ALGEMENE INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES
Pneumatisch ventieleiland serie 622, ATEX zone 1-21
NL
ALGEMEEN
Deze installatie- en onderhoudsinstructies gelden voor het
pneumatisch ventieleiland serie 622, ATEX zone 1-21.
Het niet opvolgen van deze instructies kan leiden tot storingen,
schade of letsel.
Deze component is geen veiligheidsaccessoire, maar is
uitsluitend bedoeld voor gebruik als afzonderlijke component
of geïntegreerd in apparatuur, machines en installaties.
Alle montage, bediening, gebruik en onderhoud dient te
worden uitgevoerd door gekwalifi ceerd, bevoegd personeel.
Personeel dat met de componenten werkt dient vertrouwd te
zijn met de veiligheidsvoorschriften en vereisten met betrekking
tot de componenten, apparatuur, machinerie en elektrische
installaties (voor afsluiters, magneetafsluiters, elektronische
besturingsapparatuur, luchtdienstapparatuur).
Neem in geval van problemen contact op met ASCO Numatics
of een van de erkende vertegenwoordigers.
BESCHRIJVING
Het ventieleiland serie 622 ATEX (hierna "apparaat" genoemd)
is een pneumatisch vloeibaar vermogencomponent.
Fundamentele gezondheidsvoorschriften en veiligheidseisen:
Het apparaat is ontwikkeld overeenkomstig Bijlage II van de
EG-richtlijn 94/9/EG en de normen EN 13463-1, EN 13463-5,
EN 60079-0, EN 60079-11, EN 60079-26, EN 60079-31.
Andere geldende richtlijnen: CEM 2004/108/CEE
Dit apparaat is ontworpen om geïnstalleerd te worden in po-
tentieel explosieve atmosferen veroorzaakt door gas, dampen
of nevels van groep II (categorie 2G) en stof (categorie 2D).
Zorg ervoor dat u alle specifi eke gebruiksvoorwaarden kent
en toepast zoals beschreven onder "SPECIALE GEBRUIKS-
VOORWAARDEN".
Classifi catie van ATEX-componenten waaruit het apparaat bestaat:
Afsluiters: II 2 GD c IIC T6 X
Stuurventielen 302 IA: II 1 G Ex ia IIC / II 1 D Ex iaD
20
Magneetventiel, type 302 1. ...IA., is ontworpen in overeen-
stemming met IEC en EN normen met referenties: 60079-0,
60079-26, 60079-11, 61241-0 en 61241-11.
Alle conformiteitscertifi caten volgens deze normen zijn
beschikbaar op www.asconumatics.eu
EG-typeonderzoek certifi caatnr.: INERIS 03 ATEX 0249 X
IECEx-conformiteitscertifi caat nr.: IECEx INE 10.0002X
Betekenis van de letter X:
Het apparaat moet zijn geïnstalleerd in een bedieningskast
met een beschermingsgraad van IP65 in overeenstemming
met de normen EN 60079-0, of in een bedieningskast
die Ex e gecertifi ceerd is in overeenstemming met norm
EN 60079-7 en Ex t gecertifi ceerd is in overeenstemming
met norm EN 60079-31.
INSTALLATIE
Voorbereiding
• Controleer de voorbereidende opslagvoorwaarden die vereist
zijn voor de component. Deze dienen overeen te stemmen
met de productspecifi caties.
• Haal de componenten voorzichtig uit de verpakking.
• Schakel het apparaat, de machine of installatie waarop
de component gemonteerd dient te worden uit en laat de
overdruk ontsnappen. Controleer of aan de vereisten voor de
uitschakeling en de ontluchting is voldaan, ter bescherming
tegen ongeautoriseerde interventie.
• Controleer of de eenheid, de componenten en de omgeving
schoon zijn en bescherm deze tegen beschadiging.
• Om de apparatuur te beschermen installeert u bovenstrooms
en zo dicht mogelijk bij de component een adequaat inlaat-
rooster of fi lter.
• Verander het apparaat niet.
• Gebruikte vloeistoffen: lucht of neutraal gas, gefi lterd (50µm),
dauwpunt -20° C
• Toegestane omgevingstemperatuur: +5° C tot +50° C
• Het eiland moet geïnstalleerd worden in een niet-corrosieve
omgeving.
• Bescherming tegen uitwendige invloeden volgens EN 60529: IP20
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik
ASCO/Numatics componenten mogen uitsluitend toegepast
worden binnen de op de naamplaat of in de documentatie
aangegeven specifi caties.
De kast moet een EG-typeonderzoeksverklaring hebben in
overeenstemming met richtlijn 94/9/EG.
De omgevingstemperatuur van de componenten mag niet
hoger zijn dan de limieten (+5°C tot +50°C) wanneer de
betreffende externe maximumtemperatuur bereikt is voor
alle mogelijke gebruiksvoorwaarden van de apparaten.
potentieel gevaar van elektrostatische lading:
Er moeten voorzorgsmaatregelen getroffen worden om effecten
te voorkomen die te wijten zijn aan de aanwezigheid van circu-
lerende stromen veroorzaakt door magnetische strooivelden.
