KTM 250 XC-F 2014 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2014
250 SXF EU
250 SXF USA
250 XCF USA
Artikelnr. 3213031nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 11) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 11)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkin-
gen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen,
kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en
zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de pro-
ductie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkhe-
den, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2013 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement
ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 4
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 4
1.2 Gebruikte formatering........................................ 4
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 5
2.2 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 5
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 5
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 5
2.5 Veilig gebruik ................................................... 6
2.6 Beschermende kleding ...................................... 6
2.7 Werkinstructies................................................. 6
2.8 Milieu.............................................................. 6
2.9 Bedieningshandleiding ...................................... 7
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 8
3.1 Garantie........................................................... 8
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 8
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 8
3.4 Service ............................................................ 8
3.5 Afbeeldingen .................................................... 8
3.6 Klantenservice.................................................. 8
4 AFBEELDING VOERTUIG.............................................. 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave)......................................................... 9
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symboolweergave) .......................................... 10
5 SERIENUMMERS....................................................... 11
5.1 Framenummer ................................................ 11
5.2 Typeplaatje .................................................... 11
5.3 Motornummer................................................. 11
5.4 Artikelnummer voorvork ................................... 11
5.5 Artikelnummer schokdemper............................ 11
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 12
6.1 Koppelingshendel ........................................... 12
6.2 Remhendel..................................................... 12
6.3 Gashendel...................................................... 12
6.4 Stopknop ....................................................... 12
6.5 E-starterknop.................................................. 12
6.6 Overzicht controlelampjes ................................ 13
6.7 Tankdop openen ............................................. 13
6.8 Tankdop sluiten .............................................. 14
6.9 Koude-startknop ............................................. 14
6.10 Regelschroef stationair toerental....................... 15
6.11 Versnellingshendel .......................................... 15
6.12 Rempedaal..................................................... 15
6.13 Zijstandaard (XCF) ......................................... 16
6.14 Plug-in standaard (Alle SXF-modellen) ............. 16
7 INBEDRIJFNAME....................................................... 17
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 17
7.2 Motor inrijden................................................. 18
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden ................................. 18
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand......... 19
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand ............ 19
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig
circuit............................................................ 20
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperatuur en langzaam rijden ....................... 20
7.8 Voorbereidingen voor rijden bij lage
temperaturen of sneeuw .................................. 20
8 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 21
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................................. 21
8.2 Starten .......................................................... 21
8.3 Beginnen met rijden........................................ 22
8.4 Schakelen, rijden............................................ 22
8.5 Afremmen ...................................................... 22
8.6 Stoppen, parkeren........................................... 23
8.7 Transport ....................................................... 23
8.8 Brandstof tanken ............................................ 23
9 SERVICESCHEMA...................................................... 25
9.1 Serviceschema................................................ 25
9.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende
opdracht) ....................................................... 26
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 27
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 27
10.2 Ingaande demping schokdemper ...................... 27
10.3 Ingaande demping low speed voor
schokdemper instellen..................................... 27
10.4 Ingaande demping high speed voor
schokdemper instellen..................................... 28
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen........ 29
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 29
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 30
10.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 30
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x...... 30
10.10 Dynamische veerweg instellen x ..................... 31
10.11 Basisinstelling voorvork controleren .................. 32
10.12 Ingaande demping voorvork instellen ................ 32
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 33
10.14 Stuurpositie.................................................... 34
10.15 Stuurpositie instellen x.................................. 34
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 35
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 35
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 35
11.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 35
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 36
11.5 Voorvorkprotector losmaken.............................. 36
11.6 Voorvorkprotector positioneren.......................... 36
11.7 Vorkpoten demonteren x................................ 37
11.8 Vorkpoten monteren x ................................... 37
11.9 Voorvorkprotector demonteren x ..................... 38
11.10 Voorvorkprotector monteren x......................... 38
11.11 Onderste kroonplaat demonteren x ................. 38
11.12 Onderste kroonplaat monteren x..................... 39
11.13 Speling balhoofdlager controleren..................... 41
11.14 Speling balhoofdlager instellen x.................... 41
11.15 Balhoofdlager smeren x................................. 42
11.16 Startnummerbord demonteren.......................... 42
11.17 Startnummerbord monteren ............................. 42
11.18 Spatbord vooraan demonteren .......................... 42
11.19 Spatbord vooraan monteren.............................. 43
11.20 Schokdemper demonteren x........................... 43
11.21 Schokdemper monteren x.............................. 44
11.22 Zadel verwijderen............................................ 45
11.23 Zadel monteren............................................... 45
11.24 Luchtfilterbakafdekking demonteren ................. 45
11.25 Luchtfilterbakafdekking monteren .................... 46
11.26 Luchtfilter demonteren x ............................... 46
11.27 Luchtfilter monteren x................................... 46
11.28 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x............ 47
11.29 Luchtfilterbakafdekking vastzetten x............... 47
INHOUDSOPGAVE 3
11.30 Luchtfilterbak afdichten x ............................. 48
11.31 Einddemper demonteren.................................. 48
11.32 Einddemper monteren ..................................... 48
11.33 Glasvezelvulling einddemper vervangen x........ 48
11.34 Brandstoftank demonteren x.......................... 49
11.35 Brandstoftank monteren x.............................. 50
11.36 Kettingvervuiling controleren............................ 51
11.37 Ketting reinigen .............................................. 51
11.38 Kettingspanning controleren ............................ 52
11.39 Kettingspanning instellen ................................ 52
11.40 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 53
11.41 Frame controleren x...................................... 55
11.42 Achterbrug controleren x ............................... 55
11.43 Gaskabellegging controleren............................. 55
11.44 Rubberen stuurcovers controleren..................... 56
11.45 Rubberen stuurcovers vastzetten ...................... 56
11.46 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 56
11.47 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren...................................... 56
11.48 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x.... 57
12 REMSYSTEEM........................................................... 58
12.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 58
12.2 Uitgangspositie remhendel instellen ................. 58
12.3 Remschijven controleren.................................. 58
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 59
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x .............. 59
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 60
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen x........... 60
12.8 Vrije slag rempedaal controleren....................... 62
12.9 Uitgangspositie rempedaal instellen x............. 62
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 63
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x ........... 63
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren........... 64
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen x........ 64
13 WIELEN, BANDEN ..................................................... 66
13.1 Voorwiel demonteren x .................................. 66
13.2 Voorwiel monteren x...................................... 66
13.3 Achterwiel demonteren x ............................... 67
13.4 Achterwiel monteren x................................... 67
13.5 Bandentoestand controleren............................. 68
13.6 Bandenspanning controleren............................ 69
13.7 Spaakspanning controleren .............................. 69
14 ELEKTRONICA........................................................... 70
14.1 Accu demonteren x....................................... 70
14.2 Accu monteren x .......................................... 70
14.3 Accu laden x................................................ 71
14.4 Hoofdzekering vervangen ................................. 72
15 KOELSYSTEEM.......................................................... 73
15.1 Koelsysteem................................................... 73
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ............. 73
15.3 Koelmiddelpeil controleren .............................. 74
15.4 Koelmiddel aftappen x .................................. 74
15.5 Koelmiddel vullen x ...................................... 75
16 MOTOR AFSTELLEN .................................................. 76
16.1 Gaskabelspeling controleren............................. 76
16.2 Gaskabelspeling instellen x............................ 76
16.3 Stationair toerental instellen x ....................... 77
16.4 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren..................................................... 77
16.5 Uitgangspositie versnellingshendel
instellen x.................................................... 77
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR .......................... 78
17.1 Brandstofzeef vervangen x ............................. 78
17.2 Motoroliepeil controleren ................................. 78
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeef reinigen x......................................... 79
17.4 Motorolie bijvullen .......................................... 81
18 REINIGING, ONDERHOUD.......................................... 82
18.1 Motorfiets reinigen .......................................... 82
19 STALLING ................................................................. 83
19.1 Stalling.......................................................... 83
19.2 Inbedrijfname na stalling ................................. 83
20 FOUTEN OPSPOREN.................................................. 84
21 KNIPPERCODE .......................................................... 86
22 TECHNISCHE GEGEVENS........................................... 87
22.1 Motor............................................................. 87
22.2 Aanhaalmomenten motor ................................. 88
22.3 Vulhoeveelheden............................................. 89
22.3.1 Motorolie ................................................... 89
22.3.2 Koelmiddel ................................................ 89
22.3.3 Brandstof................................................... 89
22.4 Chassis .......................................................... 89
22.5 Elektronica..................................................... 90
22.6 Banden.......................................................... 90
22.7 Voorvork......................................................... 91
22.7.1 SXF EU..................................................... 91
22.7.2 SXF USA................................................... 91
22.7.3 XCF.......................................................... 91
22.8 Schokdemper ................................................. 92
22.8.1 SXF EU..................................................... 92
22.8.2 SXF USA................................................... 92
22.8.3 XCF.......................................................... 93
22.9 Aanhaalmomenten chassis............................... 94
23 GEBRUIKSSTOFFEN .................................................. 95
24 HULPSTOFFEN.......................................................... 97
25 NORMEN .................................................................. 99
INDEX ............................................................................ 100
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 4
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(Alle SXF-modellen)
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij
normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste
internationale motorsportbonden.
