik de bekerhouder aan de achterkant los.
2. Duw de bekerhouder naar achteren.
3. Kantel de voorkant van de bekerhouder
omhoog en verwijder houder.
Breng de bekerhouder in omgekeerde volgorde
weer aan.
8505049m
Opbergruimten
Opbergvak in middenconsole
8504938m
8504939m
72
Extra steunhandgreep, XC70
Extra steunhandgreep
De XC70 van Volvo is uitgerust met een extra
steunhandgreep aan de passagierszijde van de
middenconsole. Deze steunhandgreep biedt extra
steun bij ritten over hobbelige grindwegen e.d.
WAARSCHUWING!
Let erop dat de handgreep erg heet kan wor-
den, als de auto in de felle zon/warmte ge-
parkeerd heeft gestaan.
8504941
m
73
Opbergruimten bij voorstoelen
Kleerhaak
De kledinghaak is alleen bestemd voor niet al te
zware kledingsstukken.
Bekerhouder (extra)
· Druk op de houder om de bekerhouder uit
te doen schuiven.
· Duw de houder na gebruik weer in het
dashboard.
N.B. Plaats nooit glazen flesjes in de bekerhou-
ders. Let er bovendien op dat u geen hete
dranken over u heen krijgt.
Opbergmogelijkheden in het
handschoenenkastje
In het handschoenenkastje kunt u bijv. het
instructieboekje, wegenkaarten, pennen en een
tankpas bewaren.
8903729
m
74
Afvalbak, Uitklapbaar tafeltje voor achterbank
8802312m
Flessenhouder achterin
(extra)
Doe het volgende om de flessenhouder te
gebruiken:
1 Klap de houder uit.
2. Breng de fles aan.
De flessenhouder is tevens te gebruiken als
afvalbak. Breng van onderaf een afvalzak in de
houder aan en vouw de randen van de zak om.
N.B.
· Er bestaan geen speciale afvalzakken voor
de houder. U kunt gebruik maken van
gewone plastic tassen.
· Om veiligheidsredenen kunt u beter geen
glazen flessen in de auto bewaren!
Uitklapbaar tafeltje (extra)
8503131m
8503132m
Trek aan het bandje en
klap het zitgedeelte
naar voren toe om.
Sluit het tafeltje als
volgt: Klap het tafelge-
deelte in.Klap de arm
onder het tafeltje naar
binnen toe weg. Zorg
dat u niet met uw hand
bekneld raakt.
Klap de armleuning
tegen de achterbank
op. Trek aan het bandje en klap het zitgedeelte
terug.
Om het tafeltje in zijn
geheel uit te klappen
moet u de armleuning
van de achterbank eerst
vooroverklappen. Klap
het tafelgedeelte open
en laat het op de armle-
uning rusten. Druk op
de bekerhouder om deze uit te klappen.
Als u alleen de bekerhouders wilt gebruiken,
hoeft u het tafelgedeelte niet uit te klappen.
8901908m
8504929
m
Bekerhouder in armleuning,
achterbank
75
8503022m
Middelste hoofdsteun (V70)
Zet de middelste hoofdsteun van de achterbank
lager, voor zover deze uitgetrokken was. Druk
op de pal achter de rechter poot, zie afbeelding!
Achterbank en bagageruimte
Middelste hoofdsteun (XC70)
(Modellen met een achterbank in drie delen)
Hoger zetten: Trek de hoofdsteun recht
omhoog.
Lager zetten: Trek de hoofdsteun iets naar
voren en duw deze omlaag.
8503344m
Hoofdsteun
omlaagklappen
Bagageruimte vergroten
De achterbank kan in gedeelten naar voren
worden geklapt.
1. Kantel de rugleuning van de voorstoelen
naar voren als deze ver naar achteren staan.
2. Trek aan het riempje van het zitgedeelte om
het zitgedeelte tegen de rugleuning van de
voorstoelen aan op te klappen.
3. Klap de beide buitenste hoofdsteunen naar
voren toe om door aan de bandjes te
trekken.
8503021m
76
B
A
8503020m
Rugleuning omlaag klappen
Duw de pal van de rugleuning naar achteren en
klap de rugleuning naar voren.
Middelste ruggedeelte
neerklappen (XC70)
(Modellen met een achterbank in drie delen)
Het linker en het middelste ruggedeelte kunt u
elk apart neerklappen. Om het rechter rugge-
deelte neer te klappen moet u echter ook het
middelste gedeelte neerklappen.
Om het middelste ruggedeelte (zonder de beide
A - Pal in geblokkeerde stand
B - Pal in ontgrendelde stand
Achterbank en bagageruimte
8503341m
WAARSCHUWING!
Wanneer u de ruggedeelten weer opklapt,
moet u ervoor zorgen dat ze goed vastzitten.
Het opschrift UNLOCKED (ontgrendeld)
op de knop mag niet zichtbaar zijn.
buitenste) neer te klappen, moet u het
volgende doen:
Zorg dat de hoofdsteun in de laagste stand
staat. Druk de knop boven op het middelste
ruggedeelte in om de blokkering op te heffen.
Klap het ruggedeelte vervolgens voorover.
Middelste ruggedeelte (XC70 met een
achterbank in drie delen)
Afscheiding met
opbergzakken
(XC70 – accessoire)
(Modellen met een achterbank in drie delen)
Er is een afscheiding met opbergzakken
verkrijgbaar als accessoire voor de XC70 met
een achterbank in drie delen. De afscheiding
voorkomt dat voorwerpen vanuit de bagage-
ruimte de passagiersruimte in kunnen worden
geslingerd bij een krachtige remmanoeuvre.
Voor de montage van de afscheiding, zie de
instructies die bij de kit werden geleverd of
neem contact op met een Volvo-dealer.
8902058m
77
Achterbank en bagageruimte
WAARSCHUWING!
(XC70 met een achterbank in drie delen)
· Laat het ruggedeelte en het zitgedeelte, na
demontage, om veiligheidsredenen niet los
in de auto liggen.
· Wanneer u het middelste ruggedeelte hebt
verwijderd, kunnen losse voorwerpen in
de bagageruimte bij een krachtige remman-
oeuvre tussen de beide buitenste ruggede-
elten door naar voren worden geslingerd.
· Het rechter ruggedeelte moet in de neerge-
klapte stand staan, wanneer u het mid-
delste ruggedeelte terugplaatst. Als u dat
niet doet, kunt u het middelste ruggedeelte
niet vergrendelen en geen gebruik maken
van de middelste veiligheidsgordel.
8503317m
Het middelste ruggedeelte doet dienst als armleuning
Middelste ruggedeelte
verwijderen (XC70)
(Modellen met een achterbank in drie delen)
· Duw de knop boven op het middelste
ruggedeelte in om de blokkering op te heffen.
· Klap het ruggedeelte voorover.
· Trek aan de handgreep achter op het ruggede-
elte (zie bovenstaande afbeelding) om de
onderkant van het ruggedeelte los te koppelen
van de stang. Til het ruggedeelte uit de auto.
Neem contact op met uw Volvo-dealer voor
informatie over de verkrijgbare accessoires voor
montage tussen de beide buitenste ruggedeelten.
8503343m
Middelste armleuning (XC70)
(Modellen met een achterbank in drie delen)
Wanneer u het middelste ruggedeelte van de
achterbank omkeert, kunt u het gebruiken als
armleuning.
· Verwijder het middelste ruggedeelte zoals
beschreven in de kolom uiterst links.
· Keer het ruggedeelte om (zodat de voor-
kant van het ruggedeelte omhoog wijst).
· Duw het ruggedeelte zover op de stang
terug dat het wordt geblokkeerd.
· Plaats het ruggedeelte terug door de
onderkant van het ruggedeelte zover over
de stang omlaag te drukken dat het
geblokkeerd wordt.
Neem contact op met uw Volvo-dealer voor
meer informatie over de mogelijke accessoires
die u tussen de buitenste onderdelen van het
rug- en zitgedeelte kunt aanbrengen.
WAARSCHUWING!
Als u het middelste ruggedeelte van de
achterbank gebruikt als armleuning, moet u
de afscheiding (zie voorgaande pagina)
aanbrengen. Dit om te voorkomen dat
voorwerpen uit de bagageruimte tussen de
beide buitenste ruggedeelten door de
passagiersruimte in kunnen worden
geslingerd bij een krachtige remmanoeuvre.
Om het ruggedeelte weer in de normale stand
terug te brengen, moet u aan de handgreep
trekken (die nu aan de voorzijde zit) om het
gedeelte van de stang te kunnen halen. Plaats
het ruggedeelte vervolgens terug zoals aange-
geven in de linker en de middelste kolom.
Middelste ruggedeelte aanbrengen
(Modellen met een achterbank in drie delen)
· Bij het terugplaatsen van het middelste
ruggedeelte moet het rechter ruggedeelte in
neergeklapte stand staan.
78
Achterbank en bagageruimte
8503150m
A - Pal in geblokkeerde stand
B - Pal in ontgrendelde stand
Rugleuning van achterbank
De beide ruggedeelten de achterbank kunnen
qua hellingshoek worden versteld. Zet de
rugleuning als volgt in de laadstand*:
· Druk op de pal totdat de rode indicatiepen
zichtbaar wordt.
· Trek de rugleuning naar voren in de nieuwe
vergrendelde stand.
· Controleer of de rugleuning werkelijk in de
nieuwe stand vergrendeld is en ga na of de
rode indicatiepen nog zichtbaar is.
U kunt de rugleuning op dezelfde manier iets
schuiner zetten.
* De laadstand zorgt voor meer laadruimte.
B
A
8503125m
N.B. Zorg dat de opening in de kunststof
bekleding boven op de rugleuning in de haken
aan de onderzijde van het zitgedeelte vastgrijpt.
Wanneer u de rugleuning en het zitgedeelte
terugklapt, moet u ook de hoofdsteunen weer in
de normale stand terugklappen.
WAARSCHUWING!
Duw zware lading niet te dicht tegen de voorstoelen aan om te voorkomen dat de rugleuning van
de achterbank onnodig zwaar belast wordt. Zorg dat de lading nooit boven de rugleuning van de
voorstoelen uitsteekt! Als dat namelijk wel het geval is, kan de lading bij een krachtige remman-
oeuvre of een aanrijding naar voren worden geslingerd en eventuele passagiers ernstig verwonden.
Let er ook op dat u lading altijd goed verankert (vastbindt).
Zitgedeelte verwijderen
(Achterbank in twee of drie delen)
Het zitgedeelte van de achterbank kan eenvou-
dig worden verwijderd. Zo kunt u de bagageru-
imte nog verder vergroten. Haal de rode borg-
nokken naar voren om de blokkering van het
zitgedeelte op te heffen. Til het zitgedeelte ver-
volgens uit de auto. Voer de beschrijving in om-
gekeerde volgorde uit, wanneer u het zitgedeelte
weer in de auto aanbrengt.
8501274A
79
Bagageruimte
3903052m
8901657m
Houder voor
boodschappentassen (extra)
Open het luik in de bagageruimte. Hang of bind
de boodschappentassen vast met bagagebanden
of houders.
De kunststof bagagebak kunt u verwijderen,
wanneer u aan de twee knoppen aan de zijkant
draait.
Verlichting in bagageruimte
Helemaal achter in de bagageruimte zit een extra
plafondlampje.
3501056m
Elektrische aansluiting in de
bagageruimte
Verwijder het kapje, wanneer u de aansluiting
wilt gebruiken. De elektrische aansluiting
werkt onafhankelijk van de stand van het
contactslot.
Als bij het uitschakelen van het contact blijkt
dat de stroomsterkte die via de aansluiting
wordt afgenomen hoger is dan 0,1 A, verschijnt
er een waarschuwing op het display.
Let erop dat u de aansluiting niet gebruikt,
wanneer het contact is uitgeschakeld. Als u de
aansluiting dan namelijk wel gebruikt, bestaat
de kans dat de accu uitgeput raakt.
80
WAARSCHUWING!
· Duw zware lading niet te dicht tegen de
voorstoelen aan om te voorkomen dat de
rugleuning van de achterbank onnodig
zwaar belast wordt. Zorg dat de lading nooit
boven de rugleuning van de voorstoelen uit-
steekt! Als dat namelijk wel het geval is, kan
de lading bij een krachtige remmanoeuvre
of een aanrijding naar voren worden ges-
lingerd en eventuele passagiers ernstig ver-
wonden. Let er ook op dat u lading altijd
goed verankert (vastbindt).
· Wanneer u het ruggedeelte van de achter-
bank hebt neergeklapt, moet u zorgen dat de
lading niet uitsteekt boven de denkbeeldige,
horizontale lijn op 50 mm onder de boven-
kant van de ramen in de achterportieren.
Anders kan het zijn dat het opblaasbare gor-
dijn dat schuilgaat achter de plafondbekle-
ding geen bescherming meer biedt.
Lading vervoeren
8501266A
8502786m
Lading in de bagageruimte
Veiligheidsgordels en airbags bieden de be-
stuurder en een eventuele voorpassagier een
goede bescherming, met name bij frontale bot-
singen. Zorg ook voor een goede afscherming
in de rug. Let er bij het vervoer van lading in de
bagageruimte op dat voorwerpen die niet goed
zijn vastgezet of op de juiste manier zijn ingela-
den bij een aanrijding of een krachtige remman-
oeuvre met hoge snelheid en met grote kracht
naar voren kunnen worden geslingerd en daar-
bij ernstige verwondingen kunnen toebrengen.
Let erop dat een voorwerp met een gewicht
van 20 kg bij een frontale botsing bij een
snelheid van 50 km/h zich gedraagt als een
voorwerp met een gewicht van 1.000 kg.
Let op het volgende bij het inladen:
· Breng de lading zo dicht mogelijk tegen de
rugleuning van de achterbank aan.
· Leg zware voorwerpen zo veel mogelijk
plat op de vloer.
· Breng zware lading zo aan dat deze recht
voor de deellijn in de rugleuning van de
achterbank komt te zitten.
· Zet de lading met sjorbanden aan de
verankeringsogen vast.
· Zorg dat de lading nooit boven de rugleu-
ning uitsteekt, wanneer ugeen gebruik
maakt van een bagagenet.
Algemene informatie
Het laadvermogen is afhankelijk van het rijklaar
gewicht van de auto verminderd met dat van de
gemonteerde accessoires. Bij het rijklaar
gewicht zijn het gewicht van de bestuurder, dat
van de brandstoftank die voor 90% gevuld is
en dat van de resterende oliën/vloeistoffen
inbegrepen. De gemonteerde accessoires zoals
een trekhaak, lastdragers, skibox e.d. zijn niet
inbegrepen.
Het laadvermogen van de auto wordt boven-
dien beïnvloed door het aantal passagiers en
hun gezamenlijke gewicht.
WAARSCHUWING!
Afhankelijk van de belading van de auto en
het zwaartepunt van de lading treden er
wijzigingen in de rijeigenschappen op.
81
Bagagenet
8503129m
A
B
Veiligheidsrek XC70
Als uw auto is uitgerust met een veiligheidsrek
in de bagageruimte, moet u dit rek voor de
veiligheid altijd op de juiste manier bevestigen
en veranke
ren.
B
reng het veiligheidsrek als volgt aan:
· Klap de beide ruggedeelten voorover.
· Druk de draaiknop (1) met een Torx-
schroevendraaier* in en draai deze in de rode
stand (vergrendelde stand).
· Steek de afgeveerde uiteinden van het
veiligheidsrek in de bevestigingspunten (zie
afbeelding).
· Druk de draaiknop (1) in en draai deze in de
groene stand (onvergrendelde stand).
N.B. Het groene merkje op de console (2) en het
merkje op de draaiknop (1) moeten na montage
recht tegenover elkaar staan. Als dat niet het
geval is, biedt het rekje onvoldoende bescherming.
U kunt het veiligheidsrek als volgt verwijderen:
· Klap de beide ruggedeelten voorover.
· Druk de draaiknop (1) in met een Torx-
schroevendraaier en draai deze in de rode
stand, zodat het merkje op de draaiknop
overeenkomt met dat op de console.
· Duw het veiligheidsrek in de richting van de
tegenoverliggende bevestiging, zodat het van
het plafondpaneel loskomt. Zodra u het rek
langs het plafondpaneel en de bevestiging
hebt gehaald moet u minder kracht uitoefenen
en het rek voorzichtig naar u toe trekken
zodat het rek ook aan de andere kant
loskomt. Kantel het rek niet te veel, omdat
het dan klem kan komen te zitten en
moeilijk te verwijderen kan zijn.
Nylon bagagenet V70
(achterbank in 2 delen)
Uw auto is uitgerust met een bagagenet gemaakt
van stevig nylonmateriaal, dat van het ruggedeelte
van de achterbank kan worden uitgerold. Het
bagagenet wordt ca. 1 minuut na het uitrollen
automatisch geblokkeerd, als de ruggedeelten
van de achterbank in opgeklapte stand staan.
· Trek het rechter bagagenet uit.
· Haak eerst de stand in de bevestiging aan de
rechterzijde (A) vast, trek de stang vervol-
gens uit en haak deze ook aan de linkerzijde
(B) vast.
· Trek het linker bagagenet uit en bevestig het
aan de stang.
· Demonteer het bagagenet in omgekeerde
volgorde.
Het bagagenet kan ook worden gebruikt
wanneer de achterbank naar voren geklapt is
.
Rood merkje - onvergrendelde stand
Groen merkje- vergrendelde stand
1
2
8504154
m
82
Bagagenet XC70
Nylon bagagenet
(Modellen met een achterbank in drie delen)
De Volvo XC70 kan worden uitgerust met een
bagagenet van stevig nylonmateriaal, dat u aan
de daarvoor bestemde plafondbevestigingen en
de ogen op de vloer kunt bevestigen*.
U kunt het net achter de opgeklapte ruggedeel-
ten van de achterbank langs vastzetten of,
wanneer u de achterbank vooroverklapt, achter
de voorstoelen (zie de figuren).
De stangen boven en onder zijn in het midden
voorzien van scharnieren, zodat het mogelijk is
het bagagenet op te vouwen. Klap de stangen
zo nodig zover uit dat ze geblokkeerd worden.
* Als uw auto is uitgerust met een achterstevo-
ren gemonteerd extra bankje.
8901984m
CD
8901980m
Scharnier/Knop
A
B
WAARSCHUWING!
· Om veiligheidsredenen mag u geen gebruik
maken van het bagagenet, als u kinderen
vervoert op het extra bankje in de
bagageruimte.
· Controleer altijd of de bovenste bevesti-
gingen van het bagagenet goed zijn
aangebracht en of de banden stevig
vastzitten.
· U mag geen beschadigde netten gebruiken.
· Haak de bovenste stang aan de voorste of
achterste plafondbevestiging (A) vast.
· Haak het andere uiteinde van de stang aan
de tegenoverliggende plafondbevestiging
vast.
· Haak de banden van het bagagenet aan de
ogen op de vloer (B) vast, wanneer u het
net aan de achterste plafondbevestigingen
hebt vastgezet, of bij (D), wanneer u het
net aan de voorste plafondbevestigingen
hebt vastgezet.
· Trek het bagagenet strak met de banden.
N.B.
· Als u het bagagenet aan de voorste
plafondbevestigingen hebt vastgezet terwijl
de zitgedeelten van de achterbank vooro-
vergeklapt zijn, moet u het bagagenet
tussen de zitgedeelten en het ruggedeelte
van de voorstoelen langs trekken (C).
· U mag de trekbanden van het bagagenet
niet bevestigen aan de ogen onder aan de
voorstoelen. Als u dat wel doet, bestaat het
gevaar dat het net of de plafondbevestiging-
en beschadigd raakt/raken, wanneer u de
stoelen naar achteren schuift.
Bagagenet opvouwen
Op modellen met een extra basluidspreker
(extra) of een extra bankje (extra) kunt u het
bagagenet opvouwen en opbergen onder de
vloerplaat van de bagageruimte.
Druk de knoppen op de scharnieren van het
bagagenet (zie de afbeelding uiterst links) in om
de scharnieren te ontgrendelen en het net op te
vouwen.
83
Bagagerolhoes, Extra bankje in bagageruimte
WAARSCHUWING!
Als uw auto is uitgerust met een extra
bankje, moet de achterklep zijn voorzien van
een cilinderslot. U kunt de achterklep dan
op de normale manier van buitenaf openen
(met de sleutel in het bestuurdersportier en/of
met de afstandsbediening) en met de sleutel
in het cilinderslot van de achterklep.
3903067m
Extra bankje (extra)
Het extra bankje is afgestemd op het vervoer
van twee kinderen met elk een gewicht van 15
tot 36 kg en een lengte van maximaal 1,40 m.
Het maximale totaalgewicht bedraagt 72 kg.
Opklappen
· Verwijder de bagagerolhoes voor zover uw
auto van iets dergelijks is voorzien.
· Klap het ruggedeelte naar voren in de
geblokkeerde stand.
· Klap het zitgedeelte naar voren.
Neerklappen
· Klap het zitgedeelte naar achteren.
· Trek het ruggedeelte aan de handgreep
open en klap het omlaag.
Bagagerolhoes (extra)
Trek de bagagerolhoes over de bagage heen uit
en haak de hoes vast in de openingen die in de
achterste stijlen van de bagageruimte zitten.
Bagagerolhoes verwijderen:
· Druk het eindstuk van de bagagerolhoes
naar binnen en trek het naar boven toe los.
· Bij het aanbrengen moet u de eindstukken
van de bagagerolhoes in de houders omlaag
drukken.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van het extra bankje moeten de
beide ruggedeelten van de achterbank in
opgeklapte stand staan, het bagagenet zijn
verwijderd en het kinderslot zijn ontgrend-
eld. Dit om ervoor te zorgen dat de kinderen
bij een eventuele aanrijding uit de auto
kunnen komen.
Als uw auto is uitgerust met een stalen rek
moet u dit altijd verwijderen, voordat u het
extra bankje gebruikt.
N.B. Als u bij het gebruik van het extra bankje
in de bagageruimte ook de bagagerolhoes
moet meenemen, moet u bij voorkeur het
volgende doen:
· Zet de beide ruggedeelten van de achter-
bank rechtop (zie pagina 76).
· Plaats de losse bagagerolhoes vervolgens
tussen de rugleuning van de achterbank en
het extra bankje. Klap de hoofdsteun van
het extra bankje omhoog.
8503151m
84
Reservewiel
Reservewiel
Bevestiging
Reservewiel, gereedschap, krik – modellen
met basluidsprekers (extra)
De krik en de gereedschapstas vindt u in het opbergvak boven het
reservewiel. Ga als volgt te werk om het reservewiel te verwijderen:
· Verwijder het achterste vloerluik door het omhoog te klappen en 45°
naar achteren te halen. Zet het voorste vloerluik in opgeklapte stand
vast.
· Verwijder de mat die over de basluidspreker heen zit.
· Neem de draaiknop los en verdraai de klem 90° (1).
· Til de basluidspreker omhoog. Pak de luidspreker bij de rechter
bovenhoek en die linksachter beet, kantel de luidspreker schuin naar
voren toe omhoog. Laat vervolgens de basluidspreker tegen de
linkerwand van de bagageruimte rusten.
· Plaats de basluidspreker, sluit de kabel aan en zet alles in omgekeerde
volgorde vast. Zorg dat het reservewiel stevig ligt en dat de krik en de
gereedschapstas goed vast zitten.
Reservewiel, gereedschap, krik
Het reservewiel met de krik en de gereedschapstas vindt u onder de
bodem van de bagageruimte. Ga als volgt te werk om het reservewiel te
verwijderen:
· Verwijder het achterste vloerluik door het omhoog te klappen en 45°
naar achteren te halen. Zet het voorste vloerluik in opgeklapte stand
vast.
· Draai de knoppen op de beide zijden van de kunststof bagagebak
(accessoire) los en til de bak uit de auto.
· Til de krik en de gereedschapstas naar buiten.
· Draai de bevestiging van het reservewiel los en til het reservewiel uit
de bagageruimte.
· Schroef de bevestiging weer vast en breng alles in omgekeerde
volgorde aan. Zorg ervoor dat het reservewiel vastzit en dat de krik en
het gereedschap stevig op hun plaats zitten.
Gevarendriehoek (bepaalde landen)
Houd u aan de wetgeving inzake het gebruik van gevarendriehoeken in uw
land. N.B. Als de auto is uitgerust met een extra bankje in de bagageruimte, zit
de gevarendriehoek in een speciaal vakje in de ruimte voor het reservewiel.
Krik
Gereedschapstas
met sleepoog
7700566m
8505050m
1
Gevarendriehoek
(andere positie op
auto’s met een extra
bankje)
85
Sloten en alarm
Immobilizer, Afstandsbediening 86
Vergrendelen en ontgrendelen 87
Batterij in afstandsbediening vervangen 88
Wanneer het donker is, Safelock-functie 89
Kinderslot 90
Alarmsysteem 91
86
8302187
m
Immobilizer, afstandsbediening
Sleutel - Immobilizer
Bij de auto worden twee hoofdsleutels en een
servicesleutel geleverd. Eén hoofdsleutel is
inklapbaar en voorzien van een ingebouwde
afstandsbediening.
Verlies van een sleutel
Als u één van de sleutels verliest, moet u
contact opnemen met een erkende Volvo-
werkplaats en alle resterende sleutels meene-
men. Ter voorkoming van diefstal moet de code
van de zoekgeraakte sleutel uit het systeem
worden gewist. Tegelijkertijd moeten de
codesignalen van de resterende sleutels
opnieuw in het systeem worden gepro-
grammeerd.
Bij de sleutels werd een etiket met de codes van
het mechanische deel van de sleutels geleverd.
Bewaar het etiket zorgvuldig. Neem het etiket
mee naar de Volvo-dealer, als u nieuwe sleutels
wilt bestellen. Er kunnen maximaal zes sleutels/
afstandsbedieningen worden geprogrammeerd
en gebruikt.
Immobilizer
De sleutels zijn voorzien van een gecodeerde
chip. De code in de transponderchips moet
overeenkomen met die van de ontvanger in het
contactslot. U kunt de auto alleen starten,
wanneer u een sleutel met de juiste code
gebruikt.
Laat de contactsleutel nooit samen met andere
sleutels of metalen voorwerpen aan dezelfde
sleutelbos hangen. Als u dat wel doet, kan de
elektronische startblokkering per ongeluk
worden geactiveerd zodat de motor niet aanslaat.
Hoofdsleutel
De hoofdsleutel past op alle sloten.
2. Achterklep
Druk tweemaal op de knop (2) om alleen de
achterklep te ontgrendelen.
3. Paniekfunctie
U kunt gebruik maken van de paniekfunctie
om in noodgevallen de aandacht van anderen
te trekken. Als u de rode knop (3) minstens
3 seconden lang indrukt of binnen deze tijd
tweemaal achtereen indrukt, worden de richtinga-
anwijzers en de claxon geactiveerd. U schakelt
de paniekfunctie weer uit met een druk op een
willekeurige knop van de afstandsbediening.
Als u niets doet, wordt de paniekfunctie na
25 seconden automatisch uitgeschakeld.
1
2
3
4
5
6
1. Ontgrendelen 2. Achterklep openen
3. Paniekfunctie 4. "Approach"-verlichting
5. Vergrendelen 6. Sleutel in-/uitklappen
8302192m
Functies afstandsbediening
1. Ontgrendelen
Met knop (1) ontgrendelt u alle portieren, de
achterklep en de tankvulklep.
Servicesleutel*
De servicesleutel past alleen op het
bestuurdersportier en op het contactslot/
stuurslot.
*Alleen op bepaalde markten
87
Vergrendelen en ontgrendelen
Auto van de buitenzijde
vergrendelen en ontgrendelen
Met de hoofdsleutel of de bijbehorende
afstandsbediening kunnen alle portieren en de
achterklep van de buitenzijde tegelijkertijd wor-
den vergrendeld. De vergrendelingsknoppen en
portierhendels van de zijportieren zijn dan ont-
koppeld. Met de hoofdsleutel of de afstandsbe-
diening kunnen alle portieren en de achterklep
van de buitenzijde tegelijkertijd worden ont-
grendeld.
Wanneer u de auto van de buitenzijde vergren-
delt, wordt de tankvulklep pas na een vertra-
ging van 10 minuten vergrendeld.
8301395M
Auto van de binnenzijde
vergrendelen en
ontgrendelen
Alle portieren en de achterklep kunnen
tegelijkertijd worden ontgrendeld en vergren-
deld met de schakelaars op het portierpaneel
(op voorwaarde dat de auto met de hoofdsleutel
geopend werd).
U kunt alle portieren ook ieder apart vergrende-
len met de vergrendelingsknop en ontgrendelen
met de handgreep.
Het bovenstaande geldt, zolang u de auto niet
van de buitenzijde hebt vergrendeld!
4. “Approach”-verlichting
Doe het volgende, wanneer u op de auto
toeloopt:
Druk op de gele knop (4) van uw afstandsbe-
diening.
De interieurverlichting, de breedtelichten/
parkeerlichten, de kentekenplaatverlichting en
de lampjes in de buitenspiegels (extra) gaan
branden. Als er een aanhanger achter de auto
hangt, gaat ook de verlichting van de aan-
hanger branden. De lampen blijven 30, 60 of
90 seconden branden. In een erkende Volvo-
werkplaats kunt u een passende inschakelduur
laten instellen.
Doe het volgende om de Approach-verlich-
ting uit te schakelen:
Druk nogmaals op de gele knop van uw
afstandsbediening.
5. Vergrendelen
Met knop (5) vergrendelt u alle portieren, de
achterklep en de tankvulklep.
Voor de tankvulklep geldt een vertraging van
ca. 10 minuten.
6. Sleutel in-/uitklappen
U kunt de sleutel inklappen door knop (6) in te
drukken, terwijl u het mechanische gedeelte
inklapt.
De ingeklapte sleutel wordt automatisch
uitgeklapt met een druk op de knop.
8302186
m
88
Vergrendelen en ontgrendelen
Batterij vervangen
Als de sloten vanaf de gebruikelijke afstand niet
meer reageren op signalen van de afstandsbe-
diening moet de batterij worden vervangen:
· Haal de afdekking los door deze met een
smalle schroevendraaier aan de achterkant
voorzichtig open te wrikken.
· Vervang de batterij (type CR 2032, 3 volt)
en zorg dat de pluspool omhoogwijst. Kom
niet met uw vingers aan de polen van de
batterij of de contactvlakken.
· Plaats de afdekking terug. Zorg dat het
afdichtrubber goed zit en intact is, zodat er
geen vocht kan binnendingen.
· Geef de lege batterij af bij uw Volvo-dealer,
zodat de batterij op milieuvriendelijke wijze
wordt verwerkt.
8302195
m
Handschoenenkastje
vergrendelen
U kunt het handschoenenkastje met de hoofd-
sleutel vergrendelen.
Automatische
hervergrendeling
Als geen van de portieren noch de achterklep
binnen twee minuten na het ontgrendelen van
de buitenzijde met de afstandsbediening
worden geopend, dan worden alle sloten
automatisch weer vergrendeld. Deze functie
voorkomt dat u de auto per ongeluk onver-
grendeld achterlaat.
Voor autos met alarm, zie pagina 91.
Automatische vergrendeling
(extra)
De portieren worden automatisch vergrendeld
wanneer de snelheid van de auto oploopt tot een
waarde hoger dan 7 km/h. De portieren blijven
vergrendeld, totdat er een portier van de
binnenzijde wordt geopend of met behulp van
de knoppen voor centrale vergrendeling wordt
ontgrendeld.
Achterklep vergrendelen/
ontgrendelen met de
afstandsbediening
Als u alleen de achterklep wilt ontgrendelen:
druk tweemaal binnen 3 seconden langzaam
op de knop voor de achterklep op de afstands-
bediening (zie afbeelding). Als alle portieren
vergrendeld zijn wanneer u de achterklep sluit,
dan blijft de achterklep na het sluiten onver-
grendeld staan. De klep is tevens buitengesloten
van het alarm.
De resterende portieren zijn wel opgenomen in
het alarm en blijven vergrendeld. Om de
achterklep na het sluiten in het alarm te
betrekken en deze te vergrendelen moet u de
knop LOCK nogmaals indrukken.
N.B. Automatische vergrendeling:
Als u de achterklep met deze knop weliswaar
ontgrendelt maar niet opent, wordt de klep na
ca. 2 minuten automatisch weer vergrendeld.
Als u de achterklep echter opent en sluit, werkt
de automatische vergrendelingsfunctie niet.
Achterklep handmatig
openen
Druk op de openingsknop op de achterklep.
89
Wanneer het donker is, Safelock-functie
Safelock-functie*
Bij activering van de safelockfunctie kunnen de
portieren niet van binnenuit worden geopend
als ze vergrendeld zijn. De safelock-functie kan
alleen van de buitenzijde worden geactiveerd
door het bestuurdersportier te vergrendelen met
de sleutel of met de afstandsbediening. Alle
portieren moeten zijn gesloten, voordat u de
Safelock-functie kunt activeren. De portieren
kunnen nu niet van binnenuit worden geopend.
De portieren kunnen nu niet van binnenuit
worden geopend. De auto kan alleen van de
buitenzijde worden geopend via het bestuurder-
sportier of met de afstandsbediening.
De portieren van de auto zijn niet van buitenaf
te openen door manipulatie van de vergrende-
lingsknoppen.
De Safelock-functie treedt 25 seconden na het
sluiten van de portieren in werking.