Voorkom dat zich elektrostatische ladingen op het apparaat
opbouwen.
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
voltage (U
n
)
(maximale
rimpel 10%)
vermogens
bereik (Pn)
typische functionele bereiken
omgevings-
temperatuur-
bereik
(TS)
I
(ON)
min.
U
(ON)
mini.
U
(MAX)
aanbe-
volen
U
(OFF)
uitscha-
kelen
I
(OFF)
uitscha-
kelen
warm/koud =
met
LED
(V)
(W) (mA) (V) (V) (V) (mA) (°C) (1)
24V 0,25
20 12,2 28 3,3 7 +5 tot +50
Pn
veiligheidsparameters
U
i
= (DC)
I
I
P
I
L
I
C
I
(W)
(V) (mA) (W)
(mH) (µF)
0,25
28 300 1,6 0 0
TEMPERATUURKLASSETABEL DC (=)
Pi
(watt)
maximale omgevings °C (1)
oppervlaktetemperatuur
T6
85° C
T5
100° C
T4
135° C
isolatieklasse F (155 °C) 100% E.D. (2)
1,6 40 60 60
(1) Minimale omgevingstemperatuur: +5°C
(2) Spoel ontworpen voor continuwerking met maximale
omgevingstem-peratuurlimieten. De magneetafsluiter
moet zijn aangesloten op een speciaal gecertifi ceerde
elektrische voedingseenheid (barrière of interface) die is
geïnstalleerd in een ongevaarlijke zone.
Berekening van werkcondities:
I
l
(mA) =
[ V
s
- 1,2 - 0,002 (R
b
+ R
l
) ] x 1000
+ 2
(R
c
+ R
l
+ R
b
)
Deze waarde (I
l
) evenals de maximale stroom van barrière/
interface (indien non-lineair) moet 20 mA overschrijden.
I
l
(mA) Minimale toevoerstroom voor het product
R
b
(Ω) Maximale barrièreweerstand
T
a
(°C) Max. omgevingstemperatuur
R
l
(Ω) Max. weerstand van aansluitkabels
V
s
(V) Min. nullastvoltage van barrière/interface
R
c
(Ω) Max. spoelweerstand:
R
c
(Ω) =
563 (T
a
+ 234 + 10)
254
Afhankelijk van de omgevingstemperatuur en het toegepaste
vermogen kan het noodzakelijk zijn om een hittebestendige
kabel te gebruiken, die bestand is tegen de temperatuur die
op de spoel staat vermeld.
Het apparaat moet geïnstalleerd worden onder verantwoordelijkheid
van het bedrijf dat de industriële vestiging runt. Het systeem als
geheel moet in overeenstemming zijn met norm IEC 60079-0
en IEC 60079-15.
Installeer de kabels zo dat er geen torsie of buigkrachten
worden overgedragen op het apparaat.
Plaats alle kabels in de kabelgoten of zweefbanen voordat u
deze aan de connectoren vastmaakt.
Werking: Voer een elektrische test uit voordat u het circuit onder
druk zet. Zet de spoel diverse keren onder stroom en luister of
u de metalen "klik" hoort die aangeeft dat de magneetafsluiters
werken. Personeel dat met het apparaat werkt dient vertrouwd
te zijn met de elektrische bedieningsknoppen.
Gebruik: De spoelen zijn ontworpen voor continubedrijf,
en kunnen daardoor heet worden. Als de magneetafsluiter
makkelijk toegankelijk is, zorg dan voor beschermende
middelen ter voorkoming van onbedoeld contact dat
brandwonden kan veroorzaken. Om oververhitting te
voorkomen, mag u de magneetafsluiter niet gebruiken in een
besloten ruimte zonder voldoende ventilatie.
ALGEMENE INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES
Pneumatisch ventieleiland serie 622, ATEX zone 1-21
NL
PNEUMATISCHE EIGENSCHAPPEN
Medium: lucht of neutraal gas, gefi lterd bij 50 µm, zonder
condensaat. Dauwpunt -20° C
Werkdruk: 1,5 tot 8 bar
Stroomsnelheid (Qv bij 6 bar): 600 l/min (ANR)
Toegestane temperatuur: +5° C tot +50° C
Stuurventielfunctie: 5/2 monostabiel, veerretour
Pneumatisch stuurventiel: Subbasis met 4 ventielposities
(8 op verzoek): G1/8 (poorten 2-4), G1/4 (poorten 1-3-5)
AANSLUITINGEN
• Alle poorten aansluiten die in contact kunnen komen met
vloeistoffen.
• Reinig de leidingen die het apparaat verbinden.
• Zorg ervoor dat de leidingen zijn aangesloten op de juiste
poorten: 1 (G1/4) druktoevoer / 2,4 (G1/8): drukpoorten /
3,5 (G1/4) uitlaatpoorten). Neem de stroomrichting van de
vloeistof in acht.
• Gebruik uitsluitend de geleverde
aansluitmogelijkheden.
