INSTALLATIE
(lezen samen met de meegeleverde verwijzingen
naar nationale regelgeving)
Technische informatie voor de installateur
Indien er zich geen oven onder de kookplaat bevindt
(een eventueel geïnstalleerde oven moet door ons zijn
geproduceerd, en zijn voorzien van een koelsysteem),
dient aan de onderzijde van de kookplaat op 20 mm
afstand een scheidingspaneel te worden geïnstalleerd.
Opmerking: Zorg ervoor dat voorafgaand aan de
installatie de plaatselijke omstandigheden van
gasafgifte (soort en druk van het gas) en de afstellingen
van de kookplaat compatibel zijn met de waarden
aangeduid op de Kaart van het product en het
typeplaatje.
• De externe oppervlakken van de op de kookplaat
aansluitende meubels of keukenapparatuur moeten
resistent zijn tegen hitte (hittebescherming “Y”)
overeenkomstig de landelijke normen.
• De installatie dient te worden verricht volgens de geldende
plaatselijke voorschriften.
• De ruimte waarin de kookplaat geïnstalleerd wordt moet
voldoende geventileerd zijn voor de juiste verbranding van
het gas (zie de aparte Productkaart).
De natuurlijke luchtstroom moet plaatsvinden door een
permanente adequate opening:
- die gecreëerd is in één van de buitenmuren van de ruimte en
die in verbinding staat met de buitenlucht en die zich niet in de
nabijheid van vervuilingsbronnen bevindt;
- en die zodanig gemaakt is dat zijn openingen, d.w.z. zowel
aan de binnen- als aan de buitenzijde, niet opzettelijk of
onopzettelijk geobstrueerd kunnen worden;
- en beschermd is door een metalen rooster of gaas dat niet
het werkbare oppervlak ervan vermindert;
- die zich dicht bij het vloeroppervlak bevindt en zo geplaatst
is dat het geen interferentie creëert met de werking van de
afzuiginstallatie.
- Dit apparaat is niet verbonden met een evacuatie-apparaat
van de verbrandingsproducten.
- Het afzuigen van rook moet plaatsvinden via een kap of
geschikte ventilator, die geïnstalleerd is aan de wand of op het
raam.
Montage
Belangrijk: Het netsnoer en de stekker moeten
geschikt zijn voor het absorberend van de kookplaat en
de kabel moet een dusdanige lengte hebben om de
kookplaat eventueel naar boven toe te kunnen
verwijderen.
Elektrische aansluiting
• De elektrische aansluiting dient te worden
gerealiseerd volgens de plaatselijke voorschriften.
• De gegevens over de spanning en de stroomopname staan
op de typeplaat vermeld.
• De aarding van het apparaat is wettelijk verplicht.
• De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor letsel aan mensen of dieren, of voor materiële
schade die ontstaat doordat niet aan deze eisen is
voldaan.
• Voor de installatie is een éénpolige
contactschakelaar nodig met een openingsafstand
tussen de contacten van minstens 3 mm.
• Indien vervanging van het netsnoer noodzakelijk is,
mag deze uitsluitend worden vervangen door een
netsnoer dat dezelfde eigenschappen heeft als degene
die door de fabrikant is geleverd (tipo H05V2V2-F -
T90°C o H05RR-F). Deze ingreep moet worden
uitgevoerd door de Klantenservice of door een
gekwalificeerd elektricien.
Aansluiting op de voeding van het gas
Het gastoevoersysteem moet voldoen aan de
plaatselijke voorschriften.
In het bijgesloten kaart van de landelijke wetgeving voor de
veiligheid staan voor enkele landen specifieke normen
genoemd.
Als er informatie ontbreekt over het gewenste land, kunt u voor
meer details terecht bij uw installateur.
De aansluiting van de kookplaat op de gasleiding of de gasfles
moet uitgevoerd worden met behulp van een stijve koperen
of stalen leiding met fittings die voldoen aan de plaatselijke
voorschriften, of door middel van een roestvrij stalen slang
met glad oppervlak, die aan de plaatselijke voorschriften
voldoet. Breng pakking (B) in de elleboogverbinding.
De lengte van de slang is maximaal 2 m.
ALLEEN VOOR BELGIË: De elleboogverbinding (A) moet
worden vervangen op het apparaat door een meegeleverde
een verbinding.
Belangrijk: Als er een flexibele slang wordt gebruikt van
roestvrij staal, moet deze geïnstalleerd worden op een
manier dat deze niet in contact kan komen met een
bewegend deel van het meubel, maar een punt passeert
dat vrij is van obstakels en over de hele lengte kan
worden geïnspecteerd.
Na aansluiting op de gastoevoer, dient met zeepsop te
worden gecontroleerd op lekkages.
Voorzichtig: Als er een toenemende moeilijkheid in de
rotatie optreedt van de knoppen van de branders,
neem dan contact op met het bevoegd centrum voor
technische assistentie, die de kraan zal vervangen.
Aarde
(geel/groen)
L
N
AANPASSING AAN VERSCHILLENDE
GASSOORTEN
Bij het gebruik van een ander gas dan het aangeduide gas op
het typeplaatje en op het oranje etiket bovenop de kookplaat,
pas de kookplaat dan aan, aan deze nieuwe functie. Het oranje
plaatje moet worden verwijderd en op het instructieboekje
worden geplakt, dat bewaard moet worden voor de gehele
levensduur van de kookplaat.
1. Voor de vervanging van de spuitstukken kunt u zich
wenden tot het centrum voor Technische Assistentie of
tot een gekwalificeerd technicus.
De niet meegeleverde spuitstukken moeten worden
besteld bij het centrum voor Technische Assistentie.
2. Sluit de kookplaat aan op de gaskraan door middel van een
pijp die geschikt is voor het gebruikte type gas, in
overeenstemming met de plaatselijk geldende
voorschriften.
3. Stel de laagste stand van de kranen bij.
Opmerking: als er vloeibaar gas (G30/G31) wordt gebruikt,
moeten de schroeven voor de laagste stand zo ver mogelijk
worden aangehaald.
Vervangen van de spuitstukken (zie de tabel in het
bijgaande Productinformatieblad)
1. De roosters verwijderen (A).
2. Branders weghalen (B).
3. Met een geschikte meetsleutel (C), het spuitstuk dat
vervangen moet worden losdraaien.
4. Vervang hem door een spuitstuk dat geschikt is voor het
nieuwe type gas.
5. Het spuitstuk hermonteren in (D).
Denk er voor de installatie van de kookplaat aan dat de sticker
waarop de gasafstelling vermeld staat, en die bij de sproeiers
geleverd wordt, zodanig moet worden aangebracht dat hij de
bestaande informatie omtrent de gasafstelling bedekt
NB.: De kleine roosters moeten niet op de
WOKbrander worden geplaatst.
Instelling van de laagste stand van de kranen
1. Om een correcte afstelling van het minimum te
garanderen, moet de knop (E) verwijderd worden en
moet als volgt te werk worden gegaan:
• aanhalen (-) voor een lagere vlamhoogte;
• losdraaien (+) voor een hogere vlamhoogte;
De afstelling moet worden uitgevoerd met het kraantje in de
minimumpositie (kleine vlam) .
Na de instelling moet worden afgedicht met afdichtingswas of
soortgelijk materiaal.
2. De primaire lucht van de branders hoeft niet te worden
bijgesteld.
Als de afstelling voltooid is, de branders ontsteken en de
knoppen van de maximumpositie nar de
minimumpositie draaien om de stabiliteit van de vlam te
bepalen.