Info
De motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
(XCF)
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij
normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste
internationale motorsportbonden.
Info
De motorfiets is speciaal ontworpen voor de langeafstandsraces en niet in de eerste plaats gebouwd voor het overwegende
gebruik in motocross-races.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt.
Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op
garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-
dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig onderdelen
reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
C00386-10
1 Remhendel ( pag. 12)
2 Koppelingshendel ( pag. 12)
3 Tankdop
4 Voorvork instelling uitgaande demping
5 Koude-startknop ( pag. 14)
6 Versnellingshendel ( pag. 15)
7 Luchtfilterbakafdekking
8 Plug-in standaard ( pag. 16)
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave)
C00387-10
1 Stopknop ( pag. 12)
2 E-starterknop ( pag. 12)
3 Gashendel ( pag. 12)
4 Voorvork instelling ingaande demping
5 Schokdemper instelling uitgaande demping
6 Kijkglas remvloeistof achter
7 Instelling ingaande demping schokdemper
8 Kijkglas motorolie
9 Rempedaal ( pag. 15)
5 SERIENUMMERS 11
5.1 Framenummer
C00388-10
Het framenummer 1 is op de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
C00389-10
Het typeplaatje 1 is aan de voorzijde van het balhoofd aangebracht.
5.3 Motornummer
101757-10
Het motornummer 1 is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
101654-10
Het artikelnummer van de voorvork 1 is aan de binnenzijde van de asopname gegra-
veerd.
5.5 Artikelnummer schokdemper
C00390-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1 is in het bovenste gedeelte van de schok-
demper aan motorzijde boven de stelring gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 12
6.1 Koppelingshendel
C00391-10
De koppelingshendel 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
C00454-10
De remhendel 1 bevindt zich aan de rechterzijde van het stuur.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
101760-10
De gashendel 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop
C00393-10
De stopknop 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 E-starterknop
C00453-10
De e-starterknop 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 13
6.6 Overzicht controlelampjes
C00394-10
Mogelijke toestanden
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert oranje De OBD (On
Board Diagnose) heeft een voor de emissie of veiligheid kritieke fout
gedetecteerd.
(XCF)
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje Brandstofpeil
heeft de reservemarkering bereikt.
6.7 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
C00395-10
(Alle SXF-modellen)
Tankdop 1 tegen de klok in draaien en naar boven toe verwijderen.
C00396-10
(XCF)
Ontgrendelknop 1 indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven
toe verwijderen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.8 Tankdop sluiten
C00397-10
(Alle SXF-modellen)
Tankdop 1 erop zetten en met de klok mee draaien tot de brandstoftank goed
gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2 zonder knikken leggen.
C00398-10
(XCF)
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien, totdat de ontgrendelknop 1
vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2 zonder knikken leggen.
6.9 Koude-startknop
C00399-10
De koude-startknop 1 is aan de linkerkant van de regelklep aangebracht.
Het inspuitsysteem verlengt de inspuittijd bij koude motor en lage buitentemperatuur.
De motor kan de toegenomen hoeveelheid brandstof alleen verbranden, wanneer hij ook
meer lucht krijgt. Deze krijgt hij via de uitgetrokken koude-startknop.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is tot de aanslag uitgetrokken.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop is tot de aanslag ingedrukt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.10 Regelschroef stationair toerental
C00400-10
De stationaire afstelling aan de regelklep heeft een sterke invloed op het startgedrag,
een stabiele stationair en de respons bij het gasgeven. Dat betekent dat een motor met
een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met verkeerde sta-
tionaire afstelling.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toerental 1 afgesteld.
Door de stelschroef met de klok mee te draaien verhoogt het stationaire toerental.
Door de stelschroef tegen de klok in te draaien verlaagt het stationaire toerental.
6.11 Versnellingshendel
101769-10
De versnellingshendel 1 is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.
101770-10
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.12 Rempedaal
101771-10
Het rempedaal 1 bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 16
6.13 Zijstandaard (XCF)
C00401-10
De zijstandaard 1 bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
C00402-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard 1 worden opgeklapt en met de rubber-
band 2 worden geborgd.
6.14 Plug-in standaard (Alle SXF-modellen)
C00403-10
De opname voor de plug-in standaard 1 is de linkerzijde van de steekas.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motorfiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
7 INBEDRIJFNAME 17
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer-
baar worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKritiek rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting
uitvallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 56)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 58)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 62)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 77)
Oefen voordat u een grotere rit gaat maken eerst op een daarvoor geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de
motorfiets.
Info
Uw motorfiets is niet toegelaten voor het rijden op openbare wegen.
Geadviseerd wordt bij het rijden op het terrein iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assisteren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
7 INBEDRIJFNAME 18
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
(Alle SXF-modellen)
Geen bagage meenemen.
(XCF)
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht
moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Motor inrijden. ( pag. 18)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren 75 %
Vol gas geven vermijden!
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig
onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilterbak afdichten. x ( pag. 48)
Afdekking van de luchtfilterbak vastzetten. x ( pag. 47)
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x ( pag. 47)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Rubberen stuurcovers vastzetten. ( pag. 56)
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 19)
Rijden op nat zand. ( pag. 19)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 20)
Rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden. ( pag. 20)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 20)
7 INBEDRIJFNAME 19
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
B00435-01
Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (77206920000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
B00436-01
Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (77206922000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 97)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Wanneer regelmatig door zand wordt gereden zuigers om de 20 rij-uren vervan-
gen.
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
B00437-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 97)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Wanneer regelmatig door zand wordt gereden zuigers om de 20 rij-uren vervan-
gen.
7 INBEDRIJFNAME 20
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig circuit
B00437-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 82)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet, als de koppeling wegens een te lange secun-
daire overbrenging vaak moet worden bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 97)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 74)
7.8 Voorbereidingen voor rijden bij lage temperaturen of sneeuw
B00437-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 21
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 78)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 59)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 63)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 60)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 64)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 74)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 51)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 53)
Kettingspanning controleren. ( pag. 52)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 68)
Bandenspanning controleren. ( pag. 69)
Spaakspanning controleren. ( pag. 69)
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 36)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 35)
Luchtfilter controleren.
Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
(Alle SXF-modellen)
Plug-in standaard verwijderen.