“Safelock”-functie tijdelijk
deactiveren
Als er iemand in de auto wil achterblijven en u
toch de portieren van buitenaf wilt vergrende-
len, kan de safelock-functie gedeactiveerd wor-
den. Tussen het uit stand II draaien van de con-
tactsleutel en het vergrendelen van de auto, of
zolang de voeding van de middenconsole is
ingeschakeld, kan de knop op elk willekeurig
moment worden ingedrukt. De LED in de knop
gaat branden en zal pas doven wanneer u de
auto met uw sleutel of de afstandsbediening
vergrendelt. Er verschijnt een bericht dat aange-
geven wordt zolang de sleutel in het contact zit.
De safelock-functie is daarmee gedeactiveerd.
De volgende keer dat u het contact aanzet,
wordt de safelock-functie weer geactiveerd.
WAARSCHUWING!
Laat niemand in de auto zitten zonder dat de
safelock-functie gedeactiveerd is.
3602376m
Wanneer het donker is
Approach-verlichting
Doe het volgende, wanneer u de auto nadert:
· Druk op de gele knop van uw afstandsbe-
diening.
De interieurverlichting, de breedtelichten/
parkeerlichten, de kentekenplaatverlichting en
de lampjes in de buitenspiegels (bepaalde
modellen) gaan branden
* Bepaalde landen
90
Bedieningscilinder kinderslot,
linker achterportier
Kinderslot
Bedieningscilinder kinderslot,
rechter achterportier
WAARSCHUWING!
Let erop dat de achterpassagiers de
portieren niet van de binnenzijde kunnen
openen, als u het kinderslot hebt geactive-
erd. Houd de vergrendelingsknoppen
van de portieren tijdens het rijden
omhoog! Bij ongelukken kunnen hulpver-
leners de portieren dan van de buitenzijde
openen.
Elektrische kindersloten
Elektrische kindersloten
achterste zijportieren (extra)
Gebruik de knop in de middenconsole om het
kinderslot op de achterportieren in of uit te
schakelen. Het contactslot moet daarbij in stand
I of II staan. De LED in de knop brandt om aan
te geven dat het kindersloten is ingeschakeld. Er
verschijnt tevens een melding op het display,
wanneer u het kinderslot in- of uitschakelt.
N.B. Zolang de elektrische kindersloten zijn
ingeschakeld, kunnen de achterste zijramen niet
vanaf de binnenzijde worden geopend.
N.B. Op auto's met elektrische kindersloten
zitten geen handmatige kindersloten op de
achterste zijportieren.
Handmatig kinderslot,
achterportieren
De bedieningscilinders van de kindersloten
vindt u achter op de korte kant van de achterpor-
tieren, zodat ze alleen bereikbaar zijn wanneer
de portieren openstaan. Gebruik de contactsleu-
tel van de auto om de bedieningscilinder te
verdraaien en zo de kindersloten in of uit te
schakelen.
A. De portieren kunnen niet van de binnenzijde
worden geopend (naar buiten toe draaien).
B. De portieren kunnen wel van de binnenzijde
worden geopend (naar binnen toe draaien).
3602377m
B
A
8301235d
B
A
8301289d
91
Het alarmsysteem
Wanneer het alarm is ingeschakeld, worden alle beveiligde onderdelen
continu gecontroleerd. Het alarm gaat af, als:
· de motorkap wordt geopend;
· de achterklep wordt geopend;
· één van de zijportieren wordt geopend;
· het contactslot wordt omgedraaid met een verkeerde sleutel of wordt
gemanipuleerd;
· een beweging in het passagiersruimte wordt geregistreerd (accessoi-
re - bij autos met bewegingsmelder);
· de auto wordt opgetild of weggesleept (accessoire - bij autos met
niveausensor);
· de accukabel wordt ontkoppeld;
· iemand de sirene probeert uit te schakelen.
Inschakelen van het alarm
Druk op LOCK op de afstandsbediening. De auto geeft een lang
knippersignaal met de richtingaanwijzers als bevestiging dat het alarm is
ingeschakeld en dat alle portieren zijn gesloten. In bepaalde landen kan
de sleutel of de schakelaar in het bestuurdersportier worden gebruikt om
het alarm in te schakelen.
Automatische activering van het alarm
In bepaalde landen (zoals in België, Israël e.d.) wordt het alarm na enige
vertraging automatisch ingeschakeld, wanneer het bestuurdersportier
werd geopend en gesloten maar daarna niet werd vergrendeld.
Uitschakelen van het alarm
Druk op de knop UNLOCK van de afstandsbediening. De richtingaan-
wijzers van de auto geven twee korte lichtsignalen af ter bevestiging dat
het alarm is uitgeschakeld. In bepaalde landen kunt u het alarm ook met
de sleutel uitschakelen.
Alarm
Uitschakelen van geactiveerd alarm
Om het alarm uit te schakelen wanneer het eenmaal is afgegaan, moet u op
de knop UNLOCK van de afstandsbediening drukken. De richtingaanwij-
zers van de auto geven ter bevestiging twee korte lichtsignalen af.
Alarmsignalen
Een sirene met reservebatterij geeft de geluidssignalen voor het alarm af. De
geluidssignalen duren telkens 25 seconden.
Wanneer het alarm afgaat, gaan alle richtingaanwijzers 5 minuten lang
knipperen of korter wanneer u het alarm volgens de bovenstaande aanwij-
zingen eerder uitschakelt.
Automatische inschakeling van het alarm
Als geen van de portieren noch de achterklep binnen twee minuten na het
deactiveren van het alarm worden geopend terwijl u de auto met de afstands-
bediening hebt ontgrendeld, dan wordt het alarm automatisch weer geactive-
erd. Deze functie voorkomt dat u de auto per ongeluk kunt achterlaten met
het alarm uitgeschakeld.
92
Alarm
Aanduiding alarmstatus m.b.v. controlelampje
Een controlelampje (LED) bovenop het dashboard geeft de status van het
alarmsysteem aan:
· Het lampje brandt niet: Het alarm is uitgeschakeld.
· Het lampje licht eenmaal per twee seconden op: Het alarm is inge-
schakeld.
· Het lampje knippert snel vanaf het moment van uitschakelen van het
alarm tot het moment van inschakelen van het contact: Het alarm is
afgegaan.
· Als er een storing is opgetreden in het alarmsysteem, verschijnt er een
displaybericht met aanwijzingen voor de te nemen maatregelen.
BELANGRIJK!
Voer nooit zelf reparaties aan of wijzigingen in het alarmsysteem uit.
Dergelijke ingrepen kunnen van invloed zijn op de verzekeringsvoorwaar-
den.
3602415d
Sensoren tijdelijk deactiveren
Om te voorkomen dat het alarm afgaat wanneer u bijv. uw hond in de auto
achterlaat of gebruik maakt van een veerboot, kunt u de bewegingsmelder
en de niveausensor tijdelijk deactiveren. Wanneer u de contactsleutel uit
stand II draait, kunt u tot aan het moment van vergrendelen
of zolang de middenconsole spanning krijgt op de bovenstaande knop
drukken. De LED in de knop licht op en blijft branden, totdat u de auto
met de sleutel of de afstandsbediening vergrendelt. Er verschijnt een
bericht op het display zolang de sleutel in het contactslot steekt. De
volgende keer dat u het contact inschakelt, worden de sensoren weer
geactiveerd.
Als uw auto is uitgerust met de zogeheten safelock-functie, wordt ook
deze functie tegelijkertijd geactiveerd, zie pagina 89.
93
Alarm
Alarmsysteem testen
Test van de bewegingsmelder:
1. Open alle portierramen.
2. Activeer het alarm. De LED knippert langzaam om aan te geven dat het
alarm op scherp staat.
3. Wacht 30 seconden.
4. Test de bewegingsmelder in de passagiersruimte door een tas of iets
dergelijks van de stoelzitting te nemen. Het alarmsysteem moet
vervolgens geluids- en knippersignalen afgeven.
5. Deactiveer het alarm door de auto via de afstandsbediening te
ontgrendelen.
Test van de portieren:
1. Activeer het alarm.
2. Wacht 30 seconden.
3. Ontgrendel de auto met de sleutel in het bestuurdersportier.
4. Open één van de portieren. Het alarm moet daarbij afgaan.
5. Herhaal deze test voor het andere voorportier.
6. Deactiveer het alarm door de auto via de afstandsbediening te
ontgrendelen.
Test van de motorkap:
1. Ga in de auto zitten en deactiveer de bewegingsmelder zoals aange-
geven op pagina 92.
2. Activeer het alarm (blijf in de auto zitten en vergrendel de portieren
met de lock-knop op de afstandsbediening.
3. Wacht 30 seconden.
4. Ontgrendel de motorkap met de hendel onder het dashboard. Het alarm
moet vervolgens geluids- en lichtsignalen afgeven.
5. Deactiveer het alarm door de auto via de afstandsbediening te
ontgrendelen.
Test van de achterklep (als de achterklep voorzien is van een cilinders-
lot):
1. Activeer het alarm.
2. Wacht 30 seconden.
3. Ontgrendel de achterklep met behulp van de sleutel in het bestuurders-
portier.
4. Open de achterklep. Het alarm moet vervolgens geluids- en
lichtsignalen afgeven.
5. Deactiveer het alarm door de auto via de afstandsbediening te
ontgrendelen.
94
95
Starten, Rijden, Schakelen
Tankvulklep, Motor starten 96
Zuinig rijden 97
Motor starten 98
Handgeschakelde versnellingsbak 99
Automatische versnellingsbak 100
All Wheel Drive, Actief chassis, FOUR-C 102
Parkeerhulp 103
Slepen 105
Starten met hulpaccu 106
Rijden met een aanhanger 107
Lichtbundel aanpassen 116
BLIS - Blind Spot Information System 120
96
Tankvulklep, Motor starten
Brandstof tanken
De tankvuldop vindt u achter de tankvulklep in
het spatscherm rechtsachter.
Bij hoge buitentemperaturen kan er overdruk in
de brandstoftank ontstaan. Open de vuldop
langzaam. Giet niet te veel brandstof in de tank.
Haal het vulpistool na de eerste afslag uit de
opening! Bij een hoge buitentemperatuur kan
de tank overstromen, als deze te veel brandstof
bevat!
Breng na het tanken de tankvuldop weer aan en
draai deze zover dicht dat u één of meer klikken
hoort.
Tankvulklep openen
De tankvulklep is onvergrendeld en kan worden
geopend, wanneer de auto onvergrendeld is.
N.B. Wanneer u de auto van de buitenzijde
vergrendelt, wordt de tankvulklep pas na een
vertraging van 10 minuten vergrendeld.
2302129d
Start de motor als volgt
(benzine)
1 Trek de handrem (parkeerrem) aan.
2 Automatische versnellingsbak: Zet de
keuzehendel in stand P of N.
Handgeschakelde versnellingsbak: Zet
de versnellingspook in de vrijstand en trap
het koppelingspedaal volledig in. Dit is
vooral van belang bij strenge kou.
3 Draai de contactsleutel in de startstand. Als
de motor niet binnen 5 tot 10 seconden
aanslaat, moet u de sleutel loslaten en een
nieuwe startpoging doen.
Benzine tanken
N.B. Voeg nooit zelf schoonhoudende toevoe-
gingsmiddelen toe zonder het uitdrukkelijke
advies van een Volvo-werkplaats.
Belangrijk!
Giet benzinemodellen altijd met loodvrije
benzine vol om te voorkomen dat de katalysator
beschadigd raakt.
WAARSCHUWING!
Draag tijdens het tanken nooit een ingeschakel-
de mobiele telefoon bij u. Bij binnenkomst van
een gesprek kan het belsignaal aanleiding geven
tot vonkvorming en daarbij de brandstofdampen
ontsteken met gevaar voor brand en verwon-
dingen.
U start de motor als volgt
(diesel)
1. Trek de handrem (parkeerrem) aan.
2. Automatische versnellingsbak: Zet de
keuzehendel in stand P of N.
Handgeschakelde versnellingsbak: Zet de
versnellingspook in de vrijstand en trap het
koppelingspedaal volledig in. Dit is vooral
van belang bij strenge kou.
3. Draai de contactsleutel in de rijstand. Een
controlelampje op het instrumentenpaneel
licht op om aan te geven dat de voorgloei-
functie van de motor actief is. Draai de
sleutel in de startstand, wanneer het
controlelampje is gedoofd.
Diesel tanken
Bij lage temperaturen (–5°C tot –40°C) kan de
paraffine in de dieselolie uitvlokken, wat tot
startproblemen kan leiden. Zorg er daarom voor
dat u tijdens de wintermaanden speciale
winterbrandstof gebruikt.
N.B. Afhankelijk van de motortemperatuur kan
het tijdens de koude start gebeuren dat het
motortoerental van bepaalde motortypes - korte
tijd – iets hoger is dan normaal.
Dit omdat Volvo ernaar streeft de uitstoot te
beperken van stoffen die schadelijk zijn voor
het milieu door het uitlaatgasreinigingssysteem
van de motor zo snel mogelijk op bedrijfstem-
peratuur te brengen.
97
Rijd anticiperend
Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en
rustig rijdt en uw rijstijl en snelheid afstemt op
de heersende verkeerssituatie.
Let op het volgende:
· Laat de motor zo snel mogelijk op bedrijfs-
temperatuur komen! D.w.z. dat u de motor
niet stationair moet laten lopen, maar zo
snel mogelijk moet wegrijden en de motor
licht moet belasten.
· Een koude motor verbruikt meer brandstof
dan een warme.
· Laat de auto zoveel mogelijk staan voor de
kortere ritten, waarbij de motor niet op
temperatuur komt.
· Rijd rustig! Vermijd onnodig snel optrekken
en krachtig remmen.
· Laat zware lading niet onnodig lang in de
auto liggen.
· Gebruik geen winterbanden op sneeuwvri-
je en droge wegen.
· Verwijder de lastdrager, wanneer u deze
niet meer nodig hebt.
· Open de zijramen niet onnodig.
Immobilizer
Maak altijd gebruik van de juiste contactsleutel.
Let er bij het starten op dat de transponders van
de sleutels aan dezelfde sleutelbos niet tegen
elkaar aan hangen.
Zuinig rijden, Belangrijke tips!
Snelheidsafhankelijke
stuurbekrachtiging (extra)
Als de auto is uitgerust met snelheidsafhankelij-
ke stuurbekrachtiging, is de auto gemakkelijker
te besturen op lage snelheden zodat bijvoorbe-
eld het parkeren minder moeite kost.
Naarmate de snelheid hoger wordt nemen de
stuurkrachten toe, waardoor u een beter gevoel
met de weg krijgt.
Niet met een geopende
achterklep rijden!
Als u met een geopende achterklep rijdt,
kunnen er uitlaatgassen en daarmee ook giftig
koolmonoxide via de bagageruimte de auto in
worden gezogen. Als u echter toch een stukje
met een open achterklep moet rijden, moet u
het volgende doen:
· Doe alle ramen dicht.
· Stuur de lucht naar de voorruit en de vloer
en laat de ventilator op de hoogste snelheid
draaien.
De nieuwe auto - gladde
wegen
Het rijgedrag van de auto varieert afhankelijk
van de vraag of uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde of een automatische versnel-
lingsbak. Aarzel daarom niet om onder
gecontroleerde omstandigheden (zoals op een
slipbaan) te testen hoe de auto bij gladheid
reageert.
Accu niet overmatig belasten
De elektrische functies van de auto belasten de
accu in verschillende mate. Laat de contactsleu-
tel niet te lang achtereen in stand II staan,
wanneer u de motor hebt afgezet. Gebruik
liever stand I. Op die manier wordt er minder
stroom afgenomen.
De 12V-aansluiting in de bagageruimte levert
ook spanning, wanneer u de contactsleutel hebt
uitgenomen.
Voorbeelden van onderdelen/systemen die veel
stroom afnemen zijn:
· interieurventilator
· ruitenwissers
· audiosysteem
· parkeerlichten.
Let er tevens op dat de verschillende accessoi-
res het elektrische systeem belasten. Maak
daarom geen gebruik van functies die veel
stroom afnemen, wanneer u de motor hebt
afgezet. Als de accuspanning laag is, verschijnt
er een bericht op het display. Het bericht blijft
op het display staan, totdat de motor is aang-
eslagen. De energiebesparingsfunctie schakelt
bepaalde onderdelen/systemen uit of verlaagt de
belasting van de accu door bijv. de ventilators-
nelheid of het volume van het audiosysteem te
verlagen.
Laad de accu in dat geval op door de motor te
starten.
98
Motor starten
Voorkom oververhitting van
de motor en het koelsysteem
In speciale omstandigheden, bijv. op steile
hellingen en bij het vervoer van een zware
lading, bestaat het gevaar dat de motor en het
koelsysteem oververhit raken. Dit geldt in het
bijzonder bij warm weer.
Doe het volgende om oververhitting van het
koelsysteem te voorkomen:
· Houd een lage snelheid aan, wanneer u met
een aanhanger achter de auto een lange,
steile helling oprijdt.
· Schakel van tijd tot tijd de airconditioning
uit.
· Laat de motor bij voorkeur niet stationair
lopen.
· Na een zware rit moet u de motor niet
meteen afzetten, maar nog enige tijd
stationair laten lopen.
· Verwijder verstralers die voor de grille
zitten, als u bij extreem warm weer rijdt.
Doe het volgende om oververhitting van de
motor te voorkomen:
Laat de motor geen hogere toeren maken dan
4500 omw/min, wanneer u met een aanhanger
of caravan achter de auto in heuvelachtig
gebied rijdt. Als u dat wel doet, kan de
olietemperatuur te hoog oplopen.
Automatische
versnellingsbak
Adaptief systeem
De versnellingsbak wordt afgeregeld aan de
hand van een zogeheten adaptief schakelsyste-
em dat voortdurend leert hoe de versnellings-
bak zich gedraagt. Het systeem registreert de
manier waarop de versnellingsbak schakelt, zodat
er in elke situatie optimaal wordt geschakeld.
Lock-Up-functie
De versnellingen zijn voorzien van Lock-Up
(geblokkeerde versnellingen) om beter op de
motor te kunnen afremmen en het brandstofver-
bruik te verlagen.
Veiligheidssystemen
Auto's met een automatische versnellingsbak
zijn uitgerust met een aantal speciale vei-
ligheidssystemen:
Sleutelblokkering, “Keylock”
De keuzehendel moet in stand P staan om de
contactsleutel te kunnen uitnemen. In alle
andere standen is de sleutel geblokkeerd.
Parkeerstand (stand P)
Stilstaande auto met draaiende motor:Houd uw
voet op het rempedaal, terwijl u de keuzehendel
verzet.
Elektrische schakelblokkering,
“Shiftlock”
Parkeerstand (stand P)
Om de keuzehendel uit stand P te kunnen halen
moet de contactsleutel in stand I of II staan en
het rempedaal worden bediend.
Neutraalstand (stand N)
Om de keuzehendel uit stand N te kunnen halen
moet de contactsleutel in stand I of II staan en
het rempedaal worden bediend.
Koude start
Als u bij lage temperatuur wegrijdt, kan het
gebeuren dat de schakelingen stug aandoen. Dit
komt doordat de versnellingsbak bij lage
temperaturen stroperiger wordt.
Om de uitstoot van uitlaatgassen te beperken
schakelt de versnellingsbak later op dan
normaal, wanneer u bij lage temperaturen
wegrijdt.
Wanneer u met een koude motor wegrijdt,
schakelt de versnellingsbak bij een hoger
toerental op dan normaal. Zo komt de katalysa-
tor sneller op bedrijfstemperatuur.
“Kickdown”
Als u het gaspedaal volledig intrapt (tot voorbij
de normale volgasstand), schakelt de versnel-
lingsbak automatisch terug naar een lagere vers-
nelling. Dit is de kickdown.
Wanneer de maximale snelheid voor de inge-
schakelde versnelling is bereikt of wanneer u
het gaspedaal uit de kickdown-stand loslaat,
schakelt de versnellingsbak automatisch op.
Gebruik de kickdown om zo snel mogelijk te
accelereren zoals bij het inhalen. Om overtoeren
te voorkomen is het stuurprogramma van de
versnellingsbak voorzien van een terugschakel-
blokkering.
U kunt de kickdown" niet gebruiken zolang
de keuzehendel in een van de handmatige*
schakelstanden staat. Zet de keuzehendel in dat
geval eerst terug in de automatische schakel-
stand D.
* Geldt voor Geartronic.
99
Handgeschakelde versnellingsbak
Schakelstanden,
vijfversnellingsbak
Trap bij het schakelen het koppelingspedaal
volledig in. Laat uw voet tussen het schakelen
niet op het koppelingspedaal rusten! Houd u
aan het aangegeven schakelpatroon.
Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk te
houden, moet u zoveel mogelijk gebruik maken
van hoge versnellingen.
64
68
72
76
80 64
68
72
76
80
4302395n
M56
Blokkering
achteruitversnelling
Schakel de achteruitversnelling pas in,
wanneer de auto helemaal stilstaat.
Om de achteruitversnelling in te schakelen moet
u de versnellingspook eerst in de neutraalstand
zetten (tussen de 3de en 4de versnelling in).
Door de blokkering van de achteruitversnelling
kunt u de versnellingspook niet rechtstreeks
vanuit de stand voor de 5de versnelling in die
voor de achteruitversnelling zetten.
64
68
72
76
80 64
68
72
76
80
4301589e
M56
Schakelstanden
zesversnellingsbak
Trap het koppelingspedaal tijdens het schakelen
altijd zo ver mogelijk in. Haal uw voet na het
schakelen weer van het koppelingspedaal af!
Houdt u zich aan het aangegeven schakelpa-
troon.
Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk te
houden, moet u zoveel mogelijk gebruik maken
van hoge versnellingen.
4303288m
100
Keuzehendelstanden
Automatische versnellingsbak
D Rijstand
Stand D is de normale rijstand. De versnel-
lingsbak schakelt automatisch op en terug,
afhankelijk van de stand van het gaspedaal en
de snelheid. Zorg dat de auto stilstaat, voordat u
de keuzehendel vanuit stand R in stand D zet.
4 Lage versnellingsstand
Het op- en terugschakelen tussen de 1ste, 2de,
3de en 4de versnelling gebeurt automatisch.
Er wordt niet opgeschakeld naar de 5de
versnelling.
Stand 4 leent zich voor:
· het rijden in de bergen;
· het rijden met een aanhanger;
· een verhoogde mate van afremmen op de
motor.
3 Lage versnellingsstand
Het op- en terugschakelen tussen de 1ste, 2de
en 3de versnelling gebeurt automatisch.
Er wordt niet opgeschakeld naar de 4d
versnelling.
Stand 3 leent zich voor:
· het rijden in de bergen;
· het rijden met een aanhanger;
· een verhoogde mate van afremmen op de
motor.
L Lage versnelling
Zet de keuzehendel in stand L, als u in de 1ste
of 2de versnelling wilt rijden. Bij het rijden in
de bergen is de motorrem het krachtigst met de
keuzehendel in stand L.
P Parkeerstand
Zet de keuzehendel in de parkeerstand, wanneer
u de motor start of de auto parkeert.
Voor het inschakelen van de P-stand moet
de auto stilstaan!
In stand P wordt de versnellingsbak mechanisch
vergeblokkeerd. Trek na het parkeren altijd de
handrem aan!
R Achteruitrijstand
Zet de keuzehendel alleen in stand R,
wanneer de auto stilstaat!
N Neutraalstand
Stand N is de neutraalstand. In deze stand kunt u de
motor starten, maar er is geen versnelling ingeschak-
eld. Trek de handrem aan, wanneer de auto stilstaat
en de keuzehendel in stand N staat.
W Winter-
programma
Met de knop W bij de
keuzehendel schakelt u het
winterprogramma W in of
uit. Bij inschakeling van
het winterprogramma licht
het lampje W op het
instrumentenpaneel op. In het winterprogramma
geldt de 3de versnelling als wegrijversnelling
om bij gladheid gemakkelijker weg te kunnen
komen. In het winterprogramma worden de
lagere versnellingen alleen bij kickdown
ingeschakeld.
Het winterprogramma W is alleen te selecteren
met de keuzehendel in stand D.
* Op V70 R met Geartronic zit de knop S.
101
Mechanische schakelblokkering
U kunt de hendel altijd ongehinderd heen en
weer halen tussen de stand N en D. Om de
hendel in één van de overige standen te zetten,
moet u een blokkering opheffen door op de
blokkeerknop op de keuzehendel te drukken.
Wanneer u de blokkeerknop indrukt, kunt u de
hendel vooruit of achteruit bewegen tussen de
verschillende schakelstanden.
Automatische versnellingsbak
4302106d
Geartronic*
Op V70R met Geartronic zit er een S-knop bij
de keuzehendel in plaats van een W-knop. Met
de knop S schakelt u het sportprogramma van de
64
68
72
76
80 64
68
72
76
80
4303307n
4301647d
versnellingsbak in of uit. Een brandende LED in
de knop geeft aan dat het programma actief is.
Het sportprogramma levert een sportiever rijge-
drag op en maakt het mogelijk om hogere toeren
te maken in de versnellingen. De motor reageert
bovendien sneller op de commando's die u met
het gaspedaal geeft. Bij inschakeling van het
sportprogramma wordt tevens de voorkeur ge-
geven aan de lagere versnellingen, zodat er met
enige vertraging wordt opgeschakeld.
Handmatige schakelstanden,
Geartronic
Als u vanuit de automatische rijstand D wilt
overgaan op de handmatige schakelstand, moet
u de hendel naar rechts halen. Om vanuit stand
MAN naar de automatische rijstand D te gaan,
moet u de hendel naar links in stand D zetten.
*Geartronic behoort tot de standaarduitrusting van
de V70 R.
De 3de versnelling is de hoogste versnelling die
u als wegrijversnelling kunt gebruiken.
Tijdens het rijden
De handmatige schakelstanden kunnen op elk
moment tijdens het rijden ingeschakeld worden.
De ingeschakelde versnelling is geblokkeerd,
totdat u een andere versnelling kiest. De ver-
snellingsbak schakelt alleen automatisch terug,
als u uw snelheid drastisch verlaagt.
Als u de keuzehendel naar de (min) beweegt,
schakelt de versnellingsbak automatisch een
versnelling terug terwijl er op de motor afge-
remd wordt. Als u de versnellingshendel naar
de + (plus) beweegt, schakelt de versnellings-
bak een versnelling op. Kickdown is niet mo-
gelijk in een handmatige schakelstand.
Keuzehendel automatische versnellingsbak Geartronic Keuzehendel Geartronic
102
Vierwielaandrijving, AWD (All Wheel Drive), Actief chassis, FOUR-C
Vierwielaandrijving, AWD
(extra)
De vierwielaandrijving is permanent ingeschak-
eld. Bij vierwielaandrijving worden alle vier de
wielen van de auto tegelijk aangedreven. Het
motorkoppel wordt automatisch over de voor-
en achterwielen verdeeld. Een elektronisch
gestuurd koppelingssysteem verdeelt het ver-
mogen over het wielpaar dat op dat moment de
beste grip op het wegdek heeft. Dit om optimale
wegligging te verkrijgen en te voorkomen dat
de wielen doorslippen.
Bij normaal rijden worden de voorwielen naar
verhouding iets sterker aangedreven dan de
achterwielen.
Deze verbeterde vorm van aandrijving verhoogt
de rijveiligheid tijdens regen en sneeuwval en
bij ijzel.
Actief chassis FOUR-C*
(extra)
De auto is uitgerust met een zeer geavanceerd
actief chassissysteem FOUR C (Continuous-
ly Controlled Chassis Concept) - dat elektron-
isch gestuurd is. Het systeem werkt op basis
van enkele sensoren die continu de bewegingen
en reacties van de auto in de gaten houden, zo-
als de verticale en zijdelingse versnelling, de
rijsnelheid en de wielbewegingen.
De regeleenheid van FOUR-C analyseert
gegevens afkomstig van de sensoren en regelt
zo nodig de schokdemperinstellingen tot
500 keer per seconde bij. Dit levert een
uitermate snelle en nauwkeurige afregeling van
elk van de schokdempers op.
Dit verklaart de verschillen in
de chassiseigenschappen.
Het systeem biedt u de
mogelijkheid om de chassisei-
genschappen van de auto aan
te passen, wanneer er
wijzigingen in het wegdek optreden of als u van
rijstijl verandert. Deze aanpassing neemt slechts
enkele milliseconden in beslag.Hoe de motor op
het gaspedaal reageert hangt af van de geselecteer-
de chassisstand.
Comfort
In de stand Comfort is de vering van het
chassis dusdanig afgestemd, dat de carrosserie
niets van de oneffenheden in het wegdek merkt
en de auto als het ware over de weg zweeft. De
schokdemping is soepeler dan normaal,
waardoor de bewegingen van de carrosserie
minimaal zijn. Deze stand wordt aanbevolen
tijdens lange ritten en bij gladheid.
Wanneer u het contact uitschakelt na een rit in
de stand Comfort, zal de volgende keer dat u
het contact inschakelt dezelfde stand worden
aangehouden.
Sport
In de stand Sport reageert de auto sneller op de
bewegingen van het stuurwiel dan in de stand
Comfort. De vering is stugger en de carrosserie
volgt het wegdek om bij het snelle bochtenwerk
de mate van overhellen te beperken. De auto
doet sportiever aan.
Wanneer u het contact uitschakelt na een rit in
de stand Sport, zal de volgende keer dat u het
contact inschakelt dezelfde stand worden
aangehouden.
Advanced*
In de stand Advanced zijn de bewegingen van
de schokdempers minimaal en geoptimaliseerd
voor maximale grip en minimale overhelling in
bochten. U wordt geadviseerd deze stand alleen
te activeren op zeer rechte en vlakke wegen. De
auto reageert sneller op het bijgeven van gas en
de automatische versnellingsbak hanteert een
sportier schakelpatroon. Wanneer u het contact
uitschakelt na een rit in de stand Advanced, zal
de volgende keer dat u het contact inschakelt de
stand Sport worden aangehouden.
* Geldt voor de V70 R
3603554m
Schakelaars V70 R
103
Parking Support (extra)
3603495m
3602947r
“Parking Support” voor- en achterzijde
Algemene informatie
De Parking Support (parkeerhulp) is bedoeld
als hulpmiddel tijdens het parkeren. Geluidssig-
nalen geven de afstand tot een waargenomen
obstakel aan. Hoe dichter u het obstakel achter
of voor* de auto nadert, des te sneller volgen de
geluidssignalen elkaar op.
Bij een afstand van ca. 30 cm bestaat het geluids-
signaal uit een ononderbroken toon. Als er zowel
voor als achter* auto obstakels binnen deze
afstand liggen, komen de geluidssignalen
beurtelings uit de luidsprekers voor- en achterin.
Wanneer u ondertussen naar een andere gelu-
* Op voorwaarde dat er aan voor- en achterzij-
de sensoren voor Parking Support zijn
aangebracht.
idsbron van het audiosysteem luistert, wordt het
volume daarvan tijdelijk verlaagd.
Het systeem is altijd actief bij het starten van de
motor.
Parkeerhulp voorzijde
Het meetbereik strekt tot ca. 0,8 m recht voor de
auto.Het bericht PARK.HULP ACTIEF
verschijnt op het audiodisplay, wanneer de
sensoren op een obstakel voor de auto reageren.
Het is niet mogelijk de parkeerhulp te combine-
ren met verstralers, omdat de sensoren op de
verstralers reageren.
Parkeerhulp achterzijde
Het meetbereik strekt tot ca. 1,5 m recht achter
de auto.Het bericht PARK.HULP ACTIEF
verschijnt op het audiodisplay, wanneer u de
achteruitversnelling inschakelt.Bij gebruik van
een aanhanger of een fietsdrager op de trekhaak
moet u het systeem uitschakelen. Als u dat niet
doet, reageren de sensoren op de aanhanger/
fietsdrager.
De parkeerhulp wordt automatisch uitgeschak-
eld, wanneer u een aanhanger achter de auto
hebt hangen die met een originele aanhangerka-
bel van Volvo aangesloten is.
Parkeerhulp uitschakelen/
opnieuw inschakelen
U kunt de parkeerhulp uitschakelen met de
knop op het schakelaarpaneel, waarna de LED
in de schakelaar dooft. De parkeerhulp is weer
actief, wanneer u nogmaals op de schakelaar
drukt en de LED brandt.
Parkeerhulp voorzijde
De parkeerhulpsensoren aan voorzijde zijn
actief bij snelheden tot 15 km/h, zelfs tijdens het
achteruitrijden. De geluidssignalen komen uit
de luidspreker voorin.
Parkeerhulp achterzijde
De parkeerhulpsensoren aan de achterzijde
worden geactiveerd bij het inschakelen van de
achteruitversnelling. De geluidssignalen komen
uit de luidspreker achterin.
WAARSCHUWING!
Hoewel de parkeerhulp handig is bij het
parkeren, bent u nog altijd schadeplichtig
bij eventuele fouten.
Wanneer er obstakels in de dode hoeken
van de sensoren zitten, zal het systeem ze
niet kunnen ontdekken. Houd kinderen en
dieren in de buurt van de auto in de gaten.
104
3603503m
Parkeerhulp
Aanduiding voor systeemstoringen
Het informatiesymbool brandt
continu
PARK.HULP SERVICE
VEREIST verschijnt op het
informatiedisplay in het midden
van het instrumentenpaneel.
Sensoren voor parkeerhulp
Sensoren schoonmaken
De sensoren werken alleen naar behoren,
wanneer u ze regelmatig schoonmaakt. Reinig
ze met water en autoshampoo.
De sensoren kunnen reageren op een laag
sneeuw en ijs.
105
Slepen, algemene informatie
Sleepoog, vóór Sleepoog, achter
A
B
C
8600422M
Als de auto gesleept moet
worden
· Hef het stuurslot op, zodat u de auto kunt
besturen.
· Let erop dat u maximaal toegestane
snelheid aanhoudt.