• Zorg ervoor dat er geen vreemde
lichamen in het circuit komen, met
name wanneer u de aansluiting
lekdicht maakt.
• Neem de toegestane buigstraal
voor de buizen in acht; belemmer
de poorten voor de vloeistofcir-
culatie niet.
• Buizen en aansluitelementen mo-
gen geen enkele kracht, torsie of
druk op het apparaat uitoefenen.
• Gebruik geschikt gereedschap en
plaats het montagegereedschap
zo dicht mogelijk bij het aansluitpunt.
• Neem het aanbevolen koppel in acht wanneer u de buisaans-
luitingen aandraait.
• Aansluitingen moeten betrouwbaar worden geïnstalleerd
door gekwalifi ceerd personeel.
PNEUMATISCHE VENTIELISOLATIE
Om een continu procesvermogen te garanderen, kan een
ventiel worden verwijderd/vervangen door de drukafslui-
ters die zijn geïntegreerd in de subbasis zonder dat de
druktoevoer naar het eiland hoeft te worden afgesloten.
35
1
24
0
1
35
1
24
0
1
open gesloten
PRESSURE SHUT OFF
LOCKING DEVICE
0
1
2,5
Drukafsluiter
vergrendelingsinrichting
Het vergrendelingssysteem kan niet worden vergrendeld
wanneer een isolator open is.
Een vergrendelingsinrichting biedt bescherming tegen toevallige
of ongeautoriseerde inschakeling van de druktoevoer.
Onder normale werkcondities, vindt een hoorbaar lekkend
geluid plaats tijdens de ventielvervanging.
Dit lek heeft geen nadelig effect op de normale werking van
de andere ventielen.
LET OP
De magneetafsluiter moet zijn aangesloten op een
speciaal gecertifi ceerde elektrische voedingseenheid die is
geïnstalleerd in een ongevaarlijke zone.
WAARSCHUWING: De spoel en aansluitingen mogen
niet gedemonteerd of verwijderd worden door onbevoegd
personeel.
Beschadig de corresponderende oppervlakken en afdich-
tingen niet wanneer u de magneetventielen demonteert of
hermonteert.
Door onjuiste montage vervalt de typegoedkeuring.
ELEKTRISCHE AANSLUITING
MANNELIJKE CONNECTOR OP VENTIELEILAND
(niet-gepolariseerd circuit)
EV1 EV2 EV3 EV4
1
2
3
4
5
6
7
8
1
8 EV4EV1
GEBRUIK
Raak de spoel niet aan, om persoonlijk letsel en bescha-
diging van de apparatuur te voorkomen. Ook bij normaal
gebruik kan de spoel heet worden. Als de magneetafsluiter
makkelijk toegankelijk is, dient de installateur te zorgen voor
bescherming tegen onbedoeld contact.
Om risico's van elektrostatische lading te voorkomen, moeten
de oppervlakken van het apparaat worden gereinigd met een
vochtige doek voordat u onderhoud uitvoert. Gebruik geen
oplosmiddelen.
ONDERHOUD
Ventielen (cat. n.: 52290001)en stuurventielen (cat. n.:
30215310IAP) zijn verkrijgbaar als aparte inrichting voor
reserveonderdelen.
DEMONTAGE/ HERMONTAGE:
Deze handeling dient te worden uitgevoerd door voldoende
gekwalifi ceerd personeel.
In de modus van intrinsiek veilige bescherming kan het stuurventiel
worden verwijderd terwijl de stroomtoevoer is ingeschakeld. Om
het stuurventiel te demonteren, schroeft u de 2 schroeven
los (B). Voordat u het ventiel verwijdert, controleert u of de
isolator op de stand "closed" (0) staat of, indien nodig, dat
de hoofdstroomtoevoer is uitgeschakeld. Om het stuurventiel
te demonteren, schroeft u de 2 schroeven los (A).
Hermonteer in de omgekeerde volgorde van de demontage.
Schroef het ventiel vast volgens een aandraaikoppel van 0,6
Nm
±0,2
(A).
Of draai de 2 bouten M3 x 20 alvast aan met een aandraai-
koppel van 0,3/0,5 Nm en trek ze na met een aandraaikoppel
van 1 Nm
±0,2
(B).
Met de handbediening, aangeduid met het symbool ( ),
kunt u de afsluiter bedienen bij stroomuitval.
B
M3 x 20
A
B
TORX n°10
Door onjuiste montage vervalt de typegoedkeuring.
Indien de gebruiker zelf onderdelen vervangt, kan ASCO
Numatics de traceerbaarheid van het eindproduct niet
garanderen en dient de gebruiker hiervoor te zorgen.
VERKLARING
Hierbij verklaren wij dat de serie 622 ventielen in ons
laboratorium zijn getest en voldoen aan de fundamentele
gezondheidsvoorschriften en veiligheidseisen conform
Bijlage II van de Europese Richtlijn 94/9/EG.
Ga voor meer informatie en voor een lijst met compatibele
interfaces, naar onze website op: www.asconumatics.eu
5
4
2
3
6 ø M6 x 10mm
1312
502057-001
502057-001