101774-10
(XCF)
Motorfiets van standaard nemen en standaard met rubberband 1 vastzetten.
Versnelling stationair inschakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Koude-startknop tot de aanslag uittrekken.
E-starterknop indrukken.
Info
E-starterknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de volgende startpo-
ging minimaal 5 seconden wachten.
Tijdens het starten gaat het FI waarschuwingslampje voor een functie-
controle kort branden.
8 RIJ-INSTRUCTIES 22
8.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan
blokkeren.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een
geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppe-
lingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Wanneer u bij het starten de koude-startknop uitgetrokken heeft, de koude-startknop na het opwarmen van de motor tot de aanslag
indrukken.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet u deze op ¾ gas terugdraaien. Pas uw
snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan.De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof
verbruikt.
Geef altijd slechts zoveel gas als de motor op dat moment kan verwerken - abrupt opendraaien van de gashendel verhoogt het ver-
bruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets remmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven resp. nog
een keer schakelen.
Schakel de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
1 min
Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de motor
en het koelsysteem.
Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnelling
schakelen.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de
motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
8 RIJ-INSTRUCTIES 23
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 24
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 13)
AA
401522-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A 35 mm
Brandstoftank-
volume totaal
ca. (Alle SXF-
modellen)
7,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 95)
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
(XCF)
9 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 95)
Tankdop sluiten. ( pag. 14)
9 SERVICESCHEMA 25
9.1 Serviceschema
om de 40 uur rijden - komt overeen met ca. 280 liter brandstof
om de 30 uur rijden - komt overeen met ca. 210 liter brandstof
Eenmalig na 20 rij-uren / om de 20 uur rijden - komt overeen met ca. 140 liter brandstof
Eenmalig na 10 rij-uren / om de 10 uur rijden - komt overeen met ca. 70 liter brandstof / na iedere race
eenmalig na 1 uur rijden - komt overeen met ca. 7 liter brandstof
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
Accu controleren en laden. x
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 60)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 64)
Remschijven controleren. ( pag. 58)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 63)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 62)
Frame en achterbrug controleren. x
Achterbruglagers controleren. x
Schokdemperbevestiging controleren. x
Kleine schakelservice uitvoeren. (Alle SXF-modellen) x
Grote schakelservice uitvoeren. (Alle SXF-modellen) x
Voorvorkservice uitvoeren. (XCF) x
Schokdemperservice uitvoeren. x
Toestand van de banden controleren. ( pag. 68)
Bandenspanning controleren. ( pag. 69)
Wiellagers op speling controleren. x
Wielnaven controleren. x
Velgslag controleren. x
Spaakspanning controleren. ( pag. 69)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 53)
Kettingspanning controleren. ( pag. 52)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk bewe-
gen. x
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 56)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 59)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 58)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 41)
Klepspeling controleren. x
Koppeling controleren. x
Keerringen van de waterpomp vervangen. x
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. x ( pag. 79)
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, drainageslangen, ...) en manchetten controleren
op scheuren, dichtheid en correcte legging. x
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 73)
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x ( pag. 47)
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. x ( pag. 48)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
Brandstofzeef vervangen. x ( pag. 78)
9 SERVICESCHEMA 26
om de 40 uur rijden - komt overeen met ca. 280 liter brandstof
om de 30 uur rijden - komt overeen met ca. 210 liter brandstof
Eenmalig na 20 rij-uren / om de 20 uur rijden - komt overeen met ca. 140 liter brandstof
Eenmalig na 10 rij-uren / om de 10 uur rijden - komt overeen met ca. 70 liter brandstof / na iedere race
eenmalig na 1 uur rijden - komt overeen met ca. 7 liter brandstof
Brandstofdruk controleren. x
Stationair controleren. x
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
Eenmalig interval
Periodiek interval
9.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht)
jaarlijks
om de 100 uur rijden - komt overeen met ca. 700 liter brandstof
om de 50 uur rijden - komt overeen met ca. 350 liter brandstof
Remvloeistof van de voorwielrem vervangen. x
Remvloeistof van de achterwielrem vervangen. x
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. x ( pag. 57)
Balhoofdlager insmeren. x ( pag. 42)
Bougie en bougiedop vervangen. x
Zuigers vervangen. x
Cilinder controleren/opmeten. x
Cilinderkop controleren. x
Kleppen, klepveren en klepveersteunen vervangen. x
Nokkenas en nokvolger controleren. x
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. x
Aandrijving en versnelling controleren. x
Oliedrukregelklep controleren. x
Zuigpomp vervangen. x
Drukpomp en smeersysteem controleren. x
Distributieketting vervangen. x
Distributie controleren. x
Alle motorlagers vervangen. x
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN 27
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete veiligheidskleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 75… 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
10.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.3 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
C00404-10
Stelschroef 1 met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 28
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed (SXF EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping low speed (SXF USA)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping low speed (XCF)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.4 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
C00405-10
Stelschroef 1 met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed (SXF EU)
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Ingaande demping high speed (SXF USA)
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Ingaande demping high speed (XCF)
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10 CHASSIS AFSTELLEN 29
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
101669-10
Stelschroef 1 met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (SXF EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (SXF USA)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (XCF)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en een vast punt meten,
bijv. een markering aan de zijbekleding.
Waarde als maat A noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
10 CHASSIS AFSTELLEN 30
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren
0
0
AA
0
0
BB
400989-10
Maat A achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 29)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste punt.
Waarde als maat B noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat A en B.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg (SXF EU) 30 mm
Statische veerweg (SXF USA) 30 mm
Statische veerweg (XCF) 30 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. x ( pag. 30)
10.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
0
0
AA
0
0
CC
400990-10
Maat A achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 29)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige beschermende kleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteu-
nen) op de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achteras en het vaste
punt.
Waarde als maat C noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A en C.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg (SXF EU) 90 mm
Dynamische veerweg (SXF USA) 100 mm
Dynamische veerweg (XCF) 100 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. x ( pag. 31)
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning wijzigt moet u de momentele instelling noteren - bijv. de veerlengte meten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
Schokdemper demonteren. x ( pag. 43)
10 CHASSIS AFSTELLEN 31
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
401025-10
Hoofdwerk
Schroef 1 losdraaien.
Stelring 2 draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T106S)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring 2 op de aangegeven maat A spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning (SXF EU) 13 mm
Veervoorspanning (SXF USA) 12 mm
Veervoorspanning (XCF) 12 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. x ( pag. 44)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
10.10 Dynamische veerweg instellen x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
Schokdemper demonteren. x ( pag. 43)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (SXF EU)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 51 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 57 N/mm
Veerconstante (SXF USA)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 51 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 57 N/mm
Veerconstante (XCF)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 51 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 57 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. x ( pag. 44)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 30)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 30)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 29)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
10 CHASSIS AFSTELLEN 32
10.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdem-
per door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging aan voorvork en
frame te voorkomen.
10.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
C00406-10
(Alle SXF-modellen)
Stelschroeven 1 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven 1 bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de
vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping (SXF EU)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Ingaande demping (SXF USA)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping.
C00407-10
(XCF)
Witte stelschroef 2 tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef 2 bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker
voorpoot.
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot (witte stel-
schroef). De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 33
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 13 klikken
Sport 11 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het inveren.
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
101776-10
(Alle SXF-modellen)
Beschermkappen 1 verwijderen.
Stelschroeven 2 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven 2 bevinden zich aan het onderste uiteinde van de
vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (SXF EU)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping (SXF USA)
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping.
Beschermkappen 1 monteren.
C00407-11
(XCF)
Rode stelschroef 3 tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef 3 bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter
voorpoot.
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode
stelschroef). De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot
(witte stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 13 klikken
Sport 11 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN 34
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het uitveren.