· Let erop dat de rem- en stuurbekrachtiging
niet werken, als u de motor hebt afgezet! U
moet ongeveer vijfmaal zo hard op het
rempedaal trappen en de auto stuurt
aanzienlijk zwaarder.
· Rijd rustig. Houd de sleepkabel gespannen
om schokkende bewegingen te voorkomen.
Modellen met een automatische versnel-
lingsbak
· Zorg dat de keuzehendel in stand N staat.
· De snelheidslimiet voor het wegslepen van
een auto met automatische versnellingsbak is
80 km/h. U mag de auto over een afstand
van maximaal 80 km verslepen.
· Autos met een automatische versnellings-
bak mogen alleen vooruit worden wegges-
leept.
· U kunt de motor niet op gang trekken. Voor
Starten met hulpaccu, zie de volgende
pagina.
Motor sleepstarten
Als u een auto met een handgeschakelde vers-
nellingsbak probeert aan te slepen, kan de kata-
lysator beschadigd raken. Autos met automa-
tische versnellingsbak kunnen niet worden
gestart door de auto te slepen. Als de accu leeg
is moet u een hulpaccu gebruiken.
* De opening in de afdekking kan variëren
afhankelijk van de variant.
** (bepaalde modellen) Om het sleepoog in de
achterbumper te bevestigen moet u eerst de
kunststof schroef uit de console voor het ach-
terste sleepoog verwijderen. Gebruik de wiels-
leutel om de kunststof schroef los te draaien.
Draai de kunststof schroef na gebruik van het
sleepoog weer vast.
Sleepoog
Het sleepoog vindt u in de gereedschapstas in de
bagageruimte. Schroef het sleepoog op zijn plaats
vóór het slepen. De aansluitingen en afdekkingen
voor het sleepoog bevinden zich aan de rechter-
zijde van de voor- en achterbumpers.
Ga als volgt te werk om een afdekking te
verwijderen:
A. Haal de onderkant van de afdekking*
voorzichtig los met bijv. een muntstuk.
B. Schroef het sleepoog tot** aan de flens vast
(C). Maak bij voorkeur gebruik van de
wielmoersleutel.
Draai het sleepoog na gebruik los en plaats de
afdekking terug.
Slepen
N.B. Het sleepoog mag alleen worden gebruikt
voor het slepen van een auto over de weg en
niet om een auto te bergen wanneer deze bij-
voorbeeld in een sloot is gereden. Voor ber-
gingswerkzaamheden dient professionele hulp
te worden ingeroepen.
106
Starten met hulpaccu
Start de auto als volgt met een hulpaccu
Als de accu om wat voor reden dan ook ontladen is, kunt u stroom
lenen van een losse reserveaccu of van een accu in een andere auto om
op die manier de motor te starten. Controleer altijd of de accuklemmen
goed vastzitten en of er geen vonken ontstaan tijdens de startpogingen.
Om explosiegevaar te voorkomen adviseren wij u de volgende aanwij-
zingen nauwkeurig op te volgen:
· Draai de contactsleutel in stand 0.
· Zorg dat de hulpaccu een spanning van 12 volt levert.
· Als de hulpaccu zich in een andere auto bevindt, moet u de motor van
deze auto afzetten en zorgen dat de twee autos elkaar niet kunnen raken.
· Sluit de rode kabel aan tussen de pluspool van de hulpaccu (1+) en de
rode aansluiting in de motorruimte van uw auto (2+).
Bevestig de klem aan het contactpunt dat onder een klein zwart luikje
met een plusteken erop zit. Het luikje vormt één geheel met het deksel
van het zekeringenkastje.
Sleepoog dieselmotor
(onder de motorkap rechts
in de motorruimte)
· Sluit de ene klem van de zwarte kabel aan op de minpool (3-) van de
hulpaccu.
· Bevestig de andere klem van de zwarte kabel aan de sleepogen van uw
auto, 4- in de afbeelding.
· Start de motor van de hulpauto. Laat de motor enkele minuten
draaien op een toerental dat iets hoger ligt dan normaal,
1500 omw/min.
· Start de motor van de auto met de uitgeputte accu.
· N.B. Beweeg de klemmen niet tijdens de startpoging (kans op
vonkvorming).
· Verwijder de kabels in omgekeerde volgorde.
3100088m
WAARSCHUWING!
Accu's kunnen het zeer explosieve knalgas
produceren. Een enkele vonk, veroorzaakt
door een onjuiste aansluiting van de startka-
bels, is voldoende om de accu tot ontploffing
te brengen, en zo schade aan de auto en letsel
te veroorzaken.
Accu's bevatten tevens zwavelzuur, wat
ernstige verwondingen door etsing kan
veroorzaken.
Als u accuzuur in uw ogen krijgt of op uw
huid of kleren morst, moet u onmiddellijk
met grote hoeveelheden water spoelen. Neem
onmiddellijk contact op met een arts, als u
accuzuur in uw ogen krijgt.
107
Rijden met een aanhanger
Rijden met een aanhanger
· De trekhaak van de auto moet van een goedgekeurd type zijn. Uw
Volvo-dealer kan u informeren over de mogelijke trekhaken.
· Verdeel de lading in de aanhanger dusdanig, dat het gewicht op de
trekhaak bij aanhangers tot 1200 kg ongeveer 50 kg en bij aanhangers
zwaarder dan 1200 kg ongeveer 75 kg bedraagt.
· Verhoog de bandenspanning tot de druk die geldt voor maximale
belasting. Raadpleeg de bandenspanningstabel!
· Maak de trekhaak regelmatig schoon en vet de kogel* en alle
bewegende delen in om onnodige slijtage te voorkomen.
· Rijd niet met een zware aanhanger, wanneer de auto nog helemaal
nieuw is! Wacht hiermee totdat de auto ten minste 1000 kilometer
heeft gereden.
· Bij het afdalen op lange en steile hellingen worden de remmen veel
zwaarder belast dan normaal. Schakel dan terug naar een lagere
versnelling en pas uw snelheid aan.
· Wanneer de auto bij warm weer zwaar belast wordt, kunnen de motor
en de versnellingsbak oververhit raken. Bij oververhitting slaat de
temperatuurmeter in het instrumentenpaneel tot in het rode gebied uit.
Breng de auto dan tot stilstand en laat de motor enkele minuten
afkoelen.
· Bij oververhitting schakelt de airconditioning zichzelf automatisch
tijdelijk uit.
· Bij oververhitting schakelt de versnellingsbak een ingebouwde
beschermingsfunctie in. Zie het displaybericht!
· Bij het gebruik van een aanhanger wordt de motor zwaarder dan
normaal belast.
· Rijd om veiligheidsredenen niet sneller dan 80 km/h, ook al staat de
wetgeving in bepaalde landen een hogere snelheid toe.
* Geldt niet voor een kogel met trillingsdemper.
Rijden met een aanhanger, automatische
versnellingsbak
· Trek bij het parkeren op hellingen eerst de handrem aan, voordat u de
keuzehendel in stand P zet. Zet bij het wegrijden op een helling eerst
de keuzehendel in de rijstand en haal de auto vervolgens van de
handrem.
· Kies op steile hellingen of in langzaam rijdend verkeer de juiste
lageversnellingsstand. Zo voorkomt u dat de automatische versnel-
lingsbak opschakelt. De versnellingsbakolie wordt dan minder warm.
· Als uw auto is uitgerust met een Geartronic-versnellingsbak, moet u
geen hogere handmatige versnelling inschakelen dan de motor
"aankan". Rijden in hoge versnellingen is niet altijd zuinig.
N.B. Sommige modellen moeten worden uitgerust met een oliekoeler om
met aanhangers te rijden. Informeer daarom bij de dichtstbijzijnde Volvo-
dealer of er een oliekoeler nodig is, als u een trekhaak achteraf monteert.
· Het maximaal toelaatbare gewicht voor een ongeremde aanhanger
bedraagt 750 kg.
· Zet de keuzehendel bij het parkeren met een aanhanger altijd in stand P
(automatische versnellingsbak) of schakel een versnelling in (handge-
schakelde versnellingsbak). Als u parkeert op steile hellingen, plaats
dan altijd blokken onder de wielen.
· Gebruik bij voorkeur geen aanhangers die zwaarder zijn dan 1200 kg
bij hellingspercentages van meer dan 12%. Bij hellingspercentages van
meer dan 15% ontraden wij het gebruik van een aanhanger.
108
Rijden met een aanhanger
0300202M
Niveauregeling
Als uw auto is uitgerust met automatische niveauregeling, neemt de
achtertrein tijdens het rijden altijd de juiste rijhoogte aan ongeacht de
belading. Wanneer de auto stilstaat, zakt de achtertrein omlaag. Dit is
volkomen normaal. Bij het wegrijden met lading wordt het niveau na enige
tijd rijden naar boven toe bijgesteld.
N.B. De onderstaande maximaal toelaatbare aanhangergewichten
zijn door Volvo Car Corporation bepaald. Let erop dat er op grond
van de wetgeving voor motorvoertuigen in uw land
verdere beperkingen van de maximale aanhangergewichten en
snelheden kunnen gelden.
Het is mogelijk dat de trekhaak gespecificeerd is voor hogere
gewichten dan het aanhangergewicht van de auto.
Maximaal toelaatbaar Aanbevolen kogeldruk
aanhangergewicht
voor geremde aanhangers
01200 kg ............................................. 50 kg
12011600 kg ....................................... 75 kg
16011800 kg ....................................... 50 kg
WAARSCHUWING!
Als u de vermelde aanbevelingen niet opvolgt, kan de combinatie
van auto plus aanhanger onbestuurbaar worden bij uitwijk en remmano-
euvres, met alle risicos van dien voor uzelf en de overige weggebruikers.
109
Trekhaak
IMG-201504
Aanhangerkabel
Als de trekhaak van de auto een 13-polig
elektrisch contact heeft en de aanhanger een
7-polig contact, hebt u een adapter nodig.
Gebruik een door Volvo goedgekeurde
adapterkabel. Zorg dat de kabel niet over de
grond sleept.
Trekhaken
U moet de kogel regelmatig schoonmaken en
met vet insmeren. Wanneer u een trekhaak met
trillingsdemper gebruikt, hoeft de kogel niet te
worden ingevet.
Als de auto is uitgerust met een afneembare
trekhaak, moeten de montagevoorschriften voor
het monteren van het kogelsegment zorgvuldig
worden opgevolgd (zie pagina 111).
N.B. Neem na gebruik altijd het kogelsegment
los. Bewaar het in de bagageruimte.
WAARSCHUWING!
Let erop dat u de veiligheidskabel van de
aanhanger aan de daarvoor bestemde bevesti-
ging vastmaakt.
WAARSCHUWING!
Let op het volgende als uw auto is uitgerust
met de afneembare trekhaak van Volvo:
· Volg de montagevoorschriften voor het
kogelsegment zorgvuldig op.
· Zorg dat het kogelsegment met de sleutel
vergrendeld is voordat u begint te rijden.
· Controleer of het controlevenster groen van
kleur is.
110
8902085m
A
8902084m
Trekhaak
Afstand A in de
bovenstaande afbeelding:
Vaste trekhaak
V70/V70 AWD: 1094 mm
XC70: 1125 mm
Maximale kogeldruk: 75 kg
Afstand B op de
bovenstaande afbeelding:
V70/V70 AWD: 70 mm
XC70: 70 mm
B
Bevestigingspunten
onder de auto
111
Afneembare trekhaak, kogelsegment monteren
IMG-20418
0
IMG-2041
8
8903789j
Kogelsegment monteren
1. Verwijder de beschermkap.
2. Controleer of het mechanisme in de
ontgrendelde stand staat door de sleutel
rechtsom te draaien.
3. Controleer of het controlevenster (3) rood
van kleur is.
Als het venster niet rood van kleur is, moet
u (1) indrukken en de borgknop rechtsom
(2) draaien totdat u een klik hoort.
112
IMG-2041
8
IMG-2041
8
IMG-2041
8
IMG-204191
4. Breng het kogelsegment aan en duw het
naar binnen totdat u een klik hoort.
N.B. De veiligheidskabel van de aanhanger
moet aan de bevestiging van de trekhaak
worden vastgemaakt.
5. Controleer of het controlevenster groen van
kleur is.
6. Draai de sleutel linksom in de vergrendelde
stand. Neem de sleutel uit het slot.
7. N.B. Controleer of het kogelsegment vastzit
door het naar boven, naar beneden en naar
achteren te trekken.
Afneembare trekhaak, kogelsegment monteren
8903891
Als het kogelsegment niet juist zit, moet u het
verwijderen en het opnieuw monteren zoals
eerder werd beschreven.
113
Afneembare trekhaak, kogelsegment demonteren
IMG-2041
8
IMG-20418
8
IMG-2041
8
IMG-20419
0
1. Steek de sleutel in het slot en draai deze
rechtsom in de ontgrendelde stand.
2. Druk de vergrendelingsknop in en draai
deze linksom totdat u een klik hoort.
3. Draai de vergrendelingsknop volledig
omlaag, totdat deze niet verder kan. Houd
de knop in deze stand vast, terwijl u het
kogelsegment schuin naar achteren toe
omhoogtrekt.
4. Duw de beschermkap erop.
114
Dekkap van de lastdrager
Gebruik bij voorkeur de nok aan het uiteinde
van de momentsleutel (zie afbeelding) of de
contactsleutel om de kap vast te draaien. Een
kwartslag draaien.
8901671d
Lading op het dak, dakrelingen (rails) en lastdragers
Lastdrager monteren
Zorg dat de lastdrager goed om de beide
dakrelingen heen vastklemt. Schroef de
lastdrager vervolgens vast. Maak gebruik van
de bijgeleverde momentsleutel om de schroeven
tot aan het merkje op de sleutel vast te draaien
(overeenkomend met een moment van
6 Nm). Zie de afbeelding!
Positie van de lastdrager
Zorg dat u de lastdragers in de juiste positie op
de dakrelingen (rails) aanbrengt. U kunt de
lastdragers in iedere gewenste stand over de
volle lengte van de dakrelingen aanbrengen.
Wanneer u geen lading op het dak vervoert,
moet u de voorste lasdrager ca. 50 mm voor de
middelste dakbevestiging aanbrengen en de
achterste lastdrager ca. 35 mm voor de
achterste dakbevestiging (zie bovenstaande
afbeelding) om de rijwindgeluiden te beperken.
8901878m
8901672m
115
Lastdragers Lading op het dak
Lading vervoeren
Algemene informatie
Het laadvermogen is afhankelijk van de extra
accessoires die op de auto gemonteerd zijn
zoals een trekhaak (een kogeldruk van 75 kg bij
een aangekoppelde aanhanger), lastdragers,
skibox e.d. en het totaalgewicht van de
inzittenden. Het laadvermogen van de auto moet
worden verminderd met het gewicht van het
aantal passagiers
WAARSCHUWING!
Afhankelijk van de belading van de auto en
het zwaartepunt van de lading treden er wij-
zigingen in de rijeigenschappen op.
Lastdragers
1. Zorg dat u de lastdrager in de juiste positie
aanbrengt (zie de aanduiding op de sticker
onder de dekkap).
2. Zorg dat de paspennen in de geleidegaten
(1) vallen.
3. Laat de tegenoverliggende bevestiging
voorzichtig op het dak neer.
4. Draai de draaiknop een stukje losser.
Duw de knop in de richting van de dakbe-
vestiging en zorg dat de haak in de dakbe-
vestiging onder de dekstrip vasthaakt.
5. Draai de lastdrager vast.
6. Zorg dat de paspennen van de overige
bevestigingen eveneens goed in de geleide-
gaten vallen.
7. Draai de lastdrager vast.
8. Controleer of de haak goed vastgrijpt in de
dakbevestiging.
9. Draai de draaiknoppen beurtelings enkele
slagen rechtsom, totdat ze allemaal stevig
vastzitten.
10. Klap de dekkap omlaag.
11. Controleer regelmatig of de draaiknop-
pen nog stevig vastzitten.
1
1
8902060
m
Bevestigingspunten van de lastdrager
Waar u op moet letten bij het gebruik
van lastdragers:
· Om schade aan de auto te voorkomen en op
een veilige manier lading op het dak te
kunnen vervoeren, adviseren wij u alleen
gebruik te maken van de lastdragers die
Volvo speciaal voor uw auto ontwikkeld
heeft.
· Controleer regelmatig of de lastdragers
en de lading goed vastzitten. Zet de lading
stevig vast met sjorbanden!
· Verdeel het gewicht van de lading gelijkma-
tig over de lastdragers. Leg de lading niet
diagonaal op de lastdragers. Zorg dat u de
zwaarste voorwerpen onderop legt.
· Houd er rekening mee dat de auto meer
wind vangt en daardoor meer brandstof
verbruikt, naarmate de omvang van de
lading toeneemt.
· Rijd rustig. Trek bij voorkeur niet te snel
op, rem niet te hard en maak niet te scherpe
bochten.
WAARSCHUWING!
De maximale dakbelasting is 100 kg inclu-
sief de lastdragers en een eventuele skibox.
Bij het vervoer van lading op het dak ver-
schuift het zwaartepunt en treden er wijzi-
gingen op in de rijeigenschappen van de
auto.
116
Lichtbundel aanpassen
Juiste lichtbundel voor
rechts- of linksrijdend verkeer
U kunt de lichtbundel van de koplampen
aanpassen om te voorkomen dat u tegenliggers
verblindt. Daarbij wordt de lichtopbrengst iets
lager.
Koplampen afplakken
Trek de mallen op de volgende pagina over en
knip een stuk zelfklevend en watervast
materiaal zoals ondoorzichtige tape langs de
randen van de mallen uit.Breng de afplaktape in
positie aan ten opzichte van de stip (5) in het
koplampglas. De referentiematen (X) dienen
om de afstand te herleiden vanaf de stip (5) tot
aan de hoek van de afplaktape die aangegeven
is met een pijl.
Meet de mallen die op de volgende pagina staan
na het overtrekken ter controle nog eens op om
te zorgen dat de lichtbundel voldoende wordt
afgedekt.
Halogeenkoplampen, model met
linkse besturing
Trek mal 1 en 2 na en meet ze ter controle nog
eens op. Breng de mallen over een stuk
zelfklevend en watervast materiaal en knip uit.
Referentiematen:
Mal 1. (3) = 70 mm, (4) = 40 mm
Afstand tot de stip in het koplampglas:
(5) = 13 mm.
Mal 2. (6) = 55 mm, (7) = 40 mm
Afstand tot de stip in het koplampglas:
(8) = 18 mm.
Halogeenkoplampen, model met
rechtse besturing
Trek mal 3 en 4 na en meet ze ter controle nog
eens op. Breng de mallen over een stuk
zelfklevend en watervast materiaal en knip uit.
Referentiematen:
Mal 3. (1) = 55 mm, (2) = 41 mm
Afstand tot de stip in het koplampglas:
(5) = 17 mm.
Mal 4. (6) = 70 mm, (7) = 39 mm
Afstand tot de stip in het koplampglas:
(8) = 14 mm.
A. Lichtbundel voor linksrijdend verkeer
B.Lichtbundel voor rechtsrijdend verkeer
Positie van afplaktape op de koplampen (1 en 2 op modellen met linkse besturing/3 en 4 op
modellen met rechtse besturing)
3501716j
117
Afplakmallen voor halogeenkoplampen, model met linkse besturing
Afplakmallen voor halogeenkoplampen, model met rechtse besturing
5
8
3
4
7
6
3501781m
12
7
3501784m
5
1
86
2
34
Lichtbundel aanpassen
118
Lichtbundel aanpassen
Koplampen afplakken
Trek de mallen op de volgende pagina over en
knip een stuk zelfklevend en watervast
materiaal zoals ondoorzichtige tape langs de
randen van de mallen uit.
Breng de afplaktape in positie aan ten opzichte
van de stip (5) in het koplampglas. De refe-
rentiematen (X) dienen om de afstand te
herleiden vanaf de stip (5) tot aan de hoek van
de afplaktape die aangegeven is met een pijl.
Meet de mallen die op de volgende pagina staan
na het overtrekken ter controle nog eens op om
te zorgen dat de lichtbundel voldoende wordt
afgedekt.
Bi-Xenonkoplampen, model met
linkse besturing
Trek mal 1 en 2 na en meet ze ter controle nog
eens op. Breng de mallen over een stuk
zelfklevend en watervast materiaal en knip uit
Referentiematen:
Mal 1. (3) = 56 mm, (4) = 43 mm
Afstand tot de stip in het koplampglas:
(5) = 29 mm.
Mal 2. (6) = 56 mm, (7) = 42 mm
Afstand tot de stip in het koplampglas:
(8) = 6 mm.
Bi-Xenonkoplampen, model met
rechtse besturing
Trek mal 3 en 4 na en meet ze ter controle nog
eens op. Breng de mallen over een stuk
zelfklevend en watervast materiaal en knip uit.
Referentiematen:
Mal 3. (1) = 56 mm, (2) = 42 mm
Afstand tot de stip in het koplampglas:
(5) = 29 mm.
Mal 4. (6) = 56 mm, (7) = 41 mm
Afstand tot de stip in het koplampglas:
(8) = 0 mm.
Positie van afplaktape op de Bi-Xenonkoplampen (1 en 2 op modellen met linkse besturing/3 en 4 op modellen met rechtse besturing)
119
Afplakmallen voor Bi-Xenonkoplampen, model met linkse besturing
Afplakmallen voor Bi-Xenonkoplampen, model met rechtse besturing
Lichtbundel aanpassen
120
BLIS (Blind Spot Information System)
3603683r
1 - BLIS-camera, 2 - Controlelampje,
3 - BLIS-symbool
BLIS
BLIS is een informatiesysteem dat de bestuur-
der waarschuwt wanneer er zich een voertuig in
de zogeheten dode hoek bevindt en in dezelfde
richting rijdt.
Het systeem is gebaseerd op digitale camera-
techniek. De camera's (1) zitten onder de
buitenspiegels.
Wanneer een camera een voertuig heeft
waargenomen in de dode hoek (een zone van
ongeveer 3 meter breed en 9,5 meter lang naast
en achter de buitenspiegel zoals aangegeven in
de rechter kolom), gaat er een controlelampje op
het portierpaneel (2) branden. Het lampje brandt
continu om de bestuurder te attenderen op het
voertuig in de dode hoek.
WAARSCHUWING!
- BLIS is slechts een informatiesysteem en
dus GEEN waarschuwings- of veiligheids-
systeem.
- Het systeem vormt slechts een aanvulling op
- geen vervanging voor - de aanwezige
buitenspiegels. De bestuurder moet altijd
oplettend en verantwoord blijven rijden.
- De bestuurder is er verantwoordelijk voor
dat er op een veilige manier van rijstrook
wordt gewisseld.
N.B. Het lampje gaat branden aan die kant van
de auto waar het voertuig is waargenomen. Als
de auto aan weerszijden wordt ingehaald, gaan
dan ook beide lampjes branden.
Wanneer BLIS werkt
Het systeem werkt alleen bij snelheden van
10 tot 250 km/h.
Wanneer u inhaalt:
Het systeem reageert als het snelheidsver-
schil tussen u en het ingehaalde voertuig
kleiner is dan 20 km/h.
Het systeem reageert niet als het snelheids-
verschil tussen u en het ingehaalde voertuig
groter is dan 20 km/h.
Wanneer u wordt ingehaald:
Het systeem reageert als het snelheidsver-
schil tussen u en het inhalende voertuig
kleiner is dan 70 km/h.
Het systeem reageert niet als het snelheids-
verschil tussen u en het inhalende voertuig
groter is dan 70 km/h.
3603686j
""Dode hoeken" die BLIS in de gaten houdt
(afstand A = ca. 9,5 m, afstand B = ca. 3 m)
A
B
121
BLIS (Blind Spot Information System)
WAARSCHUWING!
- BLIS werkt niet in scherpe bochten.
- Het systeem werkt niet als de cameralenzen
zijn afgedekt. De controlelampjes voor BLIS
knipperen dan en er verschijnt een display-
tekst (zie de tabel op pagina 122).
- BLIS werkt niet wanneer u achteruitrijdt.
Systeemfunctie bij daglicht
en bij donker
Daglicht: Bij daglicht reageert het systeem
op de contouren van omringende voertui-
gen. Het systeem is geconstrueerd om
motorvoertuigen zoals auto's, vrachtwa-
gens, motorfietsen e.d. waar te nemen.
WAARSCHUWING!
- Het systeem reageert dan ook niet op fiets-
ers en bromfietsers.
- BLIS reageert evenmin op stilstaande voer-
tuigen.
Donker: Bij donker reageert het systeem
op de koplampen van omringende
voertuigen. Een voertuig in de dode hoek
moet minimaal de daglichten voeren om
door het systeem te worden waargenomen.
Dit houdt in dat het systeem bijvoorbeeld
niet reageert op een aanhanger achter een
auto of vrachtwagen, omdat daar geen
brandende koplampen/daglichten op zitten.
3603682r
BLIS deactiveren en
heractiveren
BLIS is altijd actief wanneer u de auto op
contact zet.
U kunt het systeem deactiveren door op de
knop BLIS te drukken die op het schake-
laarpaneel van de middenconsole zit (zie
bovenstaande afbeelding). De LED in de
knop dooft, wanneer het systeem uitge-
schakeld is. Er verschijnt bovendien een
displaytekst op het instrumentenpaneel.
U kunt BLIS heractiveren door nogmaals
op de knop te drukken. De LED in de knop
licht vervolgens op en er verschijnt een
displaytekst. Druk op de knop READ (zie
pagina 35) om de displaytekst te laten
verdwijnen.
122
BLIS (Blind Spot Information System)
WAARSCHUWING!
De BLIS-camera's kennen dezelfde beperkingen als het menselijk oog. Dit
houdt in dat ze bijvoorbeeld minder goed "zien" bij hevige sneeuwval en
dichte mist.
N.B. De bovenstaande displayteksten verschijnen alleen, als het contact in stand
II staat en BLIS actief is (de bestuurder heeft het systeem niet gedeactiveerd).
Systeemstatus Displaytekst
BLIS buiten werking BLINDE-HOEKSYST. SERVICE VEREIST
Rechter camera afgedekt BLINDE-HOEKSYST. R CAMERA GEBLOK.
Linker camera afgedekt BLINDE-HOEKSYST. L CAMERA GEBLOK.
Beide camera's afgedekt BLINDE-HOEKSYST. CAMERA'S GEBLOK.
BLIS uitgeschakeld BLINDE-HOEKINFO. SYSTEEM UIT
BLIS ingeschakeld BLINDE-HOEKINFO. SYSTEEM AAN
123
Wielen en banden
Algemene informatie over wielen en banden 123
Bandenspanning 126
Slijtage, Reservewiel 127
Wielen verwisselen 128
Bandenreparatieset en gereedschap 130
124
Algemene informatie
Nieuwe banden
Let erop dat banden een beperkte houdbaarheidsda-
tum hebben. Na enkele jaren worden banden steeds
harder en ook de grip op het wegdek neemt stukje
bij beetje af. Gebruik daarom zo mogelijk nieuwe
banden bij het verwisselen.
Dit geldt in het bijzonder voor winterbanden.
Het jaar en de week van productie worden aangedu-
id met 4 cijfers (zo betekent 1502 dat de band de
15de week van het jaar 2002 werd gemaakt).
Algemene informatie over wielen en banden
Op alle autobanden staat een bepaalde aanduiding. Een voorbeeld van een
dergelijke aanduiding is 215/55R16 93W.
Deze aanduiding die door alle bandenfabrikanten wordt toegepast houdt
het volgende in:
215 de breedte van de band (mm).
55 de verhouding tussen de hoogte en breedte van de band in
procenten.
R staat voor radiaalband.
16 velgdiameter van de band in inch (")
93 de index van het draagvermogen van de band, in dit geval 650 kg.
W de index van de snelheidslimiet van de band die aangeeft dat de
band bestemd is voor snelheden tot en met 270 km/h.
Uw auto is voorzien van een typegoedkeuring voor de uitvoering waarin
deze werd aangeleverd. Dit betekent dat u niet mag afwijken van de afme-
tingen en prestaties die staan aangegeven op de registratiepapieren van de
auto. De enige uitzondering daarop vormt het gebruik van winterbanden en
banden met “spikes”, voor zover deze met de snelheidsindex op het registra-
tiebewijs staan vermeld. Bij gebruik van dergelijke banden mag u niet snel-
ler rijden dan de maximumsnelheid die voor het gebruikte bandentype geldt.
De meest voorkomende snelheidsklassen staan in de onderstaande tabel.
Let erop dat de aangegeven snelheid de maximumsnelheid is.
Q 160 km/h, veelal toegepast voor banden met “spikes”
T 190 km/h
H 210 km/h
V 240 km/h
W 270 km/h
Let op het volgende bij het verwisselen van banden: Zorg dat alle vier de
banden van hetzelfde type zijn, dezelfde afmeting en aanduiding hebben
en bij voorkeur ook van hetzelfde merk zijn. Anders kunnen de rijeigenschap-
pen van de auto veranderen. Informeer bij uw dealer naar de bandenmaten
die verkrijgbaar zijn voor uw auto. Let erop dat de gestelheid van het
wegdek bepalend is voor uw maximumsnelheid en niet de snelheidsindex
van de banden.
7700444
125
Algemene informatie
Winterbanden
Voor alle auto’s zonder turbomotor adviseren wij winterbanden met de
maten 195/65 R15. Voor modellen met een turbomotor adviseren wij
winterbanden met de maten 205/55 R16 (voor de XC70 gelden de maten
215/65 R16 en 225/45 R17 voor de V70R).
Gebruik altijd winterbanden op alle vier wielen!
N.B. Neem contact op met uw Volvo-dealer voor advies over de beste
velgen en banden voor uw auto!
Spijkerbanden
Bespijkerde winterbanden moeten gedurende 500-1000 km rustig worden
ingereden, zodat de spijkers juist in de band komen te zitten. Zo gaan de
banden en vooral de “spikes” langer mee en maakt de auto minder lawaai.
Zorg dat de spijkerbanden altijd dezelfde draairichting hebben. Als u de
wielen van plaats verwisselt, moet u zorgen dat u ze aan dezelfde zijde van
de auto aanbrengt.
Houd rekening met het volgende: De wetgeving met betrekking tot het
gebruik van spijkerbanden kan van land tot land verschillen.
Sneeuwkettingen
Het gebruik van sneeuwkettingen is alleen toegestaan op de voorwielen.
Dit geldt ook voor modellen met voorwielaandrijving.
Rijd niet onnodig op sneeuwvrije wegen, omdat zowel de banden als de
sneeuwkettingen daardoor overmatig slijten.
Afsluitbare wielbout
Afsluitbare wielbouten zijn te gebruiken op zowel lichtmetalen als stalen
velgen.
Bij gebruik van afsluitbare wielbouten op stalen velgen met wieldoppen,
moet u de afsluitbare wielbout zo ver mogelijk van het ventiel aanbrengen.
Als u dat niet doet, is het niet mogelijk de wieldop te monteren.
126
Bandenspanning
7700242d
BELANGRIJK!
Het is alleen toegestaan om sneeuwkettingen te gebruiken die door
Volvo zijn goedgekeurd. Gebruik van andere sneeuwkettingen kan
schade aan de auto veroorzaken.
Rijd nooit sneller dan 50 km/h met sneeuwkettingen!
Maak nooit gebruik van sneeuwkettingen met zogeheten snelsluiting-
en, omdat de ruimte tussen de schijfremmen en de wielen te gering is.
Rijeigenschappen en banden
De banden zijn van grote betekenis voor de rijeigenschappen van de auto.
Zowel het type, de maat als de bandenspanning zijn van grote invloed op
het rijgedrag van de auto. Wanneer u de banden verwisselt, moet u erop
letten dat de nieuwe banden op alle vier de wielen van hetzelfde type als de
oude zijn, dezelfde afmetingen hebben en van hetzelfde merk zijn. Volg
tevens de aanbevelingen voor de bandenspanning op.
De bandenspanning is belangrijk!
Controleer de bandenspanning regelmatig. De juiste spanning staat in de
nevenstaande tabel en op de sticker aan de binnenkant van de tankvulklep.
Als u met de verkeerde bandenspanning rijdt, is het rijgedrag van de
auto opvallend veel slechter en slijten de banden sterker dan normaal.
Let erop dat de waarden in de tabel gelden voor koude banden (buitentem-
peratuur). Al na enkele kilometers rijden worden de banden warm en loopt de
spanning op. Omdat dit een volkomen normaal verschijnsel is, moet u dan
ook geen lucht laten ontsnappen wanneer u de spanning van warme banden
controleert. U moet de spanning echter wel verhogen als deze te laag is.
WAARSCHUWING!
De enige goedgekeurde “speciale wielvelgen” zijn velgen die door
Volvo zijn gecontroleerd en een origineel Volvo-onderdeelnummer
hebben.
Let erop dat de bandenspanning ook kan variëren al naar gelang de
omgevingstemperatuur. Controleer daarom de spanning in de buitenlucht,
als de banden koud zijn.
Aanbevolen bandenspanning
Op de sticker aan de binnenzijde van de tankvulklep staat de juiste
bandenspanning voor uw auto aangegeven bij verschillende belading en
snelheid.
127
Wielen en banden
Wielen met
slijtage-indicatoren
De slijtage-indicatoren bestaan uit smalle
ophogingen die dwars op het profiel staan en
een profieldiepte hebben die ca. 1,6 mm kleiner
is dan de rest van het bandloopvlak (de letters
TWI op de zijkant van de band geven aan dat
de band is uitgerust met slijtage-indicatoren).
Wanneer een band dusdanig versleten is dat de
profieldiepte nog slechts 1,6 mm bedraagt, zijn
de indicatoren duidelijk zichtbaar en moet u de
band zo spoedig mogelijk vervangen. Let
erop dat een band met een profieldiepte van
3-4 mm al beduidend minder grip op het
wegdek heeft bij sneeuw of regen en het water
minder snel kan afvoeren.