10.14 Stuurpositie
800116-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een afstand A van elkaar.
Afstand boringen A 15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand B van het midden geplaatst.
Afstand boringen B 3,5 mm
Het stuur kan in 4 verschillende posities worden gemonteerd. Daardoor is het mogelijk,
het stuur in de voor de bestuurder meest aangename positie te zetten.
10.15 Stuurpositie instellen x
B00375-10
De vier schroeven 1 verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur verwijderen en
opzijleggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 2 verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten. Schroeven 2 monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Info
Stuuradapter links en rechts gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden gelegd.
Stuurklemmen positioneren. De vier schroeven 1 monteren en gelijkmatig vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 35
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
C00408-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok (54829055000)
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
C00403-10
(Alle SXF-modellen)
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de plug-in standaard 1 in de linkerzijde
van de steekas plaatsen.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
C00401-10
(XCF)
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard 1 met de voet op de
bodem duwen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de
rubberband worden geborgd.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
C00409-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven 1 losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnenruimte
van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven monteren en vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 36
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
Voorvorkprotector losmaken. ( pag. 36)
B00297-10
Hoofdwerk
Vuilschraper 1 van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loop
van de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze ver-
vuiling niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met
een remmenreiniger.
Vuilschraper en de binnenpoot van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en
insmeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 98)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector positioneren. ( pag. 36)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
11.5 Voorvorkprotector losmaken
B00298-10
Schroeven 1 verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2 aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector omlaag schuiven.
Schroeven aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector omlaag schuiven.
11.6 Voorvorkprotector positioneren
B00298-20
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 1 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 37
11.7 Vorkpoten demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
Voorwiel demonteren. x ( pag. 66)
B00300-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2 verwijderen en remklauw verwijderen.
Remklauw met remkabel spanningsloos opzijhangen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is gedemonteerd.
C00410-10
Schroeven 3 losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven 4 losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten monteren x
C00409-10
Hoofdwerk
(Alle SXF-modellen)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 1 naar voren positioneren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
C00411-11
(XCF)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 1 naar voren positioneren.
Info
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode
stelschroef). De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot
(witte stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
C00410-11
Schroeven 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 38
B00300-11
Remklauw positioneren. Schroeven 5 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 4 monteren en vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. x ( pag. 66)
11.9 Voorvorkprotector demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
Voorwiel demonteren. x ( pag. 66)
Vorkpoten demonteren. x ( pag. 37)
B00306-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector naar boven toe ver-
wijderen.
Schroeven aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector naar boven toe ver-
wijderen.
11.10 Voorvorkprotector monteren x
B00306-10
Hoofdwerk
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 1 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Vorkpoten monteren. x ( pag. 37)
Voorwiel monteren. x ( pag. 66)
11.11 Onderste kroonplaat demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
Voorwiel demonteren. x ( pag. 66)
Vorkpoten demonteren. x ( pag. 37)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 42)
Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 42)
Stuurcovers verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 39
C00412-10
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen.
Schroef 2 verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzijleggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
101782-10
Keerring 3 verwijderen. Afdichtring 4 verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.12 Onderste kroonplaat monteren x
401540-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 98)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven 1 correct is gepositioneerd.
Beschermring 2 en keerring 3 erop schuiven.
C00484-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
C00414-10
(Alle SXF-modellen)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 5 wijzen naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 40
C00415-10
(XCF)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 5 wijzen naar voren.
Info
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode
stelschroef). De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot
(witte stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
C00417-10
Schroeven 6 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
C00413-10
Schroef 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
C00416-10
Schroef 7 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
C00417-11
Schroeven 8 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
B00379-10
Remklauw positioneren. Schroeven 9 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven bk monteren en vastdraaien.
Nawerk
Spatbord vooraan monteren. ( pag. 43)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 41
Stuurcovers monteren.
Startnummerbord monteren. ( pag. 42)
Voorwiel monteren. x ( pag. 66)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 41)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
11.13 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden, beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerzittingen
in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
400738-11
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij de balhoofdlager.
» Als er een voelbare speling optreedt:
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 41)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 41)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
11.14 Speling balhoofdlager instellen x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
Stuurcovers verwijderen.
101788-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 losdraaien. Schroef 2 verwijderen.
Schroef 3 losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroeven 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 41)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 42
Stuurcovers monteren.
11.15 Balhoofdlager smeren x
800010-10
Onderste kroonplaat demonteren. x ( pag. 38)
Onderste kroonplaat monteren. x ( pag. 39)
11.16 Startnummerbord demonteren
C00419-10
Schroef 1 verwijderen en klem verwijderen.
Schroef 2 verwijderen. Startnummerbord verwijderen.
11.17 Startnummerbord monteren
C00418-10
Startnummerbord positioneren. Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Info
Erop letten dat de uitsteeksels in het spatbord grijpen.
Remkabel en klem positioneren. Schroef 2 monteren en vastdraaien.
11.18 Spatbord vooraan demonteren
Voorwerk
Startnummerbord demonteren. ( pag. 42)
C00420-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 en 2 verwijderen. Spatbord vooraan verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 43
11.19 Spatbord vooraan monteren
C00420-10
Hoofdwerk
Spatbord vooraan positioneren. Schroeven 1 en 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Startnummerbord monteren. ( pag. 42)
11.20 Schokdemper demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
101789-10
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen.
Schroef 2 verwijderen.
C00422-10
Haakse hendel 3 naar achteren duwen.
Verbindingshendel 4 omlaag duwen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 44
C00423-10
Veren 5 losmaken.
Veerhaak (50305017000)
Schroef 6 verwijderen.
Schokdemper naar achteren duwen en bochtstuk verwijderen.
C00424-10
Schroef 7 verwijderen.
Schokdemper naar boven toe verwijderen.
11.21 Schokdemper monteren x
C00425-10
Hoofdwerk
Schokdemper van boven af invoegen.
Schokdemper positioneren.
Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M10 60 Nm Loctite
®
2701™
C00423-11
Bochtstuk positioneren.
Veren 2 vasthaken.
Veerhaak (50305017000)
Schroef 3 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 45
C00421-11
Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
Schroef 4 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M14x1,5 80 Nm
Schroef 5 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
11.22 Zadel verwijderen
C00427-10
Schroef 1 verwijderen.
Het zadel achter optillen, naar achteren trekken en dan naar boven toe verwijderen.
11.23 Zadel monteren
C00426-10
Zadel voor aan de flensbus van de brandstoftank vasthaken, achter neerlaten en
tegelijkertijd naar voren schuiven.
Erop letten of het zadel goed vastzit.
Schroef voor de bevestiging van het zadel monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.24 Luchtfilterbakafdekking demonteren
C00428-10
Voorwaarde
Afdekking van de luchtfilterbak is vastgezet.
Schroeven 1 verwijderen.
C00429-10
Afdekking van de luchtfilterbak in bereik A naar de zijkant toe eraf trekken en naar
voren toe verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 46
11.25 Luchtfilterbakafdekking monteren
C00430-10
Afdekking van de luchtfilterbak in het achterste bereik A vasthaken en in het voor-
ste bereik B vergrendelen.
C00428-10
Voorwaarde
Afdekking van de luchtfilterbak is vastgezet.
Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef luchtfilterbakafdekking EJOT PT
®
K60x20-Z
3 Nm
EJOT PT-schroef (0017060204)
11.26 Luchtfilter demonteren x
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een
hogere slijtage tot gevolg.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 45)
C00431-10
Hoofdwerk
Beugel van de luchtfilterhouder 1 beneden losmaken en opzij zwenken. Luchtfilter
met luchtfilterhouder verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11.27 Luchtfilter monteren x
301262-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik A smeren met vet.
Duurzaam vet ( pag. 97)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
C00432-10
Beide onderdelen samen erin zetten, positioneren en met de beugel van de luchtfil-
terbeugel 1 vastzetten.
Pijl markering UP wijst omhoog.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct is gemonteerd kunnen stof en vuil in de
motor terechtkomen en schade veroorzaken.
Nawerk
Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 46)
11.28 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 45)
Luchtfilter demonteren. x ( pag. 46)
101800-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 98)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Het luchtfilter insmeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 97)
Luchtfilterbak reinigen.
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd en goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. x ( pag. 46)
Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 46)
11.29 Luchtfilterbakafdekking vastzetten x
Voorwerk
Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 45)
C00229-10
Hoofdwerk
Aan de markeringen A en B een gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 46)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
11.30 Luchtfilterbak afdichten x
401527-10
Luchtfilterbak in gemarkeerd bereik A afdichten.
11.31 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
C00433-10
Veer 1 losmaken.
Veerhaak (50305017000)
Schroeven 2 verwijderen en einddemper verwijderen.
11.32 Einddemper monteren
C00433-11
Einddemper positioneren. Schroeven 1 monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Veer 2 vasthaken.
Veerhaak (50305017000)
Schroeven 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.33 Glasvezelvulling einddemper vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
In de loop van de tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel en verdwijnen naar buiten, de demper "brandt" uit.
Het geluidsniveau wordt hoger en daarnaast verandert de vermogensgrafiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 48)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
C00494-10
Hoofdwerk
Alle schroeven van de einddemper verwijderen.
Beschermkap 1 en keerring 2 verwijderen.
Buitenpijp 3 en keerring 4 verwijderen.
Glasvezelvulling 5 van de binnenbuis 6 trekken.
Onderdelen die weer worden ingebouwd reinigen.
Nieuwe glasvezelvulling 5 op de binnenbuis monteren.
Keerring 4 en buitenpijp 3 over de glasvezelvulling schuiven.
Keerring 2 en beschermkap 1 in de buitenpijp steken.
Alle schroeven monteren en vastdraaien.
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 48)
11.34 Brandstoftank demonteren x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 45)
C00434-10
Hoofdwerk
Elektrische steekverbinding 1 van de brandstofpomp loskoppelen.
Steekverbinding 2 van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Binnenge-
drongen vuil verstopt het inspuitventiel!
C00435-10
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Waskappenset A monteren.
Waskappenset (81212016100)
Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
C00436-10
Schroeven 3 met flensbus verwijderen.
C00437-10
Schroef 4 met rubberbus verwijderen.
C00438-01
Beide spoilers naar de zijkant toe van de radiateurbevestiging trekken en brandstof-
tank naar boven toe verwijderen.
11.35 Brandstoftank monteren x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Hoofdwerk
Legging van de gaskabel controleren. ( pag. 55)
C00437-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant van de radiateurbeves-
tiging vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
Slang voor het ontluchten van de brandstoftank erop steken.
Schroef 1 met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
C00436-11
Schroeven 2 met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
C00434-11
Elektrische steekverbinding 3 aansluiten.
Waskappenset verwijderen en steekverbinding van brandstofleiding grondig met
perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
Keerring smeren en steekverbinding 4 van de brandstofleiding verbinden.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van het uitlaatsysteem
leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 45)
11.36 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 51)
11.37 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
400725-01
Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 97)
Kettingspray offroad ( pag. 97)
11.38 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
C00439-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven duwen en de ketting-
spanning A bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting 1 moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 55… 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 52)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
11.39 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
Kettingspanning controleren. ( pag. 52)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
C00440-10
Hoofdwerk
Moer 1 losdraaien.
Moeren 2 losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3 links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55… 58 mm
Stelschroeven 3 links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen A.
Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Moeren 2 vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4 tegen de stelschroeven 3 liggen.
Moer 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners 4 kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
11.40 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling stationair inschakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
Aandrijfset vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
1 2 3 16 17 18
00
0
BB
0
0
AA
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht A trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
10… 15 kg
De afstand B van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Maximale afstand B op het langste
punt van de ketting
272 mm
» Als de afstand B groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel
en/of ketting-aandrijfwiel.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
B00346-01
Bovenste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen. x
Controleren of het bovenste glijblok goed vastzit.
» Als het bovenste glijblok loszit:
Bovenste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glij-
blok
M6 6 Nm Loctite
®
243™
B00345-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen. x
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
401760-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen. x
C00441-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Wanneer de kettinggeleiding los zit:
Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 55
11.41 Frame controleren x
500284-01
Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen. x
Info
Een frame dat door een mechanisch krachtinwerking is beschadigd,
moet altijd worden vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden
gerepareerd.
11.42 Achterbrug controleren x
500285-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen. x
Info
Een beschadigde achterbrug moet altijd worden vervangen. KTM
staat niet toe dat de achterbrug wordt gerepareerd.
11.43 Gaskabellegging controleren
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 45)
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 49)
C00442-01
Hoofdwerk
Legging van de gaskabel controleren.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van het stuur, boven de
brandstoftanklager, naar de regelklep gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. x ( pag. 50)
Zadel monteren. ( pag. 45)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 56
11.44 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
Rubberen stuurcovers vervangen en vastzetten.
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051) ( pag. 97)
11.45 Rubberen stuurcovers vastzetten
Voorwerk
Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 56)
401198-01
Hoofdwerk
Rubberen stuurcovers met borgdraad op twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De in elkaar gedraaide draadeinden wijzen van de handvlakken weg en zijn
naar de rubberen stuurcover gebogen.
11.46 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
C00443-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1 aan de grootte van
de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.47 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
C00444-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale positie zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenzijde van
het reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 96)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 57
11.48 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
C00444-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale positie zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
C00446-10
Ontluchtingsspuit 4 vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 96)
Ontluchtingsspuit 4 met passend slangstuk aan ontluchtingsschroef 5 monteren.
Aan koppelingsactuator de ontluchtingsschroef 5 slechts zover losdraaien totdat
vullen mogelijk is.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen!
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderde-
len. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
C00445-10
Vervolgens spuit u zolang vloeistof in het systeem totdat het er door de openin-
gen 6 van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzuigen
zodat deze niet overloopt.
Ontluchtingsschroef vastdraaien, ontluchtingsspuit met slang verwijderen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenzijde van
het reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
12 REMSYSTEEM 58
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voor-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
C00239-10
Remhendel naar voren duwen en vrije slag A controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 58)
12.2 Uitgangspositie remhendel instellen
C00238-10
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 58)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1 aan de grootte van de
hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de remhendel ver-
der van het van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de remhendel dich-
ter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
A
A
400257-10
De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de
remschijf overeenkomt met maat A.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
Remschijf vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
12 REMSYSTEEM 59
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 60)
C00455-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als het remvloeistofpeil onder de markering A is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 59)
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 60)
12 REMSYSTEEM 60
C00456-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
Remvloeistof tot maat A vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 96)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
101752-10
Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 60)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 60)
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
12 REMSYSTEEM 61
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
C00457-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
101810-10
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuigers terug te duwen
en erop letten, dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet
tegen de spaken worden geduwd.
Veerstekker 4 verwijderen, bout 5 eruit draaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
100397-01
Controleren of het veerplaatje 6 in de remklauw en de glijplaat 7 goed op de rem-
klauwhouder zitten.
101810-11
Remplaketten erin zetten, bout 5 plaatsen en veerstekker 4 monteren.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
12 REMSYSTEEM 62
C00456-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 96)
Deksel 2 met membraan 3 positioneren.
Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afwassen.
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
101811-10
Veer 1 losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag A controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 62)
Veer 1 vasthaken.
12.9 Uitgangspositie rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
12 REMSYSTEEM 63
101812-10
Veer 1 losmaken.