Banden verwisselen (zomer/winter)
Wanneer u de zomerbanden vervangt door winterbanden of andersom,
moet u op de band noteren waar de band zat: bijv. L voor links en R voor
rechts enz.
N.B. Zorg dat de banden altijd dezelfde draairichting hebben.
Bij banden met een speciaal profiel dat alleen goed werkt wanneer de
banden in een bepaalde richting draaien, staat deze richting aangegeven
met een pijl op de zijkant van de band.
Als u de wielen verkeerd aanbrengt, nemen de remeigenschappen van de
auto af en kunnen de banden sneeuw en drab minder goed afvoeren.
BELANGRIJK!
Monteer de banden met het diepste profiel altijd op de achteras, ong-
eacht de vraag of de auto voorzien is van voorwiel- of achterwielaand-
rijving.
Neem ter controle contact op met de dichtstbijzijnde Volvo-dealer als
er onzekerheid bestaat.
Opslag
Bewaar de wielen liggend of hangend. Laat ze nooit rechtop staan.
Compact reservewiel: “Temporary Spare”
Het compacte reservewiel (“Temporary Spare”) mag alleen worden gebruikt
gedurende de korte tijd die nodig is om het normale wiel te repareren of te
vervangen.
Volgens de wet mag het reservewiel/band alleen tijdelijk worden
gebruikt als een band beschadigd is. Een wiel van dit type moet
daarom zo snel mogelijk door een normaal wiel worden vervangen.
Let er tevens op dat het compacte reservewiel in combinatie met normale
wielen/banden andere rijeigenschappen kan veroorzaken.
De maximum snelheid met een “Temporary Spare” is dan ook 80 km/h.
N.B. Gebruik alleen het echte reservewiel dat bij de auto hoort! Banden
met andere maten kunnen uw auto beschadigen. Gebruik niet meer dan één
reservewiel per keer.
7700312m
128
Wielen verwisselen
Dopsleutel insteken en omdraaien Wieldop
recht naar buiten trekken (stalen velgen)
Wielbouten verwijderen
· Auto’s met stalen velgen hebben verwijderbare wieldoppen. Wrik de
wieldop los met een dikke schroevendraaier of iets dergelijks. Als u
geen schroevendraaier bij de hand hebt, kunt u u de wieldop ook met
een stevige ruk handmatig lostrekken. Draag bij voorkeur
werkhandschoenen.Wanneer u de wieldoppen terugplaatst, moet u
erop letten dat de opening in de wieldop recht tegenover het ventiel
komt te zitten.
· Draai de wielbouten ½-1 slag los met de dopsleutel. U draait de bouten
linksom los.
Er zijn twee krikpunten aan elke zijde van de auto. De krikpunten zijn
op de drempelpanelen gemarkeerd.
Het reservewiel ligt onder de kunststof bagagebak in de bagage-
ruimte.
Denk eraan de gevarendriehoek op te zetten.
· Trek de handrem aan en schakel de 1ste versnelling in – stand P voor
auto’s met automatische versnellingsbak. Plaats blokken voor en achter
de wielen die op de grond blijven staan.
· Auto’s met aluminium velgen met afdekking: Verwijder de afdekking
met de dopsleutel.
7700333m
7700571m
7700
4
0
1r
129
Wielen verwisselen
7700245d
7700316m
7700244d
Krik bestemd voor auto’s met
vierwielaandrijving (AWD en XC)
De krik dient als volgt te worden
aangebracht
· Houd de krik tegen de pen in het krikpunt
zoals afgebeeld en draai de voet van de krik
naar beneden zodat de krik plat tegen de
grond aankomt.
· Controleer nogmaals of de krik juist is
aangebracht aan de hand van de
afbeelding en dat de voet van de krik
zich recht onder het krikpunt bevindt.
· Breng de auto zover omhoog dat het wiel
van de grond komt.
· Verwijder de wielbouten en het wiel.
Monteren
· Reinig de contactvlakken op het wiel en de
naaf.
· Breng het wiel aan en draai de wielbouten
vast.
N.B. Zie pagina 127 voor meer informatie over
het reservewiel.
· Breng de auto zover omlaag dat de wielen
niet meer kunnen draaien. Draai de bouten
kruiselings en geleidelijk aan. Aanhaalmo-
menten: 140 Nm (14,0 kpm). Het is
belangrijk dat de bouten met het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid. Het
aanhaalmoment moet met een momentsleutel
worden gecontroleerd.
· Breng de wieldop aan.
· Schroef de krik weer volledig in elkaar,
voordat u deze in de bagageruimte teruglegt.
· Zorg dat de krik en de gereedschapstas
stevig vastzitten en niet kunnen gaan
rammelen.
WAARSCHUWING!
· Kruip nooit onder de auto als deze op
de krik staat!
· De auto en de krik moeten op een
stevige, horizontale ondergrond staan.
· De originele krik dient alleen te worden
gebruikt voor het wisselen van het wiel.
Overige werkzaamheden dienen te
worden uitgevoerd met werkplaatskrik-
ken en assteunen onder het deel van de
auto dat omhoog wordt gebracht.
· Trek de handrem aan en schakel de
eerste versnelling of achteruitversnelling
in stand P voor auto’s met automatische
versnellingsbak.
· Plaats blokken voor en achter de wielen
die op de grond blijven staan.
Gebruik
grote houten blokken of stenen.
· Zorg dat u schroef van de krik altijd
goed ingevet houdt.
130
Bandenreparatieset en gereedschap
1
Bepaalde varianten en markten
Algemene informatie
Auto's die niet zijn uitgerust met een reserve-
wiel, zijn in plaats daarvan voorzien van een
bandenreparatieset. De reparatieset is zowel te
gebruiken om een lek te dichten als de ban-
denspanning tijdelijk te corrigeren. De banden-
reparatieset bestaat uit een elektrische luchtcom-
pressor en een geïntegreerde spuitbus met
afdichtmiddel.
Bandenreparatieset
1
De bandenreparatieset is alleen bedoeld voor
tijdelijke noodreparaties, waarmee de auto nog
200 km of naar de dichtstbijzijnde Volvo-
werkplaats gereden kan worden. Het afdicht-
middel dicht banden met een lek in het loopvlak
WAARSCHUWING!
Het afdichtmiddel kan bij direct huidcontact
irritatie veroorzaken. Was bij huidcontact
het getroffen gebied onmiddellijk schoon
met water en zeep.
effectief af.De spuitbus met het afdichtmiddel
mag niet meer worden gebruikt na het verstrij-
ken van de houdbaarheidsdatum of het gebruik
van de bandenreparatieset. Zie pagina 134 voor
informatie over het vervangen van de spuitbus.
N.B. De bandenreparatieset is uitsluitend
bedoeld voor het afdichten van banden met een
lek in het loopvlak.De bandenreparatieset leent
zich minder goed voor banden met een gat in
het zijvlak. Probeer geen banden met de set te
repareren die grote groeven, scheuren, oneffen-
heden en dergelijke vertonen.
De bandenreparatieset met compressor en
gereedschap zit onder de vloer in de bagageru-
imte. Een 12V-aansluiting voor de compressor
zit voorin bij de middenconsole, achterin bij de
achterbank en in de bagageruimte
1
. Gebruik de
elektrische aansluiting die het dichtst bij de
lekke band zit.
Bandenreparatieset erbij nemen
1. Pak de vloermat aan de achterzijde beet en
klap de mat naar voren toe op.
2. Til de bandenreparatieset op.
131
Bandenreparatieset en gereedschap
Oppompen
Zet minstens één gevarendriehoek op, als u een
wiel langs een drukke weg moet oppompen.
· Zorg dat de oranje knop (2) in stand 0 staat
en haal de kabel (5) en de luchtslang (4) uit
het zijvak (3) erbij.
· Draai de ventielaansluiting van de luchtslang
zo ver mogelijk op het ventiel van de band.
· Sluit de kabel (5) op een van de 12V-
aansluitingen in de auto aan.
· Start de motor. De auto moet in een goed
geventileerde ruimte staan.
· Start de compressor door de knop (2) in
stand I te zetten.
· Pomp de band op tot de druk die op de
bandenspanningstabel staat aangegeven.
· Schakel de compressor uit door de knop (2)
in stand 0 te zetten. Koppel de luchtslang en
de kabel los. Plaats het ventieldopje terug.
· Leg de kabel (5) en de luchtslang (4) in het
zijvak (3) terug.
· Leg de bandenreparatieset onder de vloer in
de bagageruimte.
De compressor mag niet langer dan 10 minuten
achtereen werken. Laat de compressor daarna
afkoelen, omdat de kans op oververhitting
aanwezig is.
Met de compressor kunt u voorwerpen
oppompen met een inhoud tot 50 liter.
WAARSCHUWING!
Het inademen van uitlaatgassen kan levens-
gevaarlijk zijn. Laat de motor nooit draaien
in ruimten die zijn afgesloten of onvoldoen-
de geventileerd zijn.
132
Bandenreparatieset en gereedschap
Lekke band repareren
Zet een gevarendriehoek op, als u een wiel
langs een drukke weg moet repareren.
· Haal de sticker (1) met de toelaatbare maxi-
mumsnelheid uit de bandenreparatieset en
bevestig deze op het stuurwiel waar de
bestuurder hem duidelijk kan zien.
· Zorg dat de oranje knop (2) in stand 0
staat en haal de kabel (5) en de luchtslang
(4) uit het zijvak (3) erbij.
· Draai de ventielaansluiting van de luchtslang
zo ver mogelijk op het ventiel van de band.
· Sluit de kabel (5) op een 12V-aansluiting in
de auto aan.
· Maak de veiligheidspal (6) los en draai het
oranje gedeelte (7) 90° tot in de verticale
stand, totdat u een klik hoort.
· Start de motor. De auto moet in een goed
geventileerde ruimte staan.
· Start de compressor door de knop (2) in
stand I te zetten. Een tijdelijke spannings-
verhoging van maximaal 4 bar zal zich voor-
doen terwijl het afdichtmiddel naar binnen
wordt gepompt. Na ca. 1 minuut daalt de
spanning en geeft de manometer een nauw-
keuriger bandenspanning aan.
· Pomp de band op tot een spanning van 1,8
tot 3,5 bar. Als de spanning na 10 minuten
pompen nog steeds geen 1,8 bar heeft
bereikt, moet u de compressor uitschakelen
om oververhitting te voorkomen.
· Koppel de luchtslang (4) van het ventiel los
en breng het ventieldopje weer aan. Haal de
kabel (5) uit de elektrische aansluiting.
Klap het oranje gedeelte (7) in de oorspron-
kelijke stand terug en zet de pal (6) vast.
Berg de bandenreparatieset op een veilige
plaats in de auto op.
· Leg zo spoedig mogelijk na de reparatie ca.
3 kilometer af bij een snelheid van 80 km/h
om ervoor te zorgen dat het afdichtmiddel
de band goed afdicht.
WAARSCHUWING!
Het inademen van uitlaatgassen kan levens-
gevaarlijk zijn. Laat de motor nooit draaien
in ruimten die zijn afgesloten of onvoldoen-
de geventileerd zijn.
WAARSCHUWING!
Ga nooit naast de band staan terwijl de com-
pressor aan het pompen is. Let vooral op de
zijkanten van de banden. Bij barsten, onef-
fenheden en dergelijke moet u de compres-
sor onmiddellijk uitschakelen. Onder zulke
omstandigheden moet u uw reis beëindigen.
Neem contact op met een erkende bandenre-
parateur.
WAARSCHUWING!
Rijd nooit sneller dan 80 km/h wanneer u de
bandenreparatieset voor een noodreparatie
hebt gebruikt. Vervang de tijdelijk afgedichte
band zo spoedig mogelijk (maximale ri-
jafstand 200 km).
133
· Bandenspanning opnieuw controleren:
N.B. Het oranje gedeelte (7) niet opklap-
pen wanneer u alleen de compressor gebru-
ikt voor het bijvullen van lucht.
1) Sluit de luchtslang (4) aan op het ventiel
van de band.
2) Sluit de kabel (5) aan op de 12V-
aansluiting.
3) Lees de spanning van de compressor af.
Als de bandenspanning lager is dan 1,3 bar,
is de band onvoldoende afgedicht. Onder
zulke omstandigheden moet u de rit beëin-
digen. Neem contact op met een bandenre-
parateur.
· Als de bandenspanning hoger is dan 1,3 bar
is, moet u de band oppompen tot de span-
ning die staat aangegeven in de bandenspan-
ningstabel (zie pagina 121 voor de positie
daarvan). Als de bandenspanning te hoog is,
moet u lucht uit de band laten ontsnappen
met behulp van de reduceerklep (8).
· Schakel de compressor uit door de knop (2)
in stand 0 te zetten. Koppel de luchtslang
en de kabel los. Plaats het ventieldopje
terug.
· Leg de kabel (5) en de luchtslang (4) in het
zijvak (3) terug.
· Leg de bandenreparatieset onder de vloer in
de bagageruimte.
Bandenreparatieset en gereedschap
De compressor mag niet langer dan 10 minuten
achtereen werken. Laat de compressor daarna
afkoelen, omdat de kans op oververhitting
aanwezig is.
Vervang de spuitbus met afdichtmiddel en de
slang na gebruik.
134
Bandenreparatieset en gereedschap
Spuitbus met afdichtmiddel
vervangen
De spuitbus met het afdichtmiddel mag niet
meer worden gebruikt na het verstrijken van de
houdbaarheidsdatum (zie datumsticker (1)). Na
gebruik moet u de spuitbuis (6) met houder (8)
en luchtslang (10) vervangen.
U kunt de vervanging in een erkende Volvo-
werkplaats laten uitvoeren of dit zelf doen
volgens de aanwijzingen.
Spuitbuis vervangen voordat de
houdbaarheidsdatum verstreken is
· Draai de twee boutjes (2) op de oranje
behuizing (3) los.
· Verwijder de snelheidssticker (4) en de
datumsticker (1) en ontgrendel de vei-
ligheidspal (5). Haal de behuizing (3) los en
verwijder deze.
· Draai de spuitbuis (6) los en verwijder deze.
· Controleer of de verzegeling (7) van de
nieuwe spuitbus intact is. Draai de spuitbus
vast.
· Plaats de behuizing (3) terug. Controleer of
de behuizing op de juiste manier vastzit en
draai deze met de boutjes (2) aan.
· Breng de snelheidssticker (4) en een nieuwe
datumsticker (1) op de bandenreparatieset
aan.
Behandel de vervangen spuitbuis als klein
chemisch afval (KCA).
Spuitbus en slang na gebruik
vervangen
· Draai de twee boutjes (2) op de oranje
behuizing (3) los.
· Verwijder de snelheidssticker (4) en de
datumsticker (1) en ontgrendel de vei-
ligheidspal (5). Haal de behuizing (3) los en
verwijder deze.
· Duw de knop (8) omlaag terwijl u de
spuitbus (6) met houder (9) rechtsom draait
en ze verwijdert.
· Trek de luchtslang (10) los.
· Veeg het resterende afdichtmiddel met een
doek af of gebruik een krabber als het
middel al enigszins ingedroogd is.
· Breng een nieuwe luchtslang (10) aan en
controleer of die correct zit.
WAARSCHUWING!
Lees de veiligheidsvoorschriften aan de on-
derkant van de spuitbus.
WAARSCHUWING!
Zorg dat de compressor niet aangesloten is
op de 12V-aansluiting bij het vervangen
van de spuitbus.
135
Bandenreparatieset en gereedschap
· Controleer of de verzegeling (7) van de
nieuwe spuitbus intact is. Draai de houder
(9) op de spuitbus (6) vast en draai deze
linksom vast totdat u een klik hoort.
· Plaats de behuizing (3) terug. Controleer of
de behuizing op de juiste manier vastzit en
draai deze met de boutjes (2) aan.
· Breng de snelheidssticker (4) en een nieuwe
datumsticker (1) op de bandenreparatieset
aan.
De lege spuitbuis en luchtslang zijn te behande-
len als normaal afval.
136
137
Zekeringen, gloeilampen vervangen
Zekeringen 138
Gloeilampen vervangen 143
138
Zekeringen
Om te voorkomen dat de elektrische systemen
van uw auto beschadigd raken door kortsluiting
of overbelasting, zijn alle verschillende
elektrische functies en componenten door een
aantal zekeringen beschermd.
De zekeringen zitten op vier verschillende
plaatsen in de auto:
1. Relais- en zekeringenkastje in de
motorruimte.
2. Zekeringenkastje in de passagiersruimte
(aan bestuurderszijde achter de geluidsiso-
latie).
3. Zekeringenkastje in de passagiersruimte
(aan bestuurderszijde in de zijkant van het
dasboard).
4. Zekeringenkastje in de bagageruimte.
Als één van de elektrische componenten of
functies niet werkt, dan kan dit te wijten zijn aan
het feit dat de bijbehorende zekering overbelast
werd en daardoor gesmolten is. Zoek in de
zekeringentabel op waar de zekering zit. Trek de
zekering naar buiten en bekijk deze van opzij om
te kijken of het gebogen draadje soms doorge-
brand is. Breng in dat geval een nieuwe zekering
aan met dezelfde kleur en hetzelfde amperage.
Aan de binnenkant van het deksel aan de zijkant
van het dashboard zitten enkele reservezeke-
ringen. U vindt er ook een zekeringtrekker
waarmee u de zekeringen gemakkelijker kunt
verwijderen en aanbrengen.
Als dezelfde zekering herhaaldelijk doorbrandt,
dan is er een storing in het betreffende compo-
nent en dient u contact op te nemen met uw
Volvo-werkplaats.
3703475m
139
3702167
m
8
7
6
5
4
3
2
1
16
15
14
13
12
11
10
9
24
23
22
21
20
19
18
17
XXXXXX
Zekeringtrekker
Intacte zekering
Doorgebrande zekering
A. Duw de kunststof borgnokken aan de achterzijde van het kastje
in en trek het deksel omhoog.
A
Zekeringen in de motorruimte
Relais- en zekeringenkastje in
de motorruimte
Het zekeringenkastje in de motorruimte biedt
plaats aan 24 zekeringen. Let erop dat u een
doorgebrande zekering altijd vervangt door een
nieuwe zekering met dezelfde kleur en hetzelfde
amperage. U vindt er ook een aantal reserveze-
keringen.
9. Gastankklep (Bi-Fuel LPG) ................. 10
10. ..............................................................
11. Bobines (benzine), relaisspoelen .......... 20
12. ..............................................................
13. Voorruitwisser ...................................... 25
14. ABS ...................................................... 30
15. Hogedruksproeiers koplampen ............ 35
16. ..............................................................
17. Dimlicht (links) .................................... 20
18. Stadslichten vóór .................................. 15
19. ABS ...................................................... 30
20. Dimlicht (rechts) ................................... 20
21. Brandstofpomp ..................................... 15
22. Startmotor ............................................. 35
Nr Ampère
1. Standverwarming (extra) ...................... 25
2. Verstralers (extra) ................................. 20
3. Gasklep (5-cil. zonder turbo/Bi-Fuel) .. 10
4. Lambdasonde (benzine), motorregeleen-
heid (ECM) (diesel),
Hogedrukklep (diesel) .......................... 20
5. Carterventilatieverwarming, Magneetklep-
pen, Brandstofverdeler (Bi-Fuel) ......... 10
6. Luchtmassameter, motorregeleenheid,
injectoren (benzine) .............................. 15
luchtmassameter (diesel) ...................... 10
7. .............................................................
8. Gaspedaalsensor (APM), AC-
compressor,Ventilator elektronicabox .. 10
23. Motorregeleenheid (ECM), voeding,
motorrelaisspoel (ECR) ........................ 10
24. ..............................................................
140
22
24
23
21
29
27
28
26
25
9
8
7
19
18
17
16
4
5
6
3
2
13
14
15
12
11
38
36
37
33
34
35
31
32
20
1
10
30
3701482D
Zekeringen in de passagiersruimte (aan bestuurderszijde in de zijkant van het dashboard)
Het zekeringenkastje in de passagiersruimte
biedt plaats aan 38 zekeringen. De zekeringen
zitten achter het luikje aan de zijkant van het
instrumentenpaneel. Let erop dat u een doorge-
brande zekering altijd vervangt door een nieuwe
zekering met dezelfde kleur en hetzelfde
amperage. U vindt er ook een aantal reserveze-
keringen.
10. Audiosysteem ....................................... 20
11. Versterker audiosysteem ...................... 30
12. RTI-display ........................................... 10
13. Telefoon .................................................. 5
14. ..............................................................
15. ..............................................................
16. ..............................................................
17. ..............................................................
18. ..............................................................
19. ..............................................................
20. ..............................................................
21. ..............................................................
22. ..............................................................
23. ..............................................................
24. ..............................................................
25. ..............................................................
26. ..............................................................
27. ..............................................................
28. ..............................................................
29. ..............................................................
30. ..............................................................
31. ..............................................................
32. ..............................................................
33. ..............................................................
34. ..............................................................
35. ..............................................................
36. ..............................................................
37. ..............................................................
38. ..............................................................
1. Elektrisch bediende bestuurdersstoel ... 25
2. Elektrisch bediende passagiersstoel ..... 25
3. Ventilator klimaatregeling ..................... 30
4. Regeleenheid rechter voorportier .......... 25
5. Regeleenheid linker voorportier ........... 25
6. Interieurverlichting plafond (RCM),
bovenste elektronische regeleenheid
(UEM) .................................................. 10
7. Schuifdak .............................................. 15
8. Contactslot, SRS-systeem, motor-
regeleenheid (ECM), deactivering SRS
passagierszijde (PACOS), elektronische
startblokkering (IMMO) ..................... 7,5
9. OBDII, verlichtingsdraaiknop (LSM),
stuurhoeksensor (SAS), stuurregeleen-
heid (SWM) ............................................ 5
Nr Ampère
141
3703457r
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14 15
16
17
18
19 20
21 22 23
24
25 26
27
28
29
30
Dit kastje biedt plaats aan 36 zekeringen. De
zekeringen zitten achter de geluidsisolatie aan
de linkerzijde. Let erop dat u een doorgebrande
zekering altijd vervangt door een nieuwe
zekering met dezelfde kleur en hetzelfde
amperage.U vindt er tevens een aantal reserve-
zekeringen.
1. Stoelverwarming, rechterzijde .............. 15
2. Stoelverwarming, linkerzijde ................ 15
3. Claxon .................................................. 15
4. – ..............................................................
5. – ..............................................................
6. Reservepositie ........................................
7. Reservepositie ........................................
8. Sirene alarmsysteem ............................... 5
9. Voeding remlichtschakelaar .................... 5
10. Instrumentenpaneel (DIM), klimaatrege-
ling (CCM), standverwarming, elektrisch
bediende bestuurdersstoel .................... 10
11. Elektrische aansluiting voor- en
achterin ................................................. 15
12. – ..............................................................
13. Reservepositie ........................................
14. Koplampwissers (V70 R) .................... 15
15. ABS, STC/DSTC ................................... 5
16. Bi-Fuel, elektronische stuurbekrachtiging
(ECPS), Bi-Xenon, koplamphoogtever-
stelling .................................................. 10
17. Mistlicht linksvoor .............................. 7,5
18. Mistlicht rechtsvoor ............................. 7,5
19. Reservepositie ........................................
20. Reservepositie ........................................
21. Regeleenheid transmissie
(TCM),blokkering achteruitversnelling
(M66) ................................................... 10
22. Groot licht, links ................................... 10
23. Groot licht, rechts ................................. 10
24. – ..............................................................
25. – ..............................................................
26. Reservepositie ........................................
27. Reservepositie ........................................
28. Elektrisch bediende passagiersstoel,
audiosysteem .......................................... 5
29. Reservepositie ........................................
30. BLIS ....................................................... 5
31. Reservepositie ........................................
32. Reservepositie ........................................
33. Vacuümpomp........................................ 20
34. Sproeierpomp, koplampwissers
(V70 R) ................................................ 15
35. – ..............................................................
36. – ..............................................................
Nr Ampère
Zekeringen in de passagiersruimte (achter de geluidsisolatie aan de bestuurderszijde)
142
Zekeringen in de bagageruimte
Nr Ampère
1. Achteruitrijlichten ................................. 10
2. Stadslichten voor en achterlichten,
mistlichten voor, bagageruimteverlichting,
kentekenplaatverlichting, LED's in
remlichten ............................................. 20
3. Accessoires (AEM) .............................. 15
4. Reservepositie ........................................
5. Elektronica (REM) ............................... 10
6. Cd-wisselaar, tv, RTI ........................... 7,5
7. Trekhaak (30-voeding) ......................... 15
8. Elektrische aansluiting bagageruimte ... 15
9. Achterportier, rechts: Raambediening,
blokkering raambediening .................... 20
10. Achterportier, links: Raambediening,
blokkering raambediening .................... 20
11. Reservepositie ........................................
12. Reservepositie ........................................
13. Verwarming dieselfilter ........................ 15
14. Subwoofer ............................................ 15
15. Reservepositie ........................................
16. Reservepositie ........................................
17. Accessoires audiosysteem ...................... 5
18. Reservepositie ........................................
19. Ruitenwisser, achterklep ...................... 15
20. Trekhaak (15-voeding) ......................... 20
21. Reservepositie ........................................
22. ..............................................................
23. AWD ................................................... 7,5
24. FOUR-C SUM .................................... 15
25. ..............................................................
26. Parkeerhulp ............................................. 5
27. Hoofdzekering: Trekhaak, FOUR-C,
parkeerhulp ........................................... 30
28. Centrale vergrendeling (PCL) .............. 15
29. Aanhangerverlichting, links:
Achterlichten, richtingaanwijzer ........... 25
30. Aanhangerverlichting, rechts:
Remlichten, mistachterlicht,
richtingaanwijzer .................................. 25
31. Hoofdzekering: Zekering 37, 38 .......... 40
32. ..............................................................
33. ..............................................................
34. ..............................................................
35. ..............................................................
36. ..............................................................
37. Achterruitverwarming .......................... 20
38. Achterruitverwarming .......................... 20
9
7
6
8
12
4
3
5
3703471m
101112
28
14
27
13
37
38
222021
23
3029
2524 26
18171516 19
32 36353433
31
De zekeringen zitten achter de bekleding aan de
linkerzijde. Let erop dat u een doorgebrande
zekering altijd vervangt door een nieuwe zekering
met dezelfde kleur en hetzelfde amperage.
143
Gloeilampen vervangen
Gloeilampen in koplamphuis
vervangen
Alle gloeilampen in de koplamphuizen (behalve
die voor het dimlicht) zijn te vervangen via de
motorruimte.
WAARSCHUWING!
Als een auto is voorzien van Bi-Xenonkop-
lampen, moet u alle werkzaamheden aan de
lamp door een erkende Volvo-werkplaats
laten uitvoeren.
Omdat Bi-Xenonkoplampen voorzien zijn
van een ontstekingsgedeelte dat een hoge
spanning opwekt, moet u er voorzichtig mee
omgaan.
* Geldt alleen voor halogeenkoplampen
Positie van lampen in koplamp*
1. Gloeilamp zijmarkeringslicht
2. Gloeilamp richtingaanwijzer
3. Gloeilamp dimlicht, stadslicht
4. Gloeilamp groot licht.
Op bepaalde varianten kan een witte kunststof
huls u bij het vervangen van de gloeilampen in
de weg zitten. U kunt deze huls afbreken en
weggooien.
Gloeilampen vervangen
Algemene informatie
Op pagina 176 staan alle gloeilampen van de
auto vermeld.
Gloeilampen en puntverlichting van een
bijzonder type of lampen die alleen in een
werkplaats te vervangen zijn:
· Algemene interieurverlichting aan het
plafond
· Plafondverlichting
· Leeslampjes
· Verlichting handschoenenkastje
· Richtingaanwijzer, buitenspiegels
· Approach-verlichting, buitenspiegels
· Derde remlicht
· Lampen in Bi-Xenonkoplampen
BELANGRIJK!
Raak het glas van gloeilampen nooit met blo-
te vingers aan. De vetten en oliën op uw
vingers kunnen door de hitte verdampen. Dit
zorgt voor aanslag op de reflector, waardoor
deze al snel kapotgaat.
144
Gloeilampen vervangen
Dimlicht
Gloeilamp verwijderen:
· Schakel alle lichten uit en draai de contacts-
leutel in stand 0.
· Verwijder de afdekking.
· Ontkoppel de connector.
· Maak de veerklem los. Duw de klem eerst
naar rechts zodat de klemveer loskomt en
haal de klem vervolgens schuin naar buiten
toe omlaag.
· Trek de gloeilamp naar buiten toe los.
Aanbrengen:
· Breng de nieuwe gloeilamp aan. Dit kan
slechts op één manier.
· Druk de veerklem omhoog en iets naar
links, zodat deze in de pal vast komt te
zitten.
· Sluit de connector aan.
· Plaats de afdekking terug.
Groot licht
Gloeilamp verwijderen:
· Schakel alle lichten uit en draai de contacts-
leutel in stand 0.
· Verwijder de afdekking.
· Trek de gloeilamp naar buiten.
· Ontkoppel de connector.
· Draai de gloeilamp een halve slag linksom
en trek de lamp naar buiten toe los.
Aanbrengen:
· Breng de nieuwe gloeilamp aan. Dit kan
slechts op één manier.
· Sluit de connector aan.
· Plaats de lamp terug en draai deze dusdanig
in positie dat de connector omlaagwijst.
· Plaats de afdekking terug.
Gloeilamp dimlicht Gloeilamp groot licht
350178
8
3501786
m
Gloeilamp dimlicht aanbrengen
145
Gloeilampen vervangen
Stadslichten vóór
Gloeilamp verwijderen:
· Schakel alle lichten uit en draai de contacts-
leutel in stand 0.
· Verwijder de afdekking waarachter ook de
gloeilamp voor het dimlicht zit.
· Trek de gloeilamp naar buiten.
· Ontkoppel de connector.
Aanbrengen:
· Breng de nieuwe gloeilamp aan.
· Sluit de connector aan.
· Plaats de afdekking terug.
Gloeilamp stadslichten vóór Gloeilamp richtingaanwijzer, linksvoor Gloeilamp richtingaanwijzer, rechtsvoor
Richtingaanwijzer, linksvoor
Gloeilamp verwijderen:
· Schakel alle lichten uit en draai de contacts-
leutel in stand 0.
· Draai de lamphouder linksom en verwijder
deze.
· Haal de gloeilamp uit de lamphouder door
de lamp in te drukken en deze tegelijkertijd
linksom te draaien.
Aanbrengen:
· Breng de nieuwe gloeilamp aan door deze
naar binnen te duwen en rechtsom te
draaien.
· Plaats de lamphouder in het lamphuis terug
en draai deze rechtsom.
Richtingaanwijzer, rechtsvoor
· Schakel alle lichten uit en draai de contacts-
leutel in stand 0.
· Neem de koelbuis (1) van de koudebox los.
· Draai het boutje (2) van de vulbuis los.
· Trek de buis (3) recht omhoog.
· Neem de ontluchtingsslang (4) van de buis
los.
· Vervang de gloeilamp.
· Controleer of de pakking van het sproeierv-
loeistofreservoir tussen de vulbuis en het
reservoir goed zit.
· Duw de vulbuis (3) in positie terug.
· Duw de ontluchtingsslang (4) van de
vulbuis in positie terug.
· Draai het boutje (2) van de vulbuis weer vast.
· Sluit de koelbuis (1) weer op de koudebox
aan.
3501792
m
3501787
m
146
Gloeilampen vervangen
Zijmarkeringslicht
· Draai de lamphouder linksom en trek deze
naar buiten toe los.
· Vervang de gloeilamp.
· Plaats de lamphouder terug door deze
linksom te draaien.
Mistlampen vóór (extra)
Gloeilamp verwijderen:
· Schakel alle lichten uit en draai de contacts-
leutel in stand 0.
· Draai de lamphouder iets naar links.
· Trek de gloeilamp naar buiten toe los.
Aanbrengen:
· Breng de nieuwe gloeilamp aan. Dit kan
slechts op één manier.
· Plaats de lamphouder terug en draai deze
iets rechtsom. Het opschrift "TOP" moet
omhoogwijzen.
Gloeilamp
zijrichtingaanwijzers
Gloeilamp verwijderen:
· Zet het voorportier halfopen.
· Steek een hand achter het voorspatbord en
duw de lamp samen met het lamphuis naar
buiten toe. Laat de bedrading mee loskomen.
· Draai de lamphouder een kwartslag linksom
en trek deze recht uit het lamphuis.
· Haal de gloeilamp van de connector af door
deze recht naar buiten toe los te trekken.
Aanbrengen:
· Sluit de nieuwe gloeilamp op de connector
aan en plaats de lamp in het lamphuis door
deze een kwartslag rechtsom te draaien.
· Plaats de lamp met de bijbehorende lens in het
voorspatbord terug. Duw recht naar binnen toe.
Gloeilamp zijmarkeringslicht Gloeilamp mistlichten voor Gloeilamp zijrichtingaanwijzer
3501789
m
3500889d
3500894d
147
3501707m
Gloeilampen vervangen
Gloeilamp achteruitrijlichten,
achterlichten/parkeerlichten
en mistachterlicht vervangen
· Schakel alle lichten uit en draai de
contactsleutel in stand 0.
· Klap het luikje naar beneden toe open.
· Draai de lamphouder linksom en
verwijder deze.
· Duw de lamp in en tegelijkertijd
linksom om deze uit de houder te
verwijderen.
· Vervang de gloeilamp.
· Plaats de lamphouder in het lamphuis
terug en draai de houder rechtsom
vast.
· Klap het luikje weer omhoog.
Luidsprekerrooster
Luikje
Gloeilamp
richtingaanwijzers en
remlichten achter
vervangen
· Schakel alle lichten uit en draai de
contactsleutel in stand 0.
· Wrik voorzichtig het luidsprekerrooster
los.
· Trek de rode nok op de luidspreker uit.
· Duw vervolgens de zwarte nok boven
de rode in om de luidspreker los te
draaien.
· Draai daarna de lamphouder linksom
los en verwijder deze.
· Vervang de gloeilamp.
· Plaats de lamphouder in het lamphuis
terug en draai de houder rechtsom vast.
· Plaats de luidspreker terug en duw de
rode nok in.
· Duw het luidsprekerrooster weer vast.
N.B. Als de displaytekst "Lampstoring"/
"Controleer remlicht" na vervanging van
de defecte gloeilamp niet verdwijnt, moet u
contact opnemen met een Volvo-erkend
reparateur om de storing te laten verhelpen.
1
2
3
4
5
3501077m
1. Richtingaanwijzer
2. Remlicht
3. Breedtelichten/Parkeerlichten
4. Breedtelichten/Parkeerlichten,
Mistlampen (alleen linkerzijde)
5. Achteruitrijlichten
Lamphouder
Op pagina 176 staan alle gloeilampen vermeld.
148
Kentekenplaatverlichting
vervangen
· Schakel alle lichten uit en draai de contacts-
leutel naar stand 0!
· Verwijder de schroef met een schroevendraaier.
· Verwijder voorzichtig het volledige
lamphuis en trek het naar buiten.
· Draai de connector linksom en trek de
gloeilamp naar buiten.
· Vervang de gloeilamp.
· Plaats de connector terug en draai deze
rechtsom.
· Plaats het volledige lamphuis terug en
schroef het vast.
Gloeilampen vervangen
3500998m
Gloeilamp make-upspiegel, verschillende
versies
Make-upspiegel
· Steek een schroevendraaier achter het lamp-
huis en verdraai deze iets, zodat het lampglas
loskomt.
· Verwijder de gloeilamp.
· Breng een nieuwe gloeilamp aan.
· Druk eerst de onderkant van het lampglas
boven de vier haken terug en druk vervol-
gens de bovenkant van het lampglas vast.
3501378m
Instapverlichting voorstoelen
vervangen
De instapverlichting bevindt zich onder het
dashboard aan de passagierszijde en de
bestuurderszijde. Ga als volgt te werk om de
verlichting te vervangen:
· Plaats een schroevendraaier en draai deze
iets zodat het lamphuis loskomt.
· Verwijder de defecte gloeilamp en breng een
nieuwe lamp aan.
· Controleer of de gloeilamp werkt. Plaats het
lamphuis terug.
3500871d
149
Onderhoud en service
Roestwering 150
Lakschade inspecteren en herstellen 151
Wassen 152
Volvo Service 155
Motorruimte 157
Dieselmotor 158
Motorolie 159
Koelvloeistof 160
Remvloeistof, Stuurbekrachtiging, Sproeiervloeistof 161
Onderhoud van de accu 162
Wisserbladen vervangen 164
150
Roestwering, inspecteren en bijwerken
Roestwering
Uw Volvo heeft een grondige en complete roestwerende behandeling
gekregen in de fabriek. De carrosserie bestaat uit gegalvaniseerd plaatstaal.
Het onderstel is behandeld met een slijtvast roestwerend middel. Aan de
binnenkant van dragers, holle ruimten en gesloten segmenten werd een
dunne, penetrerende roestwerende vloeistof gespoten.
U kunt de roestwering van de auto als volgt onderhouden:
· Houd de auto schoon! Spoel het onderstel af. Houd bij gebruik van
een hogedrukreiniger de spuitkop ten minste 30 cm van gelakte
onderdelen af!
· Laat de roestwering regelmatig controleren en eventueel bijwerken.
De roestwering van de auto hoeft normaal gesproken pas na ongeveer
8 jaar te worden nabehandeld. Laat de auto daarna om de 3 jaar een
nabehandeling ondergaan. Laat u hierin assisteren door uw Volvo-
werkplaats.
Roestwering bijwerken
Als u de roestwering zelf wilt bijwerken, moet u zorgen dat het te
behandelen gebied schoon en droog is. Spoel de auto af, was hem schoon
en droog hem zorgvuldig af. Gebruik een spuitbus of breng het roestwe-
rende middel met een kwastje op.
Er zijn twee soorten roestwerende middelen verkrijgbaar:
a) dunne (kleurloze) middelen, voor de zichtbare plaatsen
b) dikke middelen, voor de slijtplekken op het onderstel
U kunt de middelen op de volgende plaatsen aanbrengen:
· zichtbare lasnaden en paneelverbindingen (dunne vloeistof)
· onderstel (dikke vloeistof)
· portierscharnieren (dunne vloeistof)
· scharnieren en slotpal van de motorkap (dunne vloeistof)
Wanneer de behandeling klaar is, kunt u het overtollige roestwerende
middel verwijderen met een doek die u met de aangegeven vloeistof hebt
bevochtigd.
Onderdelen van de motor en de veerpootbevestigingen in de motorruimte
zijn in de fabriek behandeld met een kleurloos roestwerend middel op
wasbasis. Dit middel is tegen normale wasmiddelen bestand zonder dat
het middel daarbij oplost of de beschermende werking afneemt. Als u de
motor echter wast met zogeheten aromatische oplosmiddelen zoals
terpentine of thinner (en dan met name met middelen die geen emulgatoren
bevatten) moet de waslaag na het reinigen worden vernieuwd. Uw Volvo-
dealer heeft dergelijke wassen op voorraad.
151
Lakschade herstellen
Zo nodig afplakken
Lak
De lak vormt een belangrijk onderdeel van de
roestwering van de auto en moet daarom
regelmatig worden gecontroleerd. Lakschade
moet u meteen herstellen om roestvorming te
voorkomen. De meest voorkomende soorten
lakschade die u zelf kunt herstellen zijn:
· minder grote steenslagplekken en krassen,
· schade aan de spatbordranden en de
portieren.
Voor het herstel van lakschade moet u de
auto eerst schoonwassen en zorgvuldig laten
drogen. Zorg dat de auto een temperatuur
van meer dan +15°C heeft.
Minder grote
steenslagplekken en krassen
Benodigdheden:
· Grondlak (primer) in een bus
· Lak in een bus of een zogeheten bijtip-pen.
· Kwastje
· Afplaktape
· Als de steenslagplek niet tot op het blanke
plaatwerk is doorgedrongen en er nog een
intacte laklaag over is, volstaat het om na
verwijdering van het vuil de ontbrekende lak
aan te brengen.
Als de sleenslagplek echter wel tot het
blanke plaatwerk is doorgedrongen, moet u
als volgt te werk gaan:
· Plak een stuk afplaktape over het beschadig-
de gebied heen. Trek de tape weer van de lak
af om zoveel mogelijk lakresten te verwij-
deren (afbeelding 1).
· Roer de grondlak (primer) zorgvuldig om en
breng met een fijn kwastje of een lucifer
(afbeelding 2) aan.
· Wanneer de grondlak droog is, brengt u de
lak aan met een kwastje.
· Zorg dat de lak goed is omgeroerd en breng
de lak in meerdere, dunne lagen aan. Laat de
lak tussen elke laag drogen.
Eventuele lakresten met tape verwijderen
Kleurcode
Zorg dat u de juiste lakkleur hebt. De kleurcode
staat op het typeplaatje in de motorruimte.
Kleurcode
0300048A
2. KG
1.
KG
KG
KG
VOLVO CAR CORP.
MADE IN
SWEDEN
· Krassen kunt u op dezelfde manier herstel-
len, zij het dat u de onbeschadigde lak het
beste met afdektape kunt beschermen (zie
afbeelding 3).
· Wacht enkele dagen en rond de werkzaam-
heden af door de bijgewerkte lak op te
poetsen. Gebruik daarvoor een zachte doek
en wees zuinig met de schuurpasta.
8100503A
1
23
152
WAARSCHUWING!
Test na het wassen altijd de remmen om te voorkomen dat vocht en
corrosie de remvoeringen kunnen aantasten waardoor de remwerking
afneemt! Trap tijdens het rijden bij regen of natte sneeuw af en toe
lichtjes op het rempedaal zodat de remvoeringen warm worden en het
vocht kan verdampen. Doe dit ook bij het starten onder zeer vochtige
of koude weersomstandigheden.
Wassen
Was de auto regelmatig!
Was de auto zodra deze vuil geworden is. Dit is met name ’s winters van
belang, omdat strooizout en vocht al snel aanleiding kunnen geven tot
corrosie.
Was de auto als volgt:
· Spoel zorgvuldig het vuil van het onderstel van de auto.
· Spoel de auto in zijn geheel af om het vuil los te weken.
· Als u gebruikt maakt van een hogedrukspuit:
Houd bij het wassen de hogedrukspuit ten minste 30 cm van de
carrosserie. Spuit niet direct op de sloten.
· Gebruik een spons en veel water met of zonder schoonmaakmiddel.
· Gebruik bij voorkeur handwarm water (maximaal 35°C ) en geen heet
water.
· Als het vuil uiterst hardnekkig is, kunt u de auto met een ontvettings-
middel voor koude toepassingen wassen. Zorg in dat geval dat de auto
op een spoelplaat met afvoerscheiding staat. Als u een ontvettingsmid-
del voor koude toepassingen gebruikt, moet u zorgen dat de auto niet
in direct zonlicht staat. De lak mag evenmin warm zijn geworden als
gevolg van blootstelling aan zonlicht of onder invloed van de uitgestra-
alde motorwarmte. Zonlicht en warmte kunnen blijvende schade aan de
lak veroorzaken. Vraag uw Volvo-werkplaats om advies.
· Droog de auto af met een schoon en zacht stuk zeemleer.
· Reinig de wisserbladen met een handwarme zeepoplossing.
Passend schoonmaakmiddel:
Autoshampoo.
Let op het volgende:
Verwijder vogelpoep altijd zo snel mogelijk van de lak.
Vogelpoep bevat namelijk stoffen die de lak aantasten en deze zeer snel
doen verkleuren. Een dergelijke verkleuring kunt u niet wegpoetsen.
WAARSCHUWING!
Was nooit de motor. Brandgevaar! Laat dit over aan specialisten.
153
Wassen
Automatische wasstraten
Een automatische wasstraat is een eenvoudige en gemakkelijke manier
om de auto te wassen. Let er echter op dat een automatische wasbeurt
altijd minder goed is dan een goed wasbeurt met de hand.
De borstels van de wasstraat kunnen niet overal even goed bij komen.
Tijdens de eerste maanden van een nieuwe auto, raden wij u aan de auto
alleen met de hand te wassen.
Poetsen en in de was zetten
Poets de auto op en zet deze in de was, wanneer de lak er dof uitziet en u
deze extra bescherming wilt bieden zoals net voor het begin van de
winterperiode.
Normaal gesproken hoeft u de auto pas na een jaar te poetsen. Was kunt u
eerder aanbrengen.
Was de auto schoon en droog hem zorgvuldig af, voordat u begint te
poetsen/de was aanbrengt. Verwijder asfalt- en teervlekken met de
speciale asfaltverwijderaar van Volvo of met terpentine.
De hardnekkiger vlekken kunt u verwijderen met een speciaal voor
autolak bestemde fijne schuurpasta ("rubbing compound"). Poets de lak
eerst op en behandel deze daarna met was in vloeibare of vaste vorm.
Volg de aanwijzingen op de verpakking nauwkeurig op. Veel preparaten
bevatten zowel poetsmiddel als was.
U kunt de auto beter niet in direct zonlicht poetsen of in de was zetten.
BELANGRIJK!
Scherpe voorwerpen en klittenband kunnen de stoffen bekleding
beschadigen.
Behandeling van vlekken op onderdelen van kunststof en vinyl
Voor het reinigen van interieuronderdelen van vinyl en kunststof wordt
een speciaal reinigingsmiddel geadviseerd, dat verkrijgbaar is bij uw
Volvo-dealer.
Krab of wrijf nooit over een vlek. Gebruik nooit sterke ontvlekkingsmid-
delen. Neem het vinyl af met een milde zeepoplossing en handwarm water.
Vlekken op leer verwijderen
Maak bij voorkeur gebruik van de speciale reinigingsmiddelen voor leren
bekleding die bij uw Volvo-dealer te verkrijgen zijn.
We raden u aan de leren bekleding een- tot tweemaal per jaar te behandelen
met de speciale leerverzorgingskit van Volvo om het leer soepel en
comfortabel te houden.
Gebruik nooit sterke oplosmiddelen zoals benzine, alcohol, terpentine
e.d., omdat dergelijke middelen textiel, vinyl en leer kunnen beschadigen.
Veiligheidsgordels reinigen
Gebruik water en een synthetisch wasmiddel en dan met name het
textielreinigingsmiddel dat bij de Volvo-dealer verkrijgbaar is. Zorg dat de
gordel droog is, voordat deze weer wordt opgerold.
Bekleding reinigen
Vlekken op textiel verwijderen
Uw Volvo-dealer heeft een speciaal reinigingsmiddel voor stoffen
bekleding. Andere reinigingsmiddelen kunnen de brandvertragende
eigenschappen van de bekleding aantasten.
154
Wassen
Buitenspiegels en voorste zijruiten met
waterafstotende laag (extra) schoonmaken
Gebruik nooit producten zoals autowas, ontvettingsmiddelen e.d. op de
spiegels of de ruiten, omdat ze afbreuk kunnen doen aan de waterafsto-
tende eigenschappen.
Wees voorzichtig bij het schoonmaken om krassen op het glas te
voorkomen.
Om schade aan het glas te voorkomen moet u voor het verwijderen van
ijs alleen een krabber van kunststof gebruiken.
N.B. Om de waterafstotende eigenschappen te behouden wordt geadvise-
erd de behandeling te vernieuwen met een nabehandelingsmiddel dat
verkrijgbaar is bij Volvo-dealers. Gebruik het middel de eerste keer na
drie jaar en daarna ieder jaar.
De waterafstotende laag staat bloot aan natuurlijke slijtage.
155
Volvo Serviceprogramma
Voordat de auto de fabriek verliet, werd deze uitvoerig getest. De auto
werd nogmaals gecontroleerd naar de normen van Volvo Car Corporation,
net voordat de auto aan u werd geleverd.
De auto is uitvoerig getest voordat deze de fabriek verliet. Een andere
controle werd uitgevoerd naar de normen van Volvo Car Corporation, vlak
voordat de auto aan u werd geleverd. Om steeds van de grote betrouw-
baarheid en veiligheid van uw Volvo gebruik te kunnen maken moet u de
bepalingen van het Volvo Serviceprogramma opvolgen zoals omschreven
in het Garantie- en Serviceschema. Wij raden u aan om service- en
reparatiewerkzaamheden altijd door een Volvo-werkplaats te laten
uitvoeren. Uw Volvo-werkplaats beschikt over het juiste personeel,
speciaal gereedschap en werkplaatshandboeken, waardoor een zo hoog
mogelijke servicekwaliteit wordt gewaarborgd. Uw Volvo-werkplaats
gebruikt altijd originele vervangingsonderdelen. Het Volvo Servicepro-
gramma is ontwikkeld voor normale omstandigheden.
BELANGRIJK!
Voor de geldigheid van de garantie is het van belang dat u het Garantie- en
Serviceboekje controleert en de aanwijzingen opvolgt.
Service of montage van accessoires
De service of montage van accessoires die zijn aangesloten op het
elektrische systeem van de auto kan alleen worden uitgevoerd met speciaal
ontwikkelde elektronische apparatuur. Neem daarom altijd contact op met
uw Volvo-dealer, voordat u een begin maakt met servicewerkzaamheden
aan het elektrische systeem.
Vastlegging van voertuiggegevens
Er kunnen één of meer computers op uw Volvo zitten die gedetailleerde
informatie kunnen opslaan. Deze informatie is bestemd voor onderzoek ter
verbetering van de veiligheid en het opsporen van storingen in de
Volvo Service
autosystemen. De informatie kan gegevens bevatten over (maar niet
beperkt zijn tot) zaken als het gebruik van de veiligheidsgordel door de
bestuurder en passagier(s), gegevens over de werking van verschillende
autosystemen en -modules en informatie over de status van de motor,
gasklep, besturing, remmen en andere systemen.
De informatie kan tevens gegevens bevatten over de rijstijl van de
bestuurder. Dergelijk omvat (zonder beperkt te zijn tot) zaken als de
rijsnelheid, het gebruik van het rem- of gaspedaal en de stuuruitslag. De
genoemde informatie kan tijdens het rijden, tijdens een aanrijding of bij
een bijna-ongeluk worden vastgelegd.
Volvo Car Corporation zal de opgeslagen informatie niet zonder uw
toestemming vrijgeven. Volvo Car Corporation kan echter op last van de
landelijke wetgeving gedwongen worden om bepaalde informatie te
verstrekken.
Voor de rest geldt dat alleen Volvo Car Corporation en de erkende Volvo-
dealers de informatie kunnen uitlezen en gebruiken.
Ongunstige rijomstandigheden
Bij gebruik van de auto in ongunstige rijomstandigheden wordt u
geadviseerd de motorolie, het oliefilter en het luchtfilter vaker te verversen/
vervangen dan aangegeven in het Service- en garantieboekje.
Tot ongunstige rijomstandigheden behoren:
· Lange ritten in een stoffige/zanderige omgeving
· Lange ritten met een caravan of aanhanger achter de auto
· Lange ritten in bergachtig gebied
· Lange ritten op hoge snelheid
· Langdurig stationair draaien en/of rijden op lage snelheden
· Ritten bij lage temperaturen (onder 0°C) over veelal korte afstanden;
minder dan 10 km.
156
Volvo Service
7700243d
Let op het volgende, voordat u met de
werkzaamheden begint:
Accu
· Zorg dat de accukabels op de juiste manier zijn aangesloten en stevig
vastzitten.
· Ontkoppel de accu nooit, wanneer de motor draait (bij het vervangen
van de accu).
· Gebruik nooit een snellader voor het opladen van de accu. Zorg dat de
accukabels zijn ontkoppeld tijdens het opladen.
Milieuzorg
De accu bevat een zuur dat zowel giftig als corrosief is. Het is om die
reden van belang dat u de accu op een milieuvriendelijke manier hanteert.
Neem hiervoor contact op met uw Volvo-dealer.
Omhoogbrengen van de auto
Als u de auto met een garagekrik omhoogbrengt, moet u de krik tegen de
voorzijde van de motordraagarm aanbrengen. Zorg dat de spatplaat onder
de motor niet beschadigd raakt. Let erop dat u de krik dusdanig aanbrengt,
dat de auto er niet vanaf kan glijden. Maak altijd gebruik van steunbokken
of vergelijkbare hulpmiddelen.
Als u de auto met een tweekoloms hefbrug omhoogbrengt, moet u zorgen
dat de voorste en achterste dragerarmen onder de hefpunten bij de
drempelkokers komen te zitten. Zie afbeelding.
WAARSCHUWING!
Het ontstekingssysteem van de auto wekt zeer hoge spanningen op!
De spanning van het ontstekingssysteem is levensgevaarlijk!
Raak bougies, bougiekabels of bobines niet aan, wanneer de motor
draait of het contact is ingeschakeld!
Zet contact af bij:
· het aansluiten van motortestapparatuur;
· het vervangen van onderdelen van het ontstekingssysteem zoals
de bougies, de bobine, de verdelerkap, de bougiekabels e.d.
157
Motorkap, Motorruimte
8200092d
8200095d
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
7a
2000276m
Motorkap openen
Trek aan de ontgrendelingshandgreep uiterst
rechts onder het dashboard. U hoort dat de
slotpal losschiet. Steek uw hand recht boven de
grille onder de voorzijde van de motorkap om
de hendel van de slotpal omhoog te duwen.
Open de motorkap.
...de pal omhoogdrukken en de motorkap openen
Motorruimte
1. Expansiereservoir, koelsysteem
2. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof
3. Sproeiervloeistofreservoir
4. Peilstok, motorolie
5. Radiateur
6. Vultuit, motorolie
7. Koppeling-/remvloeistofreservoir
(auto’s met stuur links)
7a. Koppeling-/remvloeistofreservoir
(auto’s met stuur rechts)
8. Relais- en zekeringenkastje
9. Luchtfilter
10. Accu (in de bagageruimte)
Trek aan de handgreep...
WAARSCHUWING!
Controleer bij het sluiten of de motorkap goed
in het slot valt!
WAARSCHUWING!
Elektrische motorkoelventilator:
De motorkoelventilator kan ook na het uitzetten
van de motor blijven draaien of automatisch
opnieuw aanslaan!
158
Diesel
Brandstofsysteem
Dieselmotoren zijn bijzonder gevoelig voor verontreiniging. Maak
daarom alleen gebruik van dieselolie van gerenommeerde oliemaatschap-
pijen die aan de gespecificeerde brandstofkwaliteit voldoen (zie pagina
174). Gebruik nooit diesel van twijfelachtige kwaliteit. De belangrijkste
oliemaatschappijen leveren ook speciale dieselbrandstof voor de winter.
Bij lage temperaturen is deze brandstof aanzienlijk dunner, waardoor de
kans dat het brandstofsysteem door uitvlokking vervuild raakt, veel
kleiner is.
De kans op condens in de brandstoftank neemt af, als u de tank altijd
goed gevuld houdt.
Voorkom dat er op gelakte oppervlakken wordt gemorst. Als u hebt
gemorst, moet u het betreffende oppervlak met water en zeep reinigen.
Voorkom morsen op gelakte oppervlakken. Bij morsen het gebied met
water en zeep schoonwassen.
Wanneer u de brandstoftank leegrijdt
U hoeft geen speciale maatregelen te nemen, wanneer u de brandstoftank
hebt leeggereden. Het brandstofsysteem wordt automatisch ontlucht, als u
de contactsleutel ca. 60 seconden lang in stand II laat staan voordat u een
nieuwe startpoging doet.
Condenswater uit brandstoffilter aftappen
Om motorstoringen tegen te gaan ontdoet het brandstoffilter de brandstof
van condenswater. Houd u voor het aftappen van het condenswater aan de
intervallen voor de servicebeurten die in uw Service- en Garantieboekje
staan aangegeven. Ook wanneer u vermoedt dat er vervuilde brandstof is
gebruikt, moet u het brandstoffilter aftappen.
BELANGRIJK!
Maak geen gebruik van dieseloliën met het
volgende:speciale toevoegingen (dopes), scheepso-
lie, stookolie, RME (biodiesel) of plantaardige olie.
Dergelijke brandstoffen voldoen niet aan de kwali-
teitsnormen die Volvo stelt en geven aanleiding tot
verhoogde slijtage en motorschade die niet worden
gedekt door de garanties van Volvo.
159
IMG-203460
Motorolie Koelvloeistof
Controleer de motorolie
regelmatig bij het bijvullen
Bij bepaalde motorvarianten zit er een motoro-
liesticker op de motorkap (zie pagina 166 voor
de positie van deze sticker). De specificatie op
de sticker geeft de aanbevolen oliekwaliteit en
de viscositeit van de te gebruiken motorolie aan.
Een overzicht van de specificaties voor de
verschillende motorvarianten vindt u op
pagina 168.
In het Service- en garantieboekje staan passen-
de termijnen voor het verversen van de olie en
vervangen van het oliefilter. Voor ritten onder
ongunstige omstandigheden wordt u geadvise-
erd kortere termijnen aan te houden (zie
pagina 155).
U moet het motoroliepeil regelmatig controleren
en de olie verversen.Bij een nieuwe auto is het
belangrijk om het oliepeil te controleren,
voordat de olie voor de eerste keer volgens
schema moet worden ververst. Het Service- en
garantieboekje geeft aan bij welke kilometers-
tand u dat moet doen.
Volvo adviseert u het oliepeil om de 2500 km te
controleren. De beste meting wordt verkregen
bij een koude motor vóór de start. Meteen na
het afzetten van de motor krijgt u een verkeerd
resultaat. De peilstok geeft dan een te laag peil
aan, omdat de olie geen tijd heeft gehad om
terug te lopen naar het oliecarter.
N.B. Zie pagina 171 voor de aan te houden
hoeveelheden en de aanbevolen kwaliteit van de
motorolie.
De olie moet binnen het gemarkeerde gebied op
de peilstok staan.
BELANGRIJK!
Gebruik altijd olie van de aanbevolen kwali-
teit en de juiste viscositeit.
Giet geen toevoegingen (dopes) bij de olie,
omdat ze de motor kunnen beschadigen.
Neem contact op met de dichtstbijzijnde er-
kende Volvo-werkplaats voor service, als er
een andere oliesoort werd gebruikt.
Oliepeil controleren bij een koude motor:
· Veeg de peilstok schoon, voordat u gaat
meten.
· Controleer het oliepeil met de peilstok. De
olie moet tussen het MIN- en MAX-streep-
je staan.
· Als de olie dichter bij het MIN-streepje ligt,
kunt u eerst 0,5 liter olie bijvullen. Vul bij
totdat de olie dichter bij het MAX-streepje
dat het MIN-streepje op de peilstok ligt.
Zie pagina 171 voor de aan te houden
hoeveelheid.
Oliepeil controleren bij een warme
motor:
· Parkeer de auto op een vlakke ondergrond,
zet de motor af en wacht ten minste 10 tot
15 minuten zodat de olie terug in het carter
kan lopen.
· Veeg de peilstok schoon, voordat u gaat
meten.
· Controleer het oliepeil met de peilstok. De
olie moet tussen het MIN- en MAX-streep-
je staan.
· Als de olie dichter bij het MIN-streepje ligt,
kunt u eerst 0,5 liter olie bijvullen. Vul bij
totdat de olie dichter bij het MAX-streepje
dat het MIN-streepje op de peilstok ligt. Zie
pagina 171 voor de aan te houden hoeveel-
heid.
BELANGRIJK!
Vul niet meer olie bij dan tot aan het MAX-
streepje. Het olieverbruik kan toenemen, als
u teveel olie in de motor giet.
WAARSCHUWING!
Mors geen olie op het hete uitlaatspruitstuk,
omdat er gevaar voor brand bestaat.
Sommige motorvarianten zijn voorzien van een
olieniveausensor (zie pagina 35 voor het
bijbehorende displaybericht op het instrumen-
tenpaneel).
160
Koelvloeistof, peil controleren en bijvullen
Volg de aanwijzingen op de verpakking op. Het is belangrijk dat u
verhouding tussen koelvloeistof en water afstemt op de heersende
weersomstandigheden. Vul het reservoir nooit alleen met schoon water.
Het gevaar voor bevriezing neemt toe, zowel wanneer het percentage
koelvloeistof te laag is als wanneer het te hoog is.
Zie de aan te houden hoeveelheden en de aanbevolen kwaliteit voor
vloeistoffen en oliën op pagina 170.
BELANGRIJK!
Het is uitermate belangrijk dat u een koelvloeistof met roestwerende
eigenschappen gebruikt volgens de aanbevelingen van Volvo. Een
nieuwe auto is voorzien van koelvloeistof die bestand is tegen tempe-
raturen tot ca. –35 °C.
Controleer de koelvloeistof regelmatig!
De koelvloeistof moet tussen het MIN- en MAX-streepje op het
expansiereservoir staan. Vul koelvloeistof bij, wanneer het peil tot onder
het MIN-streepje is gezakt.
BELANGRIJK!
De motor mag alleen draaien met een goed gevuld koelsysteem. De
temperaturen kunnen plaatselijk hoog oplopen, wat schade (scheurvor-
ming) aan de cilinderkop kan veroorzaken.
WAARSCHUWING!
De koelvloeistof kan bijzonder heet zijn. Als u moet bijvullen terwijl
de motor op bedrijfstemperatuur is, moet u langzaam de dop van het
expansiereservoir losdraaien om de overdruk te laten ontsnappen.
Koelvloeistof
161
Remvloeistof, Stuurbekrachtiging, Sproeiervloeistof
Reservoir voor rem- en
koppelingsvloeistof
De rem- en koppelingsvloeistof zitten in hetzelf-
de reservoir
1
. De vloeistof moet tussen het
MIN- en MAX-streepje staan. Controleer het
peil regelmatig. Ververs de remvloeistof om de
twee jaar of iedere tweede geplande service-
beurt.Zie de aan te houden hoeveelheden en de
aanbevolen kwaliteit voor vloeistoffen en oliën
op pagina 170.
N.B. Wanneer uw vaak met uw auto in de bergen
of in landen met een tropisch klimaat en een hoge
relatieve luchtvochtigheidsgraad rijdt, moet u de
remvloeistof ieder jaar verversen omdat de
remmen in dergelijke omstandigheden zwaar
worden belast.
Reservoir voor
stuurbekrachtigingsvloeistof
Controleer het peil bij iedere servicebeurt. U
hoeft de vloeistof niet te verversen. De
vloeistof moet tussen het ADD- en FULL-
streepje staan.
Zie de aan te houden hoeveelheden en de
aanbevolen kwaliteit voor vloeistoffen en oliën
op pagina 170.
N.B. Als er een storing in de stuurbekrachti-
ging optreedt (of als de stroom is weggevallen
en u de auto wilt wegslepen), blijft de auto
bestuurbaar. Let er echter op dat de auto in dat
geval veel zwaarder stuurt dan normaal, zodat u
meer moeite moet doen om het stuurwiel te
verdraaien.
Sproeiervloeistofreservoir
De sproeiers van de voorruit, de achterruit en de
koplampen staan allemaal in verbinding met
hetzelfde vloeistofreservoir. Zie de aan te
houden hoeveelheden en de aanbevolen
kwaliteit voor vloeistoffen en oliën op
pagina 170.
Giet tijdens de wintermaanden antivries in het
reservoir om te voorkomen dat de vloeistof in
de pomp, het reservoir en de slangen bevriest.
Tip: Maak bij het bijvullen van sproeiervloeistof
ook meteen de wisserbladen schoon.
3601948d
Sproeiervloeistofreservoir
5200679
m
ADD
FULL
WAARSCHUWING!
Als de remvloeistof onder het MIN-
streepje van het remvloeistofreservoir
ligt, mag u pas verder rijden wanneer u
remvloeistof hebt bijgevuld.Spoor de
oorzaak van het remvloeistofverlies op.
1
Positie verschilt op auto met linkse of rechtse besturing.
Reservoir voor rem-en
koppelingsvloeistof
Reservoir voor stuurbekrachtigingsvloeistof
162
Onderhoud van de accu
· Controleer alle accucellen. Verwijder de cel-
doppen met een schroevendraaier. Elke cel
heeft zijn eigen MAX-streepje.
· Vul zo nodig bij met gedestilleerd water tot
aan het MAX-streepje.
· Vul nooit meer vloeistof bij dan tot aan het
MAX-streepje (A).
BELANGRIJK!
Gebruik altijd gedestilleerd of gedeïoniseerd
water (accuwater).
· Draai de celdoppen stevig vast.
N.B. Hoe vaker de accu ontladen raakt, des te
minder lang gaat de accu mee.
Onderhoud van de accu
De rijomstandigheden, de rijstijl, het aantal
startpogingen, de weersomstandigheden, het
aantal malen dat de accu leegraakte e.d. zijn van
invloed op de levensduur en de werking van de
accu.Herhaaldelijk gebruik van de standverwar-
ming bij korte ritten kan ertoe leiden dat de accu
uitgeput raakt en startproblemen opleveren.
Let op het volgende om de accu in optimale staat
te houden:
· Controleer regelmatig of het peil van de ac-
cuvloeistof in orde is (A).
3100063d
A
Symbolen:
Draag een veiligheidsbril.
Zie voor meer informatie
het instructieboekje dat bij
de auto hoort.
Bewaar accu’s buiten het
bereik van kinderen.
De accu bevat een bijtend
zuur.
Vermijd vonken en open
vuur.
Explosiegevaar.
WAARSCHUWING!
Accu's kunnen het zeer explosieve knalgas
produceren. Een enkele vonk, veroorzaakt
door een onjuiste aansluiting van de startka-
bels, is voldoende om de accu tot ontploffing
te brengen, en zo schade aan de auto en letsel
te veroorzaken. De accu bevat ook zwavel-
zuur, wat ernstige verwondingen door etsing
kan veroorzaken. Als u accuzuur in de ogen
krijgt, of op uw huid of uw kleren morst,
moet u meteen met grote hoeveelheden water
spoelen. Neem onmiddellijk contact op met
een arts, als u accuzuur in de ogen krijgt.
163
3100181
m
Onderhoud van de accu
WAARSCHUWING!
Accu's kunnen het zeer explosieve knalgas
produceren. Een enkele vonk, veroorzaakt
door een onjuiste aansluiting van de startka-
bels, is voldoende om de accu tot ontploffing
te brengen, en zo schade aan de auto en letsel
te veroorzaken. De accu bevat ook zwavel-
zuur, wat ernstige verwondingen door etsing
kan veroorzaken. Als u accuzuur in de ogen
krijgt, of op uw huid of uw kleren morst,
moet u meteen met grote hoeveelheden water
spoelen. Neem onmiddellijk contact op met
een arts, als u accuzuur in de ogen krijgt.
A
B
A. Accu zonder afdekking
B. Accu met afdekking
Accu vervangen
Accu verwijderen:
· Zet de auto van het contact en neem de sleu-
tel uit.
· Wacht ten minste 5 minuten, voordat u een
van de elektrische aansluitingen aanraakt (zo
kan de informatie in de elektrische systemen
van de auto worden opgeslagen in de ver-
schillende regeleenheden).
· Draai de bouten uit de borgklem die over de
accu heen zit en verwijder de klem.
· Klap het kunststof deksel over de minpool
van de accu open of schroef de afdekking
van de accu los.
· Koppel de minkabel los.
· Haal de onderste console los waarmee de
accu vastzit.
· Koppel de pluskabel los nadat u een eventu-
eel kunststof deksel opzijgeklapt hebt.
· Til de accu uit de auto.
Accu aanbrengen:
· Til de accu op zijn plaats.
· Breng de onderste console aan en schroef
deze vast.
· Sluit de pluskabel aan, druk een eventueel
kunststof deksel vast en klap het omlaag.
· Sluit de minkabel aan en klap een eventueel
kunststof deksel omlaag.
· Breng het kunststof deksel of de dekplaat
over de accu heen aan.
· Zorg dat de ontluchtingsslang op de juiste
manier is aangesloten tussen de accu en de
afvoeropening in de carrosserie.
· Breng de borgklem over de accu heen aan
en draai de bouten vast.
164
Wisserbladen vervangen
3602076D
Koplampwisserbladen
vervangen
1
· Klap de wisserarm voorover.
· Trek het wisserblad naar buiten toe los.
· Druk het nieuwe wisserblad in positie vast.
· Controleer of het blad goed vastzit!
Achterruitwisserbladen
vervangen
· Klap de wisserarm naar achteren.
· Trek het wisserblad opzij, naar de achterklep
toe los.
· Druk het nieuwe wisserblad vast.
· Controleer of het blad goed vastzit.
Lang
Kort
Wisserbladen voorruit
vervangen
· Klap de wisserarm naar buiten en houd het
wisserblad vast.
· Duw de geribde borgveren van het wisser-
blad in, terwijl u het blad bij de verlenging
van de arm lostrekt.
· Breng het nieuwe wisserblad in omgekeerde
volgorde aan.
· Controleer of het goed vastzit.
N.B. Let erop dat het wisserblad aan de bestuur-
derszijde langer is dan dat aan de passagiers-
zijde.
3603056d
1
Geldt voor de V70 R
165
Specificaties
Type-aanduidingen 166
Maten en gewichten 167
Motorspecificaties 168
Hoeveelheden 170
Brandstof 173
Katalysator en wielophanging 175
Elektrisch systeem 176
166
Specificaties
Type-aanduidingen
Wanneer u contact opneemt met uw Volvo-
dealer of vervangingsonderdelen en accessoires
wilt bestellen, kan het handig zijn als u de type-
aanduiding, het chassisnummer en het motor-
nummer van de auto bij de hand hebt.
1 Type, modeljaaraanduiding en chassis-
nummer
Staan in de motorruimte geponst, onder de
voorruit.
2 Type-aanduiding, chassisnummer,
maximaal toelaatbaar gewicht, kleurco-
des voor de lak en de bekleding en
typegoedkeuringsnummer.
Op het plaatje op het binnenspatbord achter
het rechter koplamphuis.
3 Type-aanduiding van de motor, onder-
deel- en serienummer
Aan de rechterzijde van het motorblok.
4 Type-aanduiding en serienummer van de
versnellingsbak
a: Handgeschakelde versnellingsbak: aan de
voorzijde
b: Automatische versnellingsbak
(AW55-50): aan de bovenzijde
5 Op de motoroliesticker* (onder op de
motorkap) staan de kwaliteit en viscosi-
teitsindex van de olie aangegeven.
* Bepaalde motorvarianten
167
Maten en gewichten
0300047A
KG
KG
KG
1.
KG2.
VOLVO CAR CORP.
SWEDEN
MADE IN
1
2
3
4
Maten
Lengte ................... 472 (XC70 473) cm
Breedte .................. 180 (XC70 186) cm
Hoogte* ................ 147-149 (AWD 148-151/XC 155-156/R 145-149) cm
Wielbasis .............. 276 cm
Spoorbreedte
vóór ....................... 156 (XC70 161) cm
Spoorbreedte
achter .................... 156 (XC 155/R 154) cm
*: afhankelijk van de velg- en bandenmaat
Laadcapaciteit (gemeten in 1-literdozen):
Ruggedeelte achterbank rechtop,
bagage tot rand ruggedeelte .................................................................. 485
Ruggedeelte achterbank neergeklapt,
bagage tot rand ruggedeelte voorstoelen .............................................. 745
Ruggedeelte achterbank neergeklapt, lading tot plafond .................... 1641
Toelaatbare belasting (zonder bestuurder) = Totaalgewicht, rijklaar gewicht
WAARSCHUWING!
Afhankelijk van de belading van de auto en het
zwaartepunt van de lading treden er wijzigingen in
de rijeigenschappen op.
Gewichten
Bij het rijklaar gewicht is het gewicht van de bestuurder, dat van de
brandstoftank die voor 90% gevuld is en dat van de resterende oliën/
vloeistoffen e.d. inbegrepen. Het gewicht van de passagiers en de gemon-
teerde accessoires zoals een trekhaak (en de kogeldruk daarvan bij gebru-
ik van een aanhanger (zie tabel)), lastdragers, skibox e.d. zijn van invloed
op de laadcapaciteit en zijn niet inbegrepen bij het rijklaar gewicht. Toe-
laatbare belasting (zonder bestuurder) = Totaalgewicht – Rijklaar gewicht.
Zie de positie van de sticker op pagina 166.
1. Max. totaalgewicht
2. Max. treingewicht (auto +
aanhanger)
3. Max. voorasdruk
4. Max. achterasdruk
Max. belasting, zie kentekenbe-
wijs
Max. dakbelasting
100 kg
Maximaal aanhangergewicht
1800 kg
168
2.0T BIFUEL BIFUEL 2.4 2.0T 2.5T 2.4
2.5T AWD
Motorvariant B5204T5 B5244SG B5244SG2 B5244S B5244S2 B5254T2 B5244T4
a
Vermogen* (kW bij omw/s) 132/92 103/97 103/85 125/100 103/75 154/83 162/83
AWD -- - --- -
(pk bij omw/min) 180/5500 140/5800 140/5100 170/6000 140/4500 210/5000 220/5000
AWD -- - --- -
Motorkoppel*
(Nm bij omw/s) 240/31-83 192/75 214/75 225/75 220/55 320/25-75 285/33-83
AWD -- - --- -
(kpm bij omw/min) 24,5/1850-5000 19,6/4500 21,8/4500 23,0/4500 22,5/3300 32,6/1500-4500 35,7/2100-4000
AWD -- - --- -
Aantal cilinders 55 5 555 5
Cilinderdiameter (mm) 81 83 83 83 83 83 81
Slaglengte (mm) 77 90 90 90 90 93,2 93,2
Slag (dm
3
of liter) 1,98 2,44 2,44 2,44 2,44 2,52 2,40
Compressieverhouding 9,5:1 10,3:1 10,3:1 10,3:1 10,3:1 9,0:1 -
Bougies:
Elektrodeafstand (mm) 0,7 1,2 1,2 1,2 1,2 0,7 3x1,2
Aanhaalmoment (Nm) 30 30 30 30 30 30 25
Motorspecificaties
a
Thailand, Maleisië
* Vermogen en koppel conform de EU-richtlijn 80/1269/EEG. Voor benzinemotoren wordt bij een dergelijke test benzine met een octaangetal van 98
(RON) gebruikt.
Zie de type-aanduiding die in de motorruimte geslagen is (Type-aanduidingen pagina 166) ter controle van het motortype dat in de auto ligt.
169
T5 R D5 2.4D 2.4D
AWD D5 AWD
Motorvariant B5244T5 B5254T4 D5244T D5244T2 D5244T3
a
Vermogen* (kW bij omw/s) 191/92 220/92 120/67 96/67 85/67
AWD - 220/100 - - -
(pk bij omw/min) 260/5500 300/5500 163/4000 130/4000 116/4000
AWD - 300/6000 - - -
Motorkoppel*
(Nm bij omw/s) 350/35-83 400/33-88 340/29-50 280/29-50 280/29-46
AWD - 350/31-100 - - -
(kpm bij omw/min) 35,7/2100-5000 40,8/1950-5250 34,7/1750-3000 28,6/1750-3000 28,6/1750-2750
AWD - 35,7/1850-6000 - - -
Aantal cilinders 55555
Cilinderdiameter (mm) 81 83 81 81 81
Slaglengte (mm) 93,2 93,2 93,2 93,2 93,2
Slag (dm
3
of liter) 2,40 2,52 2,40 2,40 2,40
Compressieverhouding 8,5:1 8,5:1 18,0:1 18,0:1 18,0:1
Bougies:
Elektrodeafstand (mm) 0,7 0,7 - - -
Aanhaalmoment (Nm) 28 28 - - -
a.
Frankrijk
* Vermogen en koppel conform de EU-richtlijn 80/1269/EEG. Voor benzinemotoren wordt bij een dergelijke test benzine met een octaangetal van 98
(RON) gebruikt.
Motorspecificaties
Zie de type-aanduiding die in de motorruimte geslagen is (Type-aanduidingen pagina 166) ter controle van het motortype dat in de auto ligt.
170
Volume Aanbevolen kwaliteit
Versnellingsbakolie Handgeschakelde
vijfversnellingsbak
(M56/M58) 2,1 liter Transmissie-olie
1
: MTF 97309
Handgeschakelde
zesversnellingsbak (M66) 2,0 liter
Automatische
versnellingsbak
(AW55-51) 7,2 liter Transmissie-olie
1
: JWS 3309
Koelvloeistof Benzinemotoren zonder turbo 8,0 liter Koelvloeistof met corrosiewerende dope aangelengd met water
Benzinemotoren met turbo 9,0 liter (zie verpakking).
Dieselmotoren 12,5 liter Thermostaat opent bij: benzinemotoren, 90 °C, dieselmotoren 82 °C.
Airconditioning 1000 gram
2
Olie: PAG; Koudemiddel: R134a (HFC134a)
Remvloeistof 0,6 liter DOT 4+
Stuurbekrachtiging Systeem: 0,9 liter Stuurbekrachtigingsvloeistof: WSS M2C204-A of een soortgelijk
waarvan in reservoir 0,2 liter product met dezelfde specificaties.
Reservoir Variant zonder hogedruksproeiers 4,5 liter Bij vorst wordt u geadviseerd een door Volvo aanbevolen antivries
sproeiervloeistof met hogedruksproeiers 6,4 liter aangelengd met water te gebruiken.
Brandstoftank Zie het hoofdstuk over brandstof op pagina 173 voor de inhoud
van de tank.
1
Om schade aan de versnellingsbak te voorkomen moet u de aanbevolen kwaliteit versnellingsbakolie gebruiken en geen verschillende merken
met elkaar vermengen. Neem contact op met de dichtstbijzijnde erkende Volvo-werkplaats voor service, als er een andere oliesoort werd
gebruikt.
2
Het gewicht hangt af van het motortype. Neem contact op met een erkende Volvo-werkplaats voor de juiste gegevens.
Hoeveelheden
Overige vloeistoffen en smeermiddelen
171
Hoeveelheden
Ook als u een oliesoort met een andere
viscositeitsindex kiest, blijft de gestelde
kwaliteitseis van kracht.
BELANGRIJK!
Gebruik altijd olie van de aanbevolen kwali-
teit en de juiste viscositeit.
Giet geen toevoegingen (dopes) bij de olie,
omdat ze de motor kunnen beschadigen.
Neem contact op met de dichtstbijzijnde er-
kende Volvo-werkplaats voor service, als er
een andere oliesoort werd gebruikt.
Het gebruik van een oliekwaliteit die niet
voldoet aan de normen van Volvo kan aanlei-
ding geven tot verhoogde slijtage en motor-
schade die niet worden gedekt door de ga-
ranties van Volvo.
Motortype Bij te vullen hoeveelheid Hoeveelheid
1
/liter Aanbevolen Viscositeit
2
tussen MIN-MAX oliekwaliteit:
2.0T B5204T5 0-1,2 5,5 ACEA A5/B5 SAE 0W-30
2.4 B5244S 0-1,2
2.4 B5244S2 0-1,2
2.4 B5244T4 0-1,2
T5 B5244T5 0-1,2
2.5T B5254T2 0-1,2
1
Inclusief hoeveelheid in filter
2
Ook als u een oliesoort met een andere viscositeit kiest, blijft de gestelde kwaliteitseis van kracht.
Motorolie
Als er een motoroliesticker in
de motorruimte zit, moet u de
aangegeven kwaliteit en
hoeveelheid aanhouden in
de tabel (zie positie op
pagina 166).
Motoroliesticker
Op de motoroliesticker staan:
1. de oliekwaliteit
2. de viscositeitsindex
2200293
v
172
1
Inclusief hoeveelheid in filter.
2
Bij gebruik van een oliesoort met een andere viscositeitsindex dan die in de tabel moet de olie ten minste aan de gestelde kwaliteitsnorm voldoen.
Extreme rijomstandigheden
Controleer het oliepeil vaker bij het rijden onder extreme omstandighe-
den zoals bij ritten in bergachtig gebied waarbij u vaak op de motor
moet afremmen of bij het rijden op hoge snelheden over snelwegen. In
dergelijke omstandigheden kunnen de olietemperatuur en het oliever-
bruik abnormaal toenemen.
Benzinemotoren: Gebruik voor extrame rijomstandigheden en
synthetische motorolie die de motor extra bescherming biedt.
Volvo adviseert de oliën van Castrol®.
Motorvariant Bij te vullen hoeveelheid Hoeveelheid
1
/liter Aanbevolen Viscositeit
2
tussen MIN-MAX oliekwaliteit:
2.0T B5204T5 0-1,2 5,8 ACEA A1/B1 SAE 5W-30
2.4 B5244S 0-1,2
2.4 B5244S2 0-1,2
2.4 B5244T4 0-1,2
T5 B5244T5 0-1,2
2.5T B5254T2 0-1,2
R B5254T4 0-1,2 5,5
BIFUEL B5244SG 0-1,2 5,8
BIFUEL B5244SG2 0-1,2
D5 D5244T 0-2,0
2.4D D5244T2 0-2,0 6,5
2.4D D5244T3 0-2,0
Om de oliekwaliteit, viscositeits-
index en hoeveelheid aan te
kunnen houden die in deze tabel
vermeld staan, moet u eerst
controleren of er geen motorolie-
sticker (zie pagina 166 voor de
positie ervan) op de motorkap zit.
Motorolie
Hoeveelheden
ACEA A3/B3/B4
SAE 0W-30
173
Brandstof
Brandstofverbruik en uitstoot van kooldioxide
2.4 B5244S2 Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 9 , 0 2 1 4 7 0
Automatische versnellingsbak (AW55-51) 9,7 23 1
2.4 B5244S Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 9 ,2 2 2 0 7 0
Automatische versnellingsbak (AW55-51) 9,8 23 4
2.0T B5204T5 Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 9,1 2 1 7 7 0
Automatische versnellingsbak (AW55-51) 9,9 23 7
2.5T B5254T2 Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 9,2 2 1 9 7 0
Automatische versnellingsbak (AW55-51) 10,1 241
Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M58) 9 ,9 2 3 7 7 2
Automatische versnellingsbak (AW55-51) 10,6 255
Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M58) 10,2 244 72
Automatische versnellingsbak (AW55-51) 11,1 266
2.4T B5244T4
2
Automatische versnellingsbak (AW55-51) - - 7 0
Automatische versnellingsbak (AW55-51) - - 7 2
T5 B5244T5 Handgeschakelde zesversnellingsbak (M66) 9,5 2 2 6 7 0
Automatische versnellingsbak (AW55-51) 10,0 239
V70R B5254T4 Handgeschakelde zesversnellingsbak (M66) 10,7 256 68
Automatische versnellingsbak (AW55-51) 11,1 266
D5 D5244T Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 6,5 1 7 1 7 0
Automatische versnellingsbak (AW55-50) 7,9 20 9
Handgeschakelde zesversnellingsbak (M66) 7,3 1 9 4 6 8
Automatische versnellingsbak (AW55-51) 8,4 22 3
Handgeschakelde zesversnellingsbak (M66) 7,5 1 9 9 6 8
Automatische versnellingsbak (AW55-51) 8,4 22 3
2.4D D5244T2 Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 6 ,5 1 7 1 7 0
Automatische versnellingsbak (AW55-50) 7,9 20 9
2.4D D5244T3 Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 6 ,5 1 7 1 7 0
Bi-fuel B5244SG
Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 9 ,0 2 1 5 30
3
Automatische versnellingsbak (AW55-50) 10,0 240
Bi-fuel B5244SG2
Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 9 ,4 2 2 5 30
3
Automatische versnellingsbak (AW55-50) 10,0 240
AWD
XC70
XC70
AWD
AWD
AWD
XC70
7CV
Motorvariant Versnellingsbak Verbruik in Uitstoot van kool- Tankinhoud
liter/100 km
1
dioxide (CO
2
) in g/km liter
1
De emissiewaarden
zijn afhankelijk van
de brandstofkwaliteit.
Ze kunnen daarom
afwijken van de
aangegeven waarden
bij gebruik van een
brandstofsoort die
voldoet aan andere
normen dan die Volvo
adviseert.
2
Sommige landen.
3
Brandstoftank.
174
Brandstof
Gespecificeerd brandstofverbruik
De officiële brandstofverbruikscijfers zijn
gebaseerd op een gestandaardiseerde rijcyclus
conform EU-richtlijn 80/1268 voor voertuigen
met verbrandingsmotoren. Het gebruik van
extra accessoires kan de verbruikscijfers
beïnvloeden, omdat de accessoires het gewicht
van de auto verhogen. Ook de rijstijl en andere
niet-technische factoren kunnen van invloed
zijn op het brandstofverbruik.
Bij gebruik van brandstof met een octaangetal
van 91 (RON), neemt het brandstofverbruik toe
terwijl het motorvermogen lager wordt.
BELANGRIJK!
Tank de juiste benzine!
Uw auto is uitgerust met een katalysator en
mag alleen op loodvrije benzine rijden, om-
dat de katalysator anders kapotgaat.
Aanbevolen
brandstofkwaliteit
Benzine
De motor loopt op benzine met een octaangetal
van 91, 95 en 98 (RON).
Voor ritten bij temperaturen hoger dan +38°C
wordt u geadviseerd een brandstofsoort met een
zo hoog mogelijk octaangetal te gebruiken. Dit
om optimale prestaties en een zo laag mogelijk
brandstofverbruik te verkrijgen.
· 98 (RON) wordt geadviseerd voor een
maximaal rendement tegen een minimaal
brandstofverbruik.
· 95 (RON) is te gebruiken in de normale
rijomstandigheden.
· 91 (RON) mag u niet gebruiken in 4-
cilindermotoren en kunt u beter alleen bij
hoge uitzondering tanken. De motor loopt
door deze brandstofkwaliteit echter geen
schade op.
Benzine: Norm EN 228
BELANGRIJK!
Maak geen gebruik van dieseloliën met het
volgende: speciale toevoegingen (dopes),
scheepsolie, stookolie, RME (biodiesel) of
plantaardige olie.
Dergelijke brandstoffen voldoen niet aan de
kwaliteitseisen van NEN-EN 590 en geven
aanleiding tot verhoogde slijtage en motor-
schade die niet worden gedekt door de ga-
ranties van Volvo.
Diesel
Diesel: Norm NEN-EN 590
JIS K2204 of vergelijkbare norm
175
Katalysator en wielophanging
Katalysator
De katalysator heeft tot taak de uitlaatgassen te
reinigen. De katalysator is dicht bij de motor in
het uitlaatsysteem gemonteerd om snel op
temperatuur te komen.De katalysator bestaat uit
een monoliet (keramiek of metaal) met kanalen.
De wanden van de kanalen zijn bekleed met
platina/rhodium/palladium. Deze edelmetalen
hebben een katalytische werking, d.w.z. ze
versnellen een chemische reactie zonder dat ze
daar zelf actief aan deelnemen.
Lambdasonde
TM
(zuurstofsensor)
De lambdasonde maakt deel uit van het
regelsysteem dat tot taak heeft de uitstoot te
beperken en de energie-inhoud van de brand-
stof beter te benutten.
Een zuurstofsensor registreert het zuurstofge-
halte van de uitlaatgassen die de motor verlaten.
De meetwaarde van de uitlaatgasanalyse wordt
doorgegeven aan het elektronische systeem dat
continu de injectoren afregelt. Het lucht-
brandstofmengsel dat de motor krijgt, wordt
continu bijgesteld. De regeling schept de ideale
omstandigheden voor een effectieve verbran-
ding van de schadelijke stoffen (koolwaterstoff-
en, koolmonoxide en stikstofoxiden) in de
driewegkatalysator.
Wielophanging, vering
Voortrein
McPherson-veerpoten. De schokdempers zijn
in de veerpoten ingebouwd. Rondsel-en-
tandheugelstuurinrichting. Veiligheidsstuurko-
lom. De instelwaarden gelden voor een
onbelaste auto inclusief brandstof, koelvloeistof
en reservewiel.
Achtertrein
Gescheiden ophanging met onafhankelijk
afgeveerde wielen en schokdempers. De
ophanging bestaat uit naar achteren gerichte
wieldraagarmen, bovenste en onderste ophang-
armen, spoorstangen en een stabilisatorstang.
2501524
m
176
Elektrisch systeem
Algemene informatie
12-voltsysteem met wisselstroomdynamo en
spanningsregelaar. Enkelpolig systeem waarbij
het chassis en het motorblok als geleiders
worden gebruikt. De minpool is verbonden met
het chassis. Om de magnetische velden te
beperken is de auto uitgerust met een extra
massakabel.
Accu
Spanning 12 V 12 V 12V
Koudestartcapaciteit
(CCA) 520 A 600 A 800 A*
Reservecapaciteit
(RC) 100min 120min 170min
* Auto's met een dieselmotor en standverwar-
ming.
Let er bij het vervangen van de accu op, dat de
nieuwe accu dezelfde koudestartcapaciteit en
reservecapaciteit als de originele accu heeft.
(Zie de sticker op de accu.)
Dynamo, maximale stroomsterkte 140 A
Startmotor, vermogen 1,4/2,2 kW
Gloeilampen
Gloeilampen Type (LL) Lampvoet
1. Groot licht H9 65W
2. Dimlicht H7 55W
3. Bi-Xenon D2R 35W
4. Mistlamp vóór H1 55W
4. Mistlamp vóór
(V70 R) H3 55W
5. Stadslichten/
parkeerlichten vóór,
zijmarkeringslichten
vóór, instapverlichting
achter W5W W2,1x9,5d
6. Richtingaanwijzers
vóór/achter PY 21W BAU 15s
7. Zijrichtingaanwijzers WY5W W2,1x9,5d
8. Remlichten,
achteruitrijlichten P21W BA15s
9. Mistachterlichten,
achterlichten P21/4W BAZ15d
10. Achterlichten R5W BA15s
11. Kentekenplaat-
verlichting,
instapverlichting vóór,
bagageruimteverlichting C5W SV8,5
12. Verlichting make-up
spiegel 1,2W SV5,5
Verlichting
handschoenenkastje 3W BA9
Gloeilampen Type (LL) Lampvoet
177
Audio (extra)
Overzicht audiosysteem HU-450 178
Overzicht audiosysteem HU-650 179
Overzicht audiosysteem HU-850 180
Audiofuncties 181
Functies radio 184
Cassettedeck 192
CD-speler 193
Dolby Surround Pro Logic II 196
Technische gegevens - Audio 198
178
Audiosysteem HU-450
5. SCAN – Automatisch zenders zoeken
6. EXIT – Terugbladeren in menu's
7. Navigatietoetsen –
Cd/radio – Ander(e) zender/nummer
zoeken
Cassettedeck – Vooruit-/achteruitspoelen
/ volgende/vorige nummer kiezen
8. Display
9. FM – Sneltoets FM1, FM2 en FM3
10. AM – Kiezen uit AM1 en AM2
11. TAPE – Sneltoets
12. AUTO – Automatisch zenders instellen
13. BASS – Indrukken en
omdraaien
TREBLE – Indrukken, uittrekken
en omdraaien
14. Cassette – Keuzetoets bandlooprichting
Cd-wisselaar (extra) – Willekeurige
afspeelvolgorde
15. Cassette-opening
16. Cassette uitwerpen
1. POWER (aan/uit) – Indrukken
VOLUME – Omdraaien
2. PRESET/ CD PUSH MENU –
Opgeslagen radiozenders
CD-wisselaar (extra)
3. SOURCE PUSH MENU –
Hoofdmenu openen – Indrukken
Omdraaien voor selectie van:
Radio – FM, AM
Cassettedeck
Cd-wisselaar (extra)
4. FADER – Indrukken en omdraaien
BALANCE – Indrukken, uittrekken en
omdraaien
3905002m
HU-450
179
Audiosysteem HU-650
1. POWER (aan/uit) Indrukken
VOLUME Omdraaien
2. Voorkeurtoetsen radiozenders/keuzetoets
sleuf cd-wisselaar (16)
3. BASS Indrukken en
omdraaien
4. TREBLE Indrukken en
omdraaien
5. BALANCE Indrukken, uittrekken en
omdraaien
6. FADER Indrukken en omdraaien
7. SOURCE PUSH MENU
Hoofdmenu openen Indrukken
Omdraaien voor selectie van:
Radio FM, AM
Cd
Cd-wisselaar (extra)
8. SCAN Automatisch zenders zoeken
9. EXIT Terugbladeren in menu's
10. Navigatietoetsen
Ander(e) zender/nummer zoeken
11. CD uitwerpen
12. CD-opening
13. Willekeurige afspeelvolgorde cd
14. FM Sneltoets FM1, FM2 en FM3
15. AM Kiezen uit AM1 en AM2
16. CD Sneltoets
17. AUTO Automatisch zenders instellen
18. Display
HU-650
3905003m
COMPACT
DIGITALAUDIO
180
Audiosysteem HU-850
1. POWER (aan/uit) Indrukken
VOLUME Omdraaien
2. Voorkeurtoetsen radiozenders/keuzetoets
sleuf cd-wisselaar (16)
3. BASS Indrukken en
omdraaien
4. TREBLE Indrukken en
omdraaien
5. BALANCE Indrukken en omdraaien
6. FADER Indrukken en omdraaien
7. SOURCE PUSH MENU
Hoofdmenu openen Indrukken
Omdraaien voor selectie van:
Radio FM, AM
Cd
Cd-wisselaar (extra)
8. SCAN Automatisch zenders zoeken
9. EXIT Terugbladeren in menu's
10. Navigatietoetsen
Ander(e) zender/nummer zoeken
11. CD-opening
12. Dolby Surround Pro Logic II
13. 2-kanaals stereo
14. 3-kanaals stereo
15. CD-opening
16. Willekeurige afspeelvolgorde cd
17. FM Sneltoets FM1, FM2 en FM3
18. AM Kiezen uit AM1 en AM2
19. CD Sneltoets
20. AUTO Automatisch zenders instellen
21. Display
3905001m
HU-850
COMPACT
DIGITALAUDIO
181
Audiofuncties HU-450/650/850
Strömbrytare till/från
Tryck på knappen för att sätta på eller stänga
av radion.
Volymkontroll
Vrid ratten medurs för att höja volymen.
Volymkontrollen är elektronisk och saknar
ändlägen. Om du har knappsats i ratten, öka
eller minska volymen med + respektive -
knapparna.
3902418d
Aan/uit-knop
Druk op de draaiknop om de radio aan of uit te
zetten.
Volumeregeling
Draai de knop naar rechts om het volume te
verhogen. De volumeregeling verloopt elektro-
nisch en heeft geen eindstand. Als uw stuurwiel
is uitgerust met een toetsenset, kunt u het volume
verhogen of verlagen met de toetsen + of -.
Volumeregeling -
basluidsprekers (extra)
Draai de knop rechtsom om het volume te
verhogen (+6dB).
Draai de knop linksom om het volume te
verlagen of de volumeregeling uit te schakelen.
De middelste stand is de normale stand van de
draaiknop.
3903096m
Volumeregeling,
TP/PTY/NEWS
Als u een cassette of CD beluistert op het
moment dat de radio verkeersinformatie,
nieuws of een speciaal soort programma
ontvangt, wordt de cassette- of CD-speler
onderbroken en ontvangt u de informatie op het
geluidsniveau dat u van tevoren m.b.v. de
volumeknop voor het beluisteren van verkeers-
informatie, nieuws of een bepaald programma-
type hebt ingesteld.
Als de uitzending is beëindigd, keert het
systeem onmiddellijk terug naar het oude
volume en wordt de cassette of CD verder
afgespeeld.
182
3901858d
Audiofuncties HU-450
Fader Balans voor/achter
Stel de juiste balans in tussen de luidsprekers
voor- en achterin door de knop in te drukken
en vervolgens naar links (geluid van achteren)
of naar rechts (geluid van voren) te draaien. In
de middelste stand is de balans tussen de
luidsprekers voor- en achterin normaal. Druk
na het afstellen de knop weer in de uitgangspo-
sitie terug.
Balance Balans rechts/links
Stel de juiste balans in door de knop in te
drukken en vervolgens naar links of naar rechts
te draaien. In de middelste stand is de balans
normaal. Druk na het afstellen de knop weer in
de uitgangspositie terug.
Keuzeknop golflengte
U kunt op twee verschillende manieren een
geluidsbron kiezen:
Met de sneltoetsen AM, FM,TAPE of met de
draaiknop SOURCE.
Draai aan de knop SOURCE om te kiezen uit
de beschikbare radiostanden (FM1, FM2, FM3
en AM1, AM2). Met dezelfde knop kunt u ook
kiezen uit het cassettedeck of de cd-wisselaar
(extra) als de auto met iets dergelijks is
uitgerust.
Bij herhaalde malen indrukken van de toetsen
AM en FM loopt u de radiostanden FM1,
FM2, FM3 en AM1 en AM2 door.
Op het display staat aangegeven welke
geluidsbron u hebt gekozen.
Bass Lage tonen
Stel de weergave van de lage tonen bij door de
knop in te drukken en vervolgens naar links of
naar rechts te draaien. In de middelste stand is
de weergave van de lage tonen normaal. Druk
na het afstellen de knop weer in de uitgangspo-
sitie terug.
Treble Hoge tonen
Stel de weergave van de hoge tonen bij door de
knop in te drukken en vervolgens naar links of
naar rechts te draaien. In de middelste stand is
de weergave van de hoge tonen normaal. Druk
na het afstellen de knop weer in de uitgangspo-
sitie terug.
3901856d
3905008m
3905063m
183
Audiofuncties HU-650/850
3905008m
3905009m
3905067m
BASS, lage tonen
Stel de weergave van de lage tonen bij door de
knop in te drukken en vervolgens naar links of
naar rechts te draaien. In de middelste stand is
de weergave van de lage tonen normaal. Druk
na het afstellen de knop weer in de uitgangspo-
sitie terug.
TREBLE, hoge tonen
Stel de weergave van de hoge tonen bij door de
knop in te drukken en vervolgens naar links of
naar rechts te draaien. In de middelste stand is
de weergave van de hoge tonen normaal. Druk
na het afstellen de knop weer in de uitgangspo-
sitie terug.
BALANCE, balans links/
rechts
Stel de balans bij door de knop in te drukken
en vervolgens naar links of naar rechts te
draaien. In de middelste stand is de balans
normaal. Druk na het afstellen de knop weer in
de uitgangspositie terug.
FADER, balans voor/achter
Stel de juiste balans in tussen de luidsprekers
voor- en achterin door de knop in te drukken
en vervolgens naar links (geluid van achteren)
of naar rechts (geluid van voren) te draaien. In
de middelste stand is de balans tussen de
luidsprekers voor en achterin normaal. Druk
na het afstellen de knop weer in de uitgangspo-
sitie terug.
Keuzeknop golflengte
U kunt op twee verschillende manieren een
geluidsbron kiezen:
Met de sneltoetsen AM, FM,CD of met de
draaiknop SOURCE.
Draai aan de knop SOURCE om te kiezen uit
de beschikbare radiostanden (FM1, FM2, FM3
en AM1, AM2). Met dezelfde knop kunt u ook
kiezen uit cd of cd-wisselaar (extra) als de auto
met iets dergelijks is uitgerust.
Bij herhaalde malen indrukken van de toetsen
AM en FM loopt u de radiostanden FM1,
FM2, FM3 en AM1 en AM2 door.
Op het display staat aangegeven welke
geluidsbron u hebt gekozen.
184
Toetsenset op stuurwiel
Als uw stuurwiel is uitgerust met een toetsenset,
kunt u op de pijl naar rechts of links drukken
om één van de voorkeurzenders te selecteren.
N.B.
Als uw auto is uitgerust met een geïntegreerde
telefoon, kunt u de toetsenset op het stuurwiel
alleen gebruiken voor activering van de
telefoonfuncties wanneer u de telefoon hebt
geactiveerd. In de actieve stand staan er altijd
telefoongegevens op het display.
Druk op
om de telefoon te deactiveren.
Als er geen SIM-kaart in uw telefoon zit, moet u
de telefoon uitschakelen (zie pagina 200).
3905010m
Handmatig zender zoeken
Druk op of en houd de toets ingedrukt.
De tekst MAN verschijnt op het display. De
radio zoekt langzaam in de gekozen richting en
voert het tempo na enkele seconden op. Laat
de toets los, wanneer de gewenste frequentie
op het display verschijnt. Als u de frequentie
nog iets wilt bijregelen, moet u kort op een van
de pijltoetsen
of . drukken.
Wanneer u de laatste toets loslaat, hebt u nog
vijf seconden de tijd om handmatig instellingen
te verrichten.
Scannen
Druk op de toets SCAN om het scannen te
starten. Wanneer de radio een zender heeft
gevonden, wordt het scannen ca. 10 seconden
stopgezet. De radio gaat daarna verder met
scannen.Wanneer de radio een zender heeft
gevonden die u wilt beluisteren, moet u op de
toets SCAN of EXIT drukken.
Zender zoeken
Druk op voor een lagere frequentie en op
voor een hogere frequentie. De radio zoekt
de eerstvolgende goed doorkomende zender op
en stelt deze in. Druk nogmaals op de toets om
verder te zoeken.
Radiofuncties HU-450/650/850
3901873d
3903260m
V70, XC70 V70 R
185
Zenders programmeren
1. Kies de gewenste frequentie.
2. Druk kort op de knop PRESET/CD. Kies
een nummer door naar voren of naar
achteren te draaien. Druk nogmaals om de
gewenste frequentie en zender op te slaan.
Voorkeurzenders
Om een van de voorgeprogrammeerde radiozen-
ders te selecteren moet u aan de knop PRESET/
CD draaien, totdat het nummer van de zender op
het display staat. Het ingestelde programma
wordt weergegeven.
Automatisch zenders
opslaan
Met behulp de AUTO-functie kunt u tot 10
goed te ontvangen AM- of FM-zenders
opzoeken en deze opslaan in een afzonderlijk
geheugen. Deze functie is met name handig in
gebieden waar u de radiozenders en hun
frequenties niet kent.
1. Selecteer de radiostand met de toets AM of
FM.
2. Start het zoeken door de knop AUTO lang
(meer dan 2 seconden) in te drukken.
3. Op het display staat Auto, terwijl een aantal
zenders met een krachtig signaal (maximaal
10) in de gekozen radiostand automatisch in
het geheugen worden opgeslagen. Als er
geen radiozender kon worden gevonden met
een signaal dat krachtig genoeg is, ver-
schijnt de tekst NO STATION.
4. Druk kort op de toets AUTO of op de
pijltoetsen van het toetsenblok op het
stuurwiel, als u een andere, automatisch
ingestelde zender wilt selecteren.
Wanneer de radio in de stand voor automatische
opslag staat, staat de tekst Auto op het display.
De tekst verdwijnt weer, wanneer u teruggaat
naar de normale radiostand.
Ga terug naar de normale radiostand door op de
toetsen FM, AM of EXIT te drukken of aan de
knop PRESET/CD te draaien.
Terugkeren naar stand voor automatische
opslag:
Druk kort op de toets AUTO.
3905007d
3905063m
Radiofuncties HU-450
3901873d
3903260m
V70, XC70 V70 R
186
Automatisch zenders
opslaan
Met behulp van de functie Auto kunt tot tien
goed te ontvangen AM- of FM-zenders
opzoeken en in een apart geheugen opslaan. Als
er meer dan tien zenders gevonden worden,
worden alleen de tien best doorkomende
zenders geselecteerd. Deze functie is met name
handig in gebieden waar u de radiozenders en
hun frequenties niet kent.
1. Selecteer de radiostand met de toets AM of
FM.
2. Start het zoeken door de knop AUTO lang
(meer dan 2 seconden) in te drukken.
3. Op het display staat Auto, terwijl een aantal
zenders met een krachtig signaal (maximaal
10) in de gekozen radiostand automatisch in
het geheugen worden opgeslagen. Als er
geen radiozender kon worden gevonden met
een signaal dat krachtig genoeg is, ver-
schijnt de tekst NO STATION.
4. Druk kort op de toets AUTO of op de
pijltoetsen van het toetsenblok op het
stuurwiel, als u een andere, automatisch
ingestelde zender wilt selecteren.
Wanneer de radio in de stand voor automatische
opslag staat, staat de tekst Auto op het display.
De tekst verdwijnt weer, wanneer u teruggaat
naar de normale radiostand.
Ga terug naar de normale radiostand door op de
toetsen FM, AM of EXIT te drukken.
Terugkeren naar stand voor automatische
opslag:
Druk kort op de toets AUTO.
Zenders opslaan
U kunt als volgt een zender opslaan onder een
van de voorkeuzetoetsen 16:
1. Stel de gewenste radiozender in.
2. Druk op de voorkeurtoets waaronder u de
zender wilt opslaan en houd deze toets
ingedrukt.
Het geluid valt enige seconden weg. De
tekst STATION STORED verschijnt op het
display.
U kunt tot 6 zenders per radiostand (AM1,
AM2, FM1, FM2 en FM3) opslaan, d.w.z.
30 zenders in totaal.
3905060m
3905009m
Radiofuncties HU-650/850
3901873d
3903260m
V70, XC70 V70 R
187
Radio Data System, RDS
RDS is een systeem dat radiozenders binnen
een netwerk met elkaar verbindt. Het systeem
wordt onder meer gebruikt om op de beste
frequentie van een bepaalde zender afgestemd te
blijven ongeacht de beluisterde zender of
geluidsbron (zoals een cd). Het systeem wordt
tevens gebruikt om verkeersinformatie te
ontvangen en radioprogrammas van een
bepaald type te vinden. Radiotekst is ook een
onderdeel van RDS. Een radiozender kan
informatie verzenden over de radio-uitzending.
Sommige radiozenders maken geen gebruik van
RDS of slechts in beperkte mate.
PI zoeken (automatisch
zenders zoeken)
Bij het beluisteren van een RDS-zender wordt
diverse informatie in de radio (zoals verkeersin-
formatie) opgeslagen.
Wanneer u op een ingestelde RDS-zender
afstemt, werkt de radio de opgeslagen RDS-
informatie van deze zender bij. Als de radio zich
net binnen of buiten het bereik van de zender
bevindt, stemt de radio automatisch af op de
best doorkomende zender die het door u
beluisterde programma doorgeeft.
Als er geen andere zender binnen het bereik
ligt, valt de radio stil en verschijnt de tekst PI
SEEK op het display zolang er geen zender is
gevonden.
Radiofuncties HU-450/650/850
Verkeersinformatie van een specifieke zender
instellen:
1. Selecteer de radiostand met de toets FM.
2. Activeer de radiozender waarvan u de
verkeersinformatie wilt ontvangen.
3. Druk op SOURCE.
4. Draai aan SOURCE, selecteer ADVANCED
MENU en druk op SOURCE.
5. Draai aan SOURCE, selecteer RADIO
SETTINGS en druk op SOURCE.
6. Draai aan SOURCE, selecteer TP
STATION en druk op SOURCE.
7. Draai aan SOURCE, selecteer SET
CURRENT en druk op SOURCE.
8. Druk op EXIT.
TP-zender deactiveren:
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer ADVANCED
MENU en druk op SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer RADIO
SETTINGS en druk op SOURCE.
4. Draai aan SOURCE, selecteer TP
STATION en druk op SOURCE.
5. Draai aan SOURCE, selecteer TP
STATION OFF en druk op SOURCE.
6. Druk op EXIT.
Verkeersinformatie, TP
STATION
Bij activering van deze functie krijgt u verkeers-
informatie binnen van RDS-zenders. Als u een
andere geluidsbron beluistert dan de radio,
wordt de weergave ervan onderbroken en
ontvangt u de verkeersinformatie op het volume
dat u tevoren hebt ingesteld. Na afloop van het
verkeersbulletin hervat het audiosysteem op het
oude volume de weergave van de geluidsbron
die u beluisterde.
Verkeersinformatie instellen:
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Selecteer TP en druk op SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer TP ON
(knipperende tekst) en druk op SOURCE.
4. Druk op EXIT.
TP deactiveren:
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Selecteer TP en druk op SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer TP OFF
(knipperende tekst) en druk op SOURCE.
4. Druk op EXIT.
Wanneer de functie actief is, staat de tekst TP
op het display. Druk op EXIT om een lopend
verkeersbulletin voortijdig af te breken.
De TP-functie blijft echter actief, zodat de radio
op het volgende verkeersbulletin wacht.
188
TP zoeken
Met deze functie kunt u naar verkeersinformatie
blijven luisteren tijdens langere ritten door
verschillende gebieden en/of landen zonder dat
u daarvoor zelf van zender hoeft te wisselen.
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer AD-
VANCED MENU en druk op SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer RADIO
SETTINGS en druk op SOURCE.
4. Draai aan SOURCE, selecteer TP
SEARCH en druk op SOURCE.
5. Draai aan SOURCE, selecteer TP
SEARCH ON of TP SEARCH OFF
(knipperende tekst) en druk op SOURCE.
6. Druk op EXIT.
Nieuws
Bij activering van deze functie krijgt u nieuws-
bulletins binnen van RDS-zenders. Als u een
andere geluidsbron beluistert dan de radio,
wordt de weergave ervan onderbroken en
ontvangt u de bulletins op het volume dat u
daarvoor hebt ingesteld. Na afloop van het
nieuwsbulletin hervat het audiosysteem op het
oude volume de weergave van de geluidsbron
die u beluisterde.
Nieuws instellen:
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer NEWS en
druk op SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer NEWS ON
(knipperende tekst) en druk op SOURCE.
4. Druk op EXIT.
De tekst NEWS verschijnt op het display.
News deactiveren:
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer NEWS en
druk op SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer NEWS OFF
(knipperende tekst) en druk op SOURCE.
4. Druk op EXIT.
De tekst NEWS verdwijnt van het display.
Druk op EXIT om een lopend nieuwsbulletin
voortijdig af te breken. De functie Nieuws blijft
echter actief, zodat de radio op het volgende
nieuwsbulletin wacht.
Uitzendingen onderbreken voor nieuwsbulle-
tins:
1. Selecteer de radiostand met de toets FM.
2. Activeer de radiozender waarvan u de
verkeersinformatie wilt ontvangen.
3. Druk op SOURCE.
4. Draai aan SOURCE, selecteer
ADVANCED MENU en druk op
SOURCE.
5. Draai aan SOURCE, selecteer RADIO
SETTINGS en druk op SOURCE.
6. Draai aan SOURCE, selecteer NEWS
STATION en druk op SOURCE.
7. Draai aan SOURCE, selecteer SET
CURRENT en druk op SOURCE.
8. Druk op EXIT.
News-functie zender deactiveren:
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer
ADVANCED MENU en druk op
SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer RADIO
SETTINGS en druk op SOURCE.
4. Draai aan SOURCE, selecteer NEWS
STATION en druk op SOURCE.
5. Draai aan SOURCE, selecteer NEWS STN
OFF en druk op SOURCE.
6. Druk op EXIT.
Radiofuncties HU-450/650/850
189
Programmatypes Display
OFF PTY OFF
Nieuws News
Actualiteiten Current
Informatie Info
Sport Sport
Educatie Educ
Hoorspel Theater
Kunst en cultuur Culture
Wetenschap Science
Vermaak Enterta
Pop Pop
Rock Rock
Easy listening Easy list
Licht klassiek L Class
Klassieke muziek Classical
Overige muziek Other M
Weer Weather
Financieel nieuws Econ.
Kinderprogrammas For children
Maatschappelijke progr. Social
Religie Spiritual
Inbelprogrammas Telephone
Reizen Travel
Ontspanning Leisure
Jazz Jazz
Country Country
Nationale muziek Nation M
Gouwe ouwe Oldies
Volksmuziek Folk
Documentaires Document
Programmatype, PTY
Met de functie PTY kunt u programmas met
een bepaald onderwerp selecteren. U hebt de
keuze uit verschillende programmatypes.
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer PTY en druk
op SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer PTY in het
menu en druk op SOURCE.
4. De radio zoekt vervolgens naar een radiozen-
der met het geselecteerde programmatype.
5. Als de radio een zender heeft gevonden die
ongeschikt is, kunt u verder zoeken met de
linker- of rechterpijl.
6. Als er geen zender met het gekozen
programmatype kan worden gevonden, gaat
de radio terug naar de voorgaande
frequentie.
Niet alle radiozenders zijn voorzien van een
PTY-code.
PTY stand-by
De functie PTY staat dan stand-by, totdat er een
programma van het gekozen type wordt
uitgezonden. Wanneer dat het geval is, gaat de
radio automatisch over op de zender die het
geselecteerde programmatype uitzendt.
Deactiveren:
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer PTY en druk
op SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer PTY OFF en
druk op SOURCE.
4. Druk op EXIT
Het symbool PTY verdwijnt van het display en
de radio hervat de normale stand.
PTY-taal
Met de PTY-functie kunt u de taal selecteren die
op het display van de radio moet worden
gebruikt (Engels, Duits, Frans of Zweeds).
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer ADVAN-
CED MENU en druk op SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer RADIO
SETTINGS en druk op SOURCE.
4. Draai aan SOURCE, selecteer PTY
LANGUAGE en druk op SOURCE.
5. Draai aan SOURCE, selecteer een taal en
druk op SOURCE.
6. Druk op EXIT.
Radiofuncties HU-450/650/850
190
Automatische afstemfunctie
activeren
De functie AF is normaal gesproken actief en
zorgt ervoor dat de radio afstemt op de zender
met het sterkste signaal voor de gekozen zender.
AF activeren:
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer
ADVANCED MENU en druk op
SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer RADIO
SETTINGS MENU en druk op SOURCE.
4. Draai aan SOURCE, selecteer AF ON
(knipperende tekst) en druk op SOURCE.
5. Druk op EXIT.
AF deactiveren:
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer ADVAN-
CED MENU en druk op SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer RADIO
SETTINGS MENU en druk op SOURCE.
4. Draai aan SOURCE, selecteer AF OFF
(knipperende tekst) en druk op SOURCE.
5. Druk op EXIT.
EON (Enhanced Other
Networks), Local/Distant
Met de functie EON geactiveerd, worden
radioprogrammas onderbroken voor verkeers-
en nieuwsbulletins van andere zenders.
De functie kent twee actieve niveaus:
Local Alleen onderbreking, wanneer het
signaal sterk genoeg is.
Distant Ook onderbreking bij zwakkere
signalen.
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer
ADVANCED MENU en druk op
SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer RADIO
SETTINGS MENU en druk op SOURCE.
4. Draai aan SOURCE, selecteer EON
(knipperende tekst) en druk op SOURCE.
5. Draai aan SOURCE, selecteer Local of
Distant en druk op SOURCE.
6. Druk op EXIT.
Regionale radioprogrammas,
REG
De functie REG die normaal gesproken
uitgeschakeld is, maakt het u mogelijk om op
een bepaalde regionale zender afgestemd te
blijven ondanks dat het signaal zwak is.
REG activeren:
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer
ADVANCED MENU en druk op
SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer RADIO
SETTINGS MENU en druk op SOURCE.
4. Draai aan SOURCE, selecteer REG LOCK
(knipperende tekst) en druk op SOURCE.
5. Druk op EXIT.
De tekst REG verschijnt op het display.
REG deactiveren:
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer
ADVANCED MENU en druk op
SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer RADIO
SETTINGS MENU en druk op SOURCE.
4. Draai aan SOURCE, selecteer REG
SWITCH (knipperende tekst) en druk op
SOURCE.
5. Druk op EXIT.
Radiofuncties HU-450/650/850
191
Radiofuncties HU-450/650/850
RDS-instellingen resetten
Met de functie RESET TO DEFAULT kunt u
alle fabriekinstellingen herstellen.
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer
ADVANCED MENU en druk op
SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer RESET TO
DEFAULT en druk op SOURCE.
4. Druk op EXIT.
ASC (Active Sound Control)
De actieve geluidsregeling (ASC) stemt het
volume van de radio automatisch af op de
rijsnelheid.
ASC activeren:
1. Selecteer de radiostand met de toets FM en
druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer
ADVANCED MENU en druk op
SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer AUDIO
SETTINGS MENU en druk op SOURCE
4. Draai aan SOURCE, selecteer ASC LEVEL
en druk op SOURCE.
5. Draai aan SOURCE, selecteer LOW,
MEDIUM, HIGH of Off en druk op
SOURCE.
Radiotekst
Sommige RDS-zenders geven informatie door
over de inhoud van de programmas, de
uitvoerende artiesten e.d.
Druk enkele seconden lang op de toets FM om
eventueel meegestuurde radiotekst op het
display te bekijken. Nadat de tekst tweemaal
achtereen op het display verschenen is, geeft de
radio de zender/frequentie weer aan waarop u
hebt afgestemd. Met een korte druk op de toets
FM beëindigt u de weergave van de radiotekst.
192
Cassettedeck HU-450
3901876d
3901857d
DOLBYBNR
Versneld spoelen
U kunt de cassette vooruitspoelen met de toets
en achteruitspoelen met . Tijdens het
spoelen geeft het display FF (vooruit) of
REW (achteruit) weer. Het versneld spoelen
wordt onderbroken als u de knop weer indrukt.
Volgend nummer,
Vorig nummer
Als u de toets indrukt, zal de cassette
automatisch vooruitgespoeld worden naar het
begin van het volgende nummer. Als u de toets
indrukt, zal de cassette automatisch
achteruitgespoeld worden naar het begin van
het vorige nummer. Deze functie werkt alleen
goed wanneer er tussen de nummers een stilte
van ongeveer vijf seconden is ingelast. Als uw
stuurwiel is uitgerust met een toetsenset, kunt u
gebruik maken van de pijltoetsen.
Cassette-opening
De cassette wordt met de open kant naar rechts
in de opening geschoven. Op het display
verschijnt TAPE Side A. Wanneer een kant
van de cassette is afgespeeld, schakelt het deck
automatisch over naar de andere kant (auto-
reverse). Als er al een cassette in het cassette-
deck zit, kunt u de cassette laten afspelen door
aan de knop SOURCE te draaien of op de
sneltoets TAPE te drukken.
Van bandrichting wisselen
Druk op de toets REV, als u de andere kant van
de cassette wilt beluisteren. Het display geeft
aan welke kant van de cassette wordt afge-
speeld.
Cassette uitwerpen
Als u op de uitwerptoets drukt, stopt de cassette
waarna deze wordt uitgeworpen. Draai aan de
knop SOURCE om een andere geluidsbron te
kiezen. Ook als het systeem is uitgeschakeld,
kunt u een cassette plaatsen of uitwerpen.
Ruisonderdrukking Dolby B
De ruisonderdrukkingsfunctie is normaal
geactiveerd. Ga als volgt te werk, als u de
functie wilt uitschakelen. Houd de toets REV
ingedrukt, totdat het Dolby-symbool
van het
display verdwijnt. Druk nogmaals op dezelfde
toets om de Dolby-functie weer te activeren.
Scannen
De functie SCAN kunt u gebruiken om van
ieder nummer de eerste tien seconden te
beluisteren.
Druk op de toets SCAN of EXIT, wanneer u het
nummer hebt gevonden dat u wilt beluisteren.
3901873d
3905010m
193
Cassettedeck HU-650
CD-speler
Steek een cd in de opening. Als u al een cd hebt
aangebracht, moet u voor weergave van de cd
kiezen door aan de knop SOURCE te draaien of
op de sneltoets CD te drukken.
CD uitwerpen
Als u op deze toets drukt (zie bovenstaand
afbeelding) stopt de CD-speler waarna de disc
naar buiten komt, zie bovenstaande afbeelding.
N.B. Om veiligheidsredenen hebt u twaalf
seconden de tijd om de uitgeworpen cd uit te
nemen. Als de cd na afloop van deze periode
nog in de cd-speler zit, wordt de cd weer
ingenomen en verder afgespeeld.
3901862d
Versneld spoelen
Houd of ingedrukt om binnen een
nummer of op de hele cd te zoeken. Het zoeken
gaat door zolang u de toetsen ingedrukt houdt.
Van nummer wisselen
Druk op of om naar het vorige of
volgende nummer te gaan. Het nummer staat
aangegeven op het display.
U kunt ook gebruik maken van de pijltoetsen
van een eventueel toetsenblok op het stuurwiel.
Scannen
De functie SCAN kunt u gebruiken om van
ieder nummer de eerste tien seconden te
beluisteren.
Druk op de toets SCAN of EXIT, wanneer u het
nummer hebt gevonden dat u wilt beluisteren.
Willekeurige afspeelvolgorde
Druk op “RND” om deze functie te activeren.
De CD-speler speelt de CD in een willekeurige
volgorde af. Zolang deze functie actief is staat
de melding RND op het display.
N.B. Als de kwaliteit van de CD niet voldoet
aan de vereisten zoals beschreven in de norm
EN60908 of als de opname op ondermaatse
apparatuur heeft plaatsgevonden, kan het zijn
dat het geluid te wensen over laat of zelfs
helemaal uitblijft.
BELANGRIJK! Speel uitsluitend standaard-
cd's met een diameter van 12 cm af. Probeer
nooit kleinere cd's af te spelen! Gebruik geen
cd's met een opgeplakt etiket. Door warmteont-
wikkeling in de cd-speler kan het etiket
losraken. Daarbij kan de cd-speler beschadigd
worden.
3905010m
3901873d
194
Externe CD-wisselaar
CD-wisselaar
De externe cd-wisselaar (extra) zit achter het
paneel linksachter in de bagageruimte.
Draai aan de knop SOURCE om de CD-
wisselaar in te schakelen. De CD-wisselaar
speelt het laatst gekozen nummer op de laatst
gekozen CD af. Als het magazijn* van de CD-
wisselaar leeg is, verschijnt de melding LOAD
CARTRIDGE.
Doe het volgende om cd's in de cd-wisselaar
aan te brengen:
1. Duw het klepje van de cd-wisselaar opzij.
2. Druk op de uitwerptoets voor het magazijn.
3. Trek het cd-magazijn naar buiten en breng
de schijven aan.
4. Duw het magazijn in de cd-wisselaar terug.
Nummer CD selecteren
Selecteer de af te spelen cd door aan de knop
PRESET/CD (HU-450) te draaien of druk op
de cijfertoetsen 1-6 (HU-650/850).
Op het display verschijnt het nummer van de
geselecteerde cd en het gekozen nummer op
deze cd.
Versneld spoelen
Houd of ingedrukt om binnen een
nummer of op de hele cd te zoeken. Het zoeken
gaat door zolang u de toetsen ingedrukt houdt.
Van nummer wisselen
Druk op of om naar het vorige of
volgende nummer te gaan. Het nummer staat
aangegeven op het display. U kunt ook gebruik
maken van de pijltoetsen van een eventueel
toetsenblok op het stuurwiel.
Scannen
De functie SCAN kunt u gebruiken om van
ieder nummer de eerste tien seconden te
beluisteren.
Druk op de toets SCAN of EXIT, wanneer u het
nummer hebt gevonden dat u wilt beluisteren.
Willekeurige afspeelvolgorde
Druk op RND (geldt voor HU-650 en 850) om
de willekeurige afspeelvolgorde te activeren. Bij
het audiosysteem HU-450 moet u op de toets
REV drukken. Er wordt een willekeurig num-
mer van een willekeurige disc gekozen. Een vol-
gend nummer wordt op dezelfde wijze gekozen.
Zolang deze functie actief is staat de melding
RND op het display.
N.B. Als de kwaliteit van de CD niet voldoet
aan de vereisten zoals beschreven in de norm
EN60908 of als de opname op ondermaatse
apparatuur heeft plaatsgevonden, kan het zijn
dat het geluid te wensen over laat of zelfs
helemaal uitblijft.
3905010m
3901873d
BELANGRIJK! Speel uitsluitend standaard-
cd's met een diameter van 12 cm af. Probeer
nooit kleinere cd's af te spelen! Gebruik geen
cd's met een opgeplakt etiket. Door warmte-
ontwikkeling in de cd-speler kan het etiket
losraken. Daarbij kan de cd-speler beschadigd
worden.
3903125m
195
Interne CD-wisselaar HU-850
Interne CD-wisselaar
Een interne cd-wisselaar met een magazijn voor
6 cd's maakt deel uit van HU-850. Druk op de
sneltoets CD of draai aan de knop SOURCE
om de cd-wisselaar te activeren. De CD-
wisselaar speelt het laatst gekozen nummer op
de laatst gekozen CD af. U kunt 6 cds in het
magazijn van de CD-wisselaar aanbrengen. Om
een nieuwe CD aan te kunnen brengen moet u
een lege positie selecteren. Selecteer een lege
positie met de cijfertoetsen 1-6. Het nummer
van de lege positie verschijnt op het display.
Zorg dat er LOAD DISC verschijnt, voordat
u een nieuwe CD aanbrengt.
CD uitwerpen
Als u op de bovenstaande toets drukt, stopt de
cd-speler waarna de cd wordt uitgeworpen.
N.B. Om veiligheidsredenen hebt u twaalf
seconden de tijd om de uitgeworpen cd uit te
nemen.Als de cd na afloop van deze periode
nog in de cd-speler zit, wordt de cd weer
ingenomen en verder afgespeeld.
Nummer CD selecteren
Selecteer de af te spelen cd met de cijfertoetsen
1-6. Het nummer van de geselecteerde cd en het
af te spelen nummer op die cd verschijnen op
het display.
Versneld spoelen
Houd of ingedrukt om binnen een
nummer of op de hele cd te zoeken. Het zoeken
gaat door zolang u de toetsen ingedrukt houdt.
Van nummer wisselen
Druk op of om naar het vorige of
volgende nummer te gaan. Het nummer staat
aangegeven op het display.
U kunt ook gebruik maken van de pijltoetsen
van een eventueel toetsenblok op het stuurwiel.
Scannen
De functie SCAN kunt u gebruiken om van
ieder nummer de eerste tien seconden te
beluisteren.
Druk op de toets SCAN of EXIT, wanneer u het
nummer hebt gevonden dat u wilt beluisteren.
Willekeurige afspeelvolgorde
Druk op RND om de cd in een willekeurige
volgorde te laten afspelen. Er wordt een
willekeurig nummer van een willekeurige disc
gekozen. Een volgend nummer wordt op
dezelfde wijze gekozen. Zolang deze functie
actief is staat de melding RND op het display.
N.B. Als de kwaliteit van de CD niet voldoet
aan de vereisten zoals beschreven in de norm
EN60908 of als de opname op ondermaatse
apparatuur heeft plaatsgevonden, kan het zijn
dat het geluid te wensen over laat of zelfs
helemaal uitblijft.
3901862d
3901873d
3905010m
BELANGRIJK! Speel uitsluitend standaard-
cd's met een diameter van 12 cm af. Probeer
nooit kleinere cd's af te spelen! Gebruik geen
cd's met een opgeplakt etiket. Door warmte-
ontwikkeling in de cd-speler kan het etiket
losraken. Daarbij kan de cd-speler beschadigd
worden.
196
3901877d
3905088d
Dolby Surround Pro Logic II HU-850
Dolby Surround Pro Logic II
Dolby Surround Pro Logic II is gebaseerd op
het voorgaande systeem en levert een duidelij-
ke verbetering van de geluidsweergave op. De
verbetering is met name duidelijk te merken
voor de achterpassagiers.
In combinatie met een middenluidspreker mid-
den op het dashboard zorgt Dolby Surround
Pro Logic II voor een zeer realistische gelu-
idsweergave. De normale stereokanalen links
en rechts worden dan opgedeeld in links, mid-
den en rechts. Bovendien produceren de luids-
prekers achterin het zogeheten Ambient
Surround Sound. Dolby Surround Pro Logic
II werkt alleen, wanneer u een cd beluistert.
Als u naar een AM- of FM-zender luistert,
wordt u geadviseerd driekanaals stereoweerga-
ve (3-CH) te kiezen.
3-kanaals stereo
Kies 3-CH voor 3-kanaals stereo. 3-CH
verschijnt op het display. Druk op OFF
om terug te keren naar 2-kanaals stereo.
Dolby Surround Pro Logic II
Mode
Druk op PL II om Dolby Surround Pro
Logic II Mode in te schakelen. Op het display
verschijnt
PL II. Druk op OFF om terug
te keren naar 2-kanaals stereoweergave.
197
Volume middenluidspreker
(Centre Level)
Gebruik deze functie om het volume van de
middenluidspreker in te stellen.
1. Druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer
ADVANCED MENU en druk op
SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer AUDIO
SETTINGS en druk op SOURCE
4. Draai aan SOURCE, selecteer CENTRE
LEVEL en druk op SOURCE.
5. Draai aan SOURCE, selecteer het volume
en druk op SOURCE.
6. Druk op EXIT.
Dolby Surround Pro Logic II HU-850
Volume Ambient Surround
Sound (Surround Level)
Gebruik deze functie om het uitgangsvermogen
van de achterste luidsprekerkanalen in te stellen.
1. Druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer
ADVANCED MENU en druk op
SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer AUDIO
SETTINGS en druk op SOURCE
4. Draai aan SOURCE, selecteer
SURROUND LEVEL en druk op
SOURCE.
5. Draai aan SOURCE, selecteer het volume
en druk op SOURCE.
6. Druk op EXIT.
Niveau equalizer (Mid EQ
Level)
Gebruik deze functie om de geluidsweergave
via de luidsprekers fijn af te regelen.
1. Druk op SOURCE.
2. Draai aan SOURCE, selecteer
ADVANCED MENU en druk op
SOURCE.
3. Draai aan SOURCE, selecteer AUDIO
SETTINGS en druk op SOURCE
4. Draai aan SOURCE, selecteer MID EQ
LEVEL en druk op SOURCE.
5. Draai aan SOURCE, selecteer het volume
en druk op SOURCE.
6. Druk op EXIT.
198
Technische gegevens Audio
Alarm
Er verschijnt Alarm! op het display, wanneer er een alarmmelding
wordt verzonden. Deze functie wordt gebruikt om u attent te maken
op ernstige ongelukken of calamiteiten, zoals ingestorte bruggen of
ongelukken in kerncentrales.
Dolby ruisonderdrukking wordt geproduceerd onder licentie van
Dolby Laboratories Licensing Corporation. Dolby en de dubbele
D
zijn geregistreerde handelsmerken van Dolby Laboratories
Licensing Corporations.
HU-450
Vermogen: 4 x 25 W
Impedantie: 4 Ohm
Vereiste spanning: 12 V, negatieve massa
Radio
Frequentie: U (FM) 87,5 - 108 MHz
M (AM) 522 - 1611 kHz
L (AM) 153 - 279 kHz
HU-650
Vermogen: 4 x 25 W
Impedantie: 4 Ohm
Vereiste spanning: 12 V, negatieve massa
Externe versterker: 4 x 50 W alt. 4 x 75 W (extra)
Radio
Frequentie: U (FM) 87,5 - 108 MHz
M (AM) 522 - 1611 kHz
L (AM) 153 - 279 kHz
Basluidsprekers
Ingebouwde versterker: 150 W
HU-850
Vermogen: 1 x 25 W (Middenluidspreker)
Impedantie: 4 Ohm
Vereiste spanning: 12 V, negatieve massa
Externe versterker 4 x 50 W alt. 4 x 75 W
De HU-850 moet op een afzonderlijke versterker zijn aangesloten.
Radio
Frequentie: U (FM) 87,5 - 108 MHz
M (AM) 522 - 1611 kHz
L (AM) 153 - 279 kHz
Dolby Surround Pro Logic II is een geregistreerd handelsmerk van
Dolby Laboratories Licensing Corporation. Dolby Surround Pro
Logic wordt geproduceerd onder licentie van Dolby Laboratories
Licensing Corporation.
Lage accuspanning
Als de accuspanning laag is, verschijnt er een bericht op het display
van het instrumentenpaneel.De energiebesparingsfunctie van de auto
kan de radio vervolgens uitschakelen.Laad de accu in dat geval op
door de motor te starten.
199
Telefoon (extra)
Telefoonsysteem 200
Beknopte bedieningsinstructies 202
Bel-opties 203
Geheugenfuncties 206
Menu’s 207
Overige informatie 211
200
Telefoon
Algemene voorschriften
· Verkeersveiligheid staat voorop! Als
u als bestuurder gebruik wilt maken
van de handset in de armleuning, moet
u de auto eerst op een veilige plaats
parkeren.
· Schakel de telefoon uit tijdens het
tanken.
· Schakel de telefoon uit in gebieden
waar er met explosieven wordt
gewerkt.
· Laat reparatie van de telefoon aan
erkend servicepersoneel over.
Noodoproepen
Het is altijd mogelijk het alarmnummer te
bellen, zelfs als de contactsleutel of de
SIM-kaart is uitgenomen.
· Druk op de Aan/Uit-knop.
· Kies het alarmnummer van het land
waarin u zich bevindt (112 binnen de
EU).
· Druk op de groene toets
.
Telefoonsysteem
6. Microfoon
De microfoon is ingebouwd in de achteruit-
kijkspiegel.
7. Luidspreker
De luidspreker is ingebouwd in de hoofdsteun
van de bestuurdersstoel.
8. Antenne
De antenne is tegen de voorruit aangebracht,
achter de achteruitkijkspiegel.
1. Toetsenset in middenconsole
Met het toetsenblok op de middenconsole kunt
u alle functies van de telefoon regelen.
2. Toetsenset op stuurwiel
Met het toetsenblok op het stuurwiel kunt u de
meeste functies van de telefoon regelen.
Wanneer de telefoon in de actieve stand staat,
kunt u de toetsenset op het stuurwiel alleen
gebruiken om de telefoonfuncties te regelen. U
moet de actieve stand eerst verlaten, voordat u
de toetsen weer kunt gebruiken om radio-
instellingen te verrichten, zie pagina 202.
3. Display
Op het display verschijnen menu’s, meldingen,
telefoonnummers e.d.
4. Handset
De handset kunt u gebruiken voor privéges-
prekken waarin u niet gestoord wil worden.
5. SIM-kaart
U brengt de SIM-kaart aan onder het toetsen-
blok op de middenconsole.
Schakel de telefoon uit als u geen SIM-kaart
hebt aangebracht, omdat u anders geen
berichten voor de overige functies kunt aflezen
van het display.
201
Telefoon
3905079m
V70, XC70 V70 R
202
Telefoon
Beknopte
bedieningsinstructies
3902219d
3903019m
Telefoon in- en uitschakelen
Telefoon inschakelen: Draai de contactsleutel in
stand I. Druk op de knop die op de afbeelding
staat aangegeven.
Telefoon uitschakelen: Druk de knop waarmee
u de telefoon inschakelde ca. 3 seconden lang
in. Als u de auto van het contact zet terwijl de
telefoon actief is, zal de telefoon ook actief zijn
wanneer u de auto een volgende keer opnieuw
op contact zet.
Wanneer de telefoon is uitgeschakeld, kunt u
geen gesprekken aannemen.
3903022
m
SIM-kaart
De telefoon is alleen te gebruiken in combinatie
met een geldige SIM-kaart (Subscriber Identity
Module). U kunt een dergelijke kaart bij uw
provider verkrijgen.
Breng altijd de SIM-kaart aan, wanneer u
gebruik wilt maken van de telefoon. De naam
van uw provider verschijnt dan op het display.
Schakel de telefoon uit, als u geen SIM-kaart
hebt aangebracht. U kunt anders geen berichten
voor de overige functies aflezen van het display
en het toetsenblok op het stuurwiel niet
gebruiken om de radio te bedienen.
Actieve stand
Om gebruik te kunnen maken van de functies
die de telefoon u biedt, moet de telefoon in de
actieve stand staan (dit geldt niet voor bin-
nenkomende gesprekken).
Zet de telefoon in de actieve stand door te
drukken op
op het bedieningspaneel of op
de toetsenset op het stuurwiel.
In de actieve stand staan er altijd telefoonge-
gevens op het display.
Druk op
om de actieve stand te verlaten.
203
Telefoon
Bel-opties
Bellen en gesprekken aannemen
U kunt als volgt bellen: kies het nummer en
druk op
op de toetsenset op het stuurwiel of
op de middenconsole (of til de handset op).
Om een inkomend gesprek te beantwoorden:
Druk op de
(of til de privéhandset omhoog).
U kunt ook gebruik maken van automatische
beantwoording, zie menu-optie 4.3.
Het audiosysteem wordt uitgeschakeld tijdens
het gesprek.
Voor meer informatie over het volumeniveau
van het audiosysteem, zie ook de alternatieven
in het menu 5.6.5.
Een gesprek beëindigen
Om een gesprek te beëindigen drukt u op op
de toetsenset van het stuurwiel of op de
middenconsole of u legt de handset op. Het
audiosysteem gaat weer in de voorgaande stand
staan.
3902219d
3902220d
Display
Op het display worden de actuele functies zoals
menus, berichten, telefoonnummers of
instellingen getoond.
3800670d
204
Telefoon
Bel-opties (vervolg)
Handset
Als u privégesprekken wilt kunnen voeren,
moet u gebruik maken van de handset.
1. Neem de handset op. Voer het gewenste
nummer in met de toetsenset op de midden-
console. Druk op
om te bellen. U regelt
het volume met de draaiknop op de zijkant
van de handset.
2. U kunt het gesprek beëindigen door de
handset terug in de houder te leggen.
Doe het volgende als u tijdens een lopend
gesprek wilt overgaan op het gebruik van de
handsfree zonder daarvoor het gesprek te
beëindigen: druk op
en kies voor
Handsfree. Druk op en leg de handset
op, zie de volgende pagina.
Verkort kiezen
Telefoonnummers onder een
voorkeuzetoets opslaan
De nummers die zijn opgeslagen in het
telefoonboek van het systeem kunt u koppelen
aan een bepaalde voorkeuzetoets (09). U doet
dat als volgt:
1. Schakel de actieve stand in. Blader met
naar Geheugen bewerken (menu 3) en druk
op
.
2. Blader verder naar Verk. kiezen (menu 3.4)
en druk op .
3. Druk op de voorkeuzetoets waaronder u het
nummer wilt opslaan. Druk op om uw
keuze te bevestigen.
4. Zoek de naam of het telefoonnummer van
uw keuze uit het geheugen op en druk op
om de naam of het telefoonnummer te
selecteren.
Voorkeuzetoets gebruiken
Druk een voorkeuzetoets ca. twee seconden
lang in om het telefoonnummer te kiezen dat
met de toets opgeslagen is.
N.B. Na inschakeling van de telefoon moet u
enkele seconden wachten, voordat u gebruik
kunt maken van de functie verkort kiezen.
Om verkort te kunnen kiezen moet Menu 4.5
geactiveerd zijn, zie pagina 210.
3902215d
Laatst gekozen nummer
Het telefoonsysteem slaat automatisch de tien
laatst gekozen telefoonnummers/namen op.
1. Druk op
van de toetsenset op het
stuurwiel of op de middenconsole.
2. Blader met de pijltoetsen vooruit
of
achteruit
door de laatst gekozen
nummers.
3. Druk op
(of neem de handset op) om te
bellen.
3902219d
205
Telefoon
3902223d
Volume
Verhoog het volume door op de (+) van de
toetsenset op het stuurwiel te drukken. Verlaag
het volume door op de (-) van de toetsenset op
het stuurwiel te drukken.
Wanneer de telefoon in de actieve stand staat,
kunt u met de toetsenset op het stuurwiel alleen
de telefoonfuncties regelen.
Als u deze toetsen wilt gebruiken om radio-
instellingen te verrichten, moet u eerst de actieve
stand van de telefoon verlaten, zie pagina 202.
Tijdens een lopend gesprek een
tweede gesprek aannemen
Als u tijdens een lopend gesprek een geluids-
signaal onmiddellijk gevolgd door twee korte
geluidssignalen hoort, komt er een tweede
gesprek binnen. De twee korte geluidssignalen
worden herhaald, totdat u het gesprek beantwo-
ordt of de beller oplegt.
U kunt het tweede gesprek dan wel of niet
aannemen.
Als u het gesprek niet wilt aannemen, moet u
op
drukken of niets doen.
Als het gesprek echter wel wilt aannemen, moet
u op
drukken.
U parkeert het lopende gesprek dan tijdelijk.
Als u op
drukt, worden beide gesprekken
beëindigd.
Wanneer u een lopend gesprek beantwoordt en
een tweede gesprek hebt geparkeerd, kunt u de
volgende functies activeren (blader met de
pijltoetsen):
Functies tijdens lopende
gesprekken
Tijdens een lopend gesprek kunt u de volgende
functies activeren (blader met de pijltoetsen):
Wanneer u gekozen hebt voor Samenvoegen en
twee lopende gesprekken voert, kunt u de
volgende functies activeren (blader met de
pijltoetsen):
Ruggespraak/
Ruggespraak uit
Ruggespraakstand
Handset/
Handsfree
Om de handset of de
handsfree te gebruiken
Geheugen Om de opgeslagen
nummers te bekijken
SMS
Eén geluidssignaal geeft aan dat er een SMS-
bericht is binnengekomen.
Samenvoegen
Om twee gesprekken
tegelijk te voeren (confe-
rentie)
Wisselen
Om te wissen tussen
de twee gesprekken
Om de opgeslagen
nummers te bekijken
Geheugen
Om de handset of de
handsfree te gebruiken
Handset/
Handsfree
Ruggespraakstand
Ruggespraak/
Ruggespraak uit
Ruggespraak/
Ruggespraak uit
Ruggespraakstand
Wachten/
Wachten uit
Om het lopende
gesprek wel of niet te
parkeren
Handset/
Handsfree
Om de handset of de
handsfree te gebruiken
Geheugen
Om de opgeslagen
nummers te bekijken
206
Telefoon
3902221d
Nummers uit het geheugen
bellen
1. Schakel de actieve stand in en druk op .
2. Kies uit de volgende mogelijkheden:
· Druk op
en blader met de pijltoetsen
naar de naam van uw keuze.
· Druk op de toets die overeenkomt met de
eerste letter van de bijbehorende naam (of
voer de complete naam in) en druk op
.
3. Druk op om het geselecteerde nummer te
bellen.
Geheugenfuncties
spatie 1- ? ! , . : ( )
a b c 2 ä å à á â æ ç
d e f 3 è é ë ê
g h i 4 ì í î ï
j k l 5
m n o 6 ñ ö ò ó Ø
p q r s 7 ß
t u v 8 ü ù ú û
w x y z 9
om tweemaal achtereen hetzelfde teken
van een toets in te voeren moet u na de
eerste maal op * drukken of enkele
seconden wachten.
+ 0 @ * # & $ £ / %
om te wisselen tussen hoofdletters en
kleine letters
om het laatst ingevoerde teken te
wissen. Wanneer u de toets lang
ingedrukt houdt, kunt u het nummer of
de tekst in zijn geheel wissen.
Namen (of berichten) invoeren
Druk op de toets met het teken van uw keuze:
druk eenmaal op de toets om het eerste teken
van de toets in te voeren, tweemaal om het
tweede teken in te voeren enz. Druk op de 1 om
een spatie in te voegen.
Telefoonnummers en namen kunt u in het
geheugen van de telefoon zelf opslaan of in het
geheugen op de SIM-kaart.
Wanneer u een gesprek aanneemt afkomstig van
één van de nummers die in het geheugen liggen,
opgeslagen, wordt de bijbehorende naam op het
display weergegeven.
U kunt maximaal 255 namen in het geheugen
van de telefoon opslaan.
Telefoonnummers met namen
opslaan
1. Druk op en blader naar Geheugen
bewerken (menu 3). Druk vervolgens
op
.
2. Blader verder naar Toevoegen (menu 3.1)
en druk op
.
3. Voer het gewenste nummer in en druk
op
.
4. Voer de bijbehorende naam in en druk
op
.
5. Geef aan in welk geheugen u het nummer
en de naam wilt opslaan met
en druk
vervolgens op
.
207
Telefoon
Menus
3902222d
Menusysteem
Ga naar de actieve stand. Druk op om het
menusysteem te activeren.
In het menusysteem geldt het volgende:
· Wanneer u lang ingedrukt houdt, verlaat
u het menusysteem.
· Wanneer u kort op drukt, annuleert,
hervat of verwerpt u een optie.
· Wanneer u op drukt, bevestigt of
selecteert u een optie of gaat u van een
submenu naar het volgende submenu.
· Met de toets gaat u naar het volgende
submenu. Met de toets gaat u naar het
vorige submenu.
Verkeersveiligheid
Om veiligheidsredenen is het menusysteem niet
toegankelijk bij snelheden hoger dan 8 km/h.
U kunt de begonnen activiteiten in het menusys-
teem echter wel beëindigen.
In het menu 5.7 kunt u deze snelheidsbegren-
zing opheffen.
Aan de hand van de menus kunt u bestaande
instellingen controleren of wijzigen en nieuwe
functies programmeren. De verschillende
menu-opties worden op het display weerge-
geven.
Sneltoetsen
Wanneer u met de pijl naar rechts naar het
menusysteem bent gesprongen, kunt u gebruik
maken van de cijfertoetsen in plaats van de
pijltoetsen en de groene toets
om naar het
gewenste submenu op het hoofdniveau (1, 2, 3
e.d.), het eerste subniveau (1.1, 2.1, 3.1 e.d.)
en het tweede subniveau (1.1.1, 2.1.1 e.d.) te
springen. De cijferaanduiding van het geselec-
teerde menu staat samen met de naam van het
menu op het display aangegeven.
208
Telefoon
Hoofdmenus/Submenus
1. Oproepregister
1.1 Gem. oproep
1.2 Ontv. oproep
1.3 Gebeld
1.4 Wis lijst
1.4.1 Alles
1.4.2 Gemist
1.4.3 Ontvangen
1.4.4 Gebeld
1.5 Duur oproep
1.5.1 Lste oproep
1.5.2 Tel oproepen
1.5.3 Totale tijd
1.5.4 Reset timer
2. Boodschappen
2.1 Lezen
2.2 Invoeren
2.3 Voice mail
2.4 Instellingen
2.4.1 SMSC-nummer
2.4.2 Geldigheid
2.4.3 Soort
3. Geheugen bewerken
3.1 Toevoegen
3.2 Zoeken
3.2.1 Bewerken
3.2.2 Wissen
3.2.3 Kopiëren
3.2.4 Verplaatsen
3.3 Alles kopiëren
3.3.1 Van SIM naar tel
3.3.2 Van Tel naar SIM
3.4 Verk. kiezen
3.5 SIM-geheugen wissen
3.6 Telefoongeheugen wissen
3.7 Status
4. Belopties
4.1 Nummer mee
4.2 Oproep wacht
4.3 Auto antw.
4.4 Auto herk.
4.5 Verk. kiezen
4.6 Doorschakelen
4.6.1 Alle oproepen
4.6.2 Bij bezet
4.6.3 Onbeantwoord
4.6.4 Onbereikbaar
4.6.5 Fax oproepen
4.6.6 Data oproepen
4.6.7 Alles annul.
5. Instellingen
5.1 Fabriek
5.2 Netwerk
5.3 Taal
5.3.1 English UK
5.3.2 English US
5.3.3 Svenska
5.3.4 Dansk
5.3.5 Suomi
5.3.6 Deutsch
5.3.7 Nederlands
5.3.8 Français FR
5.3.9 Français CAN
5.3.10 Italiano
5.3.11 Español
5.3.12 Português P
5.3.13 Português BR
5.4 SIM-beveiligd
5.4.1 Aan
5.4.2 Uit
5.4.3 AUTO
5.5 Wijzig codes
5.5.1 PIN-code
5.5.2 Telefooncode
5.6 Geluiden
5.6.1 Belvolume
5.6.2 Belsignaal
5.6.3 Toetsklik
5.6.4 Aanp. Snelh.
5.6.5 RadioAutMute
5.7 Rij veilig
209
Telefoon
Menu 1. Oproepregister
1.1 Gemiste oproepen
In dit menu verschijnt een lijst met de laatst
gemiste oproepen. U kunt de nummers bellen,
wissen of toevoegen aan het geheugen van de
telefoon of op de SIM-kaart om ze later te
bewerken.
1.2 Ontvangen oproepen
In dit menu verschijnt een lijst met de laatst
ontvangen oproepen. U kunt de nummers
bellen, wissen of toevoegen aan het geheugen
van de telefoon of op de SIM-kaart om ze later
te bewerken.
1.3 Gebeld
In dit menu verschijnt een lijst met de laatst
gekozen nummers. U kunt de nummers bellen,
wissen of toevoegen aan het geheugen van de
telefoon of op de SIM-kaart om ze later te
bewerken.
1.4 Wis lijst: Met behulp van deze functie
kunt u de lijsten onder de menus 1.1, 1.2 en
1.3 wissen zoals hieronder beschreven.
1.4.1 Alles
1.4.2 Gemist
1.4.3 Ontvangen
1.4.4 Gebeld
1.5 Oproepduur: In dit menu hebt u de
mogelijkheid om de duur van al uw oproepen
of alleen de laatste te zien. U kunt ook het aantal
oproepen bekijken en de timer resetten.
1.5.1 Lste oproep
1.5.2 Tel oproepen
1.5.3 Totale tijd
1.5.4 Reset timer
SIM-kaart. Zie het hoofdstuk over de geheu-
genfuncties voor meer informatie.
3.2 Zoeken: In dit menu kunt u wijzigingen
aanbrengen in het geheugen.
3.2.1 Bewerken: Gegevens in de verschil-
lende geheugens wijzigen.
3.2.2 Wissen: Een opgeslagen naam
wissen.
3.2.3 Kopiëren: Een opgeslagen naam
kopiëren.
3.2.4 Verplaatsen: Gegevens overhevelen
tussen het geheugen van de telefoon
en dat van de SIM-kaart.
3.3 Alles kopiëren: Telefoonnummers en
namen op de SIM-kaart kopiëren naar het
geheugen van de telefoon.
3.3.1 Van het geheugen op de SIM-kaart
naar dat van de telefoon
3.3.2 Van het geheugen van de telefoon
naar dat op de SIM-kaart
3.4 Verkort kiezen: Een nummer dat in het
telefoonboek ligt opgeslagen, kunt u aan een
voorkeuzetoets met een bepaald nummer
koppelen.
3.5 SIM-geheugen wissen: In dit menu kunt u
het complete geheugen op de SIM-kaart
wissen.
3.6 Telefoongeheugen wissen: In dit menu
kunt u het complete geheugen in de telefoon
wissen.
3.7 Status: In dit menu kunt u zien hoeveel
geheugenposities in beslag genomen zijn door
de namen en telefoonnummers in het geheugen
op de SIM-kaart en in de telefoon.
Om de timer te kunnen resetten moet u over de
telefooncode beschikken (zie Menu 5.5).
Menu 2. Boodschappen
2.1 Boodschap lezen: In dit menu kunt u de
ingekomen boodschappen lezen. U kunt de
gelezen boodschappen (of gedeelten ervan)
vervolgens wissen, doorsturen, wijzigen of
opslaan.
2.2 Boodschap invoeren: Met de toetsenset
kunt u boodschappen invoeren. U kunt de
boodschappen vervolgens opslaan of versturen.
2.3 Voice mail beluisteren: In dit menu kunt
u de binnengekomen gesproken boodschappen
beluisteren.
2.4 Instellingen: In dit menu (SMSC-
nummer) kunt u het nummer van de mailbox
(SMSC-nummer) aangeven waarnaar u uw
boodschappen wilt doorschakelen. U kunt
tevens aangeven hoe uw boodschap de
geadresseerde moet bereiken en hoelang deze in
de mailbox moet blijven liggen.
2.4.1 SMSC-nummer
2.4.2 Geldigheid
2.4.3 Soort
Neem contact op met uw provider voor
informatie over deze instellingen en het SMSC-
nummer.
Menu 3. Geheugen bewerken
3.1 Toevoegen: In dit menu hebt u de moge-
lijkheid om namen en telefoonnummers op te
slaan in het geheugen van de telefoon of op de
210
Telefoon
Menu 4. Bel-opties
4.1 Nummer mee: Geef aan of uw eigen
nummer wel of niet op het display van de
ontvanger moet verschijnen. Neem contact op
met uw provider voor een permanent geheim
nummer.
4.2 Oproep wacht: Geef aan of u wel of
geen bericht wilt ontvangen tijdens een lopend
gesprek dat er een tweede oproep wacht.
4.3 Aut. antw.: Geef aan of u wilt kunnen
antwoorden zonder gebruik te maken van de
toetsenset.
4.4 Aut. herk.: Geef aan of u een eerder
gekozen nummer na bezettoon opnieuw wilt
kiezen.
4.5 Verk. kiezen: In dit menu stelt u in of het
wel of niet mogelijk is gebruik te maken van de
voorkeuzetoetsen. De functie moet geactiveerd
zijn om verkort te kunnen kiezen.
4.6 Doorschakelen: In dit menu kunt u
aangegeven welke soorten oproepen moeten
worden doorgeschakeld naar het gespecificeer-
de telefoonnummer.
4.6.1 Alle oproepen (de instelling geldt
alleen tijdens het lopende gesprek).
4.6.2 Bij bezet
4.6.3 Onbeantwoord
4.6.4 Onbereikbaar
4.6.5 Fax oproepen
4.6.6 Data oproepen
4.6.7 Alles annul.
Menu 5. Instellingen
5.1 Fabriek: Functie om de fabrieksinstel-
lingen te herstellen.
5.2 Kies netwerk: Geef aan of u automatisch
of handmatig netwerken wilt selecteren.
5.2.1 AUTO
5.2.2 Handmatig
5.3 Kies taal: In dit menu kunt u aangeven in
welke taal u de berichten op het display wilt
zien.
5.3.1 English UK
5.3.2 English US
5.3.3 Svenska
5.3.4 Dansk
5.3.5 Suomi
5.3.6 Deutsch
5.3.7 Nederlands
5.3.8 Français FR
5.3.9 Français CAN
5.3.10 Italiano
5.3.11 Español
5.3.12 Português P
5.3.13 Português BR
5.4 SIM-beveiligd: In dit menu kunt u
aangeven of de invoer van de PIN-code actief
of inactief moet zijn of automatisch moet
verlopen.
5.4.1 Aan
5.4.2 Uit
5.4.3 AUTO
5.5 Wijzig codes: In dit menu kunt u uw PIN-
code of uw telefooncode wijzigen.
5.5.1 PIN-code
5.5.2 Telefooncode (gebruik 1234,
oordat u overgaat op uw eigen code)
U ebruikt de telefooncode om de timer
op nul te kunnen stellen.
N.B. Noteer de code en bewaar deze op een
veilige plaats.
5.6 Geluiden
5.6.1 Belvolume: In dit menu kunt u
het volume van het belsignaal bij een
binnenkomend gesprek instellen.
5.6.2 Belsignaal: In dit menu kunt u kiezen
uit verschillende soorten belsignalen.
5.6.3 Toetsklik: Aan of uit
5.6.4 Aanp. Snelh.: Geef aan of het volume
wel of niet afhankelijk moet zijn van
de rijsnelheid.
5.6.5 RadioAutMute: Hier kunt u aangeven
of u het geluid van de radio wel of
niet wilt uitschakelen tijdens een
telefoongesprek.
5.6.6 Nieuw SMS-bericht: Geef aan of u
wel of geen geluidssignaal wenst bij
de binnenkomst van een nieuw SMS-
bericht.
5.7 Rij veilig: In dit menu kunt u aangeven of
u de snelheidsbegrenzing die geldt voor het
menusysteem wel of niet wilt uitschakelen,
zodat u het menusysteem ook tijdens het rijden
kunt gebruiken.
211
Telefoon
Overige informatie
3903022
m
3902239d
Specificaties
Vermogen 2 W
SIM-kaart klein
Geheugenposities 255*
SMS (Short Message Service) Ja
Data/Fax Nee
Dualband Ja (900/1800)
* 255 geheugenposities in het geheugen van de
telefoon. Het aantal geheugenposities op de
SIM-kaart verschilt naargelang het abonnement.
IMEI-nummer
Om de telefoon te blokkeren moet u het IMEI-
nummer van de telefoon aan uw provider
doorgeven. Dit nummer is een serienummer
bestaande uit 15 cijfers dat in de telefoon
geprogrammeerd is. Toets *#06# op uw
telefoon in om het nummer op het display te
zien. Noteer het nummer en bewaar het op een
veilige plaats.
Dubbele SIM-kaarten
Veel providers bieden dubbele SIM-kaarten aan:
één voor de autotelefoon en één voor een andere
telefoon. Als u over dubbele SIM-kaarten
beschikt, kunt u hetzelfde nummer voor twee
verschillende telefoons gebruiken. Neem contact
op met uw provider over de mogelijkheden en
het gebruik van dubbele SIM-kaarten.
Radio, telefoon
Met de onderste vier toetsen van de toetsenset
op het stuurwiel kunt u zowel de radio als de
telefoon regelen.
Om de telefoonfuncties met deze toetsen te
kunnen sturen, moet de telefoon geactiveerd zijn
(zie pagina 202). Als u de toetsen wilt gebrui-
ken om radio-instellingen te verrichten, moet u
eerst de actieve stand van de telefoon verlaten.
Druk in dat geval op
.
212
213
Audiosysteem......................................177
AUTO (klimaatregeling) ....................... 58
Autodim-functie .................................... 48
Automatische vergrendeling ................ 88
Automatische versnellingsbak ...........100
B
Bagagenet ....................................... 81, 82
Bagagenet, V70 XC .............................. 82
Bagagerek ............................................. 81
Bagagerolhoes ...................................... 83
Bagageruimte vergroten ....................... 75
Bagageruimte, verlenging .................... 75
Bagageruimte ........................................ 79
Bagageruimteverlichting ..................... 79
Banden ................................................124
Banden, monteren ............................... 129
Banden, rijeigenschappen ..................126
Banden, demonteren ........................... 128
Banden, spanning ...............................126
Banden, draairichting .........................127
Banden, slijtage-indicatoren ..............127
Bandenmaat ........................................ 124
Bandenspanning ................................. 126
Bandenreparatiese .............................. 130
Basluidsprekers ............................ 84, 181
Bekerhouder in achterste
opbergvak voor achterbank ................. 71
Bekerhouder in armleuning,
Register
A
Aanhanger .................................. 107, 108
Aansluiting voor aansteker .................. 46
Aanstaande moeders ............................. 10
ABS ....................................................... 21
AC, ON/OFF .......................................... 60
Accu (starthulp) ..................................106
Achterklep ............................................. 88
Achteruitkijkspiegel en
buitenspiegels ....................................... 48
Achteruitrijlichten ..............................147
Actieve stand (telefoon) ..................... 202
Actueel brandstofverbruik .................... 38
Afstemfunctie ...................................... 190
Afvalbak ................................................ 74
Air Quality Sensor ................................ 57
Airbag (SRS) activeren/deactiveren 16-17
Airbags (SRS) ........................................ 12
Alarm inschakelen ................................ 91
Alarm uitschakelen ............................... 91
Alarm ...................................... 91, 93, 198
Alarm (audiosysteem) ......................... 198
Anti-blokkeerremsysteem (ABS).......... 21
Approach-verlichting ........................... 89
Asbak ..................................................... 70
achterbank ............................................. 74
Bekerhouder in opbergvak ................... 71
Bekerhouders ..................................70, 73
Bel-opties (telefoon) ........................... 203
Benzine ............................................... 174
Bereik tot lege brandstoftank ............... 38
Bevestigingssysteem voor
kinderzitjes (Isofix) ............................... 26
BIJ SERVICEBEURT VERHELPEN .... 35
Blaasmonden ........................................ 54
BLIS (Blind Spot Information
System) ................................................120
Boordcomputer ..................................... 38
Brandstofmeter ...................................... 30
Buitenspiegels ...................................... 48
C
Cassettedeck ....................................... 192
Cd-speler .................................... 193, 195
Cd-wisselaar ........................................ 194
Combifilter ............................................ 57
Comfortkussen buitenste
zitplaatsen ............................................. 25
Compact reservewiel
(Temporary Spare) ...............................127
Condenswater........................................ 55
Contact- en stuurslot ............................ 41
214
Controle- en
waarschuwingslampjes ................... 31-34
Controlelampje voor aanhanger .......... 34
Cruise control........................................ 39
D
D Rijstand ...........................................100
Dakdragers ................................. 114, 115
Dakrails ...............................................114
Dakreling.............................................114
Diesel ................................................... 158
Dimlicht ................................................ 40
Dimmer voor
instrumentenverlichting ....................... 40
Displayberichten ................................... 35
Dolby Pro Logic Surround
Sound ..................................................196
DSTC ..................................................... 33
Dubbele SIM-kaarten .......................... 211
Dynamo laadt niet bij ........................... 34
E
ECC ....................................................... 56
Elektrisch bediende ramen ................... 47
Elektrisch bediende stoel ..................... 68
Elektrisch kinderslot ............................ 90
Elektrisch systeem ..............................176
Elektrische aansluiting in
bagageruimte ........................................ 79
Elektrische aansluiting/Aansluiting
voor aansteker ....................................... 46
Elektrische achterruitverwarming ........ 45
Elektrische buitenspiegelverwarming ....... 45
Elektrische stoelverwarming ................ 45
Elektronische klimaatregeling, ECC ... 56
Elektronische startblokkering ........ 86, 97
Exterieur .................................................. 6
Extra bankje .......................................... 83
Extra handgreep .................................... 72
F
Flessenhouder ....................................... 74
Follow-Me-Home-verlichting ........42, 89
Functieknoppen .................................... 60
G
Geartronic ............................................101
Gemiddeld brandstofverbruik .............. 38
Gemiddelde snelheid .............................. 8
Geopende achterklep ............................ 97
Gereedschap .......................................... 84
Gevarendriehoek ................................... 84
Gladde wegen........................................ 97
Gloeilamp richtingaanwijzers en
remlichten achter ................................147
Gloeilampen ........................................176
Gordelspanners ..................................... 11
Gordelwaarschuwing ............................ 48
H
Handgeschakelde versnellingsbak ...... 99
Handmatige klimaatregeling met
airconditioning ..................................... 60
Handrem aangetrokken......................... 34
Handrem ................................................ 46
Handschoenenkastje ............................. 73
Hoofdsleutel .......................................... 86
Hoofdsteunen ........................................ 75
Houder voor boodschappentassen ....... 79
HU-403 ....................................... 177, 178
HU-603 ................................................179
HU-803 ................................................178
I
IC-systeem (Inflatable Curtain) ............ 18
Instrumentenpaneel .............................. 30
Instrumentenpaneel, auto’s met
stuur links ................................................ 2
Instrumentenpaneel, auto’s met
stuur rechts .............................................. 3
Instrumentenverlichting ....................... 40
Interieur Air Quality .............................. 57
Interieur, auto’s met stuur links .............. 4
Interieur, auto’s met stuur rechts ............. 5
Interieurverlichting ............................... 69
Isofix-bevestigingssysteem ..................26
215
Provisorische afdichting,
lekke band ........................................... 130
R
R Achteruitstand ................................... 98
Radio ...................................................177
Recirculatie ..................................... 59, 60
Regensensor (extra) ........................59, 60
Remlichten ..........................................147
Remsysteem .................................... 21, 22
Reservewiel ........................................... 84
Richtingaanwijzers ............................... 42
Rijden met een
aanhanger ........................... 108, 109, 110
Roestwering ........................................ 150
Rugleuning omklappen ........................ 76
Rugleuning van achterbank ................. 78
Rugleuning omklappen, voorstoelen .. 67
Ruitensproeier, achterklep .................... 43
Ruitenwisser, achterklep ....................... 43
Ruitenwissers ........................................ 43
Ruitenwissers/-sproeiers ....................... 43
S
Safelock-functie .................................... 89
Schakelaars op middenconsole ............ 36
Schuifdak .............................................. 49
Sensoren, ECC ...................................... 55
SERVICE SPOED .................................. 35
Mistlampen vóór ................................... 40
Mistlampen ........................................... 40
Motor starten ......................................... 96
Motorkap.............................................158
Motorolie ............................................160
Motoroliesticker .................................166
Motorruimte ........................................157
N
N Neutraalstand ..................................100
Noodoproepen .................................... 200
Noodstop (elektrisch bediende stoel) .. 68
Nylon bagagenet, V70 XC .................... 82
O
Oliedruk ................................................ 34
Onderhoud van de accu ............. 162, 163
Onderhoudsprogramma ...................... 155
Ontdooier .............................................. 58
Opbergmogelijkheden .................... 70, 72
Opbergvakken....................................... 71
P
P Parkeerstand .....................................100
PACOS (Passenger Airbag
Cut Off Switch) ..................................... 16
Parkeerlichten/stadslichten .................. 40
Plaats van kinderen in de auto ............. 27
Portieren en sloten ................................ 86
K
Kickdown .............................................. 98
Kinderen in de auto .............................. 24
Kinderen in de auto, plaats ................... 27
Kinderslot .............................................. 90
Kinderzitjes en airbags ......................... 15
Kleerhaak .............................................. 73
Kleurcode ............................................151
Klimaatregeling met
airconditioning (AC) ............................ 60
Koplampen ............................................ 40
Koplamphoogteverstelling .................. 40
Krik ............................................... 84, 129
L
L Lage versnelling ..............................100
Lading op het dak ...................... 114, 115
Lading vervoeren .................................. 80
Lak ....................................................... 151
Lakschade ........................................... 151
Lastdragers ..........................................115
Luchtsensor ........................................... 57
Luchtverdeling ..................................... 54
M
Make-upspiegel .................................... 69
Maten en gewichten ........................... 167
Middelste hoofdsteun ........................... 75
Mistachterlicht ...................................... 34
216
SERVICE VEREIST .............................. 35
SIM-kaart ............................................. 202
Sleepoog ............................................. 105
Slepen, algemene informatie .............. 105
Sleutels .................................................. 86
Sloten .................................................... 86
Smeermiddelen ...................................170
Spiegels ................................................. 48
Sproeiervloeistofreservoir ..................162
SRS-systeem (airbags) .......................... 14
Stadslichten/parkeerlichten ................. 40
Standverwarming ............................ 62, 63
Starten met een hulpaccu ................... 106
Starthulp ..............................................106
Stoelen, instellen .................................. 66
STOP AUTO Z.S.M. ............................... 35
Storing in SRS ....................................... 34
Storing in
uitlaatgasreinigingssysteem ................. 34
Stuurbekrachtiging .............................162
Stuurwielafstelling................................ 41
T
Tankvulklep .......................................... 96
Telefoonsysteem ................................. 200
Temperatuur .......................................... 60
Temperatuurknop .................................. 60
Trekhaak .................................... 109, 110
Trekhaak, afneembaar
(demonteren) .......................................113
Trekhaak, afneembaar (monteren) ...... 111
Type-aanduidingen ............................. 166
U
Uitklapbaar tafeltje ............................... 74
V
Veiligheidsgordels ..........................10, 11
Ventilator ............................................... 60
Vergrendeling handschoenenkastje ..... 88
Verkeersveiligheid (telefoon) .............207
Vervangen, wisserbladen .................... 164
Vierwielaandrijving ............................102
Voorstoelen .....................................66, 68
W
Waarschuwing, storing in
ABS-systeem ......................................... 32
Waarschuwing, storing in
remsysteem ............................................ 32
Waarschuwingsknipperlichten ............. 46
Waarschuwingssymbool midden op
instrumentenpaneel .............................. 31
Wassen ................................................. 152
Werkelijke temperatuur, ECC ............... 55
WHIPS (Whiplash Protection System) ...... 19
Wielen verwisselen .................... 128135
Wielen ................................................. 124
Wielen en banden ...............................123
Winterbanden ......................................125
Wisserblad achterruit ..........................164
Wisserblad koplampen ....................... 164
Z
ZIE HANDLEIDING ............................. 35
Zithouding ............................................ 66
Zonnescherm ......................................... 50
Zuinig rijden ......................................... 97
217
218
219
220
221
222
223
224
2005
V70, V70 R & XC70
VOLVO
2005
TP 7555
INSTRUCTIEBOEKJE
TP 7555 (Dutch). AT 0446. Printed in Sweden, Elanders Infologistics Väst AB, Mölnlycke 2004
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226

Volvo 2006 Handleiding

Categorie
Telefoons
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor

Andere documenten