Moer 4 losdraaien en met drukstang 5 terugdraaien totdat de maximale vrije slag
is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer 2
losmaken en schroef 3 draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang 5 zoveel draaien tot de vrije slag A bereikt is. Eventueel uitgangspositie
van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Drukstang 5 tegenhouden en moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Schroef 3 tegenhouden en moer 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Veer 1 vasthaken.
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
C00500-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als het remvloeistofpeil onder de markering A is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 63)
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
12 REMSYSTEEM 64
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 64)
101704-10
Hoofdwerk
Voertuig verticaal zetten.
Schroefdop 1 met membraan 2 en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot markering A vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 96)
Schroefdop met membraan en keerring monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afwassen.
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
101739-10
Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 64)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 64)
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen x
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
12 REMSYSTEEM 65
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
101705-10
Voertuig verticaal zetten.
Schroefdop 1 met membraan 2 en keerring verwijderen.
101740-10
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuigers terug te duwen
en erop letten, dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
Borgpen 3 verwijderen, bout 4 uitdraaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
101741-10
Controleren of het veerplaatje 5 in de remklauw en de glijplaat 6 goed op de rem-
klauwhouder zitten.
Info
De pijl op het veerplaatje wijst in de draairichting van de remschijf.
101742-10
Remplaketten erin zetten, bout 4 plaatsen en borgpen 3 monteren.
Info
Erop letten dat de ontkoppelingsplaat 7 aan de remplaket aan de zuiger-
zijde gemonteerd is.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
101704-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering A.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 96)
Schroefdop 1 met membraan 2 en keerring monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afwassen.
13 WIELEN, BANDEN 66
13.1 Voorwiel demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
101743-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers terug te duwen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet
tegen de spaken worden geduwd.
101744-10
Schroef 1 verwijderen.
Schroeven 2 losdraaien.
B00303-10
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
101745-10
Afstandsbussen 3 verwijderen.
13.2 Voorwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
101745-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de wiellager beschadigd en/of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 97)
Afstandsbussen erin zetten.
Voorwiel positioneren en steekas plaatsen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
13 WIELEN, BANDEN 67
101744-11
Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
C00447-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger terug te duwen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
Moer 1 verwijderen.
Kettingspanner 2 verwijderen. Steekas 3 alleen zover uittrekken, dat het achter-
wiel naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zover mogelijk vooruit schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
101707-10
Afstandsbussen 4 verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
13 WIELEN, BANDEN 68
101709-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de wiellager beschadigd en/of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 97)
Afstandsbussen erin zetten.
C00448-10
Achterwiel positioneren en steekas 2 plaatsen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting opleggen.
C00449-01
Kettingspanner 3 positioneren. Moer 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 3 tegen de stelschroeven 5 liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 52)
Moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners 3 kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het
rijden in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zit-
ten en andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
13 WIELEN, BANDEN 69
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de
banden en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding geken-
merkt. De eerste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste
twee cijfers op het jaar van productie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke
slijtage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak raakt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
400694-01
Met de staaf van een schroevendraaier kort tegen iedere spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspan-
ning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren. x
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 5… 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 5… 6 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
14 ELEKTRONICA 70
14.1 Accu demonteren x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 45)
C00451-10
Hoofdwerk
Minkabel 1 van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking 2 naar achteren trekken en pluskabel van de accu loskoppelen.
Rubberband 3 onder losmaken.
Accu naar boven toe verwijderen.
14.2 Accu monteren x
C00452-10
Hoofdwerk
Accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen.
(Alle SXF-modellen)
Accu (YTX4L-BS) ( pag. 90)
(XCF)
Accu (YTX5L-BS) ( pag. 90)
Rubberband 1 vasthaken.
Pluskabel 2 aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Info
De contactringen A moeten tussen de schroeven 4 en kabelschoenen 5
met de klauwen omlaag worden gemonteerd.
Pluspoolafdekking 6 over de pluspool schuiven.
Minkabel 3 aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Info
De contactring A moet tussen schroef 4 en kabelschoen 5 met de klau-
wen omlaag worden gemonteerd.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 45)
14 ELEKTRONICA 71
14.3 Accu laden x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. Geef de accu af bij uw geautori-
seerde KTM-dealer of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor
verliest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 45)
Minkabel van de accu loskoppelen om beschadiging van de boordelektronica te
voorkomen.
400240-10
Hoofdwerk
Acculader op de accu aansluiten. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu
en dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel 1 nooit verwijderen.
Accu maximaal 10% van de capaciteit, die op het accuhuis 2 is aangege-
ven, laden.
Acculader na het laden uitschakelen. Accu aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 45)
14 ELEKTRONICA 72
14.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig beveiligd. Deze bevindt zich in het startrelaishuis onder
de afdekking van de luchtfilterbak.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 45)
C00450-10
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen.
101817-10
Achterbekleding 2 iets optillen en startrelais 3 van de houder trekken.
101089-10
Beschermkappen 4 verwijderen.
Defecte hoofdzekering 5 verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 6.
Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109110) ( pag. 90)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering plaatsen, zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
Beschermkappen monteren.
Startrelais op de houder steken en kabel leggen.
Achterbekleding positioneren. Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 46)
15 KOELSYSTEEM 73
15.1 Koelsysteem
101818-10
Door de waterpomp 1 in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koelmid-
del plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil A boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 95)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 95)
Radiateurdop monteren.
15 KOELSYSTEEM 74
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil A boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 95)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 95)
Radiateurdop monteren.
15.4 Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
15 KOELSYSTEEM 75
101819-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel klaarzetten.
Schroef 1 verwijderen. Radiateurdop 2 verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
15.5 Koelmiddel vullen x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
101820-10
Controleren of schroef 1 met het juiste moment is vastgedraaid.
Motorfiets verticaal zetten.
Koelmiddel vullen tot maat A over de radiateurlamellen.
Voorgeschreven waarde
Maat A boven de radiateurlamellen 10 mm
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel ( pag. 95)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
( pag. 95)
Radiateurdop monteren.
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 74)
16 MOTOR AFSTELLEN 76
16.1 Gaskabelspeling controleren
400192-10
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de speling
van de gaskabel bepalen.
Gaskabelspeling 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Speling gaskabel instellen. x ( pag. 76)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. x ( pag. 76)
16.2 Gaskabelspeling instellen x
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 45)
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 49)
Legging van de gaskabel controleren. ( pag. 55)
101821-10
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchetten 1 terugschuiven.
Moer 2 losdraaien. Stelschroef 3 helemaal indraaien.
Moer 4 losdraaien. Stelschroef 5 zo draaien, dat bij de gashendel de gaskabel
speling aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 3… 5 mm
Moer 4 vastdraaien.
Gashendel in de gesloten eindstand drukken en ingedrukt houden. Stelschroef 3
uitdraaien, tot de bowdenkabel 6 geen speling meer heeft.
Moer 2 vastdraaien.
Manchetten 1 erop schuiven. Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Brandstoftank monteren. x ( pag. 50)
Zadel monteren. ( pag. 45)
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 76)
16 MOTOR AFSTELLEN 77
16.3 Stationair toerental instellen x
C00400-10
Motor warm rijden.
Door te draaien aan de regelschroef stationair toerental 1 het gewenste stationaire
toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 2.250… 2.350 1/min
Info
Draaien tegen de klok in verlaagt het stationaire toerental.
Draaien met de klok mee verhoogt het stationaire toerental.
16.4 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
00
0
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 77)
16.5 Uitgangspositie versnellingshendel instellen x
101823-10
Schroef 1 verwijderen en versnellingshendel 2 eraf halen.
101824-10
Tanden A van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste stand op de schakelas steken en de tanden laten
grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 78
17.1 Brandstofzeef vervangen x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
306824-10
Steekverbinding 1 van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Binnenge-
drongen vuil verstopt het inspuitventiel!
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Brandstofzeef 2 uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schuiven.
Keerring smeren en steekverbinding van de brandstofleiding verbinden.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en respons controleren.
17.2 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil kan worden gecontroleerd bij een koude en warme motor.
Voorwerk
Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
101832-10
Voorwaarde
Motor is koud.
Motoroliepeil controleren.
De motorolie komt tot het midden van het kijkglas A.
» Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 81)
Voorwaarde
Motor is warm.
Motoroliepeil controleren.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 79
Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en dan pas controle-
ren.
De motorolie bevindt zich tussen het midden A en de bovenrand B van het
kijkglas.
» Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas A komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 81)
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water hou-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voorwerk
Motorfiets op horizontale ondergrond zetten.
101826-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef 1 met magneet en pakking verwijderen.
Info
Schroeven 2 niet verwijderen.
101827-10
Sluitschroef 3 met oliezeef 4 verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
Oliezeef met keerringen op een pijpsleutel schuiven.
Pijpsleutel door de opening in de boring van de tegenoverliggende motorhuiswand
steken en de oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
Sluitschroef 3 met keerringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
101826-11
Olieaftapschroef 1 met magneet en nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 80
101828-10
Schroeven 5 verwijderen. Oliefilterdop met keerring verwijderen.
101829-10
Oliefilter 6 uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
101830-10
Motorfiets op zijkant leggen en oliefilterhuis ongeveer vullen met motorolie.
Oliefilter met motorolie vullen en in het oliefilterhuis steken.
Keerring van oliefilterdop smeren met olie en met oliefilterdop 7 monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel M6 10 Nm
Motorfiets rechtop zetten.
101831-10
Olievulschroef 8 met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie
vullen.
Motorolie 1,10 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 95)
Alternatieve
motorolie, voor
zwaardere
gebruiksomstan-
digheden en
betere rijprestaties
Motorolie (SAE
10W/60)
(00062010035)
( pag. 95)
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige
slijtage van de motor.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 78)
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 81
17.4 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
101833-10
Olievulschroef 1 met keerring aan koppelingsdeksel verwijderen.
Dezelfde motorolie bijvullen, die ook bij de motorolieverversing is gebruikt.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 95)
Alternatief 1
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 95)
Info
Het mengen van verschillende soorten olie wordt afgeraden omdat de motor-
olie dan niet de volle werking bereikt.
We adviseren de olie te verversen als das nodig is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
18 REINIGING, ONDERHOUD 82
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers,
bowdenkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component
aanhouden. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspui-
ten en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 97)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild rem-
systeem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft
bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen
water kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 51)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) met antiroestmiddel behandelen.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 97)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild
reinigings- en verzorgingsmiddel.
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunst-
stof oppervlakken ( pag. 98)
19 STALLING 83
19.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaamhe-
den, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo
voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 97)
Brandstof tanken. ( pag. 23)
Motorfiets reinigen. ( pag. 82)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. x ( pag. 79)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 73)
Brandstof uit de brandstoftank in een geschikte bak laten stromen.
Bandenspanning controleren. ( pag. 69)
Accu demonteren. x ( pag. 70)
Accu laden. x ( pag. 71)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu zonder directe
blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Voertuig op een droge plaats stallen, waar hij niet blootstaat aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 35)
Voertuig afdekken met een luchtdoorlatend zeil of een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt,
omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er corrosie ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de
kleppen en uitlaat gaan roesten.
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 35)
Accu monteren. x ( pag. 70)
Voor iedere inbedrijfname controle- en onderhoudswerkzaamheden uitvoeren.
( pag. 21)
Proefrit maken.
20 FOUTEN OPSPOREN 84
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door (e-starter) Bedieningsfouten Werkstappen voor starten uitvoeren.
( pag. 21)
Accu leeg
Accu laden. x ( pag. 71)
Laadspanning controleren. x
Ruststroom controleren. x
Statorwikkeling van de dynamo controleren. x
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 72)
Startrelais defect
Startrelais controleren. x
Startmotor defect
Startmotor controleren. x
Motor draait door, maar springt niet
aan
Koppeling van de brandstofslangver-
binding niet aangesloten
Brandstofslangverbinding verbinden.
Brandstofzeef in brandstofslang-
verbinding verstopt
Brandstofzeef vervangen. x ( pag. 78)
Stationaire toerental verkeerd inge-
steld
Stationair toerental instellen. x ( pag. 77)
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,8 mm
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Kabelboom controleren. (visuele controle)
Elektrisch systeem controleren.
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor start niet Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x
( pag. 47)
Brandstoffilter sterk vervuild
Brandstoffilter vervangen. x
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem beschadigd
is.
Glasvezelvulling van de einddemper vervan-
gen. x ( pag. 48)
Te weinig klepspeling
Klepspeling instellen. x
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 23)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 74)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 74)
Koelmiddel vullen. x ( pag. 75)
Radiateurslang geknikt
Radiateurslang vervangen. x
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt
of knippert
Fout in brandstof-inspuitsysteem Motorfiets stoppen en met behulp van de knip-
percode het defecte onderdeel identificeren.
Kabels op beschadiging en de elektrische
steekverbindingen op roestvorming en
beschadiging controleren.
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien
nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 78)
20 FOUTEN OPSPOREN 85
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Hoog olieverbruik Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeef reinigen. x ( pag. 79)
Zuigers resp. cilinders versleten Zuiger/cilinder - inbouwspeling bepalen.
Accu leeg Accu wordt niet geladen
Laadspanning controleren. x
Statorwikkeling van de dynamo controleren. x
Ongewenste stroomverbruiker
Ruststroom controleren. x
21 KNIPPERCODE 86
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
02 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Impulsgever - storing in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
06 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
09 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te laag
Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
12 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
13 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor aanzuiglucht - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor aanzuiglucht - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
15 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellinghoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te laag
Hellingshoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
33 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep cilinder 1 - storing in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
37 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
41 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te laag
22 TECHNISCHE GEGEVENS 87
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 249,91 cm³
Slag 52,3 mm
Boring 78 mm
Compressie 13,9:1
Stationair toerental 2.250… 2.350 1/min
Distributie DOHC, 4 kleppen aangestuurd met nokvolger, aandrijving met
distributieketting
Klepdiameter inlaat 32,5 mm
Klepdiameter uitlaat 26,5 mm
Klepspeling
Inlaat bij: 20 °C 0,10… 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,13… 0,18 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigerboutlager Lagerbus
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 Eaton-pompen
Primaire overbrenging 24:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding (Alle SXF-modellen)
1e versnelling 13:32
2e versnelling 16:32
3e versnelling 17:28
4e versnelling 19:26
5e versnelling 21:25
Overbrengingsverhouding (XCF)
1e versnelling 13:32
2e versnelling 16:30
3e versnelling 16:24
4e versnelling 23:28
5e versnelling 23:23
6e versnelling 26:22
Dynamo 12 V, 66 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LMAR9AI-8
Elektrodenafstand bougie 0,8 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koelmiddel door
waterpomp
Starthulp E-starter
22 TECHNISCHE GEGEVENS 88
22.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar voor balansassmering M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor dynamokoeling M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars naar drijfstangla-
gersmering controleren
M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Schroef olievernevelaar voor zuigerkoe-
ling
M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M4 4 Nm
Loctite
®
648™
Sproeier luchttoevoer krukhuis M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor nokvolgersmering M5 3 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars naar koppelingsme-
ring
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef oliepompdeksel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliekanaal in dynamodek-
sel
M5 3 Nm
Loctite
®
243™
Moer cilinderkop M6 10 Nm Geolied met motorolie
Moer waterpompwiel M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Penschroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef aanslagstuk kickstarter (XCF) M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef deksel koppelbegrenzer M6 10 Nm
Schroef distributiekettinggeleider M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef klepdeksel M6 8 Nm
Schroef koppelingscilinder M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef oliefilterdeksel M6 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef uitvalbeveiliging distributieket-
ting
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef autodeco M7x1 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nokkenaslagerplaat M7x1 14 Nm Geolied met motorolie
Schroef geleider distributieketting-
spanner
M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef krukasbevestiging M8 10 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Bougie M10x1 10… 12 Nm
Schroef ontgrendeling voor distributie-
kettingspanner
M10x1 10 Nm
Schroef rotor M10x1 70 Nm Schroefdraad met motorolie
ingesmeerd / conus ingevet
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 10 Nm
Sluitschroef oliekanaal M10x1 15 Nm
Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 89
Moer cilinderkop M10x1,25 Draaivolgorde:
Diagonaal vastschroeven.
1e draaimoment
10 Nm
2e draaimoment
30 Nm
3e aanhaalniveau
50°
Schroefdraad met motorolie
ingesmeerd / ring ingevet
Tapeind cilinderkop M10x1,25 20 Nm
Loctite
®
243™
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Temperatuursensor koelmiddel M12x1,5 12 Nm
Olieaftapschroef M14x1,5 15 Nm
Moer koppelingmeenemer M18x1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Schroef dynamodeksel M24x1,5 18 Nm
Sluitschroef distributiekettingspanner M24x1,5 25 Nm
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,10 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 95)
Alternatieve motorolie, voor
zwaardere gebruiksomstandig-
heden en betere rijprestaties
Motorolie (SAE 10W/60)
(00062010035) ( pag. 95)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel ( pag. 95)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 95)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca.
(Alle SXF-modellen)
7,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 95)
Brandstoftankvolume totaal ca.
(XCF)
9 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 95)
Brandstofreserve ca. (XCF) 1,5 l
22.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork (Alle SXF-modellen) WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA CC
Voorvork (XCF) WP Suspension Up Side Down 4860 4CS
Veerweg (Alle SXF-modellen)
voor 300 mm
Veerweg (XCF)
voor 292 mm
Veerweg (SXF EU)
achter 330 mm
Veerweg (SXF USA, XCF)
achter 317 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Remsysteem Schijfremmen, remklauwen vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
22 TECHNISCHE GEGEVENS 90
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging 13:50
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 38, 40, 42, 45, 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand 1.495±10 mm
Zadelhoogte onbelast 992 mm
Los van de bodem, onbelast 376 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (SXF EU) 102,8 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (SXF USA) 103,4 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (XCF) 105,7 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
22.5 Elektronica
Accu (Alle SXF-modellen) YTX4L-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 3 Ah
Onderhoudsvrij
Accu (XCF) YTX5L-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 4 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 58011109110 10 A
FI waarschuwingslampje LED
Overige controlelampjes (XCF) W2,3W / sokkel W2x4,6d 12 V
2,3 W
22.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(SXF EU) 80/100 - 21 M/C 51M TT
Pirelli SCORPION MX Midsoft 32
100/90 - 19 57M TT
Pirelli SCORPION MX Midsoft 32
(SXF USA) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX51F
100/90 - 19 57M TT
Dunlop GEOMAX MX51
(XCF) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX51F
100/100 - 18 59M TT
Dunlop GEOMAX MX51
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
22 TECHNISCHE GEGEVENS 91
22.7 Voorvork
22.7.1 SXF EU
Artikelnummer voorvork 14.18.7N.05
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA CC
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 490 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,8 N/mm
Gasdruk 1,2 bar
Lengte voorvork 940 mm
Oliehoeveelheid per cartridge 195 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 96)
Oliehoeveelheid per vorkpoot
zonder cartridge
390 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 96)
22.7.2 SXF USA
Artikelnummer voorvork 14.18.7N.55
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA CC
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 490 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,8 N/mm
Gasdruk 1,2 bar
Lengte voorvork 940 mm
Oliehoeveelheid per cartridge 195 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 96)
Oliehoeveelheid per vorkpoot
zonder cartridge
390 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 96)
22.7.3 XCF
Artikelnummer voorvork 24.18.7N.75
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 4CS
Ingaande demping
Comfort 15 klikken
22 TECHNISCHE GEGEVENS 92
Standaard 13 klikken
Sport 11 klikken
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 13 klikken
Sport 11 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 470 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,6 N/mm
Vorklengte 932 mm
Oliehoeveelheid per vorkpoot 680 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 96)
22.8 Schokdemper
22.8.1 SXF EU
Artikelnummer schokdemper 18.18.7M.05
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 13 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 51 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 57 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 90 mm
Inbouwlengte 490 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) ( pag. 96)
22.8.2 SXF USA
Artikelnummer schokdemper 18.18.7M.55
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
22 TECHNISCHE GEGEVENS 93
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 12 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 51 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 57 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 100 mm
Inbouwlengte 486 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) ( pag. 96)
22.8.3 XCF
Artikelnummer schokdemper 18.18.7M.75
Schokdemper WP Suspension 5018 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 12 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 51 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 57 N/mm
Veerlengte 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 100 mm
Inbouwlengte 486 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) ( pag. 96)
22 TECHNISCHE GEGEVENS 94
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef drukregelaar EJOT PT
®
3 Nm
Schroef luchtfilterbakafdekking EJOT PT
®
K60x20-Z 3 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 5… 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 5… 6 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Schroef temperatuursensor voor inlaat-
lucht
M5 2 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef kabelaansluiting e-starter M6 4 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang aan
voetremcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Brandstofaansluiting op brandstoftank M8 10 Nm
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef framearm M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Schroef motorsteunen M8 33 Nm
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef remklauw voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardbevestiging (XCF) M8 45 Nm Loctite
®
2701™
Motordraagschroef M10 60 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Moer brandstofpomp M12 15 Nm
Moer zadelbevestiging M12x1 20 Nm
Moer frame aan verbindingshendel M14x1,5 80 Nm
Moer haakse hendel aan achterbrug M14x1,5 80 Nm
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M14x1,5 80 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M20x1,5 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
23 GEBRUIKSSTOFFEN 95
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Volgens
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming
en schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries 40 °C
Leverancier
Motorex
®
COOLANT G48
Motorolie (SAE 10W/50)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 99)
SAE ( pag. 99) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 99)
SAE ( pag. 99) (SAE 10W/60)
KTM LC4 2007+
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
23 GEBRUIKSSTOFFEN 96
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Volgens
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1)
Volgens
SAE ( pag. 99) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Volgens
SAE ( pag. 99) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
24 HULPSTOFFEN 97
Brandstofadditief
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
Leverancier
KTM-Sportmotorcycle AG
GRIP GLUE
Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Clean 900
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Twin Air Liquid Bio Power
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Protect & Shine
24 HULPSTOFFEN 98
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof oppervlakken
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Clean & Polish
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Twin Air Dirt Bio Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van SKF
®
te gebruiken.
Leverancier
SKF
®
LGHB 2
Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
25 NORMEN 99
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA
norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor
motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie
gesmeerd. De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 100
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 27
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Brandstofzeef
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84-85
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . 17
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 21
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73-74
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . 56
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Koude-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
L
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Luchtfilterbakafdekking
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
INDEX 101
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Oliezeef
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
R
Regelschroef stationair toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
ingaande demping high speed instellen . . . . . . . . . . . . 28
ingaande demping low speed instellen . . . . . . . . . . . . . 27
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-26
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Spatbord vooraan
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Stationair toerental
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Stuurpositie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
INDEX 102
Versnellingshendel
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24, 89
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75, 89
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80, 89
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
lage temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
*3213031nl*
3213031nl
03/2013
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105

KTM 250 XC-F 2014 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor